• No results found

De juridische complexiteit van rellen : een onderzoek naar de vergoeding van relschade en de doelen van het aansprakelijkheidsrecht anno 2014

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De juridische complexiteit van rellen : een onderzoek naar de vergoeding van relschade en de doelen van het aansprakelijkheidsrecht anno 2014"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE JURIDISCHE COMPLEXITEIT VAN RELLEN

EEN ONDERZOEK NAAR DE VERGOEDING VAN RELSCHADE EN DE DOELEN VAN HET AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT ANNO 2014.

door M. L. Ebels

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Masterscriptie ‘Privaatrecht: privaatrechtelijke rechtspraktijk’ Student: Marjolijn Louise Ebels

Inleverdatum: 17 juli 2014 Studentnummer: 5800781

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 3 2. Context rellen ... 4 3. Civiele procedure ... 5 3.1 De relschoppers ... 6 3.2 De overheid ... 12 3.3 Het meisje ... 16 3.4 Private verzekeringen... 19 4. Sociale zekerheid ... 20 5. Evaluatie ... 23 5.1. Doelen en drijfveren ... 23 5.2 Analyse vergoedingssystemen ... 25

5.2.1. Voor- en nadelen aansprakelijkheidsrecht ... 25

5.2.2. Voor- en nadelen sociale zekerheid ... 31

6. Oplossingen ... 34

6.1 Aansprakelijkheidsrecht ... 35

6.2 Sociale zekerheid ... 38

7. Conclusie ... 43

(3)

1. Inleiding

Op 6 september 2012 stuurde een 16-jarige meisje uit Haren via Facebook een uitnodiging rond voor haar sweet sixteen party. Omdat ze het feest bewust openbaar had gemaakt werden er via internet duizenden mensen uitgenodigd voor “Project X”. Wat bedoeld was als een onschuldig verjaardagsfeest, mondde uit in rellen die duurden tot diep in de nacht. De commissie Cohen schatte de schade naderhand op € 843.000.1

De hoofdvraag van deze scriptie is of – en zo ja, hoe – relschade verhaald kan worden in het huidige aansprakelijkheidsrecht en of sociale doelen zoals preventie en compensatie daarmee bereikt worden. Deze scriptie is opgedeeld in een juridisch en een rechtssociologisch onderzoek. In het juridische onderzoek komen twee vergoedingssystemen van schade aan de orde: het aansprakelijkheidsrecht (H3) en de sociale zekerheid (H4). In het aansprakelijkheidsrecht staan twee vragen centraal: is de dader aansprakelijk, en zo ja, welke schadeposten zijn hem redelijkerwijs toe te rekenen? Het is lastig om te bepalen wie precies de dader is. Te denken is aan de overheid, omdat zij niet eerder heeft ingegrepen, maar het zijn de relschoppers die feitelijk de schade hebben aangericht. Of moet er gekeken worden naar degene die, in het geval van Haren, de situatie in eerste instantie in het leven heeft geroepen door zomaar een openbare uitnodiging op internet te zetten? In het rechtssociologische onderzoek volgt een evaluatie van de beide twee systemen (H5), waarna wordt gezocht naar oplossingen om doelen zoals compensatie en preventie zo goed mogelijk te behouden (H6).

Het is nog niet vaak voorgekomen dat relschoppers aansprakelijk zijn gesteld voor hun gedrag. Hoewel het aansprakelijkheidsrecht de verstoorde verhoudingen die door rellen zijn veroorzaakt zou moeten kunnen repareren, blijkt dit toch niet altijd te kunnen. In de conclusie zal blijken dat een vorm van sociale zekerheid waarin de overheid participeert een oplossing kan bieden (H7). Bewust is er voor gekozen om in deze scriptie niet de rol van de sociale media te behandelen, die ook een aandeel hebben gehad in het ontstaan van de rellen in Haren. Hoewel dit een interessant onderwerp is, is dat in dit verband een ander juridisch vraagstuk.

1

Deelrapport 1 Project X 2013, p. 35 (Vgl. de kosten van het onderzoek a € 389.000, zie ‘Specificatie kosten Cohen openbaar gemaakt’, Haren de Krant, http://www.harendekrant.nl/specificatie-kosten-commissie-cohen-openbaar-gemaakt/, geraadpleegd op 3 juli 2013).

(4)

2. Context rellen

Rellen zijn geen nieuw fenomeen in Nederland. Te denken is aan de Oudejaarsrellen in Groningen (1997), rellen naar aanleiding van de dood van een buurtbewoner in Graafsewijk in Den Bosch (2000 en 2005) en Ondiep in Utrecht (2007), strandrellen in Hoek van Holland tijdens een dancefestival (2009) en talloze voetbalrellen.2 Alleen in Groningen had een civiele procedure daadwerkelijk resultaat; de burgemeester en politie zijn destijds veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding.3

‘Facebookrellen’, zoals in Haren, zijn een ontwikkeling van de laatste jaren, maar ook niet geheel onbekend. In Duitsland vond in juli 2012 een Facebookfeest plaats waar slechts 150 jongeren kwamen opdagen. Uit voorzorg had de politie 300 man ingezet (dit tegenover de 24 ME’ers in Haren waar uiteindelijk duizenden mensen op af kwamen4).5 Ook in Texas, Californië en Frankrijk hebben vergelijkbare feesten plaatsgevonden, die totaal uit de hand zijn gelopen.6

De rellen in Haren zijn het meest te vergelijken met uit de hand gelopen voetbalrellen of demonstraties, zij het dat bij laatstgenoemde het recht op vrijheid van meningsuiting meespeelt. In beide gevallen wordt de openbare orde verstoord waardoor een onveilige situatie ontstaat, waarbij geen sprake is van een homogene groep mensen.

Deze rellen kenmerken zich door een chaos die gevoelsmatig duidelijk aanwijsbare daders heeft, maar juridisch complexer in elkaar zit. Via het strafrecht worden daders vaak terecht gesteld. Echter, het slachtoffer (in de praktijk veelal zijn verzekering) zal zijn eigen schade ook willen verhalen op de dader. Het is de vraag of dat in het huidige rechtssysteem kan. Dit wordt onderzocht door twee vergoedingssystemen te behandelen: de civiele procedure gebaseerd op de onrechtmatige daad en de sociale zekerheid waarin het schadefonds centraal staat.

2

Van Tilburg (2012), p. 84.

3 Van Tilburg (2012), p. 175.

4 Hoofdrapport Project X 2013, p. 19.

5 ‘Facebookfeest kost jongen 2 ton’, NOS, Nos.nl (zoek op Facebookfeest), geraadpleegd op 3 juli

2014.

6 ‘Hoe Project X-feesten eerder uit de hand liepen’, NRC, Nrc.nl (zoek op Project X-feesten),

geraadpleegd op 3 juli 2014.

(5)

3. Civiele procedure

Juridisch kader

Bij een aansprakelijkstelling zijn twee vragen van belang. Is de dader aansprakelijk en zo ja, voor welke schadeposten? Voor de eerste vraag (A) is van belang wie er wat te verwijten valt. De gedragingen worden ten eerste getoetst aan de criteria van de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Bij deze schuldaansprakelijkheid gaat het om een verwijt ten aanzien van de gedraging die schade heeft veroorzaakt. Het gaat om onrechtmatig gedrag van de aansprakelijke zelf (zijn eigen fouten). Degene die een onrechtmatige daad pleegt, is in beginsel gehouden de volledige schade te vergoeden, mits is voldaan aan alle criteria: onrechtmatigheid, relativiteit, toerekenbaarheid, causaliteit en schade. Dit is de vestigingsfase: de criteria vestigen de aansprakelijkheid. Tevens zou er sprake kunnen zijn van risicoaansprakelijkheid. Het gaat dan niet om tekortkomingen in het gedrag van de aansprakelijke persoon zelf, maar juist om risico’s die voor zijn rekening komen. De feitelijke handeling hoeft niet door hem zelf te zijn verricht. Bij rellen is te denken aan aansprakelijkheid van werkgevers (art. 6:170 BW), in het geval van de overheid als dader.

Zodra aansprakelijkheid is gevestigd, wordt onderzocht voor welk bedrag de dader aangesproken kan worden, waarbij opnieuw (zij het in andere vorm) de causaliteit een rol speelt (art. 6:98 BW). Deze tweede deelvraag (B) wordt beantwoord aan de hand van de leer van de redelijke toerekening, en is daarom de toerekeningsfase. De deelregels van Brunner kunnen hierbij houvast bieden.7 De voorzienbaarheid van het gevaar, de verwijderdheid van de schade, de aard van de aansprakelijkheid (schuld of risico), de aard van de geschonden norm en de aard van de geleden schade hebben invloed op de toerekening. Hoe groter de voorzienbaarheid en hoe minder ver de schade verwijderd is van de onrechtmatige gedraging, hoe sneller de schade wordt toegerekend. Schuldaansprakelijkheid rechtvaardigt vaak een snellere toerekening dan risicoaansprakelijkheid en letselschade wordt over het algemeen ruim toegerekend.

7 Spier e.a. (2012), p. 272. C.J.H. Brunner was hoogleraar Privaatrecht aan de Rijksuniversiteit

Groningen van 1973-1998.

(6)

Bij rellen kan de dader (verweerder) in beginsel twee gedaanten aannemen: de relschoppers of de overheid. In het geval van Haren wordt de rol van het meisje toegevoegd. Achtereenvolgens worden bovengenoemde vragen behandeld per categorie dader. Slachtoffers (eisers/gelaedeerden) in het geval van rellen kunnen zijn burgers, ondernemingen en de overheid (al dan niet vertegenwoordigd door hun verzekering). De overheid kan dus twee rollen aannemen, die van eiser en die van verweerder.

