• No results found

Onze mannen in Spanje. Framing in het werk van Nederlandse correspondenten in Spanje, 1936 – 1938

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onze mannen in Spanje. Framing in het werk van Nederlandse correspondenten in Spanje, 1936 – 1938"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onze mannen in Spanje

Framing in het werk van Nederlandse correspondenten in Spanje,

1936 – 1938

Teun Sieljes Studentnummer: 10003555 Adres: Telefoonnummer: E-mail: Masterscriptie

Master Militaire Geschiedenis Universiteit van Amsterdam Begeleider: dhr. dr. S.F. Kruizinga Tweede lezer: dhr. dr. J.J.B. Turpijn Inleverdatum: 30-6-2016

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding...3

1 Het gebruik van framing binnen historisch onderzoek...14

1.1 De hedendaagse relatie tussen media, framing en maatschappij...14

1.2 Media, framing en maatschappij in de jaren dertig...18

Deelconclusie...26

2 Oorlogscorrespondenten over de oorzaken van de Spaanse Burgeroorlog...28

Deelconclusie...36

3 Het belang van de burgeroorlog binnen het werk van de correspondenten...38

3.1 Barbarisme versus verlichting...38

3.2 Sociale verandering als oorlogshandeling...42

3.3 Oud Spanje versus Nieuw Spanje op internationaal niveau...44

Deelconclusie...54

4 De oorlogscorrespondenten en beide strijdende partijen...56

Deelconclusie...65

5 De oorlogscorrespondenten en de onderscheidende kenmerken van de burgeroorlog...67

Deelconclusie...74

Conclusie...75

(3)

Inleiding

Sinds de Eerste Wereldoorlog waren er geen Nederlandse oorlogscorrespondenten meer naar het buitenland getrokken. De Nederlandse media achtte de oorlogen in Polen, Mantsjoerije en Abessynië té ver weg, of simpelweg niet belangrijk genoeg. De Spaanse Burgeroorlog bracht hier in 1936 verandering in. Er werkten tussen 1936 en 1939 dan ook minstens twaalf

Nederlandse correspondenten vanuit Spanje. In navolging van de correspondenten die enkele decennia eerder naar België trokken waren de Nederlandse oorlogscorrespondenten in Spanje niet slechts verslaggevers, maar schreven reportages die de oorlog duiding gaven. Dit was het soort reportage waar de kranten het meest behoefte aan hadden; reportages waarin de eigen correspondent de oorlog verklaarde, zodat de krant niet afhankelijk was van buitenlandse persbureaus. De invloed van deze correspondenten moet men niet onderschatten. De reportages van deze mannen waren voor het Nederlandse publiek een belangrijke bron van nieuws

aangezien men zich buiten deze reportages op nieuws van buitenlandse persbureaus en

correspondenten moest richten; bronnen die in oorlogstijd veelal in handen van de staat waren. Een van de kenmerken van deze reportages is de stijl waarin ze geschreven zijn. Nederlandse correspondenten gebruikten een schrijfstijl waarin men de gebeurtenissen vanuit een ik-perspectief duidde, en dit aanzette met beeldende, haast poëtische taal. De analyse van de correspondent kreeg door deze schrijfstijl het karakter van een schets – gemaakt door een ooggetuige. Dit diende om aan het Nederlandse volk het belang van de gebeurtenissen waar de correspondent getuige van was duidelijk te maken. Het werk dat deze correspondenten

achterlieten vormt dan ook een uiting van een Nederlandse visie op de Spaanse Burgeroorlog; een geschreven poging om het conflict waar zij getuige van waren voor een Nederlands publiek te verklaren.

Dit onderzoek richt zich dan ook de reportages van deze mannen en de beelden van de Spaanse Burgeroorlog die in deze reportages naar voren komen. Deze beelden zijn verbonden aan de wijze waarop Nederlandse tijdgenoten de Spaanse Burgeroorlog probeerden te begrijpen. Door deze beelden te onderzoeken draag ik bij aan ons begrip van het verleden door het

contemporaine begrip van het heden te inzichtelijk te maken. Dit is mogelijk omdat de analyses van de correspondenten hun interpretatie van de oorzaken en gevolgen van dit conflict

(4)

Burgeroorlog hechtten, en de toekomst die zij voor zich zagen. Aan het verleden kan men tegenwoordig niets meer veranderen. Maar het verloop van deze geschiedenis was voor contemporaine ooggetuigen minder duidelijk; het was een wirwar van mogelijkheden, allen leidend naar een onbekende eindbestemming. Door mijn onderzoek te richten op het werk van de Nederlandse correspondenten trek ik uiteindelijk een conclusie over de wijze waarop zij deze wirwar van mogelijkheden probeerden te begrijpen. Door mijn conclusies te vergelijken met onderzoek naar het werk van Britse correspondenten maak ik ook duidelijk of mijn inzichten wijzen op een specifiek Nederlandse visie van de Spaanse Burgeroorlog, of een visie die stamt uit een gemeenschappelijke (wellicht Europese) ervaring van de Spaanse Burgeroorlog

Om dit doel te bereiken analyseer ik het werk van deze correspondenten op ‘framing’. Deze methodologie richt zich op de patronen binnen de beelden die deze correspondenten gebruiken. Zo is het mogelijk om op zoek te gaan naar de zaken die deze correspondenten verbinden; ondanks een verschil in politieke voorkeur. Bij dergelijk onderzoek is het frame de constructie van de onderzoeker; in zijn analyse groepeert hij een aantal beelden, om vervolgens te beargumenteren dat deze beelden aan de lezer een specifiek frame presenteren. Bij het schrijven van een reportage gebruikt een journalist beelden om de gebeurtenissen op een specifieke wijze aan zijn lezer te presenteren. Door een burgeroorlog als een internationaal conflict op vreemde bodem te presenteren onderdrukt de journalist nationale kenmerken, terwijl hij het belang van het conflict voor de internationale politiek juist benadrukt. Het zijn deze nadrukken die de onderzoeker in een frame groepeert.

Deze methodologie pas ik in mijn onderzoek toe op het werk van de Nederlandse

oorlogscorrespondenten die tijdens de Spaanse Burgeroorlog actief waren. Hierbij vraag ik mij af in hoeverre deze framing van invloed was op een specifiek Nederlandse visie van de Spaanse Burgeroorlog. De resultaten van dit onderzoek vergelijk ik vervolgens met Brits onderzoek naar de invloed van media op de perceptie van Spanje en de Spaanse Burgeroorlog. Aan de hand van deze vergelijking is vervolgens vast te stellen in hoeverre de framing van Nederlandse

correspondenten een uniek Nederlandse visie op de Spaanse Burgeroorlog bood. Aangezien deze Britse casus door vele historici is onderzocht is er een aanzienlijke hoeveelheid academische werk waar ik mijn eigen onderzoek tegenover kan stellen.

(5)

Binnen de Nederlandse historiografie is de periode 1936 – 1939 al eerder onderzocht, maar een onderzoek naar framing bied een unieke invalshoek. Allereerst is het werk van

Nederlandse oorlogscorrespondenten in de historiografie weinig besproken. De reden hiervoor is dat deze vorm van journalistiek in de jaren dertig nog in zijn kinderschoenen stond. Daarnaast is mijn onderzoek door de nadruk op beelden (en de ideeën die hier aan ten grondslag liggen) een toevoeging op onderzoek dat zich eerder richtte op de Nederlandse maatschappelijke en politieke reactie op de destabiliserende internationale politieke situatie in de jaren dertig. Een onderzoek naar framing richt zich namelijk op iets dat niet in daden samen te vatten valt. Een frame suggereert een interpretatie van de gebeurtenissen. Een frame definieert een problematiek en geeft hier een moreel oordeel over. Een frame weergeeft de wijze waarop men een gebeurtenis probeert te begrijpen. Een diepgaand inzicht in de frames binnen het werk van Nederlandse correspondenten geeft dan ook een cruciale achtergrond die dient om het Nederlandse handelen ten opzichte van de Spaanse Burgeroorlog beter te begrijpen.

Om duidelijk te maken welke conclusies ik kan verbinden aan de frames die ik binnen dit onderzoek construeer is het van belang om dieper in te gaan op de academische literatuur op dit gebied. Hierbij komt naar voren dat de herhaaldelijke toepassing van frames in de journalistiek er voor zorgt dat een journalist door middel van frames de perceptie van een gebeurtenis stuurt; al bestaat er grote discussie over de impact van deze sturing.1 Daarnaast bouwt deze framing ook

voort op al bestaande culturele noties. Een frame is dan ook niet enkel en alleen een verzameling nadrukken die de perceptie stuurt, maar ook het product van al bestaande beelden,

stereotyperingen en duiding.2

Een uiteenzetting van de historische context van framing in het eerste hoofdstuk is voorafgaand aan de analyse van mijn onderzoeksresultaten dan ook van belang aangezien ik in wezen een methodologie voor onderzoek op hedendaagse media toepas op het verleden. De moderne definitie van framing en de resultaten die onderzoekers aan de hand van deze methodologie onderbouwen ontstonden in de media –en communicatiewetenschap. Deze definities zijn gebaseerd op moderne uitgangspunten over de maatschappelijke rol en

verwachtingen ten opzichte van de media. Als een onderzoeker conclusies trekt over de impact

1 Claes H. de Vreese, ‘News framing: Theory and typology’ Information Design Journal + Document Design 13:1 (2005) 52.

(6)

van frames op de visie van een gebeurtenis dan zijn deze conclusies ook gebaseerd op deze moderne definities en uitgangspunten. Dit is niet simpelweg door te trekken naar mijn historische onderzoek aangezien de rol en de maatschappelijke verwachtingen van de media sinds de jaren dertig sterk zijn veranderd; de conclusies die men tegenwoordig uit het herhaaldelijke gebruik van frames in nieuwsmedia trekt zijn dan ook anders dan de conclusies die ik bij mijn onderzoek naar framing in de jaren dertig kan trekken. Het is dan ook van belang om voorafgaand aan mijn analyse een hoofdstuk te wijden aan de wijze waarop het begrip van framing in de context van de jaren dertig veranderd ten opzichte van het hedendaagse begrip van dit concept. Door de

uitgangspunten van hedendaags onderzoek naar framing te vergelijken met de wijze waarop de maatschappij deze uitgangspunten in de jaren dertig definieerde, verduidelijk ik hoe onderzoek naar framing in de jaren dertig inzicht kan bieden in de contemporaine Nederlandse visie van de Spaanse Burgeroorlog.

