• No results found

AFZONDERING VAN GEDETINEERDEN : EEN TOETSING VAN DE NEDERLANDSE PRAKTIJK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "AFZONDERING VAN GEDETINEERDEN : EEN TOETSING VAN DE NEDERLANDSE PRAKTIJK"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZONDERING VAN GEDETINEERDEN

EEN TOETSING VAN DE NEDERLANDSE PRAKTIJK

Door: Saskia Niehe

Studentnummer: 10197192 Track: Strafrecht

Begeleider: mr. D. Abels Inleverdatum: 5 juli 2017

(2)

INHOUDSOPGAVE

Inleiding...4

HOOFDSTUK 1... Materiële omstandigheden van afzondering in Nederlandse penitentiaire inrichtingen en de gevolgen daarvan voor gedetineerden...6

1.1 Materiële omstandigheden van afzondering als ordemaatregel en disciplinaire straf...6

1.2 Gevolgen van afzondering...6

HOOFDSTUK 2 .Mogelijkheden tot en beperkingen die de Nederlandse wet- en regelgeving en jurisprudentie verbinden aan afzondering als ordemaatregel en disciplinaire straf in Nederlandse penitentiaire inrichtingen...8

2.1 Penitentiaire beginselenwet en Memorie van Toelichting ...8

2.1.1 Ordemaatregel...8

2.1.2 Disciplinaire straf...10

2.2 Ministeriële regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen 1999...11

2.3 Jurisprudentie Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming...11

2.3.1 Inleiding...11

2.3.2 Ordemaatregel...13

2.3.3 Disciplinaire straf...17

HOOFDSTUK 3... Internationale en regionale regelgeving en jurisprudentie omtrent het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing wat betreft het afzonderen van gedetineerden...19

3.1 Inleiding...19

3.2 European Prison Rules...21

3.3 CPT standaarden...23

3.4 Nelson Mandela Rules...25

3.5 Jurisprudentie EHRM...27

HOOFDSTUK 4. De verhouding tussen afzondering van gedetineerden als ordemaatregel en disciplinaire straf in Nederlandse penitentiaire inrichtingen en het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing en overige penologische standaarden...31

(3)

4.2 Bevindingen CPT...31

4.3 Bevindingen Inspectie Veiligheid en Justitie...32

4.4 Toetsing aan Europese en internationale standaarden...35

Gronden...35 Formele eisen...35 Duur...36 Activiteiten en contact...37 Accommodatie...37 Medisch toezicht...38 Samenvatting...40 Bronnenlijst...42

(4)

INLEIDING

“I found solitary confinement the most forbidding aspect of prison life. There is no end and no beginning; there is only one’s mind, which can begin to play tricks. Was that a dream or did it really happen? One begins to question everything”, aldus Nelson Mandela in zijn

biografie.1

Uit vele onderzoeken blijken de grote negatieve gevolgen die afzondering op de fysieke en psychische gezondheid van gedetineerden kan hebben. Zodanige gevolgen, in combinatie met de omstandigheden waarin een gedetineerde in afzondering verblijft, dat afzondering volgens het Europese Hof van de Rechten van de Mens (later: EHRM) kan leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing ex artikel 3 EVRM en 7 IVBPR. Toch heeft de Nederlandse overheid het wettelijk mogelijk gemaakt om gedetineerden af te zonderen en te plaatsen in een straf- of afzonderingscel. Om deze reden ben ik tot de volgende hoofdvraag gekomen:

Wat is de verhouding tussen afzondering van gedetineerden als ordemaatregel en disciplinaire straf in Nederlandse penitentiaire inrichtingen en het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing ex artikel 3 EVRM en artikel 7 IVBPR en overige penologische standaarden?

Om deze hoofdvraag te beantwoorden begin ik mijn masterscriptie met de materiële

omstandigheden waarin afgezonderde gedetineerden in Nederlandse penitentiaire inrichtingen verblijven en de gevolgen die dat kan hebben op de gedetineerden. In het tweede hoofdstuk wordt het juridisch kader geschetst waarin afzondering van gedetineerden als ordemaatregel of disciplinaire straf mogelijk is in Nederland en bespreek ik welke beperkingen de

Nederlandse wet en jurisprudentie van de beroepscommissie van de Raad van Stafrechtstoepassing en Jeugdbescherming hieraan verbinden.

1 N. Mandela, Long Walk to Freedom: The Autobiography of Nelson Mandela, London: Little Brown & Company, 1994, p. 212

(5)

De Verenigde Naties en de Raad van Europa hebben ter bescherming van gedetineerden regels opgesteld omtrent het afzonderen van gedetineerden. Tevens heeft het Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of

bestraffingen standaarden opgesteld omtrent het afzonderen van gedetineerden. In het derde hoofdstuk zal ik deze Europese en internationale regelgeving bespreken. Ook komt aan bod waarom het van belang is dat Nederland zich aan deze regels houdt. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een bespreking van de jurisprudentie van het EHRM waarin is geklaagd over het verblijf in afzondering. In deze zaken oordeelt het Europese Hof of het verblijf in

afzondering waarover geklaagd wordt een schending van artikel 3 EVRM heeft opgeleverd. In het laatste hoofdstuk schets ik aan de hand van bezoeken van het Comité inzake de

voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen en de Inspectie Veiligheid en Justitie aan Nederlandse penitentiaire inrichtingen de

Nederlandse praktijk rondom het afzonderen van gedetineerden als ordemaatregel of disciplinaire straf. Vervolgens wordt deze praktijk aan de Europese en internationale penologische standaarden en de mensenrechtelijke standaarden getoetst en zal ik mijn masterscriptie afsluiten met mijn conclusies.

(6)

HOOFDSTUK 1 MATERIËLEOMSTANDIGHEDEN VANAFZONDERINGIN

NEDERLANDSEPENITENTIAIREINRICHTINGENEN DE GEVOLGENDAARVANVOOR GEDETINEERDEN

1.1 MATERIËLEOMSTANDIGHEDEN VANAFZONDERINGALSORDEMAATREGEL EN DISCIPLINAIRESTRAF

De eisen omtrent de grootte van de cel, binnenwandopening, verwarming en intercom van de straf- of afzonderingscel verschillen niet van die van de gewone verblijfsruimte van de gedetineerde.2 Een straf- of afzonderingscel ziet er echter wel anders uit dan een ‘gewone’ cel. De ministeriële regeling verbindt de volgende eisen en kenmerken aan de straf- of afzonderingscel. In de straf- of afzonderingscel bevindt zich een beveiligd raam van ten minste 0,7 vierkante meter. De cel heeft een ventilatiemogelijkheid waar verse lucht door wordt aangevoerd. Vanaf de gang is de cel in zijn geheel te zien. De hoeken zijn afgeschuind zodat de gedetineerde altijd zichtbaar is. De verwarming in de cel kan alleen van buiten de cel worden bediend. De straf- of afzonderingscel is voorzien van een toilet welke de gedetineerde zelfstandig op elk moment kan laten doorspoelen. De directeur zorgt ervoor dat de cel voldoende is verlicht. Dit kan van buiten de cel worden bediend. De directeur kan bepalen dat de verlichting ’s nachts aanblijft. Overdag bevinden er zich in een strafcel zitelementen en ’s nachts een matras, kussen en voldoende dekens. Indien de directeur daartoe beslist kan de gedetineerde overdag een matras, kussen en een of meer dekens krijgen. In een afzonderingscel bevinden zich zitelementen of een matras en voldoende dekens. Er kan een observatie-camera aanwezig zijn in de straf- of afzonderingscel waardoor observatie van de gehele cel mogelijk is.

1.2 GEVOLGEN VANAFZONDERING

Een van de bijkomstigheden van het verblijven in afzondering is het ontbreken van de

mogelijkheid om bezoek te ontvangen. Het ontvangen van bezoek heeft volgens Cochran een positieve werking op het gedrag van gedetineerden. Bij gedetineerden die wel bezoek mogen 2 Artikel 11 van de Min. Reg. van 15 juni 1999, Stcrt, 1999, 132

(7)

ontvangen komt er minder dreiging en geweld voor dan bij gedetineerden die hiervan worden uitgesloten.3

De grote rol van medisch personeel bij afzonderingsmaatregelen, wat blijkt uit de volgende hoofdstukken, is een indicatie van hoe gevaarlijk eenzame opsluiting kan zijn voor de fysieke en psychische gezondheid van de gedetineerden.4 Uit medische studies blijkt dat het

ontbreken van menselijk contact kan leiden tot het ‘isolation syndrome’.5 Dit syndroom kan symptomen bevatten van slapeloosheid, angst, paniek, overgevoeligheid, cognitieve

achteruitgang, hallucinaties, controleverlies, agressie, woede, paranoia, hopeloosheid, lusteloosheid, depressie, emotionele instorting, zelfverwonding, zelfmoordimpulsen6, vermoeidheid, hoofdpijn, beven, maag- en spierpijn, gevoelens van minderwaardigheid, concentratieproblemen, duizeligheid, verdraaiing van het gevoel van tijd, depersonalisatie, ernstige verveling, verminderde herinnering7, derealisatie en depersonalisatie8. De mate van deze gevolgen hangt volgens Smith af van de duur en omstandigheden van de afzondering en de individuele persoonlijkheden van de gedetineerden, maar voor velen zijn de gevolgen aanzienlijk. De negatieve fysieke en psychologische invloed van afzondering is volgens C. Gerlsma, J. Manenschijn en N. Rommes zo ernstig dat zij pleiten het opleggen van

afzondering als disciplinaire straf te verbieden.9

3 Cochran, J.C. & Mears, D.P. (2013). Social isolation and inmate behavior: A conceptual framework for theorizing prison visitation and guiding and assessing research. Journal of Criminal Justice, 41(4), 252-261.

