• No results found

Invloed van de aanwezigheid van een audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van de aanwezigheid van een audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed van de aanwezigheid van een

audit comité op de kwaliteit van de

financiële jaarverslaggeving

Bachelor Thesis Accountancy & Control

Naam: Cindy de Vries Studentnummer: 10495789 Datum: 28 juni 2016 Versie: Definitieve versie Vakcode: 6013B0320Y

Specialisatie: BSc Accountancy & Control

Instituut: Amsterdam Business School, Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider: A.Th. A. Koet

(2)

Verklaring van eigen werk

Hierbij verklaar ik, Cindy de Vries, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan. Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie is gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die in de tekst en in de referenties worden genoemd. De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, maar niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

In deze scriptie is het literatuuronderzoek weergegeven naar de invloed van de aanwezigheid van een audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving. Als gevolg van de verscheidene boekhoudschandalen hebben overheden verschillende maatregelen getroffen om de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verbeteren. Waaronder de verplichte instelling van een audit comité voor beursgenoteerde bedrijven in Amerika. Het is natuurlijk de vraag of de instelling van een audit comité inderdaad zal leiden tot een betere kwaliteit van de jaarrekening.

De volgende onderzoeksvraag zal worden beantwoord: “In hoeverre leidt de aanwezigheid

van een audit comité tot een betere kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving?”. Om een

antwoord op deze vraag te kunnen geven worden in hoofdstuk 2 begrippen toegelicht. Daarna worden in hoofdstuk 3 zes onderzoeken uiteengezet. Tenslotte worden in hoofdstuk 4 deze onderzoeken vergeleken om een conclusie te trekken.

Op basis van de in mijn onderzoek betrokken onderzoeken is het trekken van een eenduidige conclusie onmogelijk, omdat er tegenstrijdige resultaten uit het onderzoek zijn gekomen. Oorzaken voor de diverse resultaten kunnen onder andere de verschillende maatstaven voor kwaliteit zijn, maar ook de verschillende populaties en testvariabelen. In deze scriptie zijn de volgende indirecte maatstaven voor kwaliteit gebruikt: abnormal accruals, accrual estimation errors, hoeveelheid aanpassingen in de jaarrekening en scores van analisten. Daarnaast zijn de gekozen populaties divers, wat vergelijking moeilijk maakt. Als gevolg van deze uiteenlopende resultaten is niet duidelijk

geworden in hoeverre de aanwezigheid van een audit comité de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert. Wel is naar voren gekomen dat de eigenschappen en structuur van een audit comité het effect op de kwaliteit kunnen beïnvloeden. De volgende eigenschappen zijn meegenomen in het onderzoek: expertise, onafhankelijkheid, omvang en activiteit.

Dit onderzoek levert een bijdrage aan de huidige literatuur, omdat het een kijk geeft op het functioneren van het audit comité. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan voor verder

onderzoek. Allereerst is er vervolgonderzoek nodig, waarbij de eigenschappen van het audit comité en de vaststelling ervan nader worden bekeken. Ook zou er vervolgonderzoek gedaan kunnen worden met data van bedrijven na de invoering van de SOX-wetgeving, omdat bedrijven vanaf dat moment hun audit comités beter vorm hebben gegeven.

(4)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3 1. Inleiding ... 5 2. Begrippenkader ... 7 2.1 Audit comité ... 7 2.1.1 Onafhankelijkheid... 7 2.1.2 Expertise ... 8

2.1.3 Omvang van het audit comité ... 9

2.1.4 Activiteiten ... 9

2.2 Kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving ... 11

2.2.1 Algemeen ... 11 2.2.2 Relevantie ... 11 2.2.3 Betrouwbaarheid ... 12 2.2.4 Duidelijkheid ... 12 3. Literatuuronderzoek ... 13 3.1 Abnormal accruals ... 13

3.1.1 Bédard, Choutourou en Courteau ... 13

3.1.2 Baxter ... 16

3.2 Accrual estimation errors ... 19

3.2.1 Baxter ... 19

3.3 Aanpassingen in de jaarrekening ... 21

3.3.1 Abbott, Parker en Peters ... 21

3.3.2 Lin, Li & Yang ... 25

3.4 Scores van analisten ... 27

3.4.1 Felo, Krishnamurthy en Solieri ... 27

4. Conclusie ... 30

(5)

1. Inleiding

In Nederland zijn beursgenoteerde bedrijven op grond van art 2:101 BW en 2:210 BW verplicht om elk jaar een jaarrekening op te stellen. Een jaarrekening is bedoeld om informatie te verschaffen aan aandeelhouders of andere belanghebbenden over de activiteiten van het bedrijf, de winst en de financiële positie van het bedrijf (Palepu, Healy & Peek, 2013, p.16). Het is belangrijk dat de informatie met betrekking tot het vermogen en de winst een getrouw beeld van de werkelijkheid geeft, aangezien op basis van deze informatie belangrijke beslissingen worden genomen, zoals investeringen of het wel of niet verschaffen van een lening door een bank, aldus Palepu, Healy en Peek.

Rond het jaar 2000 was er sprake van een aantal fraudeschandalen zoals Enron, Worldcom, Aldelphia en Parmalat, hierdoor werden beslissingen genomen op basis van onjuiste informatie (Cohen & Krishnamoorthy, 2004, p.1). Als gevolg hiervan werd in 2002 de SOX wetgeving ingevoerd in Amerika, met als doel het verhogen van de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving, aldus Cohen en Krishnamoorthy. Volgens Romney en Steinbart (2015, p.217) is SOX van toepassing op beursgenoteerde bedrijven en hun accountants.

Als gevolg van de SOX wetgeving moesten bedrijven in Amerika aan verscheidene maatregelen gaan voldoen. In sectie 302 van de SOX is de maatregel opgenomen dat er in de

jaarrekening onder meer wordt vastgelegd dat de jaarrekening juist of onjuist is in materieel opzicht. Een onjuistheid is materieel als kennis over deze onjuistheid de beslissing van een redelijk denkend gebruiker van informatie zou veranderen (Arens, Elder & Beasley, 2014, p.80). Verder blijkt uit sectie 302 van de SOX dat er in het financieel jaarverslag vastgelegd dient te worden of er tekortkomingen zijn in de interne controle, hierbij gaat het om niet werkende interne controle procedures. Een interne controle is effectief als de kans op onjuistheden in de jaarrekening wordt verkleind (Arens, Elder & Beasley, 2014, p.29). Volgens Arens, Elder en Beasley vergroten effectieve interne controle procedures het vertrouwen van de gebruiker van de jaarrekening. In sectie 404 van de SOX wordt gesteld dat de controlerend accountant ook een verklaring dient te geven over de interne controle procedures. Verder werd er volgens Gorman (2009, p.1) ook een maatregel getroffen met betrekking tot audit comités. Beursgenoteerde bedrijven zijn verplicht om een audit comité aan te stellen als onderdeel van de corporate governance van het bedrijf, welke aan enkele vereisten moest voldoen, aldus Gorman.

Een audit comité dient toezicht te houden op het financiële verslaggevingsproces (Gorman, 2009, p.1). Daarnaast houdt het comité ook toezicht op de interne controles, dat zijn controles die ingevoerd zijn om redelijke zekerheid te geven over bijvoorbeeld de juistheid van de waarde van de bezittingen, aldus Gorman. Ten slotte dient het comité volgens Gorman toezicht te houden op de jaarrekeningcontrole die door een onafhankelijke accountant wordt uitgevoerd. De verplichte

(6)

aanwezigheid van een audit comité en de vereisten zijn zoals gezegd alleen van toepassing op beursgenoteerde bedrijven, aldus Gorman. De twee voornaamste eisen die ten aanzien van de leden van een audit comité zijn gesteld zijn: onafhankelijkheid en het beschikken over ten minste één financiële expert in het audit comité (Gorman, 2009, p.4). De NASDAQ en de NYSE hebben nog een aanvullende vereiste gesteld, namelijk dat het comité uit ten minste drie leden bestaat (Gorman, 2009, pp. 9-11).

Het doel van mijn onderzoek is om te onderzoeken of audit comités het gewenste effect hebben op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving. Dat leidt tot de volgende vraagstelling:

In hoeverre leidt de aanwezigheid van een audit comité tot een betere kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving?

