• No results found

Goed mineralenmanagement loont : AMvB grondgebonden groei

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Goed mineralenmanagement loont : AMvB grondgebonden groei"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

O N D E R Z O E K & B E L E I D achtergrond V-focus juni 2015

40

O N D E R Z O E K & B E L E I D achtergrond V-focus juni 2015

41

Figuur 1 Figuur 2 Figuur 3

geproduceerde fosfaat voor tenminste 50 procent op nieuw te verwerven grond worden geplaatst.

De referentie voor groei is dus het fosfaat-overschot van 2014, berekend met de forfai-taire fosfaatproductienormen van 2014. Voor de plaatsingsruimte gelden de fosfaat-gebruiksnormen van het actuele jaar.

Berekening fosfaatproductie

Voor de Koeien & Kansen-bedrijven is gere-kend met bovenstaande regels. Figuur 1 laat de fosfaatproductie in 2014 zien. Dit zowel forfaitair als volgens de BEX-rekenwijze. Bij de meeste bedrijven ligt de forfaitaire fos-faatproductie hoger dan via BEX. De fosfaat-productie van het biologische bedrijf (nr. 1) is met ongeveer 70 kg P2O5/ha een stuk lager

dan die van het intensieve bedrijf 16 (200 kg P2O5/ha). De forfaitaire fosfaatproductie van

2014 is belangrijk als referentie, omdat een productie daarboven ‘groei’ is en er dan AMvB-regels gelden. In veel gevallen is de bedrijfsspecifieke fosfaatproductie lager dan de forfaitaire. Dus vaak is er nog enige groei-ruimte (gemiddeld 15 procent) voordat er AMvB-regels gelden.

Berekening plaatsingsruimte

Om het fosfaatoverschot te berekenen, moet

Dit artikel laat zien dat veel Koeien & Kansen-bedrijven extra grond moeten verwerven wanneer ze willen groeien en gebruik maken van forfaitaire normen. Managen op een goed BEX-resultaat (lagere fosfaat-excretie) en een goed BEP-resultaat (hoge fosfaatopbrengst met gewas), leidt bij de meeste bedrijven tot nog enige ‘lucht’, zodat niet direct grond nodig is bij beperkte groei. Een extra reden voor goed mineralen-management.

G o e d m i n e r a l e n m a n a g e n g e e f t l u c h t

Aart Evers en Michel de Haan Wageningen UR Livestock Research

AMvB grondgebonden groei

Goed

mineralen-management loont

Op 29 maart heeft staatsecretaris Sharon Dijksma voorstellen voor de Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) grondgebonden groei melkveehouderij aan de Eerste Kamer aangeboden. Voor de Koeien & Kansen-bedrijven is verkend wat dit voor hen betekent. Op basis van resultaten van 2014 en forfaitaire productie en plaatsingsruimte moet circa 88 procent van de bedrijven extra grond verwerven bij groei. Gebruik maken van BEX en BEP levert deze bedrijven gemiddeld een groeiruimte op van 25 koeien voordat extra grond nodig is.

I

n de brief aan de Eerste Kamer geeft de staatssecretaris aan dat melkveebedrijven die wil-len groeien grondgebonden moeten zijn. Of melkvee-houders extra grond nodig hebben bij groei, zal afhangen van het fosfaatoverschot per hectare. Het fosfaatoverschot is de productie van fosfaat met vee, minus plaatsingsruimte van fosfaat op de geregistreerde grond. Is de fosfaatproductie hoger dan de productie van

2014, dan gelden de volgende regels: • Bij een fosfaatoverschot lager dan 20 kg

P2O5/ha, is voor de extra fosfaatproductie

(= groei) geen extra grond nodig. • Bij een fosfaatoverschot tussen 20 en

50 kg P2O5/ha, moet bij groei de extra

geproduceerde fosfaat voor ten minste 25 procent op nieuw te verwerven grond worden geplaatst.

