• No results found

De ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen A. L. Blaauboer

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie

Pedagogische Wetenschappen Studentnummer: 10357424 Begeleider: T. I. Van Zuijen Aantal woorden: 7187

(2)

Inhoudsopgave

Abstract p. 3

De ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen p. 4 Executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen tussen 0 en 4 jaar p. 7 Executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen tussen 5 en 12 jaar p. 12 Executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen tussen 13 en 23 jaar p. 16

Conclusies en discussie p. 20

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht wordt het verband tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren op latere leeftijd uiteengezet. Er wordt overzichtelijk weergegeven hoe executieve functies zich ontwikkelen in verschillende leeftijdscategorieën. Extreme

prematuriteit heeft tot en met 12 jaar voornamelijk invloed op de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, planning en aandacht en vanaf 13 tot en met 23 jaar vooral op de executieve functie cognitieve flexibiliteit. Extreme prematuriteit lijkt dan ook voornamelijk van invloed te zijn op het executief functioneren van kinderen tot en met 12 jaar en eerdere achterstanden lijken in de adolescentie grotendeels ingehaald te zijn. Het is dan ook vooral nuttig om op jonge leeftijd te monitoren en te interveniëren ter verbetering van het executief functioneren.

Trefwoorden: extreme prematuriteit, executieve functies, peuterleeftijd, schoolleeftijd, adolescentie

(4)

De ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen In 2005 is er een nieuwe consensusrichtlijn aangenomen van de Nederlandse

Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) omtrent het perinatale beleid bij extreme vroeggeboorte. In het kader van deze richtlijn wordt er bij een zwangerschapsduur vanaf 24 weken actief medische zorg verleend. Dit is het resultaat van verbeteringen in de perinatale zorg, waardoor de

overlevingskans van extreem prematuur geboren kinderen toegenomen is (de Laat et al., 2010). Extreem prematuur geboren kinderen zijn kinderen die geboren zijn bij een

zwangerschapsduur van 24 tot 32 weken (Chabra, 2013). Deze extreme vroeggeboorte gaat veelal samen met een geboortegewicht van minder dan 1500 gram bij geboorte tot 28 weken en een geboortegewicht van minder dan 2500 gram bij geboorte tot 32 weken (Kramer et al., 2012). Over het algemeen worden kinderen geboren bij een zwangerschapsduur van 37 tot 42 weken. Dit worden à terme geboren kinderen genoemd (Chabra, 2013). Het lage

geboortegewicht van extreem prematuur geboren kinderen moet niet verward worden met dysmaturiteit, waarbij het geboortegewicht te laag is voor de duur van de zwangerschap (Okumura et al., 2010). Dit literatuuroverzicht richt zich uitsluitend op extreem prematuur geboren kinderen en niet op dysmaturiteit.

Hoewel de verbeterde perinatale zorg en de toegenomen overlevingskans van extreem prematuur geboren kinderen bij een zwangerschapsduur vanaf 24 weken positieve

ontwikkelingen lijken, bestaat er ook een keerzijde. Extreem prematuur geboren kinderen hebben in veel gevallen te maken met beperkingen op verschillende ontwikkelingsterreinen (de Laat et al., 2010). Er is gebleken dat veel extreem prematuur geboren kinderen na de geboorte ademhalingsondersteuning krijgen vanwege onvolledige longrijping. Dit kan leiden tot beschadigingen aan de luchtwegen en kan voor ademhalingsproblematiek op latere leeftijd zorgen (Levesque et al., 2013). Daarnaast kan er een visuele beperking optreden door een nog

(5)

onvolgroeide retina (Gunn, Cartwright & Gole, 2012) en kan er door een nog onvoltooid ontwikkeld zenuwstelsel sprake zijn van motorische beperkingen, zoals coördinatieproblemen of spasmen (Spittle et al., 2011). Bovendien is door de toegenomen overlevingskans van extreem prematuur geboren kinderen (de Laat et al., 2010) ook de kans op problemen binnen de cognitieve ontwikkeling toegenomen (Aarnoudse-Moens, Smidts, Oosterlaan,

Duivenvoorden & Weisglas-Kuperus, 2009; Anderson & Doyle, 2008). Er kan bijvoorbeeld een taalachterstand ontstaan door onvoldoende hersenrijping (Northam et al., 2012). Extreem prematuur geboren kinderen hebben een verminderd hersenvolume door onder andere een verkleind posterior corpus callosum, die inter-hemisferische verbindingen tussen de

occipitale, pariëtale en temporale kwabben bevat. Deze verbindingen zijn onder andere van belang voor taalontwikkeling (Northam et al., 2012).

Recentelijk wordt er steeds meer onderzoek verricht naar de ontwikkeling van het executief functioneren bij extreem prematuur geboren kinderen, omdat bekend is dat deze kinderen door een onvoltooide hersenontwikkeling een sterk verhoogde kans hebben op een beperkte ontwikkeling van executieve functies (Aarnoudse-Moens, Weisglas-Kuperus, Duivenvoorden, Oosterland & Goudoever, 2013). Executieve functies zijn gerelateerd aan de intelligentie coëfficiënt (IQ) en kunnen daardoor, naast IQ, eveneens gezien worden als predictoren voor het niveau van schoolse vaardigheden en andere aspecten van de cognitieve ontwikkeling (Mulder, Pitchford & Marlow, 2011; Aarnoudse-Moens et al., 2013). Het is van belang om op jonge leeftijd al mogelijke stagnaties binnen de cognitieve ontwikkeling in kaart te brengen. Vroege signalering kan ertoe leiden dat er op gepaste geïntervenieerd wordt, zodat de ontwikkelingsuitkomsten voor extreem prematuur geboren kinderen geoptimaliseerd kunnen worden (Aarnoudse-Moens et al., 2009). Daarnaast lijkt extreme prematuriteit samen te gaan met verschillende vormen van psychopathologie, zoals het onoplettende type van

(6)

Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) en Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) (Janssens et al., 2009; Johnson et al., 2010; Hille et al., 2008).

Executieve functies zijn top down functies die een belangrijke rol spelen bij de regulatie van cognities en gedragingen. Dit houdt in dat het aansturende en controlerende functies zijn, die doelbewust en doelgericht zijn (Diamond, 2013; Anderson, 2002). Hoewel er een grote verscheidenheid aan executieve functies in de wetenschappelijke literatuur naar voren komt, zijn werkgeheugen, inhibitie, de vaardigheid tot planning, aandacht en cognitieve flexibiliteit de meest voorkomende vaardigheden waar consensus over bestaat (Garon, Bryson & Smith, 2008; Best, Miller & Jones, 2009). Het werkgeheugen betreft het vermogen om informatie vast te houden, te bewerken en op basis daarvan te reageren. Inhibitie is daarnaast het vermogen om niet direct op een stimulus te reageren en waarbij ongepast gedrag op een weloverwogen manier gecontroleerd wordt. De vaardigheid tot planning omvat processen die betrokken zijn bij formulering, evaluatie en selectie van een opeenvolging van gedachten en handelingen om een gewenst doel te bereiken. Aandacht refereert vervolgens naar het bewust kunnen waarnemen van en nadenken over een voorwerp of een gebeurtenis uit de omgeving. Cognitieve flexibiliteit is tot slot de vaardigheid om te kunnen schakelen in een veranderende situatie, waarbij geleerd wordt van fouten en waarbij alternatieve strategieën toegepast worden (Anderson, 2002).