Dit onderzoek kan een bijdrage leveren voor bedrijven en aandeelhouders. Indien blijkt dat de aanwezigheid van een audit comité de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving verbetert, leidt dat tot een lagere cost of capital (Felo, Krishnamurthy & Solieri, 2003, p.3). Bedrijven kunnen dan kapitaal verkrijgen tegen een lager rentepercentage. Daarnaast kunnen aandeelhouders door de verbeterde kwaliteit een besluit nemen dat is gebaseerd op betrouwbare informatie.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door een literatuuronderzoek, welke als volgt is ingedeeld: in paragraaf 2 worden de begrippen audit comité en de kwaliteit van financiële verslaggeving uitgelegd. Vervolgens wordt in paragraaf 3 een literatuurstudie gedaan. Daarna wordt in paragraaf 4 een discussie uiteengezet en tot slot volgt in paragraaf 5 de conclusie.

(7)

2. Begrippenkader

Voorafgaand aan het literatuuronderzoek worden een aantal begrippen nader toegelicht. Allereerst wordt er een beschrijving gegeven van het audit comité en de kenmerken: onafhankelijkheid, expertise, omvang en activiteiten. Vervolgens wordt het begrip kwaliteit van financiële verslaggeving beschreven.

2.1 Audit comité

Cohen en Krishnamoorthy (2004, p.2) definiëren corporate governance als de toezichthoudende activiteiten die worden uitgevoerd door de Raad van Bestuur en het audit comité om de integriteit van het financiële verslaggevingsproces te verzekeren. In de SOX wetgeving van Amerika wordt een audit comité omschreven als een comité ingesteld door de Raad van Bestuur met als doel toezicht te houden op het accountingproces, het financiële verslaggevingsproces en de controle van de

jaarrekeningen, door de externe accountant, aldus Gorman (2009,p.3). Uit het rapport van het Blue Ribbon Committee (BRC, 1999, p.1071) blijkt dat het audit comité de uiteindelijke monitor van het financiële verslaggevingsproces is. Aan een audit comité zijn enkele vereisten gesteld met betrekking tot de onafhankelijkheid, expertise, de omvang en de activiteiten van het comité.

2.1.1 Onafhankelijkheid

Als een audit comité onafhankelijk is dan is het comité beter in staat om objectief te kijken naar de financiële informatie (Carcello en Neal, 2003, p.97). Het Blue Ribbon Committee (1999, p.1072) heeft bepaald dat een lid onafhankelijk is indien er geen relatie is met het bedrijf die de onafhankelijkheid kan aantasten. De SOX wetgeving heeft deze definitie gespecificeerd, volgens Gorman (2009, p.4). Uit deze wetgeving blijkt dat er dient te worden gekeken of het comitélid is verbonden met het bedrijf, dat wil zeggen dat hij of zij niet direct of indirect gestuurd wordt door het management, bijvoorbeeld als het lid van de familie van het management is of een belangrijke leverancier is(Carcello & Neal, 2003, p.97). Om te bepalen of iemand verbonden is heeftde SOX bepaald dat als een lid van het audit comité minder dan tien procent stemrecht bezit en geen leidinggevende functie heeft deze persoon geacht wordt onafhankelijk te zijn van het management (Gorman, 2009, p.6).

Het comitélid mag vervolgens ook geen directe of indirecte compensatie ontvangen anders dan de beloning voor het vervullen van zijn taak (Gorman, 2009, p.5). Hierbij gaat het zowel om directe en indirecte compensatie, bijvoorbeeld aan een kleinkind of aan een bedrijf waarvan een comitélid aandeelhouder is, aldus Gorman. Volgens hem wordt de onafhankelijkheid bepaald op het moment dat een persoon toetreedt tot het audit comité en de periode vanaf dat moment.

(8)

2.1.2 Expertise

Experts dienen het principaal-agent probleem te verkleinen, volgens Puat, Nelson en Devi (2013, p.337). Dit probleem ontstaat door de mogelijkheid voor managers (agent) om financiële informatie te manipuleren en aandeelhouders (principaal) die niet in staat zijn om het gedrag van managers te monitoren. Een audit comité met een financieel expert betekent in de meeste gevallen dat de financiële informatie betrouwbaarder is (Puat, Nelson en Devi, 2013, p.335). Volgens Gorman (2009, p.8) moet ten minste een lid van het audit comité een financieel expert zijn. Het desbetreffende bedrijf moet in het jaarverslag kenbaar maken of er een financieel expert in het audit comité zit, zo niet dan moet de reden hiervan vermeld worden, aldus Gorman. Uit de SOX wetgeving blijkt dat een financieel expert een persoon is die opgeleid is als en ervaring heeft opgedaan als bijvoorbeeld accountant, financieel toezichthouder of controleur van een beursgenoteerd bedrijf (Gorman, 2009, p.8). Verder zegt Gorman dat deze persoon algemene kennis moet hebben van de Generally

Accepted Accounting Standards (GAAS) en de onderdelen van de jaarrekening. Daarnaast eist de Security and Exchange Commission (SEC, 2003) dat de financieel expert ervaring heeft met interne beheersing en procedures met betrekking tot financiële verslaggeving. Ook moet de expert algemene kennis hebben over de functies van het audit comité.

Puat, Nelson en Devi (2013, p.337) onderscheiden vier typen experts, waaronder de financieel expert, accounting expert, non-accounting professional expert en een non-accounting expert, zie tabel 1.

Tabel 1 - Expertise

Type Omschrijving

Financieel expert Persoon die een professional certification bezit, ten minste een postgraduate kwalificatie en ervaring als senior manager heeft.

Accounting expert Persoon die een professional accounting

certification bezit en ervaring als senior manager heeft.

Non-accounting professional expert Persoon die professional verbonden is met een organisatie in wat voor richting dan ook, zoals advocaten of architecten, en een postgraduate kwalificatie en ervaring als senior manager heeft.

(9)

Non-accounting expert Een audit comité lid met een postgraduate kwalificatie en ervaring als senior manager heeft

2.1.3 Omvang van het audit comité

Het BRC (1999, p.1073) heeft ook een aanbeveling gedaan met betrekking tot de omvang van het audit comité, namelijk dat deze bestaat uit ten minste drie leden, welke allen beschikken over algemene kennis met betrekking tot financiële zaken. Deze eis is door de NYSE en NASDAQ ingevoerd, maar niet door de SOX wetgeving (Gorman, 2009, p.9). Dat wil zeggen dat het audit comité slechts uit ten minste drie leden moet bestaan, indien dit bedrijf genoteerd is op de NYSE of de NASDAQ.

Volgens Bédard, Choutourou en Courteau (200, p.18) is een omvang van ten minste drie leden het beste, omdat het zorgt voor de nodige kracht en diversiteit van expertise om toezicht te houden op een gepaste manier. Het voordeel van meer leden moet worden afgewogen tegen de incrementele kosten van slechtere communicatie en het maken van beslissingen met een grotere groep, aldus Bédard, Choutourou en Courteau. Zij zeggen dat het de bedoeling is om een comité te hebben dat niet te groot is zodat het onhandelbaar wordt, maar groot genoeg om effectief toezicht te houden.

2.1.4 Activiteiten

Het audit comité is een belangrijk onderdeel van het interne beheersingssysteem van de organisatie geworden (Gorman, 2009, p.13). Het Blue Ribbon Committee (1999, p.1074) heeft aanbevolen dat bedrijven vast moeten leggen wat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het audit comité zijn. Volgens Gorman heeft het comité een aantal taken en verantwoordelijkheden op vijf gebieden: bevoegdheden en verantwoordelijkheid, het inhuren van services van een extern accountant.

Daarnaast dient het audit comité ervoor te zorgen dat ze beschikken over relevante informatie, aldus Gorman. Tenslotte dienen ze in de jaarrekening gegevens vast te leggen met betrekking tot

samenstelling, procedures en activiteiten van het audit comité (Gorman, 2009, p.13).

