• No results found

Gentrificatie in Amsterdam Oost : kwalitatief onderzoek naar de invloed van de gemeente op de rol van horeca in stadsdeel Amsterdam Oost

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gentrificatie in Amsterdam Oost : kwalitatief onderzoek naar de invloed van de gemeente op de rol van horeca in stadsdeel Amsterdam Oost"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gentrificatie in Amsterdam

Oost

Kwalitatief onderzoek naar de invloed van de gemeente op de

rol van horeca in stadsdeel Amsterdam Oost

Having Sjoerd Smidt 10400214

Universiteit van Amsterdam

Faculteit Gedrag- en Maatschappijwetenschappen

Juni 2015 Bachelorscriptie

Scriptiebegeleidster: Mandy de Wilde 19352 woorden

(2)

2

Inhoud

Voorwoord ... 4 1.Inleiding ... 5 1.1 Aanleiding... 5 1.2 Doel- en vraagstelling ... 6

1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ... 7

1.4 Leeswijzer ... 8 2. Theoretisch kader ... 9 2.1 Creatieve klasse ... 9 2.2 Gentrificatie ... 10 2.3 Operationalisering ... 15 3. Methode ... 17 3.1 Onderzoek benadering ... 17 3.2 Beleidsanalyse ... 18 3.3 Sampling ... 19 3.4 Semi-gestructureerde interviews ... 22 3.5 Grounded Theory ... 23 3.6 Betrouwbaarheid en validiteit ... 24

3.7 Stadsdeel Amsterdam Oost ... 26

4. Analyse ... 29

4.1 Horecanota Stadsdeel Oost... 29

4.1.1 Centrum breidt uit ... 30

4.1.2 Toename aantal inwoners ... 32

4.1.3 Aantal studenten neemt toe ... 34

4.2 Idee en mening over stadsdeel Amsterdam Oost ... 35

4.2.1 Verandering ... 35

4.2.2 Collegialiteit ... 38

4.3 Eigen rol in de buurt ... 40

4.4 Contact tussen de gemeente en ondernemers ... 44

4.4.1 Weinig contact ... 45

4.4.2 Teveel regeltjes ... 45

4.4.3 Bij de gemeente duurt alles lang ... 48

4.4.4 Positief over de gemeente ... 49

4.4.5 Vriendjespolitiek ... 50

4.5 West als voorbeeld ... 51

(3)

3 5. Conclusie ... 57 5.1 Discussie ... 57 5.2 Reflectie ... 60 Literatuurlijst ... 62 Appendix ... 65

(4)

4

Voorwoord

Allereerst wil ik mijn vrienden bedanken die mij tijdens de afgelopen drie jaar van een motiverende, positieve en prettige studiesfeer hebben voorzien. Het was niet altijd even makkelijk, maar zonder hun steun had ik de studie nooit gehaald. De lange dagen die er in de bibliotheek zijn doorgebracht tot sluitingstijden aan toe had ik alleen nooit kunnen volhouden. Daarnaast waren de kritische houdingen tegenover het studiemateriaal en de vele discussies die daar uit voort zijn gekomen een uiterst goede manier geweest om de stof te leren.

De studie had natuurlijk nooit kunnen bestaan zonder alle docenten. Daarbij wil ik deze dus allemaal bedanken voor de interessante, verrijkende en waardevolle lessen. In het bijzonder wil ik mijn scriptiebegeleidster, Mandy de Wilde, bedanken die mij in het proces van het schrijven van deze scriptie altijd heeft voorzien van kritisch, constructief en verhelderend commentaar.

Degenen aan wie ik te danken heb dat ik hier gekomen ben zijn natuurlijk mijn ouders, die ik hierbij wil danken voor hun onophoudelijke steun en geloof in mij. Zonder hun, weet elke socioloog, zou ik niet zijn geweest wie ik nu ben. Mijn broers wil ik daarbij ook bedanken die mij altijd hebben gesteund en geïnteresseerd in mijn studie. Met name mijn oudere broer, waarmee ik ons appartement deel, die mij altijd van een studie bevorderende omgeving heeft kunnen voorzien bij ons thuis.

Voor mijn scriptie wil ik iedereen bedanken die mij hierbij heeft geholpen. Met name de ondernemers die wilden meewerken aan mijn onderzoek en de medewerkers van de gemeente. Zij waren altijd heel erg open, eerlijk en meewerkend en hebben van mijn scriptie een leuk project gemaakt waaraan ik nooit met tegenzin heb gezeten.

Sjoerd Smidt

(5)

5

1.Inleiding

1.1 Aanleiding

Het idee voor mijn scriptie is ontstaan rond een verhaal dat mijn broer me eens vertelde. Hij werkt in een koffiebar genaamd Rum Baba, dat zich bevindt in Stadsdeel Amsterdam Oost. Dezelfde eigenaar opende vijf jaar eerder in Amsterdam Oost reeds koffiebar Coffee Bru. Mijn broer vertelde dat zijn baas Rum Baba had geopend omdat de gemeente hem had gestimuleerd om te openen. De gemeente wilde dat zijn baas nog een gelijksoortige koffietent ging openen naast Coffee Bru. Hieruit kan men concluderen dat de gemeente een koffiebar als positief ziet voor de buurt en er daarom meer zou willen. Achteraf bleek dat de vork anders in de steel zat, maar hier ontstond wel mijn interesse voor hoe de gemeente een rol speelt in horecabeleid.

Naast dit verhaal nam ik nog meer veranderingen waar in Amsterdam Oost. Ik ben zelf woonachtig in Oost, dichtbij het Beukenplein dat sinds vorig jaar helemaal vernieuwd is en nu de plek is voor verschillende hippe barretjes, restaurants en het al eerder genoemde koffietentje Coffee Bru. Daarnaast opende winkelcentrum Oostpoort, het Oosterpark wordt verdubbeld door middel van een renovatie, het Volkshotel heropende na een vernieuwing, rond de Wibautstraat openen steeds meer nieuwe winkels en horecagelegenheden waar ook de Hogeschool van Amsterdam allemaal nieuwe vestigingen heeft gekregen en de hippe koffietentjes en trendy bars schieten als paddenstoelen uit de grond in stadsdeel Oost. Daarbij zie ik overal huizen in de steigers staan die klaar gemaakt worden voor de verkoop. Door het verhaal van mijn broer en deze waarnemingen begon ik mij af te vragen wat de rol van de gemeente is in deze stedelijke veranderingen.

De waargenomen veranderingen hebben de buurt opgewaardeerd en mooier gemaakt waardoor het voor mensen aantrekkelijker is geworden om naar het stadsdeel toe te trekken. Ook voor bezoekers is het stadsdeel aantrekkelijker geworden. Je zou denken dat dit alleen maar positieve gevolgen heeft omdat een wijk opgeknapt wordt en er in geïnvesteerd wordt. Er is echter ook een keerzijde. Door de vele renovaties en vernieuwingen wordt een wijk ook duurder en verandert het beeld van de buurt. Zo kunnen de oorspronkelijke bewoners zich misplaatst voelen en kan de wijk onbetaalbaar worden voor hen. Dit proces wordt ook wel

gentrification genoemd. De eerste persoon die deze term gebruikte was Ruth Glass in 1964.

(6)

6

residents in urban neighbourhoods.’ (Glass 1964). De lage klasse wordt uit een buurt gedreven door de middenklasse. Sindsdien is dit een veelbesproken thema dat altijd voor discussie zorgt bij stedelijke veranderingen.

Stedelijke vernieuwingen kunnen zorgen voor een stijging van de huur waardoor het onbetaalbaar wordt voor bepaalde mensen. Dit wordt ook wel eens een ‘veryuppingsproces’ genoemd. Waarbij de yuppen, Young Urban Professionals, massaal een buurt gaan bewonen die voor hun wel betaalbaar is en door de stedelijke vernieuwingen aantrekkelijk geworden is (Slater 2006). Volgens stadssocioloog Jan Rath spelen nieuwe koffietentjes ook een rol in dit proces.

De koffietent is echter niet alleen een symptoom van veryupping, het is ook een motor in dat proces, meent Rath: 'Jonge stellen oriënteren zich fietsend door de stad op een plek om zich te vestigen. Een cappuccinotent is dan een onmiskenbaar signaal van een veelbelovende buurt. Dat weten ze bij de stadsdeelraad ook, Zeeburg heeft de Coffee Company gesmeekt zich op het Javaplein te vestigen.

Buijs 2014

1.2 Doel- en vraagstelling

Op basis hiervan wil ik gaan kijken wat de rol van horeca is in stedelijke veranderingen. Daarbij wil ik me vooral richten op hoe dit vanuit de gemeente gestuurd wordt. Volgens Van Gent (2009: 63) is Nederland een ‘policy-dense’ land, een land waar voor alles beleid is en wordt gemaakt, met name in betrekking tot stedelijk beleid. Door het verhaal van mijn broer en de vele waargenomen vernieuwingen ben ik mij bewust geworden van de veranderingen om mij heen. Dit proces wil ik verklaren en daarbij spits ik mij toe op de rol van horeca en de gemeente in dit proces van verandering. Mijn onderzoeksvraag luidt hierbij als volgt:

Wat is de rol van nieuwe horeca in stedelijke veranderingen in stadsdeel Amsterdam Oost? En hoe wordt dit vanuit de gemeente gestuurd?

Om deze vraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld:

Wat voor middelen gebruikt de gemeente om stedelijke veranderingen te verwezenlijken?

