• No results found

Hormoongehaltes in bloembollen voor teeltsturing en maat voor kwaliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hormoongehaltes in bloembollen voor teeltsturing en maat voor kwaliteit"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• BLOEMBOLLENVISIE • 30 november 2012 30 november 2012 • BLOEMBOLLENVISIE • • BLOEMBOLLENVISIE • 30 november 2012 30 november 2012 • BLOEMBOLLENVISIE • 22 • BLOEMBOLLENVISIE • 30 november 2012 30 november 2012 • BLOEMBOLLENVISIE • • BLOEMBOLLENVISIE • 30 november 2012 30 november 2012 • BLOEMBOLLENVISIE •

onderzoek

23

N

et als in mens en dier wordt in planten de ontwikkeling gestuurd door hormo-nen. De bollenteler en -broeier beïn-vloedt de ontwikkeling van de bol en de bloem voornamelijk door middel van temperatuurbe-handelingen. De bol neemt die temperatuur-veranderingen waar en ‘vertaalt’ die prikkels in inwendige veranderingen in de hormoon-huishouding. De gewijzigde hormoonspiegels reguleren vervolgens de ontwikkeling. Bollen-telers weten uit ervaring welke temperatuur-Tekst: Henk Gude, PPO Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit Harro Bouwmeester, Tatsiana Charnikova en Francel Verstappen, Laboratorium voor

Plan-tenfysiologie, Wageningen Universiteit Foto: PPO

Meer dan altijd zichtbaar en merkbaar is, spelen hormonen een

cruciale rol in de teelt van bloembollen. Het Laboratorium voor

Plantenfysiologie in Wageningen en PPO Bloembollen in Lisse

onderzochten welke hormonen er zoal in bloembollen

voorko-men en hoe hun gehaltes door de tijd heen al dan niet

verande-ren. Inmiddels kunnen er 48 stoffen in één keer worden

geme-ten.

Hormoongehaltes in bloembollen voor teeltsturing en maat voor kwaliteit

behandelingen nodig zijn voor bloemaanleg, beworteling en stengelstrekking, maar welke hormonen worden nu aangemaakt (of afge-broken) om de gewenste ontwikkeling moge-lijk te maken? En: wat kunnen we met die ken-nis? Om met het antwoord op die laatste vraag te beginnen: inzicht in de hormoonhuishou-ding helpt ons de ontwikkeling van planten en hun reactie op omgevingsinvloeden te begrij-pen; informatie waar een teler zijn voordeel mee kan doen. Wat voor de tuinbouw mogelijk nog belangrijker is: veranderingen in de hor-moonhuishouding zijn een aanwijzing voor fase-overgangen in de ontwikkeling van de plant (bijvoorbeeld richting bloei of rustbre-king) en voor de vraag of de plant toe is aan het veranderen van de omstandigheden, wat nodig is voor het tot stand brengen van een gewenst product op een gewenst tijdstip. Het is dus

mogelijk om aan de hand van hormoonspie-gels in bollen uitspraken te doen over de te vol-gen behandelmethodes in bewaring en broei. De hormoonspiegels kunnen ook aangeven of bijvoorbeeld de rust gebroken is (voldoen-de kou gegeven), of (voldoen-de plant/bol droogtestress heeft en of de bol de neiging heeft tot bloem-verdroging. Daarmee kunnen de hormoonspie-gels beschouwd worden als een maat voor de inwendige bolkwaliteit.

ONtwikkeliNgeN

In het verleden is veel onderzoek verricht aan het meten van plantenhormonen in bloembol-len, met als doel die gehaltes te gebruiken om de teelt/bewaring op te sturen of als kwaliteits- parameter. Dat onderzoek was echter tijdro-vend en kostbaar en er werd meestal maar één hormoon tegelijk gemeten. De bruikbaarheid van de resultaten van dat onderzoek voor de praktijk was beperkt.

‘Het is mogelijk gebleken

48 plantenhormonen en

afgeleide stoffen te bepalen in

tulpen- en leliebollen’

Sinds enkele jaren beschikt het Laboratorium voor Plantenfysiologie van Wageningen Uni-versiteit over technieken, waarmee in één plantenmonster de gehaltes van alle planten-hormonen bepaald kunnen worden: auxines, gibberellines, abscissinezuur, cytokinines en de mede door de onderzoekers van Wagenin-gen UR ontdekte nieuwe categorie van plan-tenhormonen: de strigolactonen. Het gasvor-mige plantenhormoon ethyleen wordt hier buiten beschouwing gelaten. Met de methode worden niet alleen de hormonen zélf bepaald, maar ook de stofwisselingsproducten van die hormonen: de stoffen waaruit ze gemaakt wor-den en de afbraakproducten. Hiermee biedt de methode snel veel informatie over veranderin-gen in hormoonhuishouding en de verhoudin-gen tussen verschillende hormonen.

48 stOffeN iN ééN keer

meteN

In een gezamenlijk project hebben het Labora-torium voor Plantenfysiologie en PPO Bloem-bollen een methode ontwikkeld voor het

extra-heren en bepalen van plantenhormonen in tulpen- en leliebollen. In enkele oriënterende experimenten is vervolgens het verband tussen hormoongehaltes en ontwikkelingseffecten bestudeerd. Het is mogelijk gebleken 48 plan-tenhormonen en afgeleide stoffen te bepalen in tulpen- en leliebollen. Alleen hormonen uit de groep van de strigolactonen konden niet in meetbare hoeveelheden aangetoond worden.

