• No results found

Notities werkcolleges Financiële Rapportering en Analyse 2017-2018

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Notities werkcolleges Financiële Rapportering en Analyse 2017-2018"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Notities werkcolleges Financiële

Rapportering en Analyse 2017-2018

De cursusdienst van de faculteit Toegepaste

Economische Wetenschappen aan de Universiteit

Antwerpen.

Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.

(2)

Notities werkcolleges financiële analyse en rapportering

Werkcollege 1: Financiële analyse –ratio’s

Individuele opdrachten komen uit vorige examens. TAAK:

Ratio’s vergelijken met sectorgegevens, doet het bedrijf het nu goed of niet? Gegevens uit databank van de bibliotheek halen, Bel-First.

RR en balans in Excel bestand van taak plakken + ook informatie uit de database van de bibliotheek.

Welke producten/diensten, waar gevestigd? Max 5 of 6 zinnen à introductie bedrijf. Standpunt klant: vertrouwen hebben in het bedrijf? Willen we met dit bedrijf in zee gaan? Financiële analyse: wat?

Ratio’s berekenen: interpretatie en juiste cijfers samenrapen.

FRA, verschillende soorten financiële analyse: beperken ons tot rekenen met cijfers uit de resultatenrekening en interpretatie.

Financiële analyse: methoden?

In een bedrijf zijn er naast financiën ook nog andere aspecten: zicht krijgen op andere domeinen.

Financiële analyse: MAR?

We baseren ons op de Belgische standaard: MAR als algemeen rekeningstelsel. Op het examen, individuele taak, werkcollege: beknopte jaarrekeningen en balansen

(volledige zijn veel te groot). Werken met nummers van balansen en resultatenrekening, niet met nummer van toelichting.

Ratio’s

Verhouding en meetinstrument à Gebruiken om 4 grote metingen te doen. Type indicator: je gaat iets berekenen en je krijgt een cijfer en dit is een indicator voor iets.

Indicator = benadering voor iets, indicator zegt iets over de toestand van vb. liquiditeit Vb. indicator in de medische wereld: stel ik meet de lengte van de onderarm, deze staat in verhouding met de lengte van het lichaam = indicator voor de lichaamslengte.

Ratio’s (& kasstromen)

Waarom is een bepaalde liquiditeit goed en een bepaalde rendabiliteit minder goed? Wat ligt er onderliggend aan de basis? 1e stap: terugkeren naar de jaarrekening, horizontale en

verticale analyses zijn belangrijk. Ratio’s – interpretatie

Wat ben je met de ratio? Je moet die kunnen afzetten tegen een bepaald afzettingspunt, doen door te vergelijken.

Vergelijken met bedrijven met gelijkaardige activiteit. Problemen? Type bedrijf waarmee je onderzoekt is belangrijk. Vb. niet vergelijken met BMW. Coca-Cola niet vergelijken met een KMO. Oplossing: bedrijven uit eenzelfde sector nemen

(3)

Op sector een aantal berekeningen maken, set van data, deze gaan gebruiken om ons bedrijf te gaan vergelijken

Vergelijking sector

Verdeling van sector maken aan de hand van de ratio

Alle bedrijven onder de curve, oppervlakte indelen in 4 zones met elke zone 35% bedrijven Kwartielen: grenzen tussen zones

Een bedrijf met current ratio van 1: bij 25% slechtse bedrijven op basis van current ratio: kwartielgetallen

Opgave werkcollege 1:

Liquiditeit: mate waarin de onderneming haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan

voldoen.

Current ratio = 0,50 in jaar 2016 (jaar t) 1,03 in 2015 (jaar t-1)

Vlotte activa (29/58) – vorderingen op meer dan één jaar (29) /VV op KT (43/48 + 492/3) Als onze liquide middelen en voorraden groot zijn, dan hebben we een hoge liquiditeit. Vorderingen op meer dan één jaar eruit want we kijken enkel op KT

Hoeveel middelen hebben we tegen over hoeveel moeten we betalen op KT? Quick ratio

Vordering op ten hoogste één jaar (40/41) + geldbeleggingen (50/53) + liquide middelen (54/56)/ schulden op ten hoogste één jaar (42/48)

Geen rekening houden met voorraden: ratio is strikter/enger als de current ratio.

Current ratio meestal groter dan quick ratio: want voorraad is eruit in de teller en wordt meestal niet gecompenseerd door overlopende rekeningen in de noemer. Geeft ons een beeld van de impact van de voorraad in het bedrijf.

Hoe current ratio interpreteren? Voor jaar 2016 (jaar t) kijken naar kwartielgetallen, 0,50 is kleiner als 0,75 (1e kwartielgetal). Current ratio die laag ligt is slecht: dit bedrijf is bij 25%

slechte bedrijven bij current ratio.

Current ratio moet altijd groter zijn dan 1 maar we moeten altijd vergelijken met sectoren: duidt op het belang van vergelijken. Niet omdat het groter is dan 1 dat de liquiditeit ineens goed is. In vergelijking met de sector kan groter dan 1 zelfs bar slecht zijn.

Oorzaak: daling vlottende activa/ stijging schulden KT Hierdoor is de current ratio in 2015 groter dan 2016 Quick ratio interpreteren?

0,36 in 2016 is dus kleiner dan 0,78 (1e kwartielgetal) dus bij 25% slechtste bedrijven. Slechte

liquiditeit, ook in het jaar 2015. Bedrijf heeft mogelijk een liquiditeit probleem. Oorzaak: daling vlottende activa (-50%) + schulden KT stijgen (+0,05%)

QR 2016: 0,36 QR 2015: 0,75

(4)

Cashflow liquiditeitsratio

Operationele cashflow/ schulden op ten hoogste één jaar (42/48)

Operationele CF: berekenen aan de hand van de balans: 0,99 in het jaar 2016 à Frank prefereert getallen in plaats van percentages voor ratio’s

Aantal dagen voorraad

Voorraden en bestellingen in uitvoering (3)/ kostprijs verkopen (60/66A-66A) --<71>-72-740-9125)/365

Kostprijs verkopen? Operationele kosten: kosten gemaakt door bedrijf om de productie te voeren en producten te verkopen. 2016: 20,66

Moment dat voorraad binnenkomt en volledig verwerkt wordt: tijdspanne van ongeveer 21 dagen. Het jaar ervoor was deze tijdspanne veel groter.

Interpretatie aantal dagen voorraad niet gemakkelijk: aantal dagen voorraad zegt iets over de kascyclus: tijdspanne tussen uitgeven van geld voor grondstoffen en ontvangen van geld door verkoop van producten: om kascyclus goed te houden niet te lang op uw geld wachten: aantal dagen voorraad zegt echter niet veel over de liquiditeit van het bedrijf. In sommige bedrijven heb je soms eerder je geld vooraleer de leveranciers zijn betaald.

Vb. supermarkten: betalen na 2 maand: geld komt sneller binnen dan het buitengaat: is toch gezonde situatie.

Beter om een korter aantal dagen te hebben dan een langer aantal dagen, je maakt sneller je kascyclus, sneller voorraden omzetten in verkopen. Vanuit financieel standpunt is dit een goede uitleg.

Standpunt van productiemanager: bezorgd over misschien een te lage voorraad. Senior wilt vaak een niet te hoge voorraad, want voorraad is een berg geld die er gewoon ligt.

Oorzaak daling: daling voorraad + stijging verkopen

Risico van een te lage voorraad? Je productiecyclus kan stilvallen wanneer er iets mis is met de leverancier vb.

Aantal dagen klantenkrediet

HV op ten hoogste één jaar (40) + geëndosseerde handelseffecten (9150)/ verkopen inclusief btw (70 +74 -740 + 9146)/365

Aantal dagen dat u wacht op geld van de klant: als u onmiddellijk cash laat betalen is het aantal dagen klantenkrediet 0.

Handelsvorderingen: (openstaande facturen)/ verkopen

# dagen klantenkrediet: 37,11: gemiddeld 37 dagen vooraleer de klant het geld stort. Interpretatie aantal dagen klantenkrediet:

Links is de goede zone: liever een korter aantal dagen klantenkrediet. Aantal dagen leverancierskrediet

Handelsschulden op hoogstens 1 jaar (44)/ (aankopen inclusief btw)/365

Hoeveel dagen heb ik als bedrijf tijd om mijn leveranciers te betalen? Beter meer tijd omdat je dan het geld langer in het bedrijf houdt.

(5)

2016: 93 2015: 111,15

Oorzaak daling: aankopen zijn relatief meer gestegen dan handelsschulden Groot aantal dagen: vertrouwen van de leverancier of gebrek aan kasmiddelen?

Solvabiliteit: mate waarin de onderneming haar financiële verplichtingen mbt

interestbetalingen en aflossingen van schulden kan nakomen. Algemene schuldgraad

VV (16+17/49)/TV (10/49)

Hoeveel vreemd vermogen heeft een bedrijf? Hoe meer VV het bedrijf heeft, als ze bijkomende leningen gaat vragen, gaat de bank het als een risico beschouwen. 2016: 0,83

2015: 0,85 à Dit is een hoge schuldgraad Financiële onafhankelijkheid

EV (10/15)/TV 2016: 0,17 2015: 0,15

Bedrijf heeft heel weinig EV en zeer veel VV Dekking totaal VV door CF (frank zijn favoriet) OCF/ totaal VV (16 +17/49)

2016: 0,76

Slechte ratio, cashflow is 76% van het totaal VV dat je hebt uitstaan: vraagt verder onderzoek. Kijken naar de sector, doen zij het beter of slechter?