(7)

7 Wat maakt stadsdeel Amsterdam Oost aantrekkelijk voor ondernemers om zich te op deze plek vestigen?

Zorgt nieuwe horeca voor een bepaald type bewoner of zorgen bewoners voor een bepaald type horeca?

1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Onderzoek naar gentrificatie is zeer populair en niet alleen maar omdat je in hippe wijken onder het genot van een latte je onderzoek kan doen (Slater 2006: 738), maar omdat het bij iedereen zo ontzettend veel losmaakt. Het is een fenomeen dat overal ter wereld plaats vindt en waar altijd de heftigste discussies over gevoerd worden (ibid.: 739). In het 18e

arrondissement van Parijs is er laatst een nieuwe brasserie geopend, genaamd Brasserie Barbès. Een biertje kost hier 8 euro en van binnen doet het denken aan een mooie authentieke brasserie, maar als je naar buiten loopt heb je het gevoel dat je in één van de armste wijken van Parijs zit (Le Monde 2015). De bewoners van de wijk zijn er absoluut niet blij mee omdat het voor hun niet betaalbaar is en het er alleen maar is voor de toeristen die naar de nabijgelegen Sacré-Cœur komen. Ook in Amsterdam heeft er iets gelijksoortig plaatsgevonden. De Harbour Club in het Oostelijk Havengebied is een luxe vis- en wijnrestaurant waar de omliggende bewoners, voornamelijk sociale huurwoning, zelf weinig aan hebben. Op 11 mei was er een buurtgesprek waar ik aanwezig was waaruit bleek dat de bewoners fel tegen het langere verblijf van het luxe restaurant waren. Het restaurant voegde voor hun niks toe, omdat het onbetaalbaar was en daarbij ook voor geluidsoverlast zorgde.

Het moge duidelijk zijn dat nieuwe horeca in bepaalde wijken soms voor veel commotie kan zorgen. Horeca kan er voor de huidige bewoners zijn, of kan toespelen op bewoners die er gaan komen. Bewoners kunnen zich ergeren aan een horecavestiging die voor hen niks toevoegt aan de wijk. Daarnaast kan een vernieuwende horecagelegenheid een buurt ook voorzien van een nieuwe impuls. In dit maatschappelijk debat wil ik onderzoeken of de gemeente hier een rol in speelt of niet. De vraag is dus of de oprichting van nieuwe horecagelegenheden van bovenaf wordt gestimuleerd om een buurt te veranderen.

Momenteel is hoogleraar stadssociologie aan de Universiteit van Amsterdam Jan Rath bezig met het schrijven van een artikel genaamd ‘From greengrocers to cafés. Producing social diversity in Amsterdam’. Daarnaast is hij veel bezig met de rol van koffietentjes in stedelijke

(8)

8

veranderingen en stelt zichzelf daarbij de vraag: ‘Ik ben zelf ook een yup en betaal liever 2,80 euro voor een goede cappuccino dan 1,50 euro voor een bakkie pleur. Maar de vraag is: zijn Jan met de Pet en Ali met de Muts ook blij met de verandering?' (Buijs 2014). De stad is een plek waar ruimte moet zijn voor iedereen. Bepaalde horeca kan daarbij zorgen voor uitsluiting van bepaalde mensen. Het is belangrijk om dit in kaart te brengen en daarbij de rol van de gemeente toe te lichten. Door actoren als horeca en de gemeente in het proces van gentrificatie te duiden kunnen we meer te weten komen over hoe het proces in gang wordt gezet en wat daar aan mee- of tegenwerkt. Daarbij wordt het ook duidelijk hoe de rol van de gemeente ervaren wordt bij de ondernemers. Het is daarom relevant om meer te weten te komen over het proces van gentrificatie en de rol van twee belangrijke actoren in dit proces.

1.4 Leeswijzer

Het onderzoek heb ik verdeeld in verschillende hoofdstukken. Ik zal eerst mijn theoretische concepten behandelen. Hierin schep ik een theoretisch kader voor het onderzoek. Daarna zal ik in mijn methode uitleggen hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden. Daarin zal ik de verschillende onderzoeksmethoden uitleggen en daarbij legitimeren waarom ik voor deze methode heb gekozen. Ook zal de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek besproken worden en er een beschrijving van Stadsdeel Amsterdam Oost gegeven worden. Vervolgens komt de analyse, waarin eerst de Horecanota besproken zal worden en dan daarna de interviews met de ondernemers en medewerkers van de gemeente. Hieruit zullen enkele concepten ontstaan die in de conclusie aan de theorie gekoppeld zullen worden. In de conclusie worden de deelvragen beantwoord om zo tot de beantwoording van de onderzoeksvraag te komen. Kort zal er daarna nog gereflecteerd worden op het onderzoek om ook de tekortkomingen ervan te benoemen.

(9)

9

2. Theoretisch kader

2.1 Creatieve klasse

Met Richard Florida’s The Rise of the Creative Class brak er in 2002 een nieuw tijdperk aan voor stedelijk beleid. Het aantrekkelijk maken van steden door het aantrekken van hoogopgeleide creatieve mensen zouden steden economisch, cultureel en sociaal doen laten groeien. Zef Hemel publiceerde in januari 2002 een brochure Creatieve Steden! net voor de grote doorbraak in het veld van stedelijke ontwikkelingen van Richard Florida waarin hij een zeer overeenkomende visie uitlegt (Peck 2012: 463). Hij pleit ook voor meer creativiteit in de stad:

In de nieuwe economie gaat het om een overvloed aan portable skills, om mensen met hun kennis, vaardigheden en talenten die niet gebonden zijn aan specifieke plekken maar die juist gemakkelijk verhuizen. Deze beweeglijkheid van mensen als belangrijkste productiefactoren in de nieuwe economie onderstreept nog eens het grote gewicht van het scheppen van condities voor creativiteit. Wie hier geen aandacht aan besteed, loopt het risico deze belangrijke welvaartsbron te verliezen.

Hemel 2002: 17

Het aantrekken van creativiteit is de crux tot een economisch succesvolle stad. Volgens hem zijn nieuwe ideeën, en de snelle vermarkting hiervan, van groots belang om aan de top te blijven van de mondiale economie (ibid.: 15). Zo waren alle grote, tot de verbeelding sprekende wereldsteden in de moderne geschiedenis ook aan de top gekomen. In het vijftiende eeuwse Florence floreerde de kunst in samenwerking met het gildensysteem, de organisatie van de VOC leverde Amsterdam de Gouden Eeuw op en de steden in Noord-Frankrijk bloeide op door samenkomst van champagne en het markten- en beurzenstelsel (ibid.: 51). Met andere woorden, creativiteit moet aangetrokken worden en zo kan een stad een plek bieden voor een toevallige samenkomst van systemen, organisaties of instituties. Steden bieden hier een goed platform voor aangezien zij ‘over de meest gediversifieerde productiemilieus bezitten, direct inzicht geven in de grillige ontwikkeling van consumptiemarkten en veel gelegenheid bieden tot gezochte en ongezochte face-to-face

(10)

10

contacten.’ (ibid.: 63). Volgens Florida zorgt een hoge mate van technologie, talent en tolerantie – de drie T’s – dat creativiteit wordt aangetrokken:

To attract creative people, generate innovation, and stimulate economic development, a place must have all three. I define tolerance as openness, inclusiveness, and diversity to all ethnicities, races, and walks of life. Talent is defined as those with a bachelor’s degree and above. And technology is a function of both innovation and high-technology concentrations in a region.

Florida 2003: 10

De kern van deze creatieve klasse bestaat voornamelijk uit hoogopgeleide wetenschappers, ingenieurs, designers, kunstenaars, muzikanten, architecten en academici (ibid.: 8). Binnen de Randstad is de regio Amsterdam het creatieve centrum (Hemel 2002: 47), en wil dit blijkbaar ook staande houden door een man als Richard Florida voor veel geld te laten spreken (Peck 2012: 462, 482). De gemeente Amsterdam heeft in 2003 diep in de buidel getast om Richard Florida als headliner in de Westergasfabriek te laten spreken tijdens het evenement Creativity

and the City (Peck 2012: 464). Zef Hemel zou het hier helemaal mee eens zijn want hij pleit

om de condities voor creativiteit in stedelijke netwerken te bevorderen.

2.2 Gentrificatie

De visie die Florida en Hemel propageren wordt ook wel eens een dekmantel voor gentrificatie genoemd (ibid.: 471): een excuus om hoge sociaal-economische groepen aan te trekken en lage sociaal-economische groepen van hun plek in de stad te ontzien. Gentrificatie wordt klassiek gedefinieerd als ‘the upgrading of housing and retail businesses in a neighbourhood with an influx generally of private investment.’ (Smith 1996: 30). Met andere woorden, het opwaarderen van een wijk door te investeren in woningen, horeca en winkels.

Het zijn de gevolgen van gentrificatie die voor veel discussie zorgen. Voor de één betekent het duurdere woningen, voor de ander betere woningen; voor de één veiligere straten, voor de ander homogenisering van een voordien diverse wijk en voor de één een mooiere plek om te wonen en voor de ander sociale uitsluiting. Zo vindt Peter Byrne (2003: 419) dat mensen met een laag inkomen economisch baat hebben bij gentrificatie omdat het ten eerste werkgelegenheden biedt in het voorzien van goederen en diensten die de meer welgestelde inwoners zich wel kunnen veroorloven. Ten tweede biedt het op politiek niveau een politiek

(11)

11

platform waarbij welgesteldere en armere inwoners met elkaar kunnen samenwerken in een democratisch proces waarbij ze met elkaars prioriteiten rekening moeten houden (ibid.: 421). Ten derde, biedt het op sociaal niveau mogelijkheden, aangezien mensen met elkaar moeten samenwonen in een wijk waar ze elkaar tegen zullen komen op straat, de lokale winkels, lokale scholen en andere lokale instituties (ibid.: 422).