De ontwikkeling van executieve functies hangt sterk samen met de ontwikkeling van de prefrontale cortex, een hersengebied dat zich zeer langzaam ontwikkelt (Stuss, 2011). De belangrijkste functie van de prefrontale cortex is het reguleren van waarnemingen en

gedragingen door middel van activatie of afremming van andere hersengebieden (Garon et al., 2008). De prefrontale cortex speelt een rol bij cognitieve en emotionele functies zoals

plannen, beslissingen nemen, sociale gedragingen en impulsbeheersing (Kharitonova, Martin, Gabrieli, & Sheridan, 2013; Crone, 2008). De ontwikkeling van de prefrontale cortex start

(7)

vanaf ongeveer 25 tot 26 weken na de bevruchting en eindigt bij een leeftijd van ongeveer 23 jaar (Teffer & Semendeferi, 2012). Er zijn een aantal onderzoeken verricht naar het niveau van executief functioneren bij extreem prematuur geboren kinderen en deze onderzoeken richten zich op zeer uiteenlopende leeftijden (zie bijvoorbeeld Pozzetti et al., 2014; Bayless & Stevenson, 2007; Luu, Ment, Allan, Schneider & Vohr, 2011). Omdat executieve functies zich in samenhang met de prefrontale cortex ontwikkelen, is het wenselijk dat er een overzicht komt waarin de ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen in verschillende leeftijdscategorieën in kaart gebracht wordt.

Om hier meer inzicht in te verkrijgen wordt binnen dit literatuuroverzicht onderzocht of er een verband bestaat tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief

functioneren op latere leeftijd. Hierbij worden de leeftijdscategorieën van 0 tot en met 4 jaar, 5 tot en met 12 jaar en 13 tot en met 23 jaar gehanteerd, omdat deze in grote lijnen

samenhangen met de schoolloopbaan van kinderen en adolescenten. In elke paragraaf komt een leeftijdscategorie aan bod, waarin een beschrijving wordt gegeven van het niveau van executief functioneren van extreem prematuur geboren kinderen in vergelijking tot het niveau van executief functioneren van à terme geboren kinderen. Tot slot wordt er nagegaan of de veronderstelling dat extreem prematuur geboren kinderen een verhoogde kans hebben op een beperkte ontwikkeling van executieve functies in vergelijking tot à terme geboren kinderen ondersteunt wordt door de bestudeerde wetenschappelijke literatuur.

Executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen tussen 0 en 4 jaar De eerste vijf levensjaren spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van

executieve functies (Garon et al., 2008). In deze levensfase lijken met name de aandacht- en inhibitiefunctie zich te ontwikkelen. Deze functies zijn van belang voor de ontwikkeling van andere executieve functies op latere leeftijd zoals cognitieve flexibiliteit, werkgeheugen en de vaardigheid tot planning (Garon et al., 2008). Om uiteindelijk tot een helder overzicht te

(8)

komen van de ontwikkeling van executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen in verschillende leeftijdscategorieën, zal allereerst gekeken worden naar het niveau van executief functioneren in de vroege kindertijd. De deelvraag die in deze paragraaf centraal staat is dan ook of er een verband bestaat tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren in de leeftijdscategorie van 0 tot en met 4 jaar.

Een eerste onderzoek dat zich op deze leeftijdscategorie gericht heeft, betreft het onderzoek van Sun, Mohay en O’Callaghan (2009) naar de verschillen tussen à terme geboren kinderen (n = 74) en extreem prematuur geboren kinderen (n = 37) wat betreft de mate van executief functioneren bij een leeftijd van 8 maanden. Hierbij moet worden opgemerkt dat de kortere zwangerschapsduur bij extreme prematuriteit tot gevolg heeft dat extreem prematuur geboren kinderen van ongeveer 15 maanden vanaf de bevruchting vergeleken worden met à terme geboren kinderen van ongeveer 17 maanden vanaf de bevruchting. Dit leeftijdsverschil kan mogelijk van invloed zijn op het verschil in het niveau van executief functioneren tussen beide groepen. Hierbij is het niet eenduidig of deze niveauverschillen daadwerkelijk

toegeschreven kunnen worden aan de aanwezigheid van extreme prematuriteit, of dat het leeftijdsverschil tussen beide groepen verantwoordelijk is voor de niveauverschillen (Sun et al., 2009). Met behulp van de AB Task, werd het niveau van werkgeheugen en inhibitie getest. Er werden meerdere bekers gebruikt om een stuk speelgoed onder te verstoppen, waarbij de moeilijkheidsgraad is bepaald door het aantal bekers en het verlengen van de tijd tussen het verstoppen van het stuk speelgoed en het moment dat het kind het stuk speelgoed mocht aanwijzen. Daarnaast werd het niveau van planning getest met behulp van de 1- to 3-Step Planning Task, waarbij het kind drie obstakels moest overwinnen om het einddoel, het

verkrijgen van speelgoed, te bereiken. Het aantal overwonnen obstakels gaf hierbij het niveau van planning aan. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen wat

(9)

betreft de executieve functies werkgeheugen, inhibitie en de vaardigheid tot planning lager scoren dan à terme geboren kinderen.

Ook Woodward, Clark, Pritchard, Anderson en Inder (2011) hebben onderzoek verricht naar onder andere planning en inhibitie bij extreem prematuur geboren kinderen (n = 110) ten opzichte van à terme geboren kinderen (n = 113). Hun onderzoek richtte zich op vierjarigen. De Tower of Hanoi Task werd toegepast om het niveau van planning in kaart te brengen. Bij deze taak werd het kind verzocht om een patroon van de proefleider te kopiëren. Het aantal handelingen dat hiervoor nodig was, gaf het niveau van vermogen tot planning aan. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen meer handelingen nodig hebben dan à terme geboren kinderen en zij scoren daarmee lager op planning dan à terme geboren kinderen. De taak Shape School werd daarnaast gebruikt om het vermogen tot inhibitie vast te stellen. Aan de hand van verschillende vormen in verschillende kleuren werd aan het kind gevraagd om bijvoorbeeld alle rode vierkanten aan te wijzen. Het kind moest hierbij de overige vormen en kleuren negeren. Deze taak heeft laten zien dat extreem

prematuur geboren kinderen meer moeite hebben met het negeren van niet gevraagde kleuren en vormen en daarom lager scoren op de executieve functie inhibitie dan à terme geboren kinderen. Vervolgens werd de aandacht functie beoordeeld met de Visual Search taak. Bij deze taak werd een matrix van 40 items gepresenteerd, waarbij acht items hetzelfde waren. Er werd aan het kind gevraagd om zo snel mogelijk de acht overeenkomstige items aan te

wijzen, waarbij de 32 afleidende items genegeerd moesten worden. Deze taak heeft

aangetoond dat extreem prematuur geboren kinderen meer moeite hebben om hun aandacht vast te houden dan à terme geboren kinderen. Tot slot werd de vaardigheid cognitieve flexibiliteit vastgesteld met behulp van de Flexible Item Selection Task, waarbij drie afbeeldingen op een kaart varieerden van vorm, kleur en grootte. Er werd aan het kind gevraagd welke twee afbeeldingen bij elkaar hoorden, omdat zij op elkaar leken qua vorm,

(10)

kleur of grootte. Het kind moest hierbij continu schakelen tussen de verschillende regels om te categoriseren op vorm, kleur of grootte. Er is gebleken dat beide groepen moeilijkheden ondervinden bij het schakelen tussen de verschillende opdrachten en er is dan ook geen verschil aangetoond wat betreft het niveau van cognitieve flexibiliteit tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen.