AfbrAAkprOducteN

iNte-ressANt

Er zijn verschillen in hormoongehaltes gevon-den tussen leliebollen, die met verschillende knopaantallen bloeiden in de kas en tussen tulpenbollen, die verschilden in bloemkwa-liteit als gevolg van temperatuurbehandelin-gen. Zo werden in tulpenbollen waarin bloem-verdroging was geïnduceerd door middel van

een temperatuurbehandeling (2 weken 20°C, na enkele maanden bij 2°C) grote veranderin-gen in de auxinehuishouding waarveranderin-genomen. Opvallend hierbij was dat niet het gehalte van auxine zelf (IAA), maar dat van een afbraak-product van IAA (IAA-Asp, IAA gekoppeld aan het aminozuur Aspartaat) zeer sterk ver-anderde: de IAA-concentratie nam toe van 90 naar 170 terwijl het IAA-Asp gehalte afnam van 12.000 naar 1000 pmol/gram (zie tabel 1). Met name de daling van het IAA-Asp-gehalte was dermate groot dat deze perspectief biedt om als mogelijke toets op bloemverdroging/ bloemkwaliteit verder onderzocht te worden. In het onderzoek zoals dat vroeger gebeurde, en waar alleen ‘het hormoon zelf’ werd geme-ten, zou deze verandering niet opgemerkt zijn. In vergelijkbare proeven werden grote veran-deringen in abscissinezuur- en

cytokinine-huishouding gemeten in tulpenbollen tijdens de 9°C-behandeling na stadium G. Ook hier was het een afbraakproduct van het hormoon Abscissinezuur (en niet het hormoon zelf ) dat mogelijk geschikt is als indicator voor de vraag of aan de koudebehoefte is voldaan. In leliebollen die bloeien met een hoger knop-aantal dan een vergelijkbaar partij met een lager knopaantal werd in de wortels een lager Ox-IAA gehalte gemeten (een ander afbraak-product van het auxine IAA). De verschillen tussen bollen met hoge en lage knopaantallen waren echter niet groter dan een factor 2 à 3, waarschijnlijk te klein om een mogelijke toets op knopaanleg op te baseren.

Op basis van de hierboven beschreven kennis kunnen methodes ontwikkeld worden waar-mee bollentelers, -handelaren en broeiers de teelt en bewaring van bollen gerichter kunnen sturen en waarmee de bol- en bloemkwaliteit van tevoren vastgesteld kan worden.

Uw sector investeert in dit project via het Pro-ductschap Tuinbouw. Meer informatie is te vin-den op www.tuinbouw.nl bij projectnummer PT 13894

Inwendige veranderingen in hor-moonspiegels, het onderwerp van dit artikel, waren tot nu toe moei-lijk te meten en daardoor minder bekend bij de teler. De praktijk maakt echter al jaren gebruik van uitwendig toegevoegde plantenhormonen (we spreken dan van groeiregulatoren) om de ontwikkeling van de geteelde producten te beïnvloeden.

Enkele voorbeelden zijn:

Zantedeschia: dompeling in gibbe-rellinezuur voor meer bloemen Dahlia: gebruik van stekpoeder met auxines voor beworteling

Ethyleen: bevordert verklistering in tulpenplantgoed en stimuleert bloei in twijfelmaten van Iris

Houdbaarheidsmiddelen bevatten hormonen en groeiregulatoren, die het verouderingsproces (bijv. blad-vergeling) afremmen

In weefselkweek wordt veel gebruik gemaakt van auxines en cytokinines voor het induceren van scheutjes of worteltjes op stukjes weefsel

Tulp IAA (een auxine) IAA-Asp (afbraakproduct van IAA) 2°C continu

(geen bloemverdroging geïnduceerd)

90 12.000

2 weken 20°C

(induceert bloemverdroging)

170 1.000

Tabel 1. Veranderingen in de gehaltes aan IAA (een auxine) en IAA-Asp (een afbraakproduct van auxine) in tulpenbollen die enkele maanden bij 2°C waren bewaard en vervolgens 2 weken bij 20°C of niet (controle). Gehaltes (pmol/g) gemeten na de 2 weken 20°C, nog geen bloemver-droging zichtbaar.

Bloemverdroging in tulpenbol mogelijk voorspelbaar met behulp van een hormoonbepaling

Met deze apparatuur is een flink aantal plantenhormonen en hun afbraakproducten nauw-keurig te meten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this regard, a peer tutor-mentor programme was introduced at a private university in South Africa to improve the academic outcomes of vulnerable first-year

principal characteristics and country of origin evaluated for morphological root traits under greenhouse conditions at ClAT-Palmira 113 Table 4.2 Elite varieties and production

Voor het marge-onderzoek is gebruik gemaakt van de prijzen zoals deze door het Bedrijfsschap voor het Slagersbedrijf worden berekend uit de in de vakbladen gepubliceerde

2. de beste totale ruimtelijke structuur voor het agrarische wonen, werken, recreëren en verkeer. Met deze omschrijving wordt volstaan. Zoals reeds is gezegd is dit niet voldoende

Opdat alle gezondheidswerkers die actief zijn bin- nen de programmatische preventieve jeugdge- zondheidszorg (consultatiebureaus van Kind en Gezin, centra voor

Ook bij Phlox leverde bewaring in een MAP-folie een enorme kwaliteitswinst op: na 8 weken bewaring bij 20°C waren planten in een standaardverpakking volledig verdroogd en dood, die

Vooral informatie van vrienden, familie en kennissen wordt als informatiebron gebruikt (.. Centre for Leisure and Tourism Research 78 Tabel 42 op de volgende pagina), met

Het de potentiometrische titratiemet hode \Wrdt in dieetkaas ee n iets ltoger chloridegehalte gevonden dan met de gravimetrische.. m et hode volgens NEN