Daartegenover beargumenteren andere sociale wetenschappers dat gentrificatie een uitkomst is van een toenemende neoliberalisering van stedelijk beleid en lagere sociale klassen ertoe dwingt uit een buurt te verhuizen omdat het te duur wordt (Slater 2006: 740). Door het opwaarderen van een wijk zullen goederen en diensten duurder worden en kan het ook tot gevolg hebben dat de huur omhoog gaat en je uiteindelijk je huis uit moet. Dit leidt tot uitsluiting van een sociale klasse van de maatschappij, mensen die zich in de schulden werken omdat de huur telkens omhoog gaat of mensen die uiteindelijk op straat moeten gaan wonen omdat ze nergens meer naartoe kunnen (Smith 1996: 44). Ook voor Tim Butler (2007: 761) is gentrificatie in ieder geval onlosmakelijk verbonden met uitsluiting en is het in essentie een proces van klasse verandering. Met andere woorden, de meningen over de gevolgen van gentrificatie lopen erg uiteen.

De term zelf is echter al aan vele veranderingen onderhevig geweest:

The perception is no longer about rent increases, landlord harassment and working-class displacement, but rather street-level spectacles, trendy bars and cafes, i-Pods, social diversity and funky clothing outlets.

Slater 2006: 738

Zo zijn het in Europa niet per se private investeringen, die in de klassieke definitie als motor achter het gentrificatie-proces zitten, maar spelen de gemeente en overheid ook een rol. Studies over de Europese situatie verschillen daarom nogal eens van de studies en literatuur die we lezen uit de Verenigde Staten over gentrificatie. Uitermark et al (2007: 138) spreken daarom liever over ‘state-led gentrification’, waarin lokale gemeentes gesteund worden vanuit de overheid om buurten en wijken op te knappen. Daarnaast heeft Nederland een reputatie opgebouwd wat betreft zijn manier van huizen beheren waarin woningcorporaties een grote rol spelen (Boelhouwer 2007: 383). Een groot deel van de woningen is bedoeld als sociale huurwoning, zo was in 2000 nog 62% van alle woningen in Nederland sociale

(12)

12

huurwoning (Uitermark et al. 2007: 125). In samenwerking met woningcorporaties, die wettelijk gebonden zijn om al hun winsten voor nieuwe woningen te gebruiken (ibid.: 127), bepalen zij en de overheid wat er gebeurt op de woningmarkt. Met andere woorden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten is in Nederland de overheid, naast de woningcorporaties, een dominante actor in gentrificatie:

“The dominant strategy of urban renewal in the Netherlands: a serious upgrading of the housing stock in deprived areas to increase the share of the middleclass. This can be classified as a form of state-led gentrification by which the Dutch government and local actors attempt to improve not only the neighbourhood but also the poor residents living in it, by providing them with more wealthy neighbors who can lend them a hand and show them a way out of deprivation.”

Van der Graaf & Veldboer 2009: 61

Omdat gentrificatie een nogal negatieve connotatie over de jaren heen heeft gekregen spreekt men in Nederland liever van ‘Sociale mix’. Het heeft als doel sociale gelijkheid te creëren, het verminderen van sociale kosten voor de samenleving en de wijk opwaarderen door woningen op te knappen (Van der Graaf & Veldboer 2009: 61). In Nederland vallen de negatieve gevolgen volgens van der Graaf & Veldboer (ibid.: 79) heel erg mee: lagere sociale klassen trekken zich wel degelijk op aan midden en hoge sociale klassen, de oorspronkelijke bewoners voelen zich niet vervreemd van hun nieuwe omgeving en de lagere sociale klassen clusteren niet samen maar krijgen hulp van de hogere sociale klassen.

Naast de gemeente, overheid en woningcorporaties die een rol spelen in het gentrificatie-proces zijn er ook de al eerder genoemde koffietentjes en barretjes die een rol spelen. Jan Rath stelt zelfs dat de koffietentjes het hele proces in gang zetten (Buijs 2014). De koffietentjes spelen een rol in het aantrekken van de creatieve klasse, yuppen, gentrifiers of midden tot hoog sociaaleconomische klassen. Omdat gentrificatie meestal gaat over een andere soort bewoner of gebruiker van een buurt wordt de rol van horeca vaak onderbelicht en de komst ervan niet erkend als een probleem (Zukin 2009: 49). Mede ook doordat de komst van nieuwe horeca vaak positief wordt ontvangen door een buurt en zich er de uitsluitende werkingen ervan nog niet bewust van is (ibid.). Recentelijk is er echter meer onderzoek gekomen naar deze vorm van commerciële gentrificatie.

(13)

13

Andrew Deener (2007) die drie en een half jaar lang onderzoek heeft gedaan naar een populaire winkelstraat in Venice, Los Angeles, beargumenteert dat de komst van winkels en horeca er voor heeft gezorgd dat de buurt veiliger, mooier en aantrekkelijker is geworden. Daar tegenover staat wel dat de type winkels en horeca in de straat er voor hebben gezorgd dat het voornamelijk bezocht wordt door een bepaald type mens en daarbij ontoegankelijk wordt voor de rest van de populatie. Hij noemt dit symbolisch eigendom. Ter verduidelijking: het publiek dat voornamelijk kwam was vooral geïnteresseerd in handgemaakte producten en afhankelijke winkels en restaurants. Het type dat men onder de creatieve klasse kan scharen. Waar voordien de straat een gevarieerd aanbod van winkels en horeca had, heeft deze nieuwe type winkels en restaurants het straatbeeld overgenomen. Hierdoor sluit je ook een bevolkingsgroep uit, die zich het financieel wel kunnen veroorloven om er naartoe te gaan, maar zich niet op hun gemak voelen door het type mens dat er loopt (ibid.: 312). Het heeft een versterkende werking doordat het dezelfde soort mensen aantrekt die daardoor hun eigen wereld creëren en hiermee anderen uitsluiten.

“In other words, symbolic ownership does not simply result from the construction of a free-floating discourse about social space that exists in historical texts or the media; it also involves the recurring efforts of local actors to reproduce a set of observable signifying characteristics within the social environment that continues to attract some and deter others.”

Deener 2007: 312

Dit om duidelijk te maken dat er wel degelijk een soort van commerciële gentrificatie bestaat die veroorzaakt wordt door de komst van horeca en winkels.

Ook volgens Sharon Zukin (2009) is de komst van een ander type commercie een actor in het gentrificatie-proces. Zij stelt dat commerciële gentrificatie voor residentiële gentrificatie kan zorgen.

“The first “pioneers” are individually owned boutiques, often started by new local residents. When population density is greater and available stores are larger, more boutiques arrive and chain stores open, bidding up rents above the level many of the pioneers can afford.”

(14)

14

In haar onderzoek vergelijkt Sharon Zukin (2009) twee gegentrificeerde wijken in New York City. Harlem en Williamsburg waren twee wijken waar vroeger de huizen bijna allemaal leegstonden en er een hoge mate van criminaliteit heerste. Tegenwoordig zijn het echter mooie wijken waar de huizen voor veel geld verkocht worden en de criminaliteit aanzienlijk is gedaald. Ze onderscheidt echter een verschil tussen hoe deze wijken tegenwoordig zo hip, trendy en duurder zijn geworden. In Harlem is er ontzettend veel interventie vanuit de staat gekomen, waarbij er heel veel leningen aan de detail handel werden gegeven, veel investeringen in de woningen werden gedaan en ook qua infrastructuur werd de hele wijk aangepakt. Hierbij werden vaak belastingverminderingen gegeven aan nieuwe vestigingen en vestigde Bill Clinton er zijn hoofdkantoor van zijn Clinton Foundation.

Tegenover deze staat-gestuurde gentrificatie staat markt-gestuurde gentrificatie dat heeft plaatsgevonden in Williamsburg. ‘the growing reputation of its new performance spaces, art galleries, cafés, and bars gave Williamsburg an appeal that led to residential gentrification.’ (ibid.: 53). Dat Williamsburg zich dicht bij het central business district bevindt op Manhattan samen met de komst van vele kunst galerijen, cafés, barretjes en voornamelijk artiesten en muzikanten zorgde ervoor dat de buurt zichzelf gentrificeerde zonder enige hulp van de staat. De buurt werd een hotspot voor artiesten en muzikanten. Illegale feestjes werden gegeven in de leegstaande gebouwen waar de staat niet meer in wilde investeren. De buurt werd aangepakt door de bewoners zelf en gingen zelf investeren in de leegstaande huizen en opende hippe winkels en cafés. Ze waren als het ware een katalysator voor verandering.

Zukin (2009) beschrijft hoe de twee wijken nu ontzettend veel op elkaar lijken qua populatie en aanbod van horeca. De wegen daarnaartoe waren echter compleet verschillend. Men kan dus stellen dat horeca tegenwoordig een rol speelt in het gentrificatie-proces. In het licht van gentrificatie wil ik daarom gaan kijken hoe de gemeente inspeelt op de komst van horeca of dat het zelf heeft ingegrepen en daarmee horeca als middel heeft gebruikt om veranderingen te bewerkstelligen. Kan men meer spreken van een verandering die voornamelijk is gestuurd geweest door de staat zoals in Harlem of zijn het voornamelijk de bewoners zelf geweest, een markt-gestuurde wijze van gentrificatie die een buurt hebben veranderd zoals in Williamsburg?