In het onderzoek van Pozzetti et al. (2014) is daarentegen wel een verminderd niveau van cognitieve flexibiliteit aangetoond bij extreem prematuur geboren kinderen (n = 72) ten opzichte van à terme geboren kinderen (n = 73). Dit onderzoek heeft zich gericht op

tweejarigen. In de Reverse Categorization Task leerde het kind eerst de regel dat kleine blokken in een kleine emmer moesten en dat grote blokken in een grote emmer moesten en vervolgens de regel dat kleine blokken in een grote emmer moesten en dat grote blokken in een kleine emmer moesten. De resultaten hebben laten zien dat extreem prematuur geboren kinderen meer moeite hebben met het overschakelen naar de nieuwe regel dan à terme geboren kinderen en daarom over een lager niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken. Deze taak heeft tevens laten zien dat extreem prematuur geboren kinderen lager scoren op de executieve functie inhibitie dan hun à terme geboren leeftijdsgenoten omdat zij het in de tweede fase moeilijker vinden om de eerste regel te onderdrukken. Tot slot werd binnen dit onderzoek gekeken naar het niveau van werkgeheugen met behulp van de taak Spin the Pots. Het kind werd blootgesteld aan zes verschillende bloempotten, waarbij in vier van deze zes bloempotten tokens zaten. Het kinderen moest raden in welke pot de tokens zaten. Wanneer de keuze incorrect was, mocht het kind opnieuw raden. Het aantal foutieve antwoorden gaf hierbij de maat aan voor het niveau van werkgeheugen, waarbij meer foutieve antwoorden duidden op een lager niveau van werkgeheugen dan minder foutieve antwoorden. De resultaten hebben laten zien dat extreem prematuur geboren kinderen lager scoren op de executieve functie werkgeheugen dan à terme geboren kinderen.

(11)

Het niveau van werkgeheugen is eveneens onderzocht door Espy et al. (2002) bij 29 extreem prematuur geboren kinderen tussen 2 en 3 jaar. Tijdens de Delayed Alternation Task werd een beloning buiten het zicht van het kind verstopt onder één van de twee bekers. Het kind moest raden onder welke beker de beloning lag en deze beloning werd in een vast patroon onder de bekers verstopt. Om aan te kunnen wijzen waar de beloning zich bevond, moest het kind onthouden waar de beloning de keer ervoor verstopt was. Het aantal keer dat de beloning correct werd aangewezen, bepaalde het niveau van werkgeheugen. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen in minder gevallen correct aanwijzen waar de beloning ligt. Zij beschikten daarmee over een verminderd niveau van werkgeheugen ten opzichte van à terme geboren leeftijdsgenoten. Binnen dit onderzoek werd tevens het niveau van cognitieve flexibiliteit vastgesteld. In de Spatial Reversal Task werd buiten het zicht van het kind een beloning onder één van de twee aanwezig bekers verstopt. In de eerste fase werd de beloning altijd onder de rechter beker verstopt en in de tweede fase werd de beloning altijd onder de linker beker verstopt. Het niveau van cognitieve flexibiliteit werd in deze taak beoordeeld door het aantal keer correct aanwijzen van de beloning, waarbij in de eerste fase een andere regel gold dan in de tweede fase. Uit de resultaten is gebleken dat er geen verschillen zijn wat betreft het niveau van cognitieve flexibiliteit tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen.

Uit bovenstaande onderzoekbeschrijvingen kan worden afgeleid dat extreme

prematuriteit van invloed is op het niveau van executief functioneren in de leeftijdscategorie van 0 tot en met 4 jaar. Extreem prematuur geboren kinderen scoren lager wat betreft de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, de vaardigheid tot planning en aandacht dan à terme geboren kinderen. Het niveau van cognitieve flexibiliteit is daarentegen bij zowel extreem prematuur geboren kinderen als à terme geboren kinderen matig en er zijn geen verschillen aangetoond tussen beide groepen wat betreft deze executieve functie (zie echter

(12)

Pozzetti et al., 2014). Dit kan er op duiden dat deze executieve functie in deze

leeftijdscategorie mogelijk nog niet ontwikkeld is, of dat deze functie met de toegepaste taken niet in kaart gebracht is waardoor er geen niveauverschillen in cognitieve flexibiliteit tussen beide groepen zichtbaar gemaakt kunnen worden. In de volgende paragraaf zal onderzocht worden of een verminderd niveau van executief functioneren ook geldt voor extreem prematuur geboren kinderen in de leeftijdscategorie van 5 tot en met 12 jaar.

Executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen tussen 5 en 12 jaar De leeftijdscategorie van 5 tot en met 12 jaar wordt gekenmerkt door een periode waarin kinderen een grote ontwikkeling doormaken (Brocki & Bohlin, 2004). Dit hangt mogelijk samen met de blootstelling aan veel nieuwe stof op de basisschool en de verwachting dat kinderen zich aanpassen aan het schoolritme (Brocki & Bohlin, 2004; Anderson, 2002). In deze levensfase lijken zich voornamelijk de executieve functies werkgeheugen en inhibitie zich te ontwikkelen. In deze paragraaf zal gekeken worden naar het niveau van executief functioneren van extreem prematuur geboren kinderen in de schoolleeftijd. De deelvraag die hierbij centraal staat is dan ook of er een verband bestaat tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren in de leeftijdscategorie van 5 tot en met 12 jaar.

Het onderzoek van Anderson en Doyle (2004) heeft binnen deze leeftijdscategorie extreem prematuur geboren kinderen (n = 298) en à terme geboren kinderen (n = 262) van 8 tot en met 9 jaar met elkaar vergeleken wat betreft de executieve functies werkgeheugen en planning. Door middel van de Digit Span werd het niveau van werkgeheugen vastgesteld. In de eerste fase werd een cijferreeks aangeboden die het kind moest reproduceren en in de tweede fase moest het kind deze cijferreeks in omgekeerde volgorde opzeggen. De

moeilijkheidsgraad werd bepaald door het aantal cijfers, variërend van twee tot negen. Uit de resultaten is gebleken dat het niveau van werkgeheugen van extreem prematuur geboren

(13)

kinderen lager is dan dat van à terme geboren kinderen. Daarnaast werd met behulp van de Tower of London Task de vaardigheid tot planning in kaart gebracht. Het kind werd, evenals bij de Tower of Hanoi Task van Woodward et al. (2011), verzocht om een patroon van de proefleider te kopiëren. Het aantal handelingen dat hiervoor nodig was, gaf het niveau van vermogen tot planning aan. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen over een verminderd niveau van planning beschikken dan à terme geboren kinderen.

Het onderzoek van Ford et al. (2011) heeft ook gebruik gemaakt van de Tower of London Task en laat eveneens zien dat extreem prematuur geboren kinderen (n = 45) over een verminderd niveau van planning beschikken dan à terme geboren kinderen (n = 45). Zij hebben aangetoond dat de vaardigheid tot planning met name minder sterk is bij extreem prematuur geboren kinderen met een verhoogd risico op neurobiologische afwijkingen doordat zij langer dan 95 dagen na de geboorte kunstmatig beademd worden. Binnen dit onderzoek werd tevens gekeken naar de executieve functies inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit. Met behulp van de Stroop Test werd het niveau van inhibitie

vastgesteld. Bij deze taak werden bijvoorbeeld de woorden groen en rood afgebeeld in zowel de kleuren groen en rood als in andere kleuren. Het kind kreeg de opdracht om het woord te lezen en moest daarbij de kleur van dat woord negeren. Om het niveau van werkgeheugen te bepalen werd vervolgens gebruik gemaakt van de Digit Span Backwards. Hierbij werd een cijferreeks aangeboden, waarna aan het kind werd gevraagd om deze in omgekeerde volgorde na te zeggen. Tot slot werd de cognitieve flexibiliteit met behulp van de Trail Making Test bepaald. Binnen deze taak werd het kind gevraagd om alle cijfers op een stuk papier met elkaar te verbinden door middel van een lijn. Vervolgens kreeg het kind een stuk papier met zowel cijfers als letters en luidde de opdracht dat de getallen en de letters in de juiste volgorde met elkaar verbonden moesten worden door te beginnen bij het eerste cijfer, vervolgens over te gaan naar de eerste letters en deze daarna te verbinden met het tweede cijfer enzovoorts.

(14)

Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen lager scoren wat betreft de executieve functies inhibitie en werkgeheugen. Er is tevens naar voren gekomen dat extreem prematuur geboren kinderen op 7- en 8-jarige leeftijd over hetzelfde niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken als à terme geboren leeftijdsgenoten, maar dat zij op 9-jarige leeftijd lager scoren op deze executieve functie dan à terme geboren kinderen van deze leeftijd.