3.1 De relschoppers A. Aansprakelijkheid

Schuldaansprakelijkheid: onrechtmatige daad

Het onrechtmatige gedrag van relschoppers is te scharen onder alle drie de gedragingen van art. 6:162 lid 2 BW. Zij maken inbreuk op grondrechten (inbreuk persoonlijke levenssfeer, artt. 10 Gw en 8 EVRM) en vermogensrechten van inwoners (door tuinen, huizen, auto’s en winkels te beschadigen), ze handelen in strijd met de wettelijke plicht om zich te onthouden van zaaksbeschadiging en openlijke geweldpleging (resp. art. 350 en 141 Sr) en tot slot is hun gedrag is strijd met wat het maatschappelijk verkeer betaamt (men behoort niet zonder reden schade toe te brengen aan eigendommen van een ander). De relativiteit is per definitie gegeven, omdat de belangen van slachtoffers die worden geschonden bij rellen juist door deze normen zouden moeten worden beschermd. Tevens kunnen rellen aan de relschoppers worden toegerekend nu de schade enkel en alleen te wijten is aan hun opzettelijke gedrag. 8 Het zou kunnen dat bij rellen sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid of opzet door gebrek aan zelfbeheersing, uitgelokt door de omstandigheden.9 Echter, een geestelijke tekortkoming (al dan niet gevoed door

8 Als de dader jonger is dan 14 jaar wordt zijn onrechtmatige daad toegerekend aan de ouders, als hij

tussen de 14 en 16 is gebeurt dit alleen als de ouders de gedraging van hun kind niet hebben belet (art. 6:169 BW).

9 Stolker, NJB (1985), p. 411.

(7)

alcohol of drugs) is geen beletsel voor toerekening (art. 6:165 BW) van de onrechtmatige daad.10

Het heikele punt bij relschoppers vormt de causaliteit in de vestigingsfase. Het is de vraag of het handelen van de relschoppers een noodzakelijke voorwaarde is geweest voor het intreden van de schade (conditio sine qua non-vereiste, art. 6:162 BW, hierna c.s.q.n.). Het probleem hierbij is dat de dader lastig is te identificeren. Bij de schending van een verkeersnorm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar en dat gevaar verwezenlijkt zich, wordt het c.s.q.n.-verband tussen de onrechtmatige daad en de schade aangenomen (omkeringsregel).11 Echter, dan moet wel duidelijk zijn wie de norm geschonden heeft. Dát de relschoppers schade hebben aangebracht, staat vast. In zoverre is het oorzakelijk verband gegeven; gevolg B komt door gebeurtenis A. Het probleem schuilt dan ook niet zo zeer in het c.s.q.n.- verband, (hij die schade moet vergoeden die de ander “dientengevolge” lijdt), maar in het onderwerp van art. 6:162 lid 1 BW, namelijk “hij” die de schade moet vergoeden.12 Wie is deze persoon? Ook al is vastgesteld dat een relschopper openlijk geweld heeft gepleegd en schade heeft toegebracht, dan hoeft daarmee nog niet vast te staan dat die ene relschopper juist die specifieke schade heeft veroorzaakt.13 In dat geval kan groepsaansprakelijkheid een uitkomst bieden.

Groepsaansprakelijkheid

Om het probleem van de identificatie te omzeilen, is art. 6:166 BW in het leven geroepen. Op grond van dit artikel zouden relschoppers in groepsverband kunnen worden aangesproken. Het gaat dan om individuele aansprakelijkheid van groepsleden: ieder is voor het geheel aan te spreken.14 Op die manier kunnen groepsleden zich niet verschuilen achter het c.s.q.n.-vereiste (“als ik niet had meegedaan, waren de rellen ook ontstaan”). Niet-actieven kunnen door hun enkele

10

Hof ’s Hertogenbosch 18 januari 2011, JA 2011/57, m.nt M.E. Franke; Hof Leeuwarden 3 mei 2011, JA 2011/118 (Paratoxine gebruik).

11 HR 23 november 2012, NJ 2012/669 (Gynaecoloog). 12 Di Bella (2014), p. 48.

13

Van de Bunt, NJB (2013). Vgl. art. 161 Rv voor de dwingende bewijskracht van een in kracht van gewijsde gegaan strafrechtelijk vonnis.

14 Verheij (2005) p. 82.

(8)

aanwezigheid hun gewelddadige mededemonstrant bescherming en anonimiteit bieden, wat kan leiden tot een onrechtmatige daad.15

Er zijn drie vereisten bij dit artikel.16 Ten eerste moet vast staan dat in ieder geval één van de groepsleden door zijn onrechtmatig handelen de schade heeft toegebracht. Niet vereist is dat vast komt te staan wie dit is geweest. Ten tweede had de kans op schade de aangesprokene er van moeten weerhouden om mee te doen. Beslissend is dan ook of de wil aanwezig was bij het groepslid om geweld te gebruiken.17 Essentieel is dat de aangesprokene door zijn gedrag het groepsgedrag heeft gestimuleerd. De relschoppers scheppen met elkaar de psychische sfeer die het gevaar doet ontstaan voor het onrechtmatig toebrengen van schade aan buitenstaanders door één der deelnemers.18 De kans op schade wordt daardoor vergroot. Een probleem hierbij is dat er bij rellen sprake kan zijn van een incident: iemand gooit bijvoorbeeld een voorwerp, waar de rest van de groep niet op bedacht was.19 Hoe gevaarlijker het voorwerp is (fietsen, dranghekken, glaswerk, vuurwerk), hoe groter de kans is op groepsaansprakelijkheid, want dan hadden de groepsleden de diegene moeten weerhouden om dit te gooien.20

Ten derde moet de gedraging van de aangesprokene hem kunnen worden toegerekend op grond van art. 6:162 lid 3 BW. Als vaststaat wie feitelijk onrechtmatig gehandeld heeft, staat niet-toerekening van de onrechtmatige daad aan deze persoon (bijvoorbeeld als deze minderjarig is) niet in de weg aan toerekening aan de rest van de groep.21

Er hoeft geen sprake te zijn van een georganiseerd groepsverband. De toepassing van art. 6:166 BW vergt wel dat de aangesproken persoon met anderen optrekt met een zekere eenheid van tijd en plaats.22 Het gaat om de feitelijke vraag of sprake is van één geheel (samenhang) van gedragingen in groepsverband.23 Dat is bij

15

Stolker, NJB (1985), p. 406.

16

Verheij (2005), p. 83.

17 Stolker, NJB (1985), p. 407; BGH 24 januari 1984, BGHZ 89/383 (Grohnde). 18 Rb Utrecht 1 november 2000, Prg. 2000/5573, m.nt P. Abas.

19

Stolker, NJB (1985), p. 409.

20 Rb Breda 29 maart 2002, KG 2002, 120. 21 Verheij (2005), p. 83.

22 Van de Bunt, NJB (2013); Boonekamp (1990), p. 148; Stolker, NJB (1985). 23

Boonekamp (1990), p. 142; Boonekamp GS OD, art. 6:166, nr. 10; HR (strafkamer) 7 juli 2009,

RvdW 2009/935; Rb Utrecht, 1 november 2000, Prg. 2000/5573, m.nt P. Abas (Zigeunerfamilie); Rb Breda, 29 maart 2002, KG 2002/120 (NAC supporters).

(9)

rellen lastig te bepalen, omdat er sprake zal zijn van verschillende groepen die actief zijn op verschillende momenten.

De groep moet aldus voldoende bepaalbaar kunnen zijn, wil een dergelijke procedure slagen. Die grens is alles behalve duidelijk. Relschoppers zouden bijvoorbeeld kunnen zeggen dat ze zich halverwege hebben onttrokken.24 Bij voetbalrellen in Breda hoefde het hof in 2009 niet per schadegeval vast te stellen of verdachte deel uitmaakte van de groep die de desbetreffende schade veroorzaakte. Hier betrof het een relschopper die slechts ongericht een aantal stenen had gegooid. Het was genoeg dat het bewezen was verklaard dat de verdachte in vereniging schade had aangericht, om groepsaansprakelijkheid aan te nemen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor alle schadeposten (in deze uitspraak werd één verdachte van een groep veroordeeld).25

Alternatieve causaliteit

Is geen sprake van groepsverband, maar wel sprake van meerdere gebeurtenissen waarvoor elk een ander aansprakelijk is, die de gehele schade veroorzaakt zouden kunnen hebben, maar het is niet duidelijk wie, zijn toch beide aansprakelijk (art. 6:99 BW). De bewijslast met betrekking tot het c.s.q.n.-vereiste komt dan op de dader te rusten. Als de aangesprokene er in slaagt te bewijzen dat zijn gebeurtenis de schade niet heeft veroorzaakt, dan is hij niet aansprakelijk (omkering bewijslast). 26 Als twee (of meer) relschoppers een steen gooien, en het is onduidelijk wiens steen de schade heeft veroorzaakt, zijn beide dus aansprakelijk, tenzij een relschopper kan bewijzen dat zijn steen de schade niet heeft veroorzaakt. Het slachtoffer hoeft in dat geval niet te bewijzen wie de schade heeft veroorzaakt, maar slechts dat schade is ingetreden door één van hen. Het maakt niet uit dat de ene steen om 19:00 ’s avonds is gegooid en de ander om middernacht.27 Het is vereist dat alle mogelijke daders aan de overige criteria van de onrechtmatige daad voldoen, hoewel de Hoge raad hier in het DES arrest van afweek.28 Ook lijkt dit arrest te zeggen dat de dader aansprakelijk is voor

24 Rb Breda, 29 maart 2002, KG 2002/120 (NAC supporters). 25 HR (strafkamer) 7 juli 2009, RvdW 2009/935.

26

HR 9 oktober 1992, NJ 1994/535 (DES Dochters).

