• No results found

Thesisproject Sandra Botman 357346

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Thesisproject Sandra Botman 357346"

Copied!
99
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Our lives begin to end the day we become silent about things that matter” – Martin Luther King Jr.

Een onderzoek naar de invloed van beelden op de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen

Naam student: Sandra Botman Studentnummer: 357346

Externe opdrachtgever/organisatie: Simone Eckhardt, Stichting SPOTS 1e examinator: Bastienne Bernasco

(2)
(3)

Soort rapport Onderzoeks- en adviesrapport

Auteur Sandra Botman

Studentnummer 357346

Onderwijsinstelling Saxion Hogescholen te Deventer

Opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO)

Plaats Deventer

Datum 18 juni 2018

Opdrachtgever Simone Eckhardt Stichting SPOTS

L.P. Van Mallandstraat 46 4754 AP Stampersgat 1e examinator Bastienne Bernasco 2e examinator Ellen Schulten

(4)

Voorwoord

Deventer, 18 juni 2018 Voor u ligt de herkansing van mijn thesis, een rapport waarin onderzoek wordt gedaan naar de invloed die de media uitoefent op de perceptie en het intentionele reisgedrag van mensen ten aanzien van wilde katachtigen. Het project is tot stand gekomen doordat Simone Eckhardt en Esther van der Meer in december 2016 een gastcollege kwamen geven op het Saxion over het geweldige werk dat zij doen om wilde katachtigen te beschermen. Al vanaf het begin van dit gastcollege hadden de dames mijn

volledige aandacht en na afloop heb ik aangegeven interesse te hebben om mijn afstudeerproject over dit onderwerp te doen. Dit heeft uiteindelijk een samenwerking van zeven maanden opgeleverd waarin ik mij volledig heb ingezet om mijn steentje bij te dragen aan de werkzaamheden van de dames en ik ben erg trots op het eindresultaat. Ik hoop van harte dat ik Simone heb kunnen helpen in haar doel om meer bewustzijn te creëren in Nederland om uiteindelijk verantwoord toerisme ten aanzien van wilde katachtigen te stimuleren. Daarnaast hoop ik dat ik Esther alle informatie heb kunnen geven die zij nodig heeft om een wetenschappelijk artikel te schrijven op basis van dit onderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat dit onderzoek interessante informatie heeft opgeleverd waar menig mens veel van kan leren en bovendien een hoop bewustzijn kan creëren over hoe we in ons dagelijks leven worden misleid door vertekende beelden die we van allerlei kanten tegenkomen.

Nu ik het hele project heb afgerond, kan ik zeggen dat de afgelopen periode duidelijk de moeilijkste periode van mijn vierjarige opleiding is geweest. Van tevoren had ik mij niet gerealiseerd dat het zo moeilijk is om van slechts één vraag van een opdrachtgever uiteindelijk een verslag van veertig pagina’s te maken waarin een logische opbouw, een gedegen onderzoek en een relevant advies voor de opdrachtgever van essentieel belang zijn. Tegelijkertijd is het een erg leerzame periode geweest waarin ik mezelf verder heb kunnen ontwikkelen in onder andere creativiteit, probleemoplossing, zelfstandigheid, methodisch werken en handelen en in de acceptatie van tegenslagen.

Zonder de hulp van anderen was het me nooit gelukt om de thesis te schrijven zoals het uiteindelijk is geworden. Daarom wil ik graag mijn dank betuigen aan Simone Eckhardt, die als opdrachtgever van deze thesis veel informatie heeft verschaft over het onderwerp en wat er van mij als afstudeerstudente verwacht werd. Daarnaast is zij door haar werkzaamheden een enorme inspiratiebron en motivatie voor mij geweest tijdens de uitvoer van het project. Esther van der Meer wil ik enorm bedanken voor de vele gesprekken en haar inzet om dit thesisproject tot een succes te maken. Haar uitleg over onder andere de methodologische aanpak van het onderzoek en het programma SPPS heeft mij ontzettend veel geholpen gedurende de hele periode. Inge Gijsbers wil ik bedanken voor de begeleiding die ze me heeft gegeven gedurende het grootste gedeelte van mijn afstudeerperiode. Door persoonlijke omstandigheden heeft Inge mij de laatste twee weken niet meer kunnen begeleiden en heb ik een andere begeleider vanuit Saxion toegewezen gekregen. Bastienne Bernasco wil ik hartelijk bedanken voor de fijne begeleiding en feedback in de laatste twee weken. Onderzoeksdocent Rienk van Marle verdient een speciaal dankwoord voor zijn enthousiasme en adviezen tijdens de consulten die ik met hem heb gehad en mijn tweede examinator, Ellen Schulten wil ik bedanken voor zowel haar

mondelinge als schriftelijke feedback op mijn thesisvoorstel en alvast voor haar beoordeling van dit thesisproject. Ten slotte wil ik graag alle vrijwilligers bedanken die hebben geholpen bij het

enquêteren van de bijna 650 respondenten: Walter Botman, Mark Dees, Mandy Wisselink, Bob Suir, Carla Bolk, Karin Maatman en Rogier van Raalte. Zonder hun inzet was ik nooit tot dit mooie aantal respondenten gekomen en was het nooit zo’n gedegen onderzoek geworden als het nu is.

Met vriendelijke groet, Sandra Botman

(5)

Managementsamenvatting

Het thesisrapport begint met hoofdstuk 1 met een beschrijving van de achtergrond van het project waarin wordt toegelicht dat de opdrachtgever, Stichting SPOTS, een non-gouvernementele organisatie is die zich inzet voor de bescherming van wilde katachtigen in de natuur. Voor de organisatie

ontbreekt het bewijs dat bepaalde beelden van wilde katachtigen in de media een negatieve invloed uitoefenen op de perceptie en het intentionele reisgedrag van het publiek. SPOTS heeft het vermoeden dat Nederlanders als gevolg van deze negatieve invloeden onverantwoorde toeristische activiteiten ondernemen met wilde katachtigen, zoals het knuffelen of wandelen met de (jonge) dieren. Zonder het bewijs dat bepaalde beelden deze invloed hebben waardoor mensen onverantwoorde toeristische activiteiten met wilde katachtigen ondernemen, kan Stichting SPOTS de media niet gericht benaderen en overtuigen van de essentie van het communiceren van alleen verantwoorde beelden die de perceptie en het intentioneel reisgedrag van mensen niet negatief beïnvloeden. Het ontbreken van dit bewijs is de aanleiding van het onderzoek dat uitgevoerd zal worden, waarbij de volgende hoofdvraag de rode draad vormt: op welke manier worden de perceptie en het intentioneel reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen beïnvloed door beeldvorming in de media? De deelvragen die op de hoofdvraag van toepassing zijn, zijn als volgt: (1) wat is de perceptie van Nederlandse reizigers van wilde katachtigen? (2) wat is de relatie tussen perceptie en intentioneel reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen? (3) wat zijn de algemene kenmerken van de groep Nederlanders die een positieve houding hebben tegenover het ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen? (4) wat zijn verantwoorde beelden van wilde katachtigen? Het adviesgedeelte zal antwoord moeten geven op de adviesvraag: hoe kan Stichting SPOTS door gerichte mediacommunicatie het publiek bewegen om verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van toerisme met wilde katachtigen? Hoofdstuk 2 bestaat uit het theoretisch kader van het thesisproject. In dit hoofdstuk worden de kernbegrippen perceptie van dieren, intentioneel reisgedrag, verantwoord toerisme en

communicatieplan door middel van een literatuuronderzoek gedefinieerd. Daarnaast wordt onderzocht hoe de perceptie van mensen van dieren en het intentionele reisgedrag van mensen wordt beïnvloed door externe factoren. Het blijkt dat beide begrippen naast media ook door andere factoren zoals geslacht, leeftijd, geloof en cultuur worden bepaald. Het intentionele reisgedrag van een individu wordt deels bepaald door de perceptie van dat individu over een bepaald onderwerp.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de methodologische aanpak van het onderzoek besproken. Hierin wordt bepaald dat een kwantitatief surveyonderzoek uitgevoerd zal worden bij minimaal 600 respondenten met een verspreide afkomst door Nederland om een goed beeld te krijgen van de perceptie en het intentioneel reisgedrag van de Nederlandse bevolking ten aanzien van wilde katachtigen en de mate waar zij daarin door verschillende beelden van wilde katachtigen worden beïnvloed. Na de verantwoording van de aanpak van het onderzoek, worden in hoofdstuk 4 de uitkomsten van het onderzoek besproken en de antwoorden op de deelvragen gegeven. Het blijkt dat bijna een derde van de respondenten een toeristische activiteit zou willen ondernemen met een wilde katachtige en dat 85% wilde katachtigen niet geschikt vindt om te betrekken bij toeristische

activiteiten. Ook blijkt dat mensen in hun perceptie en in mindere mate ook in hun intentionele reisgedrag worden beïnvloed door verschillende typen foto’s van wilde katachtigen, waarbij foto’s waarop wilde katachtigen samen met een mens worden afgebeeld eerder de indruk geven dat wilde katachtigen geschikt zijn voor toeristische activiteiten met mensen en dat deze dieren lief zijn dan foto’s waarop wilde katachtigen zonder mens worden afgebeeld. Het waarnemen van een directe interactie tussen mens en dier heeft daarin meer invloed dan wanneer mens en dier zijn afgebeeld zonder directe interactie. De groep mensen die het meest geneigd is een toeristische activiteit met wilde katachtigen te ondernemen en die wilde katachtigen geschikt vindt om te betrekken bij toeristische activiteiten, zijn mannen en vrouwen met een leeftijd beneden de 30. Er wordt geen verband gevonden tussen de perceptie en het intentionele reisgedrag van mensen ten aanzien van

(6)

wilde katachtigen, waaruit geconcludeerd kan worden dat laksheid een groot probleem is bij de Nederlandse bevolking: ze weten wel dat wilde katachtigen ongeschikt zijn voor toeristische activiteiten met mensen maar ze willen het toch.