Vergelijkbaar onderzoek is in Engeland voornamelijk uitgevoerd door Tom Buchanan en David Deacon. Beide historici richten zich vooral op de culturele (Britse) achtergronden van framing en perceptie maar benaderen dit vraagstuk op een andere manier. Hierbij richt Deacon zich voornamelijk op het fungeren van correspondenten binnen de nieuwsmedia als instituties, waarbij Buchanan dit onderzoek doet vanuit het bredere kader van Engelse reacties op de Spaanse Burgeroorlog.

Kenmerkend voor de Britse visie van de Spaanse Burgeroorlog is volgens Buchanan een specifiek Brits ‘mental framework’ van ideeën, stereotypen en geschiedenis waar de framing van dit conflict zich op baseerde. Buchanan merkt op dat zowel de linkse als de rechtse media van dit ‘framework’ gebruik maakten. Volgens Buchanan oversteeg de framing van de Britse media in grote lijnen bestaande politieke barrières. De Britse visie volgde allereerst uit dit framework, maar maakte onder invloed van de media gedurende de burgeroorlog een verandering door. Aan het begin van dit conflict was de Britse visie van de Spaanse Burgeroorlog volgens Buchanan te definiëren als dat van een typisch Spaans conflict in een land dat fundamenteel anders is dan de rest van Europa. De Britse kranten verklaarden op dit moment het conflict als een middeleeuwse strijd binnen ‘a piece of Africa inside Europe’.3 Spanje fascineerde de Britse media als een land

dat lang een wereldrijk was, maar ondertussen was afgegleden. Tegelijkertijd was Spanje een

(7)

land waar de Britten vroeger nog wel eens militair ingrepen, zoals in de strijd tegen Napoleon. De oorlog in Spanje was dan ook tegelijkertijd een angstig toekomstbeeld en een herinnering aan betere tijden.4 De Britse correspondenten stuurden al snel verhalen door over anarchisten,

vrouwen die deelnamen aan de gewapende strijd, moordpartijen in kerken, en plunderende Moorse soldaten. Zowel linkse als rechtse correspondenten benadrukten in deze beginfase zo vooral het geweld en de wetteloosheid van dit conflict, iets dat kranten beschreven als het gevolg van het verlies van vroegere glorie, en het middeleeuwse karakter van de Spanjaarden. Buchanan maakt dan ook duidelijk dat correspondenten termen als ‘communisten’ en ‘fascisme’ op dit moment nauwelijks gebruikten.5

Deze visie veranderde echter na de winter van 1936, waarna de Britse visie van de oorlog verschoof van een nationaal naar een internationaal perspectief. Buchanan schrijft dat de linkse media hierbij een belangrijke rol speelden, voornamelijk door de Moorse soldaten van Franco te presenteren als onbeschaafde, wilde, buitenlandse veroveraars. De Britse correspondenten presenteerden het middeleeuwse Spanje nu als een moderne natie, door de Moren aan de rand van de afgrond gebracht. De linkse media won sterk de sympathie door de oorlog te

karakteriseren als een verdedigingsstrijd tegen het barbaarse fascisme, waarbij de Spanjaarden slachtoffer waren van modern buitenlands wapentuig.6 Door de Republiek te presenteren als een

vooruitstrevend Nieuw Spanje dat zich verdedigde tegen het corrupte Oud Spanje wist de linkse media veel sympathie voor de Republiek te kweken. Volgens Buchanan raakte dit de Britse samenleving sterk aangezien Nieuw Spanje leek te streven naar oplossingen voor problemen die ook in Groot-Britannië speelden. De media beschreef Nieuw Spanje in veel opzichten als

superieur aan de Britse samenleving van dat moment; een plek waar men wel vastgeroeste ideeën durfde te doorbreken, een manier om het land weer in oude glorie te herstellen. Om dit te

bereiken beschreven Britse correspondenten dan ook niet alleen berichten vanuit de frontlinie, maar schreven ze ook reportages over het leven achter de frontlinie, de revolutie die zich daar leek af te spelen, en de sociale veranderingen; kortom de manier waarop Nieuw Spanje uit de ruïnes van Oud Spanje leek op te staan.7 Interessant is dat de rechtse media hier volgens

4 Tom Buchanan, The Impact of the Spanish Civil War on Britain. War, Loss and Memory (Eastbourne 2007), 4 - 7.

5 Buchanan, Britain and the Spanish Civil War, 24. 6 Buchanan, The Impact of the Spanish Civil War, 15 - 17. 7 Buchanan, Britain and the Spanish Civil War, 33.

(8)

Buchanan op inspeelde door vergelijkbare beelden te gebruiken, maar de invulling daarvan omdraaide. De opstand van Franco presenteerden rechtse media dan ook liever als een einde aan de corruptie en het gesteggel van ‘zogenaamd democratische’ volksvertegenwoordigers. Binnen deze berichtgeving gold het Nieuwe Spanje dan ook als een vertegenwoordiger van

conservatieve waarden, en een verdrijving van het anarchistische Oud Spanje. Correspondenten van de rechtse media beschreven dan ook vooral de sociale projecten die Franco na de

verovering van een gebied opzette, en de rust die wederkeerde na het verdrijven van de

socialistische anarchie.8 De Britse opinie was sterk verdeeld tussen beide perspectieven. De wijze

waarop de media aan beide kanten de strijd in Spanje karakteriseerde als een strijd tussen vooruitgang en chaos, en tegelijkertijd deze strijd verbond aan de Britse sociaal-politieke problematiek, kenmerkt volgens Buchanan de Britse visie van de Spaanse Burgeroorlog na 1936.9

In zijn onderzoek naar de wijze waarop de Britse media de Spaanse Burgeroorlog versloeg concludeert David Deacon dat de Britse visie van het conflict het resultaat was van sterke culturele framing, in plaats van een nadruk op de politieke achtergrond van het conflict.10

De framing van de Britse media is dan ook in mindere mate het gevolg van de politieke voorkeur van de kranten waarin deze berichtgeving verscheen. Deacon maakt hierbij duidelijk dat deze politieke voorkeur wel van invloed was, maar gedurende het conflict relatief fluïde bleek te zijn.11 De Britse correspondenten in Spanje speelden hierbij een belangrijke rol, aangezien ze van

hun krant heel breed de ruimte kregen om een persoonlijke duiding in hun reportages te

verwerken.12 Noel Monks van de Daily Express beschreef dit naderhand als volgt: ‘These were

the days in foreign reporting when personal experiences were copy [...] We used to call them ‘I’ stories, and when the Spanish war ended in 1939 we were as heartily sick of writing them as the public must have been of reading them.’13 Deze persoonlijke verhalen richten zich in de

8 Ibidem, 35.

9 Buchanan, The Impact of the Spanish Civil War, 21.

10 David Deacon, British News Media and the Spanish Civil War: tomorrow may be too late (Edinburgh 2008), 8.

11 Ibidem, 10. 12 Ibidem, 44 - 45. 13 Ibidem, 46.

(9)

beginfase van de oorlog vooral op de gewelddadigheid van het conflict; de wijze waarop de Spanjaarden elkaar bruut te lijf gingen.

De oorzaak van dit geweld plaatsten de Britse correspondenten volgens Deacon in de geschiedenis van Spanje, dat ‘a country of Goths and Vandals’ was.14 In dit opzicht komt Deacon

tot soortgelijke conclusies als Buchanan. Deacon bemerkt de grootste discrepantie in de Britse berichtgeving echter tussen de reportages over het geweld aan het front en het leven achter het front. Nadat de Spaanse Burgeroorlog een internationale dimensie kreeg beschreven de Britse correspondenten het conflict dan ook als een buitenlandse strijd die het echte Spanje

verscheurde. Hier ging het over Moorse soldaten, de Britse opleiding van Nationalistische officieren, of de communistische hand in het Spaanse geweld. Het echte Spanje bevond zich in het achterland, waar de gewone Spanjaard zich heldhaftig verzette tegen het geweld om hem heen. Dit Spanje beschreven de Britten volgens Deacon aan de hand van beelden die hun oorsprong vinden in de negentiende-eeuwse Britse Romantiek. Ook vergeleken deze

correspondenten de heldhaftigheid van de Spanjaarden regelmatig met de Britse strijdlust in 1914, die een compliment voor de Spanjaarden maar ook een aanklacht tegen het morele verval in Groot-Brittannië was.15

Volgens Deacon waren de verwijzingen naar 1914 een van de vele manieren waarop de Britse berichtgeving een ‘affirmation of British values and character’ was.16 Ideeën over Pax