(15)

15

2.3 Operationalisering

Gentrificatie definieer ik als ‘the production of space for more affluent users.’ (Hackworth 2002: 815). Dit betekent dat een gebied wordt veranderd ten gunste van meer welgestelde gebruikers. Om dit te operationaliseren bekijk ik welke methodes de gemeente daarvoor gebruikt ten aanzien van horeca. Men kan hier twee uitersten uit opmaken. Aan de ene kant zou de gemeente heel erg kunnen aansturen op horeca om een buurt te vernieuwen. Aan de andere kant kan de gemeente reageren op de opkomst van horeca in een buurt. Net zoals de twee typen gentrificatie die Zukin (2009) benoemde.

Kenmerken van het eerste uiterste, oftewel staat-gestuurde gentrificatie, zijn dat er sturingstechnieken van de gemeente gehanteerd kunnen worden om ondernemers aan te trekken om zich in een buurt te vestigen. Dit kan in de vorm zijn van subsidies, gunstige huurovereenkomsten of andere type beloftes die ervoor kunnen zorgen dat een wijk aantrekkelijker wordt. Zo kan men beloven dat er een markt of winkelcentrum in de buurt komt wat veel mensen zal aantrekken en daarmee gunstig is voor een ondernemer. Daarnaast kunnen ze strenger beleid voeren op zaken die mogelijk illegale inkomsten hebben om zo ruimte te maken voor andere ondernemers. De gemeente is ook bij machte om bestemmingsplannen te veranderen en daardoor meer horeca mogelijk te maken. Zukin (2009: 50-52) benoemd deze technieken en concludeerde daarbij:

“In view of the state’s prominent role in fostering upscale housing construction, the boutiquing of Harlem seems to reflect a specific kind of state-sponsored redevelopment: oriented toward the new middle class and tourists, and dovetailing with residential gentrification.”

Zukin 2009: 52

Daar tegenover staat de markt-gestuurde gentrificatie dat zich kenmerkt door de afwezigheid van staatinterventie, grote leegstand waardoor horeca zich makkelijk kan vestigen, een plotselinge explosie van cafés, bars en winkeltjes en een voordelige ligging vaak bij het centrum van de stad of het central business district (ibid.: 53). Daarnaast vindt er voornamelijk staatinterventie plaats nadat de wijk in opbloei is gekomen. Een staat die anticipeert op veranderingen die zij niet hebben geïnitieerd. De ondernemers waren vaak ook bewoners van de wijk en zijn zo begonnen met hun vestiging omdat ze het gevoel kregen dat er vraag naar

(16)

16

was. Daarbij worden de ondernemers vaak gekenmerkt door hun creatieve aard. Het zijn vaak kunstenaars, muzikanten en artiesten die onafhankelijk en eigenhandig iets willen opzetten.

Op basis van deze kenmerken zal ik trachten te achterhalen of de gemeente ingezet heeft op horeca om gentrificatie te bewerkstelligen en de creatieve klasse aan te trekken, of dat de gemeente heeft geanticipeerd op de opkomst van nieuwe horeca en de daarbij behorende gentrificatie. Daarnaast is het echter ook mogelijk dat ik helemaal geen kenmerken zal achterhalen en dat er van gentrificatie weinig sprake is in Oost.

(17)

17

3. Methode

In dit hoofdstuk zal ik mijn onderzoek benadering duidelijk maken door verantwoording af te leggen van de keuzes die er in dit onderzoek zijn gemaakt. De werkwijze zal hierbij blootgelegd worden en de daarbij behorende voor- en nadelen. Ten laatste zal een beeld worden geschetst van stadsdeel Amsterdam Oost en de horeca in Amsterdam Oost door middel van demografische en geografische kenmerken.

3.1 Onderzoek benadering

Door middel van onbewuste observaties over veranderingen in de stad zijn er vragen bij mij op komen rijzen over het beleid dat hieraan ten grondslag ligt. Deze observaties hadden vooral te maken met de vele horeca gelegenheden die overal opduiken en de renovaties die overal plaatsvinden. Zonder het te weten ben ik dus al met mijn onderzoek begonnen door opvallende veranderingen waar te nemen. Deze veranderingen worden aan de ene kant volgens onderzoek vooral gestuurd vanuit de overheid en gemeente (Uitermark et al. 2007; van Gent 2009; van der Graaf & Veldboer 2009; van der Wilk 2013). Aan de andere kant staat dat er ook onderzoek is dat stelt dat die veranderingen toe te schrijven zijn aan private investeringen of de komst van bepaald type bewoners (Glass 1964; Hackworth & Smith 2001; Redfern 2003; Zukin 2009). Vandaar dat ik wil bekijken hoe dit in Amsterdam Oost plaatsvindt en wat de rol van horeca en de gemeente daarin is.

Binnen dit onderzoek zal er op een kwalitatieve, interpretatieve en meer inductieve manier te werk worden gegaan. Kwalitatief onderzoek is een onderzoeksstrategie waarbij de nadruk ligt op het verklaren en begrijpen van wat er wordt gezegd in plaats van het meten en toetsen van wat er wordt gezegd. Dit gaat ook uit van een meer inductieve manier van onderzoek doen waarbij een theorie gegenereerd zal worden, in plaats van een theorie te toetsen (Bryman 2012: 36). Hiermee ben ik mij bewust van mijn epistemologische positie waarbij ik de sociale wereld interpretativistisch benader. Het begrijpen van de sociale wereld doe ik door de interpretaties van de participanten van de sociale wereld te aanschouwen. Hiermee ga ik dus niet uit van een positivistische gedachte waarbij ik de sociale wereld kan kennen zoals dat in de natuurlijke wetenschappen wordt gedaan (ibid.: 28). Ik wil de sociale wereld begrijpen aan de hand van de interpretaties van de participanten ervan. Daarnaast ga ik van een ontologisch constructivistische positie uit waarbij de sociale wereld wordt gemaakt door zijn deelnemers,

(18)

18

en het niet een fenomeen is dat buiten ons bestaat (ibid.: 33). Concepten als gentrificatie worden door onszelf gecreëerd en zijn geen onveranderbare concepten waar we geen invloed op hebben.

3.2 Beleidsanalyse

Mijn onderzoek zal ik beginnen met een beleidsanalyse van een beleidsdocument dat betrekking heeft op de horecasector in stadsdeel Amsterdam Oost. Op deze manier wil ik gaan bekijken hoe er vanuit de gemeente gestuurd wordt op de horeca. Met betrekking tot de horecasector is er geen nationaal, noch gemeentelijk beleid voor Amsterdam. In plaats daarvan is er een specifieke horecanota voor elk stadsdeel in Amsterdam. Zo ook voor Amsterdam Oost die in 2012 is uitgekomen, waarin ze heel enthousiast hun eigen rol niet onder stoelen of tafels verstoppen:

“In het stadsdeel wordt door bewoners, ondernemers, bestuur en stadsdeelraad hard gewerkt aan de ontwikkeling van een bruisend Oost met voor ieder wat wils. Een duidelijke visie op de ontwikkeling van horeca kan daarbij niet ontbreken.”

Horecanota 2012

Middels de Horecanota zal ik voldoende inzicht krijgen in het gemeentelijk beleid ten aanzien van de horeca in dit stadsdeel.

Hier zal ik een Qualitive Content Analysis op toepassen, wat betekent dat ik onderliggende thema’s van het beleidsdocument zal trachten te achterhalen (Bryman 2012: 557). Deze thema’s zal ik illustreren aan de hand van citaten uit de Horecanota. De Horecanota is met een doel geschreven die ik zal proberen te achterhalen waarbij ik ook een achterliggende gedachte zal proberen uiteen te zetten. Met behulp van het programma ‘Atlast.ti’, versie 7.5.6, heb ik codes kunnen aanmaken om zo terugkerende thema’s in het beleidsdocument te duiden. Hiermee heb ik het volgende netwerk ontwikkeld aan de hand van de meest voorkomende codes:

(19)

19

Afbeelding 1: zelf gemaakt.

Aan de hand van onder andere deze codes heb ik het beleidsdocument kunnen analyseren. Deze codes waren vaak voorkomend waarmee ik ze aan elkaar heb kunnen linken en het onderlinge verband ervan heb kunnen weergeven.

3.3 Sampling

Daarenboven heb ik een interview gehouden met de auteur van de Horecanota om zodoende vragen te kunnen stellen over specifieke gedeelten van het document, meer inzicht te krijgen in het proces hiervan en achterliggende betekenissen te kunnen achterhalen die ik mogelijk verkeerd zou kunnen hebben geïnterpreteerd. Daarbij heb ik ook een Winkelstraat- en Accountmanager gesproken die zeer nauw betrokken was bij het opstellen van de Horecanota.

