• No results found

Elektronicaconsumptie en e-waste vanuit een groen-cultureel criminologisch perspectief: een analyse van de Vlaamse geschreven media

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Elektronicaconsumptie en e-waste vanuit een groen-cultureel criminologisch perspectief: een analyse van de Vlaamse geschreven media"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ELEKTRONICACONSUMPTIE EN E-WASTE

VANUIT EEN GROEN-CULTUREEL

CRIMINOLOGISCH PERSPECTIEF: EEN ANALYSE

VAN DE VLAAMSE GESCHREVEN MEDIA

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door 01508344 Vandenbroucke Cesar

Academiejaar 2019-2020

Aantal woorden: 14280

Promotor : Commissaris :

(2)

I

Woord vooraf

Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma Criminologische Wetenschappen tijden het academiejaar 2019-2020. Het vormt het sluitstuk van een boeiende schoolloopbaan. Het schrijven van deze Master thesis zou niet mogelijk geweest zijn zonder de helpende hand en de ondersteuning van vele mensen.

Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Olga Petintseva, bedanken. U deelde uw academische kennis en expertise en begeleidde mij in het kiezen van dit interessante onderwerp. Gedurende twee jaar heeft u mij ondersteund en gaf u me constructieve feedback met een kritische en geduldige kijk. Dank u, Olga.

Ten tweede zou ik mijn mede-criminologen in spe willen bedanken voor hun steun tijdens dit schrijfproces. Jullie gezelschap via skype gaf mij extra motivatie in deze eenzame periode. Bovendien hebben we elkaar begeleid gedurende de vier jaar Criminologische Wetenschappen, veel vragen van elkaar opgelost en elkaar de tofste en leerrijkste studententijd bezorgd die we maar konden wensen.

Tenslotte, een dankuwel voor mijn ouders, zus, familie en vrienden voor de morele steun.

(3)

II

Inhoudstafel

Woord vooraf ... I Inhoudstafel ... II Abstract ... IV 1.Inleiding ... 1

1.1. Probleemstelling: elektronicaconsumptie en e-waste ... 1

1.2. Doelstelling, onderzoeksvragen en methodologie ... 2

2. Groen-cultureel criminologische kijk ten aanzien van de elektronicaconsumptie en de e-waste-problematiek ... 5

2.1. Belang van de groene criminologie ... 5

2.1.1. Algemeen ... 5

2.1.2. Breed schadebeginsel ... 5

2.1.3. ‘Wie’ is verantwoordelijk? ... 8

2.1.4. Politiek-economisch systeem en dynamieken tussen the Global North en the Global South ... 9

2.1.5. Productie- en consumptieprocessen ... 11

2.2. Belang van de culturele criminologie ... 13

2.2.1. Algemeen ... 13

2.2.2. Betekenis van schade ... 13

2.2.3. Consumptiecultuur en de betekenis van afval ... 14

2.2.4. Media-representatie, betekenis en bewustzijn ... 16

2.3. Belang van de groen-culturele criminologie ... 20

3.Etnografische inhoudsanalyse ... 22

3.1. Ethnographic Content Analysis ... 22

3.2.Selectie en verkenning van de krantenartikelen ... 24

3.3.Protocol en datacodering ... 25

3.4.Bespreking van onderzoeksresultaten en kritische reflectie ... 28

3.4.1.Schade ... 28

3.4.2.Focus ... 30

3.4.3.Verantwoordelijkheid ... 32

3.4.4.Bronnen ... 37

(4)

III 3.4.6.Beeld ... 40 4.Conclusie ... 42 Bibliografie ... 47 Bijlagen ... I Bijlage 1 – Dataset krantenartikelen ... I Bijlage 2 – Data management plan ... XII Bijlage 3 – Persbericht ... XV

(5)

IV

Abstract

This article analyses how electronic waste (e-waste) gets represented in newspapers and exposes inequalities between the Global North and the Global South due to capitalism and consumer culture. This makes an interesting object of study because of the increasing need for general awareness about the downsides of our consumption of electronics. The representations ultimately make an important contribution to an understanding of the problem as a first step towards a sustainable attitude towards electronic devices. This article aims to contribute to green-cultural criminological research, an approach that seeks to incorporate a concern with the cultural significance of the environment, environmental crime and environmental harm into green criminology. This study uses the method of an ethnographic content analysis from David Altheide to discover emergent patterns, emphases and themes in an analysis of news coverage. The results of this media analysis indicate how harm against people is set front and how harm against the environment and animals takes a back seat; how newspapers seldom blame the structures of capitalism and its production and consumption processes; how journalists seldom use individuals from developing countries as a source and how e-waste dumping sites are presented as distant strange places far from industrialised countries.

Key words

(6)

1

1. Inleiding

1.1. Probleemstelling: elektronicaconsumptie en e-waste

Waarschijnlijk leest u mijn thesis op een laptop, personal computer of tablet. Hoe vaak heeft u een elektronisch toestel weggegooid dat wel nog werkte, maar waar u niet meer tevreden over was? Denkt u bij het aankopen van een nieuw toestel na over waar uw afgedankte elektronische apparaten belanden? Liggen deze nog in een lade of op zolder, of heeft u het verkocht of gerecycleerd? In onze wegwerpmaatschappij staan velen niet stil bij wat er gebeurt eens hun elektrische en elektronische apparaten in afval zijn veranderd. Desalniettemin zijn er tal van redenen waarom dit onze aandacht wel verdient. Consumentenelektronica zoals mobiele telefoons en laptops leggen namelijk een lange weg af over de hele wereld zowel voor ze bij de consument terechtkomen als nadat de consument ze heeft afgedankt. De elektronicaconsumptie heeft immers een schaduwzijde (van Erp & Huisman, 2010, van Huijstee & Steinweg, 2012).

‘E-waste’ of elektronica-afval is de snelst groeiende afvalstroom met wereldwijd zo’n 50

miljoen ton per jaar (van Huijstee & Steinweg, 2012). E-waste verwijst naar alle soorten afgedankte elektr(on)ische apparaten met een batterij of stroomkabel en dit van koelkasten en wasmachines tot computers en laptops, maar ook tv’s, printers en gsm’s (Perkins, Drisse, Nxele, & Sly, 2014). Technologische ontwikkelingen hebben voor veel voordelige en gunstige veranderingen in het gebruik van smartphones en allerlei andere elektronische apparatuur gezorgd (Mejame, Kim, Lee, & Lim, 2018). Op vlak van communicatie worden steeds nieuwe zaken uitgevonden om beter te communiceren met mensen dichtbij of veraf. Deze apparaten zijn bijna niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven en worden overvloedig gehanteerd door een groot deel van de bevolking. De globale markt van elektrische en elektronische apparatuur kende de voorbije twee decennia dan ook een exponentiële groei (Bhutta, Omar, & Yang, 2011). Elk jaar consumeren zowel mensen uit de geïndustrialiseerde landen als mensen uit minder ontwikkelde landen meer en meer elektronische producten en dit zal in de eerstvolgende jaren zeker niet verminderen. Bovendien worden bijvoorbeeld smartphones en tablets steeds meer populair en worden ze aan een sneller tempo vervangen. Kortom meer apparaten, meer afval en een sneller groeiende afvalstroom (Bisschop, 2014a; Cecere & Martinelli, 2017; Robinson, 2009).

(7)

2 Een deel van deze afvalstroom wordt door een strengere milieuwetgeving vaak illegaal en onder het mom van tweedehandsapparatuur geëxporteerd van de rijkere, geïndustrialiseerde landen naar ontwikkelingslanden als Ghana en Nigeria, waar het wordt verwerkt. Kenmerkend voor deze stroom van e-waste is immers de economische waarde die het kan vertegenwoordigen: elektronica kan in ontwikkelingslanden immers een tweede leven krijgen of waardevolle metalen die in de producten verwerkt zijn, kunnen worden gerecycleerd. Derhalve bestaat een enorme transnationale handel in elektronisch afval. E-waste bevat echter ook metalen en andere verwerkte stoffen, zoals kwik en beryllium, die enorm schadelijk zijn voor mens, dier en milieu wanneer ze niet op een verantwoorde manier gerecycleerd worden. En laat dat nu net het geval zijn bij de primitieve recyclagemethoden in ontwikkelingslanden (Huisman & Weerman, 2012; Scheepmaker, 2012).

Ondanks het schadeberokkenende karakter van de overmatige elektronicaconsumptie, is nog steeds weinig discussie over dit onderwerp in de publieke sfeer aanwezig. Milieubeschermingsgroepen zoals Greenpeace en de Basel Action Network hebben reeds gewezen op de donkere kant van de elektronicaconsumptie. Met het Verdrag van Bazel van 1992 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan en de Europese Waste Electric and Electronic Equipment

(WEEE)-richtlijn van 2002, krijgt het ook aandacht van intergouvernementele instanties en

organisaties. Evenwel bestaat nog steeds een gebrek aan bewustzijn bij het bredere publiek. Zouden mogelijke verklaringen kunnen liggen in de hedendaagse consumptiecultuur en de manier waarop de e-waste-problematiek wordt weergegeven in en door de media (Andersson, 2017; Good, 2016; Maxwell & Miller, 2008, van Huijstee & Steinweg, 2012)?