Uit het onderzoek van Bayless en Stevenson (2006), waarin eveneens gekeken is naar het niveau van cognitieve flexibiliteit, is gebleken dat in de gehele onderzochte leeftijdsrange van 5 tot en met 12 jaar sprake is van een verminderd niveau van cognitieve flexibiliteit bij extreem prematuur geboren kinderen (n = 40) ten opzichte van à terme geboren kinderen (n = 41). Dit werd onderzocht met behulp van de Creature Counting Task, waarbij het kind wezens op een computerscherm moest tellen. Het kind moest hierbij schakelen tussen opwaarts tellen en afwaarts tellen. Binnen dit onderzoek werd tevens gekeken naar de

executieve functies aandacht, inhibitie en werkgeheugen. Om het niveau van aandacht vast te stellen werd de taak Sky Search gebruikt, waarbij een bepaald target gevonden moest worden. De tijd en nauwkeurigheid waarmee dit doel bereikt werd, was een indicatie voor het niveau van aandacht. De executieve functie inhibitie werd bepaald met de taak Walk. Bij deze zogenaamde Go/No Task moest het kind reageren wanneer hier om gevraagd werd en niet reageren wanneer dit niet de opdracht was. Tot slot werd het werkgeheugen vastgesteld met behulp van een vergelijkbare test zoals de taak Spin the Pots van Pozzetti et al. (2014), waarbij het kind moest raden in welke dozen een aantal tokens verstopt zaten. Het kind moest hierbij onthouden waar de tokens niet zaten, zodat het niet opnieuw in dezelfde doos zou zoeken. De moeilijkheidsgraad werd bepaald door het aantal dozen en het aantal fouten gaf de maat voor het niveau van werkgeheugen aan. Uit de resultaten is gebleken dat extreem

(15)

prematuur geboren kinderen op de executieve functies inhibitie, aandacht en werkgeheugen lager scoren dan à terme geboren kinderen.

Tot slot hebben Aarnoudse-Moens et al. (2009) onderzoek gedaan naar het verschil tussen extreem prematuur geboren kinderen (n = 50) en à terme geboren kinderen (n = 50) wat betreft de executieve functies inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit op 6-jarige leeftijd. Het niveau van inhibitie werd bepaald met behulp van een Go/NoGo Task, waarbij een olifant of een hond op een computerscherm verscheen. Het kind werd gevraagd om op de Go-stimulus, de olifant, te reageren en de NoGo-stimulus, de hond, te negeren. De moeilijkheidsgraad werd bepaald door de snelheid waarmee de olifant en de hond elkaar afwisselden. Daarnaast werd het niveau van werkgeheugen vastgesteld met behulp van de Word Span Task, waarbij het kind gevraagd werd om een serie woorden te herhalen. De moeilijkheidsgraad werd bepaald door het aantal woorden, variërend van twee tot zes woorden. Tot slot werd het niveau van cognitieve flexibiliteit bepaald door middel van de Object Classification Task for Children, waarbij het kind een aantal kaarten te zien kreeg met auto’s of vliegtuigen in verschillende kleuren. Het kind moest deze kaarten gedurende

verschillende opdrachten op verschillende wijzen categoriseren. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen lager scoren op de executieve functies

werkgeheugen en inhibitie dan á terme geboren kinderen. Er is geen verschil aangetoond tussen beide groepen wat betreft het niveau van cognitieve flexibiliteit.

In bovenstaande onderzoeken komt naar voren dat extreme prematuriteit van invloed is op het niveau van executief functioneren van kinderen in de leeftijdscategorie van 5 tot en met 12 jaar. Extreem prematuur geboren kinderen scoren lager wat betreft de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, de vaardigheid tot planning en aandacht. Wat betreft de functie cognitieve flexibiliteit zijn er geen verschillen gevonden tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen. Ford et al. (2011) sluiten hierbij aan door aan

(16)

te tonen dat er op 7- en 8-jarige leeftijd geen verschil in cognitieve flexibiliteit bestaat tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen. Op 9-jarige leeftijd is daarentegen wel een verschil gevonden tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen, waarbij extreem prematuur geboren kinderen over een lager niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken dan hun à terme geboren leeftijdsgenoten. Dit zou een bevestiging kunnen zijn voor de veronderstelling dat deze executieve functie zich wellicht op latere leeftijd pas ontwikkelt en dat er dus ook op latere leeftijd pas eventuele

niveauverschillen zichtbaar gemaakt kunnen worden tussen extreem prematuur geboren kinderen en á terme geboren kinderen (Woodward et al., 2011). Concluderend kan gesteld worden dat extreem prematuur geboren kinderen in de leeftijdscategorie van 5 tot en met 12 jaar over het algemeen over een lager niveau van executief functioneren beschikken dan à terme geboren leeftijdsgenoten. In de volgende paragraaf zal onderzocht worden of een verminderd niveau van executief functioneren ook geldt voor extreem prematuur geboren kinderen in de leeftijdscategorie van 13 tot en met 23 jaar.

Executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen tussen 13 en 23 jaar Er werd lange tijd verondersteld dat de hersenen uitgerijpt zouden zijn na de kindertijd. Pas sinds de jaren 50 is er meer inzicht gekomen in de veranderingen die

hersenstructuren nog doormaken tijdens de adolescentie en de volwassenheid (Blakemore & Choudhury, 2006). In de adolescentie vertaalt dit zich voornamelijk in de ontwikkeling van de prefrontale cortex. Hierbij is er enerzijds sprake van myelinisatie rondom axonen. Dit houdt in dat er een toename van de witte stof is, waardoor de snelheid van de informatieoverdracht tussen zenuwcellen toeneemt (Blakemore & Choudhury, 2006; Crone, 2008). Anderzijds wordt er gedurende de adolescentie een proces van synaptic pruning in gang gezet, waarbij sprake is van eliminatie van inactieve synaptische verbindingen en waardoor meer zinvolle netwerken in de hersenen tot stand kunnen komen (Blakemore & Choudhury, 2006; Crone,

(17)

2008). In deze levensfase zouden de executieve functies werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit en planning zich sterk ontwikkelen. Deze vaardigheden worden gezien als executieve functies van hogere orde, waar een bepaald niveau van lagere orde functies, zoals aandacht en inhibitie, een vereiste voor is (Anderson, Anderson, Northam, Jacobs &

Catroppa, 2001; Huizinga, 2007; Albert & Steinberg, 2011). In deze paragraaf zal gekeken worden naar het niveau van executief functioneren van extreem prematuur geboren kinderen in de adolescentie. De deelvraag die hierbij centraal staat is dan ook of er een verband bestaat tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren in de leeftijdscategorie van 13 tot en met 23 jaar.

Allereerst is door Nosarti et al. (2014) onderzoek verricht naar het niveau van de executieve functies inhibitie en cognitieve flexibiliteit van extreem prematuur geboren kinderen (n = 68) ten opzichte van à terme geboren kinderen (n = 43) in de leeftijdscategorie van 19 tot en met 20 jaar. Met behulp van de Hayling Sentence Completion Test werd het niveau van inhibitie en cognitieve flexibiliteit vastgesteld. Deze test bevatte twee fasen van elk 15 zinnen waarvan het laatste woord ontbrak. In de eerste fase werd aan het kind gevraagd om de zin logischerwijs af te maken en in de tweede fase werd het kind verzocht om de zin te voltooien met een niet bestaand woord. Deze test stelde inhibitie vast omdat het kind in de tweede fase een logisch antwoord moest onderdrukken en het beoordeelde daarnaast de cognitieve flexibiliteit omdat het kind moest schakelen tussen de regels van de verschillende fasen. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen over een lager niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken, maar dat zij niet lager scoren dan à terme geboren kinderen wat betreft inhibitie.