4 Dirk van Zyl Smit & Sonja Snacken, Principles of European Prison Law and Policy, p. 277

5 Essex paper 3, initial guidance on the interpretation and implementation of the UN Nelson Mandela Rules, February 2017

6 Craig Haney & Mona Lynch, Regulating Prisons of the Future: A Psychological Analysis of Supermax and Solitary Confinement, 23 N.Y.U. Rev. L. & Soc. Change 477, 530 (1997)

7 Smith P. S. (2006). The effects of solitary confinement on prison inmates: a brief history and review of the literature. Crime Justice 34 441–528 10.1086/500626

8 Guenther L. (2013). Solitary Confinement: Social Death and its Afterlives. Minneapolis: University of Minnesota Press

9 Gerlsma, C., J. Manenschijn & N. Rommes, Eenzame opsluiting in Nederland, De Psycholoog 52. 2016 p .34-42

(8)

HOOFDSTUK 2 MOGELIJKHEDENTOT ENBEPERKINGEN DIEDE NEDERLANDSE WET- EN REGELGEVING ENJURISPRUDENTIE VERBINDENAAN AFZONDERINGALS ORDEMAATREGELEN DISCIPLINAIRESTRAFIN NEDERLANDSEPENITENTIAIRE INRICHTINGEN

2.1 PENITENTIAIRE BEGINSELENWET EN MEMORIEVAN TOELICHTING

2.1.1 ORDEMAATREGEL

Het plaatsen van een gedetineerde in afzondering is volgens de Memorie van Toelichting bij de Penitentiaire beginselenwet een verdergaande vorm van vrijheidsontneming.10 Om deze reden zijn er strikte eisen en voorwaarden aan verbonden.

Op grond van artikel 24 van de Penitentiaire beginselenwet is de directeur bevoegd een gedetineerde voor ten hoogste twee weken in afzondering te plaatsen op de gronden zoals genoemd in artikel 23 van de Penitentiaire beginselenwet. Deze gronden luiden:

a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de

inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;

b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is; c. in geval van ziekmelding of ziekte van de betrokken gedetineerde;

d. indien de gedetineerde hierom verzoekt en de directeur dit verzoek redelijk en uitvoerbaar oordeelt.

Volgens de Memorie van Toelichting bij de Penitentiaire beginselenwet is afzondering op de grond onder a genoemd een ultimum remedium en moet er eerst worden gekeken of de situatie in de penitentiaire inrichting kan worden opgelost met minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door de gedetineerde uit te sluiten van activiteiten. Met de

ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming onder a genoemd wordt bedoeld dat de ordemaatregel ook kan worden opgelegd naar aanleiding van incidenten die zijn

voorgevallen buiten de inrichting.

(9)

De gedetineerde wordt tijdens de ordemaatregel geplaatst in een afzonderingscel of in een andere verblijfsruimte. Ik zal mij in deze scriptie beperken tot de plaatsing in een

afzonderingscel. Behalve het dagelijkse uur luchten neemt de gedetineerde in beginsel niet deel aan activiteiten. Het contact met de buitenwereld kan worden beperkt of uitgesloten. De directeur zorgt ervoor dat het personeel regelmatig toezicht houdt op de gedetineerde in afzondering. Het plaatsen van een gedetineerde in een afzonderingscel is de meest ingrijpende vorm van afzondering. Als de Commissie van Toezicht en de inrichtingsarts niet op de hoogte worden gesteld mag de afzondering die ten uitvoer gelegd wordt in een afzonderingscel niet langer dan 24 uur duren.

Er kunnen zich situaties voordoen dat de directeur net naar huis is en hij de volgende ochtend pas weer aanwezig is in de inrichting. Indien niet gewacht kan worden met de

tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond hierboven genoemd onder a of b, kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor maximaal 15 uur in afzondering plaatsen, met onmiddellijke melding daarvan aan de directeur (dit wordt in de praktijk

‘bewaardersarrest’ genoemd).

De afzondering op grond van hierboven genoemd onder a of b kan telkens voor maximaal twee weken worden verlengd door de directeur indien hij dit noodzakelijk acht. De maatregel mag niet langer dan strikt noodzakelijk duren. De verlenging van de ordemaatregel hoeft niet op dezelfde grond te berusten als de in eerste instantie opgelegde ordemaatregel.

Indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is kan de gedetineerde in een afzonderingscel dag en nacht door middel van een camera worden geobserveerd. Dit wordt beslist door de directeur.

De Penitentiaire beginselenwet stelt in artikel 57 en 58 ook enkele procedurele eisen aan de beslissing tot het nemen van de ordemaatregel. De betrokkene moet worden gehoord voordat de beslissing wordt genomen en de beslissing moet schriftelijk aan hem worden meegedeeld. Een uitzondering hierop geldt in de gevallen dat spoed of de gemoedstoestand van de

gedetineerde hieraan in de weg staat. Deze vereisten gelden niet als de gedetineerde voor maximaal 15 uur in afzondering wordt geplaatst door een ambtenaar of medewerker.

(10)

Indien er ernstige bezwaren zijn tegen de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of afdeling waar de maatregel is opgelegd kan de afzondering extern ten uitvoer worden gelegd. De directeur kan hiertoe beslissen en kan de gedetineerde in overeenstemming met de selectiefunctionaris overplaatsen naar een andere inrichting of afdeling.

2.1.2 DISCIPLINAIRESTRAF

Op grond van artikel 51 van de Penitentiaire beginselenwet kan de directeur een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel opleggen voor ten hoogste twee weken. De directeur kan tot deze beslissing komen indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde

tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.11 Een disciplinaire straf kan alleen worden opgelegd indien de gedetineerde in penitentiaire zin een strafbaar feit heeft gepleegd waarvoor hij verantwoordelijk kan worden gesteld.

In de praktijk constateert een ambtenaar of medewerker dat een gedetineerde betrokken is bij dergelijke feiten en meldt hij aan de gedetineerde dat hij daarover schriftelijk verslag gaat doen aan de directeur. De directeur beslist hierop zo snel mogelijk over het al dan niet opleggen van een disciplinaire straf. Indien de directeur zelf de feiten als voornoemd constateert hoeft hij geen schriftelijk verslag op te maken.

Voor afzondering als disciplinaire straf gelden voor een groot gedeelte dezelfde wettelijke vereisten als voor afzondering als ordemaatregel. De gedetineerde aan wie de disciplinaire straf van opsluiting is opgelegd is uitgesloten van deelname aan activiteiten, behoudens het dagelijkse uur luchten. Het contact met de buitenwereld kan beperkt of uitgesloten worden.12 Dringende telefoontjes van en naar de advocaat moeten wel mogelijk blijven.13 Indien de opsluiting in de strafcel wordt opgelegd en langer dan 24 uur duurt dienen de Commissie van Toezicht en de inrichtingsarts op de hoogte te worden gesteld.

Ook bij afzondering als disciplinaire straf kan de directeur bepalen dat, indien dit ter

bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, de gedetineerde die in een strafcel verblijft dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.

11 Artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet

12 Artikel 55, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet

(11)

De duur van de disciplinaire straf is – anders dan bij de ordemaatregel - van tevoren bepaald en de gedetineerde heeft in penitentiaire zin een strafbaar feit gepleegd waarvoor hij

verantwoordelijk kan worden gesteld.

2.2 MINISTERIËLE REGELINGSTRAF- ENAFZONDERINGSCELPENITENTIAIRE INRICHTINGEN 1999

In 1999 is er een ministeriële regeling14 opgesteld omtrent de plaatsing in een straf- en afzonderingscel in penitentiaire inrichtingen. Afzondering mag alleen plaatsvinden in een afzonderingscel indien deze niet ten uitvoer kan worden gelegd in de eigen verblijfsruimte van verdachte om de volgende gronden:

a. in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming,

b. in verband met de ernst van de gedragingen van de gedetineerde, of

c. in verband met de lichamelijke- of geestelijke toestand van de gedetineerde.15 Indien de gedetineerde in een straf- of afzonderingscel wordt geplaatst ontvangt de gedetineerde van de directeur, onverwijld, schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor de gedetineerde begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. 16

Voor wat betreft de materiële eisen en kenmerken die de ministeriële regeling stelt aan een straf- of afzonderingscel verwijs ik naar paragaaf 1.1.

2.3 JURISPRUDENTIE RAAD VOOR STRAFRECHTTOEPASSINGEN

JEUGDBESCHERMING

2.3.1 INLEIDING

14 Min. Reg. van 15 juni 1999, Stcrt, 1999, 132

15 Artikel 3 van de Min. Reg. van 15 juni 1999, Stcrt, 1999, 132

(12)

Op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet kan de gedetineerde in beklag tegen een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Dit klaagschrift wordt behandeld door een door de Commissie van Toezicht benoemde beklagcommissie. Artikel 69 van de Penitentiaire beginselenwet bepaalt dat de directeur en klager tegen deze uitspraak van de beklagcommissie beroep kunnen instellen. Dit beroep wordt behandeld door een door de Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming benoemde

beroepscommissie. Deze beroepscommissie geeft invulling aan de door de wet gestelde eisen en grenzen aan het plaatsen van gedetineerden in afzondering op grond van een ordemaatregel of disciplinaire straf.