Britannica, en Groot-Brittannië als politieke en culturele grootmacht heersten nog steeds. De visie van Spanje als een voormalige grootmacht die nu verviel in een burgeroorlog was direct verbonden aan deze Britse waarden; Britse correspondenten die het belang van dit conflict voor Groot-Brittannië duiden verwezen hier vaak naar terug. Deacon concludeert in zijn onderzoek dat een meerderheid van de Britse correspondenten een dergelijk conflict niet naar Groot-Brittannië zag overslaan; grotendeels vanwege het kalme Britse karakter als tegenhanger van de vurige, chaotische Spanjaard.17

In zijn werk deelt Deacon meerdere malen de mening van Buchanan; Deacon

onderscheid zich door een nadruk op de culturele noties die in zijn optiek aan de Britse framing

14 Ibidem, 55. 15 Ibidem, 56. 16 Ibidem, 129.

(10)

ten grondslag liggen. In het werk van Buchanan komt de Spaanse Burgeroorlog als een zeer krachtig fenomeen naar voren; een serie gebeurtenissen met een grote impact op de Britse samenleving. De ervaring van de Spaanse Burgeroorlog is dan ook van groot belang aangezien ze een directe invloed op het werk van de Britse correspondenten heeft. De framing binnen dit werk dient niet slechts nationale politieke doeleinden; de Spaanse Burgeroorlog is niet alleen een spiegel voor de Britse samenleving. De verandering die Buchanan in de framing van de Britse correspondenten beschrijft wijst hier al op. De ervaringen in Spanje veranderen ook de wijze waarop deze correspondenten de problematiek in Groot-Brittannië begrijpen. De boodschap die men aan het publiek wilde overbrengen veranderde dan ook als gevolg van deze ervaringen. Daarentegen is het werk van Deacon voornamelijk een bevestiging van de kracht van achterliggende culturele noties. Zo verwijst Deacon herhaaldelijk naar het gebruik van

stereotypering en verbindt hij deze aan ideeën die hun grondslag in de Britse cultuur hebben. De Spaanse Burgeroorlog lijkt deze ideeën niet te veranderen. De tegenstelling tussen het werk van Deacon en Buchanan is dan ook een tegenstelling tussen frames als een product van de actualiteit enerzijds, en het product van achterliggende culturele noties anderzijds.

Om de conclusies van Buchanan en Deacon te kunnen vergelijken met de frames van Nederlandse oorlogscorrespondenten onderzoek ik het werk van vier van deze correspondenten. Deze vier correspondenten vormen niet alleen dertig procent van het totale aantal Nederlandse correspondenten, maar vallen ook op door de duur van hun verblijf in Spanje, en de hoeveelheid werk die zij produceerden. Op deze wijze bestrijkt een onderzoek naar het werk van een select groepje een relatief groot gedeelte van de duiding van Nederlandse correspondenten ter plaatse. Om deze redenen gebruik ik werk van Louis Grondijs, Lou Lichtveld (Albert Helman), Jef Last, en Ed de Neve (Jean Lenglet) als onderzoeksmateriaal. Grondijs bezocht beide fronten, en had vanwege zijn publicaties in de Telegraaf ook een groot lezerspubliek; hij verbleef vanaf het najaar van 1936 tot februari 1937 in Spanje. Lou Lichtveld zat als enige correspondent

gedurende de gehele burgeroorlog in Spanje; als schrijver was hij erg productief, en schreef dan ook onder andere voor De Groene, NRC, Telegraaf en De Nieuwe Stem. Jef Last verkreeg persoonlijke bekendheid, zijn werk was dan ook zeer wijdverspreid, ook verbleef hij van 1936 tot 1938 in Spanje. Lenglet beschikte als journalist over een voorname reputatie; vanwege deze reputatie verscheen werk van Lenglet niet alleen in Nederland maar ook in buitenlandse kranten,

(11)

dit spreekt dan ook voor het gezag van zijn schrijven. Zijn verblijf in Spanje is wel het kortst van alle correspondenten; Lenglet verbleef van oktober tot december 1936 in Spanje. Deze

correspondenten waren allen overwegend sympathiek ten opzichte van de Republiek, maar dit is dan ook representatief voor de Nederlandse correspondenten als groep.

Binnen dit onderzoek kies ik voor een inductieve analytische aanpak. Hierbij onderwerp ik een kleine hoeveelheid tekst aan een volledige analyse, waarbij ik op basis van deze analyse de aanwezige frames formuleer. Dit staat tegenover de in de mediawetenschap meer gangbare deductieve analyse. Bij deze deductieve analyse stelt de onderzoeker allereerst de frames op die hij denkt tegen te komen op, waarna hij een grote hoeveelheid data op vooraf bepaalde

herkenningspunten onderzoekt. In mijn situatie kleven er aan de inductieve methode meer voordelen dan nadelen. Het aanbod van archiefmateriaal is bij dit onderzoek voor historische begrippen ruim, maar lang niet genoeg voor een kwantitatief onderzoek zoals in de sociale wetenschappen gangbaar is. Het vooraf opstellen van enkele frames zoals bij een deductieve aanpak gebruikelijk is zou dan ook voornamelijk eenzijdige resultaten in de hand werken.

Een inductieve analyse maakt het wel een stuk lastiger om de Nederlandse en Britse framing met elkaar te vergelijken; zonder vooraf bepaalde frames is er namelijk ook geen sprake van makkelijk vergelijkbare herkenningspunten. Om dit probleem op te lossen richt ik de analyse van mijn onderzoeksresultaten in het tweede hoofdstuk op vier aspecten van de Britse framing die ik ook binnen het werk van Nederlandse correspondenten verwacht te vinden. Dit is niet hetzelfde als het vooraf opstellen van frames, aangezien deze aspecten zich op een meer abstract niveau bevinden. Deze aspecten vormen de essentie van de Spaanse Burgeroorlog, en de Britse frames probeerden deze aspecten te verklaren. De gebruikte frames verschilden onder de Britse correspondenten, maar leiden allen terug tot deze aspecten. Het aspect vormt dus de kern, waarbij framing de constructie is die de presentatie van deze kern aan het publiek groepeert. Elk afzonderlijk aspect vormt een manier om de kern van het conflict aan de lezer duidelijk te maken. In feite geven de beelden die aan de verschillende aspecten toebehoren ook allemaal antwoord op min of meer dezelfde vragen: waarom is dit conflict voor mij belangrijk, en wat gebeurt hier nou eigenlijk echt? De aspecten vormen echter de verschillende manieren om tot een antwoord op deze vragen te komen. Deze aspecten komen dus ook bij zowel alle Britse als alle Nederlandse correspondenten aan bod. Is dit niet zo, dan is het ontbreken van framing rond dit

(12)

aspect óók een interessant gegeven. De analyse van het bronmateriaal zal dan ook per aspect en dus niet per correspondent plaatsvinden. Bij de bespreking van elk aspect geef ik weer welke frames de correspondenten bij het duiden van dit aspect gebruikten. Allereerst behandel ik de wijze waarop de correspondenten in hun werk met de oorzaken van de Spaanse Burgeroorlog omgaan. Vervolgens analyseer ik de wijze waarop de correspondenten in hun werk het belang van de Spaanse Burgeroorlog karakteriseren; de wijze waarop zij de inzet van deze oorlog definiëren. Daarna behandel ik de wijze waarop de correspondenten in hun werk omgaan met de drijfveren van de soldaten aan Republikeinse én Nationalistische zijde. Afsluitend behandel ik de wijze waarop de correspondenten de Spaanse Burgeroorlog van andere, recente conflicten onderscheiden.

Aangezien deze vier aspecten en deze vier correspondenten in mijn optiek de essentie van de Nederlandse framing van de Spaanse Burgeroorlog vormen verwacht ik hieruit de

Nederlandse visie van dit conflict te kunnen deduceren. In de conclusie vergelijk ik vervolgens deze resultaten met het onderzoek van Buchanan en Deacon om vervolgens vast te kunnen stellen in hoeverre de framing van Nederlandse correspondenten een ‘specifiek Nederlandse’ visie weergeeft. De analyse van media, maatschappij en framing in het eerste hoofdstuk komt daarbij van pas om het verband tussen de framing door Nederlandse oorlogscorrespondenten en de Nederlandse visie op de Spaanse Burgeroorlog juist op waarde te schatten.

(13)

1 Het gebruik van framing binnen historisch onderzoek

In dit eerste hoofdstuk behandel ik allereerst de wijze waarop onderzoekers binnen de

mediawetenschap het begrip framing definiëren. De discussie over deze term speelt zich vooral af rond de conclusies die een onderzoeker aan de constructie van een frame kan verbinden. Het antwoord op deze vraag heeft betrekking op het aanbod van nieuwsmedia, de wijze waarop het publiek deze media consumeert, de maatschappelijke rol die de pers zichzelf toeschrijft, en de verwachtingen die het publiek van de pers heeft. Vervolgens stel ik deze vragen ook in de context van het Nederlandse medialandschap in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Uit het antwoord op deze vragen concludeer ik in hoeverre een frame in de jaren dertig in staat was de visie van een gebeurtenis te beïnvloeden. Dit antwoord beïnvloed uiteraard ook mijn

onderzoeksmethodologie.