De executieve functies inhibitie en cognitieve flexibiliteit zijn tevens onderzocht door Luu et al. (2011). Het onderzoek heeft zich gericht op verschillen in het niveau van executief functioneren van extreem prematuur geboren kinderen (n = 337) ten opzichte van à terme

(18)

geboren kinderen (n = 102) op 16-jarige leeftijd. Het niveau van inhibitie werd bepaald met behulp van de Color Word Interference Task, een subtest van de Delis-Kaplan Executive Function-Scale (D-KEFS). Deze taak kent dezelfde procedure als de Stroop Test zoals ook gebruikt door Ford et al. (2011), waarbij in de eerste fase bijvoorbeeld de woorden groen en rood afgebeeld waren in zowel de kleuren groen en rood als in andere kleuren. Het kind kreeg de opdracht om het woord te lezen en moest daarbij de kleur van dat woord negeren. Omdat het kind in de tweede fase de opdracht kreeg om de kleur van het woord te benoemen in plaats van het woord te lezen, kon met behulp van deze taak naast het niveau van inhibitie ook het niveau van cognitieve flexibiliteit vastgesteld worden. Het vermogen om te kunnen schakelen tussen de regels in de eerste en in de tweede fase, impliceerde de mate van cognitieve

flexibiliteit. Vervolgens werd gebruik gemaakt van de Spatial Span Backwards om het niveau van werkgeheugen vast te stellen. Hierbij raakte de proefleider in een bepaalde volgorde een aantal blokken aan en werd aan het kind gevraagd om deze blokken in omgekeerde volgorde ook aan te raken. Tot slot werd het niveau van planning in kaart gebracht met behulp van de Tower of London Task, zoals ook toegepast door Woodward et al. (2011) en Anderson en Doyle (2004). Er werd aan het kind gevraagd om een patroon van de proefleider te kopiëren, waarbij het aantal handelingen dat hiervoor nodig was het niveau van planning weergaf. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen over een lager niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken dan à terme geboren kinderen. Er is geen verschil

aangetoond wat betreft het niveau van inhibitie, werkgeheugen en planning tussen beide groepen.

Uit de resultaten van Nosarti et al (2007) is eveneens gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen (n = 61) over een verminderd niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken dan à terme geboren kinderen (n = 64). Dit onderzoek heeft zich gericht op adolescenten van 23 jaar oud. Het niveau van cognitieve flexibiliteit werd onderzocht met behulp van de Trail

(19)

Making Test, zoals deze ook gebruikt werd door Ford et al. (2011). Er werd aan het kind gevraagd om allereerst alle gegeven cijfers door middel van een lijn met elkaar te verbinden. Vervolgens luidde de opdracht dat zowel de cijfers als de letters met elkaar verbonden moesten worden door te beginnen bij het eerste cijfer, vervolgens over te gaan naar de eerste letters en deze daarna te verbinden met het tweede cijfer enzovoorts. Binnen dit onderzoek is ook gekeken naar de executieve functies aandacht en inhibitie. De executieve functie

aandacht werd vastgesteld met behulp van de Divided Attention Task. Het kind kreeg

gelijktijdig zowel een visuele opdracht, het detecteren van een vierkant tussen kruizen, als een auditieve opdracht, het detecteren van een afwijkende toon. De taak bepaalde in hoeverre het kind in staat was om de twee opdrachten gelijktijdig uit te voeren en dit impliceerde een maat voor het niveau van aandacht. Uit de resultaten is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen niet meer moeite hebben met deze taak dan á terme geboren kinderen en er is dan ook geen verschil aangetoond wat betreft de executieve functie aandacht tussen beide groepen. Tot slot werd de executieve functie inhibitie vastgesteld met behulp een Go/NoGo Task. Het kind werd blootgesteld aan vijf stimuli, maar mocht slechts op twee stimuli reageren. Een dergelijke taak is ook toegepast door Bayless en Stevenson (2007) en Aarnoudse-Moens et al. (2009) om inhibitie vast te stellen. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat extreem prematuur geboren kinderen even hoog scoren op de Go/NoGo Task als á terme geboren kinderen en daarmee is er geen verschil aangetoond tussen beide groepen wat betreft de executieve functie inhibitie.

Uit bovenstaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat extreme prematuriteit in geringe mate van invloed is op het niveau van executief functioneren in de leeftijdscategorie van 13 tot en met 23 jaar. Er is naar voren gekomen dat er geen verschillen zijn tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen wat betreft de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, de vaardigheid tot planning en aandacht. Executieve

(20)

functies waar extreem prematuur geboren kinderen op jongere leeftijd meer moeite mee hadden dan hun á terme geboren leeftijdsgenoten, lijken zij in de adolescentie wel te

beheersen. Achterstanden bij extreem prematuur geboren kinderen op jongere leeftijd lijken daarmee in de adolescentie ingehaald te zijn. De verschillen die gevonden zijn tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen in de adolescentie hebben

betrekking op het niveau van cognitieve flexibiliteit, waarbij naar voren gekomen is dat extreem prematuur geboren kinderen op deze leeftijd over een verminderd niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken dan à terme geboren kinderen. Waar deze verschillen tussen beide groepen op jongere leeftijd nog niet zichtbaar zijn, lijkt er op latere leeftijd wel sprake te zijn van een functiebeperking wat betreft cognitieve flexibiliteit bij extreem prematuur geboren kinderen.

Conclusies en discussie

Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat er een verband bestaat tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren. Er is getracht om het niveau van executief functioneren in verschillende leeftijdscategorieën overzichtelijk weer te geven. Er is aangetoond dat extreme prematuriteit van invloed is op het niveau van executief

functioneren in de leeftijdscategorieën van 0 tot en met 4 jaar en 5 tot en met 12 jaar, waarbij extreem prematuur geboren kinderen ten opzichte van à terme geboren kinderen lager scoren wat betreft de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, de vaardigheid tot planning en aandacht.

Met betrekking tot de vaardigheid cognitieve flexibiliteit zijn er in de

leeftijdscategorieën van 0 tot en met 4 jaar en 5 tot en met 12 jaar geen verschillen gevonden tussen extreem prematuur geboren kinderen en á terme geboren kinderen (zie echter Pozzetti et al., 2014). Dit kan mogelijk verklaard worden doordat beide groepen in deze

(21)

cognitieve flexibiliteit mee vast te stellen (Woodward et al., 2011). Cognitieve flexibiliteit ontwikkelt zich voornamelijk tussen 6 en 12 jaar (Dick, 2014). Het lijkt daarmee een

executieve functie van hogere orde te zijn, die berust op de werking van verschillende lagere orde executieve functies (Woodward et al., 2011). Wellicht is de vaardigheid cognitieve flexibiliteit bij beide groepen nog niet ontwikkeld of staat de ontwikkeling hiervan nog in de kinderschoenen, waardoor vooralsnog geen niveauverschillen aangetoond kunnen worden tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen (Woodward et al., 2011). Uit het onderzoek van Ford et al. (2011) blijkt eveneens dat er op 7- en 8- jarige leeftijd geen verschil in cognitieve flexibiliteit bestaat tussen extreem prematuur geboren kinderen en à terme geboren kinderen. Op 9-jarige leeftijd wordt er daarentegen wel een verschil gevonden tussen beide groepen, waarbij extreem prematuur geboren kinderen over een lager niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken dan hun à terme geboren

leeftijdsgenoten. Deze onderzoeksresultaten sluiten aan bij de veronderstelling dat deze executieve functie zich aan het einde van de kindertijd ontwikkelt, waardoor er pas op latere leeftijd eventuele niveauverschillen zichtbaar gemaakt kunnen worden (Woodward et al., 2011). Dit wordt eveneens bevestigd door de onderzoeksresultaten omtrent het niveau van cognitieve flexibiliteit van extreem prematuur geboren kinderen en á terme geboren kinderen in de adolescentie. Binnen de leeftijdscategorie van 13 tot en met 23 jaar zijn er verschillen aangetoond wat betreft het niveau van cognitieve flexibiliteit bij beide groepen, waarbij extreem prematuur geboren kinderen over een verminderd niveau van cognitieve flexibiliteit beschikken in vergelijking tot á terme geboren kinderen.