Uit alle uitspraken die de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming in 2015 en 2016 heeft gedaan volgt een aantal algemene opmerkingen en aanvullende eisen.

Een groot gedeelte van de zaken waartegen de gedetineerde in beroep is gegaan gaat om formele eisen die niet zijn nageleefd. In een aantal gevallen is de gedetineerde niet gehoord voordat de ordemaatregel of disciplinaire straf is opgelegd. De ordemaatregel of disciplinaire straf mag niet worden opgelegd wanneer de gedetineerde voorafgaand aan de oplegging niet is gehoord en de schriftelijke mededeling niet binnen 24 uur is uitgereikt. Dat de gedetineerde is gehoord moet ook uit de stukken blijken.17 Het doel van de oplegging moet voldoende duidelijk zijn voor de gedetineerde.18

Er doen zich situaties voor waarin in plaats van een ordemaatregel een disciplinaire straf wordt opgelegd, of juist andersom. Dit kan leiden tot gegrondverklaring van het beroep van de klager of tot schorsing van de ordemaatregel. Volgens de beroepscommissie is het niet meewerken aan de visitatieprocedure, het aannemen van een agressieve houding en het geven van een schouderduw aan een personeelslid aanleiding voor het opleggen van een

disciplinaire straf. In deze gevallen was er een ordemaatregel opgelegd terwijl niet was gebleken van feiten en omstandigheden die het opleggen van een ordemaatregel noodzakelijk maken. Om deze reden werd de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel geschorst.19

17 BC 21 oktober 2016, 16/2172/GA

18 BC 22 november 2016, 16/2726/GA

(13)

Zonder nadere toelichting mag er niet gevarieerd worden tussen het afzonderen van gedetineerden op grond van artikel 24 en op grond van artikel 51 van de Penitentiaire

beginselenwet. Het meermalen weigeren mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel valt volgens de beroepscommissie in principe onder strafwaardig gedrag in de zin van artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet. In dit geval dient in beginsel een disciplinaire straf te worden opgelegd en geen ordemaatregel van plaatsing in afzondering. Het beroep werd hierom gegrond verklaard.20 Een motivatie om – nadat eerder een disciplinaire straf is opgelegd voor het weigeren mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel - een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op te leggen, kan zijn de gedetineerde ertoe te bewegen nu wel mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel. De beslissing van de directeur om een ordemaatregel op te leggen in plaats van een disciplinaire straf kon hier niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.21

2.3.2 ORDEMAATREGEL

De grond onder a genoemd in artikel 23 van de Penitentiaire Beginselenwet luidt: indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Dit is een open geformuleerde grond waaraan nader invulling wordt gegeven door de rechtspraak van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming.

De orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting kan onder andere worden verstoord doordat een gedetineerde een dreigende houding aanneemt richting een personeelslid.22 of doordat gedetineerden met elkaar in gevecht raken.23Ook het vermoeden dat er iets is

weggestopt of ingeslikt tijdens een celinspectie kan leiden tot het aannemen van de grond van verstoring van de orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting. Plaatsing in afzondering om klager ‘op de zeef’ te kunnen plaatsen is volgens de beroepscommissie in deze situatie

noodzakelijk. 24 In een zaak waarin de klager in beroep was gegaan was in zijn cel een plastic omhulsel met daarin drie losse zakjes met wit poeder aangetroffen. Een test duidde op

aanwezigheid van sporen van amfetamine. De orde en veiligheid binnen de inrichting 20 BC 17 november 2015, 15/2297/GA

21 BC 12 mei 2016, 16/0237/GA

22 BC 26 mei 2015, 14/4185/GA

23 BC 19 februari 2015, 14/4099/GA

(14)

rechtvaardigen volgens de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming het opleggen van de ordemaatregel in afwachting van de resultaten van het nader uit te voeren onderzoek.25

In een andere zaak had naar het oordeel van de beroepscommissie de directeur in redelijkheid kunnen beslissen tot het opleggen van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering op grond van informatie waaruit bleek dat klager wilde ontsnappen. Door het opleggen van de

ordemaatregel kon er onderzoek worden verricht naar de betrouwbaarheid en actualiteit van de informatie.26

In een geval waarin klagers naam door medegedetineerden werd genoemd in verband met afpersing en er verdachte transacties op klagers rekening-courant stonden, is aan klager een ordemaatregel opgelegd in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting. De afpersingspraktijken hadden grote onrust veroorzaakt in de penitentiaire inrichting wat maakte dat de beroepscommissie van oordeel was dat de ordemaatregel was opgelegd in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.27

Wanneer een gedetineerde samen met medegedetineerden een brief met klachten over het regime van de afdeling stuurt aan de directeur en vervolgens weigert in gesprek te gaan met het personeel van de penitentiaire inrichting kan er een dreigende situatie ontstaan. Volgens de beroepscommissie was het opleggen van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting in die situatie niet onredelijk of onbillijk.28

Ook het afzonderen van gedetineerden in afwachting van herselectie wordt door de

beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming aanvaard.29 Verder is de noodzaak tot het verrichten van onderzoek vaak reden om een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op te leggen. In een zaak was aan klager een ordemaatregel van afzondering opgelegd in het belang van onderzoek naar de betrokkenheid bij een mogelijke ontsnappingspoging van alle aanwezigen in die ruimte. Klager bevond zich in de

afdelingskeuken op het moment dat daar door meerdere gedetineerden een poging werd ondernomen om het buitenraam te forceren. De beroepscommissie was van oordeel dat bewijs 25 BC 27 januari 2015, 14/3404/GA

26 BC 25 februari 2016, 15/4187/GA

27 BC 9 maart 2015, 14/3668/GA

28 BC 11 mei 2015, 15/0186/GA

(15)

van enige daadwerkelijke betrokkenheid waarvan de gedetineerde wordt verdacht nog niet vereist is op het moment van oplegging van de ordemaatregel.30

De voortduring van de ordemaatregel is onredelijk wanneer de ordemaatregel is opgelegd om onderzoek te kunnen verrichten, maar dit onderzoek niet is verricht..31

In een zaak die voor de beroepscommissie kwam werd klagers naam (steeds) genoemd bij drugshandel en bedreigingen. Het enkele vermoeden dat klager hierbij betrokken zou zijn is onvoldoende om klager in afzondering te plaatsen. Er moet sprake zijn van concrete feiten en omstandigheden die wijzen op de betrokkenheid bij feiten die de orde of veiligheid binnen de penitentiaire inrichting in gevaar brengen. Indien dit ontbreekt is oplegging van de

ordemaatregel volgens de beroepscommissie niet noodzakelijk.32

De grond genoemd onder b: indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is, spreekt voor zich. Hieronder volgen enkele voorbeelden uit de rechtspraak waarin de ordemaatregel ter bescherming van de betrokken gedetineerde is opgelegd. In een zaak had klager tegen zijn celgenoot verklaard dat hij van plan was zichzelf van kant te maken en had hij aan het personeel gevraagd om drie scheermesjes mee te nemen. Ook tijdens het horen verklaarde klager dat hij de neiging had om zelfmoord te plegen. De

beroepscommissie is van oordeel dat de ordemaatregel in redelijkheid is opgelegd.33 Een ander voorbeeld waarin de ordemaatregel was opgelegd voor de eigen veiligheid van de gedetineerde is het geval waarin de metaaldetector een signaal bleef afgeven bij de anus van de gedetineerde. Volgens de gedetineerde kwam dit door een schroef in zijn lichaam. Toen hij weigerde een röntgenfoto te laten nemen is aan hem de ordemaatregel opgelegd waarbij zijn ontlasting met een zogenaamde zeef wordt opgevangen. Naar het oordeel van de

beroepscommissie rechtvaardigt dit de oplegging van de ordemaatregel.34

De duur van de ordemaatregel is nooit van tevoren definitief bepaald, maar is afhankelijk van de periode dat de gronden voor het opleggen hiervan voortduren. De beroepscommissie benadrukt het voorlopig karakter van de ordemaatregel. In een zaak werd aan de gedetineerde een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor twee dagen opgelegd omdat de

30 BC 23 januari 2015, 14/3425/GA

31 BC 25 februari 2016, 15/4187/GA

32 BC 30 mei 2016, 16/0359/GA

33 BC 12 oktober 2015, 15/1920/GA

(16)

gedetineerde had gevochten. De ordemaatregel dient echter te worden beëindigd zodra dat mogelijk is. De directeur had aan de gedetineerde in aansluiting op de ordemaatregel een disciplinaire straf op kunnen leggen, maar dat is niet gebeurd. Als niet duidelijk blijkt waarom de gehele opgelegde duur van de ordemaatregel noodzakelijk is mag deze niet voortduren. Het beroep werd gegrond verklaard.35