1.1 De hedendaagse relatie tussen media, framing en maatschappij

Een meerderheid van de onderzoeken die beginnen aan een framingsanalyse definiëren het begrip frame in grote lijnen op dezelfde wijze. De discussie speelt zich dan ook voornamelijk af rond de wijze waarop framing zich verhoudt tot onze perceptie van een gebeurtenis. De Deense professor Claes de Vreese is leidend geweest bij het construeren van het theoretisch fundament van dit concept. De Vreese gaat uit van een methodologie waarbij frames bestaan uit visuele beelden en tekstuele elementen die hij ‘framing devices’ noemt. De inhoud van een nieuwsitem is volgens de Vreese onder te verdelen in ‘framing devices’ en ‘core news facts’. De Vreese gebruikt een rigide onderscheid tussen deze twee onderdelen. Deze ‘devices’ hebben vele vormen en zijn in nieuwsitems onder andere terug te vinden als titels, inleidingen (‘lead-ins’), bronselectie, citaatselectie, en als concluderende paragrafen. Het resterende nieuwsverhaal bestaat uit ‘core news facts’. Bij het onderscheiden van verschillende frames met betrekking op

(14)

hetzelfde onderwerp moeten deze ‘core news facts’ inwisselbaar zijn; ‘core facts’ dragen per definitie niet bij aan de perceptie van een gebeurtenis. De ‘devices’ dienen daarentegen wel om de perceptie van een gebeurtenis te sturen.18

Volgens de Vreese vindt het sturen van de perceptie plaats als gevolg van de

vernauwende blik die een frame biedt; dit leidt tot een gelimiteerde perceptie van de gebeurtenis. Als een aantal ‘devices’ herhaaldelijk naar één frame verwijzen, en een journalist dit frame over langere tijd toepast, dan leidt dit er toe dat de gepresenteerde vernauwde blik (het frame) de norm wordt.19 Professor James Tankard benadrukt in een soortgelijk theoretisch artikel het belang

van een frame bij het activeren van normen en waarden bij het lezerspubliek. De keuze voor een frame is volgens Tankard tegelijkertijd ook de keuze voor normen en waarden, emoties, en definities van begrippen. De context van normen en waarden die het frame oproept stuurt dan de perceptie van een gebeurtenis. Het frame zoals Tankard dat begrijpt is dan ook sterk gerelateerd aan al bestaande waarden en ideeën.20

Tankard en de Vreese beschrijven het gebruik van visuele en tekstuele elementen – waar de ‘devices’ uit bestaan – als een keuze van de journalist. De inhoud van deze ‘devices’ komt echter voort uit al bestaande culturele noties. Volgens onderzoeker Boudewijn van Gorp is dit als volgt terug te zien binnen frames: ‘news frames express culturally shared notions with symbolic significance, such as stereotypes, values, archetypes, myths and narratives’.21 Volgens van Gorp

sturen frames niet alleen de perceptie, maar zijn ze ook het product van al bestaande culturele noties. Van Gorp beschrijft deze culturele noties zelf als een ‘toolkit’ waar journalisten op teruggrijpen bij het uitvoeren van hun werk. Journalisten zijn met deze noties bekend geraakt tijdens het sociale proces dat aan hun journalistieke opleiding en ervaring is vooraf gegaan. Vaak zijn deze journalisten zich dan ook niet bewust van het gebruik van deze noties binnen hun werk. Ook een onderzoeker kan dergelijke ideeën ontgaan, vaak omdat een onderzoeker zich richt op media uit eenzelfde culturele achtergrond als waar hij of zij in is opgegroeid. Aan toekomstige

18 De Vreese, ‘News Analysis’, 53 – 54. 19 Ibidem, 54.

20 James W.Tankard, Jr., ‘The Empirical Approach to the Study of Media Framing’ in: S. Reese e.a. ed., Framing Public Life. Perspectives on Media and Our Understanding of the Social World (Londen 2001) 96 - 99.

21 Baldwin Van Gorp, ‘Strategies to Take Subjectivity Out of Framing Analysis’ in: Paul D’Angelo en Jim A. Kuypers ed., Doings News Framing Analysis. Empirical and Theoretical Perspectives (New York 2010) 85.

(15)

onderzoekers raadt van Gorp dan ook aan om nieuws van enkele jaren geleden te bestuderen. Frames die nu vreemd lijken waren in die tijd waarschijnlijk zeer gebruikelijk. De culturele noties binnen deze frames komen door dit contrast ook sterker naar voren. Volgens van Gorp kan onderzoek naar framing dan ook de culturele noties die aan framing ten grondslag liggen

blootleggen.22

Een dergelijke redenering kwam ook in het werk van Deacon al naar voren. De Brit verbond het werk van de Britse correspondenten voornamelijk aan al bestaande Britse culturele noties; Deacon verwijst hierbij onder andere naar de Britse Romantiek. De analyse van Deacon lijkt de inhoud van frames als een directe uitkomst van cultuur te zien. Toch is hier sprake van een belangrijk onderscheid; Buchanan verwijst hier in zijn onderzoek al naar. Door de framing van de Spaanse Burgeroorlog toe te schrijven aan al bestaande culturele noties gaan we voorbij aan de betekenis van dit conflict. De correspondenten schreven hun reportages allen over gebeurtenissen die zojuist plaatsgevonden hadden, en waar zij zelf getuige van waren geweest. Dit is een groot verschil tussen de reportage en een analyse op afstand die in de periodiek van een denktank verschijnt. Een frame verwijst terug naar culturele noties, maar wordt binnen de context van een reportage gevormd door de actualiteit. Buchanan onderstreept de impact van de actualiteit en de wijze waarop de ervaring van de oorlog het gebruik van culturele stereotypen verminderde of deed veranderen.

Onderzoek naar de gevolgen van framing wordt echter niet op een eenduidige manier uitgevoerd; het gebrek aan een algemeen geaccepteerde onderzoeksmethode leidt tot gevarieerde onderzoeksresultaten.23 Professor Russell Neuman deed onderzoek naar frames in

actualiteitenprogramma’s, om vervolgens aan de hand van interviews te analyseren in hoeverre de meningen van het geselecteerde publiek blijk gaven van deze frames. Neuman zag hier in grote overeenkomsten, en concludeerde dat framing in nieuws van grote invloed was op de wijze waarop het publiek de actualiteit begreep.24 Professor de Vreese ondernam zelf een meer

complex onderzoek door het gevolg van framing op politiek cynisme te onderzoeken.

Uiteindelijk concludeert de Vreese dat deze vorm van framing inderdaad tot meer cynisme en

22 Ibidem, 87 - 89.

23 De Vreese, ‘News Analysis’, 59. 24 Ibidem, 64.

(16)

protest leidde.25 De consensus binnen de mediawetenschap is als volgt samen te vatten: de mate

waarin framing invloed kan uitoefenen op perceptie is zeer afhankelijk van de relatie tussen de nieuwsmedia die de framing toepast en de maatschappij die deze ontvangt.

De zo bepalende relatie tussen de maatschappij en de nieuwsmedia wordt in de westerse wereld gekenmerkt door een grote variatie en volume in nieuwsaanbod, versterkt door

technologische verandering. Allereerst heeft technologie gezorgd voor een zeer uitgebreide toegang tot media, voornamelijk gestuwd door de wijze waarop technologie het produceren en verspreiden van media zeer goedkoop en gemakkelijk heeft gemaakt. Het vaststellen van de gevolgen van framing wordt dan ook bemoeilijkt door de grote verscheidenheid aan manieren waarop media haar frames aan het publiek aanbiedt. Door dit veelzijdige aanbod is het selectieve aannemen of afstoten van frames tegenwoordig dan ook een wezenlijk onderdeel van het vormen van een geïnformeerde mening. Dit limiteert vervolgens de blijvende invloed van een enkel frame en vermindert de waarde van onderzoek in die richting. Grootschalig dataonderzoek aan de hand van moderne technologie maakt het echter mogelijk om op zoek te gaan naar frames in een veel groter gedeelte van het medialandschap.

Een tweede factor die de variatie in het nieuwsaanbod vergroot is de toegenomen onafhankelijkheid van de media om haar eigen maatschappelijke rol in te vullen. Allereerst speelt hierbij de afgenomen staatscensuur een rol. In de conclusie van een bundel die de staat van het medialandschap analyseert schrijft Paul D’Angelo dat de toename van vrijheid er toe leidt dat consensus over de precieze invulling van deze maatschappelijke rol tegenwoordig ver te zoeken is. De (academische en publieke) mening dat journalisten door middel van framing te veel toevoegen aan nieuws verdedigt men net zo hard als het idee dat journalisten niet genoeg doen om gebeurtenissen op kritische wijze in te kaderen. De kern van deze twist is of de journalist een verplichting heeft om in zijn framing een duidelijke boodschap te verwerken.26

Daarnaast is ook in Nederland de onafhankelijkheid van de media toegenomen; de nauwe band tussen media en politiek is grotendeels verdwenen. De krant is niet meer het verlengstuk van de zuil of partij, en de media bedrijft journalistiek (op enkele uitzonderingen na) op een meer

25 Claes de Vreese, Framing Europe : television news and European integration (Amsterdam 2003) 142. 26 Paul D’Angelo, ‘Conclusion. Arriving At the Horizons of News Framing Analysis’ in: Paul D’Angelo en Jim A. Kuypers ed., Doing News Framing Analysis. Empirical and Theoretical Perspectives (New York 2010) 358.

(17)

onafhankelijke wijze. Dit betekent niet dat er geen sprake is van een politieke voorkeur, maar wel dat deze niet meer volgt uit een nauwe (maar niet altijd formele) band. Nieuwsmedia plaatst zich vervolgens in mindere mate in de rol van opiniemaker. De toegepaste frames zijn dan ook minder eenzijdig van aard, waardoor ook de impact van deze framing minder eenvoudig te bewijzen is. Om dit te compenseren gebruikt de mediawetenschap niet alleen een kwantitatieve methodiek, maar richt ze dit onderzoek ook op meer abstracte frames.