Als het om bevoegdheden en verantwoordelijkheden gaat moet het audit comité: de externe accountant aannemen, klachten van werknemers behandelen en consultants aanstellen (Gorman, 2009, p.14). Het audit comité is daarnaast ook verantwoordelijk voor het selecteren, aanstellen en vervangen van externe accountants. Verder dienen deze accountants te rapporteren aan het audit comité. Gorman geeft aan dat dit tot gevolg heeft dat het audit comité effectief de financiële verslaggevingsfunctie kan overzien. Daarnaast is het comité ook verantwoordelijk voor het oplossen

(10)

van meningsverschillen tussen het management en de accountant, hierdoor wordt de

onafhankelijkheid van de externe accountant in stand gehouden, aldus Gorman. Verder dient het audit comité een tweeledige klachtenstructuur op te zetten, waarbij het comité allereerst moet voorzien in een mechanisme voor het ontvangen en behandelen van klachten van werknemers met betrekking tot accounting, interne controle of de controle van de jaarrekening (Gorman, 2009, p.15). Daarnaast moet er volgens Gorman een procedure zijn voor het vertrouwelijk en anoniem ontvangen van klachten over dubieuze accounting praktijken of met betrekking tot de controle van de

jaarrekening . Hiermee wordt een open en effectieve informatie stroom gecreëerd, wat als aanvulling dient op de informatie van het management (Gorman, 2009, p.15). Tenslotte mag het audit comité als dat vereist is adviseurs aanstellen, welke het bedrijf verplicht is te betalen, aldus Gorman.

Het audit comité opdrachten verstrekken tot het verlenen van non-audit services door externe accountants. Alle non-audit services moeten van tevoren goedgekeurd worden door het audit comité, deze goedkeuring kan door middel van een specifieke actie van het audit comité of door opgesteld beleid en procedures van het comité (Gorman, 2009, p.17). Dit geldt niet voor non-audit services als ze onder de minimis-uitzondering vallen, hiervoor moet onder andere het bedrag aan non-audit services minder dan vijf procent van het totale bedrag zijn dat aan het

accountantskantoor betaald wordt (Gorman, 2009, p.17). Deze services moeten voor het einde van de jaarrekeningcontrole gemeld en goedgekeurd zijn door het audit comité, aldus Gorman.

Daarnaast heeft het audit comité ook verantwoordelijkheden met betrekking tot het

behouden van externe accountants (Gorman, 2009, p.18). Het comité moet evalueren en vaststellen of het team, dat de controle doet, de benodigde competenties heeft om de controle in

overeenstemming met GAAS uit te voeren, volgens Gorman. Bij het selecteren van het

accountantskantoor moet worden gekeken of dit kantoor onafhankelijk is van het bedrijf, indien de onafhankelijkheid niet meer geldt dient het comité een ander kantoor aan te stellen (Gorman, 2009, p.18).

Verder is het belangrijk dat het audit comité beschikt over alle relevante informatie met betrekking tot hun taken en verantwoordelijkheden (Gorman, 2009, p.27). Om ervoor te zorgen dat het audit comité genoeg informatie heeft moet de controlerende accountant verslag uitbrengen aan het comité over hun bevindingen, aldus Gorman. Daarnaast zijn de CEO en de CFO verplicht om elk kwartaal verantwoording af te leggen aan het comité over de gang van zaken binnen het bedrijf (Gorman, 2009, p.27).

Tenslotte is het audit comité verplicht om een clausule in het jaarverslag op te nemen met betrekking tot de samenstelling, procedures en activiteiten van het comité (Gorman, 2009, p.29).

(11)

Indien het comité niet heeft voldaan aan een bepaalde vereiste dan moet de reden hiervoor gegeven zijn. Daarnaast is het comité verplicht om te vermelden of de gecontroleerde jaarrekening besproken is en of hierover met de extern accountant is overlegd, volgens Gorman. Tenslotte dient het advies van het audit comité aan het management met betrekking tot de jaarrekening openbaar gemaakt te worden, aldus Gorman.

2.2 Kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving

2.2.1 Algemeen

In de Concepts Statements van de FASB staat dat het doel van de financiële verslaggeving is om gebruikers te voorzien van relevante informatie voor het nemen van beslissingen met betrekking tot investeringen, het verschaffen van leningen en soortgelijke beslissingen. De kwaliteit moet volgens de FASB worden gedefinieerd in termen van dit doel. Volgens Jonas en Blanchet (2000, p.354) wordt er in onder andere SAS No. 61 voor het bepalen van de kwaliteit van de financiële verslaggeving vooral naar de jaarrekening gekeken. Echter vinden Jonas en Blanchet dat het niet alleen om de jaarrekening gaat, maar om alle beschikbare financiële informatie.

Het opstellen van de financiële jaarverslaggeving is een proces, waarbij de kwaliteit afhangt van de kwaliteit van elk onderdeel uit het proces, aldus Jonas en Blanchet. Volgens Jonas en Blanchet begint het proces met de transacties en acties van het bedrijf. Vervolgens moet het bedrijf

accounting principes selecteren en toepassen, die de werkelijkheid weerspiegelen (Jonas en Blanchet, 2000, p. 355). Daarna zijn, voor bijvoorbeeld reserves en afschrijvingen, schattingen en beoordelingen nodig om ten slotte de informatie openbaar te maken. Uit het FASB model volgt dat voor de gebruiker van informatie het van belang is dat de informatie bruikbaar is, daarvoor moet de informatie relevant en betrouwbaar zijn (Jonas & Blanchet, 2000, p.355). Jonas en Blanchet hebben gesteld dat ook de duidelijkheid van informatie bepaald of het bruikbaar is.

2.2.2 Relevantie

Informatie is relevant als kennis ervan de beslissingen gemaakt door gebruikers van de informatie veranderd (Van Beest, Braam & Boelens, 2009, p.9). Om de relevantie van informatie te analyseren kan er worden gekeken naar de tijdigheid, de voorspellende waarde en de feedback waarde (Jonas en Blanchet, 2000, p.356) . Bij de tijdigheid van informatie gaat het om het verkrijgen van informatie voordat dit irrelevant wordt (Jonas en Blanchet, 2000, p.360). Volgens Jonas en Blanchet

weerspiegeld de voorspellende waarde, in hoeverre de informatie bruikbaar is om de toekomst van het bedrijf te evalueren. Van Beest, Braam en Boelens zeggen dat het gaat over informatie met betrekking tot het genereren van toekomstige cash flows. Volgens Jonas en Blanchet wordt bij de waarde van feedback geanalyseerd in hoeverre de voorgaande verwachtingen bevestigd werden of niet, dit wordt ook beaamd door Van Beest, Braam en Boelens.

(12)

2.2.3 Betrouwbaarheid

Jonas en Blanchet (2000, p.356) zeggen dat om de betrouwbaarheid van informatie te bepalen, er moet worden gekeken naar de verifieerbaarheid van de informatie, in hoeverre de informatie neutraal is en of het getrouw beeld van de werkelijkheid geeft. De verifieerbaarheid hangt af van de nauwkeurigheid van informatie, het gebruik van schattingen of assumpties, de mogelijkheid om te meten en de hoeveelheid bewijs beschikbaar als ondersteuning. Om te analyseren of de informatie een getrouw beeld van de werkelijkheid geeft kijken Jonas en Blanchet naar de volledigheid. De volledigheid hangt af van de transparantie en begrijpelijkheid van de informatie. Een getrouw beeld van de werkelijkheid wordt verder geanalyseerd door te kijken naar in hoeverre het jaarverslag overeenkomt met de feiten en duidelijke weergave van de acties en transacties van het bedrijf. De neutraliteit wordt vastgesteld door te kijken of de feiten worden weergegeven zonder de intentie om het gedrag van de gebruikers te beïnvloeden, aldus Jonas en Blanchet.

2.2.4 Duidelijkheid

Jonas en Blanchet (2000, p.363) veronderstellen dat het bij de duidelijkheid van informatie vooral van belang is dat de gebruiker de informatie kan begrijpen. Om dit vast te stellen wordt gekeken of de financiële informatie in een georganiseerde, duidelijke, beknopte manier maar wel voldoende wordt gepresenteerd. Een bedrijf kan om de informatie duidelijker te maken grafieken toevoegen in het jaarverslag (Jonas en Blanchet, 2000, p.363). Verder kan er nog worden gekeken of het bedrijf naast de vereisten van GAAS vrijwillig informatie openbaar maakt om de gang van zaken duidelijker weer te geven, aldus Jonas en Blanchet.

(13)

3. Literatuuronderzoek

In dit hoofdstuk worden zes onderzoeken besproken die het effect van de aanwezigheid van een audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving behandelen. Eerst worden in paragraaf 3.1 de onderzoeken besproken die gebruik maken van de abnormal accruals methode. Daarna wordt in paragraaf 3.2 het onderzoek besproken die met behulp van de accrual estimation errors het effect analyseert. Vervolgens worden in paragraaf 3.3 de onderzoeken besproken die de hoeveelheid aanpassingen in de jaarrekening als maatstaf voor de kwaliteit gebruiken. Tenslotte wordt in paragraaf 3.4. het onderzoek besproken dat scores van analisten gebruikt.