1.2. Doelstelling, onderzoeksvragen en methodologie

Het doel van deze masterproef is aandacht vestigen op de schaduwzijde van de overmatige elektronicaconsumptie en dit door uit te gaan van een groen-cultureel criminologisch perspectief. In deze uiteenzetting wordt het groen-cultureel criminologisch perspectief besproken aan de hand van de case e-waste. De groen-culturele criminologie is een nieuwe invalshoek van Avi Brisman en Nigel South (2013, 2014) waarbij groene criminologen een cultureel criminologische bril opzetten om milieucriminaliteit en -schade te bekijken. Een cultureel criminologische kijk is in dit onderzoek relevant op twee domeinen.

(8)

3 Ten eerste door de aandacht die de culturele criminologie vestigt op de manier waarop milieurampen, -criminaliteit en -schade worden geconstrueerd en weergegeven in de media. Zo moeten groene criminologen oog hebben voor de gemediatiseerde en politieke processen rond de beeldvorming van verschillende milieukwesties (Brisman, 2014; Brisman & South, 2013). Deze masterproef geeft hier gevolg aan door te kijken hoe e-waste wordt weergegeven in de Vlaamse geschreven media en dit door middel van een etnografische inhoudsanalyse. Dit is van belang om een verklaring te vinden voor het gebrek aan bewustzijn en bezorgdheid omtrent de schaduwzijde van de overmatige elektronicaconsumptie. De mainstream media zijn immers het communicatiemiddel bij uitstek waarmee de publieke geest wordt gevormd, waardoor media-representaties een belangrijke bijdrage leveren aan het begrijpen van een fenomeen. Dit vormt op zijn beurt een eerste mogelijke stap op weg naar een duurzaam consumptiepatroon (Andersson, 2017; Brisman & South, 2014; Greer, 2013).

Ten tweede door de aandacht die de culturele criminologie wijdt aan geconstrueerde consumptiepatronen (Brisman & South, 2013, 2014). In deze masterproef worden de elektronicaconsumptie en de navenante afvalstroom kritisch benaderd door de onderliggende ongebreidelde consumptie- en productieprocessen en de consumptiecultuur van de laatmoderne kapitalistische samenleving te bestuderen. Onze productie- en consumptiepatronen dragen immers bij tot de opwarming van de aarde, de verontreiniging van het milieu en de uitputting van natuurlijke grondstoffen (Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016; Commissie van de Europese Gemeenschappen, 2008; Lynch, Long, & Stretesky, 2019; White, 2009).

De centrale onderzoeksvraag van deze masterproef luidt als volgt: Wat zijn de oorzaken, achtergronden en samenhangen waardoor we niet of nauwelijks op de hoogte zijn van de gevolgen van onze elektronicaconsumptie en de daarbij horende e-waste-problematiek?

Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen:

1. Op welke manier geven Vlaamse kranten de e-waste-problematiek weer op het vlak van

schade, verantwoordelijkheid, bronnen, focus, oplossingen en beeld?

Deze deelvraag wordt gerealiseerd door middel van een etnografische inhoudsanalyse waarbij systematisch verschillende thematische codes over Vlaamse kranten heen worden gecodeerd en waarna op zoek gegaan wordt naar patronen.

2. Welke inzichten leveren een groen, een cultureel en een groen-cultureel criminologisch

(9)

4 − schade en de betekenis ervan,

− de verantwoordelijkheid van consumptie- en productieprocessen en de

consumptiecultuur van de laatmoderne kapitalistische samenleving

− media-representaties en bewustzijn?

Dit wordt gerealiseerd door het uitvoeren van een literatuurstudie naar de groene en culturele criminologie, waarbij vervolgens de relevante aspecten ten opzichte van de elektronicaconsumptie en e-waste-problematiek binnen elk perspectief worden toegelicht. Zo komen we tot een verbinding van beide in de groen-culturele criminologie die relevant is voor de eerste onderzoeksvraag.

Deze studie levert dus een bijdrage aan de stromingen van de groene, de culturele en in het bijzonder de groen-culturele criminologie. Er wordt namelijk met een culturele lens naar een ‘groene misdaad’ gekeken. Het besteedt aandacht aan de relatief onderbestudeerde criminologische betekenis van consumptie, in dit geval de consumptie van elektrische en elektronische apparatuur. Voorts gaat het in op het relatief onderbelichte onderzoeksgebied van de representatie en constructie van milieucriminaliteit en -schade in de media. Dit is van belang gezien de toenemende rol van de media bij het vormen van percepties, attitudes en gedragingen (Brisman & South, 2013, 2017; Fitzgerald & Baralt, 2010).

In dit wetenschappelijk artikel werd gekozen voor bureauonderzoek als onderzoeksstrategie. Deze keuze is het meest geschikt om de bovenstaande onderzoeksopzet te bereiken. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden werd de relevante informatie vooral uit de literatuur, documenten en media gehaald. Voor het empirisch luik wordt gebruik gemaakt van de geschreven artikelen van vier Vlaamse kranten.

De opbouw van deze thesis is als volgt. Eerst worden de relevante aspecten ten aanzien van de elektronicaconsumptie en de e-waste-problematiek binnen de groene en culturele criminologie toegelicht. Vervolgens wordt de relevantie van een groen-culturele criminologie binnen deze masterproef besproken. Dit alles vormt een antwoord op de tweede onderzoeksvraag en dient tegelijk als theoretisch kader voor de etnografische inhoudsanalyse van de Vlaamse kranten. Tenslotte volgt een analyse van Vlaamse kranten door middel van een etnografische inhoudsanalyse van de krantenartikelen.

(10)

5

2. Groen-cultureel criminologische kijk ten aanzien van de

elektronicaconsumptie en de e-waste-problematiek

Zoals de titel van deze masterproef aangeeft, wordt een groen-cultureel criminologisch perspectief gehanteerd. Dit vormt een verbinding tussen de inzichten van de groene en culturele criminologie. Naast een korte algemene beschrijving van elke benadering, worden de relevante aspecten ten aanzien van de elektronicaconsumptie en de e-waste-problematiek binnen elk perspectief toegelicht. Tenslotte wordt de relevantie van een groen-culturele criminologie besproken.

2.1. Belang van de groene criminologie

2.1.1. Algemeen

Gedurende lange tijd werd in de sociale wetenschappen geen aandacht besteed aan het milieu (Bisschop, 2016). Binnen de criminologie kwam hier verandering in met de opkomst van een groene criminologie vanaf de jaren 1990 (Lynch & Stretesky, 2013; Ruggiero & South, 2013). Groene criminologie kan gezien worden als de studie van milieuschade, milieuwetten en milieuregulering door de ogen van criminologen (White, 2013a). Kenmerkend voor deze subdiscipline is dat het niet een theorie behelst, maar een open perspectief dat dient als een “inter- en multi-disciplinary rendezvous point” (Ruggiero & South, 2013, p.361; South, Brisman, & Beirne, 2013). Daarnaast stelt een groen criminologische benadering een breed schadebeginsel voorop – waarbij er zowel focus is op milieucriminaliteit als -schade – en zoekt het antwoorden op de verantwoordelijkheidskwestie in bredere maatschappelijke processen en systemen zoals het kapitalisme (van Uhm & Spapens, 2018). Dit is van uiterst belang voor een complexe problematiek zoals die van e-waste. Deze aspecten worden hieronder verder toegelicht.

2.1.2. Breed schadebeginsel

In tegenstelling tot traditioneel criminologisch onderzoek stelt de groene criminologie een breed schadebeginsel voorop. Groene criminologen bestuderen activiteiten die direct en indirect ecologische schade veroorzaken en houden rekening met mens, dier, plant en volledige ecosystemen. Het focust zowel op milieucriminaliteit als milieuschade, respectievelijk gedragingen die strafbaar zijn gesteld en gedragingen die (nog) niet in de strafwet vervat zijn (Bisschop, 2016; Ruggiero & South, 2013; Scheepmaker, 2012). Dit betekent dat groene

(11)

6 criminologen de officiële definitie van milieucriminaliteit zien als de uitkomst van een politieke strijd waar economische belangen primeren. Deze opvatting past binnen de bredere kritische criminologie die wetten, regels en schendingen bestudeert in een context van machtsverhoudingen en sociale ongelijkheid (Huisman & Weerman, 2012; Scheepmaker, 2012; South & Brisman, 2012). Dit ligt in de lijn met de social harm-benadering waar verder gekeken wordt dan schade ten gevolge van gedefinieerde misdrijven (Hillyard, Pantazis, Tombs, & Gordon, 2004). Een brede definitie van milieucriminaliteit laat daarenboven toe om oog te hebben voor minder zichtbare schade en minder evidente gevolgen die slechts na enige tijd zichtbaar zijn (Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016).