Om me niet enkel te focussen op de gemeente heb ik ook ondernemers geïnterviewd om hun visie bloot te kunnen leggen op hun eigen rol in de buurt en stedelijke veranderingen. Zo heb ik getracht bloot te leggen of er ook een markt-gestuurde wijze van gentrificatie heeft plaatsgevonden in Oost. Daarnaast kon ik ook onderzoeken hoe zij de rol van de gemeente in stedelijke veranderingen zagen en wat hun gevoelens over de gemeente zijn. Vanuit de ondernemers heb ik ook kunnen onderzoeken wat hun beïnvloedt heeft om naar stadsdeel Oost te komen en wat hun idee of mening over Oost is. Hierdoor heb ik niet alleen meerdere standpunten gekregen over wat men van hun buurt en stadsdeel vindt, maar ook kunnen inzien hoe zij hun eigen rol in stedelijke veranderingen zien en wat zij van het gemeentelijk beleid vinden. Hierbij kon ik als het ware ook bekijken hoe de horecanota ervaren wordt.

(20)

20

Het belangrijkste criterium voor het kiezen van welke ondernemers ik ging interviewen was dat het een nieuwe horeca vestiging moest zijn. Daarbij heb ik besloten dat een vestiging niet langer dan vijf jaar mocht bestaan. Zo zijn het horecavestigingen die al enige tijd in de buurt zitten en daardoor wat binding met de buurt en het stadsdeel hebben gekregen en zich niet kortstondig met Oost hebben verbonden. Maar ze zijn ook niet te oud waardoor ze niet meer als nieuwe horeca gezien kunnen worden. Aangezien de Horecanota drie jaar geleden is geschreven is het ook interessant om te zien of er in de loop der jaren een verandering van beleid is ervaren onder de ondernemers. Er is echter één uitzondering van een ondernemer die al langer dan vijf jaar zijn vestiging in Amsterdam Oost heeft. Deze man heeft echter samen met nog twee ondernemers ondertussen zeven vestigingen in Oost, waarvan de eerste in 2008 is geopend en de laatste een paar maanden geleden. Aangezien zij zoveel vestigingen in Oost hebben en door zowel medewerkers van de gemeente als andere ondernemers worden gezien als degenen die Amsterdam Oost op de kaart hebben gezet, heb ik hier een uitzondering voor gemaakt. Daarnaast is het merendeel van hun vestigingen geopend in de laatste vijf jaar.

Het woord horeca is een samentrekking van de woorden, hotel, restaurant en café. Ik heb me echter enkel gericht op de ondernemers van restaurants en cafés omdat ik mij vooral richt op waarom bewoners tegenwoordig naar Oost toe trekken. Daarbij, gentrificatie wordt, simpel gedefinieerd, neergezet als de ‘displacement of working-class residents’ (Slater 2006: 740). Gentrificatie gaat om een andere type bewoner dat in een buurt komt wonen (Butler 2007), vandaar dat ik bezoekers en toeristen, de voornaamste doelgroep van hotels, buiten beschouwing houd. Ik ontken niet dat bezoekers en toeristen een mogelijke actor in dit proces kunnen zijn, maar neem die om bovengenoemde redenen niet mee in mijn onderzoek.

Ik heb mij dus gericht op restaurants en cafés die niet ouder zijn dan vijf jaar oud. Koffietenten worden hierbij geschaard onder cafés, net zoals in de Horecanota wordt gedaan. Ik heb eerst twee medewerkers van de gemeente geïnterviewd, die mij verder hebben verwezen naar ondernemers die interessant waren voor mijn onderzoek. Daarnaast had ik zelf al ondernemers benaderd die mij interessant leken op basis van de informatie die zij mij konden verschaffen. Flyvbjerg beschrijft in ‘Five Misunderstandings About Case-Study Research’ (2006: 230) dat deze methode aan te raden is ‘to maximize the utility of information from small samples and single cases. Cases are selected on the basis of expectations about their

(21)

21

information content.’ Door dat ze bijvoorbeeld zichzelf associeerde met Oost of de buurt door het in de naam van hun vestiging te gebruiken (zoals bijvoorbeeld Bar JOOST of De Ruyschkamer in de Ruyschstraat) of door hun populariteit en bekendheid in de buurt werd er in dit onderzoek verwacht dat ze veel interessante data konden bezorgen. Hierop is er in dit onderzoek door middel van snowball sampling aan andere ondernemers gekomen (Bryman 2012: 424). Dit houdt in dat er door de initiële populatie is doorverwezen naar andere ondernemers die volgens hun interessant waren voor het onderzoek. Dit was ook een voordeel in het blootleggen van het netwerk tussen de ondernemers (ibid.).

De ondernemers die ik uiteindelijk heb geïnterviewd zijn de eigenaar van De Ruyschkamer, de eigenaar van Roest die tevens de eigenaar is van Canvas op de 7e en Doka, en partner is van

de eigenares van het Volkshotel en de daarbij behorende Werkplaats, de eigenaar van koffietenten Coffee Bru en Rum Baba, de eigenaar van Distilleerderij ’t Nieuwe Diep en de eigenaar van Bar Joost. Daarnaast heb ik gesproken met één van de Drie Wijzen uit het Oosten die gezamenlijk Elsa’s Café, Café Kuijper, De Biertuin, Bar Bukowski, Café Maxwell, Henry’s Bar, Smokin’ Barrels en Eddy Spaghetti runnen. Tevens heb ik gesproken met de eigenares van Mik in Oost. Dit is een platform voor zowel ondernemers als bewoners in Oost om Oost te promoten en mensen met elkaar in contact te brengen. Zij beheert verschillende sociale media om stadsdeel Oost te promoten en is daarom een knooppunt tussen allemaal verschillende ondernemers in Oost. Het was zeer interessant om haar te spreken aangezien zij veel over het stadsdeel wist en bijna elke ondernemer in Oost wel kende en van vele zaken de ins en outs kende. Met andere woorden, zij was een goed meetpunt voor wat er onder de ondernemers speelde. Ook kwam ik in contact met de eigenares van een Bagels & Beans op IJburg toen ik de Winkelstraat- en Accountmanager van het Oostelijk Havengebied aan het interviewen was en heb haar kortstondig nog wat vragen gesteld.

(22)

22

Afbeelding 2: zelf gemaakt

3.4 Semi-gestructureerde interviews

De interviews heb ik semi-gestructureerd afgenomen om enerzijds een duidelijke rode draad door het interview te houden en anderzijds de flexibiliteit van het interviewen te behouden om zodanig ruimte te laten om andere interessante invalshoeken, constateringen en opvattingen te benoemen (ibid.: 471). Zo kon ik het gesprek leiden en mijn vooraf opgestelde vragen stellen, maar kon de geïnterviewde ook enigszins sturen om bepaalde aspecten te belichten waarop ik weer de mogelijkheid had om aan te haken en hiermee nieuwe interessante inzichten te verwerven. De vragen hadden betrekking op de betekeniswereld achter bepaalde processen, ervaringen, houdingen en acties van zowel de gemeente als de ondernemers zelf.

De rode draad van de vragenlijst voor de ondernemers begon met vragen naar praktische zaken zoals hoe zij hun eigen vestiging zouden omschrijven, hoelang ze al bestonden en wat de aanleiding ernaartoe was. Daarna vroeg ik hun naar wat hun idee van stadsdeel Oost was, waarom ze naar Oost waren gekomen, of ze zich betrokken voelen met Oost en wat ze vinden van hun buurt. Hiermee hoopte ik een beter beeld te krijgen van stadsdeel Oost en hun betrokkenheid ermee te achterhalen. Hierna ging ik verder met vragen naar hun ervaringen met de gemeente. Of ze moeite hadden met zich hier te vestigen, of ze veel contact hadden of hebben met de gemeente, en hoe zij de rol van de gemeente met betrekking tot hun onderneming zien. Hierdoor trachtte ik de rol van de gemeente bloot te leggen met betrekking tot het stimuleren of ontmoedigen van horeca om zich te vestigen. Aansluitend vroeg ik naar

(23)

23

enkele constateringen die ik uit de Horecanota had geabstraheerd. Daaruit hoopte ik te ondervinden of de visie van de Horecanota en die van de ondernemers overeenkwamen. Vervolgens vroeg ik hun naar hun eigen rol in de buurt. Of zij voor meer of minder cohesie in de buurt zorgden en wat voor publiek hier kwam. Of het publiek dat hier kwam representatief voor de buurt was en wat hun doelgroep was. Daarnaast vroeg ik ook naar hun rol in stedelijke veranderingen en of zij hebben toegevoegd aan veranderingen in Oost of niet. Hiermee probeerde ik achter hun rol in het gentrificatie proces te weten komen. Afsluitend vroeg ik naar hun toekomstplannen om hiermee ook hun toekomstvisie op Amsterdam Oost te achterhalen.

Logischerwijs heb ik voor de interviews met de medewerkers van de gemeente mijn vragenlijst aangepast. Bij het interview met de auteur van de Horecanota heb ik hele specifieke vragen gesteld over de Horecanota om daardoor de achterliggende betekenissen van bepaalde stukken te achterhalen. Sommige stukken waren mij niet helemaal duidelijk en daar heeft hij mij verhelderen met wat de gedachte was en het doel van een bepaald onderdeel. Daarbij waren er soms subjectieve en suggestieve gedeeltes die ik verhelderd wou hebben. Waar ik op ingegaan ben zijn de redenen voor het legitimeren van meer horeca in het stadsdeel. Er werden voornamelijk drie redenen aangehaald waar ik met doelgerichte vragen meer verduidelijking heb gekregen. Daarnaast heb ik ook gevraagd naar het proces van tot stand komen van de Horecanota.