3.1 Abnormal accruals

3.1.1 Bédard, Choutourou en Courteau

Bédard, Choutourou en Courteau (2003, p.13) hebben onderzocht of de expertise, onafhankelijkheid en activiteiten van een audit comité een effect hebben op de kwaliteit van openbaar gemaakte jaarverslagen. Als maatstaf voor de kwaliteit van het jaarverslag gebruiken zij de mate van earnings management, deze wordt bepaald aan de hand van abnormal accruals. Hierbij hebben Bédard, Choutourou en Courteau de income-decreasing en income-increasing accruals als aparte categorie behandeld. In een aantal eerdere studies is gebruik gemaakt van het abnormal accruals model, alleen was er sprake van een error. Dat wil zeggen dat de beslissing op basis van de testresultaten foutief kan zijn, de oorzaak daarvan is dat in de populatie alleen bedrijven worden opgenomen met hoge en lage abnormal accruals (Bédard, Choutourou & Courteau, 2003, p.19). Bédard, Choutourou en Courteau hebben de tests verbeterd, door onderscheid te maken tussen income-decreasing en income-increasing accruals. Verder hebben ze in hun model rekening gehouden met specifieke earnings management situaties, zoals vlak voor een Initial Public Offering (IPO) of wanneer er geen Big6 accountant aangesteld is.

Bédard, Choutourou en Courteau (2003, p.16) maken gebruik van de volgende hypothesen:

“H1: Bedrijven met een expert in het audit comité hebben een lagere kans op aggressive earnings management.”

“H2: Bedrijven met een onafhankelijk audit comité hebben een lagere kans op aggressive earnings management.”

“H3: Bedrijven met een actief audit comité hebben een lagere kans op aggressive earnings management.”

Om vast te stellen of er een expert in het audit comité aanwezig is en of de leden onafhankelijk zijn wordt gebruik gemaakt van het jaarverslag van 1996 (Bédard, Choutourou en

(14)

Courteau, 2003, p.22). De voorwaarden uit tabel 1 worden gebruikt om vast te stellen of er een expert in het audit comité zit. Om te bepalen of het audit comité onafhankelijk is wordt naar de regels gekeken die in paragraaf 2.1.1. uiteengezet zijn. De mate van activiteit van het audit comité wordt gemeten aan de hand van het aanwezig zijn van een duidelijke opdracht, het aantal

vergaderingen en het aantal leden van het audit comité. Een duidelijke opdracht is aanwezig als de taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd en gecommuniceerd zijn naar het audit comité.

Bédard, Choutourou en Courteau hebben voor hun onderzoek de financiële data gebruikt van de bedrijven uit de U.S. waarvan de data in Compustat zijn geregistreerd in 1996. Bedrijven die tot een sector behoren die wordt gecontroleerd door de overheid, zoals de nucleaire industrie en bedrijven uit de financiële sector en overheidssectoren zijn uitgesloten. Dergelijke bedrijven hebben speciale regels met betrekking tot de jaarrekening, wat het vaststellen van de abnormal accruals bemoeilijkt (Bédard, Choutourou & Courteau, 2003, p.19). Aangezien er gebruik wordt gemaakt van een cross-sectional regressie, worden industrieën met minder dan tien bedrijven uit de populatie gehaald, omdat deze industrieën te klein zijn, wat vergelijking moeilijk maakt (Bédard, Choutourou & Courteau, 2003, p.19). Dit resulteert in een populatie van 3947 bedrijven. Ook 438 bedrijven met hoge winsten en hoge cash flows, de hoogste en laagste twee procent van de observaties, worden uit de populatie gehaald. Daarnaast worden 58 outliers, dat zijn bedrijven met hoge winsten of hoge cash flows die de vaststelling van de abnormal accruals onbetrouwbaar maken, uit de populatie gehaald. Dit resulteert in een populatie van 3451 bedrijven, waarvan de abnormal accruals met behulp van het volgende model worden bepaald:

Ook bedrijven waarvan de proxy statements ontbreken worden uit de populatie verwijderd. In de proxy statements staat additionele informatie die door de Securities and Exchange Commission (SEC) vereist is, zoals informatie over bonussen en aandelenopties voor leden van het audit comité. Verder worden bedrijven uit de populatie verwijderd die geen audit comité hebben en waarvan er geen informatie is over aandelenopties en aandelenbelangen gehouden door directeuren. Tenslotte

(15)

worden bedrijven uit de selectie gehaald indien er een verandering in de board of directors is in 1996 als de jaarcijfers van 1995 niet beschikbaar waren. Er blijven 203 bedrijven over in de categorie hoge income-increasing, 286 bedrijven met hoge income-decreasing en 160 met lage earnings

management (Bédard, Choutourou & Courteau, 2003, p.22). Hiervan worden 100 bedrijven met de hoogste increasing abnormal accruals en de 100 bedrijven met de hoogste

income-decreasing abnormal accruals plus 100 bedrijven met de laagste abnormal accruals geselecteerd. De eerste twee groepen maken gebruik van aggressive earnings management en de derde groep van low earnings management.

Om de relatie tussen aggressive earnings management en de eigenschappen van het audit comité vast te stellen wordt door Bédard, Choutourou en Courteau onderstaand model gebruikt en een regressieanalyse uitgevoerd.

Tabel 2 – Betekenis variabelen regressiemodel Bédard, Choutourou en Courteau

Bédard, Choutourou en Courteau hebben een negatieve relatie ontdekt tussen expertise en aggressive earnings management. Dat wil zeggen dat de aanwezigheid van expertise in het audit comité de kans op aggressive earnings management verkleint. Financiële expertise en governance expertise hebben een significant effect op income-decreasing en income-increasing accruals, firm expertise heeft alleen significant effect in de income-decreasing categorie. Daarnaast hebben ze een negatieve relatie ontdekt tussen onafhankelijkheid en aggressive earnings management. Echter geldt

(16)

dit alleen als het comité volledig onafhankelijk is, indien één lid afhankelijk is dan is het effect niet significant.

Tenslotte blijkt dat de aanwezigheid van een duidelijke opdracht, dat is aanwezig als is vastgelegd wat de verantwoordelijkheden en taken van het audit comité zijn, ervoor zorgt dat de kans op aggressive earnings management verkleint. Het aantal vergaderingen in een jaar lijken geen effect te hebben op de mate van earnings management. Verder lijkt de aanwezigheid van ten minste drie leden geen significant effect te hebben op earnings management. Uit deze resultaten volgt dat de eisen van de SOX-wetgeving, dat ten minste één expert in het comité aanwezig moet zijn, dat alle leden onafhankelijk zijn, earnings management verminderen en de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbeteren.

3.1.2 Baxter

Baxter heeft onderzocht of de samenstelling van een audit comité en de kenmerken van het audit comité van invloed zijn op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving. Het onderzoek is

uitgevoerd onder de top 500 bedrijven van de Australian Stock Index (ASX). In zijn onderzoek gaat hij uit van het jaar 2001, om het effect van bedrijven die zich aanpassen aan de nieuwe regels met betrekking tot audit comités voor ASX genoteerde bedrijven te vermijden. Deze nieuwe regels gingen van kracht per 1 januari 2003, waardoor een aantal bedrijven in 2002 hun audit comités hebben aangepast. Dan kan het effect op de kwaliteit van de financiële verslaggeving veranderen en daarmee het onderzoek beïnvloeden.

In de U.S. is het voor bedrijven op de NYSE vanaf 1978 en op de NASDAQ vanaf 1989 verplicht een audit comité te hebben. Er is gebleken dat bij bedrijven in de U.S. audit comités meer onafhankelijke leden hebben dan in andere landen. Omdat Baxter gebruik maakt van Australische data, kan hij de invloed van de samenstelling van een audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving meten zonder het effect van regulatie.

Baxter test de volgende hypothesen:

“H1: De samenstelling van een audit comité is positief gerelateerd met de kwaliteit van financiële jaarverslaggeving.”

“H2a: De onafhankelijkheid van een audit comité is positief gerelateerd met de kwaliteit van financiële jaarverslaggeving.”

“H3a: De aanwezigheid van expertise in een audit comité is positief gerelateerd met de kwaliteit van financiële jaarverslaggeving.”

(17)

“H4a: De activiteit van een audit comité is positief gerelateerd met de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving.”

“H5a: De omvang van een audit comité is positief gerelateerd met de kwaliteit van de financiële verslaggeving.”

Baxter heeft data uit het jaarverslag gebruikt om vast te stellen, in hoeverre het audit comité onafhankelijk was, hiervoor is de definitie van de ASX voor onafhankelijkheid gebruikt, welke

overeenstemt met die van de SOX-wetgeving beschreven in paragraaf 2.1.1. Om te bepalen of het audit comité een expert heeft wordt gekeken naar de voorwaarden in tabel 1. Verder wordt de omvang van het comité bepaald met informatie over het aantal leden in 2001. De activiteit van het audit comité wordt bepaald aan de hand van het aantal vergaderingen in 2001, wat in het jaarverslag staat vastgelegd. Tenslotte werd de datum van samenstelling van het audit comité vastgesteld met behulp van het jaarverslag.

Baxter voert twee onderzoeken uit waarbij hij twee verschillende maatstaven gebruikt om de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving te meten. Allereerst de discretionary accruals, ook wel abnormal accruals methode van Jones. Daarnaast gebruikt Baxter de accrual estimation errors methode van Dechow en Dichev, welke in paragraaf 3.2.1 behandeld wordt.

Baxter heeft de top 500 Australische bedrijven op de ASX geselecteerd in 2001. Trusts en buitenlandse bedrijven zijn uit de populatie verwijderd, omdat hun jaarverslag in overeenstemming met andere regels dan die voor overige ASX bedrijven wordt samengesteld. Verder werden de banken ook uitgezonderd, omdat de jaarrekening van banken aan andere regelgeving moet voldoen. Dit resulteert in een selectie van 463 bedrijven, onder deze bedrijven zijn er 422 die een audit comité hebben. Bedrijven uit de diversified financials en real estate industrie worden er ook uitgehaald, omdat deze geen verkoopomzet genereren, wat resulteert in een selectie van 407 bedrijven. Hiervan zijn 230 bedrijven random geselecteerd, een aantal bedrijven uit deze selectie behoorden tot een te kleine industrie, wat vergelijking moeilijk maakt, wat resulteert in een selectie van 208 bedrijven.

Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een cross-sectional versie van het Jones model. Hierbij worden eerst de totale accruals (4) vastgesteld, daarna de non-discretionary accruals (5) en deze worden gebruikt om de discretionary accruals (6) vast te stellen met het volgende model:

(18)

Om te testen of de samenstelling van een audit comité de kwaliteit van de financiële

jaarverslaggeving beïnvloedt, worden earnings quality variabelen van het jaar voor en het jaar na het vormen van het audit comité vergeleken. Voor het effect van de eigenschappen op de kwaliteit van de financiële verslaggeving wordt een regressieanalyse gedaan met onderstaand model. De

(19)

Tabel 3 – Betekenis variabelen regressiemodel Baxter

Uit het onderzoek blijkt dat de samenstelling van een audit comité leidt tot lagere abnormal accruals en dus een verbeterde kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving. De onafhankelijkheid, expertise, activiteit en omvang van een audit comité hebben geen significant effect op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving.

3.2 Accrual estimation errors

3.2.1 Baxter

Baxter heeft in een ander onderzoek ook een andere maatstaf voor de kwaliteit van de financiële verslaggeving gebruikt, namelijk de accrual estimation errors methode van Dechow en Dichev. Onder andere Larcker en Richardson (2004, p. 629) vinden dat er betere maatstaven nodig zijn om de

(20)

kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving te meten dan het abnormal accruals model van Jones. Uit het onderzoek van Dechow, Sloan en Sweeney (1995, p.223) is naar voren gekomen dat het model van Jones, niet altijd de nulhypothese verwerpt als dit nodig is en bij bedrijven met extreme financiële prestaties tot hoge afwijkingen leidt. Om te voorkomen dat verwachte earnings onder- of overgewaardeerd worden, heeft Baxter het accrual estimation errors model van Dechow en Dichev gebruikt als maatstaf voor de kwaliteit van de financiële verslaggeving. Accrual estimation errors ontstaan als er een verschil is tussen de accrual transactie en de bijbehorende cash flow. Baxter heeft hierbij dezelfde selectie van bedrijven en de invloed van de samenstelling en eigenschappen van het audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving getest.

In zijn onderzoek heeft Baxter voor elk bedrijf uit de selectie de volgende cross-sectional regressie uitgevoerd:

Het verschil tussen de werkelijke waarde en de voorspelde waarde van de afhankelijke variabele is de residual. De residuals van bovenstaand model geven de mate weer waarmee de accruals passen bij de gerealiseerde cash flows in het verleden, heden en de toekomst. Waarde van residuals liggen normaliter rond nul, de standaard error weerspiegelt de afwijking van de data ten opzichte van nul. De standaard error van de residuals wordt gebruikt als de maatstaf voor accruals en earnings

kwaliteit, aldus Baxter (2007, p.65). Hoe hoger de standaard error van de residuals, hoe minder goed de accruals bij de cash flows passen hetgeen inhoudt dat er sprake is van een lagere kwaliteit van de jaarrekening. Baxter heeft gebruik gemaakt van de absolute waarden van de standaard errors, omdat dan de kwaliteit voor een specifiek jaar gemeten kan worden.

Vervolgens heeft Baxter ook een cross-sectional regressie uitgevoerd met onderstaand model. Dit model heeft een hogere verklarende kracht heeft, omdat er twee extra verklarende variabelen zijn die het model betrouwbaarder maken.

(21)

Baxter heeft de uitkomsten van bovenstaande modellen als afhankelijke variabele gebruikt in het volgende model en een regressieanalyse uitgevoerd. Dit model is identiek aan het regressiemodel uit paragraaf 3.1.2 en de betekenis van de variabelen is gegeven in tabel 3.

Uit dit onderzoek van Baxter is gebleken dat de samenstelling van een audit comité geen invloed heeft op de kwaliteit van de financiële verslaggeving. Dit resultaat verschilt van de abnormal accruals methode uit de paragraaf 3.1.2. Daarnaast is er geen ondersteuning voor de overige hypothesen gevonden, dat wil zeggen dat geen van de audit comité eigenschappen de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert.

3.3 Aanpassingen in de jaarrekening

3.3.1 Abbott, Parker en Peters

Abbott, Parker en Peters hebben onderzoek gedaan naar de impact van bepaalde eigenschappen van een audit comité op het voorkomen van financiële aanpassingen aan de jaarrekening. De

eigenschappen komen overeen met aanbevelingen van het Blue Ribbon Committee(BRC), welke zijn bedoeld om de kans op fraude en aanpassingen in de financiële verslaggeving te verkleinen. De focus van de BRC is om de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verbeteren. Abbott, Parker en Peters meten de kwaliteit aan de hand van de hoeveelheid aanpassingen aan de jaarrekening of fraude. Hoe meer aanpassingen of fraude, hoe lager de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

Abbott, Parker en Peters testen de volgende hypothesen:

“H1: De aanwezigheid van een audit comité dat volledig bestaat uit onafhankelijke leden leidt tot minder financiële verslaggevingsfouten.”

(22)

“H2: De aanwezigheid van een audit comité met ten minste drie leden leidt tot minder financiële verslaggevingsfouten.”

“H3: De aanwezigheid van een audit comité zonder een lid dat accounting of financiële expertise heeft leidt tot meer financiële verslaggevingsfouten.”

“H4: De aanwezigheid van een audit comité dat controle heeft over het aanstellen en ontslaan van de externe accountant leidt tot minder financiële verslaggevingsfouten.”

“H5: Een audit comité dat ten minste vier keer per jaar vergadert leidt tot minder financiële verslaggevingsfouten.”

Het jaarverslag met informatie over het audit comité wordt gebruikt om vast te stellen of het audit comité onafhankelijk is, een lid is onafhankelijk indien het geen aandelen houdt in een

verbonden bedrijf. Of het comité een financieel expert onder haar leden heeft, wordt bepaald aan de hand van de voorwaarden van tabel 1. Indien het audit comité controle heeft over het aanstellen en ontslaan van de externe accountant, dan wordt dat vermeld in het jaarverslag. Tenslotte wordt met behulp van informatie uit het jaarverslag het aantal leden en het aantal vergaderingen van het audit comité bepaald in het jaar 2001.

In hun onderzoek hebben ze bedrijven geselecteerd indien de fraude of aanpassing aan de jaarrekening is gepleegd in de periode 1991-1999. Het bedrijf is op de AMEX, NASDAQ of NYSE genoteerd en het ging om fouten anders dan die voor een Initial Public Offering of fouten ten gevolge van diefstal door het personeel. Dit resulteerde in een selectie van 113 bedrijven, waarvan bij 56 bedrijven het jaarverslag niet beschikbaar was. Verder waren er van tien bedrijven niet voldoende data beschikbaar. Uiteindelijk bleven er 45 bedrijven over waar fraude was gepleegd en twee bedrijven met fouten in de jaarrekening.

Abbott, Parker en Peters hebben nog een selectie gedaan. Ze hebben de Dow Jones Interactive Database doorzocht op de term restatement. In deze database worden artikelen opgenomen over bedrijven en hun “economic affairs”. Dit resulteerde in 1608 unieke financiële aanpassingen. Waarvan er 358 niet gerelateerd waren aan het jaarverslag, 153 betrekking hadden op buitenlandse bedrijven. 46 aanpassingen waren voor 1991 en 236 hadden als oorzaak overnames of fusies. Dit resulteerde in een populatie van 262 bedrijven, waaronder 22 banken en 72 bedrijven waarvan de gegevens niet in Compustat waren opgenomen. Van deze bedrijven behoorden er 27 tot de eerste steekproef en negentien werden buiten beschouwing gelaten, omdat ze niet aan de NYSE, NASDAQ of AMEX genoteerd waren. Dit resulteerde in een populatie van 104 bedrijven met fouten in

(23)

de jaarrekening. Daaraan worden de bedrijven uit de eerste steekproef toegevoegd. De totale populatie bedraagt 151 bedrijven met aanpassingen of fraude in de jaarrekening.

De bedrijven uit de populatie worden gematched met een bedrijf dat een marktwaarde heeft binnen een range van 30% in het jaar van de fraude of fout. Daarnaast wordt er gekeken naar de accountant van het bedrijf, Big5 of niet. Ten slotte wordt er gematched op basis van de 4-cijferige SIC code, indien niet mogelijk wordt er gematched op 3-cijferig of 2-cijferig level. De SIC-code is gebaseerd op de industrie waarbinnen het bedrijf zich bevindt en de activiteiten van het bedrijf. Door bedrijven te matchen op basis van bovenstaande criteria kan het verschil in kwaliteit van de

financiële verslaggeving getest worden en de factoren die dat verschil beïnvloeden. Bij 22 bedrijven is op basis van deze criteria geen match gevonden, wat resulteert in een uiteindelijke populatie van 258 bedrijven.

Abbott, Parker en Peters (2000, p.23) hebben het volgende model toegepast, de beschrijving van de variabelen is gegeven in tabel 4. Door middel van een regressieanalyse wordt getest of de bedrijven, met een audit comité met de door de BRC aanbevolen eigenschappen, minder

(24)

Tabel 4 – Betekenis variabelen regressiemodel Abbott, Parker en Peters

Uit het onderzoek komt naar voren dat indien een comité onafhankelijk is, het aantal aanpassingen in de financiële verslaggeving lager is. Verder blijkt dat als het audit comité geen expert heeft de hoeveelheid aanpassingen in de financiële verslaggeving hoger is, dan wanneer er wel een expert aanwezig is. Daarnaast volgt uit de regressieanalyse dat indien het comité ten minste vier keer per jaar vergadert, dit het aantal aanpassingen in de jaarrekening verkleint. Een onafhankelijk audit comité, expertise en ten minste vier vergaderingen per jaar verhogen de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving. Tenslotte blijkt dat het hebben van ten minste drie leden en controle over het aanstellen en ontslaan van een accountant geen effect te hebben op de hoeveelheid fouten in de jaarrekening. Hetgeen inhoudt dat deze twee zaken geen invloed hebben op de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

(25)

Vervolgens hebben Abbott, Parker en Peters de populatie opgesplitst in de bedrijven met fraude en de bedrijven met aanpassingen aan de jaarrekening. Zij geven aan dat de beide populaties tot dezelfde resultaten leiden. In de populatie met bedrijven waar fraude is voorgekomen is één ander resultaat naar voren gekomen. Namelijk dat als het audit comité meer dan vier keer per jaar vergadert dat niet als gevolg heeft dat de fraude verlaagd.

3.3.2 Lin, Li & Yang

Lin, Li en Yang onderzoeken de relatie tussen de eigenschappen van audit comités en de mate van earnings restatements. Het gaat daarbij om de volgende eigenschappen: het aantal leden,

onafhankelijkheid, financiële expertise, het aantal vergaderingen en aandeelhouderschap betrokken. Er wordt gescoord op de factor aandeelhouderschap als ten minste een comité lid een gewoon aandeel in het bedrijf heeft. Lin, Li en Yang vinden dat earnings restatements een betere maatstaf is voor earnings management, dan abnormal accruals of accrual estimation errors. In hun onderzoek richten ze zich op het jaar 2000, omdat dit het eerste jaar is dat de SEC beursgenoteerde bedrijven verplicht informatie over hun audit comités openbaar te maken.

Lin, Li en Yang testen de volgende hypothesen:

“H1: Er is een significante negatieve relatie tussen audit comité onafhankelijkheid en het voorkomen van earnings restatements.”

“H2: Er is een significante negatieve relatie tussen de omvang van een audit comité en het voorkomen van earnings restatements.”

“H3: Er is een significante negatieve relatie tussen het hebben van een financieel expert in het audit comité en het voorkomen van earnings restatements.”

“H4: Er is een significante negatieve relatie tussen het aantal vergaderingen van het audit comité en het voorkomen van earnings restatements.”

“H5: Er is een significante relatie tussen aandeelhouderschap binnen het audit comité en het voorkomen van earnings restatements.”

Om te bepalen of een audit comité onafhankelijk is wordt er gekeken naar informatie in het jaarverslag en de regels benoemt in paragraaf 2.1.1. Verder wordt voor expertise binnen het audit comité gekeken of er wordt voldaan aan de voorwaarden van tabel 1. Daarnaast wordt met behulp van het jaarverslag het aantal leden en het aantal vergaderingen van het audit comité vastgesteld in het jaar 2000. Tenslotte wordt het aandeelhouderschap van audit comité leden bepaald door hoeveel procent van de gewone aandelen wordt gehouden door leden.

(26)

Lin, Li en Yang hebben een initiële selectie gemaakt van 267 beursgenoteerde bedrijven in de USA, die hun openbaargemaakte earnings hebben aangepast in 2000. 106 bedrijven waarvan de financiële data incompleet waren en 44 bedrijven waarvan informatie over betalingen aan accountants ontbreekt en elf bedrijven zonder een audit comité zijn uit de selectie gehaald. Dit resulteert in een populatie van 106 bedrijven, al deze bedrijven worden gematched aan bedrijven die geen aanpassingen hebben gedaan en dezelfde viercijferige SIC code hebben. SIC code is de Standard Industrial Classification code, bedrijven binnen dezelfde industrie hebben dezelfde SIC code. Verder worden de bedrijven aan elkaar gekoppeld op basis van de marktwaarde van het bedrijf. Dit

resulteert in een populatie van 212 bedrijven.

Lin, Li en Yang hebben een regressiemodel ontworpen om het effect van de verschillende eigenschappen van een audit comité te meten in relatie tot de kwaliteit van de financiële

verantwoording.

(27)

Lin, Li en Yang hebben een univariate analyse en een multivariate analyse uitgevoerd. Bij de univariate analyse wordt er gefocust op één variabele, dat wil zeggen dat alle audit comité

eigenschappen apart worden geanalyseerd. In een multivariate analyse worden er meerdere variabelen getest, zoals in het bovenstaande regressiemodel.

Uit een univariate analyse blijkt dat er tussen aandeelhouderschap en het voorkomen van earnings restatements een negatieve significante relatie is. Dat wil zeggen dat de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving afneemt, indien audit comité leden aandelen van het bedrijf in bezit hebben. Verder volgt uit de univariate analyse dat er een positieve significante relatie is tussen het aantal vergaderingen en het voorkomen van earnings restatements. Indien het audit comité meer dan vier keer per jaar vergadert, verhoogt dat de kwaliteit van de financiële verslaggeving, gemeten in een afname van restatements. Financiële expertise, onafhankelijkheid en het aantal leden van het audit comité hebben geen invloed op het voorkomen van earnings restatements.

Vervolgens blijkt uit de multivariate regressie dat er geen significante negatieve relatie is tussen de onafhankelijkheid van het audit comité en het voorkomen van earnings restatements. Daarnaast komt naar voren dat er een negatieve significante relatie is tussen het aantal leden van het audit comité en het voorkomen van earnings restatements. Dat wil zeggen dat een audit comité met tenminste drie leden, de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving verhoogt wanneer je kijkt naar earnings restatements. Verder volgt uit de regressie dat er geen significante negatieve relatie is tussen financiële expertise in het audit comité en het voorkomen van earnings restatements. Ook blijkt dat er geen positieve relatie bestaat tussen het aantal vergaderingen en het voorkomen van earnings restatements. Tenslotte komt naar voren dat er geen significante relatie is tussen aandeelhouderschap door audit comité leden en het voorkomen van earnings restatements, dus heeft aandeelhouderschap geen effect op de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

3.4 Scores van analisten

3.4.1 Felo, Krishnamurthy en Solieri

Uit het rapport van het Blue Ribbon Committee en de SOX wetgeving komt naar voren dat een audit comité als taak heeft toezicht te houden op het financiële verslaggevingsproces, daarnaast dient het comité advies te geven over het inhuren van externe accountants. Daarom vinden Felo,

Krishnamurthy en Solieri dat het audit comité verantwoordelijk is voor de goede kwaliteit van accounting policies, adequate interne controles en het inhuren van externe accountants. Het doel daarvan is dat fraude tijdig wordt ontdekt en dat de financiële verantwoording geloofwaardig en van goede kwaliteit is.

(28)

Felo, Krishnamurthy en Solieri hebben onderzocht of de samenstelling en het aantal leden van het audit comité van invloed zijn op de kwaliteit van de financiële verslaggeving. De

samenstelling van het audit comité wordt gemeten met behulp van de variabelen onafhankelijkheid en expertise binnen het audit comité. Onafhankelijkheid wordt bepaald door de fractie van

onafhankelijke leden in het audit comité, iemand is onafhankelijk indien voldaan is aan de regels uit paragraaf 2.1.1. Aan de hand van de voorwaarden van tabel 1 wordt bepaald of een lid een expert is. Alle informatie met betrekking tot deze eigenschappen volgt uit het jaarverslag, zo ook het aantal leden om de omvang te bepalen.

Als indirecte maatstaf voor de kwaliteit van de financiële verslaggeving zijn de scores van analisten gebruikt. Analisten worden geacht betrouwbaar en objectief te zijn, omdat zij ervaren en deskundige gebruikers van het jaarverslag zijn. Met behulp van deze scores is in de Association In Management and Research (AIMR) database een ranking tot stand gekomen. Deze ranking heeft betrekking op de kwaliteit van de financiële verslaggeving van deze bedrijven.

Felo, Krishnamurthy en Solieri gebruiken de volgende hypothesen:

“H1: Er is een positieve relatie tussen de kwaliteit van de financiële verslaggeving en het aantal leden van het audit comité met financiële of accounting expertise.”

“H2: Er is een positieve relatie tussen de kwaliteit van de financiële verslaggeving en het aantal onafhankelijke leden van het audit comité.”

“H3: Er is een positieve relatie tussen de kwaliteit van de financiële verslaggeving en het aantal leden van het audit comité.“

Voor het onderzoek van 1995-1996 zijn bedrijven geselecteerd, welke in de AIMR database geregistreerd zijn en waarvan het jaarverslag beschikbaar was. Bedrijven waarbij het niet mogelijk was om te bepalen of het bedrijf een ethiek programma had, wat inhoudt dat er bepaalde trainingen waren om de principes en regels van het bedrijf duidelijk te maken aan het personeel, werden uit de selectie verwijderd. Omdat een ethiek programma laat zien dat het bedrijf informatie wil delen om open en transparant te zijn, daarnaast hebben bedrijven met een ethiek programma een hogere kwaliteit van informatie. Indien niet voldoende financiële data beschikbaar was en als te weinig bedrijven tot de industrie behoorden werden deze uit de populatie verwijderd. Dit resulteerde in een populatie van 130 bedrijven in zestien verschillende industrieën, hiervan zijn 77 bedrijven random geselecteerd.

(29)

Felo, Krishnamurthy en Solieri (2003, p.36) hebben gebruik gemaakt van het onderstaande model en een regressieanalyse uitgevoerd.

Tabel 6 – Betekenis variabelen regressiemodel Baxter

Het onderzoek van Felo, Krishnamurthy en Solieri heeft drie eigenschappen van een audit comité getest, namelijk financiële expertise, onafhankelijkheid en omvang. De omvang werd gemeten aan de hand van het aantal leden. Uit het onderzoek is gebleken dat er een significante positieve relatie is tussen de het aantal leden van het audit comité en de kwaliteit van de financiële verslaggeving in de periode 95-96. Verder komt naar voren dat expertise en onafhankelijkheid leiden tot een hogere kwaliteit van de financiële verslaggeving, alleen is deze relatie niet significant in de periode 95-96. Uit de multivariate analyse blijkt tenslotte dat er een significante positieve relatie is tussen financiële expertise en de kwaliteit van de financiële verslaggeving en het aantal leden en de onafhankelijkheid geen invloed hebben op de kwaliteit.

(30)

4. Conclusie

Door middel van een literatuuronderzoek is een antwoord gezocht op de volgende vraag: “In hoeverre leidt de aanwezigheid van een audit comité tot een betere kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving?”

In hoofdstuk 3 zijn vijf artikelen bestudeerd waarin een onderzoek is behandeld waarbij de invloed van de samenstelling van een audit comité op de kwaliteit van de financiële verslaggeving is onderzocht. De onderzoeksresultaten zijn nogal divers. In dit hoofdstuk worden deze resultaten met elkaar vergeleken om zo een antwoord op de vraag te kunnen geven.

Als gevolg van het ontbreken van een directe maatstaf voor de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving, is in de onderzoeken gebruik gemaakt van indirecte maatstaven. In eerste instantie geeft de mate van earnings management de kwaliteit van de financiële verslaggeving weer en kan worden gemeten met behulp van de abnormal accruals en de accrual estimation errors. Hoe hoger de abnormal accruals of accrual estimation errors, hoe hoger de mate van earnings

management, hetgeen inhoudt dat de kwaliteit van de financiële verslaggeving lager is. Daarnaast wordt de hoeveelheid aanpassingen gebruikt als indirecte maatstaf, hoe meer aanpassingen hoe lager de kwaliteit van de financiële verslaggeving. Tenslotte worden de scores van analisten gebruikt, met behulp waarvan bedrijven zijn opgenomen in een ranking.

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de eigenschappen van een audit comité van invloed zijn op de kwaliteit van de financiële verantwoording wanneer de kwaliteit wordt afgemeten aan de hand van de abnormal accruals, accrual estimation errors, hoeveelheid aanpassingen en scores van analisten. Hierbij gaat het om de volgende eigenschappen: volledige dan wel gedeeltelijke onafhankelijkheid, expertise, omvang en activiteit. De omvang wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid leden. Daarnaast wordt de activiteit bepaald op basis van het aantal vergaderingen. In een aantal van de onderzoeken is ook het aandeelhouderschap binnen het audit comité getest als factor die van invloed zou kunnen zijn op de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

Bédard Choutourou en Courteau (2003) hebben in hun onderzoek gebruik gemaakt van de abnormal accruals als indirecte maatstaf. Hierbij hebben ze het effect van enkele eigenschappen van het audit comité op de kwaliteit van de financiële verslaggeving getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat indien het audit comité volledig onafhankelijk is dit de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbeterd. Daarnaast blijken expertise in het audit comité en dat de verantwoordelijkheden en taken van het audit comité zijn vastgelegd, de kwaliteit van de financiële verslaggeving ook te verhogen. Verder hebben het aantal vergaderingen en het aantal leden geen effect op de kwaliteit van de financiële verslaggeving, aldus Bédard, Choutourou en Courteau.

(31)

Baxter (2007) heeft twee onderzoeken uitgevoerd, enerzijds met de abnormal accruals en anderzijds met de accrual estimation errors als indirecte maatstaf. Hierbij heeft hij bij beide maatstaven het effect van de samenstelling, onafhankelijkheid, expertise, activiteit en omvang gemeten. Het frappante is dat het gebruik van een andere indirecte maatstaf leidt tot tegenstrijdige resultaten. Bij gebruik van de abnormal accruals methode blijkt de samenstelling van een audit comité de kwaliteit van de financiële verslaggeving te verhogen, terwijl het geen invloed blijkt te hebben bij gebruik van de accrual estimation errors methode. Verder komt naar voren dat bij beide methoden, onafhankelijkheid, expertise, activiteit en omvang geen effect hebben op de kwaliteit van de financiële verslaggeving.

Abbott, Parker en Peters (2000) hebben de hoeveelheid aanpassingen in de jaarrekening als indirecte maatstaf voor de kwaliteit van de financiële verslaggeving gebruikt. Uit hun onderzoek komt naar voren dat een volledig onafhankelijk audit comité de kwaliteit verhoogt. Daarnaast komt naar voren dat expertise in het audit comité de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving ook verhoogd. Verder volgt uit het onderzoek dat de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving wordt verhoogd als het audit comité meer dan vier keer per jaar vergadert. Tenslotte blijkt dat de omvang van het audit comité geen effect heeft.

Lin, Li en Yang (2006) hebben de hoeveelheid earnings restatements gebruikt als indirecte maatstaf voor de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving. Uit hun onderzoek komt naar voren dat een audit comité met ten minste drie leden de kwaliteit van de financiële verslaggeving verhoogd, wanneer je kijkt naar earnings restatements. Verder blijkt dat de onafhankelijkheid, expertise en hoeveelheid vergaderingen geen significant effect hebben op de kwaliteit van de

financiële verslaggeving. Zij hebben ook getest of het bezitten van aandelenopties door leden van het comité de kwaliteit beïnvloedt, er komt naar voren dat dit geen effect heeft.

Felo, Krishnamurthy en Solieri hebben de beoordeling van analisten gebruikt als indirecte maatstaf voor de kwaliteit van de financiële verslaggeving, de analisten hebben de bedrijven een ranking gegeven op basis van de kwaliteit van het jaarverslag. Uit hun onderzoek is gebleken dat expertise in het audit comité de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert. Verder komt naar voren dat onafhankelijkheid geen significant effect heeft op de kwaliteit. Met betrekking tot de omvang van het audit comité is het niet duidelijk wat het effect is op de kwaliteit, wat verder onderzocht moet worden.

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat er geen eenduidig antwoord is op de vraag. De oorzaak hiervan is dat in de verschillende onderzoeken andere maatstaven voor kwaliteit zijn gebruikt, ook de populatie die getest is, verschilt tussen de onderzoeken. Uit het onderzoek komt naar voren dat de eigenschappen van het audit comité deels de invloed van het audit comité op de kwaliteit van de financiële verslaggeving bepalen. De SOX-wetgeving was bedoeld om de kwaliteit van de financiële

(32)

verslaggeving te verbeteren, één van deze maatregelen is het aanstellen van audit comités bij beursgenoteerde bedrijven. Instanties veronderstellen daarmee dat het aanstellen van een audit comité de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert, alleen volgt dit niet altijd uit het onderzoek.

Om een eenduidig antwoord te kunnen geven op de vraag of de aanwezigheid van een audit comité de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert, is er vervolgonderzoek nodig. In het vervolgonderzoek moeten de eigenschappen van het audit comité en de vaststelling ervan nader worden bekeken. Zodat het effect van deze eigenschappen op de kwaliteit van de financiële verslaggeving duidelijk in kaart wordt gebracht.

Verder is een beperking van dit literatuuronderzoek dat alle onderzoeken data gebruiken van bedrijven voordat de SOX-wetgeving werd ingevoerd. Hierdoor hebben bedrijven niet de

eigenschappen van een effectief audit comité, omdat ze hooguit een paar aanbevelingen van het Blue Ribbon Committee hebben doorgevoerd. Een effectief audit comité is onafhankelijk, heeft ten minste één financieel expert, telt drie leden en vergadert ten minste vier keer per jaar. In een vervolgonderzoek met data na de SOX-wetgeving, kan de vraag of de aanwezigheid van een audit comité de kwaliteit van de financiële verslaggeving verbetert, worden beantwoord.

(33)

Referenties

Abbott, L. J., Parker, S., & Peters, G. F. (2004). Audit committee characteristics and restatements. Auditing: A Journal of Practice & Theory,23(1), 69-87.

Arens, A. A., Elder, R. J., & Beasley, M. S. (2014). Auditing and assurance services an integrated approach. Pearson Education

Baxter, P. J. (2007). Audit committees and financial reporting quality (Doctoral dissertation, University of Southern Queensland).

Bédard, J., Chtourou, S. M., & Courteau, L. (2004). The effect of audit committee expertise, independence, and activity on aggressive earnings management. Auditing: A Journal of

Practice & Theory, 23(2), 13-35.

Blue Ribbon Committee on Improving the Effectiveness of Corporate Audit Committees. (1999). Report and recommendations of the Blue Ribbon Committee on improving the

effectiveness of corporate audit committees.

Carcello, J. V., & Neal, T. L. (2003). Audit committee characteristics and auditor dismissals following “new” going-concern reports. The Accounting Review, 78(1), 95-117.

Cohen, J. R., Krishnamoorthy, G., & Wright, A. (2004). The corporate governance mosaic and financial reporting quality. Journal of accounting literature, 87-152.

Dechow, P. M., Sloan, R. G., & Sweeney, A. P. (1995). Detecting earnings management. Accounting

review, 193-225.

Felo, A. J., Krishnamurthy, S., & Solieri, S. A. (2003). Audit committee characteristics and the perceived quality of financial reporting: an empirical analysis. Available at SSRN 401240. Gorman, T. O. (2003). Critical issues in the Sarbanes-Oxley Act: Audit Committee. Geraadpleegd op 15

mei 2016, http://www.secactions.com/articles/Audit.pdf

Jonas, G. J., & Blanchet, J. (2000). Assessing quality of financial reporting. Accounting Horizons, 14(3), 353-363.

Larcker, D. F., & Richardson, S. A. (2004). Fees paid to audit firms, accrual choices, and corporate governance. Journal of Accounting Research, 42(3), 625-658.

Lin, J. W., Li, J. F., & Yang, J. S. (2006). The effect of audit committee performance on earnings quality. Managerial Auditing Journal, 21(9), 921-933.

Palepu, K. G., Healy, P. M., & Peek, E. (2013). Business analysis and valuation. Cengage learning EMEA Puat Nelson, S., & Devi, S. (2013). Audit committee experts and earnings quality. Corporate

Governance: The international journal of business in society, 13(4), 335-351.

Romney, M. B., & Steinbart, P. J. (2015). Accounting information systems. Pearson Education

Security and Exchange Commission (SEC) (2003). Disclosure required by Sections 406 and 407 of SOX. Geraadpleegd op 1 juni 2016, http://www.sec.gov/rules/final/33-8177.htm

(34)

Van Beest, F., Braam, G., & Boelens, S. (2009). Quality of Financial Reporting: measuring qualitative characteristics. Nijmegen Center for Economics (NiCE). Working Paper, 09-108.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het illustreert dat deze twee begrippen geen binaire oppositie vormen, maar dat een auteur zich op basis van zijn autonome status kan engageren Dat een schrijver als Tommy

Fabric hand consists of different fabric properties, rendering it a complex parameter, consisting of flexibility, compressibility, elasticity, resilience, density, surface

Daarom is de relatie tussen non-audit fees en earnings management onderzocht en worden de resultaten gebruikt om conclusies te trekken over de relatie tussen non-audit

In het Burgerlijk Wetboek II artikel 2:391 lid 3 wordt vermeld dat er aandacht besteed moet worden aan de financiële risico en het beleid inzake risicobeheer

Daarnaast betekent dit dat auditor tenure een negatieve invloed heeft op de hoogte van de audit fee en dat deze dus naar mate de relatie tussen de klant en de accountant langer

Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat zowel de CEO als CFO die geen uitzicht hebben op een bonus in contanten in het huidige jaar niet significant meer aan

Op grond van de Verordening audit comité gemeente Tynaarlo is er een audit comité bestaande uit minimaal vijf raadsleden, van iedere fractie maximaal een vertegenwoordiger

Uit het onderzoek van Goh (2009) blijkt dat het type supervisory financiële experti- se een significant verband heeft met de snelheid waar- mee gerapporteerde materiële