Dit breed opgevat schadebeginsel is noodzakelijk met betrekking tot de elektronicaconsumptie en de e-waste-problematiek. Consumentenelektronica zoals mobiele telefoons en laptops leggen een lange weg af over de hele wereld alvorens ze bij de consument terechtkomen, maar ook erna, wanneer de consument ze heeft afgedankt. De productieketen van elektronica is lang en complex en onderscheidt in het algemeen vier fases: de mijnbouw van de grondstoffen, de productie en de assemblage van de onderdelen, de retail en het gebruik ervan en als laatste de afvalfase (van Huijstee & Steinweg, 2012). Doorheen heel deze keten zijn er tal van schadevormen bloot te leggen waarbij een strikt legalistische kijk niet volstaat. Een deel van de veroorzaakte schade zou immers niet worden belicht (Bisschop, 2014a; Bisschop & Vande Walle, 2013; Good, 2016). Zo kan een perfect legaal transport van gebruikte elektrische en elektronische toestellen naar ontwikkelingslanden schade met zich mee brengen wanneer het materiaal uiteindelijk toch op een stort zou belanden (Bisschop, 2014a). Achterpoorten in de huidige regulatie laten namelijk de uitvoer van tweedehandsgoederen van ontwikkelde landen naar ontwikkelingslanden toe onder het motto van een ‘donatie’. Dit verlengt de levensduur van toestellen en mensen in armere landen krijgen op die manier toegang tot goedkope elektronica. Hierbij valt op te merken dat de verschillen tussen afval en tweedehandsgoederen soms moeilijk in een oogopslag te zien zijn (Perkins et al., 2014; van Huijstee & Steinweg, 2012).

Vooreerst is er schade te vinden aan het begin van de elektronicaketen, met name in de mijnbouw en de productie. Bij de ontginning van de gebruikte grondstoffen doen er zich vele sociale en milieuproblemen voor. Zo gaat de mijnbouw veelal gepaard met slechte arbeidsomstandigheden, schendingen van de mensenrechten en bestaan er linken met gewapende conflicten. In Indonesië en Zuid-Afrika bijvoorbeeld worden lokale gemeenschappen van hun grondgebied verdreven om plaats te maken voor de mijnbouw van

(12)

7 platina en is op grote schaal sprake van kinderarbeid. Wat de schade aan het milieu en dier betreft, worden kwetsbare gebieden verwoest bij de mijnbouw van onder meer tin en is de berggorilla met uitsterven bedreigd door mijnbouw van coltan. De vraag naar deze grondstoffen op de globale markt heeft een grote invloed op de hoeveelheden die gemijnd moeten worden, en bijgevolg ook op de omstandigheden waaronder deze ontginning plaatsvindt. Bovendien worden door inefficiënte recyclagemethoden aan het einde van de elektronicaketen minder waardevolle metalen teruggewonnen, wat nog meer druk zet op de ontginning van nieuwe grondstoffen. Schade zit dus ook in het verlies aan kostbare grondstoffen (Bisschop & Vande Walle, 2013; van Huijstee & Steinweg, 2012). De productie brengt op haar beurt ook tal van schadevormen teweeg. Zo vereist de productie van een smartphone 60 kilogram CO2 en genereert het gebruik ervan per jaar naar schatting nog eens tweemaal deze hoeveelheid CO2 daarbovenop (Good, 2016).

Dan is er nog de schade aan het einde van de elektronicaketen. Wanneer e-waste op de afvalbergen in ontwikkelingslanden belandt, gebeurt het recycleren meestal in precaire omstandigheden. De verwerking vindt niet plaats in geavanceerde fabrieken zoals bij ons, maar gebeurt veelal door verbranding in open lucht (van Huijstee & Steinweg, 2012). Op die manier wordt slechts een deel van de waardevolle metalen herwonnen en komen er ook giftige stoffen zoals lood en cadmium vrij (Bisschop & Vande Walle, 2013).

Vooreerst is hier sprake van milieuschade door de impact van gevaarlijke stoffen op het ecosysteem, waarbij deze terechtkomen in het water, de lucht en de bodem en zich via deze weg verspreiden in allerhande biologische systemen. Daarnaast is er een invloed op de klimaatverandering door het vrijkomen van broeikasgassen tijdens het verbranden van de toestellen (Bisschop & Vande Walle, 2013). Sommige stoffen tasten ook de ozonlaag aan (van Huijstee & Steinweg, 2012).

Naast milieuschade heeft de onverantwoorde verwerking van e-waste ook nefaste gevolgen voor de gezondheid van mens en dier. De precaire werkomstandigheden in Afrika en Azië op vlak van gezondheid, veiligheid en werkstandaarden zijn al door verschillende onderzoeken belicht. De ‘werknemers’ – waaronder volwassenen, maar veelal jongeren en kinderen – ontmantelen de elektronicatoestellen vaak met de blote handen en zonder verdere beschermende uitrusting (Bisschop & Vande Walle, 2013). De blootstelling aan elektronisch afval kan leiden tot langdurige gezondheidsproblemen zoals bijvoorbeeld tumoren, onvruchtbaarheid, miskramen en misvormingen bij de geboorte. Snijwonden, hoofdpijn en

(13)

8 problemen met de luchtwegen komen ook frequent voor (van Huijstee & Steinweg, 2012). Bij dit thema zijn de verbanden met mensenrechten duidelijk zichtbaar (Huisman & Weerman, 2012).

Niet alleen de werknemers, maar ook de mensen en dieren in de omgeving worden aangetast, bijvoorbeeld door het drinken van het vervuilde of besmette water, het inademen van de vervuilde lucht en het halen van hun voedsel uit de gewassen die werden geteeld op de vervuilde bodem. Lood bijvoorbeeld, wat het meeste gebruikt wordt in elektronische apparaten, komt terecht in biologische systemen via voedsel, water, lucht en bodem, beschadigt op die manier het zenuwstelsel en de nieren en tast het bloed en de voortplanting aan. Vooral kinderen zijn bijzonder kwetsbaar voor een loodvergiftiging. Barium zorgt voor het opzwellen van de hersenen, hartschade en een verhoogde bloeddruk en zo kunnen we verder gaan voor vele andere stoffen. Slachtofferschap overschrijdt dus lokale en nationale grenzen en manifesteert zich ook globaal (Bisschop & Vande Walle, 2013; van Huijstee & Steinweg, 2012).

Naast problemen omtrent milieu en gezondheid, doen er zich ook tal van sociale problemen voor. Voor de meerderheid van de bevolking van deze ontwikkelingslanden is het verwerken van elektronisch afval tegen erg lage lonen een kwestie van overleven (van Huijstee & Steinweg, 2012).

2.1.3. ‘Wie’ is verantwoordelijk?

Transnationale milieucriminaliteit en -schade, zoals de e-waste-problematiek, kennen een zekere complexiteit en diversiteit. Er zijn namelijk diverse mogelijke oorzaken, slachtoffers, daders en verantwoordelijkheden. Door het aannemen van een breed schadebeginsel binnen de groene criminologie kan dit weliswaar ondervangen worden (Bisschop, 2012; Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016). Bij de diverse stadia van het afvalproces van elektronica zijn verschillende legale en illegale actoren en activiteiten direct betrokken. Afvalsmokkelaars bijvoorbeeld – al dan niet gelinkt met georganiseerde criminaliteit – hebben een directe verantwoordelijkheid. Ook bedrijven en overheden kunnen direct betrokken zijn. Zo voeden sommige refurbishment-bedrijven en e-waste-inzamelaars de illegale afvalstroom. Daarenboven bevinden veel activiteiten en actoren zich in een grijze, informele zone, zoals bijvoorbeeld ‘afvaltoeristen’ en informele ontmantelaars (Bisschop, 2012, 2016; Bisschop & Huisman, 2016).

(14)

9 Evenwel dragen systemische processen ook mee verantwoordelijkheid in deze e-waste-problematiek. Groene criminologen stellen dat ongebreidelde productie- en consumptieprocessen en het politiek-economisch systeem onlosmakelijk verbonden zijn met veel milieuproblemen waar we vandaag mee geconfronteerd worden (Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016; Lynch et al., 2019; White, 2009). Dit ligt onder meer vervat in de theorie van the Treadmill of Production die aandacht besteedt aan het kapitalistisch systeem, de werkelijke milieukosten van productie- en consumptieprocessen en de dynamieken van externalisering tussen the Global North en the Global South (Bisschop, 2016; Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016; Stretesky, Long, & Lynch, 2014).

Bijgevolg is ook elke individuele consument betrokken bij deze groeiende afvalstroom (Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016). Hier duikt de tragedy of the commons op waarbij iedereen een beetje verantwoordelijk is, maar niemand zich echt verantwoordelijk voelt. Vaak is het individuele gedrag an sich niet schadelijk, maar wordt het problematisch wanneer iedereen het stelt. Enkel kijken naar individuele daders is dus niet voldoende. De verantwoordelijkheidskwestie vergt een analyse op aggregaat niveau (Bisschop, 2016). In wat volgt, worden de systemische oorzaken diepgaander toegelicht.

2.1.4. Politiek-economisch systeem en dynamieken tussen the Global North

en the Global South

Het kapitalistisch systeem contesteert duurzame ontwikkeling op verschillende vlakken. Zo moet er altijd meer geproduceerd worden om winst te maken, wordt schade aan het milieu als onvermijdelijk gezien in functie van economische vooruitgang en wordt aanvaard dat productieprocessen in afval resulteren. Dit afval wordt naar andere landen getransporteerd met als gevolg dat milieuvervuilende activiteiten ook worden overgeheveld naar landen waar een minder strenge regelgeving en lagere lonen gelden. Dit is bij de e-waste-problematiek niet anders. Door een strengere milieuwetgeving in ontwikkelde landen en een duurder prijskaartje voor erkende recycleringsprogramma’s gaat een handelaar in afval op zoek naar een land waar de wetgeving minder streng is. Zo ontstaat een transnationale handel. Het produceren van afval en de afvalhandelsstroom die hier mee gepaard gaat, worden bovendien gereguleerd door allerhande internationale milieuconventies. Het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging en verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen – kortweg de Bazel Conventie – reguleert bijvoorbeeld eerder de handel in gevaarlijk afval dan milieuschade te criminaliseren (Bisschop, 2016; Bisschop & Boekhout van Solinge, 2016).