Een ander geval waarin de voortduring van de ordemaatregel onredelijk werd bevonden betreft een ordemaatregel van 14 dagen opgelegd naar aanleiding van informatie waaruit bleek dat de gedetineerde een wapen in zijn bezit had en er een dreiging van of naar hem uitging. De directeur heeft in de schriftelijke mededeling niet opgenomen dat hij een onderzoek instelt en waar dat onderzoek uit zou bestaan. Omdat hieruit niet is op te maken welke maatregelen de directeur zal treffen om de duur van de afzondering te beperken door de noodzaak ervan weg te nemen, acht de beroepscommissie het voortduren van de

ordemaatregel na een duur van vier dagen onredelijk. De maatregel heeft langer geduurd dan noodzakelijk.36

In het geval waarin onderzoek moest worden verricht naar de redenen van de gedetineerde om de plaatsing in een meerpersoonscel te weigeren, moest worden gemotiveerd waarom het noodzakelijk is dat de gedetineerde tijdens dit onderzoek in afzondering moest blijven. Ook moest worden gemotiveerd waarom het onderzoek negen dagen in beslag nam.37

Indien de noodzaak tot afzondering nog bestaat kan de ordemaatregel worden verlengd. Een reden tot verlenging van de ordemaatregel kan zijn dat de gedetineerde tot rust kan komen in afwachting van de beslissing van de selectiefunctionaris. In een zaak ging het om een

gedetineerde die grote invloed had op de gehele afdeling waardoor de sfeer grimmig en onveilig werd. De beroepscommissie oordeelde dat de orde en veiligheid de beslissing tot verlenging rechtvaardigde.38

Het is niet gerechtvaardigd om de ordemaatregel te verlengen vanwege capaciteitsgebrek op de afdeling waarvoor de gedetineerde door de selectiefunctionaris is geselecteerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie levert dit geen omstandigheid op waardoor het noodzakelijk is om de gedetineerde in afzondering te plaatsen.39

35 BC 19 februari 2015, 14/4099/GA

36 BC 25 september 2015, 15/1398/GA

37 BC 19 maart 2015, 14/4597/GA

38 BC 9 maart 2016, 16/0775/SGA

(17)

2.3.3 DISCIPLINAIRESTRAF

Voor oplegging van afzondering als disciplinaire straf is het noodzakelijk dat de gedetineerde een strafbaar feit in penitentiairrechtelijke zin heeft begaan. Afzondering wordt vaak opgelegd als disciplinaire straf naar aanleiding van het aantreffen van contrabande bij de gedetineerde of in zijn cel40 of het frauderen van het urineonderzoek. In een geval waarin werd

geconstateerd dat de gedetineerde een flesje urine bij zich had tijdens de urinecontrole werd aan hem een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Het frauderen bij een urinecontrole wordt gelijk gesteld aan het gebruik van harddrugs en wordt op dezelfde manier bestraft. De beroepscommissie acht dit niet onredelijk. 41 Ander

strafwaardig gedrag in de zin van artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet is het

uitschelden van het personeel en weigeren mee te werken aan een opdracht van het personeel met een alarmsituatie tot gevolg.42

Het enkele vermoeden van slikken van contrabande is naar het oordeel van de

beroepscommissie onvoldoende aanleiding voor strafwaardig gedrag dat het opleggen van een disciplinaire straf rechtvaardigt. Uit het verslag blijkt dat de gedetineerde zich tijdens het bezoekmoment verslikte en neigde te stikken. Hierop spuugde hij de vloeistof die hij in zijn mond had uit en braakte hij. Klager ontkende contrabande te hebben geslikt. Klager is door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis waarvoor extra beveiliging moest worden geregeld. In de strafmededeling staat dat een straf op zijn plaats is gelet op de grote overlast die klager willens en wetens heeft veroorzaakt. De beroepscommissie is van oordeel dat uit het verslag over het bezoekmoment geen strafwaardig gedrag blijkt. Het beroep van klager is gegrond verklaard.43

Het niet plaatsen van een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de urineafnameprocedure correct is verlopen levert geen strafwaardig gedrag op.44

40 BC 21 oktober 2016, 16/2172/GA

41 BC 12 december 2016, 16/3077/GA

42 BC 18 augustus 2016, 15/4304/GA

43 BC 11 augustus 2016, 16/0222/GA

(18)

Dat het strafwaardige gedrag verwijtbaar moet zijn blijkt uit artikel 51, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie toetst de verwijtbaarheid van de gedetineerde. Indien de gedetineerde niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn aandeel in strafwaardige feiten mag aan hem geen disciplinaire straf worden opgelegd. In een zaak ontkenden twee gedetineerden verantwoordelijk te zijn voor een vechtpartij. Op de camerabeelden is waargenomen dat beiden hebben geslagen, maar de toedracht van de vechtpartij kan niet worden vastgesteld. Het stond vast dat de klager had geslagen en aangezien een noodweersituatie niet aannemelijk was geworden kon klager

medeverantwoordelijk worden gesteld voor de vechtpartij. De beslissing om aan hem een disciplinaire straf op te leggen was naar het oordeel van de beroepscommissie niet

onredelijk.45

Er zijn ook gevallen te vinden in de rechtspraak van de Raad van de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming waarin de beroepscommissie van oordeel was dat de verwijtbaarheid van de gedetineerde niet kon worden vastgesteld. In een zaak kon niet worden bewezen dat de gedetineerde had gehoord dat hij naar zijn cel moest en dat hij deze opdracht bewust niet uitvoerde. Het strafwaardige gedrag kon hierom niet aan hem verweten worden en de aan hem opgelegde disciplinaire straf van 7 dagen opsluiting in een strafcel was naar het oordeel van de beroepscommissie onredelijk..46 Een ander geval waarin de verantwoordelijkheid niet vaststond is de volgende. Op klagers meerpersoonscel werd contrabande aangetroffen. De gegevens omtrent dit aantreffen zijn zeer gebrekkig. Het enige wat vaststaat is dat er pillen zijn aangetroffen in een macaronipak, maar waar dat pak zich bevond staat nergens. Klager ontkent verantwoordelijk te zijn. Het is volgens de beroepscommissie van belang dat in een verslag van aantreffen van voorwerpen op een cel duidelijk wordt beschreven welke

voorwerpen op welke plaats en onder welke omstandigheden zijn aangetroffen. Nu dat hier niet was gebeurd, is klagers verantwoordelijkheid onvoldoende komen vast te staan en had de disciplinaire straf niet mogen worden opgelegd.47

45 BC 29 juli 2016, 15/4341/GA

46 BC 10 juni 2016, 16/0822/GA

(19)

HOOFDSTUK 3 INTERNATIONALE EN REGIONALEREGELGEVING EN

JURISPRUDENTIEOMTRENT HETVERBOD OPONMENSELIJKE OFVERNEDERENDE BEHANDELINGENBESTRAFFINGWAT BETREFT HETAFZONDERENVAN

GEDETINEERDEN

3.1 INLEIDING

Een belangrijke waarborg voor gedetineerden in het Europese en internationale recht is dat elke gedetineerde een menswaardige detentie zal ondervinden. Deze waarborg komt in het nationale recht niet expliciet voor, maar is wel van betekenis voor het gevangeniswezen in Nederland.48 Ter bescherming van gedetineerden hebben de Verenigde Naties en het Europees Hof van de Rechten van de Mens het verbod op onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing opgenomen in hun verdragen. Wat dit verbod inhoudt voor wat betreft het afzonderen van gedetineerden zal volgen in de navolgende paragrafen.

Artikel 3 EVRM luidt als volgt:

‘Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.’

Dit artikel kent geen beperkingsmogelijkheid en is dus een absoluut verbod. Zelfs in een noodtoestand, bijvoorbeeld in het geval van extreem beheers- en vluchtgevaarlijke gedetineerden, mag er niet van worden afgeweken. De betekenis van dit artikel is echter beperkt. Voor de toepassing van artikel 3 EVRM dient de behandeling of bestraffing de ondergrens van ‘minimumlevel of severity’ te overschrijden. Het artikel wordt pas geschonden als de drempel van humane detentie echt wordt overschreden. Het werkt dus vooral als criterium om excessen in de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming aan te wijzen of af te keuren.49 Voor meer over dit artikel en de uitleg hierover van het Europese Hof verwijs ik naar paragraaf 3.5.

48 Muller en Vegter, 2009

(20)

Het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (later: ECPT) vult dit artikel aan. Onder ECPT is het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende

behandelingen of bestraffingen (later: CPT) ingesteld. Het CPT bezoekt penitentiaire inrichtingen en rapporteert daarover. Het CPT maakt aanbevelingen, maar daadwerkelijke aanpassingen zijn volledig afhankelijk van de lidstaten. Het doel van het CPT is het zo beïnvloeden van de detentiesituatie in de lidstaten dat de kwaliteit van de detentiesituatie zo

ver mogelijk bij de ondergrens van artikel 3 EVRM vandaan blijft.50

De Verenigde Naties hebben een vergelijkbaar verbod opgenomen in artikel 7 van het IVBPR, welke luidt als volgt:

‘Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. In het bijzonder mag niemand, zonder zijn in vrijheid gegeven toestemming, worden onderworpen aan medische of wetenschappelijke experimenten.’

Het doel van deze bepaling is het beschermen van zowel de waardigheid als de fysieke en mentale integriteit van het individu. Het comité bevestigt dat zelfs in noodgevallen niet van deze bepaling mag worden afgeweken. Er is dus geen beperking mogelijk. Ook merkt het comité op dat gevallen van langdurige eenzame opsluiting zouden kunnen leiden tot schending van dit artikel.51

Aan het IVBPR is een bepaling toegevoegd in artikel 10 lid 1 die de lidstaten een opdracht geeft tot menswaardige behandeling van gedetineerden. Deze positief geformuleerde opdracht luidt als volgt:

‘1. Allen die van hun vrijheid zijn beroofd dienen te worden behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid, inherent aan de menselijke persoon.’