27 HR 31 januari 2003, NJ 2003/346 (Drewel c.s./AMEV). 28 HR 9 oktober 1992, NJ 1994/535 (DES Dochters).

(10)

de gehele schade, inclusief de schade die veroorzaakt is door zijn concurrenten, ofwel de “mededaders”. Dit arrest is hoogst origineel en breed betwijfeld in de literatuur waardoor het onduidelijk is hoe dit artikel in een situatie bij rellen wordt toegepast.29 Een te strikte toepassing van het DES arrest zou kunnen zorgen voor het al te makkelijk afwentelen van massaschade op één partij. Daarbij is vereist dat de aangesprokene de gehele schade die gevorderd wordt, veroorzaakt kan hebben.30 Dit is bij rellen lastig omdat de schade is veroorzaakt door verschillende gebeurtenissen tezamen die elk hun aandeel hebben gehad in de schade. Slaagt de dader in het bewijzen van zijn onschuld, maar is wel sprake van groepsverband, dan is art. 6:166 BW nog steeds een optie voor de gelaedeerde.

B. Toerekenbaarheid schade

Indien aansprakelijkheid van relschoppers aangetoond kan worden, dan is de tweede vraag in hoeverre de schade moet worden toegerekend (art. 6:98 BW). Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. De schade moet dus causaal zijn aan de onrechtmatige daad (niet te verwarren met c.s.q.n. en de toerekening van de onrechtmatige gedraging in de vestigingsfase onder A). Een uitwerking van de deelregels van Brunner brengt het volgende met zich mee.

Ten eerste staan de relschoppers in nauw verband met de schade, die het redelijkerwijs te verwachten gevolg is van het aan hun te wijten gedrag.31 Ten tweede schenden relschoppers veiligheidsnormen zoals openlijke geweldpleging, welke de bescherming van veiligheid tot doel hebben, wat leidt tot een ruime toerekening. Ook de zorgvuldigheidsnorm “je behoort niet te rellen” impliceert als het ware de veiligheid van de burgers en kan daarmee een veiligheidsnorm zijn.32 Ten derde wordt letselschade naar aanleiding van rellen ruim wordt toegerekend. Ook zuivere vermogensschade, wat in beginsel minder snel wordt toegerekend, kan toerekenbaar

29 Asser/Hartkamp & Sieburgh, 6–II (2013), nr. 93; Akkermans (1997), p. 325 e.v. 30

Asser/Hartkamp & Sieburgh, 6–II (2013), nr. 93.

31 HR 1 juli 1977, NJ 1978/84 (Van Hees/Esbeek of Gasbuis) 32 HR 13 januari 1995, NJ 1997/175 (De Heel/Staat-ABP-Korver).

(11)

zijn bij rellen. Het Hof Amsterdam oordeelde in 1986 dat bij rellen omzetsverlies dient te worden gezocht in de wandaden van de relschoppers zelf (en niet van de gemeente). Voor deze schade is wel een nauwer verband vereist dan letsel- of zaakschade.33

De aard van de groepsaansprakelijkheid kenmerkt zich door het ‘allen-voor-één’ principe.34 Dit betekent dat de benadeelde één groepslid kan aanspreken voor het geheel, ook al heeft de aangesprokene de schade niet of slechts deels veroorzaakt.35 Voor de benadeelde is dit een uitkomst, voor de aangesprokene kan dit zijn financiële ondergang betekenen. Toerekening van de schade kan in zo’n geval heftige gevolgen meebrengen. Daartoe kan de rechter de schade matigen als de draagkracht van de relschopper, de aard van de aansprakelijkheid, of opzet of grove schuld dat verlangt (art. 6:109 lid 1 BW). Er moet dan sprake zijn van een onaanvaardbaar gevolg, zoals een bestaansvernietigende werking van de aansprakelijkheidsstelling.36 Voorbeelden zijn een (dreigend) faillissement of het vervallen in de Bijstand. Tot slot zij opgemerkt dat de schadevergoedingsplicht van relschoppers verminderd zou kunnen worden door de eigen schuld van het slachtoffer op grond van art. 6:101 BW. Dit kan alleen als de overheid optreedt als eiser, omdat bij burgers niet snel sprake zal van eigen schuld.

Samengevat: door problemen met de identificatie van relschoppers is het lastig aansprakelijkheid aan te tonen. Indien aansprakelijkheid wordt aangetoond zal schade snel worden toegerekend aangezien hun gedrag in nauw verband staat met de schade en zij veiligheidsnormen schenden. De rechter kan de vergoeding in bijzondere gevallen matigen als draagkracht van de relschopper dat verlangt.

33 Hof Amsterdam 27 mei 1986, NJ 1987/712 (Lucky Luyk II). 34

Stolker, NJB (1985), p. 410.

35 Rb A’dam, 25 november 2009, JA 2010/62. 36 Stolker, NJB (1985), p. 411.

(12)

3.2 De overheid A. Aansprakelijkheid

Schuldaansprakelijkheid: onrechtmatige daad

Bij rellen zijn er verschillende organen binnen de gemeente die fout gehandeld kunnen hebben. Te denken is voornamelijk aan de burgemeester en de politie (samen met de officier van justitie vormen zij de gemeentelijke driehoek); zij nemen de beslissingen omtrent handhaving in de regio. De gemeente bezit rechtspersoonlijkheid en kan daarom worden aangesproken (art. 2:1 BW).

Wat betreft de onrechtmatige gedraging gaat het bij rellen het om een nalaten bestaande uit het niet voorkómen, tegenhouden van of waarschuwen voor een dreigende verstoring van de openbare orde. Om aansprakelijkheid op grond van nalaten aan te nemen, kan in eerste instantie sprake zijn van een schending van een concrete wettelijke plicht (art. 6:162 lid 2 BW). 37 Een schending van de paraatheidseis van de ME (deze moet binnen 1,5 uur ter plaatse zijn nadat een melding is gemaakt38) kan bijvoorbeeld betekenen dat in strijd is gehandeld met een wettelijk voorschrift.39 Echter, bij handhaving is dikwijls sprake van bevoegdheden, zoals het uitvaardigen van een noodbevel of een noodverordening, ter controle en handhaving van de openbare orde.40 Er wordt daarom niet snel een wettelijke plicht geschonden, maar eerder ten onrechte geen gebruik gemaakt van een bevoegdheid.

Ten tweede kan in sommige gevallen worden aangenomen dat er een ongeschreven zorgplicht op de overheid rust, welke bij schending onrechtmatig gedrag oplevert.41 Echter, het is onmogelijk voor de overheid om alle risico’s te allen tijde onder controle te hebben. Er rust geen algemene ongeschreven actieplicht op de overheid om eenieder voor schade te behoeden.42 De beleidsvrijheid van de overheid is groot bij het maken van een afweging tussen de ernst van de verstoring en de in te

37

Van Tilburg (2012), p. 20.

38 Art. 11 Regeling mobiele eenheid (oud), art. 16 Regeling Mobiele Eenheid 2007 (nieuw). 39 HR 9 juli 2004, NJ 2005/391 (Oudejaarsrellen Groningen).

40 Van der Keur (2007), p. 9 41

HR 5 november 1965, NJ 1966/136 (Kelderluik); HR 7 april 2006, NJ 2006/244 (Der

Bildtpollen/Miedema).

42 Van der Keur (2007), p. 55

(13)

zetten middelen.43 Een beginselplicht tot handhaving wordt dan ook vaak afgewezen door de burgerlijke rechter omdat het een discretionaire bevoegdheid betreft, die marginaal getoetst dient te worden.44 Het nalaten in te grijpen bij rellen is dus niet per definitie maatschappelijk onbetamelijk.

Indien er een rechtsplicht of ongeschreven zorgplicht geschonden wordt dan is er nog het probleem van een onbeperkte groep van derden waartoe de norm zich strekt (relativiteit).45 De geschonden norm dient er toe te strekken om bescherming te bieden voor de geleden schade (art. 6:163 BW). Daarvoor moet het duidelijk zijn tot welke mensen en welke schade die bescherming strekt.46 Het is niet waarschijnlijk dat een beginselplicht tot handhaving (als die wordt aangenomen) specifiek strekt tot bescherming van elke individuele burger in de regio (zijn dat alleen oplettende burgers, burgers die bij rellen in de buurt wonen, of alle inwoners van de regio? En worden alle soorten schade beschermd?). Het bereik van de eventuele geschonden norm is aldus onzeker.

Wat betreft het c.s.q.n.-vereiste is bij de gemeente sprake van een zwakker direct verband met de schade, omdat het gaat om een nalaten om in te grijpen in een gevaarzettende situatie die anderen (de relschoppers) hebben veroorzaakt. 47 De gemeente zal stellen dat de schade ook zou zijn ingetreden zonder haar gedraging. Immers, de relschoppers hebben feitelijk schade aangericht. Dat is echter niet helemaal het geval. Als de gemeente wel deugdelijk was voorbereid en daardoor tijdig had kunnen ingrijpen, was er minder schade geweest.

Het nalaten van de burgemeester en/of politie kan aan de overheid worden toegerekend als deze gedraging in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als een gedraging van de rechtspersoon overheid (art. 6:162 lid 3).48 Bij ambtenaren wordt hun handelen vrij snel toegerekend aan de overheid, omdat zij worden geacht te werken in opdracht van de overheid.49 Een tekortkoming in de handhaving is dan niet zo zeer een persoonlijk verwijt, maar een gevolg van slechte beleidsvoering, voorbereiding en handhaving van de gemeente. Handhaving is bij uitstek een taak van

43

HR 21 januari 1983, NJ 1983/252 (Lucky Luyck).

44 Van der Keur (2007), p. 56. 45 Van Tilburg (2012), p 28

46 HR 17 januari 1958, NJ 1961/568 (Beukers/Dorenbos); HR 7 mei 2004, NJ 2006/281. 47

Van der Keur (2007), p. 74.

48 Van Maanen & de Lange (2005), p. 11; HR 6 april 1979, NJ 1980/34 (Knabbel en Babbel). 49 HR 6 april 1979, NJ 1980/34 (Knabbel en Babbel), m.nt C.J.H. Brunner.