Deze twee factoren hebben tot gevolg dat de burger als nieuwsconsument sterker staat. Het aanbod is groter, en de concurrentie heviger. Sociale Media zorgt er voor dat consumenten tegelijkertijd producenten zijn. De krant plaatst zich minder in de rol van opiniemaker, maar dit is tevens een gevolg van de dominante positie van de consument. Toch wijst de band die frames met culturele noties hebben op een mogelijk aanwezige rode lijn tussen het gevarieerde aanbod van frames. Grootschalige dataonderzoek naar een dergelijke rode lijn lijkt onderzoek naar het werk van enkele correspondenten over één conflict dan ook irrelevant te maken. Toch ligt dit binnen de historische context anders.

1.2 Media, framing en maatschappij in de jaren dertig

Het verband tussen media en maatschappij in het Nederland van de jaren dertig kenmerkt zich allereerst door een ongekend toegang tot nieuws. De opheffing van overheidsrestricties op dagbladen in 1869 leidde tot een toename aan concurrentie en een scherpe daling in prijs.27 Het

Nederlandse dagblad groeide eind negentiende eeuw uit tot een nationaal beschikbare en betaalbare bron van informatie die bezorgers tot in de uithoeken van het land tijdig bezorgden. Verbeteringen in transporttechnologie en het telegraafnetwerk aan het einde van de negentiende eeuw stimuleerden deze verandering.28 In 1911 was De Courant het eerste dagblad met een

oplage die meer dan 100.000 stuks telde, De Telegraaf zou later volgen.· Ondanks de opkomst

van radio en televisie bleef de krant in de jaren dertig de voornaamste bron van nieuws.29 In

vergelijking met moderne media had de framing binnen de berichtgeving van deze kranten dan ook een zeer breed bereik, met weinig concurrentie van andere nieuwsframes.

27 Maarten Schneider, De Nederlandse krant. Van ‘Nieuwstydinghe’ tot dagblad (Amsterdam 1943) 156. 28 Ibidem, 157.

29 Johannes Hemels, De Nederlandse pers voor en na de afschaffing van het dagbladzegel in 1869 (Assen 1969) 57.

(18)

De absolute meerderheid van deze dagbladen was politiek gekleurd en maakte dan ook deel uit van een eigen zuil, toch hadden deze dagbladen een bereik dat deze zuilen oversteeg. De minder titels tellende neutrale pers drukte namelijk een hogere oplage dan de meer numerieke gekleurde pers. Op nationaal niveau telden de neutrale De Telegraaf en De Courant in 1939 samen 452.000 abonnees, de gekleurde pers kon hier gezamenlijk slechts 443.000 abonnees tegenover stellen.30 Naast De Telegraaf, De Courant en het Dagblad van het Noorden bestond de

neutrale pers vrijwel uitsluitend uit bladen met een lokaal of regionaal karakter. Deze kranten leverden dagelijks aan 527.000 abonnees, waarmee ze 45% van het totale aantal regionale abonnees vertegenwoordigde.31 Interessant is dat op nationaal niveau slechts tien procent van het

totale aantal abonnees op een katholieke krant geabonneerd zijn, terwijl dit op regionaal niveau 36 procent is. Op dit moment namen katholieke partijen 30 procent van het aantal zetels in de Tweede Kamer in beslag. Dit maakt duidelijk dat de politieke voorkeur van de bevolking lang niet altijd gelijk liep met de keuze voor een dagblad. Uit onderzoek van Frank van Vree blijkt dat voornamelijk protestants en sociaaldemocratisch stemmende Nederlanders ‘uit de pas liepen’ en zich niet op een gekleurde krant abonneerden.32

Uit deze cijfers blijkt dat berichtgeving in neutrale kranten een diepgaande invloed had. Het bereik van de pers was zelfs zo groot dat de oplage van de nationale en regionale pers samen hoog genoeg was om elk huishouden van een krant te voorzien. Dit betekende in de praktijk echter niet dat elk huishouden ook over een eigen krant beschikte, aangezien veel krantenlezers zowel een gekleurde nationale krant als een neutrale regionale krant lazen.33 Ondanks deze

nuancering reflecteert dit voorbeeld de invloed van de krant als nieuwsmedium. In vergelijking met de hedendaagse situatie is het dan ook aannemelijk dat framing binnen kranten in de jaren dertig een meer diepgaand effect heeft gehad dan framing in hedendaagse kranten.

Een tweede onderscheidende kenmerk van de Nederlandse pers in de jaren dertig is de wijze waarop ze zichzelf binnen de maatschappij plaatste en deze rol tot uiting bracht. De pers beschouwde haar eigen maatschappelijke rol in de jaren dertig namelijk als dat van een scholend

30 Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland 1930 - 1939. Een studie over de vorming van publieke

opinie (Groningen 1989) 358.

31 Ibidem, 360.

32 Ibidem, 48. Ze abonneren zich hierbij niet op een gekleurde krant, of in ieder geval niet op de JUISTE gekleurde krant.

(19)

instituut, iets dat verregaande invloed op haar berichtgeving had. Zo verklaarde de Kring van Journalisten (KvJ) in 1921: ‘de krant is een middel voor een geestelijke, intellectuele en sociale scholing van het publiek’.34 In 1936 stelde de voorzitter van de KvJ in een rede dat de pers ook in

het licht van moderne ontwikkelingen haar bijzondere rol zou behouden: ‘de pers geeft iets, dat bij radio en film nooit het centrale punt kan worden: voorlichting en als gevolg daarvan

leiding’.35 Het journaille informeerde het publiek niet alleen, maar beschreef ook de boodschap

die het publiek uit de actualiteit moest trekken.36 De sociaal-politieke problemen van de jaren

dertig versterkten het verantwoordelijkheidsgevoel van de pers. Historicus Huub Wijfjes

omschrijft dit gevoel als volgt: ‘de pers diende leiding te geven aan de publieke opinie en in die opinie besloten waarden [...] ze beschouwde zichzelf mede verantwoordelijk voor een ordelijke samenleving’.37 De pers liet zich het sterkst gelden bij het bespreken van binnenlands (politiek)

nieuws, waarbij het meer dan eens tot actie opriep.38 De verschillende stromingen binnen het

perslandschap vulden dit allen op een andere manier in, wel was elke redactie zich bewust van het ‘scheppende karakter van de journalistiek’.39 De berichtgeving binnen deze kranten is dan

ook op een heel open wijze een weergave van de gevaren, kansen, en verbanden die de pers in de actualiteit dacht te herkennen.

Deze taakopvatting uitte zich in een journalistieke stijl waar objectiviteit wel een onderdeel, maar niet een fundament van was. Een analyse onderbouwde men, maar het was duidelijk dat dit een analyse van een journalist was; onderdeel van de visie van een krant. Historicus Frank Harbers betoogt in een recent artikel dat de journalistieke stijl van de jaren dertig te kenmerken is als ‘de revanche van de subjectieve ervaring’.40 Een journalist prees men

in de jaren dertig dan ook vooral om zijn ‘beeldende taalgebruik en de scherpe analyse’ die diende om de boodschap binnen de berichtgeving te duiden. Dit zorgde er dan ook voor dat veel journalistiek werk in deze tijd beladen was met een literaire pretentie, iets dat in de ogen van de

34 Geciteerd in: van Vree, De Nederlandse pers,175. 35 Ibidem, 37.

36 Broersma, ‘Objectiviteit als professionele strategie’, 172 - 173.

37 Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850 - 2000. Beroep, cultuur en organisatie (Amsterdam 2004) 43, 63.

38 Van Vree, De Nederlandse pers, 42. 39 Van Vree, De Nederlandse Pers, 44.

40 Frank Harbers, ‘De revande van de subjectieve ervaring. Personalisering in de geschreven journalistiek’ in: Jo Bardoel, Huub Wijfjes ed., Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2015) 123.

(20)

journalisten niet afdeed aan haar doelmatigheid. In zijn artikel categoriseert Harbers de journalisten van deze periode dan ook als witness-ambassadors. Door dit begrip te gebruiken benadrukt Harbers het belang dat men in deze periode aan het woord van een ooggetuige hechtte, zeker als deze ooggetuige ook een gerespecteerde journalist was. De destijds beperkte toegang tot informatie leidde er toe dat het publiek een ooggetuigenverslag sneller accepteerde als een juiste analyse van een gebeurtenis.41 Ook Wijfjes signaleert deze trend, en noemt

Handelsblad-hoofdredacteur Charles Bossevain als drijvende kracht achter het gebruik van het ooggetuigenverslag. Het literaire stilisme dat zijn journalisten toepasten kon hij alleen

verantwoorden door zijn journalisten te dwingen hun onderwerpen ook daadwerkelijk zelf waar te nemen. In een reportage gebruikte een journalist dan ook doorgaans een persoonlijk

perspectief.42 Dit leidde ertoe dat er in de Nederlandse journalistiek van de jaren dertig sprake

was van een stijl gekenmerkt door een beschrijving vanuit de persoonlijke ervaring, geschreven vanuit een politiek sterk gekleurd perspectief. De nadruk die de journalistiek binnen deze stijl op het ‘ooggetuige-perspectief’ plaatste leidde er vervolgens toe dat er aan het begin van de

twintigste eeuw een internationaal netwerk van Nederlandse correspondenten ontstond. De politiek gekleurde werkwijze en de scholende rol die de pers zichzelf toebedeelde werkte in de ogen van het journaille een streven naar neutraliteit niet tegen. Het was dan ook niet nodig om zaken als evenwichtigheid en partijdigheid in acht te nemen. Om die reden schreef een journalist zijn reportage vanuit één oogpunt; het zijne. Het was dan ook niet noodzakelijk dat beide partijen in een reportage aan het woord kwamen. Toch dienden de uitspraken van een journalist onderbouwd te worden; zijn analyse was gebaseerd op zijn eigen ervaringen in het veld. Het idee hierachter was dat een uitspraak in de krant zo niet de vorm van een

ongefundeerde beschuldiging aannam. De journalistiek kon zo partijdig zijn, zolang ze haar partijdigheid maar onderbouwde met het werk van haar journalisten. Door haar werkwijze op deze manier te nuanceren kon een krant als De Telegraaf zich afficheren als ‘neutraal’, terwijl ze zeker niet onpartijdig was. Aan de hand van de onderbouwing van de journalist hield men de lezer voor wat hij of zij moest vinden; het toegepaste perspectief ging hierbij uit van de