• Bij een fosfaatoverschot van meer dan 50 kg P2O5/ha, moet bij groei de extra

Fosfaatproductie per hectare voor de Koeien & Kansen-bedrijven in 2014 (forfaitair en met BEX).

de plaatsingsruimte worden bepaald. Figuur 2 laat de plaatsingsruimte voor fosfaat zien, berekend met de forfaitaire gebruiksnormen van 2015. Ter illustratie zijn ook de bedrijfs-eigen normen weergegeven (BEP), geba-seerd op een driejarige gemiddelde gewas-opbrengst. De bedrijven in Figuur 2 zijn geselecteerd op intensiteit (bedrijf 1 heeft

Plaatsingsruimte fosfaat voor de Koeien & Kansen-bedrijven op basis van gebruiksnormen 2015 (zowel forfaitair berekend als met de bedrijfseigen norm, BEP).

Berekening fosfaatoverschot Koeien en Kansen-bedrijven met forfaitaire productie, bedrijfsspecifieke productie (BEX) en bedrijfsspecifieke productie en plaatsingsruimte (BEX en BEP, alleen als deze hoger is dan de forfaitaire norm).

1 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 2 3 4 5 6 7 8 Bedrijfsnr. 9 10 11 12 13 14 15 16 Gem. Fo sf aatproductie (k g P 2 O 5 /h a) Forfaitaire fosfaatproductie BEX fosfaatproductie Bedrijfsnr. Plaatsingsruimte P2O5 forfaitair Plaatsingsruimte P2O5 BEP  1 0 20 40 60 80 100 120 140 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Gem. Pl aats ingsruimte (k g P 2 O 5 /h a) Bedrijfsnr. 0 20 40 60 80 100 120 10 -20 -10 30 50 70 90 110 130 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Gem. Oversc hot (k g P 2 O 5 /h a) Forfaitair overschot BEX overschot

(2)

O N D E R Z O E K & B E L E I D

achtergrond

V-focusjuni 2015

42

10.500 kg melk/ha en bedrijf 16 29.000 kg melk/ha). Opvallend is dat de intensieve bedrijven (rechterkant figuur) een hogere BEP hebben dan de extensievere (linker-kant). Dit komt vooral door gebruik van gras-landen met een beheersovereenkomst en minder productieve gronden op de extensie-vere bedrijven en het hoeft geen link met intensiteit te hebben.

Fosfaatoverschot en extra grond Via de fosfaatproductie uit Figuur 1 en de plaatsingsruimte uit Figuur 2 is in Figuur 3 het fosfaatoverschot per ha van de verschil-lende bedrijven weergegeven. Wanneer de bedrijfseigen plaatsingsruimte (BEP) van een bedrijf hoger is dan de forfaitaire plaat-singsruimte, is het overschot, berekend met de BEP-norm, ook weergegeven. Wanneer een bedrijf wil groeien, is voor de wetgever het forfaitaire fosfaatoverschot (blauwe balk in Figuur 3) leidend. Wanneer de bedrijven met forfaitaire normen werken in plaats van bedrijfsspecifieke, dan hoeven alleen bedrijf 1 en 2 geen extra grond te verwerven, ze zitten immers onder 20 kg fosfaatoverschot per ha. Zeven bedrijven zitten forfaitair tussen de 20 en 50 kg fosfaatoverschot per ha en zou-den bij groei 25 procent van de extra fosfaat-productie op extra grond moeten plaatsen. Zeven bedrijven zitten boven een overschot

van 50 kg P2O5/ha en zouden bij groei

50 procent van het extra fosfaat op extra te verwerven grond moeten plaatsen. Beperken excretie drukt grondbehoefte Behalve het forfaitaire overschot (blauwe

Figuur 4

Extra aan te houden koeien (incl. jongvee), voordat extra grond nodig is, voor de Koeien & Kansen-bedrijven, als fosfaatproductie via BEX wordt gebruikt of bij combinatie van BEX-fosfaatproductie en BEP-plaatsingsruimte.

balkjes) zijn in Figuur 3 ook de BEX-over-schotten weergegeven (groene balkjes). In bijna alle gevallen (behalve bij bedrijf 1) profiteren de bedrijven ervan wanneer ze de bedrijfsspecifieke BEX-productie hanteren. Ten opzichte van het forfaitaire referentie-overschot is er dus ruimte om te groeien met een goede BEX-score. Dit kan dan zonder extra grond tot het niveau is bereikt van het

overschot dat is berekend met forfaitaire normen (blauwe balken). Daarboven gelden de regels van de AMvB.