(14)

de overkoepelende overheid. Het handelen van de burgemeester of politie, wordt dan op grond van verkeersopvattingen toegerekend aan de gemeente.50

Risicoaansprakelijkheid

Indien er sprake is van een fout (toerekenbare onrechtmatige daad) van een ondergeschikte (ambtenaar), kan de gemeente tevens worden aangesproken op grond van werkgeversaansprakelijkheid (art. 6:170 BW). Aansprakelijkheid van de gemeente kan reeds bestaan op grond van het feit dat de politieambtenaren in de (niet-) uitoefening van hun werkzaamheden, die bij rellen mede de handhaving van de openbare orde betreffen, onder het gezag van de burgemeester als orgaan van de gemeente staan.51 De enkele omstandigheid dat dit gezag door de burgemeester als orgaan van de gemeente wordt uitgeoefend, ongeacht of hij daarbij daadwerkelijk betrokken is, is voldoende om aan te nemen dat is voldaan aan het bepaalde in art. 6:170 lid 1 BW op grond waarvan de gemeente (de overheid) aansprakelijk is. Werkgeversaansprakelijkheid impliceert dat er sprake is van een onrechtmatige daad van een ondergeschikte.

Een actie op grond van art. 6:162 BW is ruimer dan art. 6:170 BW, omdat bij eerstgenoemd artikel ook aansprakelijkheid van de rechtspersoon wordt aangenomen als de onrechtmatige daad niet aan de ondergeschikte persoonlijk wordt toegerekend, maar wel aan de rechtspersoon.52 Is er sprake van een fout van de ondergeschikte, dan zijn er dus twee opties mogelijk. Mocht deze onrechtmatige daad toch niet worden toegerekend aan de gemeente op grond van 6:162, dan biedt 6:170 een uitweg. Een onrechtmatige daad van een ondergeschikte wordt niet per definitie toegerekend enkel omdat zij ter vervulling van de taak is gepleegd.53 Daarnaast zijn de maatschappelijke maatstaven omtrent rellen ook nog niet duidelijk uiteengezet. Er bestaat dus best een kans dat de onrechtmatige daad op grond van 6:162 niet aan de gemeente wordt toegerekend.

In principe kan het slachtoffer ook de ambtenaar persoonlijk aansprakelijk stellen als hem een persoonlijk verwijt te maken is via art. 6:162 BW, maar dan

50 HR 11 oktober 1991, NJ 1993/165 (Van Hilten), m.nt C.J.H. Brunner. 51 HR 9 juli 2004, NJ 2005/391 (Oudejaarsrellen Groningen).

52 HR 11 oktober 1991, NJ 1993/165 (Van Hilten), m.nt C.J.H. Brunner. 53 HR 6 april 1979, NJ 1980/34 (Knabbel en Babbel), m.nt C.J.H. Brunner

(15)

bestaat het risico dat de onderschikte slechts beperkt verhaal kan bieden.54 De gemeente heeft doorgaans een gunstigere verhaalspositie, omdat zij meer budget heeft. Door via beide wegen een procedure te starten spreidt het slachtoffer zijn kansen.

B. Toerekenbaarheid schade

Indien het vast is komen te staan dat de overheid aansprakelijk is, dan is ook hier de tweede vraag die beantwoord moet worden in hoeverre het redelijk is om de schade toe te rekenen (art. 6:98 BW). Een uitwerking van de deelregels van Brunner brengt het volgende met zich mee.

Reële dreiging van gewelddadigheden verhogen de kans op schade. Bij voetbalrellen, oud & nieuw, Koningsdag, festivals, en op elk ander evenement waarbij duizenden mensen aan geven te zullen komen, dient een gemeente elke dreiging serieus te nemen. Onderschatting van een dreigement zou daar niet aan af mogen doen. Als er vervolgens rellen uitbreken, dan zijn vermogensschade, letsel- en immateriële schade allen voor de hand liggende schadeposten (art. 6:95 jo. 6:96 jo. 6:106 BW). De schade is daarom deels voorzienbaar.

Het lastige is dat er sprake is van meerdere mogelijke veroorzakers van de schade. Er zit een schakel tussen het nalaten van de overheid en de schade van de burgers, namelijk de relschoppers zelf. Het niet treffen van bepaalde maatregelen door de overheid kan zeker een voorwaarde zijn voor het ontstaan van rellen en de wijze waarop deze verlopen, maar dat betekent niet dat zij in een zodanig nauw verband staat met de beweerdelijk geleden schade dat die schade rechtens als mede daardoor veroorzaakt kan worden aangemerkt.55 Dit rechtvaardigt toerekening minder snel.56

Het zij opgemerkt dat ver verwijderde schade best voorzienbaar kan zijn, mits het om een schending van verkeers- of veiligheidsnormen gaat, zoals de

ME-54 Voor de officier van justitie is de Staat aansprakelijk (art. 42 lid 1 Wet Rechtspositie Rechterlijke

Ambtenaren jo. art. 1 sub b onder 7 Wet op de Rechterlijke Organisatie), vgl. HR 11 oktober 1991, NJ 1993/165 (Van Hilten).

55 Hof Amsterdam 27 mei 1986, NJ 1987/712 (Lucky Luyk II). 56 HR 20 maart 1970, NJ 1970/251 (Waterwingebied).

(16)

paraatheidseis.57 Naar aanleiding van de Oudejaarsrellen in Groningen oordeelde het Hof dat een burger er op moet kunnen vertrouwen dat de overheid die belast is met het handhaven van de openbare orde binnen redelijke termijn een einde zal maken aan een dergelijke ernstige schending van zijn persoonlijkheidsrecht.58 Waar in beginsel eerst schade door dood en verwonding in aanmerking komt, werd in dat geval ook schade die buiten de lijn der verwachting ligt toegerekend, zoals immateriële schade.

Samengevat: als de tekortkoming in de handhaving niet tot gevolg heeft dat een concrete norm of ongeschreven zorgplicht is geschonden en de causale keten van gebeurtenissen wordt onderbroken, dan zal de overheid niet aangesproken kunnen worden.

3.3 Het meisje

A. Aansprakelijkheid

Schuldaansprakelijkheid: onrechtmatige daad

In het geval van Haren is er nog een extra dader: het meisje zelf. De vraag is of haar gedraging onrechtmatig is op grond van art. 6:162 BW. Er is geen rechtsnorm geschonden of inbreuk gemaakt op een subjectief recht. Dit is anders als zij een illegaal feest had beoogd. Het was op zijn zachtst gezegd een niet doordachte actie die in strijd kan zijn met wat het maatschappelijke verkeer betaamt, in die zin dat er sprake is van gevaarzetting.59 Zij heeft immers een situatie gecreëerd die het mogelijk maakte dat duizenden mensen naar Haren kwamen. Dat is op zich zelf geen misdaad, maar het wordt anders als het te verwachten is dat die duizenden mensen bij elkaar een gevaar kunnen opleveren. De gedraging is niet slechts een ongelukkige samenloop van omstandigheden (fouten die we allemaal wel eens maken), maar de materie biedt aanknooppunten.60 In zo een geval is gedrag slechts dan onrechtmatig als de mate van waarschijnlijkheid van het ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten

57 HR 21 maart 1975, NJ 1975/372 (Aangereden hartpatiënt). 58

Rb Groningen 22 januari 2003, NJ 2003/169 (Oudejaarsrellen Groningen).

59 HR 5 november 1965, NJ 1966/136 (Kelderluik).

60 Spier e.a. (2012) p. 59 e.v.; HR 11 december 1987, NJ 1988/393 (Bushalte).

(17)

onthouden.61 We mogen er van uit gaan dat de jeugd, opgroeiende met de sociale media, begrijpt wat de gevolgen kunnen zijn van het communiceren via het wereldwijde web en hoe snel nieuws als een lopend vuurtje verspreid kan worden. Wat dat betreft heeft zij niet de nodige zorgvuldigheid betracht. Echter, het is de vraag of dit haar had moeten weerhouden de uitnodiging openbaar te maken. De schade moet daarvoor wel min of meer voorzienbaar zijn. Je zou kunnen stellen dat men rekening dient te houden met alle mogelijke gevolgen van een online uitnodiging, al helemaal als je het beheer daarvan zelf uit handen geeft (door de uitnodiging openbaar te maken). Aan de andere kant speelt het ervaringsfeit dat jongeren geregeld gebruik maken van online uitnodigingen mee; het brengt mee dat zij niet daadwerkelijk beseffen wat de gevolgen kunnen zijn. Ook haar leeftijd (net 16) maakt dat zij minder oplettend zal zijn geweest. Met het oog hier op is het twijfelachtig of haar gedrag onrechtmatig is, maar het is niet uitgesloten.

Aan het c.s.q.n.-vereiste is snel voldaan. Haar actie brengt op zichzelf niet de rellen teweeg, maar het is wel een absolute voorwaarde daarvoor geweest. Immers, als de gebeurtenis wordt weggedacht, dan kon de schade niet intreden.

Wat betreft de toerekening van de onrechtmatige gedraging is het de vraag of haar persoonlijk een verwijt te maken is.62 Haar gedrag is wel een voorwaarde geweest voor de ellende, maar het is de vraag of zij op dat moment had moeten weten dat ze iets deed wat niet mag. Dat is maar de vraag, blijkt uit bovenstaande alinea. Dat betekent ook dat de daad van de relschoppers haar niet worden toegerekend, omdat deze niet voorzienbaar volgde op haar daad en evenmin op grond van risicofactoren voor haar rekening gebracht dient te worden. De daad van de relschoppers is zo veel ernstiger dan haar daad, dat deze niet meer kan worden beschouwd als een verwezenlijking van het gevaar met het oog waarop haar daad had moeten worden vermeden.63 Het kan wel betoogd worden dat zij een andere weg had kunnen inslaan, door de uitnodiging niet openbaar te maken, evenzo al haar vrienden kunnen uit te nodigen, en op die manier de escalatie had kunnen vermijden. Het is daarom niet zeker dat haar rechtens geen enkel verwijt te maken is.64

Op grond van het bovenstaande is het te betwijfelen of zij aansprakelijk is, maar als gevaarzetting en toerekening wordt aangenomen, zou het kunnen.

61 HR 9 december 1994, NJ 1996/403 (Zwiepende tak). 62

Spier e.a. 2012, p. 195; Di Bella 2014, p. 83.

63 Asser/Hartkamp & Sieburgh, 6–II (2013), nr. 86. 64 HR 11 november 1983, NJ 1984/331 (Meppelse Ree).

(18)

B. Toerekenbaarheid schade

Mocht het meisje op grond van het bovenstaande aansprakelijk gesteld kunnen worden, dan is het vervolgens twijfelachtig of het in alle redelijkheid wel gevergd kan worden dat de schade aan haar onrechtmatige daad kan worden toegerekend (art. 6:98 BW).

Er is sprake van meerdere mogelijke veroorzakers van de schade, waarvan zij de eerste in de keten is: meisje stuurt een uitnodiging (gebeurtenis 1) – overheid laat na tijdig in te grijpen (gebeurtenis 2) – rellen ontstaan (gebeurtenis 3). Het begin en eind van de keten zijn niet op voorhand onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is niet zo dat zij meteen bij het versturen van de uitnodiging een (uiterst) gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. Er zijn rechtszaken uit het verleden waar in het geval van een lange causale keten de schade wel toerekenbaar werd geacht. In die zaken was de eerste gebeurtenis steeds een duidelijke schending van een (verkeers)norm door bijvoorbeeld een aanrijding en was er na gebeurtenis 1 reeds concrete schade. 65 Hier is sprake van een dusdanig ver verwijderd verband en uitzonderlijke schade, dat toerekening niet gerechtvaardigd is.66

Voorts is van opzet of grove schuld geen sprake geweest, omdat zij daags na het versturen van de uitnodiging er alles aan gedaan heeft om verdere escalatie te voorkomen (zij is naar de politie gestapt en heeft onmiddellijk de uitnodiging ingetrokken).67 Tot slot zou het gaan om het schenden van een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm en zal schade (als die al toegerekend wordt) buiten de lijn der verwachting niet worden toegerekend.

Samengevat:

Het aantonen van een onrechtmatige daad zal lastig zijn omdat ze geen concrete of ongeschreven normen heeft geschonden en het discutabel is of haar persoonlijk een verwijt valt te maken. Wordt aansprakelijkheid aangenomen, dan is het op grond van de deelregels van Brunner onredelijk om haar enige schade toe te rekenen.

65 Hof Leeuwarden, 8 augustus 2001, NJ 2002/209; Gerechtshof Arnhem, 19 december 2000, VR

2001/188.

66 HR 2 november 1979, NJ 1980/77, (Vader Versluis), r.o. 27.; HR 2 oktober 1988, NJ 1998/831. 67 Hoofdrapport Project X 2013, p. 9.

(19)

3.4 Private verzekeringen

In de praktijk is het vaak de verzekeraar van de gelaedeerde die via subrogatie (7:962) probeert de uitgekeerde kosten te verhalen op de (verzekering van de) dader. Afhankelijk van wat het slachtoffer van zijn verzekering krijgt uitgekeerd kan hij zelf voor het overige deel ook via het aansprakelijkheidsrecht de dader aanspreken.68 Daarbij speelt een rol dat niet elke verzekering schade vergoedt naar aanleiding van rellen. Ook is overmacht soms uitgesloten in de verzekeringspolis (omdat de schade bij overmachtssituaties soms aanzienlijk kan oplopen), zodat bij bepaalde omstandigheden niet wordt uitgekeerd. In die zin hebben verzekeraars invloed op het beroep van de benadeelde op het aansprakelijkheidsrecht.69

Het zich verzekeren tegen schade is een vorm van gedeeltelijke risico-collectivering: alleen mensen die zich hebben verzekerd, kunnen daar een beroep op doen. Bij relschade zal men (afhankelijk van de schade) een beroep doen op een opstal-, zaakschade- of ziektekostenverzekering. Er vindt meestal geen volledige vergoeding plaats omdat de meeste verzekeringen vaak werken met een van te voren afgesproken bedrag of een eigen risico regeling. Als men niet verzekerd is of schade niet vergoed krijgt, kan een beroep gedaan worden op de twee afwentelsystemen, zij het dat schade niet dubbel vergoed wordt.

68 Art. 3:38 Wet Financieel Toezicht staat toe dat verzekeringen deze vorm van molest vergoeden. 69 Spier e.a. (2012), p. 11.

(20)

4. Sociale zekerheid

Het systeem van de sociale zekerheid is een laagdrempelig systeem en geldt in plaats van of in aanvulling op het aansprakelijkheidsrecht.70 In het algemeen biedt het een vangnet voor mensen die ten gevolge van ziekte, overlijden van naasten, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid niet meer in hun eigen inkomen kunnen voorzien (personenschade).71 De gehele bevolking kan een beroep doen op de sociale zekerheid, er is dan ook sprake van volledige risico-collectivering. Het is als het ware een publieke verzekering. 72 Men heeft recht op een uitkering ongeacht de toerekenbaarheid of de oorzaak van de schade. Bij rellen zal niet snel sprake zijn van inkomensschade, maar zal men eerder zaakschade en immateriële schade vergoed willen hebben (als slachtoffers bijvoorbeeld uren in doodsangst hebben gezeten). Fondsen en kredietregelingen bieden daarvoor een uitkomst.

Schadefondsen en wetten

Een schadefonds probeert een oplossing te bieden voor massaschade.73 Een dergelijk fonds vereist vaak bepaalde regels voor het verkrijgen van schadevergoeding. In Nederland zijn er diverse schadefondsen en wetten die de vergoeding van schade regelen. Echter, deze zijn allen toegespitst op rampen, zoals Stichting Nationale Rampenfonds en de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS). Rellen vallen hier niet onder. Ook het Schadefonds Geweldsmisdrijven biedt geen oplossing omdat dit niet bedoeld is voor openlijke geweldzaken zoals rellen.74 In dat geval is het mogelijk dat de overheid een speciaal fonds in het leven roept, zoals voor het eerst in Haren is gebeurd.

70

Hartlief (1997), p 58.

71 Hartlief (1997), p. 29.

72 Van den Bergh e.a. (1990), p. 94. 73 Hartlief (1997), p 58.

74

‘Uitspraken Rechtszaken Rellen Haren’, De Rechtspraak, Rechtspraak.nl (zoek op rellen Haren), geraadpleegd op 3 juli 2014.

(21)

Schadefonds Haren

Het Schadefonds Haren is vastgesteld in de Regeling tegemoetkoming schade openlijk geweld.75 In eerste instantie lijkt het fonds een oplossing te zijn voor het causaliteitsprobleem van de onrechtmatige daad en groepsaansprakelijkheid. Gedupeerden kunnen gemakkelijk een aanvraag indienen voor kosten tot herstel van de schade of vervanging als herstel onmogelijk is. Aan tegemoetkoming worden geen hoge eisen gesteld. De gedupeerde moet aantonen dat, en hoeveel, hij schade heeft geleden en dat deze niet kan worden vergoed door de dader of de eigen verzekering. Dit moet zo veel mogelijk worden onderbouwd met schriftelijke stukken. Andere (reeds uitgekeerde) vergoedingen moeten van de schade worden afgetrokken. Op deze manier wordt het causaliteitsvereiste omzeild. Het is voldoende als wordt aangetoond dat schade is geleden bij de rellen. Echter, een dergelijk fonds kent ook zijn beperkingen waardoor het onzeker is of gedupeerden een tegemoetkoming zullen krijgen.

Praktische problemen

De hamvraag bij een fonds is hoe de gelden geworven worden. Deze werving is afhankelijk van beslissingen van bovenaf. Bij een fonds gefinancierd door de daders zoals in Haren hangt dit af van het OM, de rechter en de dader zelf. Ter illustratie, in Haren konden meerderjarige daders zich voor slechts € 500 ‘afkopen’ en minderjarigen voor € 250.76 Het bedrag dat in het fonds moest worden gestort, mocht de wettelijke boete voor de geschonden norm niet overschrijden. Voor openlijke geweldpleging geldt een maximale boete van € 20.250.77 De storting in het fonds was overigens niet afdwingbaar. Als de dader veroordeeld was tot storting in het fonds, maar dit niet deed, moest hij een boete van € 600 betalen.78 Deze boete kwam vervolgens niet in het fonds terecht. Het was dus maar de vraag of alle stortingen in het fonds terecht zouden komen en of de vergoeding bij de gedupeerde terecht zou komen.

75 Deze vervalt per 01-01-2015. 76

Van de Bunt, NJB (2013).

77 Geldboete van de vierde categorie, art. 141 jo. art. 23 WvSr.

78 Gerechtshof Leeuwarden 22 november 2012, NJFS 2013/54 (Project X).

(22)

Wat dat betreft heeft het Schadefonds Haren goed gefunctioneerd. In totaal hebben ruim 45 relschoppers moeten betalen, wat zij ook allemaal gedaan hebben. So

far so good. Echter, het totaalbedrag van bijna € 18.500 laat te wensen over, nu een

eenvoudige rekensom laat zien dat er maximaal € 951.750 in het fonds had kunnen zitten, en hoe kleinschalig het fonds is.79 Ondanks deze kanttekening heeft het fonds bijna alle gedupeerden die een aanvraag hebben gedaan (18 van de 23) hun gehele (rest)schade kunnen vergoeden. Dat komt ten eerste omdat het fonds enkel zaakschade heeft vergoed. Verzekeringen hadden een groot deel van deze schade reeds vergoed en een deel van de slachtoffers had geen behoefte aan schadevergoeding omdat zij slechts beperkte schade hadden. Ten tweede konden enkel particulieren en zzp’ers een aanvraag indienen.80 De achterliggende gedachte hiervan zou kunnen zijn dat de grootste schade geleden was door ondernemingen en zij doorgaans wel zorgen voor een goede verzekering, dus geen hulp van een fonds behoeven. Op deze manier zorgt het kleinschalige fonds voor de tegemoetkoming van slechts een select aantal mensen.

79

Kamerstukken II 2012/13, 33571, 5, p. 11.

80 ‘Schadefonds Haren kan bijna alles vergoeden’, RTV Noord, Rtvnoord.nl (zoek op Schadefonds),

geraadpleegd op 24 juni 2014.

(23)

5. Evaluatie

Nu beide vergoedingssystemen behandeld zijn, is het tijd om de balans op te maken. Tot nu toe is gebleken dat aan een procedure op grond van onrechtmatige daad hoge vereisten worden gesteld waaraan bij relschade bijna niet is te voldoen. De sociale zekerheid in termen van een schadefonds kampt ook met problemen, omdat het slechts geringe tegemoetkomingen kan faciliteren. Het is de vraag wat de gelaedeerde nu precies wil bereiken als hij belast is met schade. Als dat duidelijk is, kan concreter naar een oplossing worden gezocht in beide systemen.

5.1. Doelen en drijfveren

Doelen: vergoeding en handhaving

Het aansprakelijkheidsrecht is een systeem waarin men zijn rechten of aanspraken geldend kan maken en de status quo kan beschermen (herstel van het oorspronkelijke vermogen).81 Dit wordt ook wel de corrigerende rechtvaardigheid genoemd en omvat de klassieke visie op het aansprakelijkheidsrecht. 82 Aantasting van bepaalde rechten kan leiden tot schadevergoeding of een verplichting om zich van verdere aantasting te onthouden. 83 Het aansprakelijkheidsrecht functioneert aldus als een vergoedingsmechanisme. Dit komt ook wel tot uiting in het social justice camp, waarin (volledige) vergoeding en slachtofferbescherming voorop staat. 84

Hiernaast kan het aansprakelijkheidsrecht ook als een gedragsbeïnvloedings- en handhavingsmechanisme functioneren.85 In deze neo-liberale visie gaat het primair om preventie.Vergoeding is een gunstige bijkomstigheid, maar niet het ultieme doel. Door de laedens en de gelaedeerde te stimuleren voorzichtig om te gaan met het

81 Hartlief (2009), p. 7

82 Schwitters, NJB (2012) p. 1390. 83 Hartlief (2009), p. 8.

84

Zie Wagner, CMLR (2005), p. 1302, voor een onderscheid tussen het social justice camp en de hierna te noemen neo-liberale visie.

85 Hartlief (2009), p. 8.

(24)

veroorzaken van schade (aan een ander, en eigen schade) wordt het aansprakelijkheidsrecht omgevormd tot een gedragsbeïnvloedingssysteem.86

In de huidige samenleving is de corrigerende rechtvaardigheid niet meer van deze tijd; maatschappelijke waarden zijn veranderd. Heden ten dage worden ongevallen steeds meer gezien als te voorspellen gebeurtenissen en er is sprake van meer samengesteld handelen met overlappende verantwoordelijkheden. 87 Door de opkomst van sociale en private verzekeringen kan men zijn kosten afwentelen op een collectief, waardoor gedrag beïnvloed wordt. Daarbij heeft preventie (handhaving) zijn intrede gedaan als sociaal doel omdat men steeds meer waarde hecht aan veiligheid en risicobeheersing. Het aansprakelijkheidsrecht dient daardoor vandaag de dag twee sociale doelen: compensatie en preventie.88

Drijfveren: (financiële) genoegdoening

Naast deze doelen van het recht spelen er bij slachtoffers verschillende drijfveren om schade te verhalen. Het grondbeginsel van het aansprakelijkheidsrecht is ‘ieder draagt zijn eigen schade’. Echter, er kunnen situaties zijn dat het redelijker is om vergoeding te zoeken aan de kant van de risico-scheppende activiteit (aansprakelijke persoon) omdat de schade bijvoorbeeld aan zijn gedrag te wijten is. 89 Het aansprakelijkheidsrecht biedt de mogelijkheid om vergoeding over meerdere mensen te verspreiden waardoor het beter draagbaar is voor zowel de laedens als de gelaedeerde.90 Om van de eigen schade andermans schade te maken, zijn deugdelijke rechtsgronden nodig.

De primaire drijfveer hierachter is financiële genoegdoening, bijvoorbeeld als de schade de financiële bestaanszekerheid van een slachtoffer in gevaar brengt.91 Daarnaast spelen erkenning en emotionele genoegdoening een rol.92 Bij rampen hechten slachtoffers grote waarde aan de waarheidsvinding en spijtbetuigingen van verantwoordelijke personen of instanties.93 Bij rellen kan dit des te meer gelden

86 Hartlief (2009), p. 8. 87 Schwitters, NJB (2010), p. 1392. 88 Lindenbergh (2008), p. 6-7. 89 Drion (1955), p. 12. 90 Visscher (2006), p. 18. 91 Schijns, O&A (2010). 92 Hartlief (2009), p 12.

93 Van Dijk & Van Mierlo (2009)

(25)

omdat er dan sprake is van menselijk handelen, een fenomeen dat men zou moeten kunnen reguleren, te meer daar rellen geen nieuw fenomeen zijn. Er wordt wel gezegd dat verontwaardiging een belangrijkere impuls is bij het besluit de rechtsstrijd aan te gaan dan een nuchtere calculatie van de financiële voor- en nadelen van de procedure.94 Dit zal waarschijnlijk gelden voor de gelaedeerde met een stabiele financiële positie, want de nadelen van een procedure zijn niet zo gering dat ze op de koop kunnen worden toegenomen. Concluderend is daarom financiële genoegdoening de primaire drijfveer achter een aansprakelijkheidsstelling.

5.2 Analyse vergoedingssystemen

In deze beschouwing volgt een bespreking van de wenselijkheid van de besproken vergoedingssystemen in H3 en H4. De chaos die rellen teweegbrengen maakt het bijna onmogelijk om de gevoelsmatig duidelijk aanwijsbare daders juridisch aan te spreken. Dat zou betekenen dat de gedupeerde uitkomt bij het basisbeginsel ‘ieder draagt zijn eigen schade’. Om te bepalen of dat iets is wat moet veranderen dient eerst de vraag te worden beantwoord hoe wenselijk beide afwentelsystem zijn en wat voor rol de sociale doelen daarbij spelen.

5.2.1. Voor- en nadelen aansprakelijkheidsrecht

Algemeen

Het grote voordeel van het aansprakelijkheidsrecht is dat in beginsel de volledige schade vergoed kan worden, waaronder ook smartengeld (immateriële schade naar aanleiding van letsel, art. 6:106 BW), dat door verzekeringen en de sociale zekerheid zelden wordt vergoed.95

Ten tweede is een meerwaarde op emotioneel vlak dat de dader en het slachtoffer in hun onderlinge verhouding centraal staan. Op die manier wordt voorzien in de immateriële behoeften van slachtoffers (erkenning, genoegdoening en waarheidsvinding).96 Een procedure via het aansprakelijkheidsrecht biedt bij uitstek de mogelijkheid de waarheid boven tafel te krijgen door middel van

94

Nieuwenhuis, JusVer (2003), p. 15, ontleend aan Schijns, O&A (2010).

95 Hartlief (1997), p. 29.

96 Akkermans & Van Wees, TvvP (2007), p. 103; Van Maanen (2003), p. 3.

(26)

getuigenverhoren, deskundigenverklaringen en het opvragen van bescheiden op grond van art. 22 Rv en art. 843a Rv (exhibitieplicht). 97 Zo kan de gelaedeerde zelf invloed uitoefenen op de uitkomst van een proces. Dit kan zijn vertrouwen in het proces vergroten.98 Dit is een groot voordeel ten opzichte van de sociale zekerheid.

Ten derde is de rechter als geen ander in staat onpartijdig schadevergoeding toe te wijzen. 99 Slachtoffers kunnen de behoefte hebben aan een juridische onafhankelijke autoriteit die oordeelt dat er verkeerd is gehandeld.100 Nu zal dit per casus verschillen, want hoe emotioneler de omstandigheden, hoe groter de behoefte hieraan zal zijn. Toch is het een aangenaam kenmerk van het aansprakelijkheidsrecht.

Ten vierde biedt het aansprakelijkheidsrecht de mogelijkheid om te leren van de fouten die er gemaakt zijn, zowel voor de (risico)aansprakelijke, als voor de gelaedeerde. De onderzoeken die gepaard gaan met een proces maken het mogelijk om relevante informatie in te winnen over wat er is misgegaan, opdat zoiets in de toekomst niet weer gebeurt (het ‘leereffect).101

Tot slot wordt in de literatuur ook wel betoogd dat een dergelijke procedure voor slachtoffers een instrument kan zijn om zich te gedragen als verantwoordelijk burger en als zodanig de gemeenschappelijke waarden met betrekking tot grondrechten te behartigen (framing civil litigation as citizenship).102 Met betrekking tot dit laatste argument is het de vraag in hoeverre slachtoffers de financiële hordes willen nemen om een rechtszaak te starten, enkel om maatschappelijke waarden aan de kaak te stellen.

Nadelen zijn de strenge criteria van het aansprakelijkheidsrecht en het kostbare, langdurige proces: volgens schattingen kost elke euro aan schadevergoeding voor de gelaedeerde 50 cent aan transactiekosten (juridische bijstand). 103 Daarnaast duurt een proces al gauw een paar jaar, wat voor partijen enorm belastend is.104 Slechts een zeer klein deel van de schade die in de maatschappij ontstaat wordt via het aansprakelijkheidsrecht vergoed.105 Tevens is totale vergoeding in die zin niet

97 Akkermans & Van Wees, TvVP (2007), p. 108; Asser 3 (2013), nr. 181. 98 Shuman, KLR (1994), p. 63-64

99

Hartlief (2009), p. 18

100 Feldthusen, Greaves & Hankivisky, CJWL (2000), p. 66-116. 101 Hartlief (2009), p. 23; Shuman, KLR (1994), p. 63-64. 102 Hadfield (2008), p. 32-34. 103 Visscher (2006), p. 300-301. 104 Spier (2003), p. 110. 105 Hartlief (1997), p 29.

(27)

gegarandeerd omdat de rechter matiging kan toepassen (art 6:109 BW) of omdat de aangesprokene simpelweg geen verhaal biedt.

Ook blijkt het dat bij de afhandeling van schadevergoeding toch weinig aandacht wordt geschonken aan de emotionele kant van de zaak en het veelal een financiële afhandeling is.106 Overigens staat het in de wet dat schadevergoeding geschiedt in geld (art. 6:103 BW).107 Het voordeel van erkenning en genoegdoening is dus eerder een gunstige bijkomstigheid, maar wordt nergens duidelijk gewaarborgd, waardoor het dikwijls ondergesneeuwd kan raken. De waarheid wordt in dat kader ook niet altijd achterhaald, waardoor genoegdoening simpelweg niet altijd te bereiken is. 108

Een beroep op dit systeem kan alleen slagen voor schade die niet reeds uit anderen hoofde is vergoed.109 Sommigen bestempelen dit systeem als een damage

lottery: voor mensen in een economisch zwakkere positie zijn er meer obstakels om

een proces te starten (vooral in financiële zin) en slachtoffers die een identificeerbare veroorzaker hebben, hebben een gunstigere uitgangspositie.110 Het is de vraag of dit echt een kwestie van toeval is, of eerder een kwestie van pech.

Wenselijkheid relschoppers als dader

Vanuit het oogpunt van rechtvaardiging en preventie ligt het voor de hand dat veroorzakers de schade vergoeden in de mate waarin ze hebben bijgedragen aan het ontstane risico.111 Dit is wenselijk om de volgende redenen.

Ten eerste zal er een preventief effect uitgaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid via groepsaansprakelijkheid, als dit wordt aangetoond (de neo-liberale visie). De relatief lage straffen of boetes die relschoppers via het strafrecht opgelegd krijgen, maken vaak weinig indruk. De kans op herhaling is dan aanwezig. Van hoofdelijke aansprakelijkheid zal een grote afschrikwekkende werking

106 Schwitters, NJB (2012), p. 1394; Hartlief (2009), p 18. 107 Akkermans & Van Wees, TvVP (2007), p. 110. 108 Spier (2003), p. 111. 109 Hartlief (2009), p 33. 110 Schwitters, NJB (2012), p. 1393; Atiyah (1997), p. 99 – 105. 111 Hartlief (2009), p 100.

(28)

uitgaan.112 Daarbij wordt een krachtig signaal afgegeven aan de relschoppers en de buitenwereld.113

Ten tweede zijn het de relschoppers die feitelijk zorgen voor de schade, ondanks het voorwaardelijke falen van de overheid. Het is dan ook rechtvaardig als zij de verstoorde vermogensverhoudingen zouden herstellen. Daarbij zij opgemerkt dat een procedure voornamelijk tijd en geld kost voor de gelaedeerde: onderzoek, inventarisatie en individuele verweren van de verdachten kosten de nodige aandacht en correspondentie.114 De schade moet dan ook aanzienlijk zijn, wil de eiser er beter uit komen. Dat brengt ons bij een probleem: de financiële positie van de gemiddelde relschopper. In de meeste verzekeringspolissen is ‘opzet’ uitgesloten, waardoor de relschopper zelf in de buidel zal moeten tasten. Zoals reeds is beschreven, kan de rechter daartoe de schade matigen op verschillende gronden. Indien de rechter niet voorzichtig omgaat met de matigingsnorm kan een scheve financiële herverdeling van partijen het gevolg zijn waardoor tevens de preventieve werking van de schadevergoedingsplicht verwatert.115 Tot slot kan er beslag worden gelegd op de vermogensbestanddelen van de relschoppers. Echter, heeft de dader niets te bieden, dan is het recht uitgeput. Vooral jongere relschoppers zullen een zwakke verhaalspositie hebben. Vanaf 14 jaar zijn zij immers zelf aansprakelijk, indien het hun ouders niet verweten kan worden dat zij hun gedragingen niet hebben belet (art. 6:169 lid 2 BW). Ouders kunnen zich dikwijls op deze disculpatiegrond beroepen, omdat kinderen op die leeftijd reeds voldoende zelfstandig worden geacht te zijn.116

Dit veroorzaakt een paradox: een procedure heeft voor de eiser alleen zin als er voor een fors bedrag aan schade is geleden, maar hoe hoger het bedrag, hoe minder waarschijnlijk het is dat de relschopper dit bedrag kan betalen. Hoe rechtvaardig het ook lijkt dat de relschopper moet betalen, van een kale kip kan men niet plukken. Dat is een onbevredigende gedachte nu het slachtoffer (in feite zijn verzekeraar) niet zou moeten worden blootgesteld aan diens insolventie. 117 Momenteel is er een wetsvoorstel aanhangig bij de Eerste Kamer om ouders risicoaansprakelijk te stellen

112 Stolker, NJB (1985), p. 411. 113

‘Krachtig signaal met groepsaansprakelijkheid’, Rijksoverheid, Rijksoverheid.nl (zoek op

groepsaansprakelijkheid), geraadpleegd op 30 juni 2014.

114 ‘Krachtig signaal met groepsaansprakelijkheid’, Rijksoverheid, Rijksoverheid.nl (zoek op

groepsaansprakelijkheid), geraadpleegd op 30 juni 2014.

115

Stolker, NJB (1985), p. 411.

116 Kruijswijk Jansen, Bb (2013), p. 7. 117 Drion (1955), p. 12.

(29)

voor gedragingen van hun kinderen tussen de 14 en 16, zodat zij zich niet meer kunnen disculperen indien hen geen verwijt is te maken dat ze de gedraging van hun kind niet hebben belet.118 Dit zou bij rellen zoals in Haren, waar ook jonge relschoppers waren betrokken, een oplossing kunnen bieden omdat de verhaalbaarheid dan wordt vergroot. Bij voetbalrellen zal dat niet het geval zijn, omdat relschoppers daar doorgaans ouder zijn. Door de verhaalbaarheid te vergroten dient het wetsvoorstel slachtofferbescherming. Tevens kan het voorstel gedragscorrigerend werken, omdat het ouders nog meer zal stimuleren hun kind aan te zetten tot deugdelijk gedrag. 119 Hoe het ook zij, het is maar afwachten of, en zo ja, wanneer, het wetsvoorstel wordt aangenomen.

Het lijkt er aldus op dat, mocht een civiele procedure slagen, compensatie moeilijk bereikt wordt omdat de financiële positie van de relschoppers ontoereikend is, daar de schade onevenredig groot zal zijn in verhouding tot één relschopper. Daardoor wordt een herstel van de verstoorde vermogensverhoudingen niet bereikt.

Wenselijkheid overheid als dader

Wanneer omvangrijke schade zich voordoet, waartegen geen verzekering voorziening biedt, wordt het als een plicht van de gemeenschap beschouwd, deze schade (gedeeltelijk) voor haar rekening te nemen. 120 Handhaving is, zoals gezegd, bij uitstek een taak van de overheid. De verschuiving van de eigen verantwoordelijkheid bij schade naar een beroep op de overheid lijkt een trend te zijn van de laatste decennia.121 Dit blijkt uit het hoge tempo aan ontwikkelde jurisprudentie vanaf 1950, maar ook bijvoorbeeld uit het Wetsvoorstel nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hoewel dit laatste bestuursrechtelijk van aard is).122

In principe is (zoals eerder genoemd) de overheid niet verantwoordelijk te houden voor elke vorm van tegenspoed die haar burgers treft. Slachtoffers hebben in zekere zin ook een eigen verantwoordelijkheid. We leven in een risicomaatschappij waar onze veiligheid nu eenmaal niet altijd is gegarandeerd. Daar tegenover staat het

118

Kamerstukken II 2005/06, 30519, 2. De plenaire behandeling is verzocht aan te houden in afwachting van een bij brief van 6 februari 2014 aangekondigde novelle van dhr. Oskam, zie

Kamerstukken I 2013/14, 30519, G.

119 Kruijswijk Jansen, Bb (2013), p. 7. 120

Jansen e.a. (2004), 47.

121 Polak e.a., O&A (2008).

122 Spier e.a. (2012), p. 195; Di Bella (2014), p. 41.

(30)

idee van de welvaartsstaat: de overheid dient de veiligheid en welzijn van haar burgers te garanderen, vooral bij dreiging van gevaar waartegen de burger zelf niets kan doen.123 Bij rellen zal het veelal aankomen op het laatste principe.

Daarnaast is de overheid in beginsel een aantrekkelijke partij om te betrekken bij rellen. Als eenmaal is voldaan aan de vereisten van het aansprakelijkheidsrecht, biedt de overheid doorgaans onbeperkt verhaal, omdat zij nu eenmaal uit de schatkist kan putten. Het uitmaakt daarbij niet uit of het om de rijksoverheid of lokale overheid gaat.124 Het zou daarom eenvoudig verstoorde vermogensverhoudingen kunnen herstellen.

Echter, het aannemen van aansprakelijkheid van de Staat moet niet zonder meer worden aangenomen als iets vanzelfsprekends, in verband met de volgende consequenties. Aansprakelijkheid na rellen betekent dat de last wordt gelegd op een nog veel groter aantal eveneens ‘onschuldige’ personen (te weten inwoners van de aansprakelijke staat, daaronder begrepen ongeborenen, jeugdige kinderen, ernstig zieken of bejaarden). 125 Het is maatschappelijk niet verantwoord om zomaar tekortkomingen van ‘willekeurige’ werknemers (de gemeentelijke driehoek) toe te rekenen aan de Staat en daarmee de rekening te presenteren aan de samenleving. 126 Dat zou betekenen dat de belastingbetalende burger in Goes, die niets te maken heeft met regionale rellen elders in het land, moet betalen voor de onrechtmatige daad van de burgemeester of de politie in Haren. Dit heeft een negatieve herverdeling van de verstoorde vermogensverhoudingen tot gevolg (vergoeding ten laste van personen die niet hebben bijgedragen aan het risico). Wat betreft benadeling van de belastingbetaler, is de keerzijde daarvan dat als zich nog een keer iets vergelijkbaars voordoet, deze inwoners dezelfde behandeling zouden moeten krijgen (gelijkheidsbeginsel).