(15)

10 Daarnaast komen dynamieken van externalisering van schade van ontwikkelde landen – met hun multinationaal opererende ondernemingen – naar ontwikkelingslanden ook duidelijk naar voor. Vooreerst worden elektronische toestellen veelal geproduceerd in minder ontwikkelde landen en komen de hiervoor benodigde grondstoffen ook uit deze regio’s. De met de productie en winning van grondstoffen gepaard gaande milieuschade speelt zich dus vooral af in die gebieden (cfr. supra). Voorts willen ontwikkelde landen de recyclering not in their backyard waardoor in de export ervan een oplossing wordt gezocht. Zo wordt volgens onderzoek maar 25 procent van de in de Europese Unie geproduceerde e-waste op een behoorlijke manier opgehaald en gerecycleerd en vindt de overige 75 procent zijn weg in een verborgen stroom van niet gerapporteerde e-waste. Een aanzienlijke hoeveelheid hiervan komt op stortplaatsen terecht of wordt afgevoerd naar twijfelachtige ontmantelsites binnen en voornamelijk buiten de Europese Unie. Voor andere ontwikkelde landen zoals de Verenigde Staten zijn gelijkaardige cijfers te vinden. De afvalstromen die het meest voorkomen en daarenboven het meeste kans hebben om te eindigen in een ongepaste recyclering zijn deze die vertrekken van ontwikkelde landen en terechtkomen in ontwikkelingslanden zoals Ghana, India en China. The Global South is namelijk kwetsbaar door een zwakkere regelgeving, bestuur en precaire socio-economische situatie. Doordat de invoer van e-waste een belangrijke bron van inkomsten is, is het beheersen en controleren ervan geen prioriteit. Dit stimuleert het invoeren van elektronisch afval dat op zijn beurt het milieu en de gezondheid in ontwikkelingslanden schaadt. In deze landen worden kwetsbare groepen meer geconfronteerd met milieuschade doordat ze vaker werken in en leven bij vervuilende fabrieken of afvalbergen. Hun sociale, economische en politieke eigenschappen maken hen tot een gemakkelijke prooi voor slachtofferschap. Bij de e-waste-problematiek is er dus ook sprake van differentieel slachtofferschap. Kortom stellen ontwikkelde landen als machtige economische actoren hun economische groei boven de ermee gepaard gaande schadeberokkening aan ontwikkelingslanden (Bisschop, 2012, 2014a,b; Bisschop & Huisman, 2016; Bisschop & Vande Walle, 2013; Lynch, 2020; Perkins et al., 2014; van Huijstee & Steinweg, 2012).

Hierbij moet wel opgemerkt worden dat e-waste afvalstromen niet alleen van the Global North naar the Global South gaan, maar ook voorkomen binnen regio’s van en tussen groeilanden. Met groeiende economieën en veranderende levensstijlen in minder ontwikkelde landen worden de bestemmingen deels hun eigen bronnen van e-waste. China bijvoorbeeld die vaak als land van bestemming van e-waste in plaats van een land van oorsprong gezien wordt, produceert in toenemende mate elektronisch afval ten gevolge van de groeiende consumptie

(16)

11 van haar bevolking. Bijgevolg is onderzoek naar de e-waste dynamieken tussen ontwikkelde en minder ontwikkelde landen niet voldoende (Christensen & Nilsson, 2018; van Herk & Bisschop, 2020). Desalniettemin is nog steeds een aanzienlijk deel van de e-waste-afvalberg in ontwikkelingslanden afkomstig uit het Westen (van Huijstee & Steinweg, 2012).

2.1.5. Productie- en consumptieprocessen

De steeds groeiende afvalstroom van elektrische en elektronische toestellen is tevens te danken aan ongebreidelde productie- en consumptieprocessen. De globale markt van elektrische en elektronische apparatuur kende de voorbije twee decennia een exponentiële groei (Bhutta et al., 2011). Elk jaar consumeren zowel mensen uit de geïndustrialiseerde landen als mensen uit minder ontwikkelde landen meer en meer elektronische producten en dit zal de eerstvolgende jaren zeker niet verminderen (Bisschop, 2014a). Vooral ontwikkelingslanden laten een snelle groei in de consumptie en gebruik ervan zien (Forti, Baldé, & Kuehr, 2018). Evenwel blijven geïndustrialiseerde landen de vraagcentra bij uitstek (Lynch, 2020).

Deze groei is te wijten aan verschillende trends. Ten eerste leven we in een digitale samenleving waarbij informatie- en communicatietechnologie centraal staan. Zo is er een uitbreiding van netwerken, zijn er meer internetgebruikers en zijn er meer producten en diensten online. Daarnaast zijn de meeste apparaten relatief betaalbaar geworden in de meeste landen. Zo dalen de prijzen van computers, laptops en mobiele telefoons (Andersson, 2017; Baldé, Forti, Gray, Kuehr, & Stegmann, 2017). Voorts kennen apparaten een steeds kortstondigere levensloop. Zo is de gemiddelde levensduur van een computer de laatste jaren met de helft gedaald van vier naar twee jaar en is de levensduur van de mobiele telefoon nog korter geworden. Daarenboven worden ze aan een steeds sneller tempo vervangen. Zowel producenten als consumenten spelen hierin een rol. Producenten doen immers aan geplande veroudering door het inbouwen van technische beperkingen, waardoor de toestellen als het ware gebouwd zijn om snel kapot te gaan, en ze creëren steeds snellere cycli van modetrends. Daarnaast komen ze frequent met verbeterde versies van hun producten op de markt die niet te evenaren zijn door een geüpdatet ouder toestel. Niet alleen de toestellen worden vernieuwd, maar ook de accessoires die erbij horen. Neem bijvoorbeeld smartphones waarbij de opladers vaak veranderen van model. Voorts zijn toestellen soms bewust niet makkelijk uit elkaar te halen en dus moeilijk te herstellen. Dit alles wordt gedreven door marketingstrategieën van producenten binnen de globale vrijemarkteconomie. Bijgevolg is de aankoop van gisteren bij wijze van spreken al achterhaald. Veel producten mankeren dus een duurzaam ontwerp waardoor de hoeveelheid of de kwantiteit

(17)

12 van het elektronisch afval beïnvloed wordt. Voorts hebben producenten ook een impact op de kwaliteit, met name de schadelijkheid, van het elektronisch afval door middel van het al dan niet gebruiken van giftige stoffen in een product. Zo worden er steeds meer synthetische en chemische stoffen in verwerkt (Bisschop, 2014a; Brisman & South, 2014; Perkins et al., 2014; Robinson, 2009; van Herk & Bisschop, 2020). Tegelijkertijd zorgt de vraag van de consument ervoor dat nieuwe producten worden gelanceerd op zeer korte tijdsintervallen, wat als gevolg heeft dat mensen frequenter (en vaak onnodig) nieuwe apparaten aanschaffen (Perkins et al., 2014). Veel mensen hebben al een laptop, personal computer en een tablet, maar voelen toch steeds de drang om de nieuwste snufjes aan te schaffen (Bisschop, 2012). De ‘cultuur van consumptie’, waar de norm het streven naar steeds meer consumeren lijkt te zijn (Brisman & South, 2014) wordt verder uitgebreid besproken.

Deze factoren hebben er mee toe geleid dat de globale omvang van e-waste in 2016 ongeveer 44,7 miljoen ton bedroeg. In 2021 zal de hoeveelheid elektronisch afval naar verwachting groeien tot 52,2 miljoen ton. Dit met een jaarlijkse groei van drie tot vier procent wat driemaal zoveel is als andere afvalstromen (Baldé et al., 2017; van Herk & Bisschop, 2020). Bijgevolg hoort e-waste tot een van de snelst groeiende afvalstromen ter wereld (Cecere & Martinelli, 2017; van Huijstee & Steinweg, 2012).

Een groen criminologisch perspectief laat dus toe om contrasten tussen Noord en Zuid, tussen de machtigen en de machtelozen, en tussen rijk en arm aandachtig te bekijken, waarbij afval steevast (vooral) door deze eersten geproduceerd wordt en bij deze laatsten belandt (Bisschop & Huisman, 2016). Dit is voor de e-waste-problematiek niet anders. Zo weerspiegelen de productie en distributie ervan de structuur van de wereldwijde kapitalistische samenleving en de bovengenoemde verdelingen (Lynch, 2020).

(18)

13

2.2. Belang van de culturele criminologie

2.2.1. Algemeen

De culturele criminologie bestudeert hoe culturele processen verweven zijn met criminaliteit en criminaliteitscontrole in de hedendaagse samenleving. Het belicht betekenis, representatie en macht in de constructies van de populaire cultuur, subculturen, criminaliteit en de controle ervan door aandacht te besteden aan beleving, beeldvorming en communicatie (Ferrell, 1999; Ferrell, Hayward, & Young, 2008). Dit alles tegen een achtergrond van de culturele en structurele globale realiteit en de hiermee gepaard gaande machtsverhoudingen (Petintseva, 2015). Bijgevolg kijken culturele criminologen verder dan de enge begrippen van misdaad en strafrecht en sluit het aan bij de ruimere kritische criminologie (Ferrell, Hayward, & Young, 2008).

In wat volgt, worden aspecten van de culturele criminologie die relevant zijn voor de e-waste-casus belicht. De culturele criminologie omvat velerlei onderzoeksgebieden waardoor onderstaande opsomming zeker niet exhaustief is. Eerst wordt de betekenis van schade, de consumptiecultuur en de betekenis van afval behandeld. Daarna volgt het deel omtrent media-representatie en bewustzijn.

2.2.2. Betekenis van schade

Zoals voorheen besproken, gaat velerlei schade gepaard met de groeiende afvalstroom van elektrische en elektronische apparatuur. Het plaatje is echter nog ingewikkelder. Actoren die deelnemen aan de handel in e-waste hebben namelijk heel verschillende conceptualisaties van schade. Zo bestaan vooronderstellingen bij handelaars dat ziektes verantwoordelijk zouden zijn voor de gezondheidsproblemen en dus niet de verwerking van elektronisch afval. Daarnaast geloven sommigen dat afvalverwerkers niet geschaad worden door de toxiciteit van de afvalverwerking vanwege hun expertise en deze ‘realiteit’ willen ze ook in stand houden. Bovendien erkennen sommige ontmantelaars zelf de oorzaken van hun gezondheidsproblemen niet volledig. Actoren buiten de formele economie hebben dus geheel andere realiteiten omtrent het schadebeginsel en de verwerking van e-waste. Daarenboven hebben ze tal van motieven voor hun betrokkenheid in deze handel. Zo is het een belangrijke bron van werkzekerheid voor een deel van de bevolking. Deze alternatieve opvatting van schade en het in rekening brengen van hun motieven zijn cruciaal om de handel in e-waste te begrijpen (Bisschop 2014a; van Herk & Bisschop, 2020).

(19)

14

2.2.3. Consumptiecultuur en de betekenis van afval

Net zoals groene criminologen trachten culturele criminologen de criminologie af te stemmen op de specifieke structuren, processen en problemen van de laatmoderne kapitalistische samenleving. Kenmerkend voor deze hedendaagse context zijn bovengenoemde ongebreidelde consumptie- en productieprocessen. Een cultureel criminologische kijk kan evenwel nieuw licht werpen op deze ‘consumptiecultuur’ waar het streven naar meer en meer kunnen consumeren de norm lijkt te zijn, zeker in Westerse landen (Brisman & South, 2014; Ferrell, 2013).

Vooreerst wordt het kapitalisme gezien als een cultureel verschijnsel. Waar nog steeds fysieke producten aan de lopende band geproduceerd worden, zorgt het kapitalisme van vandaag in het bijzonder voor de creatie van nieuwe noden of op zijn minst het idee ervan. Advertising en

marketing vormen de drijvende krachten in het geven van betekenis. Door nieuwe noden te

creëren en te zorgen voor een snelle vervanging met behulp van geplande veroudering of versnelde technologische innovatie, blijft de consument nieuwe snufjes aankopen, met als mogelijk gevolg het vroegtijdig afdanken van de reeds aangekochte toestellen (cfr. supra). Neem bijvoorbeeld de marketingstrategieën van Apple die al jaren irrationele consumptielusten opwekken. Met de reclame voor de Macintosh in 1984 ontstond het imago dat het bedrijf geen toestellen produceert die men nodig heeft of wilt, maar zaken bouwt waar mensen naar verlangen. Dit werd doorgetrokken naar de vele generaties van iPods, iPhones en iPads. Deze consumptiecultuur brengt een wegwerpcultuur van voortdurende ontevredenheid en afdanking met zich mee. Zo gaat elke nieuwe iPhone gepaard met het wegwerpen of het simpelweg in de kast leggen van de oude (Brisman & South, 2014, 2017; Ferrell, 2020; Firat, Kutucuoglu, Saltik, & Tunçel, 2013; Good, 2016).

Daarnaast kan consumptie gezien worden als een middel tot statusverwerving en identiteitsvorming. Een toestel wordt in de eerste plaats gekocht voor de status die het verleent, eerder dan voor de gebruikswaarde. Dit is voor elektrische en elektronische apparatuur niet anders. Voor veel mensen vertegenwoordigt het namelijk een hogere levenstandaard. Mobiele elektronica bijvoorbeeld zijn in alle sociale klassen terug te vinden. Vooral bij opvallende consumptie zouden producten aangekocht en getoond worden voor de nieuwheid en culturele wenselijkheid die ze omvatten. Als deze status verdwijnt, verdwijnt tevens de sociale en culturele waarde, waardoor het weggegooid wordt, ongeacht of het nog steeds bruikbaar is (Baldé et al., 2017; Dey, Yen, & Samuel, 2020; Ferrell, 2020; Firat et al., 2013).

(20)

15 Afval wordt veelal geassocieerd met vuil, onbruikbaarheid en verval. Dit beweegt de consument dan opnieuw naar de markt waar men ‘het nieuwe’ kan consumeren. Evenwel is een deel van het afval niet stuk of onbruikbaar (Ferrell, 2020). Wat voor sommigen afval is, is een bron van inkomsten voor anderen. Waar in Europese en Noord-Amerikaanse landen weggegooide producten beschouwd worden als waardeloos afval, wordt ‘afval’ in landen zoals India en Ghana als zeer waardevol geacht. Afval wordt met andere woorden omgezet in waarde. Het is ook dit systeem dat een grenzeloze consumptie creëert voor bevoordeelden en anderen degradeert tot het opruimen van de gevolgen ervan in onveilige en ongezonde omstandigheden (cfr. supra) (Borthakur & Govind, 2017; Brisman & South, 2014; Pickren, 2014).

Vervolgens situeert een deel van het probleem zich in het feit dat consumptie in de routine van het dagelijks leven verweven zit. Hierbij staat de relatie tussen technologie en consumptie centraal (Brisman & South, 2017). Een smartphone bijvoorbeeld heeft met zijn velerlei functies een belangrijke plaats ingenomen in het dagelijkse leven van velen (GoodPlanet Belgium, z.d., Lury, 2011). Dit krijgt vorm in bewuste en onbewuste acties, gebaren en gewoonten. Kan u zich bijvoorbeeld nog inbeelden hoe u zonder smartphone het openbaar vervoer neemt?

Voorts omhelst de consumptiecultuur volgens Ferrell (2020) een zorgvuldig georkestreerde constellatie van betekenissen en percepties. Het maskeert namelijk de uitbuiting van het milieu onderliggend aan de productie- en consumptieprocessen. De sociale en milieuschade is bijna onzichtbaar geworden voor Westerse consumenten door de wereldwijde scheiding van productie en consumptie, mede mogelijk gemaakt door marketingstrategieën. In de maalstroom van de eerste wereldstatus geassocieerd met een iPhone bijvoorbeeld, worden de omstandigheden van de productie ervan in de derde wereld uit de schijnwerpers gehouden. Zo kan de consumptiecultuur zelf als een vorm van greenwashing fungeren en bestaan de sociale en milieuschade inherent aan de producten slechts als vage abstracties. Als ze al in de hoofden van consumenten omgaan (Brisman & South, 2014). Daarenboven spelen marketingstrategen handig in op de steeds meer populair wordende vraag naar duurzame consumptie- en productiegoederen. Zo promoten technologiegiganten hun groen imago om ook milieubewuste consumenten aan te trekken. Door mee te gaan in de boodschap van maatschappelijk verantwoord ondernemen – en dus een ‘groen’ product te kopen –, kunnen deze consumenten op hun beurt de kritieken counteren aangezien ze toch ‘het goede doen’. Consumenten worden dus herhaaldelijk voorzien van een basis waarop ontkenning kan worden gebouwd dat er zaken zijn waarover men zich ernstig zorgen zou moeten maken, zoals de gevolgen van de

(21)

16 overconsumptie van e-goederen. De belangrijkste marketingprestatie van de consumptiecultuur is dan ook dat consumenten geloven dat het kopen van ‘groene producten’ milieuvriendelijker is dan simpelweg minder te consumeren (Brisman & South, 2014, Ferrell, 2020).

Niettegenstaande de sociale en milieuschade van massaconsumptie, blijft toch de bereidheid van de consument om meer dan nodig te consumeren. Dit weerspiegelt zowel de mentaliteit die ontstaat te midden de oppervlakkige, egocentrische bevredigingen van de consumptiecultuur als de macht die deze cultuur bezit (Ferrell, 2020). De ruime afstand tussen consumenten, producenten en e-waste stortplaatsen zou dan ook een verklaring kunnen zijn voor het gebrek aan bewustzijn omtrent de schadelijke gevolgen van de overconsumptie van e-goederen (Bisschop & Vande Walle, 2013).

Kortom stimuleert het kapitalisme zowel consumptie als de alomtegenwoordige consumptiecultuur en wordt het bepaald door een geadverteerde betekenis, geconstrueerde behoeftes, modetrends en statussymbolen (Ferrell, 2020). Dit alles leidend tot de productie van afval inherent aan de consumptiecultuur in de laatmoderne kapitalistische samenleving (Lury, 2011).

2.2.4. Media-representatie, betekenis en bewustzijn

Een ander vooraanstaand onderzoeksgebied binnen de culturele criminologie is dat van mediaconstructies van criminaliteit en criminaliteitscontrole (Ferrell, 1999; Ferrell, Hayward, & Young, 2008). Culturele criminologen beschouwen mediabeeldvorming eerder als constructies van de realiteit dan als een reflectie ervan. Een fenomeen wordt namelijk cultureel en politiek geframed door maatschappelijke krachten die deze constructie of de voorstelling ervan in stand houden. Maatschappelijke krachten, zoals de media, geven met andere woorden mee vorm aan de betekenis en de gevolgen ervan. Als een nieuwsfeit in de krant belandt bijvoorbeeld, draagt het altijd een welbepaalde boodschap en komen slechts bepaalde aspecten van het fenomeen aan bod (Brisman & South, 2014; Ferrell, 2007).

Daarnaast heeft de culturele criminologie ook oog voor wat niet gerapporteerd en weergegeven wordt. Slechts een deel van de gebeurtenissen, crimineel of anderszins, wordt namelijk als voldoende nieuwswaardig beschouwd. Zo is de representatie van criminaliteit bijvoorbeeld grotendeels event-oriented, met name dat het focust op specifieke incidenten in plaats van op bredere debatten rond oorzaken of preventie (Brisman & South, 2013, 2014; Greer, 2013). Dit

(22)

17 is ook het geval inzake milieukwesties. De laatste jaren zijn milieukwesties frequenter een onderwerp van publieke, politieke discussie en media-representatie. Evenwel is deze berichtgeving volgens onderzoek selectief (Brisman & South, 2014). Zo is het al dan niet rapporteren afhankelijk van de context, met name of er schuldvragen zijn, een visueel beeld beschikbaar is dat de impact van het risico illustreert of een groot aantal mensen blootgesteld wordt aan het risico (Fitzgerald & Baralt, 2010; McCarthy, Brennan, De Boer, & Ritson, 2008). Galtung en Ruge (1965) stellen met hun selective gatekeeping-theorie nog enkele criteria voor waardoor gebeurtenissen in alle waarschijnlijkheid het nieuws zullen halen. Aan hoe meer voorwaarden een gebeurtenis dus gelijktijdig voldoet, hoe groter de kans dat het verschijnt in de krant. Bovendien stellen de auteurs dat het een culturele keuze is om een event als nieuwswaardig te classificeren en spreken ze van de zogenaamde nieuwswaarde. De twaalf nieuwsselectie-criteria van Galtung en Ruge (1965) luiden als volgt.

Het eerste criterium omvat de frequentie, dit is de tijdspanne die nodig is voor de gebeurtenis om zichzelf ‘te ontvouwen’ en betekenis te verwerven. Dat wil zeggen dat nieuwsberichtgeving zich voornamelijk focust op fenomenen of gebeurtenissen die zich voordoen in het hier en nu, en minder op gebeurtenissen die zich over een langere periode voltrekken. Volgens dit criterium heeft milieuschade doorgaans een beperkte nieuwswaardigheid omdat de effecten zich vaak voordoen over een uitgestrekte tijdspanne en dus niet direct waarneembaar zijn. Neem de klimaatverandering bijvoorbeeld die gezien haar langdurige en niet altijd zichtbare aard moeilijker weer te geven is. Bedreigingen voor het milieu zijn dus vaak abstract en onzichtbaar en moeten derhalve op een betekenisvolle manier worden gecommuniceerd. Kortetermijnincidenten zoals accidenten en natuurrampen daarentegen worden door de media overschat (Brisman & South, 2013; Fitzgerald & Baralt, 2010; McCarthy, Brennan, De Boer, & Ritson, 2008; Van Ruyskensvelde; 2019).

Ten tweede is er het criterium van drempelwaarde. Enkel wanneer gebeurtenissen aan een bepaalde drempelwaarde voldoen, hoe groter, extremer en sensationeler een feit is, hoe groter de kans dat dit item nieuws wordt.

Ten derde stelt de theorie dat hoe duidelijker gebeurtenissen te interpreteren zijn, hoe waarschijnlijker dat de nieuwsmedia erover zullen berichten. Een gebeurtenis met een duidelijke interpretatie, vrij van onduidelijkheden in betekenis, heeft de voorkeur boven dubbelzinnige feiten waarvan veel en inconsistente implicaties kunnen gemaakt worden.

(23)

18 Het vierde criterium is dat van culturele proximiteit. Hoe dichter een gebeurtenis aanleunt bij het culturele leven in een bepaalde regio, hoe groter de kans dat het geselecteerd wordt als nieuws. Het gaat dus over voorkennis en culturele verwantschap en niet over ‘dichtbij in afstand’. Een feit dat zich ver weg afspeelt, kan namelijk cultureel relevant worden gemaakt voor het publiek van hier door een culturele verwijzing in het bericht op te nemen (Fitzgerald & Baralt, 2010; Van Ruyskensvelde, 2019).

De vijfde factor omvat verwachtingen en voorspelbaarheid. Wanneer gebeurtenissen overeenstemmen met verwachtingen van het publiek bestaat een grotere kans dat het opgenomen wordt als nieuwsbericht.

Het vierde en vijfde criterium worden door de auteurs aangevuld met een zesde factor, namelijk deze van het onverwachte. Zo zijn voorspelbaarheid en cultureel verwante feiten geen voldoende voorwaarden om nieuwswaardig te zijn, maar moet een uniek, zeldzaam of onverwacht aspect opduiken. Wanneer dat het geval is, wordt het nieuwsfeit waarschijnlijker gepubliceerd.

Het zevende criterium, continuïteit, omvat het idee dat zodra iets de krantenkoppen heeft gehaald en gedefinieerd is als ‘nieuws’, het enige tijd later nog steeds als nieuws wordt gezien en verscheidene vervolgverhalen zal kennen.

De achtste factor omvat compositie of evenwichtigheid, wat inhoudt dat een krant wisselend nieuws en niet alleen gebeurtenissen uit eenzelfde categorie wil brengen. Wanneer veel binnenlands nieuws voorhanden is bijvoorbeeld, zal nieuws uit het buitenland sneller het nieuws halen omdat men een evenwichtig aanbod wil verschaffen.

Het negende criterium stelt dat gebeurtenissen die zich afspelen in of meer verwant zijn met de zogenaamde elitelanden, zoals de Verenigde Staten, een grotere kans hebben om gerapporteerd te worden.

Hetzelfde geldt voor criterium tien, elitepersonen. De kans dat de nieuwsmedia een mening of uitspraak verkondigen van een bekend persoon, zoals een bedrijfsleider of een regeringsleider, is groter dan die van een gewone burger.

Het elfde criterium is personificatie. Wanneer een gebeurtenis kan teruggekoppeld worden naar een persoon of bepaalde namen, heeft het meer kans om als nieuwswaardig beschouwd te

(24)

19 worden. Een individu met een naam is immers aantrekkelijker dan een abstract proces. Bovendien is het eenvoudiger om de oorzaak van de gebeurtenis te doorgronden en reduceert het de complexiteit van de boodschap voor de ontvanger (Van Ruyskensvelde, 2019).

Het twaalfde en laatste criterium handelt over negativiteit. Wanneer een feit voornamelijk negatieve consequenties en aspecten bevat, is de kans groter dat deze gerapporteerd zal worden dan een gebeurtenis met voornamelijk positieve aspecten. Dit komt omdat negatief nieuws vaak onverwacht en op korte termijn voorkomt. Bovendien zou de complexiteit van negatieve gebeurtenissen vaak beperkter, en dus eenvoudiger voor te stellen zijn, in vergelijking met positieve feiten (Galtung & Ruge, 1965).

Met betrekking tot de invloed van de media kunnen gemediatiseerde representaties van criminaliteit individuele en collectieve attitudes en gedragingen in de samenleving beïnvloeden. De mainstream media zijn namelijk het communicatiemiddel bij uitstek waarmee de publieke geest wordt gevormd. Dit betoog komt duidelijk naar voor in de woorden van Jeff Ferrell in het boek van Brisman en South (2014): “the media construct issues, shape public consciousness

about those issues, and influence notions of which issues should take precedence” (p. 27). Ook

met betrekking tot het milieu, de natuur, milieurisico’s en -schade bieden de massamedia vandaag de dag het merendeel van de informatie aan de bevolking. Nieuwsmedia kunnen het bewustzijn, de houding en soms zelfs het gedrag van mensen beïnvloeden, evenwel zijn de omstandigheden waaronder deze media-invloed optreedt complex en moeilijk te voorspellen. Bijgevolg zijn mediarepresentaties van belang voor de bezorgdheid, publieke erkenning en de prioriteitsstelling van bepaalde gevaren voor het milieu (Brisman & South, 2014; Corbett, 2006; Fitzgerald & Baralt, 2010). Wat e-waste betreft, wordt verder nagegaan hoe dit wordt weergegeven in de Vlaamse geschreven media.

(25)

20

2.3. Belang van de groen-culturele criminologie

Met een verbinding tussen de groene en culturele criminologie komen we tot de groen-culturele criminologie. Verscheidene gelijkenissen tussen beide perspectieven werken deze verbinding in de hand. Zo maken het beide jonge subdisciplines uit die volop bezig zijn met het aanscherpen van hun theoretische en inhoudelijke focus. Hierbij doorbreken ze de traditionele grenzen van de criminologie door de klassieke definities van criminaliteit en schade in vraag te stellen en zodoende te verbreden (cfr. supra). Bijgevolg nemen beide disciplines een breed scala aan onderwerpen op. Daarenboven plaatsen beide perspectieven hun onderzoeksfocus – milieuschade in het geval van groene criminologie en betekenis en representatie wat betreft culturele criminologie – in de bredere context van macht en ongelijkheid (Ferrell, 2013). Verder worden ze beide gekenmerkt door hun multi- en interdisciplinariteit waardoor een kruisbestuiving zeker mogelijk is (Brisman & South, 2014).

Hoewel beide perspectieven sterk op zich zelf staan, dient een kruisbestuiving in een groen-culturele criminologie zich aan voor verscheidende onderwerpen. Zo hebben groen-culturele criminologen zich reeds ingelaten met velerlei groen criminologische kwesties, maar kunnen ze volgens Brisman en South (2014) nog gerichter nadenken over kwesties met betrekking tot milieuschade. Groene criminologen zouden op hun beurt nog meer benaderingen van de culturele criminologie moeten integreren in de studie naar milieuschade en -criminaliteit. Om dit alles te bewerkstelligen, stellen Brisman en South (2014) een groen-cultureel criminologisch perspectief voor waar beide disciplines van elkaar kunnen leren. Een cultureel criminologische kijk kan op drie vlakken betekenis hebben voor de groene criminologie (Brisman, 2014; Brisman & South, 2013).

Ten eerste door de aandacht die de culturele criminologie wijdt aan geconstrueerde consumptiepatronen. In de hoofdstukken omtrent het belang van de groene en culturele criminologie werden de ongebreidelde consumptie- en productieprocessen en de consumptiecultuur met betrekking tot elektronische apparatuur ontleed. Zo werden niet alleen de afvalbergen in ontwikkelingslanden als gevolg van de consumptiecultuur bestudeerd, maar ook de praktijken in ontwikkelde landen die hieraan ten grondslag liggen. Er werd dus reeds een groen-cultureel criminologische kijk gehanteerd aangezien een groene ‘misdaad’, met name de schade verbonden aan de elektronicaconsumptie en e-waste, door een culturele bril werd bekeken (cfr. supra).

(26)

21 Ten tweede door de bezorgdheid die de culturele criminologie heeft omtrent de strijd om ruimte, transgressie en weerstand op het vlak van milieuschade. In deze masterproef is deze focus minder van belang, waardoor hier ook niet verder op ingegaan wordt. Evenwel zouden groene criminologen hier dus meer oog voor moeten hebben.

Tenslotte door aandacht te vestigen op de manier waarop milieurampen, criminaliteit en -schade worden geconstrueerd en weergegeven door de media. Zo moeten groene criminologen oog hebben voor de gemediatiseerde en politieke processen rond de beeldvorming van milieukwesties. Omwille van het onderwerp van deze masterproef werd in het vorige hoofdstuk dus ook reeds een groen-cultureel criminologische kijk gehanteerd aangezien een link tussen de culturele criminologie en de representatie van milieukwesties werd gemaakt. Volgens Brisman en South (2014) moeten groene criminologen massacommunicatiemedia onderzoeken om de afwezigheid van publieke steun en het gebrek aan bezorgdheid met betrekking tot bepaalde milieuproblemen evenals alledaags milieubelastende gedragingen te begrijpen. Denk bij dit laatste aan de bovengenoemde consumptiepatronen van elektronica. Daarnaast is het onderzoeken van media relevant omdat ze focussen op specifieke vormen van milieuproblemen en zou er een zekere selectiviteit bestaan (cfr. supra). Vormen van dagelijkse milieuschade die niet strafbaar zijn, zoals de overconsumptie van elektrische en elektronische apparatuur en het niet recycleren ervan, zouden dan ook zelden als voldoende problematisch worden beschouwd om nieuwswaardig te zijn (Brisman & South, 2014).

Dit gezegd zijnde is het duidelijk dat een groen-culturele criminologische bril uitermate toepasselijk is in het kader van deze masterproef aangezien dit werk geconstrueerde consumptiepatronen, de betekenis en representatie (of niet representatie) van mediaconstructies en de weergave van e-waste bestudeert (Brisman & South, 2013).

(27)

22

3. Etnografische inhoudsanalyse

In het empirisch onderzoek van deze masterproef wordt nagegaan hoe e-waste weergegeven wordt in de media, in het bijzonder in de Vlaamse kranten. Dit gaat in op de oproep van Brisman en South voor groen-cultureel criminologisch onderzoek. Via een etnografische inhoudsanalyse, een kwalitatieve methode van David Altheide, zal gekeken worden naar de betekenisconstructies van e-waste in de media, welke informatie aan de lezer wordt verstrekt en wat al dan niet wordt weergegeven. Dit onderzoek gaat dus niet over hoe lezers reageren op de inhoud van de aangeboden krantenartikelen en hoe ze de e-waste-problematiek zelf framen, maar op de weergave ervan in de mainstream media.

Ten eerste wordt de methodologische basis van het onderzoek besproken. Vervolgens wordt de selectie en verkenning van de kranten behandeld, waarna een bespreking van het datacoderingsproces volgt. Dit hoofdstuk sluit af met een bespreking van de onderzoeksresultaten en een kritische reflectie.

3.1. Ethnographic Content Analysis

Etnografisch onderzoek verwijst doorgaans naar het bestuderen en beschrijven van een groep mensen en hun cultuur. Weliswaar kan etnografie ook beschouwd worden als een bepaalde onderzoeksattitude en methodologische benadering binnen de kwalitatieve onderzoekstraditie waarbij een onderzoeker culturele betekenissen probeert te begrijpen (Altheide, 1996; Zaitch, Mortelmans, & Decorte; 2016). Volgens Altheide (1987) bestaan alle wetenschappelijke onderzoeksmethoden direct of indirect uit participerende observatie. Zo wordt de keuze voor bepaalde thema’s, onderzoeksmethoden, dataverzamelingsmethoden, analysemethoden en interpretaties steeds bepaald door een complex en reflexief interactieproces tussen de onderzoeker en het onderzoeksmateriaal. Inhoudsanalyses vormen dermate de uitkomst van de interactie tussen het gedocumenteerd materiaal en de onderzoeker, zijnde dat het een soort participerende observatie met documenten inhoudt waarbij de documenten fungeren als dragers van culturele betekenissen en symbolen die samen de sociale werkelijkheid vormen. De etnografische inhoudsanalyse verbindt dan ook kwantitatieve, positivistische inhoudsanalyses met de kwalitatieve methode van participerende observatie aangezien het dit interactieproces tussen onderzoeker en documenten binnen inhoudsanalyses erkent en begeleidt (Altheide & Schneider, 2013; Bouabid, 2018).

(28)

23 De etnografische inhoudsanalyse van Altheide is een kwalitatieve methode om de inhoud van het mediadiscours bestaande uit tekst-, beeld- en spraakdocumenten te analyseren. Het tracht de sociale constructie van de werkelijkheid – de definiëring van situaties en betekenissen – in mediadocumenten te begrijpen en te situeren binnen de sociale, economische, culturele en politieke context van deze documenten. Het veronderstelt namelijk dat de betekenis van een bericht weerspiegeld wordt in velerlei vormen van informatie-uitwisseling, formaat, stijl en de context van het bericht zelf. Men tracht dus de betekenis van communicatie te documenteren en te begrijpen, evenals theoretische relaties na te gaan. Het is met andere woorden een methode waarmee cultuur, het publieke discours en sociale verandering gezamenlijk begrepen kunnen worden. Binnen deze overwegend kwalitatieve methode is evenwel ook enige ruimte voor kwantitatieve aspecten (Altheide, 1987, 1996; Bouabid, 2018). Bovenstaande elementen zijn argumenten voor de keuze van de etnografische inhoudsanalyse. Zo geeft deze benadering meer diepgang in vergelijking met een klassieke inhoudsanalyse – die meer focust op kwantitatieve aspecten – en kijkt het naar de betekenis van de stellingen en de context van kennisproductie.

Kenmerkend bij deze methode is de reflexieve en interactieve rol van de onderzoeker, de concepten, de dataverzameling, -analyse en interpretatie. Het kent een constant proces van ontdekking en vergelijking van situaties, definities, processen, patronen, beelden en betekenissen in documenten en er wordt als het ware een voortdurende heen-en-weergaande beweging gemaakt tussen de diverse onderzoeksfasen. Daarenboven is het de bedoeling om systematisch, analytisch en gestructureerd te werk te gaan, maar tegelijkertijd niet te rigide. Dit om te vermijden dat reflexiviteit en flexibiliteit verloren gaan en de methode belangrijker zou worden dan het onderzoeksmateriaal. De etnografische inhoudsanalyse blijkt dus relevant voor het ontdekken van patronen, accenten en thema’s in nieuwsmedia (Altheide, 1996; Bouabid, 2018; Decorte, 2016).

Deze kwalitatieve documentenanalyse omvat vijf onderzoeksfasen. Ten eerste worden de bronnen en documenten geselecteerd en verkend met de probleemstelling in het achterhoofd. Ten tweede wordt een protocol opgesteld, met name een lijst die te vergelijken is met een topiclijst bij open interviews. Ten derde volgt de datacodering waarbij de geselecteerde documenten zijn ontleed en gecodeerd op basis van het definitieve protocol. De vierde fase, de data-analyse, vergelijkt de codes en zoekt naar verbanden en patronen en als laatste volgt de rapportagefase. Ofschoon deze vermelding de indruk van een lineair en opeenvolgend proces kan opwekken, is dit in de praktijk een iteratief proces wat inhoudt dat deze fasen door elkaar

(29)

24 lopen en elkaar overlappen (Altheide & Schneider, 2013; Bouabid, 2018). Deze onderzoeksfasen zijn overgenomen in deze masterproef en worden in wat volgt verder toegelicht.

3.2. Selectie en verkenning van de krantenartikelen

Het empirisch onderzoek beperkt zich tot vier Vlaamse kranten, meer bepaald De Morgen, De Standaard, Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad. Deze kranten werden eerst en vooral geselecteerd omwille van hun hoog lezersbereik. Zo heeft Het Laatste Nieuws een dagelijks bereik van 2 364 800 lezers, Het Nieuwsblad (inclusief De Gentenaar) een bereik van 2 008 500 lezers, De Standaard van 1 182 800 en De Morgen van 831 900 (CIM, 2019). Er werd bewust niet gekozen voor gespecialiseerde kranten en magazines omdat deze hoogstwaarschijnlijk frequenter en diepgaander op specifieke onderwerpen – zoals milieukwesties als de e-waste-problematiek – ingaan. Daarenboven zijn de mainstream media het communicatiemiddel bij uitstek waarmee de publieke geest wordt gevormd (cfr. supra) (Brisman & South, 2014; Greer, 2013) en blijven klassieke media, zoals kranten, een belangrijke positie innemen in de mediawereld. Voorts werd geopteerd voor data uit het krantenmedium eerder dan andere media omwille van de toegankelijkheid (Altheide & Schneider, 2013). Hoewel sociale media steeds meer gebruikt worden, zijn sociale media, blogs, fora etc. erg versnipperd en heeft elk online platform een eigen klein en specifiek publiek. Met andere woorden bereikt elk platform minder mensen in vergelijking met een krant die wel grotere massa’s tegelijk bereikt (Bouabid, 2018). Daarnaast werd de selectie van deze vier kranten gemaakt op basis van de mediagroep. Zo zijn Het Nieuwsblad en De Standaard in handen van Mediahuis en Het Laatste Nieuws en De Morgen in handen van DPG Media. Bijgevolg bestaat een mooie balans tussen twee grote spelers – en de invloed die zij hebben – in het Vlaamse medialandschap (VRM, 2019). Voorts omvat de selectie een evenwicht tussen kwaliteitskranten (De Standaard en De Morgen) en populaire kranten (Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad). Om een degelijke inhoudsanalyse te kunnen uitvoeren, is bovendien een grondige kennis van de taal vereist en werden bijgevolg enkel Vlaamse kranten geselecteerd. De uitspraken die zullen worden gedaan hebben enkel weerslag op deze geselecteerde kranten. Evenwel vormt de gemaakte selectie een representatieve weergave inzake de nieuwsberichtgeving van e-waste in de Vlaams geschreven pers. De online artikelen van de kranten werden niet in de dataset opgenomen omdat dit zorgde voor overmatige dubbeltellingen.

(30)

25 Om toegang te krijgen tot de onderzoekspopulatie werd gebruik gemaakt van de online databank Gopress, waar onder meer diverse Vlaamse en Nederlandse kranten- en magazine-uitgaven te raadplegen zijn. Deze persdatabank wordt ter beschikking gesteld door de Universiteit Gent en artikelen kunnen worden geselecteerd door middel van drie zoekcriteria; trefwoorden, publicatiedatum en bronnen. Hierdoor konden de meest relevante artikelen in het kader van dit onderzoek opgespoord worden.

Binnen dit onderzoek werden de zoektermen ‘elektronisch afval’, ‘e-waste’ en ‘e-afval’ gehanteerd. Deze zoekopdrachten leverden in totaal 222 artikelen op in de vier geselecteerde kranten. De term ‘elektronisch afval’, met 158 resultaten, bleek het meest relevant. De zoektermen ‘e-waste’ en ‘e-afval’ bleken minder relevant in aantal, met respectievelijk 43 en 21 resultaten, maar werden toch in de analyse opgenomen vanwege hun bruikbare inhoud. Door middel van dubbeltellingen vanwege het hanteren van meerdere zoektermen, artikelen die tweemaal in de dataset voorkwamen en dezelfde inhoud maar een verschillende titel hadden en artikelen die niet strookten met het onderzoeksthema, bedroeg de totale uitval van de data 53 artikelen. Dit zorgde ervoor dat de eigenlijke data-analyse is toegepast op 169 artikelen, waarvan 57 artikelen uit De Standaard, 41 uit De Morgen, 38 uit Het Laatste Nieuws en 33 uit Het Nieuwsblad. Het tijdskader waarin de artikelen gepubliceerd zijn, vond plaats tussen 10 november 1999 en 7 mei 2020 en bepaalt daarmee de periode vanaf wanneer een eerste melding is gemaakt omtrent elektronisch afval, e-waste of e-afval. Er werd dus geen tijdslimiet op de zoekopdrachten ingesteld, zodat het oudste artikel kon teruggevonden worden. Dit vormt met andere woorden een ruime periode waarbinnen de nieuwsberichtgeving kon worden geanalyseerd.

Met een eerste verkenning van de verzamelde data, waarbij van elke krant enkele artikelen bekeken werden om kennis te maken en vertrouwd te raken met de documenten, werd deze onderzoeksfase dan ook afgesloten.

3.3. Protocol en datacodering

De tweede fase behelst het opstellen van een protocol dat onderwerpen en vragen bevat die de onderzoeker ondersteunen bij de documentenanalyse. Deze vragen ontstaan uit de probleemstelling, het theoretisch kader en de data zelf en de onderzoeker stelt deze aan de documenten. Concreter bestaat het protocol uit vragen, items (variabelen) en categorieën die de verzameling van data begeleiden en wijzen op betekenissen, processen, definities en types. In

(31)

26 een etnografische inhoudsanalyse moet dan ook doorgaans per document het protocol worden ingevuld en zou dit dus resulteren in een ingevuld protocol per document. Evenwel bestaat vandaag de dag analysesoftware die verschillende tools aanreikt om de data te segmenteren en te coderen. De omvang van de dataset en de wens om op een systematische manier te werk te gaan, verantwoorden deze keuze. In deze masterproef wordt het programma Nvivo12 gehanteerd en bestaat het protocol uit thematische codes, afkomstig uit het hierboven beschreven theoretische luik en de data zelf. Tijdens een eerste lezing van een klein aantal artikels wordt het protocol opgesteld en bij volgende lezingen aangevuld naarmate nieuwe inzichten uit de artikels naar voor komen (Altheide & Schneider, 2013; Bouabid, 2018). Een overzicht van de thematische codes en de bijhorende vragen in het protocol zijn terug te vinden in Tabel 1.

Tabel 1 – Protocol met thematische codes en de bijhorende vragen aan het document Thematische codes in Nvivo Bijhorende vraag

Schade

- Schade milieu - Schade dieren - Schade mensen

Wordt er melding gemaakt van schade ten gevolge van de e-waste-problematiek? Welke?

Focus

- Groeiende afvalstroom - Recycleren

- Criminaliteit

- Economische drijfveren

Waar ligt de focus in het artikel?

Verantwoordelijkheid - Individuele consument - Overheid - Georganiseerde misdaad - Andere betrokkenen - Systemische processen (SP) - SP Politiek-economisch systeem - SP Producenten/Productieprocessen - SP Consumptieprocessen/ Consumptiecultuur

Waar wordt de verantwoordelijkheid voor de e-waste-problematiek gelegd?

Afbeelding

Tabel 1 – Protocol met thematische codes en de bijhorende vragen aan het document  Thematische codes in Nvivo  Bijhorende vraag
Tabel 2 – Aantal verwijzingen per type bron

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien kunnen gedetineerde moeders, die in het merendeel van de gevallen ook de verzorgers van de kinderen zijn geweest voor detentie (zie Hissel, Bijleveld

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Daèth is de strijd voor het socialisme een machtsstrijd van de arbeidersklasse en de andere delen van de werkende bevolking, tegen de heerschappij van de kapitalistiese klasse..

Andere bronnen, waaruit zij middelen om uit te lenen put, zijn de opbrengst van de verkoop van schuldbrieven van haar debiteu- ren (vooral schuldbrieven, waarvan

1) Intussen is de Raad van Europa op dit punt meer actief geworden; pg. Kapteyn vervult daarbij een belangrijke taak. 2) Uit de Leidse rede van de Koningin mag men wel

Gelijktijdig zouden de verdienende minderjarige kinderen, voor wie tot nog toe - althans in het geval dat zij nog inwonend waren - een speciaal tarief gold

"technische bijstand" is om die reden derhalve niet meer een louter technische aangelegenheid, het is het doelbewust veroor- zaken van een

Het gaat niet om persoonlijke eer voor al dan niet uitgesproken persoonlijkheden en hun angst voor kwetsing als fouten zouden worden toegegeven en afgerekend.. Het gaat om (herstel