• No results found

Nieuwe kwaliteitsmedia en de waarde en productie van ‘objectiviteit’ : het belang en de prevalentie van de norm van ‘objectiviteit’ in journalistieke producties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe kwaliteitsmedia en de waarde en productie van ‘objectiviteit’ : het belang en de prevalentie van de norm van ‘objectiviteit’ in journalistieke producties"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe kwaliteitsmedia & de waarde &

productie van ‘objectiviteit’

Het belang en de prevalentie van de norm van ‘objectiviteit’ in journalistieke producties

Thijs Albers (10420193), thijs.albers@student.uva.nl

In deze scriptie presenteer ik de resultaten van mijn onderzoek naar de productie van ‘waarheid’ en het belang van de norm van ‘objectiviteit’ in nieuwe kwaliteitsmedia zoals de Correspondent. De journalistiek bevindt zich momenteel in een turbulente tijd, gekenmerkt door perskritiek, een hogere tijdsdruk voor de productie van journalistiek werk en de invloed van persbureaus en spin op de inhoud van journalistieke producties. Het journalistieke veld ziet zich geconfronteerd met teruglopende oplagen en de

opkomst van nieuwe online media door technologische ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot nieuwe mediatechnieken. Al deze ontwikkelingen leiden ertoe dat een van de belangrijkste ideologische normen van journalistiek werk – het ‘objectief’ weergeven van ‘de werkelijkheid’ – in het publieke en academische debat frequent bevraagd wordt. In deze scriptie analyseer ik aan de hand van een theoretisch kader ontleend aan het werk van Bourdieu e.a. het belang van de norm van ‘objectiviteit’ door het journalistieke discours te zien als een performatief discours dat plaats vindt in het journalistieke veld. Ik onderzoek dit door gebruik te maken van observaties op de journalistieke redactie van een relatief nieuw kwaliteitsmedium (de Correspondent) en door het afnemen van interviews met de journalisten die daar werkzaam zijn. Dit onderzoek is participerend en kwalitatief; bestaande uit observaties en semi-gestructureerde interviews om mijn hoofdvraag - hoe produceren en waarderen journalisten bij de Correspondent ‘objectieve’ journalistieke producten en hoe speelt het waarborgen van ‘objectiviteit’ een rol bij de positionering van de

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding

1.1 Definitie van nieuws & waarheid in maatschappelijke context 1.2 Een veranderend medialandschap

2. Theoretisch kader

2.1 Bourdieu: veldtheorie & symbolisch kapitaal

2.2 Broersma e.a.: performativiteit & transformatieve journalistiek

3. Methodologie

3.1 Researchdesign 3.2 Dataverzameling

4. Analyse

4.1 Productie & waardering objectiviteit • Objectiviteit als methode • Objectiviteit als ideologie 4.2 Positionering in journalistieke veld

Symbolisch kapitaal & de Correspondent Performativiteit & de Correspondent

5. Conclusie

5.1 De waardering & productie van ‘objectiviteit’

5.2 De positionering van de Correspondent in het journalistieke veld 5.3 Reflectie & discussie

(3)

1. Inleiding

1.1 Definitie van nieuws & waarheid in maatschappelijke context

De journalist wordt in onze samenleving vaak gezien als een waarheidsvinder. De stukken die een journalist produceert worden door zijn publiek voor ‘waarheid’

aangenomen en zijn sociale rol wordt vaak gecategoriseerd als die van de waakhond van het publieke belang, die instanties en personen in posities van autoriteit controleert door ‘de waarheid’ te ontdekken en aan het publiek te onthullen. Hij is in staat om dit alles te doen door de professionele gedragscodes van zijn beroepsgroep te volgen die op hun beurt vorm gegeven worden door een ideologische norm van ‘objectiviteit’ (Broersma, 2010b). Dit is het ideaalbeeld van de journalist die door de beroepsgroep en haar publiek in stand wordt gehouden. Dat dit ideaalbeeld prevaleert bij in ieder geval de

beroepsgroep zelf wordt duidelijk als we definiëren wat een journalistieke tekst precies is. Een journalistieke tekst is: “Any authored text, in written, audio or visual form, which

claims to be a truthful statement about, or record of, some hitherto unknown feature of

the actual, social world” (McNair 1998). Deze definitie van McNair verheldert het belang van ‘waarheid’ voor de uitvoering van journalistiek werk, maar verduidelijkt ook meteen het probleem: we hebben het niet over ‘dé waarheid’, maar een claim tot waarheid over

een voorheen onbekend iets in de ‘eigenlijke’ (of; ‘echte’) samenleving.

Het kenmerkende van een ideaalbeeld is dat het gegeven beeld bijna altijd in minieme mate correspondeert met de werkelijkheid. In 2006 publiceerde Joris Luyendijk het boek Het zijn net mensen, waarin hij de berichtgeving van journalisten in het Midden-Oosten onderzoekt en laat zien dat de stukken die zij produceren geen feitelijke representaties van de werkelijkheid zijn, maar specifieke interpretaties van de werkelijkheid naar gelang de methoden, bronnen en normen (zowel ethisch als professioneel) van de journalist zelf. Luyendijk vertelt zijn lezers dat de status van de journalist als waarheidsvinder gebaseerd is op een onmogelijk idee: het idee van een absolute, verifieerbare ‘waarheid’.

(4)

De conclusies van Luyendijk zijn niet nieuw; er zijn talloze voorbeelden te bedenken waarin verhalen in de media niet of half waar bleken te zijn. Het meest recente

voorbeeld is het geval van journalist Perdiep Ramesar. In november vorig jaar kondigde zijn toenmalige werkgever Trouw aan een feitenonderzoek naar 1100 verhalen van Ramesar te starten. Op basis van dit onderzoek werden 126 verhalen van Ramesar ingetrokken wegens niet te verifiëren bronnen en werd hij op staande voet ontslagen. Ramesar erkende bronnen te hebben verzonnen en ook een andere voormalige werkgever - Algemeen Dagblad - trok hierop een aantal artikelen van de auteur terug. Ramesar is niet de eerste journalist die toegeeft bronnen te hebben verzonnen en zal ook niet de laatste zijn. Ondanks de publicaties van wetenschappers en journalisten over de onmogelijkheid van een feitelijk juiste weergave van de werkelijkheid door

journalistieke media en breed uitgemeten mediaschandalen zoals die van Ramesar (of in de academische gemeenschap Diederik Stapel) blijft bij het grote publiek en de

beroepsgroep zelf de norm bestaan dat ‘objectiviteit’ mogelijk is en leidend moet zijn bij de productie van journalistiek werk. In het geval van Ramesar en Stapel hebben we het over keiharde fraude, maar de fundamentele vraag naar wat ‘waarheid’ is, hoe dat geproduceerd wordt - en tot uitdrukking gebracht wordt in het publieke discours en ideeën als een ‘politiek van de waarheid’ - bestaat al veel langer (Foucault, 1997). De norm van ‘objectiviteit’ die bij de journalistieke beroepsgroep als kwaliteitsnorm en professionele gedragscode wordt gezien, ontwikkelde zich in de Amerikaanse

journalistiek aan het eind van de 19e eeuw en werd algemeen gedragen door de

beroepsgroep in 1920. De norm breidde zich daarna uit naar Europa, nadat routines en conventies voor de beroepspraktijk internationaal wijdverbreid gedeeld werden na de Tweede Wereldoorlog, door toenemende internationale samenwerking en

handelsverdragen. De kenmerkende en professionele taak van de journalist was toen al het vinden van de ‘waarheid’ en de norm van ‘objectiviteit’ werd de ideologische basis van discursieve strategieën in de journalistiek (Broersma, 2010b). Ook de kritiek op en erkenning van de onmogelijkheid van deze norm van ‘objectiviteit’ is niet nieuw,

(5)

perskritiek waarin het concept van ‘waarheid’ als primaire doel van de journalistieke praktijk bekritiseerd werd ten faveure van het begrip ‘waarachtigheid’ (Van der Wurff & Schönbach, 2011).

1.2 Een veranderend medialandschap

Ondanks een lange geschiedenis aan perskritiek, ontelbare media schandalen over ‘frauduleuze’ journalisten en een algemene erkenning van zowel beroepsgroep als publiek dat de representatie van ‘de waarheid’ door journalistieke media onmogelijk is, lijkt het “Anglo-American paradigm” (Broersma, 2010b) van de ‘objectiviteit’ niet veel grond te hebben verloren. ‘Objectiviteit’ is nog steeds een verwachting van het publiek en een professionele norm voor journalisten. De kritiek van auteurs zoals Luyendijk of Rens Vliegenthart - die in zijn boek U kletst uit uw Nek (2010) de wederzijdse

beïnvloeding tussen politiek en parlementaire media liet zien - duidt echter wel op een publiek debat over de relatie van media tot haar bronnen en de waarde van en

mogelijkheid tot ‘objectiviteit’ in een veranderend medialandschap. Dit debat reikt verder dan alleen onze land grenzen, waar publicaties als Flat Earth News (2011) van Nick Davies van getuigen en waarin de auteur de notie van ‘objectiviteit’ aanvalt en als onmogelijk verklaart door een gebrek aan tijd en de invloed van persbureaus op het werk van journalisten. Zijn constateringen met betrekking tot het gebrek aan tijd van journalisten om artikelen te produceren en het verlies aan ‘objectiviteit’ door de invloed van pers bureaus en persberichten van PR-afdelingen, wordt ondersteund door

wetenschappelijk onderzoek (Van der Wurff & Schönbach, 2011).