Na hoofdstuk 4 volgt in hoofdstuk 5 een discussie waarin uitgebreid wordt gereflecteerd op de uitvoer van het veldonderzoek. Daarbij wordt gekeken naar de betrouwbaarheid, de interne en externe validiteit en de begripsvaliditeit van het onderzoek. Na deze reflectie volgt hoofdstuk 6 waarin de resultaten van het onderzoek worden vertaald naar een advies voor Stichting SPOTS. In dit advies wordt uitgewerkt hoe SPOTS door een gerichte mediacommunicatie het publiek kan bewegen om

verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van toerisme met wilde katachtigen. Dit wordt gedaan door een communicatieplan op te stellen voor de manier waarop Stichting SPOTS twee verschillende

boodschappen bij twee verschillende doelgroepen kan afleveren. Ten eerste moet de media op de hoogte gebracht worden van de grote verantwoordelijkheid die zij heeft in de al dan niet verantwoorde keuzes die mensen maken ten aanzien van toerisme met wilde katachtigen, zodat zij er vervolgens zelf voor kiezen om te focussen op het communiceren van verantwoorde beelden van wilde katachtigen. Ten tweede moet de Nederlandse bevolking op de hoogte worden gebracht van het feit dat het ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen negatieve gevolgen met zich

meebrengt en dat mensen zelf de macht hebben om deze negatieve gevolgen te voorkomen door deze activiteiten met wilde katachtigen niet te ondernemen. Paragraaf 6.1 bespreekt drie strategische opties voor Stichting SPOTS om de boodschap bij de Nederlandse bevolking af te leveren: (1) een plotselinge, snelle creatie van bewustzijn onder het grote Nederlandse publiek; (2) de doelgroep van mensen met een leeftijd onder de 30 geleidelijk informeren via social media of (3) de doelgroep van mensen met een leeftijd onder de 30 geleidelijk informeren via printmedia. Op basis van een aantal criteria die zijn opgesteld wordt de beste strategische optie gekozen. Dit blijkt de tweede optie te zijn. In paragraaf 6.2 wordt aan de hand van de plan, do, check en act (pdca-) cyclus een communicatieplan uitgewerkt waarin uitvoerig wordt besproken welke activiteiten SPOTS moet ondernemen, hoeveel tijd en geld daarvoor geïnvesteerd moet worden, hoe SPOTS het succes kan monitoren en welke alternatieve opties er zijn voor SPOTS als de beoogde resultaten niet worden behaald. Het opgestelde plan vereist een budget van €6.627,85 (€2.335 zonder personeelskosten voor Eckhardt) en een tijdsinvestering van 96,5 uur arbeid (84,5 uur exclusief arbeidsuren voor vrijwilligers). Paragraaf 6.3 bespreekt de haalbaarheid van het advies en er wordt geconcludeerd dat de haalbaarheid van het financiële aspect afhankelijk is van sponsoren van Stichting SPOTS maar dat de investering van tijd haalbaar is voor de stichting en voor Eckhardt zelf. Paragraaf 6.4 sluit het hoofdstuk af met een algemene conclusie. Het nawoord wordt gegeven in hoofdstuk 7 en het thesisproject wordt vervolgens afgesloten met de bronnenlijst (hoofdstuk 8) en 18 bijlagen.

(7)

Inhoudsopgave

1. Achtergrond van het thesisproject 9

1.1 Toerisme 9

1.2 Omschrijving knuffelfarms 9

1.3 Branchegegevens 9

1.4 Wilde dieren in de media 10

1.5 De opdrachtgever 10

1.6 Probleemstelling 11

1.7 Doel van het thesisproject 11

1.8 Doel van het onderzoek 11

1.9 Doel van het advies 11

1.10 Omschrijving advies 11

1.11 Managementvraagstuk 12

1.12 Adviesvraag 12

1.13 Benodigde informatie voor het advies 12

1.14 Vraagstelling 12 1.15 Leeswijzer 13 2. Theoretisch kader 14 2.1 Verantwoord toerisme 14 2.2 Intentioneel reisgedrag 15 2.3 Perceptie 15

2.4 Invloed media op consumentengedrag 17

2.5 Communicatieplan 17

2.6 Conclusie en operationalisering kernbegrippen 17

3. Methodologische verantwoording 19

3.1 Onderzoeksmethode 19

3.2 Meten van perceptie 19

3.3 Meten van intentioneel reisgedrag 20

3.4 Meten van invloedrijke factoren op perceptie en intentioneel reisgedrag 20

3.5 Onderzoekspopulatie 20

4. Resultatenanalyse 21

4.1 Analysewerkwijze 21

4.2 De perceptie van Nederlanders van wilde katachtigen 22

4.3 Relatie tussen perceptie en intentioneel reisgedrag 23

4.4 Groep Nederlanders met meest positieve houding tegenover toerisme met wilde 24 katachtigen

4.5 Invloed van beelden op perceptie en intentioneel reisgedrag 25 4.5.1 De invloed van beelden op de perceptie van de geschiktheid van wilde katachtigen

om op de foto te gaan met toeristen 25

4.5.2 De invloed van beelden op perceptie van de geschiktheid van wilde katachtigen

om te wandelen met toeristen 25

4.5.3 De invloed van beelden op perceptie van de geschiktheid van wilde katachtigen

om geaaid te worden door toeristen 26

4.5.4 De invloed van beelden op perceptie van de lief-/gevaarlijkheid van wilde katachtigen 27 4.5.5 De invloed van beelden op perceptie van de geschiktheid van wilde katachtigen

(8)

als huisdier en bedreiging van uitsterven 26 4.5.6 De invloed beelden op intentioneel reisgedrag ten aanzien van wilde

katachtigen 26

4.6 Beantwoording hoofdvraag 28

4.7 Conclusie analyse van het veldonderzoek 29

5. Discussie 30 5.1 Betrouwbaarheid 30 5.2 Interne validiteit 31 5.3 Externe validiteit 32 5.4 Begripsvaliditeit 32 6. Het advies 33 6.1 Strategische opties 34 6.2 Criteria 34 6.3 PDCA-cyclus 36 6.3.1 Plan 37 6.3.2 Do 40 6.3.3 Check 44 6.3.4 Act 46 6.4 Haalbaarheid 47 6.5 Conclusie 7. Nawoord 49 8. Bronnenlijst 51 9. Bijlagen 57 I AAOCC-criteria 57

II Aanpak onderzoek Ross et al. (2011) en Jun & Gibson (2007) 61

III Operationalisering kernbegrip perceptie 62

IV Operationalisering kernbegrip intentioneel reisgedrag 63

V Operationalisering kernbegrip verantwoord toerisme 64

VI Gebruikte foto’s bij het onderzoek 65

VII Enquête 66

VIII Instructies voor het afnemen van de enquêtes 69

IX Perceptie Nederlanders van wilde katachtigen 71

X Verband tussen perceptie en intentioneel reisgedrag 72

XI Nederlanders met meest positieve houding over toerisme met wilde katachtigen 74

XII Invloed van beelden op perceptie 79

XIII Invloed van beelden op intentioneel reisgedrag 85

XIV Toevallige fouten veldonderzoek 89

XV Voorbeeld mediaprotocol Nederland 90

XVI Voorbeelden van de te ontwikkelen afbeeldingen als boodschap naar de 94 Nederlandse bevolking

XVII Offerte DATA-collectief 95

(9)

1. Achtergrond van het thesisproject 1.1 Toerisme

De belangrijkste reden waarom mensen op vakantie gaan, is om bepaalde behoeftes te bevredigen. Deze behoeftes verschillen sterk per individu, maar alle mensen zoeken buiten werktijden naar afwisseling en diversiteit in hun activiteiten om te ontsnappen aan de monotone routine van het dagelijks leven. De ene persoon heeft tijdens een vakantie behoefte aan veiligheid, de andere persoon gaat steeds verder om de behoefte aan zelfvoldoening te bevredigen. Naarmate mensen vaker op vakantie gaan en meer activiteiten tijdens vakanties ondernomen hebben, gaan zij op zoek naar nieuwe uitdagingen om de eigen grenzen te verleggen.

Om deze grenzen te kunnen verleggen, gaan mensen op zoek naar unieke ervaringen. Een voorbeeld van zo’n unieke ervaring is het aangaan van een interactie met wilde dieren. Het op afstand bekijken van wilde dieren tijdens een safari of in een dierentuin is inmiddels bekend terrein, het van dichtbij bekijken van deze dieren en er een interactie mee aangaan is daarentegen iets wat voor veel mensen ondenkbaar is. Echter, op veel toeristische bestemmingen worden wel degelijk activiteiten aangeboden waarbij toeristen een interactie met een wild dier aan kunnen gaan. Voorbeelden van zulke activiteiten zijn het rijden op olifanten, het zwemmen met dolfijnen en het knuffelen met (jonge) wilde dieren zoals tijgers, cheeta’s en leeuwen. De laatstgenoemde activiteit wordt aangeboden op plaatsen die Stichting SPOTS knuffelfarms noemt, en er zal nu dieper worden ingegaan op wat dat precies inhoudt. 1.2 Omschrijving knuffelfarms

Op veel verschillende toeristische plaatsen wereldwijd wordt vrijwilligers en toeristen de kans geboden om in contact te komen met (jonge) roofdieren. Mensen kunnen onder andere met de dieren op de foto, ze de fles geven of met ze wandelen. Een aantal van die toeristische plaatsen kenmerken zich doordat er het gehele jaar door jonge dieren aanwezig zijn. Deze plaatsen worden door Stichting SPOTS knuffelfarms genoemd. Knuffelfarms beweren bij te dragen aan de bescherming van de natuur en de diersoort omdat de dieren later zouden worden vrijgelaten in de natuur. In werkelijkheid kunnen deze dieren niet worden teruggeplaatst omdat zij gewend zijn aan mensen en niet zelfstandig kunnen leven en jagen. In de meeste gevallen eindigen deze dieren als jachttrofee in de canned hunting-industrie (Stichting SPOTS, 2017a). Canned hunting is een vorm van jagen waarbij het te bejagen prooidier wordt losgelaten in een afgebakend terrein en dus niet kan ontsnappen (Stichting SPOTS, 2017b). In zowel knuffelfarms als in de canned hunting-industrie zijn leeuwen de meest gebruikte dieren. Naast knuffelfarms zijn er tal van andere organisaties op toeristische bestemmingen die toeristen en vrijwilligers de kans bieden om in contact te komen met roofdieren. Deze organisaties onderscheiden zich van knuffelfarms doordat er niet het gehele jaar door jonge dieren aanwezig zijn en doordat niet beweerd wordt bij te dragen aan de bescherming van de natuur en de diersoorten. Op deze plekken komt het welzijn van de dieren in gevaar omdat ze vaak niet in de juiste omstandigheden in gevangenschap leven en gedwongen worden interacties met toeristen aan te gaan. Bij deze

organisaties worden veel verschillende wilde diersoorten zoals cheeta’s en caracals gebruikt. 1.3 Branchegegevens

Cijfers van deze branche zijn lastig te verkrijgen, maar Stichting SPOTS (2017b) schat dat in 2013 ongeveer 8.000 leeuwen in gevangenschap in Zuid-Afrika leefden, het land dat bekendstaat om het grootste aantal canned hunting-dieren binnen haar landsgrenzen, waarbij de leeuw het meest wordt gebruikt. In datzelfde jaar leefden er in Zuid-Afrika ongeveer 2.800 leeuwen in het wild. Volgens Stichting SPOTS worden er op 160 plaatsen in Zuid-Afrika leeuwen gefokt voor de canned hunting-industrie. Thea Caroll, minister afdeling milieuzaken in Zuid-Afrika noemt dat in 2014 ongeveer 6.000 leeuwen in 200 faciliteiten in gevangenschap leven (in Young & Chevallier, 2015). Volgens Blood Lions (2017) worden jaarlijks gemiddeld 800 leeuwen legaal in gevangenschap doodgeschoten. Cijfers van het illegale circuit zijn daarbij niet inbegrepen.

(10)

Zoals eerder genoemd beweren knuffelfarms bij te dragen aan natuurbescherming, wat echter niet het geval is. Het is een probleem dat toeristen zich weinig verdiepen in dit soort organisaties en deze beloftes vaak blindelings aannemen. Veel toeristen hebben er geld voor over om met een klein dier op de foto te gaan en/of ermee te knuffelen. Het idee dat zij daarmee bijdragen aan de bescherming en het welzijn van de dieren maakt het dat zij nog sneller geneigd zijn een dergelijke activiteit te ondernemen. Het is dus een probleem dat er te weinig kennis en bewustzijn over het onderwerp is onder toeristen, en daar moet volgens Stichting SPOTS verandering in komen (2017b).

1.4 Wilde dieren in de media

In de Nederlandse media komen regelmatig beelden voor waarin wilde dieren naast mensen worden afgebeeld. Dit soort beelden worden naast in natuur- en dierprogramma’s steeds vaker gebruikt door media die oorspronkelijk niet de focus hebben op dieren en natuur, zoals amusementsprogramma’s en kledingmerken (Eckhardt, persoonlijke communicatie 3 oktober 2017). Dit soort beelden worden verspreid via verschillende mediakanalen zoals televisie, tijdschriften en social media. Stichting SPOTS heeft het vermoeden dat dit soort beelden bijdraagt aan het feit dat mensen denken dat het normaal is om bij wilde dieren in de buurt te komen. Hierdoor zou men het als normaal kunnen ervaren dat toeristen tijdens een vakantie interacties met wilde dieren aangaan en dit dus niet afkeuren. Deze beelden in de media zouden dus een negatieve invloed kunnen hebben op de perceptie van mensen van wilde katachtigen. Deze verkeerde perceptie zou vervolgens invloed kunnen hebben op het intentionele reisgedrag van mensen, waarbij onverantwoorde toeristische activiteiten met wilde katachtigen ondernomen worden.

1.5 De opdrachtgever

Stichting SPOTS is een niet-gouvernementele organisatie die zich vanuit Nederland inzet voor de bescherming van wilde katachtigen. Dieren als de leeuw en de cheeta dreigen voorgoed uit te sterven en SPOTS probeert dit te voorkomen. Door middel van voorlichting, social media, websites en ludieke acties zet zij zich in om wilde katachtigen in Nederland onder de aandacht te brengen. Daarnaast is SPOTS actief bezig met een voorlichtingscampagne over knuffelfarms en canned hunting. Wanneer beelden van wilde katachtigen naast de mens worden getoond in de Nederlandse media, neemt de stichting contact op met de desbetreffende mediaorganisatie om hen te vragen deze beelden terug te trekken of om tegenartikelen of verantwoordingen te plaatsen.

De kerntaken van Stichting SPOTS zijn als volgt:

(1) het werven van fondsen voor de door SPOTS ondersteunde projecten;

(2) het geven van voorlichting om de situatie van wilde katachtigen naar voren te brengen; (3) actieve profilering middels ludieke acties om bewustzijn te creëren;

(4) het creëren van een netwerk dat bijdraagt aan bovenstaande doelstellingen;

(5) een specifieke voorlichtingscampagne over knuffelfarms (Stichting SPOTS, 2017c; Eckhardt, persoonlijke communicatie 29 januari 2018).

SPOTS heeft één betaalde medewerker, de directrice van de organisatie, Simone Eckhardt. Verder heeft de stichting vijftien vrijwilligers die helpen om haar doelstellingen en kerntaken uit te dragen. De organisatie ontvangt geen structurele subsidie van de overheid en is volledig afhankelijk van donaties van particulieren en bedrijven. De jaaromzet in 2015 was €112.471, in 2016 is de jaaromzet verhoogd naar €127.089. Het merendeel van de baten wordt ingezet ter ondersteuning van projecten in

voornamelijk Afrika en Iran (Eckhardt, persoonlijke communicatie 29 januari 2018). Verdere kosten van de organisatie bestaan voornamelijk uit vergoedingen voor de vrijwilligers, loonkosten,

(11)

Budget opdrachtgever

Eckhardt (persoonlijke communicatie 21 maart 2018) heeft aangegeven geen budget te hebben voor het dekken van de kosten die voort zullen komen uit het advies. Het budget dat nodig zal zijn om het advies uit te voeren, zal zij daarom vrij moeten krijgen bij haar sponsoren. Er zal dus in ieder geval rekening moeten worden gehouden met een minimaal budget, om de kans op het verkrijgen van dit benodigde budget zo groot mogelijk te houden.

1.6 Probleemstelling

Het probleem voor Stichting SPOTS is dat zij geen bewijs heeft dat beelden van wilde katachtigen in de media (slechte) invloed hebben op de perceptie en het intentionele reisgedrag van mensen met betrekking tot wilde katachtigen. SPOTS heeft het vermoeden dat mensen een voorbeeld nemen aan beelden in de media en daarom onverantwoorde toeristische activiteiten bij bijvoorbeeld knuffelfarms ondernemen, maar dit is nog niet onderzocht. Zonder dit bewijs kan zij de media niet gericht

aanspreken om de inhoud van hun beeldcommunicaties te veranderen. 1.7 Doel van het thesisproject

Het doel van dit thesisproject is onderzoeken of en hoe beelden van wilde katachtigen in de media invloed uitoefenen op de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen, om op basis daarvan een advies uit te brengen over hoe Stichting SPOTS door een gerichte mediacommunicatie de perceptie en het intentioneel reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen positief kan beïnvloeden om verantwoord toerisme ten aanzien van wilde katachtigen te stimuleren.

1.8 Doel van het onderzoek

Het doel van dit onderzoek is onderzoeken of beelden in de media invloed uitoefenen op de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen. Dit zal

onderzocht worden door literatuuronderzoek te doen naar bestaande informatie over dit onderwerp en door een veldonderzoek onder de Nederlandse bevolking uit te voeren. Uiteindelijk zal het onderzoek inzicht opleveren in de manier waarop de perceptie en het intentioneel reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen wordt beïnvloed door beeldvorming in de media en/of door eventuele andere factoren.

1.9 Doel van het advies

Het doel van het adviesgedeelte van dit thesisrapport is Stichting SPOTS te voorzien van een plan met concrete stappen die zij kan ondernemen om door middel van een gerichte mediacommunicatie de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen positief kan beïnvloeden om uiteindelijk verantwoord toeristisch gedrag ten aanzien van wilde katachtigen te stimuleren. Met een positieve beïnvloeding wordt bedoeld dat mensen op de hoogte zijn van de negatieve gevolgen van het ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen en daardoor dergelijke onverantwoorde activiteiten weigeren te ondernemen. Diverse mediaorganisaties zullen overtuigd moeten worden van de verantwoordelijkheid die zij dragen in de totstandkoming van de perceptie en het intentionele reisgedrag van het publiek ten aanzien van wilde katachtigen en wat de gevolgen zijn als deze perceptie en intentionele reisgedrag negatief worden beïnvloed door de beelden die zij communiceren. Het advies zal worden opgesteld in een communicatieplan waarin concreet wordt toegelicht welke boodschap Stichting SPOTS bij welke doelgroep(en) moet afleveren en hoe zij dit moet aanpakken.

1.10 Omschrijving advies

Uit het onderzoek zal blijken op welke manier de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders wordt beïnvloed door beelden in de media en/of door andere factoren. Op basis van de informatie die voortkomt uit het onderzoek zal in het adviesgedeelte de boodschap beschreven worden

(12)

die Stichting SPOTS aan de juiste doelgroep(en) moet overbrengen. Mediaorganisaties die beelden van wilde katachtigen kunnen communiceren vallen in ieder geval onder de doelgroep.

Eckhardt (persoonlijke communicatie 3 oktober 2017) zou graag een document willen ontwikkelen waarin concrete richtlijnen worden opgenomen voor mediaorganisaties over het gebruik van beelden van wilde katachtigen. Dit document zal als een mediaprotocol ingezet kunnen worden en zal onder zoveel mogelijk mediaorganisaties verspreid moeten worden. Daarnaast zal uit het onderzoek blijken of er andere doelgroep(en) door SPOTS benaderd zullen moeten worden en welke dit zijn. De

boodschap (waaronder het mediaprotocol), de doelgroep(en) en de manier waarop de boodschap naar de doelgroep(en) overgebracht moet worden, zal stap voor stap omschreven worden in een

communicatieplan. Er zullen verschillende strategische opties beschreven worden die SPOTS kunnen helpen bij het overdragen van de boodschap naar de juiste doelgroep en aan de hand van een aantal criteria die van belang zijn voor het advies zal de beste strategische optie gekozen en uitgewerkt worden. Het adviesgedeelte zal uitgewerkt worden aan de hand van de Plan, Do, Check, Act-cyclus (PDCA-cyclus) van Stichting SPOTS waarbij de benodigde investering van financiële middelen en tijd wordt berekend.

1.11 Managementvraagstuk

Nu het probleem van de organisatie en het doel van het onderzoek en het advies zijn geformuleerd, komt het volgende managementvraagstuk naar voren: hoe kan Stichting SPOTS door gerichte mediacommunicatie de perceptie en het intentioneel reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen positief beïnvloeden om verantwoord toerisme ten aanzien van wilde katachtigen te stimuleren?

1.12 Adviesvraag

De volgende adviesvraag zal in het adviesgedeelte van het thesisproject beantwoord moeten worden: hoe kan Stichting SPOTS door gerichte mediacommunicatie het publiek bewegen om verantwoorde keuzes te maken ten aanzien van toerisme met wilde katachtigen?

1.13 Benodigde informatie voor het advies

Om antwoord te kunnen geven op de hoofd-, deel- en adviesvragen, zal een veldonderzoek uitgevoerd worden dat de benodigde informatie zal opleveren. Uit de inleiding zijn een aantal kernbegrippen naar voren gekomen die door middel van een literatuuronderzoek gedefinieerd zullen moeten worden om onenigheid over de betekenis ervan te voorkomen. Dit zijn de begrippen verantwoord toerisme, perceptie van dieren, intentioneel reisgedrag en communicatieplan. In het literatuuronderzoek zal achterhaald worden wat de invloed is van media op het gedrag van mensen en door welke factoren de perceptie van mensen over dieren en hun welzijn wordt bepaald. Deze begrippen zullen de fundering vormen voor het veldonderzoek. Het begrip communicatieplan komt met name in het adviesgedeelte terug.

1.14 Vraagstelling

Om het managementvraagstuk en de adviesvragen te kunnen beantwoorden, zullen eerst tijdens het onderzoek een hoofd- en een aantal daarbij horende deelvragen beantwoord moeten worden. De belangrijkste vraag die beantwoord moet worden om een passend advies te kunnen schrijven voor de opdrachtgever en wat dus de hoofdvraag zal zijn tijdens het onderzoek, luidt als volgt:

➢ Op welke manier worden de perceptie en het intentioneel reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen beïnvloed door beeldvorming in de media?

Om alle aspecten die in het managementvraagstuk voorkomen te kunnen onderzoeken en specificeren in het thesisproject, zijn de volgende deelvragen opgesteld:

(13)

(2) Wat is de relatie tussen perceptie en intentioneel reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen?

(3) Wat zijn de algemene kenmerken van de groep Nederlanders die een positieve houding hebben tegenover het ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen?

(4) Wat zijn verantwoorde beelden van wilde katachtigen? 1.15 Leeswijzer

De inleiding omschreef dat verantwoord toerisme, intentioneel reisgedrag, perceptie van dieren en communicatieplan de kernbegrippen van het thesisproject zijn. Hoofdstuk 2 bestaat uit het theoretisch kader van het thesisproject, waarin de kernbegrippen door middel van een literatuuronderzoek worden gedefinieerd. Daarbij wordt informatie behandeld die reeds bekend is over de kernbegrippen en zorgt ervoor dat misverstanden over de betekenis van deze begrippen wordt vermeden. Het theoretisch kader sluit af met het leggen van relevante verbanden tussen de begrippen en een visuele

operationalisering van de begrippen perceptie, intentioneel reisgedrag en verantwoord toerisme (bijlagen III, IV en V). Hoofdstuk 3 bespreekt de methodologische aanpak van het veldonderzoek. Hoofdstuk 4 bespreekt de resultaten van het onderzoek en beantwoordt de deelvragen van het onderzoek. Ten slotte geeft paragraaf 4.6 antwoord op de hoofdvraag van het onderzoek en geeft paragraaf 4.7 een algemene conclusie van het veldonderzoek. Hoofdstuk 5 geeft een uitgebreide reflectie op de interne en externe validiteit, de begripsvaliditeit en de betrouwbaarheid van het veldonderzoek.

Hoofdstuk 6 bestaat uit vier paragrafen en omvat het gehele adviesgedeelte van dit thesisproject. Het hoofdstuk begint met het herhalen van de adviesvraag en de doelstellingen van het advies en met het bespreken van de belangrijkste conclusies van het veldonderzoek (hoofdstuk 4). Paragraaf 6.1 bespreekt een drietal strategische opties die in het adviesgedeelte uitgewerkt kunnen worden. Deze drie strategische opties worden aan de hand van een aantal voor SPOTS belangrijke criteria getoetst op onder andere de kosten van de optie, het bereik en de aansluiting op de doelstellingen. Op basis van deze criteria wordt een strategische optie gekozen die in de rest van het adviesgedeelte wordt uitgewerkt. Paragraaf 6.2 bestaat uit de pdca-cyclus van Stichting SPOTS die aan de hand van een communicatieplan wordt uitgewerkt en waarmee wordt gefocust op twee verschillende doelgroepen: de media en de Nederlandse bevolking. Nadat dit communicatieplan is opgesteld, bespreekt paragraaf 6.3 de haalbaarheid van het advies. Paragraaf 6.4 sluit het adviesgedeelte af met een algemene conclusie. Na het adviesgedeelte wordt het thesisproject afgesloten met achtereenvolgend het nawoord, de bronnenlijst van de gebruikte literatuur en 18 bijlagen. Wijzigingen die zijn aangebracht in de versie van de herkansing, worden in het rood aangegeven.

(14)

2. Theoretisch kader

Hoofdstuk 1 heeft de aanleiding en de essentie van het thesisproject benadrukt en omschreef de onderzoeksvragen voor het thesisproject. Dit hoofdstuk is het resultaat van een literatuuronderzoek naar de belangrijkste kernbegrippen van het project, te weten verantwoord toerisme, intentioneel reisgedag en perceptie van dieren. Ook zal onderzoek gedaan worden naar het begrip

communicatieplan en wat de bouwstenen van een dergelijk plan zijn, zodat het communicatieplan dat ontwikkeld zal worden in het adviesgedeelte daarop gebaseerd kan worden. Om tot de definities van de kernbegrippen te komen, zijn de volgende zoekvragen voor het literatuuronderzoek geformuleerd: (1) wat is de definitie van de begrippen verantwoord toerisme, perceptie en intentioneel reisgedrag; (2) hoe wordt intentioneel reisgedrag beïnvloed door media; (3) door welke factoren wordt de

totstandkoming van perceptie van mensen van dieren en hun welzijn beïnvloed; (4) wat zijn de

kenmerken van een communicatieplan? De gebruikte bronnen in het literatuuronderzoek zijn in bijlage I onderworpen aan de Authority Accuracy Objectivity Currency Coverage-criteria (AAOCC) om te beoordelen op de betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor dit project.


Om tot de definities van de kernbegrippen verantwoord toerisme en intentioneel reisgedrag te komen, is Google Scholar als zoekmachine gebruikt. Er is gezocht op de termen ‘definition responsible

tourism’, ‘intentional behavior tourism’, ‘tourism behavior due to television’, ‘impact media on tourism behavior’, ‘animal welfare’, ‘animal portrayal’ (Engelstalige zoektermen zijn geraadpleegd omdat het merendeel van de artikelen op Google Scholar Engelstalig zijn) en ‘intentioneel toeristisch gedrag’ en ‘kenmerken communicatieplan’. De gebruikte zoektermen hebben een groot aantal zoekresultaten opgeleverd waarop het literatuuronderzoek is gebaseerd. Sommige artikelen hebben gezorgd voor een sneeuwbaleffect doordat andere artikelen in de tekst werden genoemd die tevens relevant waren voor dit thesisproject. Zo heeft het onderzoek van Ross et al. (2011) geleid tot het vinden van een eerder artikel van Ross uit 2008, welke van pas is gekomen bij het definiëren van het begrip perceptie van dieren en de totstandkoming van deze perceptie.

2.1 Verantwoord toerisme


In de ‘Kaapstad Declaratie’ uit 2002 wordt verantwoord toerisme omschreven als het minimaliseren van impact van toerisme, het genereren van economische groei voor lokale gemeenschappen, het

betrekken van lokale gemeenschappen bij het maken van beslissingen over toerisme, het behouden van natuurlijk en cultureel erfgoed, het verbinden van toeristen met de lokale bevolking en het toegankelijk en cultureel gevoelig maken van de toeristische bestemming (Caruana, Glozer, Crane & McCabe, 2014). Frey & George (2010) omschrijven verantwoord toerisme aan de hand van drie aspecten: (1) toerisme moet de kwaliteit van het leven van betrokken gemeenschappen vergroten, (2) toerisme moet betere zakelijke kansen opleveren en (3) toerisme moet betere ervaringen voor toeristen realiseren. Spenceley et al. (2002, in Frey & George, 2010) omschrijft verantwoord toerisme als het bieden van betere vakantie ervaringen voor gasten en goede zakelijke kansen om een betere levenskwaliteit te bereiken. Duurzaam toerisme heeft volgens het WNF (2018) niets te maken met omvang, het kan zowel massaal als kleinschalig zijn, maar gaat om de omgang met de natuur en zorgt in alle gevallen voor minimalisering van de ecologische voetafdruk.

De ANVR (2018) omschrijft een aantal tips aan toeristen om op een verantwoorde manier van wilde dieren te kunnen genieten: (1) dieren moeten vrij in het wild leven; (2) centra met opvang voor wilde dieren moeten geen mogelijkheid bieden voor direct contact tussen mens en dier en moeten niet met de dieren fokken; (3) souvenirs moeten duurzaam en diervriendelijk zijn en ondersteuning bieden aan de lokale bevolking en natuur; (4) natuurbeschermingsprojecten die bijdragen aan behoud van

leefomgeving voor wilde dieren zijn verantwoorde toeristische activiteiten; (5) actieve ecotours waarbij de natuur en wilde dieren niet verstoord worden zijn verantwoorde activiteiten om aan deel te nemen. Stichting Vier Voeters (2018) voegt eraan toe dat het bezoeken van shows met wilde dieren, het op de

(15)

foto gaan met wilde dieren en het maken van een ritje op de rug van een wild dier te allen tijde te maken hebben met dierenleed.


Kort gezegd is de betekenis van het begrip verantwoord toerisme dat alle betrokken stakeholders zoveel mogelijk voordelen genieten en dat de negatieve gevolgen van toerisme minimaal worden gehouden. Daarbij vindt economische groei op de bestemming en onder de lokale bevolking plaats, wordt de lokale bevolking betrokken bij toerisme, hebben toeristen een authentieke belevenis op de bestemming maar worden de natuur en wilde dieren op de bestemming in hun waarde gelaten. 2.2 Intentioneel reisgedrag


Elands (2002) heeft onderzoek gedaan naar toeristisch gedrag en de mate waarin dit gedrag wordt aangestuurd door motieven en/of routines. Zij omschrijft dat het gedrag van mensen is gebaseerd op waarden, behoeften, opvattingen en verlangens. Motieven omschrijft zij als de drijfveer om iets te ondernemen, waar te nemen en iets te ervaren. Cooper (1981, in Elands, 2002) concludeert dat het boeken van attracties en bezienswaardigheden door toeristen doelgericht gaat, waarbij prioriteit ligt bij attracties met de grootste verwachte bevrediging. Uit een onderzoek van Fennell (1996, in Elands, 2002) blijkt dat toeristen die een specifiek oogmerk hebben, (bv. het observeren van vogels) vaker en langer de meer perifeer gelegen gebieden van een bestemming bezoeken dan toeristen met een algemene belangstelling. Debbage (1991, in Elands, 2002) onderscheidt toeristen daarbij in

‘allocentric’, ofwel ondernemende toeristen, en ‘psychocentric’, toeristen die vertrouwdheid prefereren. Primair is dit een gedragstypologie, maar ook bepaalde motivaties zijn doorslaggevend bij het feitelijke gedrag. Deze motivaties onderscheiden zich in intentionele en routinematige handelingen. Het

discursieve bewustzijn (ofwel het bewustzijn dat stap voor stap beredeneert om tot een conclusie te komen) stelt de mens in staat het intentionele handelen aan te sturen: men kan ondernomen activiteiten motiveren. Routinematige activiteiten voltrekken zich daarentegen vanuit praktisch

bewustzijn en onderscheiden zich in biologisch gereguleerd gedrag en aangeleerd gedrag. Deze laatste vorm van routinematig gedrag zorgt naarmate de vrijwilligheid toeneemt voor een grotere variatie tussen mensen. Daarbij zijn de activiteiten die de behoefte aan zelfvoldoening bevredigen meer divers dan de behoefte aan veiligheid. Het discursief bewustzijn en daarmee de mate van intentioneel

handelen speelt een grotere rol naarmate iemand een ‘hogere’ behoefte wil bevredigen. Volgens Elands (2002) zoeken mensen buiten werktijden naar afwisseling en diversiteit in hun activiteiten om te ontsnappen aan de monotonie van de routine. De veronderstelling van het onderzoek is dat naarmate de ervaringen van toeristen meer op vervoering en toewijding zijn gericht, het handelen steeds intentioneler en minder routinematig is.

Intentioneel reisgedrag wordt dus door meerdere factoren bepaald. Niet alleen spelen de normen en waarden van het individu een rol, reisgedrag is ook zeer afhankelijk van wat het individu zoekt tijdens een vakantie. Het meest belangrijke onderscheid dat gemaakt wordt in reisgedrag is of reizigers ondernemend zijn (allocentric) of vertrouwdheid prefereren tijdens vakantie (psychocentric). De eerste groep zal steeds verder gaan om de behoefte aan zelfvoldoening te bevredigen, en zal daarbij op zoek gaan naar unieke ervaringen.

2.3 Perceptie


Volgens Perceptie (2018) is perceptie een proces waarbij de hersenen betekenis geven aan datgene wat onze zintuigen waarnemen. Verhage (2013) omschrijft perceptie als het proces waarbij een persoon, via welke van de vijf zintuigen dan ook, informatie verzamelt, ordent en interpreteert en daardoor een zekere betekenis aan zijn omgeving toekent. Slovic (2016) gebruikt het woord perceptie om te verwijzen naar verschillende attitudes en oordelen van mensen over bepaalde onderwerpen.

Kortgezegd is perceptie een voor ieder mens persoonlijke manier van benadering en interpretatie van bepaalde fenomenen en onderwerpen.

(16)

Ross, Lukas, Lonsdorf, Stoinski & Hare (2008) vonden dat mensen in de Verenigde Staten chimpansees minder snel als een bedreigde diersoort zagen als andere apensoorten. De reden hiervoor werd gekoppeld aan het feit dat chimpansees met regelmaat getoond werden in films, televisie en

advertenties terwijl zij kleren droegen en/of onnatuurlijk aangeleerd gedrag vertoonden om mensen te vermaken (Ross et al., 2008). In 2011 onderzochten Ross, Vreeman & Lonsdorf (2011) de invloed van beeldvorming van chimpansees in de media op de perceptie van het publiek van chimpansees in de Verenigde Staten. Zij vonden dat wanneer mensen keken naar een afbeelding van een chimpansee naast de mens, 35,5% vaker gedacht werd dat chimpansees een stabiele leefsituatie hebben in de natuur en men 30% vaker vond dat het aantrekkelijke huisdieren zijn dan wanneer een chimpansee zonder mens werd afgebeeld. Ook bleek een chimpansee in een huiselijke omgeving minder snel het idee te geven dat deze dieren met uitsterven bedreigd worden dan in andere omgevingen. Het afbeelden van een chimpansee naast de mens bleek ook eerder het idee te wekken dat directe associaties tussen mens en dier normaal en dus veilig zijn. Ross et al. (2011) verklaart dat om

diezelfde reden men een wild dier dat in een dierentuin wordt afgebeeld minder aantrekkelijk vindt als huisdier doordat interactie tussen mens en dier opzettelijk onmogelijk wordt gemaakt door de

omheining. Ten slotte noemt Ross et al. (2011) dat gebrek aan wetgeving omtrent de commerciële handel in wilde dieren tevens kan zorgen voor een onjuiste perceptie onder de bevolking in de Verenigde Staten.

Wetenschappelijk bewijs is zelden voldoende om het welzijn omtrent dieren te verbeteren, tenzij dit bewijs inspeelt op de normen en waarden van de gemeenschap (Serpell, 2004). Wanneer de attitude van de bevolking richting dieren en hun welzijn verandert, is dit meestal de drijvende kracht voor verbeteringen in wetgevingen en publiek beleid omtrent omgang met of handel in wilde dieren (Kirkwood & Hubrecht, 2001). Volgens Serpell (2004) hangt de attitude van mensen tegenover dieren deels af van twee overwegingen: de mate van affectie van de mens tegenover het dier en de mate van bruikbaarheid van het dier voor de mens. Maar ook andere factoren, zowel intrinsiek als extrinsiek, zijn bepalend voor de uiteindelijke attitude van mensen tegenover dieren. Deze factoren zijn onder te verdelen in vier categorieën: (1) dierlijke eigenschappen: mensen hebben vaak meer affectie voor ‘schattige’ dieren en dieren die afstammen van de mens of die qua cognitief vermogen vergelijkbaar zijn met de mens; (2) individuele menselijke eigenschappen: vrouwen en jongvolwassenen tonen doorgaans meer affectie voor dieren en hechten minder waarde aan bruikbaarheid van een dier dan mannen en ouderen. Ook mensen die met (huis)dieren opgegroeid zijn tonen doorgaans meer affectie; (3) culturele factoren: in te delen in de categorieën historie, culturele en religieuze

geloofsovertuigingen en waarden, culturele handelingen en culturele representaties. De manier waarop dieren in kunst, taal, literatuur, wetenschap en de media worden omschreven is tevens bepalend voor de menselijke houding tegenover dieren. Sommige dieren zijn sociaal geaccepteerd als ‘eetdieren’ of ‘productiedieren’, terwijl andere dieren worden gezien als ‘huisdieren’. Deze sociaal geaccepteerde houdingen tegenover bepaalde dieren zijn van invloed op de mate van affectie. (4) wetenschappelijke factoren: onderzoek naar het gedrag, cognitief vermogen en bewustzijn van dieren heeft sinds de eerste ontdekkingen in de vroegmoderne tijd gezorgd voor een groter gevoel van gelijkwaardigheid tussen de (met name westerse) mens en dier. Onderzoek naar dierenwelzijn heeft uitgewezen dat dieren gevoeliger en kwetsbaarder zijn voor stress en pijn dan aanvankelijk werd gedacht.

In bijlage II wordt de aanpak van het onderzoek van Ross et al. (2011) besproken. Uit het onderzoek van zowel Ross et al. als dat van Serpell (2004) blijkt dat de perceptie van mensen over dieren sterk afhankelijk is van een aantal uiteenlopende factoren. Ross benadrukt de invloeden vanuit de media op de perceptie van mensen over dieren, terwijl Serpell met name de ‘bredere’ factoren zoals cultuur en wetenschap benadrukt. Serpell (2004) beweert dat de perceptie voor een groot gedeelte wordt bepaald door de gemeenschap van de bevolking; een dier wordt als bruikbaar gezien waardoor de affectie van mensen tegenover het dier afneemt of andersom. Daarnaast wordt de perceptie van mensen over

(17)

dieren bepaald door een aantal persoonlijke factoren, waaronder geslacht, leeftijd en een individu’s eigen geschiedenis met dieren. Geconcludeerd kan worden dat iemands perceptie van dieren sterk verschilt per individu en de mate waarin het individu beïnvloed wordt door bepaalde factoren. 2.4 Invloed media op consumentengedrag


Jun & Gibson (2007) hebben onderzoek gedaan naar de betekenis van verbale en afgebeelde informatie voor individuen met verschillende doeleinden tijdens het zoeken naar reisinformatie. Afgebeelde informatie wordt eerder herkend en onthouden dan verbale informatie, omdat men deze informatie makkelijker in gedachten kan terughalen en deze bijdraagt aan de vorming van herinneringen in het geheugen. Wanneer mensen een genotzuchtig doel hebben in het zoeken naar informatie over reizen, wordt afgebeelde informatie effectiever opgeslagen dan verbale informatie. MacKay & Fesenmaier (1997, in Jun & Gibson, 2007) vonden dat afbeeldingen kenmerken, karaktereigenschappen, concepten, waarden en ideeën als bruikbare informatie kunnen overbrengen bij het maken van reiskeuzes.

O’Keeffe & Clarke-Pearson (2011) hebben de impact van social media op kinderen, jongvolwassenen en families onderzocht. Advertenties op deze kanalen kunnen grote impact hebben op niet alleen het koopgedrag maar ook de percepties van kinderen en jongvolwassenen over wat normaal is. Bepaalde advertenties worden op social media getoond op basis van het zoek- en postgedrag van

internetgebruikers en kunnen daardoor invloed uitoefenen op koopbeslissingen of bepaalde leefwijzen. In bijlage II wordt de aanpak geanalyseerd van de onderzoeken van Jun & Gibson en O’Keeffe & Clarke-Pearson. Het artikel van O’Keeffe & Clarke-Peason focust niet op de invloed van media op reisgedrag maar op alledaags gedrag van mensen. Desondanks is de informatie relevant voor dit thesisproject omdat bewijs wordt geleverd dat media inderdaad invloed uitoefent op het gedrag van mensen. 2.5 Communicatieplan

Scouting (z.d.) geeft in een infoblad negen stappen die het uitgangspunt vormen om tot een gedegen communicatieplan te komen. Dit zijn achtereenvolgens: (1) doelgroep bepalen; (2) doelstellingen bepalen per doelgroep; (3) boodschap bepalen; (4) middelen en media. Welke middelen en media worden ingeschakeld om de boodschap aan de doelgroep te kunnen communiceren; (5) planning. De volgorde waarin middelen worden ingezet of de boodschap wordt opgebouwd; (6) organisatie. Wie doet wat binnen de organisatie; (7) financiën; (8) monitoring. Door tussentijdse meetpunten in te stellen, kan gekeken worden of de activiteiten voldoende opleveren. Zo niet, kunnen zaken bijgesteld worden; (9) evaluatie. Verenigingen en Stichtingen (2012) en Scholen met Succes (z.d.) adviseren om een communicatieplan te beginnen met een situatieanalyse, waarin wordt uitgelegd hoe de huidige situatie is en hoe de gewenste uitgangssituatie eruitziet. Daarbij gaat het niet alleen om interne kenmerken maar ook om kenmerken van de markt.

2.6 Conclusie en operationalisering van de kernbegrippen

Om het literatuuronderzoek af te sluiten, zullen nu de verbanden tussen de kernbegrippen gelegd worden. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat media invloed uit kan oefenen op zowel de perceptie als het gedrag van mensen. Volgens Eckhardt (persoonlijke communicatie 3 oktober 2017) kan het gebruik van beelden in de media van wilde katachtigen in interactie met de mens een soort reclame-effect opleveren voor toeristische activiteiten met wilde katachtigen. Ondanks dat dit wellicht niet het doel is van de desbetreffende mediaorganisatie, kan het wel zo zijn dat mensen zich door dit soort beelden aangetrokken voelen tot het aangaan van een interactie met wilde katachtigen. Zoals in 2.3 en 2.4 werd omschreven, worden mensen in zowel hun perceptie als gedrag beïnvloed door beelden die in de media gecommuniceerd worden. Daarnaast heeft de perceptie van mensen invloed op het reisgedrag, aangezien dit gedrag ontstaat uit normen, waarden, behoeften, opvattingen en verlangens. Percepties van reizigers van wilde katachtigen en verantwoord toerisme zijn bepalend voor

(18)

het uiteindelijke (verantwoorde) reisgedrag ten aanzien van wilde katachtigen. Uit dit

literatuuronderzoek is gebleken dat met name afgebeelde informatie in de media invloed uitoefent op de perceptie en het gedrag van mensen.

Beelden in de media oefenen dus invloed uit op zowel de perceptie als het reisgedrag van mensen. Daarnaast wordt het reisgedrag van een individu beïnvloed door de perceptie van dat individu over het onderwerp, in dit geval verantwoord toerisme. In bijlagen III, IV en V zijn de kernbegrippen perceptie, reisgedrag en verantwoord toerisme visueel geoperationaliseerd. Er is gekozen om alleen deze begrippen te operationaliseren, omdat deze in het veldonderzoek onderzocht zullen worden. Om de onderzoeksopzet te kunnen maken, is een goed inzicht in deze begrippen en de aspecten ervan zeer essentieel. De definiëring van de overige kernbegrippen in het literatuuronderzoek heeft voldoende informatie opgeleverd om de rest van het thesisproject op te kunnen baseren.

(19)

3. Methodologische verantwoording

Het doel van het onderzoek is erachter komen of en hoe beelden van wilde katachtigen in de media invloed uitoefenen op de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen. Om antwoord te geven op de deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag, zal specifiek onderzocht moeten worden wat de perceptie en het intentionele reisgedrag is van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen, wat de relatie is tussen die perceptie en het intentionele reisgedrag, welke groep Nederlanders het meest positief is over het ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen en welke invloed verschillende soorten beelden van wilde katachtigen uitoefenen op de perceptie en intentionele reisgedrag van Nederlanders. De methodologische aanpak het onderzoek wordt in dit hoofdstuk per deelvraag toegelicht.

3.1 Onderzoeksmethode

Om te onderzoeken wat de perceptie en het intentionele reisgedrag is van de Nederlandse bevolking ten aanzien van wilde katachtigen zal een massaonderzoek, ofwel een surveyonderzoek afgenomen worden. Bij een surveyonderzoek wordt gebruik gemaakt van het afnemen van enquêtes om inzicht te krijgen in een of meerdere variabelen binnen de doelgroep (Scribbr, 2018) en valt onder een

kwantitatieve onderzoeksmethode. Deze methode is het meest passend voor dit onderzoek omdat oppervlakkige informatie verkregen kan worden bij een grote populatie over verschillende variabelen. De variabelen van dit onderzoek zijn de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen. Op basis van een kwantitatief onderzoek kunnen statistische conclusies worden getrokken (Scribbr, 2018) en dat is ook wat het onderzoek van dit thesisproject uiteindelijk zal moeten opleveren.

Het is onmogelijk om elke persoon uit de populatie te betrekken bij het onderzoek. Daarom zal gebruik gemaakt worden van een steekproef: een kleinere groep respondenten die de populatie vertegenwoordigt (Scribbr, 2018). Een verdere toelichting over de omvang van deze steekproef wordt gegeven in B.2.5.

3.2 Meten van perceptie

De enquête zal inzicht moeten opleveren in onder andere de variabele perceptie van wilde katachtigen. Dit inzicht zal verkregen worden door vragen te stellen in de enquête over in hoeverre men denkt dat wilde katachtigen geschikt zijn om te betrekken bij toeristische activiteiten. Het begrip toeristische activiteiten zal daarbij worden opgesplitst in het op de foto gaan met een wilde katachtige, het wandelen met een wilde katachtige en het aaien van een wilde katachtige. Ook wordt gevraagd in hoeverre men denkt dat wilde katachtigen geschikt zijn om als huisdier te houden. Deze vraag wordt in de enquête opgenomen als ‘extreem’ en draagt bij aan het verkrijgen van inzicht waar voor mensen in Nederland de grens ligt in het in contact komen met een wilde katachtige.

Ten slotte zal gevraagd worden in welke mate de respondenten denken dat wilde katachtigen lief dan wel gevaarlijk zijn en hoe men denkt over de natuurbeschermingsstatus van wilde katachtigen. Met natuurbeschermingsstatus wordt bedoeld de mate waarin de dieren met uitsterven worden bedreigd. Deze laatste twee vragen dragen volgens de wens van Stichting SPOTS bij aan de meting van de perceptie van mensen over wilde katachtigen in een breder perspectief.

Door in de enquête gebruik te maken van een Likertschaal krijgen respondenten de mogelijkheid te kiezen uit een vijftal antwoordopties die variëren van zeer geschikt tot zeer ongeschikt en van heel erg lief tot heel erg gevaarlijk. Bij de vraag over de natuurbeschermingsstatus van wilde katachtigen zullen de antwoorden met drie mogelijkheden variëren van heel erg met uitsterven bedreigd, met uitsterven bedreigd tot niet met uitsterven bedreigd. Het gebruik van de Likertschaal maakt het mogelijk om gradaties in meningen van de respondenten te ontdekken (SurveyMonkey, 2018).

(20)

3.3 Meten van intentioneel reisgedrag

Om het intentionele reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen in kaart te brengen, zullen vragen in de enquête opgenomen worden die toetsen of respondenten een toeristische activiteit met wilde katachtigen zouden willen ondernemen. Het begrip toeristische activiteit zal daarbij wederom worden opgesplitst in het op de foto gaan met een wilde katachtige, het wandelen met een wilde katachtige en het aaien van een wilde katachtige. Ten slotte zal de vraag opgenomen worden of men denkt dat wilde katachtigen leuke huisdieren zijn.

Bij het stellen van de vragen over toeristische activiteiten zal gebruik worden gemaakt van de

Guttmanschaal: een volgorde in de vragen die oploopt van minst extreem naar meest extreem (Huinink & Stortelder, 2005). Daarbij wordt het met het dier op de foto gaan beschouwd als minst extreem en het houden van het dier als huisdier als meest extreem. Volgens Van Marle (onderzoeksdocent aan het Saxion, persoonlijke communicatie 9 november 2017) is de Guttmanschaal een geschikte methode om respondenten aan het denken te zetten over waar men zelf de grens legt bij een bepaald onderwerp. 3.4 Meten van invloedrijke factoren op perceptie en intentioneel reisgedrag

Om de laatste twee deelvragen te kunnen beantwoorden, zal onderzocht worden waarom mensen een bepaalde perceptie van wilde katachtigen hebben en waarom zij een bepaald intentioneel reisgedrag ten aanzien van deze dieren vertonen. Zoals Ross et al. (2011) met zijn onderzoek ontdekte, kan de perceptie van mensen over een bepaald dier beïnvloed worden wanneer tijdens het stellen van vragen over dat dier een bepaald type foto van dat desbetreffende dier getoond wordt. Om te onderzoeken of verschillende typen beelden van wilde katachtigen invloed hebben op de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen, zullen tijdens de afname van de enquêtes verschillende foto’s van wilde katachtigen gebruikt worden. Deze foto’s zullen telkens één caracal, één cheeta of één leeuw tonen in een van de vier verschillende omgevingen: met witte achtergrond (controlefoto), met natuurlijke achtergrond, wandelend met een persoon of knuffelend met een persoon. De twaalf foto’s die gebruikt worden tijdens het enquêteren, worden weergegeven in bijlage VI. Het doel van het gebruiken van deze foto’s is onderzoeken of en hoe verschillende typen beelden invloed uitoefenen op zowel de perceptie als het intentionele reisgedrag van Nederlanders met betrekking tot wilde katachtigen. Volgens Scribbr (2018) valt deze methode onder relationeel

onderzoek, waarbij gemeten wordt of twee of meer variabelen met elkaar samenhangen en of dit verband significant is, hoe sterk dit verband is en wat de richting en aard van het verband is.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de perceptie en het intentionele reisgedrag van mensen in Nederland enkel wordt bepaald door het kijken naar een foto van een wilde katachtige. Zoals Elands (2002) in haar artikel stelde, wordt het reisgedrag van mensen niet alleen door persoonlijke normen en waarden bepaald maar ook door datgene waar men tijdens een reis naar op zoek is: vertrouwdheid of unieke ervaringen. De perceptie van mensen over (wilde) dieren wordt volgens Serpell (2004) door een aantal verschillende factoren bepaald, waaronder individuele menselijke eigenschappen.

Om in de resultaten van het onderzoek rekening te kunnen houden met deze factoren en om antwoord te kunnen geven op de derde deelvraag, ‘wat zijn de algemene kenmerken van de groep Nederlanders die een positieve houding hebben tegenover het ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen?’, worden in de enquête een aantal vragen opgenomen over de ervaringen van mensen met (huis)dieren en de interesses in en ervaringen met reizen. Daarbij kan gedacht worden aan het in contact zijn met dieren in het werkveld, het opgegroeid zijn met of hebben (gehad) van (huis)dieren, reiservaringen naar Afrika en/of Azië, ervaringen met ondernemen van toeristische activiteiten met wilde katachtigen c.q. wilde dieren, het bezoeken van dierentuinen en het kijken naar of lezen van natuur- of dier gerelateerde documentaires en/of bladen.

(21)

3.5 Onderzoekspopulatie

Volgens NBTC NIPO (2015) bestond de Nederlandse reisbevolking in 2015 uit 12,9 miljoen mensen (15.8 miljoen inwoners van Nederlandse oorsprong met 81,7% vakantieparticipatie). Gezien het onmogelijk is om elk individu uit deze populatie te betrekken bij het onderzoek, zal een steekproef afgenomen worden. De populatie van 12,9 miljoen Nederlanders vormt het steekproefkader voor dit onderzoek. Volgens Steekproefcalculator (2013) wordt een minimale steekproefomvang van 542 respondenten aanbevolen bij een populatie van 12,9 miljoen mensen, waarbij een acceptabele foutmarge van 5%, een betrouwbaarheidsniveau van 98% en een spreiding van 50% worden aangehouden. In overleg met Van der Meer (persoonlijke communicatie 25 april 2017) zal worden gestreefd naar het enquêteren van 50 respondenten per foto, dus 600 respondenten totaal, zodat statistische conclusies per foto getrokken kunnen worden. Per dier en per foto wordt gestreefd naar een min of meer gelijke samenstelling van de respondenten wat betreft geslacht en leeftijdscategorie, zodat de respondenten zoveel mogelijk representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Door de enquêtes af te nemen in verschillende steden verspreid door het land, wordt getracht een diverse samenstelling in afkomst van de respondenten te realiseren.

(22)

4. Resultatenanalyse

In de periode van maandag 13 november tot en met zondag 3 december 2017 zijn op twee dagen na dagelijks enquêtes afgenomen in zes verschillende steden verspreid door Nederland. Voorafgaand deze periode heeft op vrijdag 10 november een bijeenkomst plaatsgevonden met de onderzoeker en de vrijwilligers die hebben geholpen met het afnemen van de enquêtes. Tijdens deze bijeenkomst zijn de instructies gegeven over de methode waarop de enquêtes afgenomen moesten worden, om ervoor te zorgen dat dit door iedereen op dezelfde manier gedaan werd. Deze instructies zijn weergegeven in bijlage VIII. In totaal hebben 648 respondenten meegedaan aan het onderzoek. Deze

respondentengroep bestond voor 48,8% uit mannen en 51,2% uit vrouwen, variërend in een leeftijd van 17 tot en met 89 jaar met een gemiddelde van 37,8 jaar. De mediaan voor de leeftijd was 31 jaar en de modus was 18 jaar.

Om de resultaten van het onderzoek te analyseren, is gebruik gemaakt van het programma SPSS. Door alle gegevens van de 648 ingevulde enquêtes in dit programma in te voeren, konden verschillende testen op de resultaten toegepast worden om verschillende inzichten in de resultaten te kunnen verkrijgen. In dit hoofdstuk zullen de resultaten per deelvraag besproken worden, maar eerst wordt toegelicht welke analysemethoden zijn toegepast in SPSS om tot de resultaten te komen.

Voor het achterhalen van de resultaten die antwoord konden geven op de deelvragen, zijn de One-way ANOVA-analyse met Tukey als Posthoc-test en de Pearson relatie coëfficiënt gebruikt. In dit hoofdstuk worden de resultaten per deelvraag besproken.

4.1 Analysewerkwijze

Om de resultaten van het veldonderzoek te analyseren, is gebruik gemaakt van het

computerprogramma SPSS. Binnen dit programma bestaan veel mogelijkheden om resultaten te visualiseren, verbanden te leggen en de betrouwbaarheid van het onderzoek te controleren (Scribbr, 2014). Om de verschillende deelvragen te kunnen beantwoorden, zijn verschillende analysetechnieken gebruikt. Om antwoord te geven op de eerste deelvraag, ‘wat is de perceptie van Nederlanders over wilde katachtigen’, zijn in SPSS frequentietabellen ontwikkeld. Bij het ontwikkelen van deze tabellen is gekozen voor het weergeven van de resultaten in percentages. Er is met behulp van deze tabellen gekeken naar hoe vaak de respondenten bepaalde antwoorden gaven op de vragen in de enquête, zodat inzicht verkregen wordt in wat de perceptie is van de respondenten over wilde katachtigen. Voor het beantwoorden van de tweede deelvraag, wat is de relatie tussen de perceptie en het intentioneel reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen, is gebruik gemaakt van Pearson’s Correlatiecoëfficiënt in SPSS. Er is gekozen voor deze test omdat het daarmee mogelijk is om variabelen met elkaar te vergelijken in plaats van groepen. De variabelen die in deze test zijn

meegenomen, zijn de antwoorden op de perceptuele en intentionele reisgedrag vragen.

Om deze test voor de analyse te kunnen gebruiken, is een bivariate correlatietest uitgevoerd op de twee genoemde variabelen (perceptie en intentioneel reisgedrag). Bij de uitvoer van deze test zijn steeds twee variabelen die met dezelfde toeristische activiteit te maken hebben geselecteerd. Op die manier is er gezocht naar verbanden tussen de perceptie en het intentionele reisgedrag van de respondenten bij steeds dezelfde toeristische activiteit: de intentie om met een katachtige op de foto te gaan en de mening over de geschiktheid van het dier om met toeristen op de foto te gaan,

enzovoort. Dit is steeds per activiteit met elkaar vergeleken omdat het interessant is om te weten of mensen die een bepaalde activiteit met een wilde katachtige zouden willen ondernemen, de wilde katachtige ook geschikt vinden voor die activiteit.

De derde deelvraag, ‘welke groep Nederlanders is het meest positief over het betrekken van wilde katachtigen bij toeristische activiteiten?’, wordt beantwoord door gebruik te maken van de optie ‘select

(23)

cases’ in SPSS. Daarbij zijn de respondenten geselecteerd die hebben aangegeven wel een toeristische activiteit met een wilde katachtige te willen ondernemen en zij die hebben aangegeven wilde

katachtigen geschikt te vinden om te betrekken bij toeristische activiteiten. Daarbij zijn de mensen geselecteerd die positief hebben gereageerd op alle drie de activiteiten: het op de foto gaan, het wandelen en het aaien van een wilde katachtige. In deze analyse zijn 108 respondenten meegenomen die een toeristische activiteit zouden willen ondernemen en 38 respondenten die katachtigen geschikt vinden om te betrekken bij toeristische activiteiten. De mensen die neutraal reageerden op deze vragen zijn daarbij ook meegenomen, omdat deze groep niet negatief denkt over het betrekken van wilde katachtigen bij toeristische activiteiten terwijl dit volgens SPOTS wel zou moeten.

Voor het beantwoorden van de vierde deelvraag, ‘wat zijn verantwoorde beelden van wilde

katachtigen?’, is gekeken of de gebruikte foto’s van katachtigen significante invloeden uitoefenden op de antwoorden van de respondenten op de vragen over perceptie en intentioneel reisgedrag. Er is gebruik gemaakt van de One-Way ANOVA-analyse in SPSS om deze invloeden te testen op significantie. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Tukey’s honestly significant difference-test als posthoc test. Deze posthoc test geeft inzicht in tussen welke groepen de significante verschillen zitten, aangezien de ANOVA-analyse alleen berekent óf er significante verschillen zijn (SPSS Handboek, 2017). Deze test heeft de gemiddelde antwoordscores per gebruikte foto met elkaar vergeleken. Om de resultaten van deze test te visualiseren, zijn met behulp van SPSS grafieken gemaakt die samen met de tabellen van de ANOVA-analyse zijn weergegeven in bijlagen XII en XIII. In onderstaande tabel wordt schematisch weergegeven welke analysetechniek er per deelvraag is gebruikt.

Tabel 4.1.1: schematische weergave analysewerkwijzen per deelvraag

Deelvraag Analysemethode Toelichting

1: Wat is de perceptie Frequentietabellen Inzicht in hoe vaak welke antwoorden zijn gegeven 2: Verband perceptie en

intentioneel reisgedrag

Pearson’s Correlatiecoefficient Vergelijkt variabelen met elkaar 3: Welke groep Nederlanders is

meest positief over toerisme met wilde katachtigen

Select cases Mensen die positief zijn over toerisme met wilde katachtigen analyseren op kenmerken 4: Wat zijn verantwoorde

beelden van wilde katachtigen One-Way ANOVA en Tukey’s Posthoc test Onderzoekt de verschillen in antwoorden bij het zien van de verschillende typen foto’s 4.2 De perceptie van Nederlanders van wilde katachtigen

In de enquête is gevraagd hoe respondenten denken over de geschiktheid van wilde katachtigen om met toeristen op de foto te gaan, om met toeristen te wandelen, om door toeristen geaaid te worden en om als huisdier gehouden te worden. Daarnaast is gevraagd in hoeverre men denkt dat het dier lief of gevaarlijk is en in hoeverre men denkt dat het dier met uitsterven wordt bedreigd. De antwoorden op die vragen dragen samen bij aan het beantwoorden van de eerste deelvraag: wat is de perceptie van Nederlanders over wilde katachtigen?

Afbeeldingen 4.2.1 tot en met 4.2.6 in bijlage IX geven aan hoe vaak elk antwoord percentueel is gegeven door de respondenten op de verschillende perceptuele vragen in de enquête. Uit de antwoorden die gegeven zijn op de perceptuele vragen kan geconcludeerd worden dat de meeste Nederlanders ervan op de hoogte zijn dat wilde katachtigen (zeer) ongeschikt zijn om bij toeristische activiteiten te betrekken. Slechts 8,8% vindt wilde katachtigen (zeer) geschikt of is neutraal over de geschiktheid van het dier om te wandelen met toeristen (fig. 4.2.1). Over de geschiktheid van wilde

(24)

katachtigen om met toeristen op de foto gaan en om geaaid te worden door toeristen lijken Nederlanders echter wat milder te denken: 15% van de respondenten vindt wilde katachtigen (zeer) geschikt of niet geschikt maar ook niet ongeschikt om bij deze twee activiteiten te betrekken (fig. 4.2.1 en 4.2.3). Over de geschiktheid van wilde katachtigen om als huisdier te houden zijn de meeste

Nederlanders negatief; slechts 3,1% vindt de dieren hiervoor geschikt of is neutraal (fig. 4.2.4). Voor een groot gedeelte weten Nederlanders dat wilde katachtigen (zeer) gevaarlijk en niet lief zijn, toch denkt 8,2% dat het dier (heel erg) lief is en denkt 20% dat het dier niet lief maar ook niet gevaarlijk is (fig. 4.2.5). Over de bedreiging van uitsterven denken Nederlanders veelal hetzelfde: 90% van de respondenten denkt dat het dier (ernstig) met uitsterven wordt bedreigd (fig. 4.2.6).

4.3 Relatie tussen perceptie en intentioneel reisgedrag

In paragraaf 4.2 is aangegeven hoeveel procent van de respondenten positief denkt over de

geschiktheid van wilde katachtigen om te betrekken bij toeristische activiteiten. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat 24% van de respondenten met een wilde katachtige op de foto zou willen, 18% met een wilde katachtige zou willen wandelen en 29% een wilde katachtige zou willen aaien.

Hieronder worden de uitkomsten van de Pearson’s Correlatiecoëfficiënt omschreven met steeds een korte toelichting. De tabellen die zijn voortgekomen uit deze test, zijn weergegeven in bijlage X. De Pearson’s Correlatiecoëfficiënt kan als volgt worden afgelezen. Wanneer de correlatie R=1 of R=-1 is, bestaat er een verband tussen beide variabelen. Is de correlatie R=1 en dus positief, dan betekent dit dat voor elke positieve groei van de ene variabele, er ook een positieve groei bij de andere variabele plaatsvindt. Is de correlatie R=-1, dus negatief, dan vindt bij elke positieve groei van de ene variabele, een negatieve groei bij de andere variabele plaats. Is de correlatie R=0, dan is er geen verband tussen de variabelen. De tabellen die horen bij de gemaakte vergelijkingen zijn weergegeven in bijlage X. Bij de vergelijking van de antwoorden op de vraag zou u met dit dier op de foto willen?’ met de vraag ‘hoe geschikt of ongeschikt denkt u dat dit dier is om met toeristen op de foto te gaan?’ is een

correlatie gevonden van R=0,384 en dus positief (fig. 4.3.1). Dit verband is tevens significant gebleken (P=0,000). Bij de vergelijking van de antwoorden op dezelfde vragen maar dan over het wandelen met een wilde katachtige, is een positieve correlatie van R=0,376 gevonden met een significante waarde van P=0,000 (fig. 4.3.2). Ook bij deze twee variabelen is dus een verband gevonden. Bij de vergelijking van de antwoorden op dezelfde vragen maar dan over het aaien van een wilde katachtige, is een correlatie gevonden van R=0,502 met een significante waarde van P=0,000 (fig. 4.3.3). Tenslotte is bij de vergelijking van de antwoorden op dezelfde vragen maar dan over het houden van een wilde katachtige als huisdier een positieve correlatie van R=0,353 gevonden met een significante waarde van P=0,000 (fig. 4.3.4). Bij alle vier de vergelijkingen zijn positieve correlaties met significante waarden gevonden. De waarden van deze correlaties liggen echter relatief ver van 1 en zijn daardoor matig. De correlatie bij het aaien van een wilde katachtige ligt beduidend hoger dan bij de andere variabelen, maar ligt nog niet dicht bij 1 en is daardoor ook niet overtuigend.

Conclusie relatie tussen perceptie en intentioneel reisgedrag ten aanzien van wilde katachtigen Op basis van de resultaten die de Pearson’s Correlatiecoëfficiënt heeft gegeven, kan geconcludeerd worden dat er geen sterke samenhang is tussen de perceptie en het intentionele reisgedrag van Nederlanders ten aanzien van wilde katachtigen. Bij alle vier de activiteiten zijn positieve verbanden in de correlatie gevonden, wat kan betekenen dat hoe positiever mensen zijn over het ondernemen van de toeristische activiteit, hoe positiever zij zijn over de geschiktheid van de katachtige om te betrekken bij deze activiteit. In alle vier de gevallen waren deze verbanden significant. Wel waren de correlaties matig, waarbij de R-waarde bij drie van de vier testen rond de 0,35 lag. Bij de resultaten van de test van het aaien van een wilde katachtige was deze waarde meer dan 0,5. Dit betekent nog geen sterke correlatie, maar deze waarde ligt wel beduidend hoger dan in de andere gevallen. Het antwoord op

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het was niet mogelijk om het project in de volle  breedte uit te voeren. Dat werd o.a. veroorzaakt 

En daaraan werken we alweer met vernieuwde moed, want onze kalender staat al weer op papier, en zo te zien zal die opnieuw extra gevuld zijn!. Er blijven alleen nog de beurzen

De West-Vlaamse Milieufederatie (WMF) is er al even van overtuigd dat West-Vlamingen met meer geassocieerd kunnen worden dan met ‘wroetende varkens’ (cfr. ‘Wij Varkenland’),

Mijn broer Alain had na de middelbare school geen zin om verder te studeren en vertrok meteen naar New York om daar werk te zoeken?. Dankzij de connecties van mijn

- Mocht je ze niet zien, dan kun je op mediafilter klikken en alle datums selecteren of de maand, de laatst toegevoegde foto’s komen bovenaan te staan.. - Je kunt bij de

• Bovenaan het scherm staat een menubalk met verschillende knoppen, zoals Bewerken, Selectie, Aanpassen en Filter.. • Onder de menubalk staat een reeks knoppen, verdeeld over

Deelname aan de quiz is gratis en u wordt ontvangen met een kopje koffie of thee en iets lekkers. Voor een gezellige ambiance wordt gezorgd. In Wagenberg wordt nog geflyerd en

De Nederlandse, in Zuid-Afrika woonachtige modefoto- graaf irza Schaap (49) voegt zich met haar fotoboek Plastic Ocean in de traditie de donkere zijde van het be- staan tot kunst