Al met al zou het getuigen van loyaliteit als de overheid verantwoordelijkheid neemt voor haar burgers. Ook aan compensatie, erkenning en genoegdoening wordt in dat geval voldaan, waarbij het duidelijk moge zijn dat dit enkel het geval is in het geval dat de overheid mededader is.

123 Jansen e.a. (2004), p. 97. 124

Stolker, Levine & De Bel (2001), p. 119.

125 HR 9 juli 2010, NJB 2010/1471 (Vuurwerkramp Enschede), conclusie AG J. Spier. 126 HR 9 juli 2010, NJB 2010/1471 (Vuurwerkramp Enschede), conclusie AG J. Spier.

(31)

Wenselijkheid meisje als dader

Het is reeds gebleken dat de schade voor het meisje in grote mate onvoorzienbaar was en nimmer beoogd. Daarmee is de onwenselijkheid van het meisje als dader eigenlijk al gegeven. Zoals eerder genoemd hebben in het buitenland eerder zogenaamde Facebookfeesten plaatsgevonden. Een groot verschil is dat in deze gevallen de feesten bewust werden georganiseerd en dikwijls illegaal waren. Dat maakt ten eerste dat de onrechtmatigheid eerder gegeven is (omdat voor grote feesten een evenementenvergunning vereist is) en ten tweede dat de schade eerder toerekenbaar is. In de buitenlandse gevallen zijn de organisatoren dan ook aangesproken voor honderdduizenden euro’s en zijn er zelfs een enkelen veroordeeld tot een paar maanden celstraf. 127 Nu het meisje nimmer beoogd heeft zoveel mensen naar Haren te laten komen zou het onevenredig zwaar zijn als zij de (gehele) schade moet voldoen voor rellen waar zij zeker aanleiding tot heeft gegeven, maar waar twee andere partijen feitelijk verantwoordelijk voor zijn. Ons rechtssysteem zou wonderlijk in elkaar zitten als het niet mogelijk is om groepsaansprakelijkheid van relschoppers aan te tonen bij rellen, maar wel een 16-jarig meisje aan te spreken dat per ongeluk via internet duizenden mensen uitnodigt. Tevens zullen slachtoffers eerder wrok jegens de relschoppers koesteren dan tegen het meisje. Het is dan ook vanuit maatschappelijk oogpunt niet wenselijk om haar aansprakelijk te stellen. Een civiele procedure zal in haar geval dan ook geen sociale doelen dienen. Hopelijk heeft het gevolg van “Project X” een preventief effect, en zal men in het vervolg twee keer nadenken voordat hij een uitnodiging openlijk via het internet verstuurt.

5.2.2. Voor- en nadelen sociale zekerheid

Algemeen

Een kenmerk van de sociale zekerheid in het algemeen (en het schadefonds in het bijzonder) is dat de getroffene lang niet altijd als slachtoffer gezien wordt en de dader vaak helemaal niet in beeld komt, zoals in het aansprakelijkheidsrecht.128 Voor

127

‘Hoe Project X feesten eerder uit de hand liepen’, NRC, Nrc.nl (zoek op Project X-feesten), geraadpleegd op 27 juni 2014.

128 Hartlief (2009), p. 32.

(32)

vergelding of spijtbetuigingen is deze optie dus niet bevredigend. Ook voor personenschade zoeken slachtoffers steeds vaker hun heil in het aansprakelijkheidsrecht, met name door ontwikkelingen in de sociale zekerheid zoals de geringe uitkeringen en aanscherping van de uitkeringsvoorwaarden.129

Een ander kenmerk van de sociale zekerheid is het uitgangspunt van gelijke uitkeringen voor iedereen. Dit klinkt in eerste instantie rechtvaardig, maar heeft tot gevolg dat de uitkering niet altijd evenredig is met iemands totale schade. De kleinere aanvragen hebben dan een relatief gunstigere positie ten opzichte van de grotere aanvragen.

Toch kan een schadefonds aantrekkelijk zijn als het aansprakelijkheidsrecht niet werkt. Over het algemeen komt een fonds sneller tot uitkering dan een aansprakelijkheidsrechtelijke procedure, vanwege de minder strenge vereisten. Er is sprake van een verband tussen de sociale zekerheid en aansprakelijkheidsrecht: wat men in het ene systeem niet kan krijgen, zoekt men in het andere.

Wenselijkheid schadefonds

Een fonds gefinancierd door de relschoppers heeft in Haren voor het eerst uitwerking gehad. Wat betreft het OM is deze aanpak voor herhaling vatbaar.130 Een dergelijk fonds kan ter voorkoming van een negatieve herverdeling (vergoeding ten laste van de gedupeerden zelf) soelaas bieden.131 Echter, wat betreft de uitkeringen heerst de politieke vraag of er wel grond bestaat tot een voorkeursbehandeling van een bepaalde categorie getroffenen. Dit heeft een ongelijke behandeling tot gevolg. Aan de andere kant, net zoals de overheid niet voor elke burger garant kan staan, kan een fonds niet iedereen schadeloos stellen. Er zal dus toch dikwijls een afweging gemaakt moeten worden.

Daarnaast zal de gedupeerde, indien hij gederfde winst of ander nadeel heeft, naast het fonds andere wegen moeten bewandelen. Immers, het fonds dekt enkel zaakschade. Dat is een extra belasting voor de gedupeerde, en bovendien is de

129 Hartlief (2009), p. 33. 130

‘Schadefonds Haren kan bijna alles vergoeden’, RTV Noord, Rtvnoord.nl (zoek op schadefonds

Haren), geraadpleegd op 24 juni 2014.

131 Hartlief (2009), p. 100.

(33)

verhouding tussen de verschillende aanspraken niet duidelijk.132 Het is met het oog op de voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) de vraag hoe de rechter in een civiele aansprakelijkheidsprocedure zal beslissen, als de gedupeerde reeds een vergoeding uit het schadefonds heeft gekregen.

Eerder bleek reeds dat op grond van gedragsbeïnvloeding, preventie en schadevergoeding in eerste instantie financiering door de veroorzakers voor de hand ligt. De vraag bij deze financiering is in hoeverre er een afschrikkend dan wel preventief effect uitgaat van de geringe boete die de daders in een fonds moeten storten. Toch is dit, als een civiele procedure niet slaagt, de enige manier om de relschoppers te straffen. Een fonds biedt daarom, ondanks de bezwaren, de particulier een geschikte tegemoetkoming, zij het dat het om geringe bedragen gaat.

132 Van de Bunt, NJB (2013).

(34)

6. Oplossingen

De vraag is hoe een procedure via het aansprakelijkheidsrecht of de sociale zekerheid kan slagen, zodat de sociale doelen (compensatie en preventie) optimaal gerealiseerd worden. Als de drempels van het aansprakelijkheidsrecht te hoog zijn, of de sociale uitkeringen te laag, komt men aan realisatie van deze doelen überhaupt niet toe. De vraag is hoe beide systemen aangepast moeten worden.

Voordat dat dit wordt besproken zij opgemerkt dat als risico-collectivering (het afwentelen van kosten op een collectief) wordt gemaximaliseerd, gedupeerden minder gauw een beroep op het aansprakelijkheidsrecht of de sociale zekerheid hoeven te doen en de bijbehorende problemen worden vermeden. Eerder is reeds genoemd dat niet alle verzekeringen relschade vergoeden. Echter, dat sommige gevallen (nog) niet te verzekeren zijn, betekent niet dat de ontwikkeling op dat terrein achterwege moet blijven.133 In Frankrijk en België geldt een verplichte rampendekking op vrijwillige verzekeringen.134 Dit zou in Nederland op rellen toegepast kunnen worden. Om een bevordering van de verzekerbaarheid van de risico’s te vergroten, zou de Staat kunnen bijspringen en als herverzekeraar kunnen optreden.135 Herverzekering houdt in dat de verzekeraar het risico van uitbetaling overdraagt naar een herverzekeraar.136 Een herverzekeraar is vaak beter in staat extreme schade te vergoeden omdat het een grotere entiteit is die meerdere verzekeringsportefeuilles bezit.137 De verzekeraar spreidt daardoor zijn risico’s waardoor hij eerder geneigd is dekking te bieden aan de verzekerde. De nadelen van de Staat als financierder spelen dan wel wederom een rol (zie §5.2.1). 133 Spier e.a. (2012), p. 11. 134 Hartlief (2009), p. 108. 135 Hartlief (2009), p. 108. 136 Art. 1:1 Wft.

137 Boshuizen & Jager (2010), p. 320.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Hoewel er, zoals hiervoor geschetst, op dit moment een forse personele capaciteit bij de Nederlandse politie voorhanden is, vooral voor opspo- ringstaken, is uiteraard nog niet

De conclusie is dat de SKZL preparaten voldoen aan de eisen die aan enquêtemonsters gesteld worden, dat externe kwaliteitsprogramma's slechts een deel van de analyseprocedure dekken

Uit eerdere inventarisaties/enquêtes Meerburg et al., 2008 is gebleken dat in de Hoeksche Waard de aandacht bij het waterschap Hollandse Delta voor ecologisch beheer van dijken

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Bovendien kan een toevertrouwd belang volgens de memorie van toelichting niet alleen zijn gelegen in rechtstreeks uit de wet verkregen taken, maar even- eens in

De vijfde categorie wordt gevormd door overmacht bij protesten op straat en confrontaties met de politie. In 1976 werd een verdachte veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Hij

Zowel voor naasten als voor nabestaanden bleek een sterker verwijt aan de verantwoordelijke persoon/dader gepaard te gaan met een grotere behoefte aan vergoeding van affectieschade