(politieke) identiteit van de krant. Historicus Marcel Broersma zegt hier over het volgende: “Het

41 Ibidem, 125.

(21)

[hedendaagse] objectiviteitsregime is verbonden met een andere, op nieuws en actieve

verslaggeving gerichte stijl van journalistiek bedrijven die in Nederland tot ver in de twintigste eeuw niet gangbaar was. “43

Deze journalistieke benadering ging wel degelijk samen met een strenge beroepsethiek. Broersma geeft dan ook aan dat het uitspreken van een niet onderbouwde mening een storm van kritiek tot gevolg had. De beschuldiging van een ‘gekochte overtuiging’ gold als zware

belediging.44 Deze beroepsethiek was voor het Nederlandse journaille een logisch gevolg van de

leidende maatschappelijke rol die ze zichzelf toekende.45 De reactie die deze werkwijze bij het

lezerspubliek opriep is door gebrek aan bronmateriaal niet onderzocht, maar het is aannemelijk dat dit het vertrouwen van het publiek in de pers sterkte, wat vervolgens de invloed van de pers zou vergroten. De verwachtingen die het publiek van de media had zijn echter wel merkbaar in het bredere maatschappelijke debat dat zich rond de rol en invloed van de pers afspeelde.

De Nederlandse journalistieke cultuur van de jaren dertig is grotendeels gelijk aan de journalistieke cultuur ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. De wijze waarop de Nederlandse pers zich tijdens dit conflict profileerde reflecteert een aantal kenmerken van de Nederlandse journalistieke cultuur. Allereerst kwam de roep om duiding door de oorlogsomstandigheden sterker naar voren. De Nederlandse media verloor vanwege de wijze waarop alle grote

persbureaus in dienst van de staat kwamen te staan het vertrouwen in de berichtgeving van deze persbureaus; ook verklaarde ze de ‘opruiende buitenlandse kranten’ tot een van de oorzaken van de oorlog.46 De Nederlandse media probeerde hier mee om te gaan door allereerst het nieuws van

beide kanten op een evenwichtige wijze te presenteren, vaak omschreven als ‘telling the lies from both sides’; hierbij sprak de krant geen voorkeur uit maar presenteerde ze simpelweg beide invalshoeken.47 De dagbladen maakten deze keuze niet alleen omwille van de Nederlandse

neutraliteit, maar ook omdat ze simpelweg niet beschikten over de mogelijkheden voor een kritische benadering van buitenlands nieuws. Om dit te compenseren zonden Nederlandse

43 Broersma, ‘Objectiviteit als professionale strategie’, 175. 44 Ibidem, 174 -175.

45 Harbers, ‘Revanche van de subjectieve ervaring’, 127. 46 Broersma, ‘Botsende stijlen’, 45 - 46.

(22)

kranten tussen 1914 en 1918 voor het eerst een aantal oorlogscorrespondenten naar het buitenland.48

Vervolgens leidde de oorlog ook tot een meer diepgaande vraag naar nieuws, een vraag naar duiding die een overzicht van buitenlandse bulletins niet vervulde. Berichten van het front begonnen de voorpagina’s te domineren, en enkele correspondenten wisten een reputatie op te bouwen door middel van beeldende reportages. Het publiek wilde weten wat er werkelijk in België gebeurde, maar vroeg zich bovenal af of de oorlog Nederland ook mee zou slepen. Dagbladen als Het Volk en De Standaard plaatsten deze commentaren dan ook vaak op de voorpagina.49 De reportages uit België hadden een duidelijk betrokken, emotionele toon. De

oorlogscorrespondenten lieten dan ook veel sympathie voor de Belgische bevolking blijken. Het is typerend dat correspondent Lambertus Mokveld ondanks zijn pro-Belgische, duidende

berichtgeving zichzelf presenteerde als ‘onpartijdige toeschouwer’.50 Deze uitspraak van

Mokveld reflecteert zowel de contemporaine journalistieke taakopvatting, als de waarde die hij had voor zijn krant en publiek. De persoonlijke ervaringen van Mokveld golden als een

voldoende onderbouwing van zijn, soms stevige, uitspraken.

De werkwijze van deze oorlogscorrespondenten reflecteert de wijze waarop Harbers contemporaine correspondenten typeert. Deze correspondenten bouwden dan ook voort op de betrokken, beeldende wijze waarop men aan het begin van de twintigste eeuw reportages schreef.51 Het isolement van de correspondent en de onbetrouwbare oorlogsomstandigheden

versterkten zijn waarde als analytische ooggetuige voor het lezerspubliek.52 De taak van de

journalist als ooggetuige lag verder in het doorprikken van propaganda; zo schreven Nederlandse journalisten over ‘verwoeste’ dorpen die niet verwoest bleken te zijn, en Duitse misdaden in bezet gebied.53 Tussen alle hevige gevechten en misinformatie van beide zijdes leken deze

correspondenten dan ook de enigen die een vinger op de pols hadden; dit versterkte het

48 Hagen, Journalisten in Nederland, 56. 49 Broersma, ‘Botsende stijlen’, 51 - 52. 50 Ibidem, 53.

51 Frank Harbers, Between personal experience and detached information. The development of reporting and

reportage in Great Britain, France and the Netherlands between 1880 and 2005 (Groningen 2014) 124.

52 Ibidem, 125 - 127. 53 Ibidem, 61.

(23)

vertrouwen en de overtuiging dat de Nederlandse correspondenten wél onafhankelijke, onderbouwde duiding leverden.

Daarnaast onderscheidde de pers zich in de jaren dertig ook door een grote

maatschappelijke invloed uit te oefenen. De pers kende zichzelf een leidende maatschappelijke rol toe, maar uit het publieke debat van de jaren dertig wordt ook duidelijk dat de maatschappij deze rol erkende en de pers dan ook een ‘haast grenzeloze invloed’ toekende.54 Dit had tot gevolg

dat enkele achtereenvolgende kabinetten probeerden de pers, radio, en film strakker aan banden te leggen; al bleef preventieve censuur een heet hangijzer. Maatregelen richtten zich vooral op het voorkomen van bedreigingen voor het gezag, en het beperken van opruiende taal die de Nederlandse neutraliteit kon verstoren. Hieruit spreekt de angst dat de pers het potentieel had om de bevolking en de maatschappelijke verhoudingen te doen ontsporen. Dit betekent niet dat men de media an sich als gevaarlijk zag, maar wel dat de politiek zich grote zorgen maakte dat deze media in dienst van de verkeerde doeleinden kon komen te staan.55 Enerzijds had dit te maken

met de kracht en de reikwijdte van het medium, anderzijds lag dit aan de wijze waarop de ‘stuurloze massa’ de pers vertrouwde. In het publieke debat spraken tijdgenoten van ‘domme en onontwikkelde menschen’ die nu ook toegang hadden tot de krant maar het ontbrak aan de kritische vermogens om de krant te lezen, men meende dat het gros van het publiek alles geloofde dat er in de krant stond.56 Er gingen dan ook stemmen op om de persvrijheid in te

dammen, onder andere de antireligieuze houding van De Tribune was gelovig Nederland een doorn in het oog; als gevolg benaderden verschillende bisschoppen de overheid met een verzoek tot een verbod op godslastering.57 Dit ging nog vooraf aan de muiterij op de Zeven Provinciën en

de opkomst van de NSB, waarop een hevig maatschappelijk debat over het instellen van censuur uitbrak. Uiteindelijk diende Colijn een wetsvoorstel in dat de belediging van het openbaar gezag, bevolkingsgroepen, God, en bevriende staatshoofden in woord en beeld verbood.58 Deze wet trad

in 1934 in werking en werd vervolgens veelvuldig toegepast. Vooral communistisch en

nationaalsocialistisch gedachtegoed was hierbij het slachtoffer, aangezien gedacht werd dat juist

54 Van Vree, De Nederlandse Pers, 36. 55 Ibidem, 36 - 37.

56 Geciteerd in: Marcel Broersma, ‘Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur.’ Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2 (1999) 2, 42.

57 Van Vree, De Nederlandse Pers, 30. 58 Ibidem, 32.

(24)

deze ideologieën gericht waren op het ‘opschudden’ van de massa.59 Het is aannemelijk dat het

potentiële gevaar dat de politiek aan de pers toeschreef niet ongegrond was. Het publiek geloofde waarschijnlijk niet alles dat de kranten opschreven, maar de politieke discussie en de

maatregelen waartoe de politiek bereid was doen vermoeden dat het publiek de krant ook las vanwege haar maatschappelijke duiding en ‘leiding’, en deze boodschap zeer serieus nam.

De speciale omstandigheden die in 1914 leidden tot de inzet van oorlogscorrespondenten en hun beeldende, duidende werkwijze nog verder naar voren brachten versterken ook het gewicht van hun werk binnen mediaonderzoek. In vergelijking met binnenlandse verslaggeving waren kranten in deze situatie afhankelijk van de uitgezonden correspondenten, zeker na de gestegen vraag naar commentaar dat boven de ‘lies from both sides’ uitsteeg. Hierbij treed de framing binnen het werk van de oorlogscorrespondenten niet alleen sterker naar voren, ook maakt dit het waarschijnlijker dat deze framing een diepgaand effect heeft gehad op de

Nederlandse visie van de Eerste Wereldoorlog. Vanwege de waarde die men aan de analyse van deze correspondenten hechtte, en het gebrek aan andere nieuwsframes is het ook mogelijk om een dergelijk onderzoek op een relatief beperkt bronnencorpus te baseren.

Deelconclusie

De structuren en verbanden tussen media en maatschappij die aan het werk van correspondenten als Mokveld zo veel waarde toewezen waren twintig jaar na de Eerste Wereldoorlog ook van toepassing. Onderzoek naar framing binnen deze context is dan ook bijzonder geschikt om de invloed van correspondenten op een specifieke visie van een conflict bloot te leggen, meer nog dan vergelijkbaar onderzoek binnen hedendaagse media. Allereerst omdat de grootste

veranderingen in het medialandschap sinds 1930 niet technologisch zijn geweest. De middelen die de media ter beschikking had veranderden, maar de wijze waarop de media haar taak opvatte veranderde nog meer. De brede beschikbaarheid van de krant in 1930 leidde tot een bereik dat de gebruikelijke zuilen oversteeg; de helft van de oplage bestond uit neutrale kranten als De

Telegraaf. De pers maakte hier van gebruik door te proberen leiding te geven aan de samenleving; een groot verschil met de hedendaagse nieuwsmedia. Door een gebrek aan concurrentie van andere media had de pers hierbij ook een grotere invloed dan de hedendaagse

(25)

krant. De invloed van de pers was in het maatschappelijke debat van de jaren dertig een heet hangijzer, waarbij men zich afvroeg of de simpele krantenlezer alles dat gedrukt stond zou geloven. Dit lijkt ongeloofwaardig, maar geeft wel aan dat het publiek de krant las voor haar duiding, en deze duiding zeer serieus nam. Daarnaast had framing om deze redenen

waarschijnlijk ook een grotere impact op diezelfde perceptie. Vanwege het belang van de leidende boodschap in deze berichtgeving weergeven de frames ook de wijze waarop de media reageerde op de gevaren en kansen die ze in de actualiteit zag. Haar dominante positie binnen de nieuwsmedia, de wijze waarop ze in haar berichtgeving leiding probeerde te geven, en de

houding van het lezerspubliek ten opzichte van deze boodschap hebben tot gevolg dat een onderzoek naar framing binnen deze kranten in vergelijking met onderzoek naar hedendaagse media een veel completer beeld geeft van de wijze waarop de media de publieke perceptie probeerde te sturen.

Hierbij blijven de methodologische principes zoals de Vreese die voor hedendaagse framinganalyse formuleert geldig. Bij het analyseren van het werk van de Nederlandse correspondenten in Spanje blijft het cruciaal om een onderscheid te maken tussen ‘core news facts’ en ‘framing devices’. Allereerst zal het van belang zijn om in het werk van de

correspondenten de ‘devices’ te herkennen, om vervolgens op zoek te gaan naar patronen. Vanwege de nadruk die in de journalistiek van de jaren dertig op duiding lag verwacht ik de ‘framing devices’ relatief gemakkelijk te onderscheiden van de ‘core news facts’. Bij het bespreken van mijn onderzoeksresultaten leg ik vooral de nadruk op de patronen die ik heb gevonden. Alleen bij dergelijk herhaaldelijk gebruik van ‘devices’ is er sprake van een frame. Mijn betoog richt zich er dan ook vooral op om de aanwezigheid van deze frames te betogen. Hierbij ga ik op zoek naar overeenkomsten tussen ‘framing devices’ bij correspondenten die van politieke voorkeur verschillen. Als deze correspondenten grotendeels dezelfde beelden en redeneringen gebruiken is er sprake van een overbruggend frame; zelfs als deze beelden uiteindelijk voor een verschillend doeleinde ingezet worden. Dergelijke overbruggende frames suggereren ook een gezamenlijke ervaring van de Spaanse Burgeroorlog. Ook is het mogelijk om zo het verband tussen ‘framing devices’ en culturele noties te testen; een verband waar ook Deacon en Buchanan over botsen. Als deze frames duidelijk verbonden zijn met specifiek Nederlandse culturele noties dan steunt dit de redenering van Deacon dat framing van de

(26)

actualiteit sterk afhankelijk is van bestaande culturele noties. Als de frames van de Nederlandse correspondenten juist sterk overeenkomen met de frames van Britse correspondenten dan is het waarschijnlijk dat deze frames niet refereren aan unieke culturele noties, maar aan een

gezamenlijke ervaring van de Spaanse Burgeroorlog. Een dergelijke conclusie steunt het idee dat de ervaring van de Spaanse Burgeroorlog de framing van de correspondenten sterk beïnvloedde, zoals Buchanan ook betoogt.

2 Oorlogscorrespondenten over de oorzaken van de Spaanse

Burgeroorlog

De reportages die ik in deze hoofdstukken bespreek stammen grotendeels uit het najaar van 1936. Correspondent Louis Grondijs was vanaf het najaar van 1936 tot het voorjaar van 1937 in Spanje actief voor De Telegraaf. Zijn reportages verschenen dan ook in deze periode, de stukken die hij na terugkomst in Nederland schreef zijn ook gebaseerd op deze reis. Lou Lichtveld was tijdens de gehele Spaanse Burgeroorlog aanwezig in Spanje, waar de schrijver voor het uitbreken van dit conflict naar toe verhuisde. Toch stammen zijn reportages ook grotendeels uit de periode oktober 1936 – februari 1937. Dit komt omdat tijdens het verloop van de oorlog kranten als de NRC en De Telegraaf steeds vaker weigerden om een reportage van Lichtveld te publiceren; wat van zijn werk bewaard is gebleven stamt dan ook uit deze periode. Ook auteur Ed de Neve bevond zich slechts een korte periode in Spanje; hij verbleef daar enkel in het najaar van 1936. Opvallend is dat hij zijn reportages vooral voor buitenlandse kranten schreef; pas na terugkomst in Nederland vertaalde hij zijn reportages en bracht hij ze als brochures uit. Het werk van Jef Last stamt wel uit een veel langere periode. De eerste brieven van Last verschenen als in het najaar van 1936, nadat hij zich had aangesloten bij het Republikeinse leger. Tot Last in 1938 samen met de rest van de

Internationale Brigade het land verliet bleven zijn reportages in Nederland verschijnen. Ondanks een relatief korte aanwezigheid in Spanje wisten deze correspondenten toch zeer productief te zijn.

Binnen dit hoofdstuk richt ik mij volledig op de wijze waarop de oorzaken van de Spaanse Burgeroorlog terugkomen in het werk van de correspondenten. Verwijzingen naar deze oorzaken zijn voornamelijk terug te vinden in de eerste reportages die een correspondent vanuit Spanje schrijft. Zo beschrijft de correspondent de situatie waarin hij terechtgekomen is en probeert hij zijn lezer duidelijk te maken wie verantwoordelijk is voor de chaos en het geweld. Ook als dergelijke

(27)

reportages later gebundeld worden voegt de correspondent aan deze bundel vaak een inleiding toe die dieper ingaat op de oorzaken van wat hij in zijn reportages beschrijft. Binnen zulke stukken richt ik mij specifiek op de wijze waarop de correspondenten de meer structurele oorzaken van het conflict beschrijven. In mijn optiek is dit een van de vier essentiële aspecten van de berichtgeving over de Spaanse Burgeroorlog; tezamen vormen deze vier aspecten de kern van de visie die de correspondenten van de Spaanse Burgeroorlog hadden. Door een analyse van de ‘framing devices’ binnen deze aspecten is het mogelijk om op zoek te gaan naar patronen – frames. Als er inderdaad sprake is van het herhaaldelijk gebruik van gelijksoortige ‘framing devices’ dan is het mogelijk om te betogen dat er in dit werk sprake is van framing. Door deze vier aspecten gezamenlijk te

onderzoeken op framing is het vervolgens mogelijk om een uitspraak te doen over de visie van de Nederlandse correspondenten; en in hoeverre deze specifiek Nederlands was. Ook helpt een nadruk op vier essentiële aspecten het onderscheiden van ‘core news facts’ en ‘framing devices’ aangezien het beschrijven van de oorzaken van een conflict intrinsiek verbonden is aan het duiden van dit conflict voor de lezer.

Met betrekking tot dit aspect is er in het werk van deze vier correspondenten sprake van het gebruik van twee frames. Binnen het eerste frame verwijzen de ‘framing devices’ consequent naar de Spaanse Burgeroorlog als een conflict dat een logisch gevolg is van de Spaanse geschiedenis; hierbij verwijst men onder andere terug naar gebeurtenissen van enkele millennia geleden. Dit betekent allereerst dat men deze causaliteit als een zeer structureel fenomeen beschrijft. Al deze ‘framing devices’ geven dit frame dan ook een zeer Spaans karakter. De ‘devices’ verwijzen consequent naar een Spaanse burgeroorlog die alleen als gevolg van deze Spaanse geschiedenis plaats heeft kunnen vinden.

Binnen het werk van Lichtveld komen veel van deze ‘devices’ naar voren; in zijn werk verwijst hij consequent naar de Spaanse Burgeroorlgo als het gevolg van een zich steeds herhalende geschiedenis. De gebeurtenissen van vandaag de dag had men volgens Lichtveld niet kunnen voorkomen, maar wel kunnen verwachten. Een allereerst voorbeeld hier van is de wijze waarop Lichtveld de geografische omstandigheden van Spanje als ‘dwingend’ beschrijft:

Hoge, ontoegankelijke bergen sloten het [Spanje] af naar het Noorden. Dit hangt samen met het mystieke, dweepzieke karakter van de Spanjaarden. Naar het Zuiden en Oosten en

(28)

Westen lag het land geheel open aan de Oceaan, ook bijna verbonden met Afrika. Dit heeft het lot van Spanje, uiterlijk, materieel gezien, beslist. Bij herhaling sedert de prae-historie tot op de huidige dag.60

Lichtveld verwijst naar dit dwingende karakter van de geografie als oorzaak van een eeuwenlange herhaling van de geschiedenis; ook de Spaanse Burgeroorlog is het gevolg van deze herhaling. Het volgende citaat is een voorbeeld van een ‘framing device’ dat Lichtveld inzet om de gebeurtenissen voor zijn lezer te verklaren:

Nooit hielden de ruzies tussen Cortes en Koningen, om volksrecht en vrijheid, op. De Spaanse massa liet nooit haar onderdrukkers met rust. [...] Niet de Koningen regeerden, maar slechts handlangers. Het is deze traditionele corruptie die Spanje thans in de

burgeroorlog gevoerd heeft. Sinds eeuwen is de redding van Spanje afhankelijk geworden van een eerlijke, kundige volksregering. Sinds eeuwen wordt daar tevergeefs op gewacht.61

Hierbij verwijst Lichtveld naar een zich steeds herhalende strijd tussen het volk en haar heersers. Een verwijzing naar corruptie is in het werk van Lichtveld een ‘framing device’ dat dient om een hedendaagse situatie te verbinden aan een voorval dat honderden jaren geleden plaatsvond; Lichtveld impliceert dat Spanje met dezelfde problemen kampt.

Het is niet verrassend dat Lichtveld dergelijke inleidende paragrafen inzet als ‘framing device’ om aan zijn reportages een bepaalde duiding te verbinden. Maar ook in zijn reportages maakt Lichtveld herhaaldelijk vergelijkingen tussen de hedendaagse strijd en de Spaanse geschiedenis. Zo legt hij hele directe verbanden tussen de hoofdrolspelers van de Spaanse Burgeroorlog en bekende figuren uit de Spaanse geschiedenis. Dergelijke vergelijkingen zijn in mijn optiek ‘framing devices’ die een patroon in de Spaanse geschiedenis dienen te bevestigen. Zo schrijft Lichtveld:

Staatkundige verwikkelingen braken Spanje open. Men wendde een beproefd middel aan, dat ook heden nog gangbaar is: men vroeg om interventie. De Romeinen namen deze taak op zich. [...] Eeuwenlang bleef de romeinse strijd tegen de Iberiërs uit het Noorden en het

60 Lou Lichtveld, De sfinx van Spanje. Beschouwingen van een ooggetuige (Rotterdam 1937) 9. 61 Ibidem, 17.

(29)

midden van Spanje voortduren. Numantia moest even hard belegerd worden als thans Madrid. Maar de voorchristelijke fascisten hadden niet al te veel plezier van hun veroveringen.62

Door zijn gehele werk vergelijkt Lichtveld dingen die hij ziet met momenten uit de Spaanse geschiedenis. Tezamen vormen deze ‘devices’ en frame dat het Spaanse karakter van deze strijd benadrukt; dit frame maakt aan de lezer duidelijk dat wat de correspondent meemaakt het gevolg is van de Spaanse geschiedenis. Zo geeft Lichtveld de Goten de schuld van de ‘afzonderende houding’ van de Spanjaarden. Ook vergelijkt hij de guerrilla die tegen Napoleon vocht met het volksleger van de Republikeinen. Daarnaast is het volgens Lichtveld duidelijk dat koning Filips III het Islamitische geloof vanuit een ‘nationaal-socialistisch rassenchauvinisme’ uit Spanje verjoeg.63 Deze ‘framing

devices’ maken het verband tussen de Spaanse geschiedenis en de Spaanse Burgeroorlog zeer expliciet; de overeenkomsten kunnen volgens Lichtveld geen toeval zijn.

In zijn vroege werk gebruikt Last vergelijkbare ‘framing devices’ die hetzelfde frame ondersteunen; al is er in zijn geval wel sprake van verschil tussen vroeg en later werk. De ‘framing devices’ die Last in zijn brieven uit 1936 gebruikt verwijzen naar de burgeroorlog als het gevolg van een duizendjarige onderdrukking van het Spaanse volk door hun overheersers. De ‘framing devices’ die Last in 1936 gebruikt vertonen grote overeenkomsten met de ‘devices’ die Lichtveld in diezelfde periode toepast. Deze ‘devices’ benadrukken allen het belang van de Spaanse

geschiedenis voor het uitbreken van de burgeroorlog; om deze reden is er sprake van een overbruggend frame waar de ‘devices’ van Last en Lichtveld beiden deel van uitmaken. Het volgende citaat is een voorbeeld van een ‘framing device’ aangezien Last hier de toestand waar hij getuige van is (de ‘core news facts’) voor zijn lezer duidt:

Het zal noodig zijn eenigszins dieper op de geschiedenis in te gaan om deze drastische ommekeer der massa te verklaren. Toen in 1931 de koning het land uit vluchtte was dit alles behalve een socialistische revolutie. Hier vond niets anders plaats dan het ineen storten van

62 Ibidem, 11 - 12. De grammatica van Lichtveld is erg inconsistent. Zie bijvoorbeeld ‘Romeinen’ en ‘romeinen’, maar ook ‘Noorden’ en ‘midden’. De spelling is binnen de citaten letterlijk overgenomen, om zo de stijl van Lichtveld aan te houden. Inconsistentie is het gevolg van zijn schrijven.

(30)

een feodaal regiem, dat ten onder ging aan zijn eigen verrotting, nadat het eeuwenlang was gehandhaafd.64

De kerk maakt volgens Last ook deel uit van dit eeuwenoude feodale systeem. Het ontstaan van het conflict is dan ook net zo sterk aan de kerk als aan de staat toe te schrijven:

Van den tijd der Mooren af heeft de katholieke kerk in Spanje onbeperkt geheerscht over dit volk van 25 millioen zielen. Mooren en Joden waren verdreven en de ketters verbrand. Van geboorte tot dood had zij invloed op het leven van iederen Spaanschen burger. Thans echter, na meer dan tien eeuwen officieel katholicisme, maakt het volk de balans op.65

In de bovenstaande citaten schrijft Last de oorzaken van het conflict toe aan omstandigheden die voortkomen uit honderden jaren Spaanse geschiedenis. Toch zijn in het werk van Last de verbanden tussen het Spaanse verleden en de Spaanse Burgeroorlog minder expliciet dan in het werk van Lichtveld; Last spreekt niet van ‘voorchristelijke fascisten’. Een belangrijke overeenkomst is echter dat in het werk van beiden de oorsprong van de gebeurtenissen van vandaag de dag voortkomt uit de Spaanse geschiedenis. Aan de hand van dit ‘framing device’ maakt Last aan zijn lezer duidelijk dat de wijze waarop kerk en staat het Spaanse volk eeuwenlang behandelden verantwoordelijk zijn voor de burgeroorlog. Als een lezer zich afvraagt of het conflict ook naar andere landen kan

overslaan dan suggereren deze ‘devices’ dat het conflict beperkt zal blijven tot de Spaanse grenzen. Aangezien de ‘devices’ in het werk van Last en Lichtveld dit beiden impliceren is er sprake van een overbruggend frame.

Naast dit eerste frame is er binnen het werk van de Nederlandse correspondenten sprake van een tweede frame. Deze frames zijn tegenhangers van elkaar, en vertegenwoordigen twee

verschillende visies op de oorzaken van de Spaanse Burgeroorlog. De ‘framing devices’ die dit tweede frame ondersteunen verwijzen allen naar de Spaanse Burgeroorlog als het gevolg van een internationaal conflict. Deze ‘devices’ verbinden wat de correspondenten meemaken aan recente internationale politieke gebeurtenissen. Deze ‘devices’ impliceren allen dat de Spaanse

Burgeroorlog alleen in naam Spaans is; eigenlijk gaat het hier om een internationaal conflict dat de Europese grootmachten op Spaans grondgebied uitvechten. De Spanjaarden zijn hierbij vooral

64 Jef Last, De Spaansche tragedie (Amsterdam 1938) 8. 65 Jef Last, Brieven uit Spanje (Amsterdam 1936) 22.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De regering Rajoy II (2016- 2018) werd opgevolgd door de regering Sánchez I, subsidies kwamen terug, de productie van hernieuwbare energie werd niet meer belast en er

Sommigen van hen, zoals Ernest Hemingway, Martha Gellhorn, Louis Fischer, Jay Allen en George Steer, stelden zich min of meer in dienst van de republiek, soms voor hand-

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

De Geuzenspot met de Kastiliaanse krijgslieden was voor de goede naam van Spanje betrekkelijk ongevaarlijk, vergeleken bij wat de propaganda van de Opstand over hun koning wist

De wet steunt euthanasie, waarbij medisch personeel het leven van een patiënt bewust beëindigt om onnodig lijden te voorkomen.. Ook zelfdoding onder medische begeleiding is

Het debat over de regelgeving en het recht op een waardig overlijden is in Spanje tot nu toe in het Spaanse Parlement steeds uitgesteld omdat de PP en nu ook VOX er niets van

mensen per jaar in Spanje een beroep doen op euthanasie of hulp