BEP schept soms extra ruimte

Behalve rekenen met BEX, kunnen de Koeien & Kansen-bedrijven (samen met een aantal bedrijven die meedoen met de BEP-pilot) ook rekenen met de bedrijfseigen fosfaat-norm (BEP). De BEP is de plaatsingsruimte die melkveehouders zouden hebben op basis van fosfaatonttrekking aan de bodem, bere-kend met de KringloopWijzer. In Figuur 3 is te zien dat er vier bedrijven (7, 9, 11 en 15) zijn waarbij het fosfaatoverschot berekend

met BEP onder de 20 kg P2O5/ha uitkomt.

M E T B E X G E M I D D E L D

2 5   E X T R A K O E I E N

Z O N D E R G R O N D A A N K O O P

Deze bedrijven mogen bovenop hun extra ‘BEX-winst’ nog groeien tot een overschot

van maximaal 20 kg P2O5/ha voordat extra

grond nodig is. Andere bedrijven vallen door BEP mogelijk in een lagere categorie (zoals bedrijf 13) en hoeven bij groei niet te rekenen met grondverwerving voor 50 procent van de groei, maar met 25 procent.

Extra koeien?

In Figuur 4 is voor de Koeien & Kansen-bedrijven weergegeven hoeveel koeien (en bijbehorend jongvee) ze nog extra kunnen houden wanneer ze in plaats van de forfaitaire normen de fosfaatproductie met BEX hanteren (blauwe balkjes). Ook is gekeken naar de groeiruimte als de combinatie van BEX en BEP extra ruimte biedt (groene balkjes). In 2014 molken de Koeien & Kansen-bedrijven gemiddeld 134 koeien. Uit de bereke ningen blijkt dat de Koeien & Kansen-bedrijven gemiddeld 25 koeien (inclusief jongvee) extra kunnen aanhouden zonder extra grondeisen als ze met de BEX-productie rekenen. Bij vier bedrijven leidt BEP-plaat-singsruimte tot extra groeiruimte, omdat deze bedrijven onder het maximale

over-schot van 20 kg P2O5/ha komen. Vooral

bedrijf 11 en 15 profiteren van de grotere BEP-plaatsingsruimte (respectievelijk 6 en 12 koeien extra bovenop BEX-voordeel).

Bedrijfsnr. Aantal extra koeien aanhouden door BEX Aantal extra koeien aanhouden door BEX en BEP

1 0 10 20 30 40 50 80 70 80 90 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Gem. Extr a k oeien t.o.v . for fait aire ben adering

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voordat die oorqake van die onruq aan die weAgrenA in die reine gebr~ng kon word,het die ontdekking van diamante langs die vaal- en Hartqriviere tot Pritqe

1 Correspondence of a general nature on various subjects regarding the political situation in Natal; letters to newspapers abroad answering criticism of SA policy;

In an attempt to provide a solution to the problem stated above, the aim of this study is to supply an overview of educational and instructional leadership to determine to what

Conclusie is dus dat principieel een beroep gedaan kan worden op grote- re eigen verantwoordelijkheid, maar dat in praktisch opzicht veel aanpassingen nodig zullen zijn om deze

Die instelling van In l\bsionalc Onderwys-Advie sraad in Suid-Afrika is

Several studies have shown that there is an important connection between service quality and customer satisfaction (Johns et al., 2004, p.. Additionally, these researchers

SAUVCA (South African Universities Vice-Chancellors Association). Quality assurance in South African universities. Using an external quality audit as a lever of

Through the use of a questionnaire conducted with a statistically representative group from the Bekkersdal community, the following issues were investigated: current water