50 Muller en Vegter, 2009

51 CCPR General Comment No. 20: Article 7 (Humane Treatment of Persons Deprived of Their Liberty) Adopted at the Forty-fourth Session of the Human Rights Committee, on 10 March 1992

(21)

Naast het verbod geformuleerd in artikel 7 mogen gedetineerden ook niet worden onderworpen aan andere beperkingen dan die welke voortvloeien uit vrijheidsbeneming. Eerbiediging van de waardigheid van gedetineerden moet worden gegarandeerd onder dezelfde voorwaarden als voor die van niet-gedetineerden.52

De Verenigde Naties hebben omtrent het gevangeniswezen de United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, ook wel de ‘Nelson Mandela Rules’, opgesteld. Door de Raad van Europa zijn de European Prison Rules samengesteld. Deze zullen in de navolgende paragrafen worden besproken.

3.2 EUROPEAN PRISON RULES

De European Prison Rules (EPR) zijn aanbevelingen omtrent het gevangeniswezen die door het Comité van Ministers van de Raad van Europa zijn opgesteld. Op 11 januari 2006 is er een nieuwe versie van de EPR aangenomen. De EPR kennen een aantal minimumrechten aan gedetineerden toe en bevatten instructies voor nationale overheden en gevangenisdirecties.53 De regels zijn opgesteld om gedetineerden rechtvaardig en eerlijk te behandelen. Omdat publieke druk makkelijk kan leiden tot een schending van mensenrechten van een kwetsbare groep als gedetineerden dienen gevangenisregels duidelijk te worden uitgelegd. 54 De regels hebben geen bindende kracht, maar het EHRM houdt bij de beoordeling of er sprake is van een schending van artikel 3 EVRM wel rekening met de EPR. Doordat het Hof rekening houdt met de regels en er steeds vaker naar refereert, verhoogt het Hof de status van de regels. Aangezien de lidstaten gebonden zijn aan de uitspraken van het Hof lijken de lidstaten

indirect ook gebonden te zijn aan de EPR en dienen zij zich aan de EPR te houden. 55

52 CCPR General Comment No. 21: Article 10 (Humane Treatment of Persons Deprived of Their Liberty) Adopted at the Forty-fourth Session of the Human Rights Committee, on 10 April 1992

53 The update of the commentary to recommendation rec (2006) 2 of the committee o ministers to member states on the European Prison Rules, 26 januari 2017

Abels: CoE, Recommendation (2006)2, on the European Prison Rules, adopted by the Committee of Ministers on 11 January 2006 at the 952nd meeting of the Ministers’ Deputies.

54 Draft Recommendation Rec(2005)… of the Committee of Ministers to member states on the European Prison Rules and Commentary

55 Abels, D. Prisoners of the international community: the legal position of persons detained under international criminal tribunals, 2012

(22)

Volgens de EPR mogen speciale veiligheidsmaatregelen enkel worden toegepast in

uitzonderlijke omstandigheden (Rule 53.1) omdat gedetineerden anders het gevaar lopen dat de omstandigheden van afzondering buitensporig en onevenredig zijn aan de bedreiging die zij vormen. De aard, duur en gronden van de maatregel dienen te worden bepaald in het nationale recht (Rule 53.3). Alle afzonderingsmaatregelen moeten met de nodige omzichtigheid worden toegepast.

Rule 58 en 59 schrijven voor dat de gedetineerde gehoord dient te worden voordat aan hem/haar een disciplinaire straf wordt opgelegd en dat de gedetineerde bekend is met de details van de aanklacht en zich voldoende kan voorbereiden op zijn/haar verdediging. Wat betreft het afzonderen van gedetineerden bevelen de regels aan dat een arts bijzondere aandacht besteed aan gedetineerden die verblijven in een isoleercel. Deze arts bezoekt hen dagelijks en geeft hen op verzoek van de gedetineerde zelf of een personeelslid medische hulp en behandeling (Rule 43.2). Zo’n bezoek mag nooit gebruikt worden om het verblijf van een gedetineerde in afzondering te verbloemen of te legitimeren.56 Volgens Kelk betekent dit dat er een externe arts moet worden ingeschakeld wanneer het gaat om het afzonderen van gedetineerden en dat de penitentiair arts hier niet in mag worden betrokken. Dit laatste komt niet overeen met de geldende penitentiaire praktijk in Nederland.57

Solitary confinement kan verschillende vormen aannemen. De meest extreme vorm is

wanneer een gedetineerde alleen in een cel zonder toegang tot licht, geluid of frisse lucht wordt vastgehouden. Het plaatsen van gedetineerden in deze ‘donkere cel’ wordt door de EPR verboden als disciplinaire straf (Rule 60.3). Een andere vorm van solitary confinement is wanneer een gedetineerde alleen in een cel zit waar hij/zij toegang heeft tot licht en frisse lucht en andere gedetineerden kan horen door de muren heen. Deze vorm van solitary

confinement kan alleen een passende straf zijn in uitzonderlijke gevallen en voor een

specifieke, zo kort mogelijke periode (Rule 60.5)58. Bovendien dient het gedrag van de afgezonderde gedetineerde doorlopend beoordeeld te worden en dient er regelmatig contact

56 Van Zyl Smit, 2006

57 Kelk 2006, p. 228

58 Draft Recommendation Rec(2005)… of the Committee of Ministers to member states on the European Prison Rules and Commentary

(23)

gemaakt te worden met deze gedetineerden.59 De afgezonderde gedetineerden mogen niet worden uitgesloten van het uur luchten (Rule 27.1) en een disciplinaire straf mag niet bestaan uit het totaal verbieden van contact met de familie (Rule 60.4).

De EPR schrijven voor dat de cellen van alle gedetineerden toegang hebben tot natuurlijk licht, frisse lucht (Rule 18.2) en zijn voorzien van een bed, matras en bedlinnen (Rule 20).

3.3 CPT STANDAARDEN

Omdat het afzonderen van gedetineerden gevaarlijk kan zijn voor de psychische en fysieke gezondheid van gedetineerden heeft het CPT altijd specifieke aandacht besteed aan solitary

confinement.60 Het CPT heeft hieromtrent standaarden ontwikkeld die voortvloeien uit zijn bezoeken en rapporten. 61

Solitary confinement beperkt de al beperkte rechten van gedetineerden nog verder. Deze extra

beperkingen zijn niet onafscheidelijk verbonden aan detentie op zichzelf. Om deze reden moeten ze apart zijn gerechtvaardigd. Solitary confinement moet volgens het CPT altijd voldoen aan de ‘PLANN’-test. Dit staat voor proportionate, lawful, accountable, necessary en

non-discriminatory. Afzondering van gedetineerden moet proportioneel, rechtmatig, en

noodzakelijk zijn en er mag niet worden gediscrimineerd bij de beslissing tot het opleggen van de plaatsing in afzondering. Bovendien dienen alle beslissingen omtrent plaatsing in afzondering te worden vastgelegd en bijgehouden. Het doel van het CPT is om het aantal plaatsingen in afzondering zo laag mogelijk te houden, niet alleen omwille van de psychische en fysieke gezondheid van de gedetineerden, maar ook omdat het los daarvan kan leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. Het CPT heeft in een aantal gevallen aangegeven dat solitary confinement kan leiden tot onmenselijke en vernederende behandeling en dat het in alle gevallen zo kort mogelijk dient te worden toegepast.62 Om deze reden dient

afzondering gepaard te gaan met zo min mogelijk beperkingen voor de gedetineerde en zo 59 European Prison Rules 2006

60 Shalev, S. 2008 (lit lijst: A Sourcebook on Solitary Confinement (Mannheim Centre for Criminology, London, 2008

61 Solitary confinement of prisoners, Extract from the 21st General Report of the CPT, published in 2011, Council of Europe, CPT, p. 1

(24)

groot mogelijke inspanningen van het personeel om de onderliggende problemen op te lossen.63

Wanneer het gaat om afzondering als disciplinaire straf stelt het CPT dat het alleen als laatste redmiddel in uitzonderlijke gevallen mag worden opgelegd voor een zo kort mogelijke periode. De gedetineerde dient voorafgaand aan de oplegging te worden gehoord waar hij een schriftelijke mededeling zal ontvangen met de grond(en) en duur van de straf. De maximale periode mag niet hoger zijn dan 14 dagen en het is verboden om opeenvolgende straffen op te leggen die leiden tot ononderbroken eenzame opsluiting die de maximale periode

overschrijden. Afgezonderde gedetineerden dienen dagelijks te worden bezocht door de directeur of zijn vervanger, welke bezoeken dienen te worden geregistreerd. Het contact tussen de afgezonderde gedetineerden en hun familie mag nooit helemaal worden verboden, de gedetineerden moeten minstens één uur per dag buiten kunnen sporten en ze moeten toegang hebben tot leesmateriaal. Het is volgens het CPT heel belangrijk dat de afgezonderde gedetineerden op deze manier worden gestimuleerd in het behouden van hun mentale

welzijn.64

Het plaatsen van gedetineerden in afzondering als ordemaatregel kan volgens het CPT resulteren in plaatsingen in afzondering van zeer lange duur en vaak is de duur van tevoren onbepaald. Het CPT schrijft voor dat plaatsing in afzondering als ordemaatregel altijd gaat via het hoogste personeelslid dat op dat moment aanwezig is in de PI. Indien onverwijlde

tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is, moet dit onmiddellijk worden gemeld aan het hoogste personeelslid dat op dat moment aanwezig is en zo snel mogelijk aan de directeur. De eerste paar uur moet de gedetineerde constant en geregistreerd worden gemonitord en indien er geen grond meer is voor de afzondering dient de maatregel te worden beëindigd. Wanneer de maatregel langer dan 24 uur duurt dient er a full review of all aspects of the case

with a view to withdrawing the measure at the earliest possible time plaats te vinden. Tegen

deze beslissing dient de gedetineerde in beroep te kunnen gaan bij een onafhankelijke instantie. Bovendien dient de gedetineerde dagelijks te worden bezocht door de directeur of diens vervanger en dient het medisch personeel bijzondere aandacht aan de afgezonderde 63 Solitary confinement of prisoners, Extract from the 21st General Report of the CPT, published in 2011, Council of Europe, CPT, p. 2-3