Voor de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, de vaardigheid tot planning en aandacht zijn er in de adolescentie geen niveauverschillen aangetoond tussen extreem prematuur geboren kinderen en á terme geboren kinderen. Executieve functies waar extreem prematuur geboren kinderen op jongere leeftijd meer moeite mee hadden dan hun á terme

(22)

geboren leeftijdsgenoten, lijken zij nu wel te beheersen. Achterstanden in het executief

functioneren van extreem prematuur geboren kinderen op jongere leeftijd lijken daarmee in de adolescentie ingehaald te zijn. Er kan verondersteld worden dat extreme prematuriteit in geringe mate van invloed is op het niveau van executief functioneren in de adolescentie. Deze veronderstelling dient met enige voorzichtigheid aangenomen te worden omdat het in de adolescentie moeilijker is om het niveau van executief functioneren te bepalen dan op jongere leeftijd. Er zijn onvoldoende passende taken beschikbaar die de complexere vaardigheden van adolescenten in kaart kunnen brengen, of deze taken zijn nog niet toepast in onderzoek naar het executief functioneren bij extreem prematuur geboren adolescenten (Blakemore & Choudhury, 2006). Er zijn binnen deze leeftijdscategorie wellicht te eenvoudige taken toegepast om het niveau van executief functioneren vast te stellen, waardoor zowel extreem prematuur geboren kinderen als á terme geboren kinderen een hoge score behalen op deze taken en er geen verschil in het niveau van executief functioneren aangetoond kan worden. Als alternatief voor het ontbreken van adequate taken voor adolescenten, worden er veelal meetinstrumenten voor het vaststellen van het IQ en het beoordelen van cognitieve

vaardigheden ingezet om een uitspraak te kunnen doen over het niveau van executief

functioneren. Deze meetinstrumenten meten slechts in beperkte mate het niveau van executief functioneren (Roberston, Watt & Dinu, 2009; Duggan & Garcia-Barrera, 2015). Het

ontbreken van voldoende adequate taken om executieve functies mee in kaart te brengen, blijkt ook uit het beperkte aantal onderzoeken dat verricht is naar de executieve functies werkgeheugen en planning bij adolescenten. Om deze reden kan er nauwelijks uitspraak gedaan worden over de invloed extreme prematuriteit op het niveau van werkgeheugen en de vaardigheid tot planning in de adolescentie. Een implicatie voor vervolgonderzoek is dan ook dat er complexere taken ontwikkeld zouden moeten worden om het niveau van executief functioneren bij adolescenten mee vast te stellen of dat al bestaande taken toegepast zouden

(23)

moeten worden in het onderzoek naar extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren in de adolescentie.

Ondanks het gevonden verband tussen extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren in verschillende leeftijdscategorieën, zijn er een aantal belangrijke aspecten die niet meegenomen zijn in dit literatuuroverzicht. Om deze reden is een

voorzichtige interpretatie van de beschreven onderzoeksuitkomsten noodzakelijk. Binnen dit literatuuroverzicht berust de vergelijking tussen de verschillende groepen wat betreft het niveau van executief functioneren uitsluitend op het al dan niet extreem prematuur geboren zijn. In het onderzoek van Sun et al. (2009) is naar voren gekomen dat extreem prematuur geboren kinderen met een geboortegewicht van minder dan 1000 gram over een lager niveau van executief functioneren beschikken wat betreft de functies werkgeheugen, inhibitie en planning dan extreem prematuur geboren kinderen met een geboortegewicht tussen 1000 en 2500 gram. Daarnaast is gebleken dat extreem prematuur geboren kinderen met een ernstige beschadiging in de witte stof lager scoren wat betreft de executieve functies planning,

aandacht en inhibitie dan extreem prematuur geboren kinderen met een mildere aantasting van de witte stof (Woodward et al., 2011). Bovendien hebben Ford et al. (2011) laten zien dat de vaardigheid tot planning van extreem prematuur geboren kinderen die langer dan 95 dagen na de geboorte kunstmatig beademd zijn, zwakker zijn dan die van extreem prematuur geboren kinderen die een minder langere periode kunstmatige beademing nodig hadden. Deze

onderzoeksresultaten tonen aan dat de mate van extreme prematuriteit ook van invloed lijkt te zijn op het niveau van executief functioneren en daarom zou er tevens binnen de groep van extreem prematuur geboren kinderen gedifferentieerd moeten worden. Op deze manier kan er een nauwkeuriger beeld van het niveau van executief functioneren van extreem prematuur geboren kinderen verkregen worden, waardoor er een zorgvuldigere vergelijking met à terme geboren kinderen mogelijk is.

(24)

Tevens is in eerdere literatuur naar voren gekomen dat extreme prematuriteit veelal samengaat met het onoplettende type van ADHD en ASS (Janssens et al., 2009; Johnson et al., 2010; Hille et al., 2008). De aanwezigheid van deze stoornissen bij extreem prematuur geboren kinderen zou kunnen leiden tot een verminderd niveau van executief functioneren omdat er bekend is dat de aanwezigheid van ADHD invloed kan hebben op de executieve functies aandacht, werkgeheugen en inhibitie en dat ASS gekenmerkt kan worden door functiebeperkingen wat betreft de executieve functies planning en cognitieve flexibiliteit (Geurts, Verté, Oosterlaan, Roeyers & Sergeant, 2004). Het is dan ook discutabel in hoeverre het verminderde niveau van executief functioneren bij extreem prematuur geboren kinderen toe te schrijven is aan de extreme prematuriteit, of dat dit wellicht veroorzaakt kan worden door de aanwezigheid van psychopathologie. Daarom zou in vervolgonderzoek de

aanwezigheid van psychopathologie in kaart gebracht moeten worden, zodat er voor deze variabele gecontroleerd kan worden. Er kan daarentegen ook verondersteld worden dat het verminderd niveau van executief functioneren van extreem prematuur geboren kinderen leidt tot verschillende vormen van psychopathologie zoals ADHD en ASS (Holmes et al., 2010; Willcutt, Doyle, Nigg, Faraone & Pennington, 2005; Verte, Geurts, Roeyers, Oosterlaan & Sergeant, 2006). De gevonden niveauverschillen tussen extreem prematuur geboren kinderen en á terme geboren kinderen zouden in dit geval niet toegeschreven kunnen worden aan de aanwezigheid van psychopathologie, omdat dit een gevolg zou zijn van een disfunctie in het executief functioneren en geen oorzaak. In de literatuur bestaat geen eenduidigheid over de relatie tussen het executief functioneren en de aanwezigheid van psychopathologie. Het is daarom nuttig om hier meer inzicht in te verkrijgen alvorens psychopathologie in onderzoek naar extreme prematuriteit en het niveau van executief functioneren meegenomen wordt.

Hoewel bovengenoemde aspecten van belang zouden zijn in vervolgonderzoek, heeft dit literatuuroverzicht tot waardevolle inzichten geleid wat betreft de ontwikkeling van

(25)

executieve functies bij extreem prematuur geboren kinderen. Er is eerder aangegeven dat de toegenomen overlevingskans van extreem prematuur geboren kinderen gepaard kan gaan met een toename van cognitieve ontwikkelingsproblemen bij deze kinderen. Bovendien is er naar voren gekomen dat executieve functies gerelateerd zijn aan het IQ en dat zowel het niveau van executief functioneren als het IQ predictoren zijn voor het niveau van schoolse

vaardigheden en andere aspecten van de cognitieve ontwikkeling. Het is van belang om mogelijke executieve disfuncties vroegtijdig in kaart te brengen door te monitoren, zodat er interventieprogramma’s ter verbetering van het executief functioneren ingezet kunnen worden (Woodward et al., 2011; Luu et al., 2011).