Kan liggen aan 2 zaken: ofwel te weinig CF gerealiseerd of wel te veel VV

Hoe situeert het bedrijf zich qua structuur/kasstroom realisatie in de sector? Het zijn en blijven indicatoren, nooit exacte interpretaties dat je kan maken. Nooit exact weten wat er aan de hand is.

Dekking FK door nettoresultaat

Winst voor belastingen en financiële kosten vreemd vermogen/ financiële kosten vreemd vermogen

Financiële kosten VV: interesten

Ratio gaat ervan uit dat je vreemd vermogen hebt, dat je daar interesten op betaald. Ratio gaat ervan uit dat je de interesten moet betalen vanuit de winst.

Als je voor ratio 1 uitkomt, zit je in de situatie waarbij je eigenlijk geen winst hebt. Dus alles wat je boven 1 uitkomt is goed.

Vb. ratio: 10. Ik kan met mijn winst 10 keer mijn interesten betalen.

Rendabiliteit van de verkopen

Mate waarin de onderneming winstgevend is in functie van

- Verkopen (beknopt tot de verkoopactiviteit, er zit meer in het bedrijf dan verkopen doen)

- Activa (totaal activa: bredere benadering dan verkopen)

(6)

Verkopen

Netto verkoopmarge

Netto bedrijfsresultaat na niet-kaskosten/ verkopen

Netto zaken zijn ATIJD na niet-kaskosten (= afschrijvingen en waardeverminderingen). Als de afschrijvingen in de RR al zijn afgetrokken van de omzet/verkopen. Bruto bekijken we voor het aftrekken van de niet-kaskosten.

Jaar t: -0,02

Ratio’s kunnen ook negatief zijn, als de kosten veel groter zijn dan de uw opbrengsten. Van het moment dat je 1 euro aan verkoop realiseert, dat je een verlies maakt van 0,02 euro. Jaar t-1: 0,14

Per 1 euro verkocht maak je een winst van 0,14 cent. Bruto verkoopmarge

Bedrijfsresultaat voor niet-kaskosten/verkopen

Kijken naar het operationeel resultaat of de som van alle kosten en ik tel de afschrijvingen er terug bij.

Jaar t: 0,13

Voor niet kaskosten is 0,13 na kaskosten is -0,02 verschil ligt dus aan de afschrijvingen. De afschrijvingen zijn in de kostencomponent vrij hoog waardoor het bedrijf van een rendabele situatie naar een negatieve situatie gaat. Hoe komt het dat de druk van afschrijvingen te hoog is? Geïnvesteerd in machines, gebouwen, patenten, octrooien….

Jaar t-1: 0,20

Graad operationele hefboom

Procentuele verandering netto bedrijfsresultaat na niet-kaskosten/ procentuele verandering verkopen

2016: -4,62

Als verkopen met factor 1% gaan veranderen dan wordt bedrijfsresultaat beïnvloedt door facto 1% en dalen met 4,62% à gevoeligheidsindicator

Activa

Hoeveel winst maak je per eenheid verkoop? Kijken naar de verkopen is 1 aspect: maar onderneming is ruimer: als je een zicht wil hebben op de rendabiliteit van de hele

onderneming, kijk je beter naar de totale activa: totale activa geeft een beeld van de totale omvang, en bedrijvigheid van de onderneming.

Bruto rendabiliteit totale activa voor belasting Winst voor belastingen + NKK + FKVV/ totale activa Voor belastingen: bruto: voor de niet kaskosten

Kosten van vreemd vermogen worden erbij geteld: interesten op leningen

Waarom interesten er terug bij tellen? In noemer totale activa: teller en noemer moeten consistent zijn: bij deze ratio is dit van belang: logica is balans met activa en passiva, door de werking van het bedrijf, inschakeling activa (: hierdoor winst maken): relateren aan totaal actief en passief: winst is de vergoeding voor de aandeelhouders (:assumptie): winst, aandelenkapitaal wordt gecreëerd om bedrijf te laten groeien: vreemd vermogen vraagt interestbetaling dus in de ratio mits we gebruik maken van totale activa dus belangrijk om in

(7)

teller winst voor aandeelhouder en interest mee te nemen: 2 dingen die we opbrengen met het totale activa.

2016: 0,31 2015: 0,24

Per euro totaal activa dat we gebruiken maak ik 31 cent winst en interest. Ik heb de mogelijkheid om 31 cent winst te maken waarvan winst en interest de 2 belangrijkste componenten zijn in de teller.

Netto rendabiliteit totale activa voor belasting Winst voor belastingen + FVKK/ totale activa

Verschil groot tussen netto en bruto, grote impact van niet kaskosten.

Afschrijvingen in het jaar t zijn al zwaar in functie van de opbrengsten die gemaakt worden, komt waarschijnlijk omdat het bedrijf veel afschrijfbare activa heeft. Hoe? Bedrijf heeft veel geïnvesteerd in financiële en materiële activa. Als bedrijf opletten dat je niet te veel

afschrijvingen hebt, want afschrijvingen zijn een kost in de resultatenrekening. Netto (bruto)rendabiliteit totale activa

Netto (bruto)winstmarge * rotatie van de activa (verhouding verkopen en totale activa): maat voor hoeveel je verkoopt

Winst voor belastingen (+ NKK) + FKVV +/ verkopen * verkopen/ totale activa

à Rendabiliteit van de activa opsplitsen in 2 sub ratio’s: handig om te weten waar de winst vandaan komt

Rotatie: 2016: 1,57 2015: 1,16

Zwakke rendabiliteit is te wijten aan de zwakke winstmarge: we hebben meer verkocht in het jaar 2016 maar de winstmarge per verkoop is niet goed.

Hoe wordt de winst gemaakt? Bedrijven met hoge en lage winstmarge Hoge winst, snelle rotatie van de activa: superwinst

Lage winstmarge, trage rotatie van de activa: lage rendabiliteit: zeer slecht Lage winstmarge, snelle rotatie van de activa: supermarkt: wat is de winst voor

supermarkten op een pot choco? Heel weinig, ze verkopen daarentegen wel heel veel potten choco: lage winstmarge maar verkopen er veel zo maken ze winst: lage kosten in de

supermarkt tegenwoordig zelfs geen kassierster meer

Hoge winstmarge, trage rotatie van de activa: opticien: verkopen brillen met heel veel winst, maar verkopen geen 100 brillen per dag: grote winstmarge per verkoop

Hifi-toestellen, bouwondernemingen, luxeproducten.

Rendabiliteit ten opzichte van het eigen vermogen laat zich opsplitsen in 4 componenten die allemaal iets zeggen over hoe de rendabiliteit tot stand komt

(8)

Eigen vermogen

Netto rendabiliteit eigen vermogen voor belastingen Winst voor belastingen /eigen vermogen

à Return on equity Jaar t: 0,34

Jaar t-1: 1,06

Dupont analyse: groot chemisch bedrijf die ergens eind jaren 70 dit voor het eerst hebben toegepast hebben in de jaarrekening

Hoe komt het dat het nettorendement op het EV is gedaald door naar de sub ratio’s te kijken? Rotatie van de activa is gestegen dus hier kan daling niet aan te wijten zijn Relatieve schulden kost gedaald maar liggen in elkaars buurt

Daling van de winstmarge en daling van de financiële hefboomfactor: voornaamste 2 redenen die ervoor zorgen dat uw rendement is gedaald.

Relatieve schuldenkost

Winst voor belastingen/winst voor belasting + FKVV

Financiële hefboomfactor: zegt iets over de verhouding/opbouw van uw vermogen: in hoeverre eigen vermogen en in hoeverre vreemd vermogen

= totale activa/ eigen vermogen

(Namen ratio’s kennen!!! Frank gebruikt deze)

Relatieve schuldenkost * financiële hefboomfactor = financiële hefboom: ken het verschil! Graad financiële hefboom: wat is de gevoeligheid op de winst?

Procentuele verandering winst na FKVV en na belastingen/ procentuele verandering voor FKVV en voor belastingen

Toegevoegde waarde

= waarde van de productiewaarde intermediair verbruik

Toegevoegde waarde: waarde die het bedrijf toevoegt aan een bepaalde beginsituatie: wat is de beginsituatie? Stel bedrijf produceert smartphones: start van alles zijn de grondstoffen: waarde van grondstoffen is beginsituatie: als smartphone geproduceerd is ga je die verkopen aan een bepaalde prijs: het verschil hier tussen is de toegevoegde waarde: van de

toegevoegde waarde kan bedrijf verschillende dingen doen zoals werknemers betalen. Als je van alle bedrijven in een land de toegevoegde waardes optelt, heb je de toegevoegde waarde die de economie heeft voortgebracht in dat jaar.

Dingen gemaakt die nog niet verkocht zijn hebben ook nog een waarde, geproduceerde vaste activa: sommige bedrijven moeten vaste activa zelfs maken: Vb. gespecialiseerde machine die ze niet kunnen kopen op de markt en dus zelfs maken.

2016: 69737 2015: 82977

(9)

hier een ratio van maken zodat we een percentage krijgen à Toegevoegde waarde marge

Jaar t: 13,4%

13,4 waarde toegevoegd aan de begingoederen: waarde van het product dat verkocht is à Toegevoegde waarde per personeelslid

Toegevoegde waarde/ gemiddeld personeelsbestand

Gebruiken om bedrijven te vergelijken met een verschillende grootte: KMO vs. grote multinationals. Bedrijven met een onvergelijkbaar personeelsbestand.

(10)

Financiële analyse: kasstromen

Wat is kasstroom?

Wat is verschil tussen kosten en uitgave?