64 Solitary confinement of prisoners, Extract from the 21st General Report of the CPT, published in 2011, Council of Europe, CPT, p. 3-7

(25)

gedetineerde te besteden. De gedetineerde moet zo veel mogelijk contact met andere gedetineerden en de buitenwereld hebben en moet toegang hebben tot activiteiten.65

Over de materiële omstandigheden tijdens de afzondering schrijft het CPT het volgende voor. De isoleercellen hebben dezelfde minimale standaarden als gewone cellen. Ze zijn voldoende groot (lees minimaal 6 m2) en hebben toegang tot verwarming, ventilatie, natuurlijk licht en kunstmatig licht. De cellen zijn voorzien van een communicatiesysteem waarmee de

gedetineerde kan communiceren met het personeel. De afgezonderde gedetineerden kunnen minstens net zo vaak als gewone gedetineerden douchen en kunnen hun normale

gevangeniskleding dragen. De buitenfaciliteiten waar de afgezonderde gedetineerden minstens één uur per dag verblijven zijn groot genoeg om werkelijk te kunnen sporten en hebben een afdakje tegen de weersomstandigheden. De strafcellen waar gedetineerden afgezonderd zitten als gevolg van een disciplinaire straf zijn voorzien van een tafel, zitelementen voor overdag en een fatsoenlijk bed met beddengoed voor ’s nachts. De

isoleercellen waar gedetineerden in zijn geplaatst als gevolg van een ordemaatregel moeten op dezelfde manier zijn ingericht als gewone cellen. 66

Het CPT schrijft voor dat het medisch personeel nooit een rol mag spelen in de beslissing tot de plaatsing in afzondering. Het medisch personeel moet wel op de hoogte worden gesteld van de plaatsing in afzondering en dient de gedetineerde meteen te bezoeken. Daarna zal de gedetineerde minstens één keer per dag bezocht worden.67

3.4 NELSON MANDELA RULES

De Verenigde Naties hebben in 2015 een nieuwe versie van de Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (SMR), ook wel de Nelson Mandela Rules genoemd, aangenomen. De bepalingen uit deze resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn

65 Solitary confinement of prisoners, Extract from the 21st General Report of the CPT, published in 2011, Council of Europe, CPT, p. 4-7

66 Solitary confinement of prisoners, Extract from the 21st General Report of the CPT, published in 2011, Council of Europe, CPT, p. 6-7

67 Solitary confinement of prisoners, Extract from the 21st General Report of the CPT, published in 2011, Council of Europe, CPT, p. 8

(26)

niet bindend, maar zijn richtlijnen voor de lidstaten omtrent de behandeling van gevangenen en de omstandigheden in gevangenissen.

Regel 41 schrijft voor dat de gedetineerde onmiddellijk wordt geïnformeerd over de aard van het feit waarvoor hij bestraft wordt indien afzondering plaatsvindt in context van bestraffing en voldoende tijd en mogelijkheden krijgt om zichzelf te verdedigen. Volgens regel 43 van dit verdrag mogen beperkingen of disciplinaire straffen nooit leiden tot foltering of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Onbegrensde eenzame opsluiting, langdurige eenzame opsluiting en plaatsing van een gedetineerde in een donkere of constant verlichte cel zijn verboden. Een gedetineerde verblijft in eenzame opsluiting wanneer deze minimaal 22 uur per dag in zijn cel verblijft zonder menselijke contacten. Onder langdurige eenzame opsluiting verstaat dit verdrag minimaal 15 achtereenvolgende dagen waarin de gedetineerde minimaal 22 uur per dag zonder meaningful menselijk contact is opgesloten (Rule 44). Hieronder vallen ook maatregelen die verlengd zijn en daardoor langer duren dan 14 dagen. Met meaningful menselijk contact wordt rechtstreeks, doorlopend contact bedoeld dat een dialoog bevat68 Disciplinaire straffen of beperkende maatregelen mogen

familiecontacten niet verbieden. Familiecontact mag alleen worden beperkt voor een bepaalde periode wanneer dit noodzakelijk is voor de orde en veiligheid in de penitentiaire inrichting (Rule 43).

Eenzame opsluiting mag alleen worden opgelegd in uitzonderlijke gevallen als laatste redmiddel voor een zo kort mogelijke periode. De eenzame opsluiting moet onafhankelijk worden beoordeeld en mag alleen worden opgelegd door de daartoe bevoegde autoriteit (Rule 45). Het medisch personeel mag volgens regel 46 geen rol spelen bij de oplegging van

disciplinaire straffen of ordemaatregelen. Het medisch personeel besteedt extra aandacht aan de afgezonderde gedetineerden en bezoeken de gedetineerden dagelijks.

De regels maken geen onderscheid tussen isoleercellen en ‘gewone’ cellen (Rule 42). Alle cellen dienen te zijn voorzien van een raam dat groot genoeg is zodat er bij daglicht kan worden gelezen, van frisse lucht en van kunstmatig licht (Rule 14). 69

68 Essex paper 3, initial guidance on the interpretation and implementation of the UN Nelson Mandela Rules, February 2017

69 General Assembly report of the Third Committee (A/70/490) 17 December 2015, UN Standard Minimum

(27)

3.5 JURISPRUDENTIE EHRM

Voor de toepassing van artikel 3 EVRM dient de behandeling of bestraffing de ondergrens van ‘minimumlevel of severity’ te overschrijden. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens toetst of er aan een bepaalde mate van ernst is voldaan.70 Dit hangt volgens de vaste jurisprudentie van het Hof af van de omstandigheden van het geval welke hieronder zullen worden besproken.

Allereerst maakt het Hof onderscheid tussen twee vormen van isolatie. Indien er sprake is van totale zintuigelijke isolatie gecombineerd met totale sociale isolatie die de persoonlijkheid van de gedetineerde aantasten en die niet gerechtvaardigd worden door veiligheids- of andere redenen, kan er sprake zijn van een ‘onmenselijke behandeling’ die een schending van artikel 3 EVRM oplevert. Complete isolatie kan zonder twijfel de persoonlijkheid van de

gedetineerde vernietigen, wat een vorm van onmenselijke behandeling inhoudt die niet kan worden gerechtvaardigd door veiligheidsredenen. Dit levert een schending van artikel 3 EVRM op. 71 De andere situatie die op zichzelf geen schending van artikel 3 EVRM oplevert en door het Hof ‘relative isolation’ wordt genoemd, is die van een verbod van contact met andere gedetineerden vanwege veiligheids-, disciplinaire of beschermingsredenen. Uit onderstaande zaken blijkt dat het Hof niet snel een schending van artikel 3 EVRM aanneemt wanneer er geklaagd wordt over het afzonderen van gedetineerden.

Een voorbeeld van ‘relative isolation’ is de zaak van Öcalan tegen Turkije uit 2005, waarin klager zes jaar lang als enige gedetineerde op een eiland verbleef en het Hof oordeelde dat de omstandigheden waarin klager in afzondering verbleef niet voldoende ernstig waren voor een schending van artikel 3 EVRM.72 Ook in de zaak Messina tegen Italië73 is er volgens het Hof geen sprake van een schending. Hier verbleef klager net als in de vorige zaak meerdere jaren in ‘relative isolation’. Klager werd in afzondering geplaatst om te voorkomen dat hij opnieuw in contact zou treden met criminele organisaties.

70 Muller en Vegter, 2009 (lit lijst: Detentie Gevangen in Nederland, E.R. Muller en P.C. Vegter 2009, p. 401)

71 EHRM 18 januari 1978, Series A, nr. 25, par. 162 (Ireland v. UK)

72 EHRM (GC) 12 mei 2005, Öcalan t. Turkije, nr. 46221/99, § 191

(28)

Dit lag ook ten grondslag aan de afzondering van Ramirez Sanchez voor de duur van acht jaar en twee maanden. In zijn zaak tegen Frankrijk oordeelt het Hof dat er geen sprake is van ‘onmenselijke behandeling’ nu hij een zeer gevaarlijke terrorist was, vaak bezoek kreeg van zijn advocaten, toegang had tot artsen en zijn psychische en fysieke gezondheid er niet onder leed. 74 Klager verkeerde niet in volledige zintuiglijke en sociale afzondering. Het Hof acht compenserende maatregelen zoals contact met de buitenwereld en toegang tot televisie, radio en kranten van groot belang om het nadelige effect van afzondering op de gezondheid van de gedetineerden op te heffen.