Dat het medialandschap verandert valt te begrijpen door technologische ontwikkelingen en nieuwe media technieken - zoals de opkomst van het internet en sociale media - in ogenschouw te nemen. Traditionele media zoals dagbladen, kranten en tijdschriften zien hun oplages mede hierdoor dalen wat tot gevolg heeft dat adverteerders zich terug trekken (CBS, 2009). Dalende oplages en inkomsten worden vaak gezien als de oorzaak van een toenemende commercialisering (immers: minder inkomsten uit journalistiek werk door een verminderde vraag leidt tot meer invloed van adverteerders om aan

(6)

inkomsten te komen) en als uitleg gegeven voor een minder sterke naleving van professionele normen (zoals die van ‘objectiviteit’) (ibid.:, 2011).

Het zijn echter niet alleen ontwikkelingen binnen het journalistieke veld die voor een veranderend medialandschap zorgen. De professionalisering van andere

beroepsgroepen - zoals de communicatiesector - zorgt ervoor dat journalisten en de norm van ‘objectiviteit’ die zij in hun werk hanteren onder druk staan. Momenteel zijn er tien keer zoveel mensen aan het werk in de communicatiesector dan in de journalistiek en het aantal afgestudeerden van communicatie opleidingen overtreft het aantal

afgestudeerde journalistiek studenten (Prenger, Van Valk, Van Vree en Wal, 2011). Journalisten zijn afhankelijk van hun bronnen voor informatie, maar als die bronnen voor een aanzienlijk gedeelte bestaan uit geprofessionaliseerde persvoorlichters en spin

doctors levert dat problemen op voor het nastreven en produceren van ‘objectiviteit’ in

journalistieke producties.

De journalistiek - zowel in Nederland als het buitenland - maakt een turbulente tijd door, waarin de kern van wat begrepen wordt als ‘goede’ journalistiek (i.e. het concept

’objectiviteit’ in haar functie als professionele gedragsnorm) bevraagd wordt. De perskritiek van auteurs als Luyendijk en Davies en media schandalen zoals die van Ramesar wijzen daarop. De ontwikkelingen beperken zich echter niet alleen tot het publieke debat, ook al heeft dit debat een impuls gegeven aan academisch onderzoek naar de invloed van andere beroepsgroepen - zoals die van de communicatiesector - op het uitoefenen van ‘objectieve’ journalistiek (Van de Beek, 2013). Ook het

medialandschap zelf veranderd door de opkomst van nieuwe technologieën en media technieken, waardoor traditionele media hun oplagen en inkomsten zien dalen (CBS, 2009) en er door de beroepsgroep naar nieuwe manieren wordt gezocht om haar publiek te bereiken. Deze ontwikkelingen en veranderingen met betrekking tot wat er verwacht wordt van journalistieke producties stelt de kernwaarden van het

journalistieke beroep (‘objectiviteit’ en ‘waarheidsvinding’) publiekelijk en academisch ter discussie. Er zijn auteurs die zelfs spreken van een “[...] Umwertung aller Werte die

(7)

wellicht alleen te vergelijken is met de revolutionaire transformatie van een elitaire pers tot media voor de brede massa in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw” (Broersma, 2010a). In het kader van al deze ontwikkelingen is de productie van

‘waarheid’ (of: ‘objectieve’ stukken die ‘de waarheid’ zo goed mogelijk benaderen) door journalisten en hun positionering als kwaliteitsmedia in het hedendaagse

medialandschap een relevant fenomeen om te onderzoeken. De hoofdvraag van deze scriptie luidt dan ook: hoe produceren en waarderen journalisten van de

Correspondent ‘objectieve’ journalistieke producten en hoe speelt het waarborgen

van ‘objectiviteit’ een rol bij de positionering van de Correspondent als kwaliteitsmedium in het journalistieke veld?

(8)

2. Theoretisch kader

2.1 Bourdieu: veldtheorie & symbolisch kapitaal

Het is allereerst belangrijk de begrippen in mijn hoofdvraag toe te lichten. Leidend hierbij is de veldtheorie van Bourdieu. Bourdieu schrijft dat de samenleving bestaat uit min of meer autonome velden, zoals het politieke, het maatschappelijke, het literaire en het wetenschappelijke. Deze velden worden gedefinieerd door hun relatie van

wederzijdse afhankelijkheid tot elkaar (producties in het wetenschappelijke veld

kunnen gevolgen hebben voor politieke besluitvorming en omgekeerd). Elk veld is op de een of andere manier dus afhankelijk van het andere veld, maar streeft tegelijkertijd naar een bepaalde mate van autonomie. Dit maakt de relatie tussen de velden

dynamisch; het zijn relaties die continue in beweging zijn. Bourdieu drukt die dynamiek uit door twee polen voor elk veld te beschrijven: een heteronome pool en een autonome pool. De heteronome pool geeft uitdrukking aan de idee dat elk veld informatie verwerft vanuit andere velden en daar tot op zekere hoogte afhankelijk van is. De autonome pool geeft uitdrukking aan het omgekeerde: de mate waarin een veld unieke informatie produceert. Bourdieu noemt dit soort informatie kapitaal, dat zowel cultureel,

economisch, sociaal en symbolisch kan zijn (of een combinatie hiervan) (Bourdieu, 1991, 1993). Met Bourdieu’s veldtheorie kunnen we ‘de journalistiek’ begrijpen als het

journalistieke veld.

Het journalistieke veld centreert zich in grote mate rondom de heteronome pool, omdat zij geen unieke kennis produceert. Voor haar informatie is ze immers afhankelijk van bronnen uit andere velden (Broersma, 2010a). Op die manier kunnen andere

beroepsgroepen - zoals de communicatiesector - invloed uitoefenen op de inhoud van journalistieke producties, aangezien zij kennis bezitten die de journalist nodig heeft voor de productie van zijn werk. Dat betekent echter niet dat het journalistieke veld geen autonome pool kent, zoals duidelijk gemaakt wordt door de norm van ‘objectiviteit’ waarvan het belang voor publiek en beroepsgroep eerder al besproken werd. Die norm is onderdeel van: “een eigen inherente logica; een set regels waaraan de actoren binnen

(9)

het veld, zoals mediaorganisaties en individuele journalisten, zich dienen te houden en die de journalistieke werkwijze structureren” (ibid.; 2010a). Het maakt deel uit - in Bourdieu’s terminologie - van de doxa van het journalistieke veld (ibid.; 2010a). De veldtheorie van Bourdieu leent zich uitstekend om de inherente veranderingen binnen een veld te analyseren, doordat het mogelijk wordt de journalistiek als veld te zien waarin verschillende actoren (journalisten, mediabedrijven, et cetera.) zich tot elkaar verhouden om zoveel mogelijk gezag te verwerven. Het verwerven van gezag binnen een veld valt - in Bourdieu’s termen - het best te begrijpen als het verwerven van symbolisch kapitaal. Volgens Bourdieu is symbolisch kapitaal: “[...] a credit; it is the power granted to those who have obtained sufficient recognition to be in a position to impose recognition” (Bourdieu, 1989).

Trends in het journalistiek veld zoals de economische neerwaartse beweging en de opkomst van nieuwe media (bijvoorbeeld op internet (CBS, 2009)) wijzen op een structurele herpositionering van traditionele media (Broersma, 2010a). Mijn aandacht gaat in deze context uit naar de opkomst van nieuwe kwaliteitsmedia in het

journalistieke veld, die met nieuwe mediatechnologieën- en technieken (zoals het gebruik van een platform op het internet in plaats van drukwerk, het gebruik van crowdsourcing en de vorm en stijl van hun artikelen) symbolisch kapitaal verwerven in het journalistieke veld. Dit symbolische kapitaal draagt bij aan het verwerven van gezag, geeft de mogelijkheid zichzelf te positioneren als kwaliteitsmedium én legitimeert die positie in het journalistieke veld.

Het verwerven van een positie in het journalistieke veld is niet een statisch iets, aangezien er continue een strijd om de macht plaats vind die in grote mate bepaald wordt door de pogingen van actoren om een positie van gezag in te nemen binnen het veld (Broersma, 2010a). Deze dynamiek speelt zich met name af rondom de autonome pool van het journalistieke veld en wordt gedicteerd door de interne logica van het veld. De norm van ‘objectiviteit’ maakt deel uit van de interne logica van het journalistieke

(10)

veld, in het bijzonder voor de media die als kwaliteitsmedia worden gezien. Het is daarom zaak te begrijpen hoe journalisten artikelen produceren die beantwoorden aan de norm van ‘objectiviteit’ die belangrijk is voor de positionering van een mediabedrijf als kwaliteitsmedium in het journalistieke veld.

2.1 Broersma e.a.: performativiteit & transformatieve journalistiek

Om te begrijpen hoe journalisten ‘objectief’ artikelen produceren is het allereerst

belangrijk te definiëren wat de opstelsom van die artikelen - ‘het nieuws’ - precies is. De definitie van nieuws die ik hier gebruik is dat nieuws een sociale constructie is die gestalte geeft aan de werkelijkheid. Gebeurtenissen en feiten krijgen pas betekenis als journalisten besluiten dat ze nieuws waardig zijn aan de hand van een set cultureel en ideologisch bepaalde criteria. Aan de hand van deze criteria worden artikelen

geproduceerd die door het publiek en de beroepsgroep als ‘objectief’ en ‘waar’ worden aangenomen, totdat de omstandigheden in het journalistieke veld of de maatschappij veranderen en een andere ‘waarheid’ prevaleert (Broersma, 2010b). Nieuws geeft dus gestalte aan de werkelijkheid en wat ‘waarheid’ is, maar is ook het product van de professionele praktijk en bureaucratische organisatie van journalisten (McNair, 1998). ‘Nieuws’ moet in deze context niet alleen begrepen worden als de directe verslaggeving van wat er gebeurt in de wereld, maar breder: het betreft ook de reflectie van

journalisten op het nieuws (voor analyse en duiding), zoals we dat bij kwaliteitsmedia zien.

Ik heb eerder beschreven hoe de norm van ‘objectiviteit’ door perskritiek, mediaschandalen en veranderingen in het journalistieke veld voor publiek en

beroepsgroep ontmanteld is, maar nog steeds prevaleert bij beide met betrekking tot de beoordeling van een kwalitatief ‘goed’ journalistiek product. Perscritici wijzen op het gemanipuleerde beeld van de werkelijkheid dat ontstaat door het discours dat

journalistieke producten produceren. Dit discours wordt vaak begrepen als een mimesis van de werkelijkheid, maar als we willen begrijpen hoe journalisten artikelen

(11)

produceren is het belangrijk dit discours niet als mimetisch, maar als performatief te zien. Het discours is dan per definitie niet een die de werkelijkheid weerspiegelt, maar een discours dat haar publiek ervan probeert te overtuigen dat haar interpretatie ‘de waarheid’ is (tot er zich een nieuwe, ‘betere’ waarheid aandient). Hierdoor heeft het performatieve discours (de optelsom van journalistieke producten in een bepaalde context) de functie haar publiek te overtuigen van haar waarheid en ‘objectiviteit’, maar heeft het tegelijkertijd de functie dat het ‘waarheid’ produceert. Dat betekent dat een journalistiek artikel tegelijkertijd fenomenen kan beschrijven én produceren, omdat de tekstuele interpretatie van de werkelijkheid voor waar wordt aangenomen, doordat een autoriteit (de journalist of het medium) zegt dat het waar is (ibid:. 2010b).

Deze claim tot waarheid wordt geïnspireerd en geleidt door de ideologische norm van ‘objectiviteit’ die de journalistiek kenmerkt sinds de 20ste eeuw. Deze norm produceert de discursieve strategieën die de journalist hanteert om de claim tot waarheid in zijn artikelen te ondersteunen. De inhoud van een artikel is uniek, maar de vorm en stijl die gehanteerd worden zijn discursieve strategieën die refereren aan bredere culturele discoursen en algemeen geaccepteerde conventies (zoals de norm van ‘objectiviteit’) en werkwijzen (zoals ‘hoor-en-wederhoor’) (ibid:.2010b). Deze discursieve strategieën kunnen worden onderzocht door journalistieke producten te analyseren op de vorm en stijl die kenmerkend zijn voor het produceren van kwalitatief ‘goede’ (lees: ‘objectieve’) producten.

De beantwoording van de hoofdvraag valt theoretisch gezien uiteen in twee delen: de wijze waarop een nieuw medium zich in het journalistieke veld positioneert als kwaliteitsmedium kan onderzocht worden aan de hand van Bourdieu’s veldtheorie. Hierdoor wordt het mogelijk een case te nemen waarin de betrokken actoren zich verhouden tot de andere spelers in het journalistieke veld (bijvoorbeeld traditionele media) om een bepaalde mate van legitimiteit en gezag of kapitaal te verwerven. Door de positionering van het medium in het journalistieke veld te onderzoeken kan er aandacht besteed worden aan de manier waarop die positionering - als

(12)

kwaliteitsmedium - bepaald wordt. Door het discours - geproduceerd door

journalistieke artikelen - in een bepaalde context te begrijpen als een performatief discours met als belangrijkste functies het overtuigen van haar publiek en de productie van waarheid, kunnen journalistieke producten geanalyseerd worden op de vorm en stijl die de norm van ‘objectiviteit’ bevestigen en versterken. Deze theoretische aanpak geeft gelegenheid tot de analyse van de positionering van een medium binnen het journalistieke veld aan de hand van observaties op een redactie en tot het interviewen van de auteurs van journalistieke producten die de norm van ‘objectiviteit’ uitdragen en produceren.

(13)

3. Methodologie

Deze scriptie is participerend en kwalitatief; bestaande uit observaties en

semi-gestructureerde interviews om mijn hoofdvraag te beantwoorden. Voor mijn veldwerk heb ik drie belangrijke methodologische keuzes gemaakt: ik heb gekozen voor een casestudy als researchdesign, het verzamelen van observaties en het afnemen van interviews bij wijze van dataverzameling.

3.1 Researchdesign

Een casestudy is een intensieve en gedetailleerde studie van een organisatie of een gemeenschap. Het wordt vaak geassocieerd met kwalitatief onderzoek en bekende methodes zijn participerende observatie en het afnemen van ongestructureerde interviews (Bryman, 2012). De Correspondent is geschikt als een casestudy, omdat de organisatie overzichtelijk is door haar grootte. Door te kiezen voor een casestudy is het mogelijk om te bestuderen hoe een professionele gedragsnorm besproken en ‘nageleefd’ wordt en in hoeverre er waarde wordt toegekend aan de norm van objectiviteit in deze specifieke organisatie. Er zijn verder een aantal elementen die de Correspondent

interessant maakt als casestudy in verhouding tot andere journalistieke media: het online karakter, de manier van ontstaan (crowdfunding en daardoor geen adverteerders) en de ideologische drijfveer om een ander soort journalistiek aan te bieden (‘voorbij de waan van de dag’ en ‘het bieden van context, in plaats van het laatste nieuws’ zijn typische leuzen van de Correspondent die passen bij die ideologische drijfveer). Deze elementen zijn relatief nieuw en onderscheiden de Correspondent van andere media, waardoor een casestudy als researchdesign geschikt is. Doordat ik me focus op de elementen van de Correspondent die verschillen van traditionele media valt mijn casestudy te typeren als ‘the extreme or unique case’ (ibid.: 2012).

Een casestudy legt vaak de nadruk op een intensieve studie van de setting van een locatie, gemeenschap of organisatie (ibid.: 2012). Om de Correspondent gedetailleerd te kunnen

(14)

onderzoeken bestaat mijn casestudy uit observaties van de redactie en een

redactievergadering en uit zes interviews, afgenomen met mensen die in verschillende functies werkzaam zijn voor de Correspondent. Verder heb ik aandacht besteedt aan het online platform zelf. Ik heb daarbij voornamelijk aandacht besteedt aan hoe de

Correspondent zichzelf presenteert aan de hand van een aantal designkeuzes (zoals de

profilering van haar auteurs) en andere stijlvormen, zoals de manier waarop artikelen beschikbaar zijn. Mijn casestudy heeft een idiografische aanpak, omdat ik me in het bijzonder richt op de kenmerken die de Correspondent uniek maken in verhouding tot traditionele media in het journalistieke veld. Mijn strategie bij het verzamelen van data om een casestudy van de Correspondent op te bouwen is kwalitatief. Dit heeft tot gevolg dat de relatie tussen mijn theorie en data inductief is. Het gegeven dat ik een casestudy heb gekozen als researchdesign, heeft gevolgen voor de externe validiteit van mijn onderzoek. Het is op basis van deze casestudy niet mogelijk om algemene uitspraken te doen over de media in Nederland in het algemeen, maar het stelt me wel in staat de unieke kenmerken van een relatief nieuw fenomeen (online media en online journalistiek) te analyseren in verhouding tot traditionele media.

De belangrijkste theoretische concepten die ik gebruik om mijn casestudy te analyseren zijn symbolisch kapitaal en de veldtheorie van Bourdieu. Aan het werk van Broersma ontleen ik verder het concept van de performativiteit van discours. Deze theoretische concepten stellen me in staat mijn casestudy op een manier te operationaliseren die de benantwoording van mijn hoofdvraag mogelijk maakt.

3.2 Dataverzameling

Voor de verzameling van observaties heb ik gebruik gemaakt van ‘jotted notes’ en ‘full field notes’: respectievelijk korte notities over dingen die plaatsvinden tijdens een

redactievergadering die latere uitwerking behoeven en gedetailleerde notities, waarbij ik zoveel mogelijk heb opgeschreven over wat ik zag en hoorde tijdens een

redactievergadering (Bryman, 2012). De redactievergadering die ik bij mocht wonen bestond uit een aantal delen die ik in een gedetailleerde notitie (op basis van mijn ‘jotted

(15)

notes’ en waarnemingen) heb uitgewerkt. Het betrof onder andere een performatief element (in welke setting en met welke methoden onderwerpen werden besproken), maar ook een element dat gericht was op het toekennen van waarde aan bepaalde onderwerpen.

Het tweede deel van mijn veldwerk bestond uit het afnemen van interviews. Het eerste interview heb ik afgenomen direct na de redactie vergadering. Voor het interview had ik een lijst vragen voorbereid als leidraad. Ik wilde echter niet teveel op slechts die vragen vertrouwen; ik wilde ervoor zorgen dat er een informeel gesprek ontstond waarbij we konden bespreken wat relevant was voor mijn onderzoek, maar niet te rigide een vragenlijst gingen afwerken. Het kortste interview duurde 45 minuten en het langste interview duurde iets meer dan twee uur. De zes interviews zijn allemaal lange gesprekken waarbij het onderwerp van mijn scriptie - de productie en waarde van ‘objectiviteit’ - ruim aan bod komt. De selectie van respondenten is relevant voor mijn onderzoek: ik heb de hoofdredacteur en eindredacteur geïnterviewd, een van de vormgevers (en lid van bestuur) van het online platform en drie correspondenten die over verschillende onderwerpen schrijven. Voor al deze mensen is het concept van ‘objectiviteit’ tot op zekere hoogte relevant. Voor de hoofdredacteur is het onderdeel van ideologische overwegingen over de koers van ‘zijn’ medium, voor de eindredacteur is het in de praktijk van belang (hij leest en redigeert immers alle geschreven stukken, op basis van oa. feitelijkheid) en voor de vormgever is het van belang met betrekking tot de online presentatie van het medium als een kwalitatief ‘goed’ journalistiek platform. De drie correspondenten verschaffen verder inzicht over de functie en waarde van

‘objectiviteit’ in hun dagelijkse praktijk en met betrekking tot het soort stukken dat ze schrijven. Ik heb ervoor gekozen de namen van mijn respondenten niet in de analyse te zetten, aangezien er hier en daar wordt ingegaan op vorige werkgevers en andere media. Elke Correspondent heeft daarom een letter gekregen van A tot F, wat zorgt voor de volgende opmaak: Correspondent A. zegt: “…” . Als de Correspondent schuin gedrukt staat refereer ik aan het medium.

(16)

4. Analyse

4.1 De productie en waardering van objectiviteit

Mijn analyse begint met het beantwoorden van het eerste deel van mijn hoofdvraag: hoe

produceren en waarderen journalisten bij de Correspondent ‘objectieve’

journalistieke producten? Om deze vraag te beantwoorden heb ik besloten op basis van

mijn data een analytisch onderscheid te maken tussen ‘objectiviteit’ als methode en ‘objectiviteit’ als ideologie. De eerste houdt zich meer bezig met de productie van

‘objectiviteit’, als we dat concept begrijpen als een methode van de journalist om zijn werk goed te doen. Het ideologische aspect van ‘objectiviteit’ richt zich meer op de functie en het belang van journalistieke producties in een maatschappelijke context. Hieronder laat ik zien - aan de hand van citaten uit mijn interviews en mijn observaties op de redactie - hoe ‘objectiviteit’ gehanteerd en gewaardeerd wordt als methode. In de daarop volgende paragraaf laat ik zien hoe ‘objectiviteit’ als een ideologische norm wordt besproken en begrepen door de redactieleden van de Correspondent.

4.1.1 Objectiviteit als methode

Op de redactie van de Correspondent wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het concept van ‘objectiviteit’ als methode en het nut van ‘objectiviteit’ als ideologische norm. De volgende observatie van een redactievergadering maakt dit onderscheid duidelijk: Nadat iedereen plaats had genomen introduceerde ik mezelf als een student van de UvA die zijn scriptie schreef over de waarde en productie van ‘objectiviteit’. Meteen na het uitspreken van deze woorden - en ook bij het ontmoeten van Rob Wijnberg eerder die dag - lokte dat een reactie uit van de redactie. Zeker twee mensen lieten weten ‘niet objectief, maar activistisch’ te zijn. Deze uitspraak werd bevestigd met het aanhalen van een gepland dossier over ‘de grootste roof in de Nederlandse geschiedenis’ -, de kwestie aangaande woekerpolissen en corrupte verzekeraars en banken. Dit moest niet alleen een dossier worden, er was ook al een actie gaande op de Correspondent: de ‘Ik Stap Over Van Bank Week’. Deze oproep tot actie - het overstappen van banken om de ‘financiële sector samen iets beter te maken’ - werd gepost op het online platform en op facebook. Het aanmelden voor de actie verloopt volgens de laatste website en kent inmiddels meer dan 1800 ‘aanwezigen’ ofwel; mensen die de actie ondersteunen en mee gaan doen met het wisselen

(17)

van bank. Vervolgens vertelde een redacteur een persoonlijk verhaal over zijn vader en hoe moeilijk het was om een geschikt verzorgingstehuis voor hem te vinden en voor zijn vrouw om mantelzorg te verlenen. Hier werd gesuggereerd dat: “een persoonlijk verhaal is het meest indringend”. Dit lokte een enigszins schampere reactie van de hoofdredacteur uit: “maar dat is niet objectief”, met een glimlach richting mij. Een opmerking die ironisch gebracht werd: objectiviteit was duidelijk niet het doel hier.

Uit deze observatie komt scherp naar voren hoe objectiviteit wordt besproken op de redactie van de Correspondent. Het is overduidelijk niet een paradigma zoals we dat bij traditionele journalistieke media zien. De journalistieke producties van de Correspondent houden zich maar in beperkte mate bezig met 'objectiviteit' als journalistiek einddoel. Het belang van een actief lezerspubliek en een actieve maatschappelijke reactie wordt

belangrijker geacht dan de 'objectiviteit' van een stuk, sterker nog; daar wordt nogal schamper over gedaan. Dat ‘objectiviteit’ op de redactie van de Correspondent geen einddoel op zichzelf is, betekent echter niet dat ‘objectiviteit’ niet als methode wordt gewaardeerd. Dat blijkt onder andere uit een gesprek dat ik voerde met Correspondent A. over het belang van ‘objectiviteit’ voor de journalistiek en de vraag of je wel ‘objectief’ kunt zijn:

Moeilijk, moeilijk man. De reden dat ik bij de Correspondent ben gaan werken is omdat ik heel erg geloof dat journalisten bepaalde keuzes maken. Door bepaalde mensen te interviewen en door dingen op een bepaalde manier op te schrijven. Dus ik geloof dat er altijd een richting zit in een verhaal. Maar ik denk wel dat verhalen, of journalistiek onderzoek, nieuwe waarheden aan het licht kunnen brengen. Dus in die zin dat er wel uitsluitsel kan komen over bepaalde onderwerpen. En ik denk wel dat er een goede manier is om daar toe te komen, namelijk; heel veel onderzoek, veel dingen checken, iedereen spreken, hoor en wederhoor, dat soort dingen.

Deze Correspondent begint zijn antwoord op mijn vraag met een erkenning van het

gegeven dat het concept ‘objectiviteit’ problematisch is, omdat journalisten altijd bepaalde keuzes maken met betrekking tot het soort verhaal dat ze schrijven en de invalshoek die ze daartoe gebruiken. Hij wijst er echter op dat - ook al is het concept op zichzelf

problematisch - er een veelheid aan methoden bestaat om toch uit te komen bij een verhaal dat ‘objectiviteit’ op zijn minst benaderd en ‘nieuwe waarheden aan het licht’ laat

(18)

komen. Er bestaat volgens hem een duidelijk verschil tussen objectiviteit als einddoel van een journalistieke productie - dat omschrijft hij als ‘moeilijk’, vanwege zijn geloof dat er altijd een richting in een verhaal zit - en ‘objectiviteit’ als methode. In de praktijk betekent dat een aantal dingen; onderzoek, feiten checken en zorgen voor een bepaalde mate van diversiteit met betrekking tot de mensen die je spreekt (hoor en wederhoor).

Dat sentiment - dat ‘objectiviteit’ waardevol is als methode, maar geen einddoel hoeft te zijn - kwam ik ook tegen bij de andere Correspondenten die ik heb gesproken.

Correspondent B. drukte het als volgt uit:

Dat waarheid niet meer met een hoofdletter hoeft te worden geschreven, betekent niet dat je waarheid niet op allerlei manieren kunt construeren. En dat daar ook waarde aan zit. Geloofwaardigheid heeft te maken met dat je wel bepaalde uitgangspunten hanteert die mensen delen. Ik kan niet beweren: 'pluto ligt minder ver van de aarde af dan mars'. Dat is niet zo.

Hier wordt de nadruk gelegd op de constructie van een gedeelde vorm van ‘waarheid’, die gemeten kan worden aan de gedeelde parameters van een bepaalde groep mensen (pluto is minder ver dan de aarde dan mars). Later komt Correspondent B. terug op hoe je dat dan doet; de waarheid construeren:

[...] het is een beetje een postmodern beeld van de mens, is dat: ja, een journalist heeft als baan, of als beroep, van je hebt een thema en daar zoek je uit hoe de dingen in elkaar steken. Je probeert

geloofwaardig van ongeloofwaardig te onderscheiden. Je probeert te kijken; wat zijn nou precies de feiten in dit onderwerp, wat is aantoonbaar onjuist, et cetera, et cetera, maar dit proces volstrekt zich altijd met het besef: je weet altijd minder, je weet meer dingen niet dan wel.

Ook hieruit blijkt dat ‘objectiviteit’ als methode waardevol is, omdat er sterk de nadruk gelegd wordt op uitvinden wat ‘juist’ is en wat ‘onjuist’ is. De correspondent erkent aan de ene kant dat het concept van ‘de waarheid’ niet meer zo belangrijk is als het ooit was, maar dat het wel belangrijk is een bepaalde geloofwaardigheid na te streven om een ‘waarheid’ - naast wellicht vele andere - te construeren. ‘Objectiviteit’ is hier - net als al eerder door de andere Correspondent werd aangegeven - een methode die bestaat uit onderzoek doen; het checken van de feiten, veel lezen, et cetera. Beide Correspondenten

(19)

maken hier duidelijk dat ‘objectiviteit’ als methode zinvol is om nieuwe waarheden te

construeren. Zij erkennen dat ‘dé waarheid’ of ‘objectiviteit’ niet echt bestaat, maar

benadrukken dat het net zo waardevol is om een bepaald soort ‘waarheid’ te construeren aan de hand van de beschikbare kennis over een bepaald onderwerp. Hierin verschilt de

Correspondent weinig van andere traditionele media; ze gebruiken immers methoden die

binnen de journalistiek als ‘klassiek’ te boek staan, zoals bijvoorbeeld het principe van hoor-en-wederhoor. Het verschil is echter dat het concept ‘objectiviteit’ zich bij de

Correspondent beperkt tot hun methodologie en dat het geen einddoel op zichzelf is. Het

belang van dit verschil zal ik inzichtelijk proberen te maken in de volgende paragraaf. 4.1.2 Objectiviteit als ideologische norm

Hoewel het belang van ‘objectiviteit’ als methode bij de Correspondent gewaardeerd en toegepast wordt, is dat niet het geval als we ‘objectiviteit’ als ideologische norm en

paradigma van de journalistiek begrijpen. Het belang van deze norm heeft - zoals ik eerder kort heb beschreven - bij de traditionele media nog niet aan veel betekenis ingeboet. Bij de

Correspondent denken ze daar echter heel anders over, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de

volgende opmerking van Correspondent C., als hij vertelt over hoe hij zijn stukken schrijft bij de Correspondent in verhouding tot wat hij ziet als traditionele media:

Meestal is het gewoon dat ik iets lees of op tv zie en denk: ‘wat een onzin’ en dan werkt het ‘t best, als je dan gaat schrijven. Dat is overduidelijk geboren uit mijn eigen gevoel over wat waardevol is. Maar ja, kijk, en dat is ook bij de NOS zo, denk ik, dat zij een gevoel hebben van wat belangrijk is. Dat is niet door God gegeven ofzo. Dat wat belangrijk is, dat dat ergens in de wereld bestaat. Dat maakt iemand ook gewoon, die verzint wat belangrijk is en wat niet belangrijk is. En je gaat mij niet vertellen dat daar geen waardes aan te pas komen, omdat die mensen als een soort algorithme werken ofzo, en dan objectief - whatever the fuck dat mag zijn - gaan beslissen wat nieuws is en wat niet nieuws is.

Dit fragment geeft allereerst inzicht in de keuzes die vooraf gaan aan het schrijven van een stuk voor de Correspondent. Het is voor deze Correspondent belangrijk dat hij op de een of andere manier geraakt wordt door een gebeurtenis en daar vervolgens kritisch over wilt gaan schrijven. Hij geeft aan te schrijven vanuit zijn persoonlijke waardes en gevoelens

(20)

over wat belangrijk is en ontkent dat zoiets door iemand of iets anders dan zichzelf bepaald kan worden. In deze context is het begrip ‘objectiviteit’ voor hem irrelevant, sterker nog; hij weet niet eens wat dat zou betekenen. Het bepalen van wat nieuws is en wat belangrijk is, is voor hem subjectief en komt niet ‘van buiten’. Dat is een sentiment dat door veel mensen bij de Correspondent benadrukt werd, zoals ook blijkt uit het volgende fragment uit een gesprek met Correspondent B.:

Er is in mijn ogen een fundamentele misleiding, een misleidende gedachte die ten grondslag ligt aan het idee een journalist als het ware objectieve of neutrale informatie verschaft. Onder het motto: 'dit is het nieuws' of 'dit is hoe het in elkaar zit' enzovoort, dat is gewoon niet zo. Motivatie 1 is: wij geloven niet in objectiviteit.

Deze Correspondent maakt zijn gedachten over ‘objectiviteit’ heel expliciet: het is een fundamentele misleiding en we geloven niet in de ideologische norm van ‘objectiviteit’. De informatie die een journalist aan zijn lezers verschaft is in deze opvatting altijd subjectief. Het volledige concept van ‘objectiviteit’ als eindproduct van journalistiek werk wordt ontkent. Het mag weliswaar onderdeel zijn van je methodologie - om alle feiten goed op een rijtje te krijgen - maar dat wil dus niet zeggen dat de verzameling van het soort feiten en de keuzes die er worden gemaakt met betrekking tot de presentatie van die feiten in een lopend verhaal de ‘objectieve waarheid’ is. Dat roept snel de vraag op wat dan wel ‘waar’ is en wat de geloofwaardigheid van de stukken op de Correspondent is.

Correspondent B. legt dat als volgt uit:

Op het moment dat je zegt; er zijn heel veel verschillende waarheden en het hangt allemaal van de mens af wat je voor waar aan neemt, dan er is een manier om te ontsnappen aan het probleem dat niks waar is en dat is door te laten zien dat de auteur, in dit geval de journalist, de verantwoordelijkheid heeft op een transparante en eerlijke manier zijn waarheid te construeren en dat ook te vertellen, hoe hij dat doet.

Uit dit fragment blijkt dat - hoewel bijna alle Correspondenten die ik sprak aangaven ‘niet in objectiviteit te geloven’ - er wel degelijk een waarheid wordt geproduceerd. Het verschil met andere media is echter dat de Correspondent die waarheid niet presenteert als ‘dé waarheid’, maar als een waarheid met een subjectieve aard, die geconstrueerd is door de

(21)

auteur. Door de auteur op de voorgrond van het stuk te plaatsen en door hem inzichtelijk (‘transparent’) te laten zijn in zijn werkwijze lost de Correspondent meteen de legitimiteit kwestie op die ontstaat bij een dergelijk idee van ‘de waarheid’. De ‘waarheid’ die zij presenteren is er slechts een van de vele en door duidelijk te maken wie een bepaalde ‘waarheid’ heeft geconstrueerd en hoe dat in zijn werk is gegaan, komt de uiteindelijke beoordeling van die ‘waarheid’ bij het publiek te liggen, zonder dat de Correspondent hoeft te claimen dat wat zij publiceert de ‘volledige waarheid’ of het ‘objectieve verhaal’ is, dat uitlegt hoe iets ‘werkelijk’ in elkaar steekt.

De idee dat je door jezelf als auteur te positioneren in je stuk de geloofwaardigheid van je stukken waarborgt, zonder daarbij te claimen de ‘objectieve waarheid’ te presenteren, werd door Correspondent D. als volgt uitgedrukt:

Ik ben erg van het 'joris luyendijk principe'; dat je jezelf laat zien [...] dat je laat zien, dat jij - als journalist - door je aanwezigheid impact kan hebben op de situatie.

Ook deze Correspondent benadrukt het belang van de positionering van de auteur in een journalistieke productie, maar gaat zelfs nog een stapje verder: alleen al de aanwezigheid van een journalist in een bepaalde situatie verandert die situatie en het is belangrijk je daarvan bewust te zijn en dat aan te geven. Ze maakte dit duidelijk met een voorbeeld uit haar werk, toen ze een stuk schreef over Greenpeace:

Wat je nergens las, was dat greenpeace bestaat bij de gratie van media-aandacht. [...] op het moment dat jij als journalist daar media- aandacht aan gaat geven, dan vind ik dat dat op zijn minst ergens moet staan [...] op het moment dat je als journalist Greenpeace covert, werk je mee aan de mediastrategie van Greenpeace, daar heb ik op zich niks op tegen, maar dit was een manier om dat expliciet te maken. Dit fragment geeft een goed inzicht over de onzichtbare belangen van externe partijen die invloed kunnen hebben op het soort verhalen dat journalisten schrijven. Deze

Correspondent probeert daar mee om te gaan door duidelijk te laten zien waar ze haar verhaal vandaan haalt, hoe ze dat doet en dat zij ook maar verslag doet van een situatie en geen ‘waarheid’ presenteert. Ze erkent de belangen van Greenpeace, maar probeert te ontsnappen aan een verhaal dat naadloos in de mediastrategie van Greenpeace past door

(22)

haar subjectiviteit expliciet te maken: ze wordt als het ware onderdeel van het verhaal door haar positie en werkwijze kenbaar te maken.

De keuze van de Correspondent om haar subjectiviteit voor de lezers duidelijk te maken, zonder daarbij ‘objectiviteit’ als methode uit het oog te verliezen, onderscheidt haar van veel traditionele media. Dat verschil wordt door Correspondent B. op de volgende manier duidelijk gemaakt, in de context van de praktische implicaties van ‘objectiviteit’:

Dat is wat objectiviteit eigenlijk in de praktijk is. Namelijk, net als het nieuws wordt aangekondigd, dan zeggen ze altijd: "na de reclame, hét nieuws". Alsof het niet een door persoonlijke keuzes gedreven samenstelling is van de belangrijkste dingen die er op dat moment gebeuren. Terwijl je in de

werkelijkheid een miljoen verschillende soorten journaals kan samen stellen waar je allemaal van kunt betogen dat ze gaan over wat er op dat moment aan de hand is in de wereld. De suggestie is dat er maar een optie was.

Uit dit fragment blijkt dat het de samenstelling en de vorm van het nieuws is die als subjectief kan worden begrepen. De Correspondent kiest er in die context voor dat duidelijk te vermelden - door de auteurs op de voorgrond te plaatsen en expliciet te maken welke keuzes er gemaakt worden bij het produceren en publiceren van een stuk. Dat betekent echter niet dat de Correspondent bestaat uit dagboek verhalen, waarbij alleen de visie van de auteur telt. Het belang van ‘objectiviteit’ als methode wordt niet vergeten, het is de uiteindelijke presentatie van het journalistieke product die het verschil maakt, zoals dezelfde Correspondent uitlegt:

En wij verschillen niet van andere media in essentie, andere media maken keuzes over de parameters die zij hanteren - wat ze belangrijk vinden, wat ze als realiteit accepteren, wat ze de aandacht waard vinden en wat niet, etc. - dat doen wij niet anders. Alleen onze blik daarop is misschien anders, omdat wij zeggen: "dit is allemaal subjectief, dit zijn allemaal keuzes”. Je kunt hoogstens eerlijk zijn over waar die keuzes vandaan komen en wat je vooroordelen zijn en wat je aannames zijn en die dan expliciet maken.

In dit citaat vinden we nogmaals de bevestiging dat ‘objectiviteit’ als methode belangrijk is en dat de Correspondent niet een soort ‘meningen-journalistiek’ bedrijft. Het is echter de

(23)

ideologische norm - of pretentie - van ‘objectiviteit’ die kritisch benaderd wordt en waarin

de Correspondent zich onderscheidt van traditionele media. Met andere woorden: de Correspondent neemt actief stelling in tegen het paradigma van ‘objectiviteit’ in de

traditionele nieuwsmedia, door de subjectiviteit van haar producties te benadrukken, maar het belang van ‘objectiviteit’ voor de journalistieke werkwijze en praktijk niet uit het oog te verliezen.

4.2 Positionering in het journalistieke veld

In het voorgaande deel van mijn analyse heb ik geprobeerd het eerste deel van mijn hoofdvraag te beantwoorden door het proces van productie en waardering van

‘objectiviteit’ inzichtelijk te maken. In het volgende deel van mijn analyse hou ik me bezig met het tweede deel van mijn hoofdvraag: hoe speelt het waarborgen van ‘objectiviteit’

een rol bij de positionering van de Correspondent als kwaliteitsmedium in het journalistieke veld? Voor de beantwoording van deze vraag baseer ik me op het werk

van Bourdieu met betrekking tot zijn veldtheorie en zijn ideeën over symbolisch kapitaal. Ik ontleen ook aspecten aan het werk van Broersma - zoals bijvoorbeeld de

performativiteit van het journalistieke discours - om tot het antwoord op mijn vraag te komen.

4.2.1 Symbolisch kapitaal & de Correspondent

Als we Bourdieu’s definitie van symbolisch kapitaal hanteren als de macht van diegenen die in een positie zijn om erkenning af te dwingen en we willen weten hoe de

Correspondent symbolisch kapitaal verzamelt, dan valt alleereers het online platform zelf

op. De Correspondent werkt samen met het digitale design bureau Momkai en hanteert een aantal relatief nieuwe media technieken die voor een scherpe demarcatie tussen

traditionele media en de Correspondent zorgen. Allereerst bestaat de Correspondent niet in de vorm van drukwerk; alle verhalen zijn alleen op het online platform terug te vinden. Een nog belangrijker verschil is dat de Correspondent niet afhankelijk is van adverteerders, omdat er gebruik gemaakt is van crowdsourcing bij de oprichting van het online platform.

(24)

Dit heeft tot gevolg dat de Correspondent volledig onafhankelijk is van de economische overwegingen van adverteerders en daardoor originele content kan creëren, zonder daarbij afgeleide zaken als marktwerking te hoeven overwegen. De Correspondent maakt het verder mogelijk om - zonder het online platform te hoeven te verlaten naar een andere webpagina - onderwerpen in artikelen aan te klikken die wellicht extra uitleg behoeven, of waar de lezer wellicht meer informatie over wilt. Dit culmineert uiteindelijk in de aanleg van dossiers, waar de lezer alle informatie over een bepaald thema gebundeld terug kan vinden. Het belang van dit soort media technieken – die als doel hebben het lezerspubliek zoveel mogelijk te betrekken bij het medium, waardoor erkenning wordt afgedwongen - voor de Correspondent kwam ook aan bod tijdens een redactievergadering die ik

observeerde:

De redactievergadering opende met huishoudelijke mededelingen over het online platform. Bijzonder veel aandacht werd besteedt aan de toegankelijkheid van de Correspondent voor haar lezerspubliek en hoe dat verbeterd kan worden, met het oog op een grotere interactie met het publiek én om de

betrokkenheid van de lezers bij het platform te vergroten. Zaken die daarbij veel werden genoemd waren de mogelijkheid tot een goedkoop maandabonnement en een sterkere aanwezigheid op sociale media.

Uit deze observatie blijkt een grote betrokkenheid van de Correspondent met haar publiek. Het publiek moet bij de Correspondent betrokken worden en het online platform moet zo toegankelijk mogelijk zijn. Deze interactie tussen publiek en medium onderscheidt de

Correspondent nog meer van traditionele media (waar mensen hoogstens brieven kunnen

insturen, die verder zelden discussie tot gevolg hebben). Al deze media technieken zorgen voor het symbolische kapitaal dat de Correspondent nodig heeft om zich in het

journalistieke veld van de traditionele media te kunnen onderscheiden en een unieke positie in te kunnen nemen. Het belang van de verbinding tussen medium en publiek blijkt ook uit het volgende fragment uit een interview dat ik had met Correspondent E., een van de oprichters van Momkai, die ook deel uitmaakt van het bestuur van de Correspondent: We zijn nu ook bezig met een soort curator functie voor het publiek. Dat we de Correspondent zo kunnen aanpassen dat het mogelijk wordt voor lezers om hun eigen dossiers samen te stellen, op basis van de onderwerpen of thema’s die ze interessant vinden.

(25)

Uit dit fragment blijkt dat de Correspondent veel tijd en aandacht besteed aan de rol van haar lezerspubliek op het platform. Door de lezers een prominente rol als curator te geven wordt de betrokkenheid van het lezerspubliek vermoedelijk vergroot. Deze binding tussen medium en publiek - die sterk afwijkt van het klassieke model ‘medium → ontvanger’ - maar juist een wederkerige relatie probeert te bewerkstelligen tussen medium en publiek, is in zichzelf een vorm van symbolisch kapitaal die de Correspondent onderscheidt van de traditionele media in het journalistieke veld en daardoor erkenning afdwingt als

kwaliteitsmedium.

Het zijn echter niet alleen nieuwe media technieken die bijdragen aan de vergaring van het symbolische kapitaal dat de Correspondent nodig heeft om zich in het journalistieke veld als kwaliteit medium te kunnen onderscheiden. Ik heb al eerder beschreven hoe de

Correspondent de subjectiviteit van haar auteurs benadrukt in de context van ‘objectiviteit’

als ideologische norm. Als we het online platform nader bestuderen, zien we hoe ver dat gaat. Iedere Correspondent heeft bijvoorbeeld zijn eigen ‘tuin’; een pagina waar elke auteur kan aangeven wat hun interesses zijn, welke boeken ze lezen, welke films ze goed vinden, et cetera. Verder zijn er portretten gemaakt van de Correspondenten die op de homepage, boven hun stukken en bij hun ‘tuin’ te zien zijn. Deze profilering van hun auteurs heeft tot gevolg dat de vertellers achter de verhalen ‘echte’ personen worden, waarvan het niet moeilijk is je voor te stellen vanuit welke invalshoeken ze hun verhalen schrijven. Dit is wederom een scherp verschil met traditionele media, waarbij auteurs alleen op de opinie pagina's vanuit hun eigen perspectief aan het woord worden gelaten (denk ook aan de stijlvorm ‘door een onzer redacteuren’ bij nieuwsberichten en

dergelijke). Dat ook dit een vorm van symbolisch kapitaal is wordt het meest duidelijk als we zien dat er ook een aantal bekende mensen, zoals Femke Halsema en Arnon Grunberg, worden geintroduceerd aan de hand van portret en ‘tuin’. Door dergelijke namen aan de

Correspondent te verbinden wordt haar geloofwaardigheid en legitimiteit in het

journalistieke veld vergroot. Het is kortom het gebruik van nieuwe media technieken, de pogingen om het publiek zoveel mogelijk te betrekken bij het online platform en de nadrukkelijke profilering van haar auteurs dat de Correspondent het nodige symbolische

(26)

kapitaal verschaft op om een unieke positie in het journalistieke veld te verwerven als kwaliteit medium.

4.2.2 Performativiteit & de Correspondent

In paragraaf 2.1 heb ik beschreven hoe het journalistieke discours performatieve functies heeft. Het performatieve aspect van het journalistieke discours heeft als gevolg dat de optelstom van journalistieke producties – ‘het nieuws’ – niet alleen ‘ de werkelijkheid’ beschrijft, maar ook fenomenen kan produceren. Door de artikelen en dossiers van de

Correspondent te begrijpen als een onderdeel van het bredere journalistieke discours in de

samenleving, wordt het mogelijk de performatieve elementen van de Correspondent nader te bekijken. Het is daarbij allereerst van belang om te onderzoeken wat de bredere,

maatschappelijke doelstellingen zijn van de journalisten bij de Correspondent, omdat deze een eerste indicatie geven van de performativiteit van de Correspondent en de keuze voor bepaalde discursieve strategieën in haar publicaties. Het verheldert ook hoe er bij de

Correspondent wordt gedacht over de rol van ‘de journalist’ in de samenleving.

Correspondent B., die ik sprak over de rol van de Correspondent in de samenleving, druktte het als volgt uit:

Wij zijn gespreksleider. Wij willen van de journalist een gespreksleider maken. Dat houdt dan zoveel in dat… Een onderdeel van het gesprek is het voer voor het gesprek aanvoeren, dus je maakt stukken, je zoekt dingen uit, je stelt vragen, je zoekt antwoorden op die vragen en daar doe je verslag van. In de vorm van journalistiek, of je dat nou in stukjes doet, of in lange stukken of in beeld of in video, maakt niet uit, podcast… Dat is het voer voor het gesprek en dat gesprek vindt daarover plaats en dat kan gaan over, nou, vragen die nog onbeantwoord zijn, kritische kanttekeningen die gemaakt kunnen worden, ervaringen die kunnen worden uitgewisseld.

Deze Correspondent heeft duidelijke ideeen over de performatieve rol van de journalist in de samenleving. De journalist is niet meer iemand die slechts informatie verzamelt en het doorgeeft aan het publiek, maar iemand die een actieve rol inneemt met betrekking tot de richting en de parameters van het publieke debat dat kan ontstaan na de publicatie van een verhaal op de Correspondent. De vorm en stijl van het stuk is daarbij minder relevant

(27)

in verhouding tot de positie van de journalist als gespreksleider. Het definieren van de journalist als een gespreksleider is een discursieve strategie met het uiteindelijke doel een bepaald onderwerp te agenderen en er een publiek debat over te laten ontstaan. De

Correspondent ziet hiermee een veel actievere rol voor zichzelf en het publiek weggelegd

dan de traditionele media, die de rol van het medium en de journalist veel meer definieren binnen de parameters van de ideologische norm van ‘objectiviteit’. Dat komt nog veel sterker naar voren in het volgende citaat van dezelfde Correspondent:

Journalistiek is in zekere zin, als je het zo opvat, een gesprek van de samenleving met zichzelf, met een soort van gespreksleider, de journalist, die richting geeft aan het gesprek, bijstuurt waar nodig, feiten optypt die het gesprek verder helpen, et cetera, et cetera.

De Correspondent benoemt een performatieve functie die het journalistieke discours in de samenleving inneemt, door de journalistiek te omschrijven als een gesprek van de

samenleving met zichzelf. De rol die hierin geïmpliceerd wordt voor de journalistiek is ogenschijnlijk reflectief, maar door de journalist te zien als gespreksleider wordt het duidelijk dat het een stap verder gaat dan dat. Het is namelijk de journalist die de richting en parameters van die reflectie op een willekeurig maatschappelijk fenomeen bepaalt. In de context van ‘objectiviteit’ is het duidelijk dat er hier iets anders geproduceerd wordt: niet slechts een reflectie op wat er in de samenleving aan de hand is, maar een actieve poging het publieke debat vorm te geven om een gesprek te stimuleren waarbij de

samenleving op zichzelf reflecteert. Als de traditionele rol van een journalist het ‘objectief’ informeren van het publiek is, dan maakt het citaat duidelijk dat de Correspondent verder wilt gaan dan alleen dat. Een dergelijke doelstelling – met zulk een actieve rol voor de journalist als gespreksleider van het publieke debat – impliceert een ideologische wens om actief bij te dragen aan het ontstaan van een publiek debat, ten faveure van het ‘objectief’ informeren van het publiek. Dat er een zeker idealisme gemoeid is bij het omschrijven de journalist als een gespreksleider wordt duidelijk uit de reactie van Correspondent C., toen ik hem vroeg naar de rol van de journalist in de samenleving:

Je kan wel de hele tijd stukjes zitten schrijven, maar het is toch ook, verdomme, een beetje de bedoeling om de wereld te veranderen.

(28)

Uit dit citaat blijkt duidelijk dat deze Correspondent geen passieve rol ziet weg gelegd voor de journalist in de samenleving. De journalist is in zijn opvatting niet begrensd tot een rol waarin hij informatie verzamelt en publiceert met als enkel doel het publiek ‘objectief’ te informeren. De journalist is volgens hem een wereldverbeteraar en iemand die een actieve rol speelt in het publieke debat dat kan volgen op een van zijn publicaties. Hij licht dat verder toe in het onderstaande fragment, waarin hij ingaat op hoe dat in zijn werk gaat in de context van een stuk dat recentelijk verscheen op de Correspondent en waarin mensen werden opgeroepen om van bank over te stappen:

Elke krant die zegt dan: ‘zo moet je overstappen’ en ‘zo zou het kunnen’ en ‘deze banken zouden misschien beter zijn’, waarom niet gewoon de volgende stap durven te zetten en gewoon zeggen: ‘we laten er een collectief ding van maken’ en gewoon deze week allemaal overstappen. Juist als je het zo presenteert van; ‘zo kan je overstappen’, dan hou je het individueel en dan hebben mensen altijd, dat had ik zelf ook, heel erg het idee van: ‘waarom zou ik dit doen’? of ‘wat verandert er als ik dit in mijn eentje doe?’ Je kan wel zeggen: ‘betere wereld begint met jezelf’, maar zo voelt het niet altijd, zeg maar. Maar als je het een collectief ding maakt en als je weet dat er nog 1000 mensen zijn die eraan meedoen, dan voelt het al meer als iets… Alsof je aan iets groters aan het werk bent, alsof jouw bijdrage wel echt werkelijk iets kan doen. En ik denk dat, een medium als de Correspondent, is daar uitstekend op toegericht om dat soort collectieve dingen te organiseren.

In dit citaat wordt er allereerst gerefereerd aan een verschil qua discursieve strategie met traditionele media in de context van hoe een artikel haar lezers benadert. Het verschil is dat traditionele media volgens hem zeggen hoe iets gedaan kan worden, zonder actief stelling in te nemen en mensen op te roepen er daadwerkelijk iets aan te doen. De Correspondent verschilt daar volgens hem in door het publiek actief te betrekken bij de publicaties op de Correspondent. Het artikel dat oproept om van bank te veranderen heeft niet als discursieve strategie ‘de waarheid’ te presenteren of een claim van ‘objectiviteit’ te bestendigen. In tegendeel, de discursieve strategie is hier expliciet subjectief en roept haar lezers op actie te ondernemen, doordat de stijl die gehanteerd wordt niet informatief van aard is, maar activerend (“laten we er een collectief ding van maken”). Dit is een breuk met het klassieke model dat traditionele media hanteren, waarbij het medium actief ‘nieuws’ de wereld instuurt en de ontvanger dat passief consumeert. Correspondent F.

(29)

beschrijft hoezeer de rol van de journalist en de interactie van het medium met het publiek anders is dan bij de traditionele media op de volgende manier:

Het is in feite meer zo dat je een persoon in het midden bent, in een dynamiek die erom heen plaats vind, als het ware, dan zoals het vroegere model: jij zoekt het uit, je zendt het en dan vervolgens wordt het ontvangen. Dat is een veel statischer model.

Uit dit citaat wordt duidelijk dat de Correspondent discursieve strategieën hanteert die het doel hebben een gesprek tussen medium en publiek te bewerkstelligen. Dat wordt

duidelijk uit haar omschrijving van de positie van de journalist; die staat ‘in het midden’ van het gesprek. Waar de traditionele media de profilering van haar auteurs alleen toestaat op de opiniepagina’s kiest de Correspondent ervoor haar auteurs van meet af aan in het verhaal te plaatsen en een actieve rol toe te kennen. De Correspondent geeft hiermee een andere ‘performance’ dan de traditionele media. De artikelen kennen een bepaalde mate van subjectiviteit, doordat duidelijk wordt aangegeven wie het stuk heeft geschreven en vanuit welke invalshoek. Er wordt ook een actieve betrokkenheid van het publiek veronderstelt en gestimuleerd, waardoor de relatie tussen medium en publiek – en de rol van de journalist daarin – benadrukt wordt. Dit heeft tot gevolg dat het einddoel van wat journalistiek in een maatschappelijke context betekent verandert: er is een duidelijke verschuiving van slechts informeren naar informeren, agendasetting en activeren. Het is daarom niet alleen het waarborgen van ‘objectiviteit’ dat de Correspondent een positie als kwaliteitsmedium verschaft in het journalistieke veld. Het is de interactie tussen publiek en medium (in de vorm van een publiek debat) dat aangestuurd wordt door de journalist (als gespreksleider) dat ervoor zorgt dat de Correspondent zich weet te onderscheiden van de traditionele media in het journalistieke veld.

(30)

5. Conclusie

5.1 De waardering & productie van ‘objectiviteit’

Uit mijn onderzoek blijkt dat ‘objectiviteit’ in het geval van de Correspondent op twee manieren begrepen kan worden: als methode en als ideologische norm. De waardering van ‘objectiviteit’ als methode werd door alle Correspondenten onderschreven. Er zijn een aantal dingen die specifiek werden genoemd om ‘objectiviteit’ als methode te kunnen hanteren. De belangrijkste zijn; het doen van onderzoek, het controleren van feiten, veel lezen en een bepaalde mate van diversiteit garanderen met betrekking tot de bronnen die worden gesproken voor een stuk. ‘Objectiviteit’ wordt door de Correspondenten in eerste instantie begrepen als een belangrijk onderdeel van de alledaagse praktijk van de

journalist. Meer dan een keer werd het kort samengevat op de volgende manier: “bij de feiten blijven”. De manieren waarop een journalist “bij de feiten kan blijven” heb ik

hierboven aangegeven en verschillen nauwelijks van de manier waarop traditionele media journalistiek bedrijven, aangezien klassieke principes als ‘hoor-en-wederhoor’ ook bij de Correspondent prevaleren. Een belangrijk verschil is echter dat het presenteren van een ‘objectief’ stuk of ‘de waarheid’ niet het einddoel van de journalistieke producties van de Correspondent is. ‘Objectiviteit’ als methode dient bij de Correspondent het doel een

‘waarheid’ te construereren, zonder daarbij andere ‘waarheden’ per definitie uit te sluiten of te claimen ‘de waarheid’ in pacht te hebben. ‘Objectiviteit’ als methode kan daarom het beste begrepen worden als een van de gereedschappen in het arsenaal van een journalist om een specifieke ‘waarheid’ aan de hand van gewogen argumenten – door te lezen en onderzoek te doen – te construeren.

‘Objectiviteit’ mag bij de Correspondent gewaardeerd worden als methode, maar dat gaat zeker niet op wanneer het ‘objectiviteit’ als ideologische norm en paradigma van de journalistiek betreft. De journalisten die ik gesproken heb bij de Correspondent gaven allemaal aan niet bezig te zijn met de vraag of hun verhaal een ‘objectieve’ weerspiegeling van de werkelijkheid is. Velen gaven aan juist bij de Correspondent te zijn gaan werken om in staat te zijn te schrijven over wat zij denken dat maatschappelijk belangrijk is, in plaats

(31)

van op een werkplek waar de hoofdredactie bepaalt wat ‘het nieuws’ is en waarover ze moeten schrijven. Aangezien de journalisten die ik sprak bij de Correspondent zich niet willen bezig houden met het ‘objectief’ weergeven van de werkelijkheid middels hun journalistieke producties is de Correspondent ook erg expliciet wat betreft de subjectiviteit van haar eigen auteurs. Bijna alle gesproken Correspondenten gaven aan dat ze hun eigen positie als journalist meenemen in hun verhalen. Ze vinden ook niet dat dat anders is dan bij de traditionele media. Het verschil zit hem in het benadrukken van je eigen

subjectiviteit als auteur, waardoor het lezerspubliek duidelijk wordt gemaakt waarom en met welke veronderstellingen een bepaalde invalshoek voor een verhaal gekozen wordt. De Correspondenten geloven dat deze subjectiviteit ook in journalistieke producties van traditionele media aanwezig is, maar dat zij er voor kiezen dat niet expliciet te maken, terwijl de Correspondent dat wel doet. Door de subjectiviteit van haar auteurs expliciet kenbaar te maken voor het lezerspubliek en het belang van ‘objectiviteit’ als methode te benadrukken, omzeilt de Correspondent vragen rondom haar geloofwaardigheid en autoriteit als kwaliteitsmedium. Transparantie is hierbij het toverwoord dat door meerdere Correspondenten werd aangehaald; immers, als je helder bent over de

motivaties en veronderstellingen die je hebt als auteur over een bepaald onderwerp wordt je werkproces inzichtelijk en controleerbaar voor anderen. Hierin wordt ook een grote rol voor het publiekgeïmpliceerd: die van controleur en ‘fact-checker’ van de individuele journalist. Door expliciet te zijn over de subjectiviteit van haar auteurs, transparent te zijn over de werkwijze van de journalisten van de Correspondent en door haar lezerspubliek uit te nodigen om actief de lacunes in kennis van de journalist op te vullen, hoeft de

Correspondent niet meer vast te houden aan de ideologische norm van ‘objectiviteit’ die bij de traditionele media prevaleert. Sterker nog; de expliciete erkenning van de subjectiviteit van de journalisten bij de Correspondent geeft hen de vrijheid te schrijven over wat zijzelf maatschappelijk relevant vinden – beredeneerd vanuit hun persoonlijke raamwerk van waarden – zonder daarbij ‘objectiviteit’ als methode uit het oog te verliezen en te voldoen aan de journalistieke standaard waarmee kwaliteitsmedia gewaardeerd worden.

De waardering van ‘objectiviteit’ bij de Correspondent strekt zich dus tot een waardering van ‘objectiviteit’ als methode. De Correspondent pretendeert daarom ook niet objectiviteit

(32)

te produceren; ze houden zich liever bezig met het construeren van ‘een waarheid’ aan de hand van methodes die niet verschillen van de methodes van traditionele media. De nadruk op ‘een waarheid’ is van belang, aangezien het ideologische paradigma van ‘objectiviteit’ bij de Correspondent dus niet als waardevol wordt gezien. Aan de hand van ‘objectiviteit’ als methode zijn de Correspondenten in staat meerdere invalshoeken te presenteren, die naast elkaar kunnen bestaan, zonder te pretenderen ‘de hele waarheid in pacht te hebben’ .

5.2 De positionering van de Correspondent in het journalistieke veld

In de vorige paragraaf heb ik kort samengevat hoe ‘objectiviteit’ bij de Correspondent gewaardeerd wordt. De Correspondent hecht als medium waarde aan ‘objectiviteit’, wanneer het de methodologie van de journalistieke praktijk betreft en verschilt daarin weinig van de traditionele media. Het is echter ook zo dat de Correspondent geen

boodschap heeft aan de ideologische norm van ‘objectiviteit’, die wel van groot belang is voor de traditionele media. Deze gecombineerde waardering en afwijzing van het begrip ‘objectiviteit’ leidt tot een een specifieke wijze van positionering als kwaliteitsmedium in het journalistieke veld. De positie van de Correspondent met betrekking tot ‘objectiviteit’ leidt tot de vergaring van symbolisch kapitaal op een aantal manieren. Allereerst is er het gegeven dat de Correspondent relatief nieuwe media technieken hanteert die begrepen kunnen worden als een vorm van symbolisch kapitaal die ‘objectiviteit’ waarborgt en daardoor bijdraagt aan de positionering van de Correspondent als kwaliteitsmedium. Het feit dat de Correspondent niet afhankelijk is van adverteerders en een actieve rol

weggelegd ziet voor haar publiek met betrekking tot wat er gepubliceerd wordt op de Correspondent zijn voorbeelden van het symbolische kapitaal die de Correspondent gebruikt om onafhankelijkheid van derde partijen te garanderen en zich als

kwaliteitsmedium te legitimeren in het journalistieke veld. Dit past bij de waardering van ‘objectiviteit’ als methode die we zien bij de Correspondent.

Een andere vorm van symbolisch kapitaal – en een die ingaat tegen het ideologische paradigma van ‘objectiviteit’ – is de profilering van haar auteurs, aangevuld met bekende

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook kan dooierontsteking significant hoger, de uitval een verhoogde Coli-druk in de mestperiode als gevolg van Coli was hoger, evenals de door veel meer factoren worden

Over het algemeen onderschrijven alle hoofdredacteuren de relevantie van deze dimensie van transparantie. Dat is niet geheel opmerkelijk, aangezien iedereen

Er vanuit gaande dat hij eerder een islamitische dan een christelijke kijk op verlossing heeft, kan dus nog steeds niet vastgesteld worden of hij door zijn mening over de

De eeuwenoude relaties tussen de Palestijnen en de Joden zullen kort worden besproken, maar omdat deze geen directe invloed hebben gehad op het Israël-Palestinaconflict zoals

ja dan, dan kom je ook weer op 2 verschillende; is het echt nieuws of is het inderdaad een artikel, want ook gewoon een artikel wat we zoals we dat zaterdag wel eens in de krant

verslaggeving volgens de journalistieke normen. Die schrijven onder andere voor dat een journalist meerdere bronnen moet raadplegen, dat hij moet streven naar objectiviteit en

Het management kan op verschillende wijzen een beeld geven van de economische werkelijkheid en als gevolg van alle keuzes die zij maken creëren zij hiermee tegelijkertijd een beeld

Aan de hand van mijn langjarige journalistieke relatie met Hans de Boer laat ik zien hoe dit in de praktijk uitpakt.. In september 2014 pleitte Hans de Boer voor een fikse