Met de andere medewerker van de gemeente, een Winkelstraat- en Accountmanager die zeer nauw betrokken was met het opstellen van de Horecanota heb, ik op basis van haar functie ook andere vragen gesteld. Zij is het eerste contactpersoon voor de ondernemers naar de gemeente toe. Zij is als het ware de persoon tussen de gemeente en ondernemers in. Haar kon ik de meer praktische kant van het verhaal vragen, over hoe het implementeren van de Horecanota ging en wat de voornaamste problemen waren waar ondernemers tegenaan liepen. Zij kon mij verhalen vertellen over hoe bepaalde zaken er in de praktijk aan toe zijn gegaan.

3.5 Grounded Theory

Na het afnemen van de interviews heb ik ze getranscribeerd omdat het menselijk geheugen niet toereikend genoeg is om alles van elk interview te kunnen onthouden. Daarnaast ben je

(24)

24

tijdens je interview zoveel bezig met het gesprek en begrijpen van wat de geïnterviewde zegt dat het maken van notities je niet zal helpen maar enkel zal afleiden van een goed interview afnemen (Bryman 2012: 482). Door het transcriberen kunnen antwoorden ook meerdere keren onderzocht worden door zowel jezelf als andere onderzoekers. Ook hierbij heb ik met behulp van het programma ‘Atlas.ti’, versie 7.5.6, codes kunnen aanbrengen in mijn transcripties waardoor het analyseren van mijn data werd ondersteund. Codes heb ik gebruikt om mijn data te labelen, scheiden, verzamelen en organiseren (ibid.: 568)

Op basis van deze data heb ik concepten laten rijzen die uit mijn data zijn ontstaan. Dit is wat Glaser en Strauss (1967) Grounded Theory noemen. Op een inductieve manier, gegrond in je data, concepten laten ontstaan waarop je later een theorie kan baseren (Bryman 2012: 568). Door middel van het coderen van mijn data kan ik concepten gaan herkennen waarop ik een theorie kan baseren of aan kan koppelen. Ik zal daarom altijd heel dicht op mijn data blijven tijdens de analyse zodat ik, als het ware, mijn data laat spreken.

“His job is not to provide a perfect description of an area, but to develop a theory that accounts for much of the relevant behavior. […] His job and his training are to do what these laymen cannot do-generate general categories and their properties for general and specific situations and problems.”

Glaser & Strauss 1967: 30

Ik zal op basis van de data categorieën en concepten genereren om situaties en problemen uit te leggen, verklaren en zo mogelijk een theorie op baseren.

3.6 Betrouwbaarheid en validiteit

Het gevaar is er altijd dat respondenten sociaal wenselijke antwoorden geven waardoor men geen betrouwbare of valide antwoorden krijgt. Vooral met een veelbesproken thema als gentrificatie durven weinig mensen er hun vingers aan te branden. Sommige respondenten vonden het dan ook wel moeilijk om hun eigen mening te geven over wat hun vestiging doet met een buurt. Ze waren er zich van bewust dat ze een rol spelen in de buurt en daarbij vaak een vestiging zijn voor een bepaald soort publiek. Echter zeiden ze meestal wel dat ze deden wat ze zelf leuk vonden en zich daarom niet aansprakelijk voelden voor de mechanismen van uitsluiting die hun vestiging kan veroorzaken. Desalniettemin, wanneer ik ondervond dat er sociaal wenselijke antwoorden werden gegeven heb ik getracht de vraag op een later moment

(25)

25

nogmaals op een andere manier te vragen. Zo heb ik geprobeerd toch hun mening naar voren te krijgen en sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen. Op deze manier blijft de validiteit van de antwoorden gewaarborgd.

In Bryman (2012: 390) worden er vier criteria gegeven voor de betrouwbaarheid van je kwalitatief onderzoek: credibility, transferability, dependability en confirmability. Credibility ofwel geloofwaardigheid heeft betrekking op de interne validiteit van je onderzoek.

Tranferability of overdraagbaarheid doelt op de externe validiteit van je onderzoek. Dependability of soliditeit slaat op de vertrouwelijkheid van je onderzoek. Confirmability of

zekerheid heeft betrekking op de objectiviteit van je onderzoek.

De geloofwaardigheid van mijn onderzoek heb ik getracht te waarborgen door zeker te zijn dat elke respondent hetzelfde verstond onder de vragen en concepten die ik voorlegde. Door de epistemologisch interpretativistische benadering is het echter mogelijk dat respondenten fenomenen of concepten anders interpreteren en er daardoor een gebrek aan interne validiteit is. Omdat sociaal geconstrueerde concepten andere betekenissen voor verschillende ondernemers kunnen hebben, heb ik altijd gevraagd naar wat zij van iets vonden om zo duidelijkheid te verschaffen over dat we over hetzelfde aan het praten waren. Dit is echter niet altijd te garanderen en hoort bij een tekortkoming van kwalitatief onderzoek (ibid.).

De overdraagbaarheid of de mogelijkheid om mijn onderzoek opnieuw te doen is natuurlijk praktisch bijna onmogelijk, omdat een sociale wereld constant onder verandering hevig is en daarbij de sociale realiteit van fenomenen ook (ibid.: 390). Om dit probleem enigszins op te lossen moet een kwalitatief onderzoeker zich beroepen op thick description (ibid.: 392). Dit betekent dat hij goed en duidelijk zijn manier van onderzoeken moet beschrijven. Een gedetailleerde en rijke omschrijving van het onderzoek is nodig om de plausibiliteit en betrouwbaarheid van de uitspraken van de onderzoeker te waarborgen. Dit heb ik in deze methode sectie zo goed mogelijk getracht te realiseren zodat wanneer men mijn onderzoek onder precies dezelfde omstandigheden weer zou doen (wat praktisch onmogelijk is) men met dezelfde resultaten zou komen.

De soliditeit van mijn onderzoek heb ik verzekerd door elke stap van mijn onderzoek te hebben vastgelegd om zodanig de vertrouwenswaardigheid van mijzelf te waarborgen. Elk gesprek, interview, analyse en notitie is vastgelegd zodat er altijd teruggekeken kan worden naar hoe ik tot een bepaalde conclusie, constatering of concept ben gekomen. Zo is het mogelijk dat de

(26)

26

wetenschappelijke gemeenschap mijn onderzoek kan nakijken en controleren op verkeerde gevolgtrekkingen en ik mij over de betrouwbaarheid van mijn data en onderzoek geen zorgen hoef te maken.

De zekerheid of bevestiging dat mijn onderzoek helemaal objectief is, is onmogelijk in sociaal wetenschappelijk onderzoek (ibid.). Toch hoop ik mede door deze methode sectie aan te tonen dat ik objectiviteit wel heb nagestreefd. Hierbij heb ik getracht mijn persoonlijke waarden en theoretische voorkeuren buiten beschouwing te laten en heb laten zien dat ik ter goeder trouw heb gehandeld.

Hiermee hoop ik ook de authenticiteit van mijn onderzoek te hebben gewaarborgd waarbij ik eerlijk tegenover de verschillende standpunten over mijn thema ben geweest, er voor heb gezorgd dat er een beter begrip over de samenleving is ontstaan, begrip voor elkaars posities in de samenleving heb gerealiseerd en dat de actoren in mijn onderzoek bewust zijn geworden van hun acties, positie en rol in de samenleving (ibid.: 393).

3.7 Stadsdeel Amsterdam Oost

“Stadsdeel Oost ligt aan de oostzijde van de stad tussen de

Amstel, de Singelgracht, gedeelte van spoor Amsterdam Utrecht, IJ, IJmeer, AmsterdamRijnkanaal en de A10 met aan de zuidzijde de gemeenten Overamstel en Diemen. In Oost wonen ruim 122.800 mensen op een landoppervlak van 2208 hectare. Er staan 58.000 woningen, die voor ruim een derde deel dateren uit de periode van voor de oorlog, 6600 van de woningen zijn nog van voor 1906. Bijna 8600 woningen zijn uit de periode van de stadsvernieuwing, ongeveer 10.000 woningen zijn opgeleverd in de jaren negentig en 11.000 in de 21e eeuw. Tussen 2007 en 2012 is een derde van de nieuw gebouwde woningen in de stad gerealiseerd in Oost. Het stadsdeel is opgebouwd uit vijf van

elkaar verschillende deelgebieden: Oud-Oost,

Watergraafsmeer, Indische Buurt, Oostelijk Havengebied en

IJburg / Eiland Zeeburg. In de eerste drie gebieden is de bebouwing voornamelijk 19eeeuws en 20eeeuws van voor de zestiger jaren. Het Oostelijk Havengebied is grotendeels uit de jaren

Afb. 1 Stadsdeel Oost in

kerncijfers

Oppervlak totaal (ha)

3.056

Oppervlak water 884

Oppervlak bebouwd terrein 1.082 Oppervlak groen/recreatieterrein

441 Bevolkingsdichtheid (per ha land) 56

Aantal woningen 57.915

Aantal inwoners 122.847

Aantal werkzame personen 56.526 Aantal vestigingen 13.151 Aantal winkels 738 Aantal welzijnsvoorzieningen 132 Aantal gezondheidsvoorzieningen 678 Aantal basisscholen 34

Aantal scholen voortgezet onderwijs

10

(27)

27 negentig en op IJburg zijn de eerste woningen in 2004 aan de woningvoorraad toegevoegd. Naast de indeling in vijf gebieden kent het stadsdeel 31 buurten.” (Staat van Oost 2013)