In 1978 oordeelde het Hof dat langdurige isolatie ongewenst is, zeker wanneer de afzondering wordt opgelegd op verzoek van de gedetineerde zelf. Of de afzondering in strijd is met artikel 3 EVRM hangt volgens het Hof af van de specifieke omstandigheden, de aard en duur van de afzondering, het nagestreefde doel en de effecten van de afzondering op de gedetineerde. In de zaak van Ensslin, Baader en Raspe tegen Duitsland werden de afgezonderde gedetineerden regelmatig bezocht door hun advocaten en familie, wat maakte dat artikel 3 EVRM niet werd geschonden. De cellen waar de gedetineerden ten tijde van de afzondering verbleven waren voorzien van een radio, televisie, boeken, posters en daglicht en de ramen konden vanuit binnen geopend worden. Bovendien hadden de gedetineerden toegang tot de buitenlucht waar ze konden sporten. Volgens het Hof leidt het afzonderen van de gedetineerdenpopulatie op zichzelf niet tot onmenselijke behandeling.75

In de zaak van Rohde tegen Denemarken verbleef klager elf maanden in afzondering waar hij toegang had tot televisie en kranten, wekelijks taallessen volgde, regelmatig contact had met het personeel, regelmatig werd bezocht door artsen, verpleegsters en therapeuten en hij bezoek mocht ontvangen van familie en vrienden. Volgens het Hof was er gelet op de omstandigheden waarin klager verbleef, zoals hierboven genoemd, geen sprake van een schending van artikel 3 EVRM.76

In Peers tegen Griekenland oordeelt het Hof dat er pas sprake kan zijn van een schending van artikel 3 EVRM wanneer er meer leed is toegebracht dan onvermijdelijk is tijdens ‘gewone’ 74 EHRM (GC) 4 juli 2006, Ramirez Sanchez t. Frankrijk, Reports 2006-IX, nr. 59450/00.

75 EHRM 8 juli 1978 , appl. no. 7572/76 (Ensslin, Baader and Raspe v FRG).

(29)

detentie. Het doel van de gewraakte behandeling wordt ook meegewogen, specifiek de vraag of de afzondering was bedoeld om de gedetineerde te vernederen. De afwezigheid van elk doel houdt voor het Hof echter niet automatisch in dat artikel 3 EVRM is geschonden.77 Een zaak waarin het Hof wel kwam tot een schending is die van Iorgov tegen Bulgarije. In deze zaak verbleef klager gedurende 3,5 jaar lang 23 uur per dag alleen in zijn cel en had hij zeer weinig menselijk contact. ‘Solitary confinement’ zonder adequate mentale en fysieke stimulansen leidt vaak tot negatieve effecten op de lange termijn. Ondanks dat de negatieve effecten van afzondering bekend waren werd de afzondering jarenlang gehandhaafd. Volgens het Hof heeft het regime van afzondering waarin klager verbleef meer leed veroorzaakt dan onvermijdelijk was en is klager onderworpen aan een ‘onmenselijke en vernederende behandeling’ in de zin van artikel 3 EVRM.78

Het Hof acht van belang dat er effectief toezicht wordt gehouden op de psychische en fysieke gezondheid van de afgezonderde gedetineerden.79 Naarmate de afzondering langer voortduurt moeten de gronden voor de plaatsing in afzondering gedetailleerder en dringender zijn. Ook benadrukt het Hof in Ramirez Sanchez tegen Frankrijk dat eenzame opsluiting alleen mag worden opgelegd in uitzonderlijke gevallen nadat alle andere voorzorgsmaatregelen al zijn genomen.80

In de zaak van X tegen Turkije verbleef een homoseksuele man minimaal acht maanden in eenzame opsluiting om beschermd te worden tegen de andere gedetineerden. Hij verbleef in een cel van 7 m2, met een bed en toilet maar zonder wastafel of douche,werd niet in de gelegenheid gesteld om buiten te kunnen sporten en had geen toegang tot sociale contacten. Hij mocht de cel alleen verlaten om zijn advocaat te zien en zittingen bij te wonen. Het Hof oordeelde dat er hier sprake was van ‘relative social isolation’. Ook al was de genomen veiligheidsmaatregel noodzakelijk, toch was het op zichzelf onvoldoende om klager uit te sluiten van de gemeenschappelijke ruimtes in de gevangenis. De omstandigheden waarin klager verkeerde leidden tot mentaal en fysiek leed en een gevoel van een inbreuk op de

77 Peers v Greece, No 28524/ 95, [2001] ECHR 296, at para 74, 33 EHRR 51

78 EHRM 11 maart 2004, Iorgov t. Bulgarije, nr. 40653/98, § 83/49 en 85-86

79 EHRM (GC) 4 juli 2006, Ramirez Sanchez t. Frankrijk, Reports 2006-IX, nr. 59450/00. Par 136

(30)

menselijke integriteit van klager. Deze omstandigheden, in combinatie met het gebrek aan effectieve compenserende maatregelen, leverden een schending van artikel 3 EVRM op.81 Zelfs voor onhandelbare en gevaarlijke gedetineerden dient de eenzame opsluiting zo kort mogelijk voort te duren. In de zaak van Mathew tegen Nederland werd klager voor een onnodig lange periode van minstens zeven maanden in afzondering geplaatst omdat hij zich niet kon aanpassen aan het gevangenisregime. Het was voor klager niet mogelijk om toegang tot frisse lucht of buitenactiviteiten te krijgen zonder dat het hem onnodig en onvermijdelijk fysiek leed bezorgde. De omstandigheden van het verblijf in afzondering vielen klager zo zwaar dat het hem volgens het Hof mentaal en fysiek leed moet hebben toegebracht en een inbreuk op zijn menselijke waardigheid moet hebben gemaakt. Dit leidt tot onmenselijke behandeling en een schending van artikel 3 EVRM.82

HOOFDSTUK 4 DEVERHOUDINGTUSSEN AFZONDERINGVANGEDETINEERDENALS ORDEMAATREGELEN DISCIPLINAIRESTRAFIN NEDERLANDSEPENITENTIAIRE

INRICHTINGENEN HETVERBOD OPONMENSELIJKE OFVERNEDERENDEBEHANDELING ENBESTRAFFINGEN OVERIGEPENOLOGISCHE STANDAARDEN

4.1 INLEIDING

In 2011 en 2016 heeft het CPT Nederlandse penitentiaire inrichtingen bezocht en daarover gerapporteerd.De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft eind 2011 uitgebreid onderzoek gedaan naar het plaatsen van gedetineerden in een straf- of afzonderingscel met het doel om te bezien of dit conform de regelgeving gebeurt en of de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid hierbij in acht worden genomen. Dit hoofdstuk zal ik beginnen met het bespreken van de bevindingen van het CPT en de Inspectie.

Om de hoofdvraag van mijn scriptie te beantwoorden zal ik de Nederlandse praktijk aan de hand van de bevindingen van het CPT en de Inspectie en de jurisprudentie van de

beroepscommissie van de Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming vergelijken met de Europese en internationale standaarden en het verbod op onmenselijke of

vernederende behandeling of bestraffing. Ik zal mij hierbij allereerst beperken tot het 81 EHRM 9 oktober 2012 nr. 24626/09 (X tegen Turkije) §36-45

(31)

bespreken van de omstandigheden omtrent het afzonderen van gedetineerden die mijns inziens op gespannen voet staan met voornoemde Europese en internationale standaarden. Hierna komt de vraag aan bod hoe de Nederlandse praktijk zich verhoudt tot het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

Dit hoofdstuk zal worden afgesloten met mijn conclusies en aanbevelingen.

4.2 BEVINDINGEN CPT

Uit de rapporten van het CPT valt het volgende op te merken over de Nederlandse praktijk omtrent het afzonderen van gedetineerden. De gedetineerden ontvingen geen gedetailleerde schriftelijke mededeling voordat zij werden gehoord omtrent de plaatsing in een strafcel. Ook kregen ze niet de kans om getuigen te horen over het vermeende feit waarvoor zij een

disciplinaire straf kregen en kregen zij niet de kans om juridisch advies in te winnen. In de penitentiaire inrichtingen De Schie en Krimpen aan den IJssel waren disciplinaire straffen volgens het CPT proportioneel en werden ze niet te snel opgelegd. In Krimpen aan den IJssel werd afzondering in een strafcel als disciplinaire straf slechts opgelegd bij de meest ernstige gevallen als geweld tegen het personeel of andere gedetineerden. In andere gevallen werd tot minder ingrijpende straffen als opsluiting in eigen cel zonder toegang tot televisie overgegaan. In de penitentiaire inrichting Zuyder Bos merkte het CPT op dat er in vier maanden 58 gedetineerden in afzondering waren geplaatst als disciplinaire straf.

In de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen – Esserheem en Arnhem Zuid bleek een tendens gaande dat de beslissing tot het afzonderen van gedetineerden als disciplinaire straf niet alleen aan de directeur of zijn vervanger werd overgelaten, maar ook aan het lager management.