Dit literatuuroverzicht heeft aangetoond dat extreme prematuriteit tot en met 12 jaar voornamelijk van invloed is op de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, planning en aandacht. Om deze reden zou monitoring in deze leeftijdscategorie voornamelijk gericht moeten zijn op deze executieve disfuncties en zouden ook interventies ter verbetering van de executieve functies voornamelijk moeten inspelen op deze vaardigheden. Extreem prematuur geboren adolescenten lijken de achterstanden omtrent de executieve functies werkgeheugen, inhibitie, planning en aandacht ingehaald te hebben. Binnen de leeftijdscategorie van 13 tot en met 23 jaar beschikken extreem prematuur geboren kinderen voornamelijk over een lager niveau van cognitieve flexibiliteit dan á terme geboren kinderen en daarom zou de focus van monitoring en het inzetten van interventieprogramma’s hier voornamelijk moeten liggen op executieve disfuncties wat betreft cognitieve flexibiliteit. Omdat achterstanden in het executief functioneren als gevolg van extreme prematuriteit tot en met 12 jaar het grootst lijken te zijn, zou het vooral op jonge leeftijd nuttig en van belang zijn om executieve

disfuncties in kaart te brengen en hier met behulp van interventieprogramma’s op in te spelen Literatuurlijst

(26)

Kuperus, N. (2009). Executive function in very preterm children at early school age. Journal Of Abnormal Child Psychology, 37, 981-993. doi:10.1007/s10802-009-9327-z Aarnoudse-­‐‑Moens, C. S. H., Weisglas-­‐‑Kuperus, N., Duivenvoorden, H. J., Oosterlaan, J., &

Goudoever, J. B. (2013). Neonatal and parental predictors of executive function in very preterm children. Acta Paediatrica, 102, 282-286. doi:10.1111/apa.12101 Anderson, P. J. (2002). Assessment and development of executive function (EF) during

childhood. Child Neuropsychology, 8, 71-82. doi:10.1076/chin.8.2.71.8724

Anderson, V. A., Anderson, P., Northam, E., Jacobs, R., & Catroppa, C. (2001). Development of executive functions through late childhood and adolescence in an Australian

sample. Developmental Neuropsychology, 20, 385-406. doi:10.1207 /S15326942DN2001_5

Anderson, P. J., & Doyle, L. W. (2004). Executive functioning in school-aged children who were born very preterm or with extremely low birth weight in the 1990s. Pediatrics, 114, 50-57. doi:10.1542/peds.114.1.50

Anderson, P. J., & Doyle, L. W. (2008). Cognitive and educational deficits in children born extremely preterm. Seminars In Perinatology, 32, 51-58. doi:10.1053/j.semperi.2007 .12.009

Albert, D., & Steinberg, L. (2011). Age differences in strategic planning as indexed by the Tower of London. Child Development, 82, 1501-1517. doi:10.1111/j.1467-8624 .2011.01613.x

Bayless, S., & Stevenson, J. (2007). Executive functions in school-age children born very prematurely. Early Human Development, 83, 247-254. doi:10.1016/j.earlhumdev .2006.05.021

Best, J. R., Miller, P. H., & Jones, L. L. (2009). Executive functions after age 5: Changes and correlates. Developmental Review, 29, 180-200. doi:10.1016/j.dr.2009.05.002

(27)

Blakemore, S. J., & Choudhury, S. (2006). Development of the adolescent brain: implications for executive function and social cognition. Journal Of Child Psychology And

Psychiatry, 47, 296-312. doi:10.1111/j.1469-7610.2006.01611.x

Brocki, K. C., & Bohlin, G. (2004). Executive functions in children aged 6 to 13: A

dimensional and developmental study. Developmental Neuropsychology, 26, 571-593. doi:10.1207/s15326942dn2602_3

Chabra, S. (2013). Subsets of preterm and term infants: Call for consistency in terminology. Developmental Medicine & Child Neurology, 55, 673-673. doi:10.1111/dmcn.12126 Crone, E. (2008). Het puberende brein: Over de ontwikkeling van de hersenen in de

unieke periode van de adolescentie. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.

De Laat, M. W. M., Wiegerinck, M. M., Walther, F. J., Boluyt, N., Mol, B. W. J., van der Post, J. A. M, … Offringa, M. (2010). Richtlijn ‘perinataal beleid bij extreme vroeggeboorte’. Verkregen van http://www.ntvg.nl/system/files/

publications/a2701.pdf

Diamond, A. (2013). Executive functions. Annual Review Of Psychology, 64, 135-168. doi:10.1146/annurev-psych-113011-143750

Dick, A. S. (2014). The development of cognitive flexibility beyond the preschool period: An investigation using a modified flexible item selection task. Journal Of Experimental Child Psychology, 125, 13-34. doi:10.1016/j.jecp.2014.01.021

Duggan, E. C., & Garcia-Barrera, M. A. (2015). Executive Functioning and Intelligence. In S. Goldstein, D. Princiotta,& J. A. Naglieri (Eds.), Handbook of Intelligence (pp. 435-458). New York, NY: Springer.

(28)

(2002). Executive functions in preschool children born preterm: Application of

cognitive neuroscience paradigms. Child Neuropsychology, 8, 83-92. doi:10.1076/chin .8.2.83.8723

Ford, R. M., Neulinger, K., O'Callaghan, M., Mohay, H., Gray, P., & Shum, D. (2011). Executive function in 7–9-year-old children born extremely preterm or with extremely low birth weight: Effects of biomedical history, age at assessment, and socioeconomic status. Archives Of Clinical Neuropsychology, 26, 632-644. doi:10.1093/arclin/acr061 Garon, N., Bryson, S. E., & Smith, I. M. (2008). Executive function in preschoolers: A review

using an integrative framework. Psychological Bulletin, 134, 31-60. doi:10.1037/0033 -2909.134.1.31

Geurts, H. M., Verté, S., Oosterlaan, J., Roeyers, H., & Sergeant, J. A. (2004). How specific are executive functioning deficits in attention deficit hyperactivity disorder and autism? Journal Of Child Psychology And Psychiatry, 45, 836-854. doi:10.1111/j .1469-7610.2004.00276.x

Gunn, D. J., Cartwright, D. W., & Gole, G. A. (2012). Incidence of retinopathy of prematurity in extremely premature infants over an 18-­‐‑year period. Clinical & Experimental

Ophthalmology, 40, 93-99. doi:10.1111/j.1442-9071.2011.02724.x

Hille, E., Dorrepaal, C., Perenboom, R., Gravenhorst, J. B., Brand, R., & Verloove-

Vanhorick, S. P. (2008). Social lifestyle, risk-taking behavior, and psychopathology in young adults born very preterm or with a very low birthweight. The Journal of

Pediatrics, 152, 793-800. doi:10.1016/j.jpeds.2007.11.041

Holmes, J., Gathercole, S. E., Place, M., Alloway, T. P., Elliott, J. G., & Hilton, K. A. (2010). The diagnostic utility of executive function assessments in the identification of ADHD in children. Child and Adolescent Mental Health, 15, 37-43. doi:10.1111/j.14753588 .2009.00536.x

(29)

Huizinga, M. (2007). De ontwikkeling van executieve functies tussen kindertijd en jongvolwassenheid. Neuropraxis, 11, 69-76. doi:10.1007/BF03079129

Janssens, A., Uvin, K., van Impe, H., Laroche, S. M. F., van Reempts, P., & Deboutte, D. (2009). Psychopathology among preterm infants using the diagnostic classification zero to three. Acta Paediatrica, 98, 1988-1993. doi:10.1111/j.1651-2227.2009 .01488.x