Afbeelding 3: Horecanota 2012

Daarnaast heeft Stadsdeel Oost “een divers aanbod van horerca. Er zijn meer dan 400

horecagelegenheden gevestigd in het stadsdeel en alle typen horeca zijn vertegenwoordigd. De meerderheid van de horecagelegenheden bestaat uit café’s (100), restaurants (92), lunchrooms, fastfood en dag horeca (samen 72 vestigingen), additionele horeca (71). Met additionele horeca bedoelen wij onzelfstandige horeca op locaties die geen planologische hoofdbestemming ‘horeca’ hebben, zoals een sportkantine of een foyer in een bioscoop of theater. Daarnaast zijn er 13 coffeeshops in Oost […] de meeste horecalocaties in het stadsdeel zijn geconcentreerd in de Oosterparkbuurt, Dapperbuurt en Indische Buurt. In het Oostelijk Havengebied zitten verschillende horecalocaties, waaronder enkele grotere zoals Muziekgebouw het IJ, het Mövenpick Hotel en het Lloyd Hotel. In de overige gebieden in Oost, met name de Watergraafsmeer en Betondorp is het horeca aanbod minimaal.’ (Horecanota

(28)

28

2012). Daarbij zijn er 36 horecagelegenheden per 10.000 inwoners in Oost, wat onder het Amsterdams gemiddelde van 53 horecagelegenheden per 10.000 inwoners ligt en werkt 4,2% van de werkzame bevolking in de horecabranche van het totaal aantal werkzame personen in Oost, wat ook onder het Amsterdams gemiddelde van 5,9% ligt (ibid.).

Afbeelding 4: Horecanota 2012

Soorten horeca in Oost. 430 locaties in totaal

alcohol vrije horeca ; 37 café ; 100 coffeeshop; 13 eethuis; 36 fastfood; 35 hotel; 11 camping; 1 nachtzaak ; 2 prostututiebedrijf; 8 restaurant; 92 slijterij; 14 societeit ; 2 zaalverhuur; 9 additionele horeca ; 70

(29)

29

4. Analyse

In mijn analyse zal ik eerst de beleidsanalyse van de Horecanota bespreken. Daarna zal ik dit onder andere proberen te koppelen aan de afgenomen interviews. Op basis van de interviews zal ik ten eerste bespreken hoe de ondernemers Oost ervaren en wat hun idee en mening over Oost is. Zo zal ik trachten een beeld te geven van wat voor stadsdeel Oost is. Daarna zal ik bespreken hoe de ondernemers hun eigen rol in de buurt zien. Hiermee hoop ik een beeld van Amsterdam Oost te geven. Daarna zal ik bespreken hoe zij hun eigen rol in de buurt en stedelijke verandering zien. Wat de rol van de gemeente is zal ik als laatste bespreken.

4.1 Horecanota Stadsdeel Oost

De Horecanota Stadsdeel Oost is in 2012 opgesteld na de fusie van de stadsdelen Watergraafsmeer en Zeeburg in 2010. Op basis van de al bestaande horecanota’s van Oost-Watergraafsmeer en Zeeburg werd de nieuwe Horecanota opgesteld met het voornaamste doel om één horecavisie te hebben voor het gehele stadsdeel Oost om zo rechtsongelijkheid tussen de verschillende ondernemers tegen te gaan in de verschillende buurten.

De ambities van het stadsdeel zijn om prettig wonen voor op te stellen; ‘Bij de ontwikkeling

van het horecabeleid staat prettig wonen en het versterken van de levendigheid voorop. Oost wil dat bewoners met plezier in het stadsdeel wonen. Kwalitatief goede horeca is daar onderdeel van.’ (Horecanota 2012) Daarnaast is het een stadsdeel in opkomst dus wordt

vanuit die gedachte gelegitimeerd om meer horeca te laten vestigen in Amsterdam Oost:

“Oost is ook een stadsdeel in opkomst. Buurten worden opgeknapt, het stedelijke centrummilieu breidt zich steeds meer uit richting Oost. […] Door de Amstelcampus zullen de komende jaren ca. 6000 studenten een positieve bijdrage leveren aan de horeca en culturele instellingen in en om de Wibautstraatstraat. […] Het stadsdeel zet de komende jaren in op een groei in het aanbod dat gelijk opgaat met de groei van het stadsdeel.”

Horecanota 2012

Hierin zijn al duidelijk de drie voornaamste redenen te herkennen die als legitimatie gelden voor het uitbreiden van het horeca-aanbod: het centrummilieu breidt zich uit, het aantal

(30)

30

studenten neemt toe en het aantal inwoners groeit in Oost. Op basis van deze drie redenen ga ik dit beleidsdocument analyseren en per reden analyseren hoe deze redenering tot stand is gekomen en hoe dit wordt gelegitimeerd. Ik heb hierbij ook de auteur van het beleidsdocument gesproken en een medewerker die er zeer nauw bij betrokken was, dus die zal ik ook regelmatig noemen om meer duidelijkheid van bepaalde standpunten te verschaffen.

4.1.1 Centrum breidt uit

In Stadsdeel Amsterdam Centrum is er een grote hoeveelheid aan horeca en omdat het centrum aan het naar Oost toe aan het uitbreiden is, is het een logisch gevolg dat er ook meer horeca in Amsterdam Oost moet komen, is de redenatie van de gemeente.

“het uitbreiden van het centrum(milieu) in Amsterdam naar omliggende stadsdelen. Hierdoor is de behoefte naar horeca van dezelfde diversiteit die men in het centrum vindt onder de bewoners in stadsdeel Oost toegenomen. Niet alleen wordt deze door de

bewoners van Oost gebruikt, maar ook van buiten het stadsdeel trekken deze bezoekers. Het stadsdeel wil deze ontwikkeling door zetten en gericht de komst van kwalitatief goede horeca, vernieuwende concepten, clubs en festivals stimuleren en faciliteren.”

Horecanota 2012

Hier is een duidelijke aanwijzing van stimulatie te zien. De gemeente wil deze ontwikkeling door zetten en waar nodig stimuleren of faciliteren. Men spreekt van een haast organisch proces van de uitbreiding van het centrum waarop de gemeente logischerwijs moet anticiperen. Daarentegen wordt verder in de nota gezegd dat er al een toename van horeca is doordat de ondernemers er al zelf op hebben ingespeeld:

“Al deze ontwikkelingen leiden ertoe dat Oost meer en meer aan het veranderen is naar een centrummilieu. Dit heeft voor de buurten direct aan het centrum geleid tot een toename van horeca.”

(31)

31

Er wordt niet enkel gesproken over het organisch groeien van het centrummilieu maar ook dat de toename van horeca daardoor automatisch heeft plaatsgevonden. De ontwikkelingen die er genoemd worden staan in verband met de andere redenen voor de toename aan horeca in het stadsdeel, namelijk dat het inwonersaantal gegroeid is en dat er een groei van aantal studenten wordt verwacht. Aan de ene kant is het bezig met het stimuleren van meer horeca, en aan de andere kant gebeurd dit al doordat horeca zich steeds meer vestigt in Oost. Een duidelijke visie hierop is nog niet te abstraheren.

De auteur van de Horecanota die destijds beleidsmedewerker was bij Stadsdeel Oost en tegenwoordig beleidsmedewerker Dienst en Economie bij de Gemeente Amsterdam is, bevestigt deze stelling.

“Het is gewoon altijd al een soort van beweging geweest. Mensen die zich eerst vooral in het centrum wilden vestigen maar dat werd niet meer betaalbaar. Toen naar De Pijp, maar dat werd ook niet meer betaalbaar. Het centrum van Amsterdam wordt steeds groter. De voorzieningen, dan hebben we het over 30 jaar geleden, die voornamelijk in het centrum waren, die behoeftes vindt je nu ook buiten het centrum. Dus wij constateerde dat de bewoners die behoefte hadden aan voorzieningen die in het centrum zijn, steeds meer naar Oost komen. Daarnaast was er ook meer ruimte voor meer voorzieningen op dat gebied.”

Auteur Horecanota

Zijn redenering is dat wanneer een stad groeit, voornamelijk vanuit het centrum, het een noodzaak wordt om meer voorzieningen te hebben. Hoewel hij het over voorzieningen heeft, kan men stellen dat hij doelt op horeca, aangezien hij dezelfde argumentatie naar boven haalt als in de Horecanota wordt gesteld. Namelijk dat het centrum uitbreidt en dat er daardoor hetzelfde aantal voorzieningen en horeca in Oost moet komen.

Op de vraag naar hoe ze tot deze constateringen kwamen werd geantwoord dat ze medewerkers hebben die in contact staan met ondernemers en bewoners en zo signalen oppikken van de behoeftes van bewoners en ondernemers. Dit zijn de Winkelstraat- en Accountmanagers die later aan in deze scriptie aan het woord zullen komen.

Daarnaast werd er op een hoger niveau gestimuleerd om meer mensen naar buiten het centrum te lokken om zo de overvolle binnenstad van drukte te ontzien. Dit brengt mij tot het

(32)

32

volgende punt gerelateerd aan de uitbreiding van het centrum; toerisme. Hoewel het niet expliciet wordt gezegd in de Horecanota wordt er volgens mij wel degelijk vanuit de centrale gemeente gestimuleerd om meer hotels, en daarbij toeristen, aan te trekken in stadsdeel Oost om daarmee het centrum te ontlasten van de overvloed aan toeristen. Dit blijkt wel uit de gesprekken die ik heb gevoerd met de auteur van de Horecanota en een Winkelstraat- en Accountmanager die sinds een jaar het Oostelijk Havengebied als haar district heeft maar daarvoor de Indische Buurt als gebied had.