Wat is het verschil tussen kosten en opbrengsten? Inkomsten en uitgave zijn effectieve geldstromen, kosten en opbrengsten hebben geen impact op liquide middelen. In

jaarrekening geconfronteerd met kosten en opbrengsten, in balans met activa en passiva. Wat zijn de geldstromen? Wat zijn de kasopbrengsten - kaskosten? Wat is erbinnen gekomen in de kassa en wat is eruit gegaan.

Liquide middelen: vinden we terug op de balans .

Graag weten waar in een bedrijf de cash naar toe gaat: begin kassa 100 euro, einde 200 euro à er komt 100 euro bij, waar komt dit nu vandaan?

Soorten kasstromen

• Operationele activiteiten: kernactiviteiten van het bedrijf

• Investeringsactiviteiten: hoeveel cash opgehaald en uitgehaald door te investeren

• Financieringsactiviteiten: hoe krijg ik zaken binnen in een bedrijf om te kunnen opereren Vaststellen kasstromen

Directe methode

Indirecte methode: kleine bedrijven

A) Operationele cashflow

Voorraden: cash geld aan uitgaven dus een negatieve kasstroom: als we product verkopen krijgen we cash van de voorraad terug: netto bedrijfskapitaal: middelen die je nodig hebt om bedrijfsuitvoering te kunnend doen zitten voornamelijk in de vlottende activa.

Nettowinst: 11599

Niet kaskosten: geen niet kas opbrengsten (geen waardevermeerderingen) wel niet kas kosten: afschrijvingen: 79891: bijtellen bij de winst

Netto bedrijfskapitaal: evolutie van de voorraden, handelsvordering, andere vorderingen en overlopende rekeningen: gedaald van 50 000 naar 30 000: positieve impact om de

kasstroom dus alles wat je bijkrijgt is in kasstroom taal positief. Handelsvorderingen dalen, overige vorderingen dalen ook. Als vlottende activa dalen is dat een positieve kasstroom.

Logica? Als we voorraad gaan kopen moet ik daar geld aan uitgeven, voorraad kopen betekent op balans dat je voorraad ziet toenemen en dit is gekoppeld aan geld uitgeven: negatieve cashflow. Voorraden die dalen betekent cashflow positief.

Als passief stijgt: positieve kasstroom: bijkomende lening van de bank: passief stijgt en er komt geld binnen. Als je lening aflost, geef je geld terug aan de bank: passiva daalt dus negatieve cashflow. Actiefzijde zelfde redenering maar omgekeerd.

(11)

Door totale activiteit is netto actief binnengekomen: positief voor financiële positie van het bedrijf.

Kan ook negatief zijn: meer cash opslorpen dan dat het genereert is geen goede zaak.

Kan bedrijf positieve cashflow hebben maar toch nettoverlies in het boekjaar? Ja, ligt aan de niet kaskosten: kost zodanig groot dat ik in de boekhouding verlies heb maar toch positieve geldstroom: winst en geld is niet hetzelfde

B) Investeringscashflow

Hoeveel geld geïnvesteerd in een aantal zaken, MVA, IVA, FA

Evolutie: in het begin geld uitgeven in de loop van de tijd verwachten dat we geld gaan terugkrijgen plus ergens een bijkomende inkomst.

Actief stijg: investering: negatieve impact op kasstroom

Actief daalt: desinvestering: positieve impact op kasstroom: aandelen verkopen met meerwaarde

Netto boekwaarde: afschrijvingen zijn hier reeds van afgetrokken: om initiële investeringsbedrag te weten moeten we afschrijvingen er terug bij tellen.

C) Financiële cashflow

Belangrijkste componenten? Bank die ons leningen geeft en wij gaan die leningen

terugbetalen: opname leningen: eigen vermogen: geld dat wij als bedrijf binnenkrijgen van nieuwe aandelen: kapitaalsubsidies, bedrijven die subsidies krijgen van de overheid zoals jonge startende bedrijven. Kapitaalsubsidies is een inkomende geldstroom voor het bedrijf. Als passief toeneemt: positieve kasstroom

Als passief afneemt: negatieve kasstroom

Uit te keren winst (negatieve kasstroom): als ik in een bepaald boekjaar winst maak wordt er beslist om dividend uit te keren aan de aandeelhouders: geld gaat weg uit het bedrijf (!!) Verschil tussen winst/verlies en de uit te keren winst: als ik ervan uit ga dat de winst op het einde van het boekjaar, kan ik uitkeren ofwel hou ik die in het bedrijf: het deel dat u in het bedrijf houdt komt te staan bij overgedragen winst (zit niet in EV)

à Deel van nettowinst en we mogen dit niet 2 keer opnemen, want zit al in nettowinst van operationele kasstroom (zie voetnoot)

Wat valt ons op aan de totale kasstroom? Operationele kasstroom is vrij hoog, veel geld binnengekomen, met het geld dat is binnengekomen veel geïnvesteerd. Investeringen doen vanuit OCF want OCF is groter dan ICF in absolute waarde. Controle: verschil 2 boekjaren van de liquide middelen. Kasstromen achterliggend hoe het verschil tot stand is gekomen. CASHFLOW test: klopt niet? Fout in berekenen kasstromen of boekhouding: moet juist zijn.

(12)

Wat is consolidatie? Normaal kijken naar 1 jaarrekening op een bepaald moment: in de realiteit zijn grote bedrijven samengesteld uit allerlei kleine bedrijven. Grote ondernemingen gestructureerd in kleinere bedrijven met allemaal een jaarrekening: samenvoegen van de jaarrekeningen van bedrijven die in eenzelfde groep zitten die allemaal eigendom zijn van het moederbedrijf. Structuur bepaalt hoe we gaan consolideren.

3 methode: • Integrale • Evenredige

• Vermogensmutatie

Belangenpercentage: mate waarin de winst van de dochter terugvloeit naar de moeder: moederbedrijf gaat meer dan de helft van de aandelen van de dochter aankopen: op de financiële markt alle aandelen opkopen. Als ze niet genoeg kunnen opkopen kunnen ze via de media een publieke oproep doen voor ene hogere prijs dan de marktprijs (: publiek offer) A heeft 70% aandelen van B: A heeft het volledig voor het zeggen in B: controleert A C? ja, onrechtstreeks meer dan C, want B heeft 35% aandelen C: rechtstreeks niet: maar

rechtstreeks + onrechtstreeks is er een controle aan een rato van 60%

Als er bij B 100 dividend wordt gemaakt vloeit er in principe 70 terug naar A.

Wat is de relatie met de moeder? Wat is het controlepercentage? Als het groot genoeg is nemen we dit op in de consolidatiekring: alle ondernemingen die geconsolideerd moeten worden.

Als een onderneming aan een bepaald aantal voorwaarde voldoet moet je ze niet consolideren met het moederbedrijf. Moeder moet dit aanvragen.

Samenvoegen om te kijken: wat is prestatie van de groep? Vb. Ab InBev zijn verschillende op zich staande bedrijven.

Consolidatie is het samenvoegen van enkelvoudige jaarrekeningen. In een groep, verschillende ondernemingen die samen horen, gecontroleerd door een moederbedrijf. Consolidatietechniek om te consolideren.

Integrale: dochter voor meer dan 50% gecontroleerd door moeder.

Vermogens: moeder voor 50% of minder de dochter controleert, lightversie van de integrale. Evenredige: Dochter evenredig verdeeld is over verschillende moeders.

à Het gebruik hangt af van controle die uitoefent over de dochter. Er zijn mogelijks ook uitzonderingen in Belgische wetgeving

Vb. Als moederbedrijf eigenaar is van de dochter en een zekere mate van controle uitoefent moet ze normaal consolideren maar als er plannen zijn om de dochteronderneming te verkopen dan moet moederbedrijf niet consolideren

Verplichte uitsluiting

(13)

- De dochter heeft totaal andere werkzaamheden dan de moeder vb. ondernemingen van Ab Inbev produceren allemaal bier, 1 dochter die smartphones produceert à het moederbedrijf mag deze niet mee opnemen.

Opgave consolidatie

Welke ondernemingen gaan we consolideren en welke methode gaan we toepassen? K heeft andere activiteit en van dien aard dat dat het gezamenlijk beeld zou schaden als ze consolideert. D en I zijn ondernemingen die een overeenkomst hebben gesloten dat D de volledige controle heeft over I. F is verlieslatend en wil laten overnemen.

Kijken van controle percentage van M in A à A in K

M volledige controle over A en A over K à maar K heeft andere activiteit dus moet uitgesloten worden volgens de Belgische boekhoudwetgeving.

L en E moeten geconsolideerd worden met integrale methode.

F consolideren maar bedrijf is verlieslatend en wil laten overnemen = facultatieve uitsluiting. Voor F zijn er 2 mogelijkheden, ze mag consolideren maar ze moet niet consolideren. G consolideren: 2 controlelijnen namelijk rechtstreeks 15% en 40% (vanuit 60%) dus we passen de integrale methode toe.

H consolideren met zwakke methode namelijk vermogensmutatie.

I is normaal vermogensmutatiemethode maar D en I hebben overeenkomst waarbij D de volledige controle heeft over I ondanks de 30% aandeelhouderschap dus we kiezen dan toch voor integrale methode.

Buiten het aandeelhouderschap moet je ook kijken naar overeenkomsten die gesloten zijn (Ook nog geval van statuten: in statuten kan ook vastgelegd worden hoe de onderneming wordt gecontroleerd)

à 3 manieren voor controle: aandelen kopen, contract opstellen of in de statuten laten noteren.

Cijfers van T gaan we middendoor doen: helft van balans gaat naar D en andere helft naar Q. Dit is de evenredige methode. Bij bijvoorbeeld 3 moeders gaan we delen door 3.

A, B, C en D allemaal met integrale methode. Consolidatiekring: M, A, B, C, D, L, E, G, H, T, I

Niet in kring maar er wordt wel melding van onderneming en hun toestand gemaakt. Werkcollege 3: consolidatie – oef 1 2 3

(14)

Geconsolideerde jaarrekening: hoe succesvol de middelen worden aangeworven. Vb. Ab InBev

Als het een goed jaarverslag is kan je zien in hoeverre de bedrijven door elkaar gecontroleerd worden.

Waarom is dit belangrijk?

Als je naar een groep kijkt heb je geen zin om alle samenvoeging zelf te doen. Je wilt dat dit al gebeurd is. Ratio-analyse, kasstroom analyse kan ook van toepassing zijn op een

geconsolideerde jaarrekeningen. Hoe verloopt een consolidatie?

Consolidatie vertrekt vanuit individuele jaarrekening van dochter en moeder zelf.

Voorbereidingsfase waarop bepaalde dingen in de jaarrekening worden aangepast om te kunnen consolideren. Dan samenvoegen, in de integrale methode worden de individuele rekening opgeteld. Niet alleen optellen, soms ook dingen weglaten, elimineren van bepaalde posten.

Oefening 1: consolidatieverschil en elimineren deelneming

Een geconsolideerde jaarrekening wordt altijd opnieuw opgesteld, niet zoals een gewone enkelvoudige jaarrekening, waarbij men met een balans vertrekt van de balans van het jaar ervoor. Als ik op het einde 2018 een geconsolideerde JR moet maken, moet ik alle

enkelvoudige JR van de bedrijven nemen van 2018. Dit is het begin van de geconsolideerde JR. Als je dan een nieuwe geconsolideerde JR in het jaar 2019 moet maken, kan je niet starten van de geconsolideerde JR van 2018 maar opnieuw de enkelvoudige JR verzamelen. Waar komt het op neer?

Moeder gaat investeren in de dochter meestal aangeduid met het woord investeren.

Moeder koopt aandelen die van de dochter zijn. Stel investering van 200 verkrijgt de moeder de volledige zeggenschap in de dochter. Dochter heeft een bepaalde waarde, wat is de boekhoudkundige waarde van een bedrijf? EV is de boekhoudkundige waarde van het bedrijf.

Stel investering van 200 in een bedrijf waar het EV ook 200 bedraagt. Dan is er geen

consolidatieverschil, evenveel investeren als de dochter waard is. Stel ik investeer 300, maar dochter is maar 200 waard. Verschil van 100 = goodwill of consolidatieverschil

Wat als we niet elimineren?

Stel 2 bedrijven, een moeder en een dochter. Balansen van 2 bedrijven gaan samenvoegen. Moeder investeert in dochter dus dit is een activacomponent. Investering in dochter en eigen vermogen van de dochter zijn even groot.

2 componenten in de geconsolideerde balans elimineren en tegenover elkaar wegboeken. Zodat een buitenstaander zicht krijgt op de financiële toestand van de groep.

(15)

Deel 1 van de oefening: kijken naar de consolidatie in de veronderstelling dat moeder de dochter verworven heeft op 31 december. Dit gedaan via 100% investering in de dochter. 3 mogelijke aanschaffingswaarde.

Oef 1.1.

Wat is het consolidatieverschil dat in deze 3 gevallen aanwezig is?

A) 50 000 à 0 want EV is 50 000 (kapitaal 40 + reserves 8 + resultaat 2) B) 60 000 à 10 000

C) 30 000 à 20 000

Goodwill is een asset, activaonderdeel. Meestal gaan we goodwill lineair over 5 jaar afschrijven. Maar we zitten op het einde van het boekjaar (verwerving gebeurt op 31/12) dus geen ruimte meer om af te schrijven. Afschrijving gebeurt dus pas het jaar erna. Consolidatie oefening boekingen 1A

1ste boeking is eliminatie boeking om investering van de moeder in de dochter weg te

boeken.

Kunnen we het resultaat van de dochter beschouwen als resultaat van de groep? Nee want het is pas verworven op het einde van het boekjaar. Winst is in alle maanden ervoor

opgebouwd. Resultaat van de dochter is geen eigendom van de groep/moeder. Wat doen? Enkel het resultaat van de moeder moet in de geconsolideerde jaarrekening. Eliminatie van het teveel aan resultaat, resultaat van de dochter elimineren. Hoe? Alles dat debet is credit boeken en vice versa.

à Geconsolideerde balans 1A

Voorraad 280: vanwaar komt die? Voorraad van moeder + voorraad dochter zonder correctieboeking

Kapitaal 200: kapitaal moeder is 200 en kapitaal dochter is 40 + eliminatie waarbij kapitaal voor 40 wordt tegen geboekt. Resulteert netto in 200

Consolidatieboeking 1B

Goodwill aanwezig, klasse 2x0 is een bijzondere klassen die we gebruiken om het consolidatieverschil te noteren.

Resultatenrekening langs de kant van de dochter wordt wel gewoon geëlimineerd Consolidatieboeking 1C

Negatief consolidatieverschil is nummer 1x die ook terecht komt in onze geconsolideerde jaarrekening.

Deel 2 van de oefeningen: moeder investeert weer 3 verschillende bedragen maar het verkrijgen van de dochter gebeurt op 1 januari.

Wat verandert er nu?

Goodwill afschrijven en winst maakt nu wel deel uit van de groep Consolidatieboekingen 2A

Eliminatie boeking blijft hetzelfde. Goodwill gaan we nu wel afschrijven, goodwill 2 afschrijven op 5 jaar.

(16)

Waarom 2 journaalposten? In een geconsolideerde jaarrekening vertrekken we van 0 en van de enkelvoudige jaarrekeningen. In de enkelvoudige jaarrekeningen zit alles in, als we dan een afschrijving willen boeken moet dit zowel langs de balanszijde (: tegenboeken), geboekte afschrijvingen op goodwill bijboeken. Maar ook gaan boeken op de

resultatenrekening. Wanneer je iets moet gaan bijboeken dat een impact heeft op het resultaat, heb je altijd 2 journaalposten.

Resultaat in de geconsolideerde jaarrekening staat op balans en in resultatenrekening. Consolidatieboekingen 2B

Geen extra informatiegegeven. Consolidatieboeking 2C

Negatieve consolidatieverschillen worden niet afgeschreven.

Pre-acquisitie winst is winst die geen eigendom van de moeder of de groep. Oef 2 à zie slides voor extra informatie.

Puntje b) gebouw is geherwaardeerd voor 80!! Geen fout in maken op examen Consolidatieboekingen 2B

Moeder en dochter opgeteld langs de rechterzijde inclusief de consolidatieboeking 2A met eventuele tegenboekingen.

Oef 3: geen 100% deelneming

Wanneer de acquisitie gebeurt op een andere datum dan 31/12 of 1/1.

2 manieren: ofwel vaststellen aan de hand van een tussentijds financieel overzicht. Ofwel niet vaststellen en uitgaan van een gelijkmatige verdeling van de boekhoudkundige gegevens.

Consolidatieverschil berekenen: passief dochter (400+300+75 (winst dochter op dat moment) +30 +50) = 855

- Je krijgt maar 60% van het eigen vermogen à 513

- Het verschil is 500-513= -13 à onderwaarderingen moeten erbij geteld worden Negatief consolidatie verschil van 13

Belang van derden: 40% van 855= 342 à In handen van andere mensen. Staan tegenover stuk van dochter dat moeder niet in handen heeft. Waarde die toekomt aan derden buiten onze groep. Het belang van derden wordt mee berekend in de jaarrekening van de groep. Enerzijds is dat vrij logisch, als wij als onderneming 60% zijn wij volledig verantwoordelijk voor de resultaten/gang van zaken van het bedrijf.

75 gaat mee in de bepaling van het EV, maar dit is geen eigendom van de groep want voor de acquisitie opgebouwd, winst dus verhoudingsgewijs elimineren. 75 elimineren gaan we van alle componenten RR 75% elimineren en dus tegenboeken.

Consolidatieboeking 3B

Winst van de moeder en 25% van het resultaat van de dochter want 75% van de winst van de dochter weg geboekt omdat die pre-acquisitie winst was.

(17)

Opgave 3 - extra

Uitgebreide belangentheorie: soort standaard: bij de berekening van het belang van derden zowel het EV als de herwaarderingen opnemen.

Belangentheorie: voor het berekenen van het belang van derde, percentage van het EV van de dochter zonder rekening te houden met meer en minderwaarde die we hebben

vastgesteld bij de acquisitie.

 In deze consolidatie dient u gebruik te maken van de uitgebreide belangentheorie/belangentheorie!!! Examen!!!

(18)

Werkcollege 4: consolidatie oef 4-5-6 à Intragroepstransacties

à Winstbestemming Oef 4

Over Intragroepstransacties

Dochteronderneming verwerven wanneer moederonderneming vindt dat een bedrijf een bepaald interessant potentieel heeft vb. klanten, producten, kennis…

à Bedrijven gaan in groep onderling transacties doen

Soorten transacties die kunnen plaatsvinden tussen ondernemingen en de reden waarom. (Transacties niet extern):

- Lening vb. dochter heeft een solvabiliteitsprobleem en er moet extra cash geld binnengebracht worden, de andere dochter heeft heel veel cash. Gemakkelijker om intern op te lossen in plaats van extern.

- Transacties in verband met MVA. Moeder op zoek naar machine,

dochteronderneming heeft dit dus moederonderneming gaat niet elders kopen. - Stel: dochter van Ab InBev is gevestigd in Brazilië en kunnen daar op goedkope

manier grondstoffen verkrijgen om bier te maken, vragen aan dochter in Brazilië met veel knowhow om daar de aankoop te doen.

à In consolidatie komen we veel Intragroepstransacties tegen Gegeven opgave 4

 Consolidatieverschil 5000

 Belang van derden = 20% van 125 000

 Machine verkocht met meerwaarde van 2000 want verschil tussen BW en AW Als 2 bedrijven in 1 groep zetten, tellen we een aantal dingen dubbel

à Zicht van buitenstaander heeft geen boodschap aan extra 2000 die gerealiseerd wordt want komt bij moeder binnen en gaat bij dochter weer buiten (nul operatie). Dus dit moeten we eruit halen. We moeten ook de impact van de grotere afschrijving eruit halen.

Afschrijvingen

Geconsolideerde jaarrekening wordt elk jaar opnieuw opgesteld, als we in 2010 iets doen dan moeten we de afschrijving van het consolidatieverschil in de balans en

resultatenrekening doen en moeten afschrijvingen van het jaar ervoor enkel geregeld worden in de balans.

Als we afschrijvingen moeten opnemen uit het verleden dan moeten bedrijven een correctie doen op de winsten in de geconsolideerde jaarrekening. Als het gaat het over winst uit het verleden dan mogen we dit niet doen op nummer 14 maar op nummer 13 (reserves) want winst van toen zit nu in de reserves.

Meerwaarde verkoop à interne winst = winst die gemaakt wordt binnen de groep (voor buitenwereld is dit geen echte, gerealiseerde externe winst).

(19)

Als we resultaat corrigeren in 2011 moeten we dit dubbel doen, zowel op balans als op resultatenreking.

Als we moeten corrigeren voor vorige jaren doen we dit enkel in de balans. à Tegenpost = post die te maken heeft met transactie.

Voor dochter komt machine binnen als 4000 maar we gaan deze tegenboeken met 2000.  Consolidatieverschil boeken.

 Eliminatie eigen vermogen en investering.  Belang van derden boeken.

 Consolidatieverschil afschrijven.

 Afschrijvingen van jaren ervoor laten zien door 13 @ 2x9 = afschrijvingen goodwill van 2010, 2009, 2008 en 2007

 Intragroepsverkoop elimineren door 13 @ 230 à als je corrigeert voor resultaat dat in vorige resultaat zit, zit dit niet meer in 14 maar zit in 13 (reserves)

Voor dit jaar correctie doen voor afschrijvingen. De winst is gedaald door afschrijvingen en we moeten zien dat winst terug toeneemt 239 @ 14.

Als we Intragroepstransactie hebben met vaste activa heeft dit gevolgen voor geconsolideerde jaarreking.

- Meer of minderwaarde verkoop: uitmaken interne winst/verlies, moeten dit blijven doen zolang machine ‘leeft’.

- Afschrijvingen die te hoog of te laag zijn wegens Intragroepsverkoop moeten we bijstellen, moeten analyseren in functie van levenscyclus, uitmaken of we enkel impact hebben op balans (in verleden) of balans en RR (nu).

Oef 5

Met vlottende activa à dit wordt niet afgeschreven.

Wel een bijkomend aandachtspunt, als we corrigeren voor de interne winst moeten we erop letten wanneer en hoe lang we dat doen. Interne winst draait om naar externe winst

In situatie A wordt alles verkocht

In situatie B blijft er een deel in voorraad staan Oefening 5 extra

Prijzen zijn omgedraaid zodat je een verkoop hebt met minderwaarde.

Moeder verkoopt voor 1000 handelsgoederen aan dochter à Aan moederskant krijgen we verhoging van omzet (credit 704). à Bij dochter aankoop (debet 604).

Wegboeken want Intragroepstransactie 704 @ 604.

Hebben we impact op het resultaat door het aanhouden van goederen? Nee want in optie A worden goederen in hetzelfde boekjaar verwerkt en verkocht (eventuele interne winst door verkoop naar buiten wordt gerealiseerde winst).

In optie B wel ¼ de van voorraad blijft bij dochter: (1000 – 800) x ¼ = 50.

In 2010 als we consolideren kunnen we correctie doen voor 50 à Zowel in balans als in resultatenrekening moeten we winst laten dalen 14 @ 340.

(20)

Tot en met 2011 hebben we impact van meerwaarde op Intragroepstransactie, als we zouden consolideren in 2011 zit het resultaat van transactie niet meer in 14 maar in 13. Als voorraad binnen boekjaar verwerkt wordt heeft dit geen impact op resultatenrekening. Als voorraad voor gedeelte wordt bijgehouden hebben we een vertekening door interne winst en dit moeten we corrigeren.

Consolidatie begint altijd opnieuw, elk jaar.

2007 moeder en dochter hebben elk enkelvoudige jaarrekening.

Stel dat in dat jaar de acquisitie van dochter is gebeurd, dan moet van dat jaar dochter mee geconsolideerd worden. à Input van geconsolideerde bedrijven zijn de 2 enkelvoudige jaarrekeningen. De gehele consolidatieboeking wordt bepaald op de data van acquisitie. Dus consolidatieverschil berekenen met gegevens van 2007.

Enkelvoudige jaarrekening moeder (enkel de balans) gaat mee over naar volgend jaar, idem dochter. Bij einde boekjaar moet er weer geconsolideerd worden, terug met als input de jaarrekeningen van dat jaar en dus niet geconsolideerde jaarrekening die verder loopt !!!Een oefening van geconsolideerde begint altijd opnieuw!!!!

Oef 6

Tweede topic, resultaatsbestemming.

Resultaat in geconsolideerde jaarrekening wordt geïmpacteerd door de consolidatie zelf. Enkelvoudige jaarrekening moeder en enkelvoudige jaarrekening dochter en neemt van beide het resultaat (winst of verlies) en kijkt dan naar resultaat van geconsolideerde jaarrekening. Het is zo dat de som van de winst/verlies van moeder en dochter niet gelijk is aan het resultaat van de geconsolideerde jaarrekening want doen Intragroepstransacties en moet ook consolidatieverschil afschrijven.

Bij het resultaat van de enkelvoudige jaarrekening gaan we met resultaat iets willen doen namelijk resultaatsbestemming.

à Gaan we met groep ook doen maar doordat optelsommen niet gelijk zijn kunnen we de resultaatsbestemming van de groep enkel doen als we consolidatieoefening gedaan hebben. Om een zicht te hebben op enkelvoudige resultaatsbestemming die in jaarrekeningen wordt vermeld, moeten we vanuit resultaatsbestemming teruggaan naar resultaat en dan de consolidatieoefening doen.

Jaarrekeningen hier van moeder en dochter, je ziet dat die resultaatsbestemming bevatten à zien in resultatenrekening vb. vergoeding kapitaal, toevoeging aan reserves

Moeder verkoopt aan dochter = downstream Intragroepstransactie Dochter aan moeder = upstream Intragroepstransactie

We worden geconfronteerd met enkelvoudige jaarrekeningen na resultaatsbestemming. Eerst jaarrekeningen zodanig omzetten dat ze voor resultaatsbestemming zijn à

resultaatbestemming tegenboeken. We doen dit voor moeder en dochter.

Pas dan kunnen we kijken naar consolidatieverschil en belang van derden. We hebben geen goodwill dus kan ook niet afschrijven

(21)

Optelsom van de 2 resultaten van individuele ondernemingen gecorrigeerd voor Intragroepstransactie zal uitkomen op het resultaat van groep.

Tabel

Corrigeren voor een vertekening in het resultaat. Resultaat zit hier bij dochter want dochter heeft verkocht aan moeder.

Rekening houden met 3 dingen:

 Deel van de winst blijft in de groep

 Stuk van resultaat is niet van ons want hebben maar een aantal % deelneming, rest is belang van derden

 Stuk van winst uitkeren als dividend à gaat naar aandeelhouders

àAls je resultaat van de individuele bedrijven neemt (1000 en 4000 = 5000) is niet gelijk aan som van 3 componenten.

Bestemming laten zien in geconsolideerde jaarrekening. Opnieuw resultaatsbestemming boeken (zelfde systeem als bij enkelvoudige).

Telkens als we correctie doen voor Intragroepstransactie en het feit dat handelsgoederen voor bepaald deel in bedrijf blijven, dan moeten we reserves gebruiken in correctieboeking maar ook rekening houden met belang van derden.

Samenvatting werkcollege

- Als we balansen en resultatenrekening na resultaatsbestemming hebben moeten we eerst een neutralisatie doen van resultaatbestemming = resultaatbestemming terug tegen boeken.

3 nieuwe concepten vandaag - Intragroepsverkoop MVA.

- Intragroepsverkoop vlottende activa.

- Resultatenrekening en balans na resultaatsbestemming terwijl wij resultaatbestemming willen doen op geconsolideerde jaarrekening.

(22)

Werkcollege 5: consolidatie oef 7-8-9

Integrale integratiemethode: meest uitgebreide methode. M à D Evenredige integratiemethode. M à D

Moederonderneming heeft deelneming in dochteronderneming, nog een andere onderneming die een aanzienlijk aandeel heeft bij de dochteronderneming.

Stel 50-50 verhouding: 50% van de dochter komt in eigendom van X en andere 50% komt in eigendom van de moeder. Allebei even veel beslissing op de dochter. Oplossing: bij de integrale methode is het principe van de consolidatie om beide jaarrekeningen samen te voegen. Samenvoegen: sommeren van de rubrieken. Aantal grote uitzonderingen hierop, rekening houden met consolidatieverschil want dat ontstaat bij de consolidatiezelf dus kunnen dit niet sommeren. Eliminatie van het EV van de dochter tegen over de investering van de moeder en intra groepstransacties. Correcties (reeks van journaalposten) boeken bovenop het sommeren van de jaarrekeningen. Resultaat is de geconsolideerde

jaarrekening. Bij de evenredige methode gaan we ook de jaarrekening samenbrengen maar doen dit door de verhouding die gegeven is tussen de moeder en de dochter. Enkelvoudige jaarrekening van de moeder + 50% van de enkelvoudige jaarrekening van de dochter is de geconsolideerde jaarrekening. Verschil is dat we bij de integrale methode uitgaan van een volledige samenvoeging van de jaarrekening, terwijl we wij de evenredige methode uitgaan van een evenredige optelling.

Stel 60-40. De moeder heeft 60% van de aandelen van de dochter en de andere partij heeft 40% aandelen, daar bovenop een afspraak tussen de verschillende partijen dat zowel

moeder als X samenzeggingschap hebben over de dochter. Contract is de basis voor het type consolidatie. Dit is een evenredige consolidatie. Ongelijke verdeling met contract dat beide onderneming de controle uitoefenen over de onderneming. 50-50 is altijd de evenredige methode. Joint venture: samen een missie doen, ondernemingen nemen de leiding om samen met de dochter een bepaalde missie uit te oefenen. Indien er grote projecten zijn wordt er vaak een aparte vennootschap opgericht, alle eigenaars van de projecten gaan meedelen in deze vennootschap.

Vermogensmutatiemethode. Mà D Oef 7

Gezamenlijke controle over D. Na resultaatsbestemming geeft dat het probleem dat we het resultaat van de groep niet eenvoudig kunnen bepalen. Omdat we een aantal correcties moeten doen die invloed hebben op het resultaat. Wat gaan we doen? We gaan

resultaatbestemming van de enkelvoudige jaarrekening elimineren zodat we komen bij de situatie voor de resultaatsbestemming. Datum is niet rapporteringsdatum.

Joint venture situatie waarbij de moeder 60% deelneming heeft in de dochter. 40% die we niet nodig hebben gaan we tegenboeken. Deelneming elimineren. Wat is de waarde van dochter (EV?) en hoeveel wordt er geïnvesteerd? Is het resultaat pre of post acquisitie? Pre niet meenemen, post wel meenemen. Referentiepunt is het moment van verwerving, moment van verwerving is 1 januari 2010. Resultaat van 60 van de dochter is post acquisitie winst, was niet aanwezig op 1 januari 2010.

200 (reserves + kapitaal) aan 60% is 120, investeren 150 dus 30 consolidatieverschil. Boekingen 1 en 2 zorgen ervoor dat we dat deel van de dochter nemen dat we nodig hebben. 60% nodig dus 40% wegboeken!!!!

(23)

Goodwill afschrijven over 5 jaar. 6 per jaar afschrijven, verwerving gebeurt op 1 januari dus je kan al eenmaal afschrijven, extra kost opnemen in de jaarrekening.

Verkoop machine van de ene partij naar de andere partij (dochter naar de moeder) Intragroepsverkoop: upstream verkoop, dochter verkoopt aan de netto boekwaarde + een winst. Boekwaarde dochter: 90 maar dochter verkoopt machine voor 120. Met andere woorden de dochter creëert een meerwaarde op de verkoop van 30. 30 is een interne winst, winst die gecreëerd wordt binnen 2 partijen in dezelfde groep. Winst moet weg in de

geconsolideerde jaarrekening want geeft een vertekend beeld voor de buitenwereld. 18 is 60% van 30. Zowel op balans als resultatenrekening tegenboeken.

Waarom resultaat niet gewoon optelsom van resultaat van de moeder en resultaat van de dochter? 3 impacterende factoren.

- 60% van de deelneming. - Intragroepstransactie. - Goodwill

Rekenkundige resultaatbestemming.

Correcties ook toekennen aan partij waarop de correcties spelen. Sommige correcties oorzaken bij de dochter, andere kennen hun beslag bij de moeder of bi de groep. 60% van 60 is 40% niet meenemen: 24 niet meenemen in het resultaat van de groep. Interne winst moet ook gecorrigeerd worden, aan de kant van de dochter want bij de dochter de resultaten beïnvloedt. Goodwill altijd bij de moeder, want neemt de consolidatie onder haar vleugels. Evenredige consolidatie niet druk maken over belang van derden. !!examen!!

Vermogensmutatiemethode

Light consolidatie: EV van dochter opnemen in geconsolideerde jaarrekening van het moment van de acquisitie. Elk jaar zien hoe het EV wijzigt en dit bijboeken in de geconsolideerde jaarrekening.

In grote groepen van ondernemingen hebben we zowel te maken met een aantal dochters die we evenredig consolideren, een aantal integraal en een aantal vermogensmutatie. Op het einde moet je eraan uit kunnen hierdoor verschillen er bepaalde rekeningnummers tussen de 3 methodes.

Van dochter naar moeder EV: dividend krijgen van de dochter. Stel dividend van 30% zal ook 30% van het dividend naar de moeder terugvloeien. Oppassen dat je dit niet twee keer opneemt, stukje dividend weghalen.

Oef 8

Opnemen van de waarde van het EV van de dochter in de geconsolideerde jaarrekening. Je gaat zien dat in 2009 de dochter een bepaald EV heeft, en dit EV gaat veranderen want de dochter heeft activiteiten dus gaat resultaat maken. Nieuwe resultaat in 2010 is 90. Mutatie in het EV laten zien in de geconsolideerde jaarrekening.

(24)

2010: 28x, alle deelnemingen staan van dochters die verworven zijn met de

vermogensmutatiemethode. Onderscheid tussen de verschillende dochters in eigendom zijn van de moeder en weke zijn via de vermogensmutatiemethode.

27 uit het resultaat van de dochter gehaald en overgeboekt naar de 28x van de moeder. Het stukje resultaat van de dochter wordt overgeboekt naar de 7x. 2 boekingen, waarom? Resultaat is het stukje dat het vermogen laat wijzigen, dus bij boeken in de geconsolideerde jaarrekening per mutatie a rato het percentage dat we in rekening hebben.

2011: opnieuw consolidatie. Terug oorspronkelijke investering boeken op 28x. Wat is de nieuwe wijziging van het vermogen van de dochter? Wat is het resultaat van de dochter? Resultaat van de dochter is 60. Als we daar 30% van nemen dan betekent dat dat we 18 moeten overbrengen van resultaat van de onderneming waarop vermogensmutatie is toegepast. Jaar ervoor ook vermogensmutatie gehad dus deze ook meenemen, deze staat nu op 14 in plaats van op 13 en overboeken naar 28x.

Principe: wijziging van het vermogen van de dochter overboeken naar de 28x. 2012: vorige 2 jaar halen uit reserves. Van het moment dat de moederonderneming dividend ontvangt van de dochter waarin zij een deelneming heeft en een

vermogensmutatie op toepast. Dan moeten we het dividend elimineren, mag geen 2 keer in de geconsolideerde jaarrekening opnemen.

Verandering EV: resultaat à dividend à moeder en à reserves. Als ik mutatie heb

meegenomen heb ik de componenten ook al meegenomen dus dividend gaan tegenboeken. Samenvatting:

Starten met investering van moeder in de dochter en vervolgens de jaren erna kijken in hoeverre is het vermogen gewijzigd, vermogenswijziging meenemen naar de volgend jaren. Indien er dividenden zijn uitgekeerd, om dubbele tellingen te vermijden, moet je het

dividend tegenboeken. Oef 9

De voorraad zit nog bij M, wat betekent dat? De meerwaarde/winst die aan de voorraad vasthangt zit nog altijd in de onderneming/groep. Want voorraad is nog niet verwerkt tot producten. Winst die gemaakt is tussen moeder en dochter is nog niet bekend gemaakt aan de buitenwereld. Interne winst zit nog in de groep? Voor de volledige 120 euro gaan

corrigeren.

Belang van derde op 2 manieren: rekening houden met extra meer en minder waarde: de uitgebreide belangentheorie of wel geen rekenhouding met extra meer en minder waarde, dit is de gewone belangentheorie.

Journaalposten

Goodwill afschrijven, in 2 zijdes zowel balans als resultatenrekening.

(25)

Afschrijving van goederen altijd aan moeders kant. Integrale consolidatie

- Groep moeder en dochter - De derde

- Bedrag dat buiten de groep gaat: dividend voor de aandeelhouder

à Aantal concepten voor alle methodes en aantal concepten die verschillen per periode.

(26)

Neiging tot standaardisatie aan boekhoudkundige regels à IFRS: zodat je jaarrekeningen en de financiële toestand van bedrijven kan gaan vergelijken.

Niet de volledige IFRS standaard, want dit is te veel.

Fair value & impairments : waarderen van activa, focus op MVA en FVA. Impairments: heeft er mee te maken dat als we een waardebepaling doen voor een activa onderdeel. Na die waardebepaling bepaalde acties ondernemen om dit aan te passen in de jaarrekening. Examen!! 2 kleine oefeningen gerelateerd aan topics, of een gecombineerde oefening met alle topics door elkaar.

Deferred taxes Wisselkoersen

Fair value accounting & impairment

Wat is een machine waard, wat is mijn installatie waard? Je moet dit kunnen inschatten, op het einde van het boekjaar moet je een boekwaarde inschrijven anders geen notering in de balans. Dit doen op het moment dat u de machine heeft aangekocht, in accountancy journaalpost, aankoop van een machine. Aantal jaar later, technologie verouderd, machine veel kosten aan, dus machine afschrijven. Afschrijven is een manier om het

verouderingsproces in de waarde in te brengen. Kostprijs van de machine gaan we geleidelijk verdelen in het resultaat. Bedrijfseconomisch logisch zolang je de machine gaat gebruiken om producten te maken.

àHistorisch kostprijs-principe: terugvallen op de aanschafwaarde van de machine.

Stel wagen verkopen: dan gaat markt mee bepalen wat de auto waard is. Dit zit niet in het historisch kostprijs-principe. IFRS doet dit wel, marktconform. Wat is de marktwaarde i.p.v. gewoon af te schrijven. Dit komt de vergelijkbaarheid van de bedrijven ten goede. Er is bij bedrijven bij afschrijven wel een bepaalde standaard maar het 1 bedrijf schrijft af op 3 jaar het ander op 5… We worden transparanter door het gebruik van IFRS, betere

informatievoorziening voor mensen die willen investeren in ons bedrijf, kapitaalmarkt. Winstbegrip wordt een meer economisch gebaseerde winst want rekening houden met de factoren die meespelen.

Fair value: te maken met marktprijs voor de waardering van het activa onderdeel. Soms vinden we geen courante prijs, dus een financiële berekeningsprijs (bepaald model) gebruiken om de activa te gaan waarderen.

Elk activa onderdeel dat op de balans staat, aan een test onderwerpen. Wat is de waarde die in men boekhouding staat ingeschreven en wat is de waarde op de markt. Indien er geen marktwaarde is, kijken naar financiële berekeningsprijs. Impairment test. Dan de

boekhouding gaan aanpassen.

Bijzondere waardevermindering boven op de afschrijving, maar in IFRS moet je elk jaar gaan testen of je de waarde van de machine moet bijstellen. Indien er een markt is voor het activa onderdeel: wat is de netto verkoopwaarde van het activa. Wat is de verkoopwaarde van de machine? Minus de kosten om de verkoop te realiseren. Anderzijds kijken naar financieel model en gebruikswaarde zoeken. Hoogste waarde van deze 2 waarde en dit is dan de realiseerbare waarde. Realiseerbare waarde vergelijken met netto-boekwaarde. Indien netto-boekwaarde groter is moeten we een extra waardevermindering boeken. Als we een

(27)

waardevermindering boeken, boeken we ook een kost in de jaarrekening en passen we onze afschrijvingsbedragen aan.

Stel waarde begint terug te stijgen na een jaar, stukje van de waardevermindering dan terugnemen. IFRS stelt wel een grens, waardevermindering die je doet gevolgd door een eventuele terugname mag nooit boven de historische kost uitkomen.

Opgave 1

Hoe te weten komen wat de marktprijs van de machine is op een bepaald moment? Kijken naar vergelijkbare machines, welke prijs/waarde heeft deze machine?

Hoe weten wat een gebouw waard is? Schattingen laten maken door experts.

Gebruikswaarde te weten komen? Aan de hand van een financieel model, verdisconteerd cashflow model.

Impairments IFRS

 Marktprijs (31/12) à 33.000  Gebruikswaarde (31/12) à 35.303 CF/ (1 + i) ^1 + CF/ (1+i) ^2 + CF/ (1+i) ^3

Hoogste waarde van de 2 nemen die 35.303 is de realiseerbare waarde. Dit vergelijken met de netto boekwaarde. Boekwaarde is lager dan de realiseerbare waarde. Dus ik moet volgens IFRS geen waardevermindering boeken. Waarde in de balans is ten opzichte van de markt lager, dus voldoende marge met betrekking tot het actief.

Opgave 2

Machine is op een bepaald moment geëvalueerd, impairment test gehad. Op dat moment vastgesteld mat machine te veel waard is in de boekhouding dus waardevermindering boeken. Waarde laten zakken (impairment loss) van 250 dus machine is 750 waard. Terugname waardevermindering is een opbrengst.

Opgave 3

Discount cashflow methode om de gebruikswaarde na te gaan. 8 jaar dat schip nog gaat varen dus we komen tot de 8ste macht?

Gebruikswaarde van 109.647. We schatten het actief in de huidige conditie, op dit moment, zonder de nieuwe motor.

Eind 2013: motor is vervangen. Gebruikswaarde verandert want nieuwe cashflows. Eind 2013 nog maar 3 cashflows want schip vaart tot 2016.

Boekwaarde: 15000 komt van de waarde van de nieuwe motor. Op het einde van 2013 is de boekwaarde van ons schip 56.117.

BW: 56.117 RW: 75.108

Fair value hoger dan de boekwaarde en in het verleden een impairment loss gedaan. Dus nu terugnemen, een reversal of impairment loss. Tot welke waarde terugnemen? Volgens IFRS een bepaald plafond namelijk de historische kostprijs. Ook rekening houden met het feit dat er een nieuwe motor in zit. We kunnen maar terugnemen tot 75.000. Actief waarderen in de toestand waarin het zich bevindt.

(28)

Korte recapitulatie

Tot zover MVA waarderen via IFRS fair value. FVA volgen een andere set van regels namelijk IAS 32.

Financiële instrumenten

Slide 27 à Puntje c mag je vergeten, niet kennen voor het examen.

Puntje b: Financiële asset kopen met het oog op het bij te houden tot de eindvervaldag, maar aandeel heeft geen vervaldag. Dus als het gaat om een aandeel doen we dit om op lange termijn aan te aanhouden voor vb. de dividenden.

Puntje d: effecten overbrengen naar een andere categorie, namelijk beschikbaar voor verkoop

Waarom deze categorieën? Waarde van het financieel instrument in het bedrijf heeft een invloed op de waarde van het bedrijf. Waarde financiële instrumenten moet weergeven worden in de jaarrekening afhankelijk van deze 3 groepen.

Opgave 1

Oefening oplossen in de veronderstelling dat we de aandelen in de 3 groepen steken.

Held to maturity: aandelen/obligaties bijhouden tot de maturity date (aandelen loopt

meestal voort).

Available for sale: we kopen de aandelen dus we boeken de oorspronkelijke waarde, fair

value in. Op het einde van het boekjaar een impairment test, marktprijs? Beursnotering. Aandelen gestegen op 31/12 naar 1200 dus een waardevermeerdering van 200 doen in de boekhouding. Binnen het EV de waardevermeerdering op het financieel instrument laten zien à EV neemt toe in de balans.

Waarde van het EV schommelt mee met de waarde van de financiële assets dat het bedrijf heeft op de balans.

Indien we een transactie doen met deze financiële instrumenten moeten we opnieuw volgens IFRS een waardering doen?

Held for trading: nog impacterender voor het bedrijf. Waardevermeerdering boeken op een

7, rechtstreeks op de jaarrekening. Waarde schommelingen van financiële activa hebben rechtsreeks een impact in hun resultaat. 200 meerwaarde die op de markt aanwezig is voor FVA ook boeken op een 7.

Opgave 2

55000: geld dat binnen komt

2840: oorspronkelijke waarde van de aandelen, deze wegboeken uit het actief 2848: wegboeken van de waardevermeerdering

763: verschil tussen 19000 en 15000, verschil AW en verkoopprijs.

Bij available for sale worden alle tussentijdse waarde schommeling opgenomen in het EV van het bedrijf.

Held for trading

763: waarde van 1000 want alle waarde schommelingen zijn reeds in de resultatenrekening opgenomen. Meerwaarde: is de verkoopprijs – aankoopprijs en waarde schommelingen. Uitgestelde belastingen

(29)

De boekhoudregelgeving, IFRS en de regels die de fiscus oplegt (overheidsdienst die

vennootschapsbelasting int en bepaalt). Deze regels (vaak omtrent kosten) komen niet altijd overeen. Fiscus wilt kosten gaan schrappen uit de resultatenrekening zodat winst hoger wordt.

In een bedrijf bepaalt activa afschrijven, fiscus is het hier niet altijd mee akkoord. Bepaalde afschrijvingsmechanisme vervangen door andere om dan fiscaal te bepalen wat je moet betalen aan vennootschapsbelasting.

à Afschrijvingen van 25.000 vb. degressief, fiscaal rekenen met lineaire afschrijven en dan kom je uit op 15.000. Resultatenrekening gaat er anders uitzien. Bijeenbrengen in 1

jaarrekening, al deze informatie moet te zien zijn in 1 jaarrekening.

In IFRS een extra concept introduceren: uitgestelde belasting. Verschil van wat je fiscaal betaald aan belastingen en wat je normaal gezien bedrijfseconomisch aan belastingen zou betalen. Bedrijfseconomisch is eigen afschrijvingsmethode, fiscaal is de methode die de fiscus oplegt. Door een nieuwe rubriek te introduceren kan ik deze 2 systemen op 1 jaarrekening samenbrengen.

Hoe bedrag van uitgestelde belastingen berekenen? IFRS legt een aantal methode op. Balance sheet approach IAS 12

Recept om uw latente belastingen te berekenen. 8-tal stappen die we ook in de oefeningen zullen volgen. 2 verschillende manieren om om te gaan met het afboeken van de latente belastingen.

Toepassingen – opgave 1

Alles wat tot een ander afschrijvingsbedrag leidt zit in de opdracht vervat. Duidelijk verschil makken tussen fiscale en boekhoudkundige tijdens de oefening.

Stap 1

Wagen afgeschreven, degressief aan 40%. = boekhoudkundige afschrijvingen Wagen afgeschreven, lineair over 5 jaar. = fiscale afschrijvingen

Voor het examen enkel lineaire en degressieve (type slide 12) afschrijvingsmethode kennen. Stap 2

Verschil bereken tussen boekwaarde en fiscale waarde voor elk jaar. Boekwaarde – fiscale waarde!

Stap 3

Wat is de impact op de vennootschapsbelasting? Verschil van stap 2 vermenigvuldigen met de belastingvoet.

Stap 4

Stel je hebt meerdere activa in het bedrijf dan moet je de oefening doen voor meerdere activa. In deze oefening is dit niet van toepassing.

Stap 5

Hoe gaat onze belastinglatentie veranderen per jaar? Jaar 2010: 1200-1440 = -240. Mutatie van 2009 naar 2010 is -240. Zelfde redenering voor de volgende jaren.

Tijdelijk fenomeen is typisch voor de latente belasting. Want op het einde is de wagen volledig afgeschreven. Latente belastingen ontstaan door andere methode maar eens de

(30)

activa volledig afgeschreven is, is er geen verschil meer. Latentie evolueert naar 0 via een berg: gaat van negatief naar hoger negatief naar lager en dan dan naar 0.

Van hoog negatief à 0 à hoog positief. Typisch voor de latente belasting.

Door het gebruik van de fiscale methode betaal je in een bepaald jaar vaak meer belastingen dan dat je eigenlijk zou willen. Als je meer belastingen betaald, zal je die belastingen op een bepaald moment terugkrijgen. Een negatieve mutatie betekent een opbrengst in de

resultatenrekening. Als ik iets ga terugkrijgen van de fiscus, heb ik een vordering op de fiscus. Hierdoor spreken we van een actieve latentie.

Te betalen belasting: effectief te betalen belasting aan de fiscus volgens de lineaire methode. Gerapporteerde belasting: wat ik zou betalen aan de fiscus moest ik via de degressieve methode zou afschrijven.

Uitgestelde belasting: verschil tussen gerapporteerde en te betalen belasting. 2009

2000 à 8.000 – 3.000 = 5.000 à 40%

800 – 2000 = -1200: latente belasting. 800 à 8.000 – 6.000 = 2.000 à 40%

Hoe gaan we dat boekhoudkundig oplossen?

2000 betalen aan de fiscus, 67 à 45 schulden KT ten aanzien van de belasting. Rekening houden met de uitgestelde belastingen. Speciale rekeningen om dit te boeken nl. 2y en 78y. Verhoging actieve belasting latentie, vordering ten aanzien van de fiscus. Tegenover een opbrengst op de resultatenrekening. Wanneer het bedrag positief wordt ga je boeken op de 68y.

Toepassingen – opgave 2

Machine wordt geherwaardeerd op het einde van 2011. Boekhoudkundig afschrijving: 5 jaar lineair.

Na een impairment test zien we dat de machine 8.000 waard is, dus een herwaardering doen. Fiscale afschrijving blijft de machine afschrijven zoals het daarvoor was. Anders maak je te veel kosten en moet je minder belastingen betalen.

Wat is de belasting latentie? Verschil * belastingvoet.

In deze opgave begin je met een passieve belastinglatentie. In het eerste jaar betaal je te weinig aan de fiscus dus je hebt een schuld aan de fiscus. Deze schuld zal de jaren erna ingelost worden.

Hoe gaan we dat boekhoudkundig oplossen?

In dit geval, hebben we geopteerd om de machine te gaan herwaarderen ten opzichte van herwaarderingsmeerwaarde in het EV. Herwaarderingsmeerwaarde opsplitsen tussen nettowaarde en effectieve uitgestelde belasting. Dit doet zich voort als het EV beïnvloed wordt door een waarde wijziging (meerwaarde/minwaarde) en door die waarde wijziging krijg je latente belasting. Latente belasting samenhouden met de herwaarderingswaarde in eenzelfde klassen. Dit doe je om te laten zien dat je nog een schuld hebt aan de fiscus.

(31)

Nu 780 want 2 systemen om latente belastingen te boeken wil men uit elkaar houden. Zie te onthouden journaalposten.

Werkcollege 7: IFRS – gespecialiseerde topics: transacties in vreemde deviezen en wisselkoersen.

(32)

Wisselkoersen bij transacties: transacties met bedrijf die zich niet in eurozone bevindt. Jaarrekening moet in euro dus je moet gaan omrekenen. Op het examen ligt de focus op IFRS, geen Belgische boekingen doen op het examen.

Wisselkoers bij omzetten jaarrekening. Onderneming in België, jaarrekening in euro. Dochteronderneming in Amerika, jaarrekening in dollar. Jaarrekeningen consolideren dus eerst dollar gaan omzetten.

Transacties zonder indekking tegen wisselkoersrisico

IFRS: waardering van de wisselkoers actualiseren tegen de slotkoers. Alle wisselkoers verschillen die je krijgt moeten altijd in de resultatenrekening (kosten/opbrengsten). Dit is niet bij de Belgische methode.

Toepassingen – opgave 1 verkoop

15/12/2008 aan de huidige koers verkopen gaan boeken. Op 31/12/2008, koers is gestegen dus ik heb een vordering van 3420, verschil van 180. Op de dag van de betaling 23/01/2009 is de koers gezakt dus ik betaal 3360. Wisselresultaat is positief dus komt op een

opbrengstenrekening.

Toepassingen – opgave 2 aankoop

Wisselkoers wordt niet ingedekt. Elke meer/minderwaarde die ik heb vanwege de

wisselkoers ga ik opnemen in de resultatenrekening. 28.980 is schuld aan leveranciers en aankoop van handelsgoederen op 15/11/2008. Op 31/12/2008 heb ik een hogere schuld aan de tegenpartij, we boeken deze onmiddellijk in het resultaat. Op 15/01/2009 is de

wisselkoers opnieuw gestegen dus verschil onmiddellijk in de resultatenrekening boeken. Wat indien ik een termijncontract afsluit?

Termijncontract: een bedrijf dat handelsgoederen heeft aangekocht in Engeland. Op een bepaalde datum betalen in pond. Indien bedrijf niets doet is het risico de wisselkoers, kan meevallen maar ook tegenvallen. Je kan naar de bank gaan en zeggen: ‘ik moet dit bedrag bepalen op deze dag’. Bank gaat aan bedrijf een vaste wisselkoers aanbieden. Bank doet dit niet voor niks, wisselkoersrisico gaat over van het bedrijf naar de bank. Voor dit risico vraagt de bank een bepaalde kost.

Termijnkoers: 1,65 à 29.700 betalen. Dus leveranciers boeken aan 29.700. Het verschil tussen 44 en 604 zijn de kosten van de bank. Interestkosten altijd pro rata temporis op het einde van het boekjaar. Hele vereenvoudiging van de boekingen als we gebruik gaan maken van termijncontract.

Toepassingen - opgave 3

Gemiddelde koers berekenen over het gehele boekjaar: 1,61. Hoe verschillen bepalen? Verschillen die te maken hebben met kapitaal: verschil slotkoers en gebruikte koers kapitaaluitgifte * kapitaal. Verschil slotkoers en gemiddelde koers * winst. Alles optellen. Wisselkoersen te gebruiken bij het omzetten van totale RR en balans doet zich meestal voor op het moment dat men gaat consolideren.

(33)

Het gebeurt soms dat je bepaalde ondernemingen wilt gaan vergelijken die in andere wisselkoers staan. Bij ratio’s geen probleem, maar als je verschillen in trends wilt zien kan je beter omzetten naar één munteenheid.

Gecombineerde oefening: fair value, uitgestelde belastingen, werken met wisselkoersen. Waarom gaat de zaagmachine een impact hebben op de resultatenrekening?

- Wisselkoers problematiek - Impairment test

- Latente belasting

Per jaar gaan kijken: wat ga ik met de machine doen? Ik heb machine gekocht, wat doe ik? In pond gekocht dus wisselkoersen.

Aankoop van de machine waarderen tegen wisselkoers. Dan wat is de impact van de wisselkoers voor de volgende jaren?

Einde boekjaar 2014: 1,25 euro: wisselkoers daalt. Waarde zaagmachine in euro daalt. Datum per datum wisselkoersen toepassen op waarde zaagmachine tot dit activa betaald is. Vervolgens hebben we de boekwaarde en de afschrijvingen van de machine. Jaar per jaar gaan kijken wat de machine waard is. Eerst gewoon afschrijven over 5 jaar. Hoe gaat waarde van machine evolueren ten opzichte van de impairment test? Altijd boekwaarde vergelijken met de hoogste van de twee (gebruikswaarde, netto-verkoopprijs).

Waarde machine aanpassen à boekwaarde en afschrijvingen worden ook aangepast. Dan gaan kijken naar de uitgestelde belastingen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lean Manufacturing is een filosofie voor het verkorten van de tijd tussen ontvangst van de klantorder en het leveren van product of dienst door het elimineren van verspillingen.

Door antwoord te geven op deze vraag zal er een analyse gemaakt worden van de organisatie waarvan de voorraadadministratie deel uitmaakt. 2.) Wat is de informatiebehoefte omtrent

• Gekozen voor aanpak dicht bij gewenste eindsituatie ligt, vanuit doel, niet vanuit inhoud aanpak (aanpak 4 ≠ automatisch NOM woning). • Bestaande én toekomstig geplande

De moeilijkheid van de vraag schuilt in de achtergrond daarvan. Het meten en vergelijken van quantificeerbare eenheden is een betrekkelijk eenvoudige zaak en op die wijze zou men

10) Zie J. Meij: Transactie- en voorraadresultaten en de vervangingswaardetheorie.. Ten aanzien van de vraag of de voorraden grondstoffen een normale stand hebben

De (normale) technische voorraad vereist derhalve een eigen, zelfstandige, beschouwing bij de berekening van het periode-resultaat. W aardestijging van surplus-voorraad en

Bij de bepaling van de optimale omvang van voor­ raden is niet alleen het probleem van de allocatie van belang, maar ook dat van de spreiding der voorraden in de tijd en

In de m eeste gevallen zal de aard van de ondernem ing en/of de adm i­ nistratie zich daartoe echter niet lenen en de accountant moet dan steunen op zulke