Wat betreft de materiële omstandigheden van de strafcellen heeft het CPT opgemerkt dat de grootte van de cel en de toegang tot licht en ventilatie in orde zijn. De ramen van de cellen waren echter van mat glas zodat de gedetineerden er niet doorheen konden kijken. In de PI Arnhem-Zuid waren de cellen niet voorzien van een bed, tafel of stoel. Er lag alleen een matras op de grond. Volgens het CPT moeten de buitenfaciliteiten groot genoeg zijn zodat gedetineerden zich echt fysiek kunnen inspannen, een minder benauwend uiterlijk hebben en

(32)

dienen ze voorzien te zijn van rustelementen en een afdakje. Hier voldoen de Nederlandse buitenfaciliteiten van isoleercellen niet aan. Ze zijn te klein om echt te kunnen sporten en hebben geen elementen om op te rusten. Sommige buitenfaciliteiten bestonden uit een cel van 14 m2 met een groot raam in een van de muren en een metalen rooster in het plafond in plaats van een echte buitenplaats. Andere metalen ‘kooien’ zijn kleiner dan 12 m2.

Het medisch personeel bleek niet verplicht de als gevolg van een disciplinaire straf afgezonderde gedetineerden regelmatig te bezoeken en deed dit op onregelmatige basis.83

4.3 Bevindingen Inspectie Veiligheid en Justitie

Uit het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie van 2011 valt het volgende op te merken over de Nederlandse praktijk omtrent het afzonderen van gedetineerden.

In enkele inrichtingen mag, naast de directeur, ook het hoofd veiligheid beslissen omtrent het opleggen van de plaatsing in afzondering. In de praktijk kunnen één of meer strafwaardige handelingen leiden tot een aaneengesloten verblijf in afzondering van meer dan 14 dagen. Dit kan voorkomen in het geval waarin de gedetineerde in afwachting van overplaatsing langer in afzondering moet blijven of wanneer de gedetineerde bij samenloop van meerdere

strafwaardige handelingen meer dan 14 dagen in een strafcel dient te verblijven.

Alle inrichtingen voldeden aan het minimale uur luchten per dag en enkele inrichtingen boden zelfs een tweede luchtmoment aan. Bij één inrichting hing een boksbal op een van de

luchtplaatsen zodat de afgezonderde gedetineerden extra beweging konden krijgen. In een ander onderzoek van de Inspectie bevond zich een hometrainer op de luchtplaats van een afzonderingsafdeling. De meeste luchtplaatsen zijn in de buitenlucht en hebben verticaal vrij zicht op de open lucht. In twee van de inrichtingen voldeed de luchtplaats ten tijde van de inspectie niet aan de eisen omdat een verblijf op die luchtplaats niet als een verblijf in de buitenlucht kon worden aangemerkt. In twee andere inrichtingen voldeed de luchtplaats niet omdat er geen overkapping was om te schuilen tegen de weersomstandigheden. Vrijwel alle

83 CPT/Inf (2012) 8, The Netherlands, ‘Report to the Government of the Netherlands on the visit to the

Netherlands carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment en CPT/Inf (2017) 1, The Netherlands, ‘Report to the Government of the Netherlands on the visit to the Netherlands carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment

(33)

luchtplaatsen waren schoon, op een enkele na, waar ontlasting lag van een gedetineerde die daar eerder die dag had gelucht.

In enkele inrichtingen beschikten de afgezonderde gedetineerden slechts bij hoge uitzondering over andere literatuur dan de Bijbel of de Koran. Deze praktijk is volgens de Inspectie zeer onwenselijk, zeker in het geval waarin de afzondering meerdere dagen voortduurt. Volgens gesprekken met gedetineerden blijkt het beschikken over literatuur een belangrijk aspect om het verblijf in afzondering goed door te komen. Ook bleek in drie van de tien inrichtingen geen radio aanwezig te zijn.

Vrijwel alle inrichtingen gaven de afgezonderde gedetineerden de gelegenheid om wekelijks tien minuten te telefoneren. In enkele inrichtingen mochten de gedetineerden pas na 6 dagen het thuisfront informeren over hun verblijf in afzondering. Ook het recht op bezoek wordt de afgezonderde gedetineerden in vrijwel alle inrichtingen niet ontnomen. Tijdens het bezoekuur dragen gedetineerden meestal hun eigen kleding. Wanneer er door personeelsgebrek geen tijd is om de gedetineerde zich te laten omkleden gaan ze in de kleding van de isolatieafdeling naar het bezoek. Dit wordt door de gedetineerden over het algemeen als vernederend ervaren. In een van de inrichtingen waren de strafcellen overdag niet voorzien van zitelementen, maar van een matras. Bij de helft van de inrichtingen was er vanuit de straf- of afzonderingscel vrij zicht naar buiten en bij de andere helft waren de ramen geblindeerd of bedekt door niet te bedienen luxaflex. In één inrichting waren de ramen heel klein en op hoogte aanwezig. Deze ramen voldeden niet aan de minimale oppervlakte die door de wet wordt voorgeschreven. De cellen waren wel in meer of mindere mate voorzien van daglicht.

In zes van de tien inrichtingen was het voor de gedetineerden niet mogelijk om het toilet zelf door te spoelen. Uit gesprekken met gedetineerden bleek dat het soms lang duurt voordat er na een oproep werd doorgespoeld door het personeel. Er is één geval bekend waarin de gedetineerde de hele nacht in de stank lag en dat er pas ’s ochtends voor hem werd doorgespoeld.

In alle inrichtingen waren de straf- en afzonderingscellen voorzien van een intercom, verlichting, luchtverversing en verwarming. De verlichting was meestal ’s avonds aan en ’s nachts uit. De kwaliteit van de luchtverversing was over het algemeen redelijk tot goed en de temperatuur was volgens de Inspectie redelijk aangenaam. In een strafcel kregen de

gedetineerden overdag meestal een overal of joggingpak en ’s avonds een pyjama. In een afzonderingscel droegen de gedetineerden vaak dag en nacht een scheurhemd.

(34)

Over het algemeen bracht de arts binnen 24 uur een bezoek aan de afgezonderde

gedetineerden en vervolgens alleen op indicatie. In sommige inrichtingen zagen gedetineerden de arts slechts als hier aanleiding toe was. Zij werden wel door iemand van de medische dienst bezocht binnen 24 uur en daarna meestal dagelijks. In de meeste inrichtingen was er in het weekend niemand van de medische dienst aanwezig, maar werd er een arts opgeroepen indien nodig. De directeur liet zich in alle inrichtingen dagelijks op de hoogte stellen van de toestand van de afgezonderde gedetineerden. In het weekend gebeurde dit echter alleen over bijzonderheden.84

4.4 TOETSINGAAN EUROPESEEN INTERNATIONALE STANDAARDEN GRONDEN

De oplegging van de ordemaatregel moet volgens de Penitentiaire beginselenwet noodzakelijk zijn. Volgens de RSJ werd dit echter met enige regelmaat opgelegd in niet noodzakelijke gevallen. Een voorbeeld hiervan is het opleggen van de maatregel enkel op grond van het vermoeden van drugshandel.

Ook kan op grond van de jurisprudentie van de Raad voor Strafrechttoepassing en

Jeugdbescherming geconcludeerd worden dat de Nederlandse praktijk is dat er met enige regelmaat bij ‘geringe’ feiten werd overgegaan tot plaatsing in een strafcel. Het weigeren van plaatsing in een meerpersoonscel was al genoeg om in afzondering te worden geplaatst. In sommige gevallen werd de ordemaatregel verlengd op grond van capaciteitsgebrek. Deze bovenstaande praktijk voldoet niet aan het noodzaakscriterium en lijkt op gespannen voet te staan met Rule 53.1 en 60.5 van de EPR en de standaarden van het CPT, die voorschrijven dat speciale veiligheidsmaatregelen enkel worden toegepast in uitzonderlijke omstandigheden en dat afzondering alleen een passende straf kan zijn in uitzonderlijke gevallen.

FORMELEEISEN

In enkele inrichtingen bleek het gebruikelijk te zijn dat dat het beslissen omtrent het opleggen van een disciplinaire straf niet alleen aan de directeur of zijn vervanger werd overgelaten,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De afdeling heeft op het moment één of enkele gedetineerden die een duidelijk negatieve invloed hebben op de sfeer2. □ Ja, dat is

Op basis van RISc-scores bleek dat, in lijn met de geldende inclusiecriteria voor CoVa- en leefstijltraining, 215 gedetineerden (39,7 procent) niet verwezen zouden moeten worden

18 In deze zaak wordt geen schending van artikel 3 EVRM geconstateerd vanwege het feit dat niet is gebleken dat klagers gezondheid is verslechterd door de omstandigheden waarover

Dit boek richt zich op de verhouding tussen twee belangrijke orga- nen in de Europese context die toezicht houden op de naleving van het folterverbod: het Europees Hof voor de

Toezicht op menswaardige behandeling van gedetineerden in Europa : een onderzoek naar de verhouding tussen het EHRM en het CPT bij de effectuering van het

Toezicht op menswaardige behandeling van gedetineerden in Europa : een onderzoek naar de verhouding tussen het EHRM en het CPT bij de effectuering van het

Toezicht op menswaardige behandeling van gedetineerden in Europa : een onderzoek naar de verhouding tussen het EHRM en het CPT bij de effectuering van het folterverbod..

Om meer zicht te krijgen op acties en maatregelen ter bevordering van zelfred- zaamheid in een penitentiaire setting heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) het WODC gevraagd