Johnson, S., Hollis, C., Kochhar, P., Hennessy, E., Wolke, D., & Marlow, N. (2010). Psychiatric disorders in extremely preterm children: Longitudinal finding at age 11 years in the EPICure study. Journal Of The American Academy Of Child & Adolescent Psychiatry, 49, 453-463. doi:10.1016/j.jaac.2010.02.002

Kharitonova, M., Martin, R. E., Gabrieli, J. D., & Sheridan, M. A. (2013). Cortical gray- matter thinning is associated with age-related improvements on executive function tasks. Developmental Cognitive Neuroscience, 6, 61-71. doi:10.1016/j.dcn.2013 .07.002

Kramer, M. S., Papageorghiou, A., Culhane, J., Bhutta, Z., Goldenberg, R. L., Gravett, M., … Villar, J. (2012). Challenges in defining and classifying the preterm birth

syndrome. American Journal Of Obstetrics And Gynecology, 206, 108-112. doi:10 .1016/j.ajog.2011.10.864

Levesque, B. M., Kalish, L. A., Winston, A. B., Parad, R. B., Hernandez-Diaz, S., Phillips, … van Marter, L. J. (2013). Low urine vascular endothelial growth factor levels are associated with mechanical ventilation, bronchopulmonary dysplasia and retinopathy of prematurity. Neonatology, 104, 56-64. doi:10.1159/000351040

Luu, T. M., Ment, L., Allan, W., Schneider, K., & Vohr, B. R. (2011). Executive and memory function in adolescents born very preterm. Pediatrics, 127, 639-646. doi:10.1542/peds .2010-1421

(30)

Mulder, H., Pitchford, N. J., & Marlow, N. (2011). Inattentive behaviour is associated with poor working memory and slow processing speed in very pre-­‐‑term children in middle childhood. British Journal Of Educational Psychology, 81, 147-160. doi:10.1348 /000709910X505527

Northam, G. B., Liégeois, F., Tournier, J. D., Croft, L. J., Johns, P. N., Chong, W. K., … Baldeweg, T. (2012). Interhemispheric temporal lobe connectivity predicts language impairment in adolescents born preterm. Brain, 135, 3781-3798. doi:10.1093/brain /aws276

Nosarti, C., Giouroukou, E., Micali, N., Rifkin, L., Morris, R. G., & Murray, R. M. (2007). Impaired executive functioning in young adults born very preterm. Journal of the International Neuropsychological Society, 13, 571-581. doi:10.1017

/S1355617707070725

Nosarti, C., Nam, K. W., Walshe, M., Murray, R. M., Cuddy, M., Rifkin, L., & Allin, M. P. (2014). Preterm birth and structural brain alterations in early adulthood. NeuroImage: Clinical, 6, 180-191. doi:10.1016/j.nicl.2014.08.005

Okumura, A., Hayakawa, M., Oshiro, M., Hayakawa, F., Shimizu, T., & Watanabe, K. (2010). Nutritional state, maturational delay on electroencephalogram, and developmental outcome in extremely low birth weight infants. Brain And Development, 32, 613-618. doi:10.1016/j.braindev.2009.09.011

Osaka, N., Osaka, M., Kondo, H., Morishita, M., Fukuyama, H., & Shibasaki, H. (2004). The neural basis of executive function in working memory: An fMRI study based on individual differences. Neuroimage, 21, 623-631. doi:10.1016/j.neuroimage.2003 .09.069

(31)

gains and losses in extremely preterm infants at term. Cerebral Cortex, 431, 1-9. doi:10.1093/cercor/bht431

Panagiotidis, J., & Lahav, A. (2010). Simulation of prenatal maternal sounds in NICU incubators: A pilot safety and feasibility study. Journal Of Maternal-Fetal And Neonatal Medicine, 23, 106-109. doi:10.3109/14767058.2010.512185

Pozzetti, T., Ometto, A., Gangi, S., Picciolini, O., Presezzi, G., Gardon, L., … Marzocchi, G. M. (2014). Emerging executive skills in very preterm children at 2 years corrected age: A composite assessment. Child Neuropsychology: A Journal On Normal And Abnormal Development In Childhood And Adolescence, 20, 145-161. doi:10.1080 /09297049.2012.762759

Robertson, C. M., Watt, M. J., & Dinu, I. A. (2009). Outcomes for the extremely premature infant: What is new? And where are we going? Pediatric Neurology, 40, 189-196. doi:10.1016/j.pediatrneurol.2008.09.017

Smidts, D. (2003). Executieve functies van geboorte tot adolescentie: Een literatuuroverzicht. Neuropraxis, 7, 113-119. doi:10.1007/BF03099824

Skovgaard, A. M., Houmann, T., Landorph, S. L., & Christiansen, E. (2004). Assessment and classification of psychopathology in epidemiological research of children 0–3 years of age. European Child & Adolescent Psychiatry, 13, 337-346. doi:10.1007/s00787-004-0393-z

Spittle, A. J., Cheong, J., Doyle, L. W., Roberts, G., Lee, K. J., Lim, J., … Anderson, P. J. (2011). Neonatal white matter abnormality predicts childhood motor impairment in very preterm children. Developmental Medicine & Child Neurology, 53, 1000-1006. doi:10.1111/j.1469-8749.2011.04095.x

(32)

The International Neuropsychological Society, 17, 759-765. doi:10.1017 /S1355617711000695

Sun, J., Mohay, H., & O'Callaghan, M. (2009). A comparison of executive function in very preterm and term infants at 8 months corrected age. Early Human Development, 85, 225-230. doi:10.1016/j.earlhumdev.2008.10.005

Teffer, K., & Semendeferi, K. (2012). Human prefrontal cortex: Evolution, development, and pathology. Progress In Brain Research, 195, 191-218. doi:10.1016/B978-0-444-53860 -4.00009-X

Verte, S., Geurts, H. M., Roeyers, H., Oosterlaan, J., & Sergeant, J. A. (2006). Executive functioning in children with an autism spectrum disorder: Can we differentiate within the spectrum?. Journal of Autism and Developmental Disorders, 36, 351-372. doi:10 .1007/s10803-006-0074-5

Willcutt, E. G., Doyle, A. E., Nigg, J. T., Faraone, S. V., & Pennington, B. F. (2005). Validity of the executive function theory of attention-deficit/hyperactivity disorder: A meta-analytic review. Biological Psychiatry, 57, 1336-1346. doi: 10.1016/j.biopsych.2005 .02.006

Woodward, L. J., Clark, C. A., Pritchard, V. E., Anderson, P. J., & Inder, T. E. (2011). Neonatal white matter abnormalities predict global executive function impairment in children born very preterm. Developmental Neuropsychology, 36, 22-41. doi:10.1080 /87565641.2011.540530

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overeenkomstig met eerdere onderzoeken naar EF en taalvaardigheid (Im-Bolter et al., 2006; Henry et al., 2012) kan er naar aanleiding van de resultaten geconcludeerd worden dat er

On the MVH problem, Kallsen and Pauwels (2010) considered general affine stochastic volatility models and they provided a semiexplicit solution in the case that the stock price is

Labels throughout the world, certainly including Relapse Records, have seen their ability to sell physical units fall as traditional brick-and-mortar stores have shuttered their

In eerste instantie is de baby wellicht nog te jong of niet in staat om zelf te drinken en moet de productie van moedermelk door middel van kolven worden gestimuleerd.. De

Als er een wachtlijst is bij het Nazorgbureau, gaat u met uw kind naar de kinderarts op de polikliniek Kindergeneeskunde.. De vaccinaties worden dan door het

Influence of development stage and host genotype on three components of partial resistance to leaf rust in spring wheat.. The inheritance of host plant effect on latency

adeninivorans UFS1219 yeast clone screened for expression of VP6 haversted at mid-exponential phase with expected size of 45 kDa. adeninivorans UFS1219 yeast clone screened