“Ja dat willen we zeker stimuleren [toeristen aantrekken in Oost] en dat is ook een opgave. Maar het beleid op toerisme wordt gedaan vanuit de centrale stad.”

Winkelstraat- en accountmanager

“De gemeente wil ook niet dat iedereen in het centrum uitgaat. […] Dat was wel de gedachte. Zo werd Trouw ook gefaciliteerd om mensen ook naar andere stadsdelen te lokken om uit te gaan.”

Auteur Horecanota

Het centrum wordt zodanig overbevolkt door zowel bewoners als bezoekers dat Oost het centrum moet ontlasten door ook zo aantrekkelijk te worden. De auteur van de Horecanota stelt daarbij dat er een nachtclub gefaciliteerd werd om mensen van het centrum weg te jagen. Hier sluit de Winkelstraat- en Accountmanager op aan door te zeggen dat stadsdeel Oost attractiever moet worden om op deze manier mensen te lokken.

4.1.2 Toename aantal inwoners

Het aantal inwoners groeit in Amsterdam Oost, wat ook in relatie staat tot de groei van het centrum. Zoals eerder al geïllustreerd werd door de auteur van de Horecanota gezegd dat men niet meer in het centrum kan wonen omdat het onbetaalbaar wordt en men daarom moet uitwijken naar andere wijken. Los daarvan wordt er voor een geleidelijke groei van horeca in lijn van de groei van het aantal inwoners gepropageerd. Dit is beleidskeuze nummer één en wordt als graadmeter aangehouden voor het aantal horeca dat er moet komen.

(33)

33 “In het groeiende stadsdeel met meer inwoners en bezoekers is er ruimte voor een groeiend aantal horeca vestigingen. Het voorstel is om uitbreidingen naar de toekomst toe gelijk te laten lopen met de groei van het aantal bewoners en bezoekers. De afweging wordt per individuele aanvraag beoordeeld, waarbij het bestemmingsplan en de Horecanota belangrijke afwegingkaders vormen.”

Horecanota 2012

Aan de ene kant wil men dus niet meer horecagelegenheden per inwoner hebben, want ze willen het gelijk laten lopen. Dit spreekt echter tegen wat er eerder werd gezegd. Het lijkt er echter op dat men er vanuit gaat dat het aantal bezoekers zodanig groeit dat men het zich kan legitimeren om toch meer horeca per inwoners te krijgen. Toerisme kan men hier duiden als een reden. Daarnaast wordt nog een andere, vrij belangrijke reden aangehaald. Er komen namelijk niet alleen meer mensen naar Oost, maar het type mens dat naar Oost toe komt verandert ook.

“Het stadsdeel is een opkomend stadsdeel. Dit blijkt uit vele cijfers. In de afgelopen 10 jaar is het aantal bewoners van het stadsdeel gegroeid met ruim 10 procent, het aantal ondernemers is gegroeid van 5.300 naar ruim 11.000, steeds meer (jonge)gezinnen kiezen ervoor om in Amsterdam te blijven wonen met als gevolg een toenemende koopkracht. Ook het toerisme in Oost heeft een enorme groei gekend in het afgelopen decennia.”

Horecanota 2012

Er wordt ingespeeld op een type bewoner met meer koopkracht. Op basis van bovenstaande redenering willen ze niet per se meer mensen met meer koopkracht, maar ze zien dit als een organisch proces dat nu eenmaal plaats vindt. Dit zou in lijn staan met een assertieve maar niet echt actieve houding van de gemeente.

Het lijkt erop alsof ze met nieuwe horecagelegenheden inspelen op het aantal en de soort (nieuwe) bewoner. De gemeente gaat er hier dus vanuit dat de bewoners er eerst zijn en dat dan de horeca komt. Een stelling die later nog meer ter discussie komt en ook bij de ondernemers een interessant vraagstuk was.

(34)

34

4.1.3 Aantal studenten neemt toe

De Hogeschool van Amsterdam is bezig met vele vernieuwingen aan de Wibautstraat, dus dat zal voor veel studenten zorgen die overdag aanwezig zullen zijn in dit gebied. Daarnaast zal de groei van studenten vooral komen door de Amstelcampus die er aankomt en het Student Hotel dat zich aan de Wibautstraat gaat vestigen. Dit zorgt voor een gigantische toename aan studenten, zowel als bewoner en bezoeker van stadsdeel Oost. Men zou kunnen stellen dat studenten als positief voor een buurt worden ervaren aangezien ze er zoveel willen gaan vestigen in Oost.

“Door de Amstelcampus zullen de komende jaren ca. 6000 studenten een positieve bijdrage leveren aan de horeca en culturele instellingen in en om de Wibautstraat.”

Horecanota 2012

Hier wordt wel een actieve houding aangenomen. Ze verwachten meer studenten en stimuleren daarom nu al horecagelegenheden om zich in dit gebied te vestigen. Hier wordt expliciet gezegd dat studenten een positieve bijdrage zullen leveren aan horeca en culturele instellingen en zo ziet de auteur van de Horecanota ook:

“Ik weet niet in hoeverre het stadsdeel daar iets over te zeggen heeft [de komst van de Hogeschool van Amsterdam] maar het stadsdeel zag het niet als een slechte ontwikkeling. […] Studenten worden wel gezien als een doelgroep die we in de buurt willen hebben. Het geeft wel een andere dynamiek aan een buurt die er voordien niet was.[…] Ja, ik denk dat met het Volkshotel, Trouw enzovoort. Daar wilde je vroeger niet dood gevonden worden en nu opeens is het één van de hipste straten van Amsterdam. Ik denk met de komst van studenten, die zorgen ervoor, dat er veel meer markt is voor bepaalde type winkels, horeca die er daarvoor niet was.”

Auteur Horecanota

Een student zorgt voor verjonging in een wijk en is blijkbaar goed voor de lokale horeca. Op basis van de standpunten die ik geabstraheerd heb uit de analyse van het beleidsdocument Horecanota Stadsdeel Oost en de gesprekken met werknemers bij de gemeente, zal ik in het

(35)

35

volgende segment kijken hoe dit bij de ondernemers ervaren wordt. Deze standpunten waren daarbij een leidraad voor de interviews die ik daarna heb gevoerd met ondernemers van horecavestigingen in Amsterdam Oost. Indirect bekijk ik daarbij hoe de Horecanota leeft onder de ondernemers en of die aansluit bij de visie die de ondernemers hebben.

4.2 Idee en mening over stadsdeel Amsterdam Oost

“Bewoners die in de stukken worden aangehaald voelen dat er iets staat te gebeuren in Oost. En dat klopt. In het stadsdeel wordt door bewoners, ondernemers, bestuur en stadsdeelraad hard gewerkt aan de ontwikkeling van een bruisend Oost met voor ieder wat wils.”

Horecanota 2012

Dit is de opening van de Horecanota en deze visie is ook terug te vinden bij de ondernemers. Oost is aan het veranderen, dat voelen de ondernemers ook.

4.2.1 Verandering

Eerst ga ik de veranderingen in Oost behandelen en hoe deze omschreven worden door de ondernemers.

“Ik denk dat het een beetje, wat er nu gaande is, dat het vergelijkbaar is met West.[…] Waar ook veel nieuwe zaken komen en helemaal wordt opgelapt en een mooi park met veel evenementen, cafeetjes, restaurantjes. Mensen willen graag in West wonen. Die hele wijk bloeit op en dat is nu ook gaande met Oost. Dat heb ik ook gezien met Canvas op de

7e. Toen ik daar begon verklaarde iedereen me voor gek. Van ‘waar begin jij nou, dat is

geen interessant locatie.’ En je ziet nu hoe dat helemaal ontwikkeld is in de jaren. En het student hotel tegenover ons. De campus is bijna klaar. Die hele wijk bloeit op. Die huizen worden gerenoveerd. Er komt steeds een gezondere mix tussen sociale woningbouw en koopwoningen waardoor je ook een bijzondere blend krijgt van culturen. Een gezondere mix qua mensen die er wonen.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij leest namens de heer Van Buiten het verslag van de kascontrolecommissie voor en verzoekt de vergadering de penningmeester en de overige leden van het bestuur decharge

En alsof het niet genoeg was, verhaalt Marcus ons over nieuwe mogelijkheden De eerste regel van zijn verhaal over God en mensen bevat zijn hele geloofsbelijdenis:.. ‘Dit is het

3 Populus x canadensis Niet vrij uitgroeiende boom Ruw gras 50 - 75 18 - 24 9 Onvoldoende Onvoldoende Voldoende Goed Risicoboom Gerichte snoei Korte termijn (binnen 3 maanden)

De gevraagde vergunning aan Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuidoost, Anton de Komplein 150, 1102 CW Amsterdam, te verlenen voor het uitvoeren van de volgende handelingen in een

De besprekingen van de jaarverslagen over de bijeenkomsten, de veilingen, de rondzendingen en de financiën komen ongeschonden door de vergadering, zo ook die van de begroting

In dit paper gaan we voor ieder van deze waarden na in hoeverre deze zijn gerealiseerd in Groningen en Amsterdam, en vooral hoe zij zich verhouden tot de G1000’en in Amersfoort,

Een andere vorm van maatschappelijke schade vloeit voort uit het collegegeldkrediet. Het collegegeldkrediet is een lening die wordt afgesloten om het collegegeld

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende