• No results found

Problematiek van de landbouw in het proces van strukturele veranderingen bij algemeen-economische groei: mogelijkheden en grenzen van instrumenten van beleid in economisch ontwikkelde landen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Problematiek van de landbouw in het proces van strukturele veranderingen bij algemeen-economische groei: mogelijkheden en grenzen van instrumenten van beleid in economisch ontwikkelde landen"

Copied!
221
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

Problematiek van de landbouw in het proces van strukturele veranderingen bij

algemeen-economische groei

Kriellaars, Franciscus Wilhelmus Johannes

Publication date: 1965

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Kriellaars, F. W. J. (1965). Problematiek van de landbouw in het proces van strukturele veranderingen bij algemeen-economische groei: mogelijkheden en grenzen van instrumenten van beleid in economisch ontwikkelde landen. Stenfert Kroese.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy

(2)
(3)
(4)

T..7

PROBLEMATIEK VAN

DE

LANDBOUW IN HET

PROCES

VAN

STRUKTURELE

VERANDERINGEN

BIJ

ALGEMEEN-ECONOMISCHE

GROEI

Mogelijkheden en grenzen van instrumenten van beleid

in economisch ontwikkelde landen

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN AAN DE KATHOLIEKE HOGESCHOOL TE TILBURG, OP GEZAG

VAN DE RECTOR MAGNIFICUS DR. H. W.J.BOSMAN,

HOOGLERAAR IN HET GELD-, KREDIET- EN

BANK-WEZEN, IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP

WOENSDAG 23 JUNI 1965

DES NAMIDDAGS TE 4 UUR

-door

FRANCISCUS WILHELMUS JOHANNES KRIELLAARS

geboren te Bavel

COMP

a_. rs :- '01 0914 .: ;./ .

isobls

| 'PO«SL IS-63/./Lf':daa //0 1

338.9 1,

1965

(5)

7./7

r

(6)

-.

.

Aan de nagedachtenis van mijn vader Aan mijn moeder

(7)
(8)

--.

It

*lf*

€'I PROBLEMATIEK VAN DE LANDBOUW IN HETPROCES VAN STRUKTURELE

.< VERANDERINGEN BIJ ALGEMEEN-ECONOMISCHE GROEI

(9)
(10)

INHOUD

pag.

I. MOTIVERING EN OMSCHRIJVING VAN ONDERWERP . 1

II. FAKTOREN, WELKE IN EEN ONTWIKKELDE EXPANDERENDE VOLKSHUISHOUDING OP DE LANDBOUW

INWERKEN . 9

§1. Inleiding . . . . 9

§ 2. Ontwikkelingen aan devraagzijde . 14

§ 3. Invloed van vooruitgang in wetenschap en techniek . 20

§ 4. Groeiende sociaal-maatschappelijke integratie van de agra-rische bevolking in devolksgemeenschap 24

§ 5. De concurrentiestruktuur van de landbouw . 27

.. III. BELANGRIJKE VERANDERINGEN EN PROBLEMEN . 33 i. ' § 1. Belangrijkste veranderingen 33

§ 2. Belangrijkste problemen . 44

IV. MOGELIJKHEDEN EN MIDDELEN VAN

BELEID 58

1. „ , . /

§ 1. Inteiding ,-58 § 2. Voornaamste categorieen van beleidsmiddelen . 61

§ 3. Uiteentopende opvattingenomtrent te voeren

beleid . 66

V. BESCHERMING VAN DE AGRARISCHE

INKOMENS . 73

§ 1. Inleiding 73 § 2. Beinvloeding vande marktprijzen . 75

§ 3. Producenten-toeslagen 100

(11)

T

IJ

VI. VERBETERING VAN DE LANDBOUWSTRUKTUUR . 142

§1. Inleiding 142

§ 2. Traditionele methodenvan landbouwstruktuurbeleid . 150

§ 3. Moderne beleidsinstrumenten ter verbetering van de

land-'

bouwstruktuur . · · · · 162

SLOTBESCHOUWING . 192

SUMMARY · · · 194

LITERATUUR-OVERZICHT . 196 1 7 GEBRUIKTE AFKORTINGEN

Agrarw.: Agrarwirtschaft; Zeitschrift filr Betriebswirtschaft und

Markt-forschung.

Ber. 0. Lw.: Berichte uber Landwirtschaft; Zeitschrift fe Agrarpolitik und

Landwirtschaft.

E.S.B.: Economisch-StatistischeBerichten.

Int. Conf. Agr. Ec.: InternationalConferenceof AgriculturalEconomists.

(12)

0, r

< 4'.« „

C *.- 4

HOOFDSTUK I

MOTIVERING EN OMSCHRIJVING VAN ONDERWERP

Steeds breder is in de loop vandelaatstejarendestroomvan

wetenschappe-lijkepublicatiesgeworden,gewijd aandeeconomischeen

sociaal-maatschap-pelijke problematiek vande landbouw inde geindustrialiseerdelanden van Noord-AmerikaenNoord-West-Europa en aan hetmetbetrekking tot deze

sektor gevoerde oftevoeren beleid. In deze landen, welkesedert meer dan

10 jaren eenvoortdurende en soms zelf een zeergeprononceerdestijging van

de welvaart tezien gaven, blijken bijdeeconomische expansieen

welvaarts-toenamedeproblemenenmoeilijkheden vandelandbouw eerder toe- dan af

1

te nemen. Zoals in de literatuur ook duidelijkte bespeuren is, heeft in de t

agrarische problematiek waarmee elk van deze landen momenteel

gecon-wetenschapskringen meer en meer de overtuiging veld

gewonnen dat de fronteerdwordtten nauwste samenhangt met het proces van verdere

econo-i I mische ontwikkeling. W. Ropke gaat zelfs zo ver dathijspreekt van een land- 1

bouwkrisis,welkevooral veroorzaaktwordt doordeontwikkelingen buiten

de landbouw: '. . . so gehe dieheutigeAgrarkriseausinneren

Entwicklungs-tendenzenderIndustriegesellschaftselber

hervor....

Die wirklicheGrunde

fUr die jungste EntwicklungderLandwirtschaftseien inden echten Schwierig-keitenzufinden, in diedieLandwirtschaft infolgedersturmischen Entwick-lung derstiidtischenIndustriegesellschaft mehr und mehrgeraten ist' 1.

In al dezelanden zijn deagrarische bedrijfstaken bevolkinginbeweging

gekomen, en wel in zovele opzichten en in zodanige mate dat terecht

ge-sprokenwordt vaneenstroomversnelling -ofzelfs vaneenrevolutie-waarin

de landbouwisgeraakte;dezemanifesteertzichonder meer ineenongekend

snellevermindering vanhet aantalagrarischeberoepspersonen. In de

land-bouwkringen is men geleidelijk gaan inzien en, vaak maar zeer

schoor-voetend, gaan aanvaarden dat een dynamisch proces van stfukturele aard

aan de gangis,hetwelk weliswaarzijnoorsprong goeddeels buiten de

land-\1

4 1,

=w-

namelijk indealsemene sociaal-economischeontwikkelingen-vindt,

maaruitzonderlijk grote konsekwenties voor delandbouwsektor heeft. Dit

alles heeft geleidnietalleen tot vele,somsingrijpende veranderingenen

wijzi-1. Die Landwirtschaft in unsererZeit (inleiding,gehouden opdealgemenevergadering van

het Rheinisches Landwirtsverband), Landwirtschaftliche Zeitschrift der Nord-Rheinprovinz.

21 dec. 1964, pag.2680. R8pke verklaarde indezeinleiding dat hij invroegerejaren een

aanmerkelijk optimistischere opvattingtenaanzien van depositie vandelandbouw had

gehad.

2. verg.A. Maris enR.Rijnevelde.a., Landbouw enplattelandin eenstroomversne//ing, 1963.

(13)

gingen indelandbouw maar ook tothetontstaanvan gevoelens van onzeker-heid, onrust, ontevredenheid e.d., tot allerlei spanningen bij de agrarische bevolking - en ook bijhaarorganisaties - Bn toteen steedsdringenderberoep

op hulp van de overheid.

Ook de overheden in deze landen zien zich steeds meer voor deze

pro-blemen geplaatst. De voorheen-tijdensdekrisis vandejarendertig en ook

nog nade tweedewereldoorlog - nietzelden gekoesterdeverwachting dat bij

een gunstige economische conjunktuur zich ten aanzien van de landbouw

geenbijzonderernstigemoeilijkhedenzoudenvoordoen en de overheid zich derhalve (althansgoeddeels) vaninterventies in enten behoeve van deze

sek-3 tor zou kunnen onthoudenbleek nietbewaarheid te worden. Overal zag de

overheid zich genoodzaakt tothet voeren vaneenlandbouwpolitiek, tot een

intensieve bemoeiing met deze bedrijfstak. Hierbij kwam zij telkens voor moeilijke vragen te staan zoals: hoe ver en hoe diep moet haar ingrijpen

gaan; moet haar beleidmeergericht zijn ophet geven van een(inkomens-)

bescherming of op het bevorderen van strukturele aanpassingen door de landbouw; welke middelen en instrumenten moet zij hanteren, enz. Het is

dan ookbegrijpelijk dathetlandbouwbeleid,zoals hetwordt ofzou moeten

worden gevoerd, in alle landen het onderwerp is vanvele studiecommissies en van voortdurende envaak scherpe tegenstellingen in opvattingen.

Maar het nationale landbouwbeleid - in zijn omvangenintensiteit, zijn I vormenenmethoden-heeftook allerleiernstigegeyolgen voordelandbouw

l'en

de gehele economie van andere landen. vooral omdat vanuit het

land-bouwbeleid van de afzonderlijke landen grote invloed uitgaat op het

inter-nationale handelsverkeer en de mogelijkheden van internationale

speciali-satieinagrarischeprodukten. Het is niet verwonderlijk dat bijdeverschillende

na-oorlogse vormen van

of

pogingen tot economischeintegratie

of

minder

ver gaande samenwerking tussen een aantal landen

(Benelux, O.E.E.S., 7

E.F.T.A., onderhandelingen omtrent aansluiting bij of associatie met de E.E.G., G.A.T.T. en Kennedy-ronde, enz.) de landbouw en de landbouw-politiektelkens als een bronvan ernstige, soms zelfs onoverkomelijke

moei-,lijkheden opduikenl.

1 Inhet proces vande

totstandbrenging vande EuropeseEconomische f*

j meenschap is het landbouw-vraagstuk, d.w.z. de-uitwerkin-g, vaststelling en

1

doorvoering van gemeenschappelijke instrumenten, regelingen en

voor-ziening«Felke

moetenvoeren naareen gemeenschappelijkemarkt en

be-leid indeagrarische sektor,zoalstrouwens ook verwacht moestworden als

66n van de allermoeilijkste problemen naar voren gekomen. De

lijking van een gemee.nschappelijklandbouwbeleidhoudt in dat elk van de E.E.G.-landen het grootste deel van zijn atjtorwmie op het vlak van het

1. '...that hoary old boa-constrictorofinternationalconferences,agriculture, coiled on

thepathahead, the real obstacleforsuccess',zowordt het op een welzeer uitgesproken

(14)

landbouwbeleid, inklusiefde keuze vandelandbouwpolitieke instrumenten, ,

mo_et opgeven en derhalveoversteedsgeringerenationalemogelijkheden gaat

beschikken omdeeigenlandbouwtebeschermen endestruktuurenconcur-

rentiepositie vande eigen agrarische sektorteverbeteren. Anderzijds houdt

de overgang naar eenE.E.G.-landbouwbeleid ook ill dat deZeslanden zich

telkens geplaatst zien voorde vraag welke gemeenschappelijke beslissingen

zij ten aanzien van de landbouwmoeten nemen, welke middelenen instru- 1

mentenzij moeten kiezenen langs welke wegendeagrarische

problematietj

moet worden aangepakt.

De uitgebreide literatuur,welke speciaal betreffende koersen middelen van landbouwbeleiduiteenlopende ideeenenverwachtingen tezien geeft, de

veel-heid van spanningenbijgrote groepen vandelandbouwbevolking,de

voort-durende worsteling met landbouwvraagstukken - op het nationale en het

internationale vlak - hebben ons ertoe geprikkeld, ons als hetware ertoe gebracht'landbouwproblematieken-beleidbijeconomischegroei'tot onder-werp van een studietemaken. Naar onzemening is het nu ookeengunstig

moment voor eendergelijke sludie:

1. in elk van de ontwikkelde landen worden overheid en bedrijfsleven in

toenemende mate geconfronteerd met een complex van vraagstukken met

betrekking totdelandbouw en is men ophetnationalevlak naarstig

zoeken-denaar wegenen middelen om aandezeproblemenbeterhet hoofd te

kun-nen bieden;

2. ondankshet bestaan vangrote verschillen in allerlei opzichtentussen deze

landen onderling is meer enmeerduidelijkgeworden dat deagrarische

pro-blematiek in aldezelanden inwezen ongeveerdezelfde is en vooreengroot

deel voortspruit uit de - soms stormachtige- algemene technische,

econo-mische en maatschappelijke ontwikkelingen in volkshuishouding en

-ge-meenschap.(Hierinis,althans goeddeels, ookdeverklaringtevinden van het

op zich wellichtverrassendeverschijnsel datdeintensiteit vanhet overheids-ingrijpen ten aanzien vande landbouw geen nauwe relatie vertoont met de mate waarinde overheid in de onderscheiden landen ophet

sociaal-econo-mische vlak inhet algemeenintervenieert).

3. omtrentde noodzaak vanenbehoefte aaneenlan4bouwbeleidbestaan in

deze landen overhet geheel genomengeen grote verschillen van mening en

evenmin omtrentdedoelstellingen daarvan zo langalthans deze in zeer

netto-bijdrage van

deagrarische sektor dat het nationale produkt door een

mene termen zijn geformuleerd, zoals: 'het bevorderen van een zodanige

zo gunstig mogelijke aanwending van de produktieve krachten zo groot

mogelijk wordt en het bevorderen vaneen redelijkbestaan in de agrarische

sektor' 1 of 'het bevorderen van een efficient georganiseerde en zo goed

1.S.E.R., Advies over het garantiebeleid voor de landbouw, 1959, pas. 21.

(15)

mogelijk op de marktgeorienteerde bedrijfstak als bestaansbasis voor een

welvarende agrarische beroepsbevolking'1. Zodra echter de conkretisering

vandedoeleindenenspeciaaldekeuze vandemiddelen aan deordekomen,

blijken in elk landdeopvattingendikwijlssterk uiteen te lopen.De menings-verschillenhebbenondermeerbetrekking opde omvangen richting van de

overheidsinterventies; het leggen van denadruk op de bescherming van de

agrarischeinkomens of opdebevorderingvanstruktureleaanpassingen van

de landbouw;dekeuze tussenmarktprijs-beinvloedenderegelingenen

produ-cententoeslagen; de wenselijkheid en mogelijkheden van

produktiebeheer-sing;dewegenwaarlangs enhet tempo waarin wijzigingen vande

landbouw-struktuur kunnen/moeten worden bevorderd, enz.

4. hoewelinE.E.G.-verband reeds eenaantalbeslissingen op hetagrarische

terrein zijngenomen, vormen tochdeuitwerkingenverwezenlijking van een

gemeenschappelijkbeleid, dat zich niettotmarkt- enprijsregelingen kan

be-perken doch ook gemeenschappelijke althans sterk gecoardineerde

aktivi-| teiten metbetrekking totdestruktureleaanpassingen vandelandbouw moet omvatten, een van de dringendste en moeilijkste opgaven waarvoor de

ge-meenschap staat. Ditbrengt met zich mede, dat op korte termijn doch ook

op langeretermijn

-

omdat het E.E.G.-beleid

uit

hoofde vandedynamische

ontwikkelingen binnen de E.E.G. en ophetinternationale vlakgeenstatisch

karakter mag dragen - omvang, richting, methoden en instrumenten van overheidsingrijpen ten aanzien van de landbouw onderwerp zullen zijn en blijven vandiscussies, kritische beschouwingen, voorstellentnbeslissingen.

Dergelijkebeslissingenkunnen, inenbuiten de E.E.G.,slechts opeen verant-woorde wijze worden getroffen op basis vaneen goede kennis van de

agra-rische problematiek, zoals deze mede tengevolge van de algemene

sociaal-economischeontwikkelingen zich indezelandenvoordoetenverderevolueert,

en aan de hand vaneenzorgvuldige afweging van de(economische, sociale

6 en maatschappelijke) voor- en nadelen, aan de verschillende alternatieve mogelijkhedenvanbeleid verbonden.Zulks verglechter een zogoedmogelijk inzicht omtrent de uitwerkingen, welke de onderscheiden instrumenten in de

verschillende opzichten en onder uiteenlopende omstandigheden zullen

hebben, (ook) bezienvanuitde agrarische problematiek.

Vooralhierop isdezestudie gericht: het zwaartepunthiervan ligt bij de

be-gi

1

handeling van deverschillende categorieenvan beleidsinstrumenten, waarbij met name getracht wordt aan te geven welke de mogelijkheden en

beper-kingen, de onderlinge relaties en samenhangen, de gunstige en ongunstige

uitwerkingen van de onderscheiden middelen zijn. Doch daarvoor was het

noodzakelijk aante vangen meteenanalyse van de agrarischeproblematiek

11

en aandacht te schenken aan de belangrijkste felstoren, welke vanuit de

(16)

V1

economische groei en de daarmee samenhangende economische en

maat-schappelijkeontwikkelingen op landbouwenlandbouwbevolking inwerken,

i aan de voornaamste veranderingen van strukturele aard welke in de

agra-3 rische

sektor op gangzijngekomen en aandeverschillende aspekten van de

problematiekwaarmeedelandbouw geconfronteerd wordt.

; Bij deze

analyse hebben we ons noodzakelijkerwijze allerlei beperkingen__

4

I moeten opleggen:

Im wehebben slechts op het oogdegroep van economischreedszeer

ontwik-' kelde

en sterk geIndustrialiseerde landen van Noord-Amerika en Noord- 0 ·i . · ·

i West-Europa, waaringedurendeeenreeksvanjareneenaanmerkelijke

econo-I mischegroeienwelvaartsstijgingte constateren zijn 1. We zijnnietuitgegaan ,

van de situatieen ontwikkelingen in 6dn land, maarbaseren onze

beschou-wingen op de diverse krachten en tendenties, welke in al deze landen

op-treden en de positie en struktuur van de landbouw over het algemeen op 2==, e-Ongeveer dezelfdewijze rakenenbeInvloeden;

46 we hebben de economische groei als een gegeven beschouwd. Als

ken-merkende elementen van ontwikkelde expanderende volkshuishoudingen

zien wevooralde volgend.e(in combinatie):

- een omvangrijke kapitaalaccumulatiQengroteinvesteringen inde particu- .

liere enpublieke sektoren;

- snellevorderingenvan wetenschap

entechniekeneentoepassing op

ruime .

schaal van deresultatendaarvan inde economie;

1- het optreden van ingrijpende verschuivingen in de

samenstelling van de

-beroepslvolking:

eenrelatieveenabsolutedaling vanhetaantal

beroeps-personen in deprimaire sektor en eenrelatieveen absolute groei van de

I tertiairesektor;de ontwikkeling vandeabsoluteenrelatieve omvang van

de beroepsbevolking in de secundaire sektor is sterkafhankelijk van het

; stadiumvan economischeontwikkeling;

- een voortdurendeenaanmerkelijke stijging vandenationale produktiviteit 0

en van het-steeds meer gevarieerde-nationaleprodukt;

:- een aanzienlijkeverhoging van hetnominale loonDeil eneen regelmatige 4

verkorting van de arbeidsduur (althans voor het gros van de

loontrek-2 kenden);

- een belangrijke verhogingvanhetreakinkomeaperhoofd, zeker voor het

merendeel vande bevolking.

i we zijn ook nietingegaan opdeinvloeden en effekten, welke van de

ont-1 wikkelingen in e

agrarische sektor in allerlei

olichten

uitgaan op de

(mogelijkhedenvan) economische groei vandevolkshuishouding;

1.dezebeperkinggeldtuiteraard ook met betrekking totdebehandeling vandemiddelen

en instrumentenvan beleid.

0

(17)

$ we

hebbenvooralaandacht geschonken aandeeconomische aspekten van

de agrarischeproblematiek en o.a. nietofslechtsterloops aan dievan

socio-logische, maatschappelijke of ideologische aard.

Onze analyse vandeproblemen vandelandbouw bij economischegroei kan

ookniet anders danschematischenglobaal vankarakter zijn en laat niet of

slechtsinbeperkte mateto-erekeningtehouden metdiversefaktoren,zoals:

. - de omstandigheid datdelandbouwsektor in elk land zeervelebedrijven en

personen omvatmet grote verschillen onderling in allerlei opzichten;

. - het feit datten aanzien vande gehelelandbouwstruktuurdeonderscheiden

landen, zelfs wanneer het niveau van economische ontwikkeling niet ver ' uiteenloopt, toch nog belangrijke verschillen (kunnen) vertonen;

. - het gegeven dat in deze landenhet welvaartsniveau,hettempovan

econo-mischeontwikkeling,het algemene sociaal-economischebeleide.d.

geens-zins dezelfde zijn;

- de mogelijkheid(enrealiteit) dateconomischegroeigepaard kan gaan met

grote conjunkturele ups and downs, met velerlei spanningen, met defia-toireenvooral infiatoireontwikkelingen,welkebelangrijkerepercussies op

de positie vande landbouw kunnenhebben 1.

Ten aanzien van de wijze, waarop we de verschillende beleidsinstrumenten

behandelen, moeten hier eveneens enige opmerkingen vooraf worden

ge-maakt:

- de beoordeling vandeonderscheidenbeleidsinstrumenten op hungunstige

dan wel ongunstige uitwerkingengeschiedt (althans in hoofdzaak) vanuit

het gezichtspunt, in hoeverre ze kunnen bijdragen tot oplossing of

ver-lichting vande agrarische problematiek;

- - we zijnhierbijgoeddeelsvoorbijgegaan aandeuiterst belangrijkeaspekten, implicaties en problemen op het internationale vlak: de internationale arbeidsverdeling en specialisatie wat betreft de agrarische produktie; de

pogingen tot een zekere ordening van de wereld-goederenmarkten; de

ontwikkeling van de voedselproduktie in relatie tot de bevolkingsgroei

en voedselbehoefte over de gehele wereld bezien; de relaties tussen het

landbouwbeleid in de ontwikkelde landen ende belangen vandeminder ontwikkelde landen, zowel wat betreft de afzet van hun

landbouwpro-dukten als wat betreftde voorziening in hun ehoefte aan voedsel; i /b

1. verg. o.a. R, S.Firch,Stability inFarm Income inaStabilizing Economy, J.F.Ec., mei

1964,pag. 323-340('theincreasedstability ofthe generaleconomyseems morethan

suffi-cient to explain the recent stability offarm income')en daarnaast E. Rellwinkel, Die

Krankheit der Landwirtschaft in der Industriegesellschaft; Ursachen und Therapie, 1960

(Rehwinkel isvanoordeel datdemoeilijke positie vandeduitselandbouw voor een goed

decl toeteschrijven is aande'permanente Konjunktur-erhitzung').

(18)

onze beschouwingen hebben (nagenoeg)uitsluitend betrekking op het zgn. 1

regulatieveaspekt -deinstrumenten ter beinvloeding vanheteconomische

proces - en niet

of

nauwelijks op hetzgn:yonstitutiefaspekt, het

institu-

tionelekader inde

nlimezin

waarbinnendebeleidsb-eslissingen genomen dntenuitvoer gebracht worden 1;

- aan het schema ende wijze van behandeling,zoals deze door ons

bewust 0 gekozen zijn, is alseenzeker nadeelverbonden dat bij diverse onderdelen

van onze beschouwingen het element vanherhaling niet geheelvermeden 9

kon worden.

'i De behandeling van ons thema valt derhalve uiteen in twee gedeelten: de

', agrarische

problemati«

bijeconomische groei en het beleid 9n met name de

'

#1 beleidsinstrumenten.

De twee volgendehoofdstukken zijn aanheteerstedeelgewijd. In

hoofd-stuk II worden aan de orde gesteld de belangrijkste aktoren,welke m een ontwikkelde expanderende

volkshuishouding g de landbguw_inwen,

met name: i-i

- de ontwikkeling van devraagnaar landbouwprodukten;

j de vorderingen vanwetenschap entechniek met hun invloed op de

agra-rischeproduktie;

- de

steeds verdergaande sociaal-maatschappelijke integratie van de

agra-1 rische

bevolking in devolksgemeenschap;

-, de concurrentiestruktuur vandelandbouw.

:

In hoofdstuk III wordtallereerst ingegaan opde voornaamsteiwijzi inge4 welke zich in de lawlbouwsektor vooral ten gevolge van de

iromiscliE

e/Sppnsicvoltrekken Ye verminderingvan

4 grarische

beroepsbevolking,

*ioename van de kapitaalintensiviteit en 1#ferhogillg--van 49_Rroduktivi-teit indezesektor. Daarna wordende

be»glijk Fiie-te aangegeven van

1 Fle-agraHsche problematiek in deze-vo-Tkshuishouaingpl, weR-8-betrekki g

I liBEben °110e omvangvan de landbouwproduktie, Cd*jontwikkeling van

: . rentabiliteit en Lnkomen cr le-aanpa ng-dan deverahderde struktuurdata. HoofdstukJV vormtdeovergang valihet eerste deel van onsonderwerp

-deagrarischeproblematiek - naarhet tweede deel, deinstrumenten van

be-1 7be-1

=met

betrekking tot de

landbouw. Met het oog hi6rop word n in dit

hoofdstuk onder meer de mogelijkheden en middelen van beleid in enkele

/ grote categorieen gegroepeerden wordt aangeduid waarom deopvattingen

) omtrent het al ofnietgewenst zijn van bepaaldeinstrumenten kunnen

uiteen-lopen, ookafgezien vanverschillen inoordeel betreffendede (economische)

- doeltreffendheid hiervan.

2 1. op

welk onderscheid o.a. door P. P.vanBerkum wordtgewezen,Begrip eninhoud van

de economischepolitiek, MaandschriftEconomie,okt.-nov. 1962, pag. 39-40.

(19)

Hoofdstuk

V behelst de groepenvan instrumenten,welkewij aanmerken

1 -

:'*,Iale)

middelen tot beheersing

of-afremming van

de agrarische

, als middelen ter besch9rmine van deagrarische inkomens, namelijk: - de marktprijs-beinvloedende middelenen -regelingen;

- de producententoeslagen en

I Nagegaanwordtinhoeverredezebeleidsinstrumenteneenbijdrage (kunnen)

1 ,/ verlenen

tot oplossing van de verschillende aspekten van de agrarische

problematiek.

Dit geschiedt ooktenaanzien vandemiddelen,welkein hoofdstuk VI aan

de orde worden gesteld: de instrumenten, speciaal gericht op de totstand-komingvan verbeteringen in de landbouwstruktuur. Daarbij is een

onder-scheid gemaakttussen:

- de middelen vaneen eng-agrarischstruktuurbeleid (de 'traditionele' mid-delen) en

< - de 'moderne' instrumenten van beleid totbevordering van

struktuuraan-passingen in de landbouwsektor.

i .1.'' 1.

7

F''

(20)

---HOOFDSTUK 11

FAKTOREN WE KE IN EEN ONTWIKKELDE EXPANDERENDE VOLKSHUISHOUDING OP DE

LANDBOUW INWERKEN

§ 1. INLEIDING .

1 De landbouwwordt overal terwereld, in grote mate onafhankelijk van het

stadiumvan economischeontwikkelingvanhe land,geconfronteerd met een

aantalmin ofmeer specifiekefaktoren, zoals

ile

sterkeafhankelijkheid van

2 . gron©klimaat en Weer ; de goeddeeTs vastgelegde duur van de

produktie-prgcessen; hetbederfelijke karakter vanveleprodukten;derisico's van

ziek-ten onder vee engewassen;de oogstschommelingen endedaarmeeverband

houdendeonvoorzienbare prijsfiuktuaties; hetzeergrote aantaloverwegend

kleine(gezins-)bedrijven1, welkeindividueel geen invloed opde markt kun-, nen uitoefenenkun-, enz.

Maar toch bestaan er tussen de verschillende landengroepen, naeEZelang

het stadiumvan economischeontwikkelingwaarin zezich bevinden,scherpe

contrasten ophet gebied van landbouw en voedselvoorziening 2.

Dezever-schillen, welke zich het duidelijkst aftekenen bij een vergelijking van de

situatie indeontwikkelingslanden vaneengroot deel van Azi8enAfrika met die indeontwikkelde landenvanNoord-Amerika, West-EuropaenOceanie,

komenook telkenjare alshet centralethema in'the State of Food and Agri-culture' van de F.A.0. naar voren.

, Zo stelt Dr. Sen,dedirecteur-generaal vandezeorganisatie, datde funda-''' mentele landbouw- en voedselproblemen in de minder ontwikkelde landeo

1-gelegen zijn in de ontoereikenf» alLranfchs prod ktje, in hongeren

onder

-voeding en voorts liT voortdurende daling.yan_de 20jzen van hun

export-produkten op de wereldmarkten met de daaruit voor dezegebieden voort-spruitende nadeligeeffekten op hun capaciteit deviezen teverdienen en op

hun mogelijkheden van economische groei. Daarentegen concentreren de vraagstukken in deeconomischontwikkelde landen zichspeciaal in een

em-vang vandeagrarischeproduktie,welkedecommerciele afzetmogelijkheden

overtreftenleidt tothet ontstaanvan overschotten entotsociale ontevreden-

----heid, voortkomend uitdedispariteit van inkomens tussende agrarische be-volking en de andere bebe-volkingsgroepen 3.

1.Uitzonderingen hierop worden vooral gevormd door grote staatsbedrijven of

collec-tivistische bedrijven incommunistische landen en de zgn.latifundia ineenaantal romaans/

latijnse landen.

2. verg. o.a.Proceedings Int. Conf Agr. Ec. 1958: The Shifting Fortunes ofAgriculture

(W. A. Lewis, D.GaleJohnson, D. R. Gadgil), pag. 27-67.

3. The State of Food and Agriculture 1962, pag 1.

(21)

1*

I De economisch nog weinig ontwikkelde landen, waarin het aandeel van de landbouw in de totaleberoepsbevolking nagenoeg steeds meer dan 50 %

be-draagt, staan voordenoodzaak hun agrarischeproduktie in eensneltempo

op te voeren. Wel heeft in deze gebieden - Eiteraard bestaan er tussen de afzonderlijke landendienaangaande groteverschillen - de voedselproduktiel zich hersteld van de terugval in en kort na de oorlog, maar de hoeveelheid

voedsel, per hoofd van de bevolking uitde eigen produktie beschikbaar, is

momenteel nog nietboven hetvooroorlogse lage peil kunnen uitstijgen. Een

geringe verbetering in de voedselvoorziening is slechts mogelijk geworden

dooreenvermindering vandeexporten eneenvergroting vandeimporten. Zo

zijn zowel het VerreOosten alshet NabijeOosten, welke gebieden v66r 1940 netto-exporteurs vanvoedsel waren, nadeoorlog netto-importeursgeworden:

veelal van oQrheidswege viaallerlei middelen gestimuleerde opvoering van Talvan faktorenoefenen indezelandeneen remmendeinvloed uit op de delandbouwproduktie, zoals: onvoldoende onderwijsen scholing;

traditio-I nele

en achterlijke landbouwmethoden; gebrek aan kapitaal en misstanden

op het gebied van kredietverlening; ongunstige eigendoms- en

pachtver-r houdingen; uiterst gebrekkige afzet- encommercialisatie-struktuuren

trans-./1

A. .1' . portwezen; groot tekort aan

'

water; geringe oppervlakte cultuurgrond in

6' J verhouding

tot omvang van de agrarische bevolking, met als gevolg zeer

kleine,meestal slecht verkavelde bedrijOes;groteinstabiliteitenonzekerheid ten aanzien vandeprijzenvanlandbouwprodukten; allerlei

sociaal-psycho-logische weerstanden tegen een opvoering van produktiviteit en produktie;

onvoldoende mogelijkheden voor afvloeiingvanarbeidskrachten uit de land-bouwsektor, enz.8. Voor een belangrijkdeelhoudendezefaktoren ten nauw-ste verband methet relatieflage niveau van economische ontwikkeling, dat deze volkshuishoudingen kenmerkt.

Deze situatie vormt voor veleontwikkelingslanden-zoalsIndia waar de

agrarische produktie stagneert - een zeer ernstige handicap in hun streven

naareconomische expansieensocialevoortuitgang.Demogelijkheden hiertoe

worden in belangrijkematebepaald doorhettempo waarin zij erinslagen de

produktiviteit tn produktie in deagrarischesektorteverhogen. Dit is

nood-zakelijk in verband methet gevaar van acute voedseltekorten bij

tegenval-lende oogsten, de sterke bevolkingsaanwas, derelatief grote

inkomenselasti-citeit vande vraagnaarvoedsel, de behoefte aan eenstabilisering van prijs-en loonpeil prijs-en aan het handhaven van een intern en extern monetair even-wicht. Deze landen kunnen zich omvangrijke voedselimporten niet

veroor-1. Voedselproduktie iseenbeperkter begripdan agrarischeproduktie.Deze laatsteomvat,

in deF.A.0.-terminologie,behalve deeigenlijke voedselprodukten, inklusiefveevoeder en

zaden,ookkoffie, thee en cacao (de zgn. beverages),tabaken agrarischegrondstoffenzoals

wol, katoen, jute,sisal ennatuurrubber.

2. F.A.0., The State of Food and Agriculture 1961, pas. 31-38.

3. verg. o.a. D. R. Gadgil, The ShiftingFortunes of Agriculture;the Experience of less

fullydevelopedCountries,Proceedings Int. Conf. Agr. Ec. 1958, pag. 42-54. en F.A.0. The

State of Food and Agriculture1959,chapter IV(SomeGeneralProblemsofAgricultural

(22)

0 f. 15 ·1.... C .1.t.. 9 ... f., ,-'... '

' i atic C.fic e ' '' i- ...4..

1, C ;: .. h. I

6'1...1 1 ' t.... .=€, '/....'

i

loven i. En zij moeten ook deviezen (kunnen) verdienen via exporten van

agrarischeprodukten, met name van zgn.cashcrops ten aanzien waarvan ze 1

ookvaakrelatiefefficienteproducenten zijn (vooralten gevolge vandegrote

belangstelling inhet verleden van buitenlands kapitaal voordeze cultures): koffie,thee, cacao,katoen, natuurrubber,sisal,jute, tropischfruit,rietsuiker, ·, rijsten oliehoudendezaden.

Voor de communistische landen, waarin de industrialisatie relatief gezien

nog niet verisvoortgeschreden-zoalsinverschillende Oost-Europese landen

en in communistischChina - is de problematiek op het vlak van landbouw

en voedsel niet veel anders2.Wanneer daar, zoals in het recente verleden

her-haaldelijkhet gevalis geweest, deagrarischeproduktie aanmerkelijkbeneden de plancijfers blijft -

of

zulks veroorzaakt wordt door misoogsten of door 1 het falen van het landbouwregime doet in dit verband weinig terzake -, komt meteenenautomatischderealisering van hetgeheleeconomische plan j R in ernstig gevaar3.

.-I

Maar ook in communistische landon met eeo meer gedifferentieerde en

ontwikkeldeeconomie, zoals Rusland waarnog bijna 40 % yande

beroeps-bevolking indelandbouw werkt4, is eensnelle.en-EEZEl Reverhoging van de landbouwproduktie een vandevoornaamstedoelstellingen van het beleid. De bevolkingsgroei,detoenemendeurbanisatie endestijging vande

levens-standaardkomentotuiting ineentelkenjare aanmerkelijkgroterevraag naar

voedsel. De schaarste aan verschillende produkten - speciaal

veehouderij-produkten-brachtdeSovjetregeringertoedeprijzen, waarvoordestaat deze

produkten aankoopt, herhaaldelijk en in 1962 zelfs aanzienlijk (met 10 A

35 %) te verhogen. Deze prijsverhogingen hadden ten doel de produktie en

de alleveringen testimuleren en - viade doorberekening hiervan aan de

con-sumenten - de stijging van de vraag naar vlees en boter enigermate af te

remmen 5. Ten gevolge van de zeer teleurstellende oogsten in 1963/64 was

Rusland gedwongen buitengewoon grote hoeveelheden voedsel, speciaal

granen, teimporteren en zijn veestapel aanmerkelijk in tekrimpen, hetgeen

tot allerlei problemen voor en in dit land leidde6. Telkens zagde regering

. zich genoodzaakt ingrijpende veranderingen in het landbouwbeleid aan te

brengen, met nameomdatdevoedselproduktie onvoldoendesteeg(laatstelijk

nog eind maart 1965) 7.

1.VoorlandenalsIndia,Pakistan,Brazilie, enz. is het inmenigopzichteenuitkomst dat

zij belangrijke hoeveelheden voedsel tegen bijzondere voorwaarden, 'on concessional

terms', kunnen betrekken, speciaal van de U.S.A. inhetkader van het P.L.480program.

Zie o.a. O.E.C.D., Food Aid; its Role in Economic Development, 1963.

2. verg.J.Tinbergen,Lessons from the past, 1963, pag.

28-29.-3. Zie o.a. F.A.O.: TheState of FoodandAgriculture 1962, pag. 40 en H. Hamm, China's

neuerWirtschaftskurs, FrankfurterAllgemeineZeitung,10 maart 1965, pag. 5.

4. The Economist,ChangingRussia?, 1 juni 1963, pag. 874.

5. P.A.0.. The State of Food and Agriculture 1962, pag. 68. 6. P.A.0.. The State of Food and Agriculture, 1964, pas. 21-22.

7.verg. Brcschnews neuer Agrarprogramm; vernichtende Bilanzvon Chrustchtschews

Landwirtschaft spolitik,NeueZiircher Zeitung,Fernausgabe 4April 1965, Blatt 2.

,\

/0 hI 'A./0..05: 111 .. i

.;

11

»

..

(23)

er'l 5.'A,Ae.-

iA'

... '5 » 7 .., ./.Y.·' 4 - ' 0 ..>f'l/* G 1 1 -J * -)

' ' . , -" ..4' I ...f

Van fundamenteel andere aardechter zijn de situatie en problematiek ten

· I aanzien van delandbouwenvoedselvoorziening indeecpnomischsterk

ont-wikkelde landen, waarin de agrarische beroepsbevolking nagenoeg overal

+

bene- n7 en

veelal reeds beneden 15 % van het totaalis gedaald. Daar

, is van voedselgebrek en ondervoedinggeen-sprake meer; de uitzonderingen

zijn er om de regel tebevestigen en kunnen in elkgeval niettoegeschreven

worden aaneenontoereikendeproduktie. Hetdieet is er, met name vanwege

het groteaandeel vandeeiwitten, overhet algemeen bevredigend. Devraag naar voedsel inhaartotaliteitgenomenvertoont perhoofd vandebevolking

nauwelijkseenstijging.Deveranderingen inhet voedselgebruikkomen vooral

neerop verschuivingen in de richting van meerveredelde produkten, duur-dere kwaliteiten, fraai verpakte en voor direkt gebruik gere*ed gemaakte

produkten.

Tegenover deze over het geheel genomengeringetoename van de vraag,

,

11

zeker wanneer dezeafboerderijwordtberekend, staat een zijhet geleidelijke

maar blijkbaar ook min ofmeeronafwendbare,inbelangrijke mate door de ontwikkelingen buitendelandbouwgeinduceerde s ijging vandeagrarische

produktie. Per hoofd van de bevolking wordt in West-Europa en Noord-Amerika momenteel zeker 15% meervoedsel geproduceerd dan v66r 1940. @ Hetontstaan van overschottenin verhouding totde koopkrachtige vraag(te) ruime aanbod en het

vanverschillende produkten hebben -medeonder invloed van het inde ontwikkelde landengevoerde landbouwbeleid

-

ertoe

geleiddatsedert ca 1952 opdewereldmarktendeprijzen vanvele agrarische

produkten ondereen voortdurendedruk kwamente staanl. Hoewel in deze

landen, in het ene land in meerdere mate dan inhet andere, dedoorwerking

van de wereldmarktprijzen tot aan de binnenlandse producenten voor een

goed decl werd verhinderd,heeftzich dikwijls ookeen sterke dm-kgeuit op 1, de inkomensontwikkeling vande agrarischebevolking, uiteraard met grote verschillen van land tot landentussendeonderscheiden groepen van

produ-centen.

Hierin

ligt, althans vooreenbelangrijk deel, deverklaring van het feit dat

in de geindustrialiseerde landen, tegen de aanvankelijke verwachting van ·

velen in, vaneen vermindering van de 051-eidsinterventie in deagrarische

sektor nietsterechtgekomenis. Vooral omstreeks 1930was hiermede, van-wege de landbouwkrisis, aangevangen en daarna waren de

overheidsbe-moeiingengebleveninverband metdekrappevoedselsituatietijdens en kort na de oorlog. Inde daarop volgendejaren, welkeinnagenoeg alle

ontwik-kelde landeneensterke economische expansie enaanmerkelijke groei van het nationaleprodukt tezien gaven, bleekdeeconomischepositie voor de

agra-rischebedrijfstak inverhouding tot die vande meesteanderebedrijfstakken

geleidelijk zwakkeren ongunstigerte worden.

(24)

' .:

--2> Ski ,

4 < ,

/ a..9.

"i-1 - 'll .... :..5< 10. , . 4 k .. , f - ' 1 : I .4 . . ./ . A..., 1. . , . ...9.. i 6 6 Of - i »

Tegelijkertijd werd steeds duidelijker dat de economische groei van deze volkshuishoudingen diepingrijpende wijzigingen ten aanzien van de land-bouwsektor mogelijk maakten en uitlokten en dat bij

dit

proces van

aan-passingdeagrarischebedrijvenenbevolking vooreenaantal grote problemen

van economische, socialeenpsychologische aard werden geplaatst,welke zij

zonder hulpvan overheidswege niet opeenaanvaardbarewijze tot een

op-lossing konden brengen. Hierin ligt voor een ander belangrijk gedeelte de

verklaring van de vele en toegenomenaktiviteiten van de overheid met be-trekking totdelandbouw.

Zeker als een van de eersten heeft Th. W. Schultz, in samenwerking met

enkele collega's van de Universiteit van Chicago, studie gemaakt van de

interdependentietussendeverschillendesektoren ineeneconomisch

ontwik-kelde economie en met name vandeinvloeden, welke vandeniet-agrarische

bedrijfstakken

-

speciaal de industrie - op de landbouw uitgaan. In zijn

eerste hieraan gewijde werk 'Agriculture in an Unstable Economy' (1945)

stelt hij bij zijn analyse van de onevenwichtige en moeilijke positie van de

landbouw: 'In a developing industriall economy there are basic

forces at C

work reshapingthe supply anddemand for farm products, pushing supply

ahead

of

demand andthus setting the stage forlowearnings formost people

engaged inagriculture' 2.

Het zijn ongetwijfeld vooral de krachten, werkzaam aan de

vraag- en 0

aanbodszijde vandeagrarischeprodukten, welke ineenontwikkelde

expan-derende volkshuishoudingener*ijds aanzienlijke en voortdurende

ver*inde-ringen inde geheleagrarischestruktuurmogelijkennoodzakelijkmaken en

anderzijds, tezamenmet enige anderefaktoren,eengroteinvloeduitoefenen

op de rentabiliteitsbasis vandeagrariwhe bedrijfstak en opde gehele

sociaal-economischepositie vande agrarischebevolking.

Alsde belangrijkste faktoren, welke ineenontwikkelde volkshuishouding

bij en tengevolge van een verdere economische groei op de struktuur en

-positie van de landbouwsektor inwerken, zien we:

24. 0

2-de ontwikkeling vande vraagnaar landbouwprodukten (§ 2); 'ti

619\

- de vorderingenvan wetenschap entechniek met hun invloed op de agra- '6 '

rischeproduktie (§ 3); 2\

- de steeds verdergaande sociaal-maatschappelijke integratie van de

agra-rische bevolking in de volksgemeenschap (§ 4);

4 ,- de concurrentiestruktuur van delandbouw (§ 5).

i

CO4. 6 4 01 -, ..St f...' ,,

:/ i«, 1

-1.'industrialeconomy' is bijSchultz synoniem met 'economischontwikkelde

volkshuis-houding'zievoetnoot, pag. 9.

2. pag. 9.

(25)

.A c. fa ,·1 f -1

0

r K,il

§ 2. ON'TWIKKELINGEN AANDE VRAAGZIJDE

11 11

meebrengt, treden ver anderingen op in het bestedipgspatroon van de

con-Bij eenstijging van de welvaart, welke eeneconomische expansie met zich

sumptievehuishoudingen, onder meer in de vorm vaneengeleidelijk dalend

aandeel van

devoedseluitgaven indetotalebestedingpn. Bij onderzoekingen

naardereaktie vandevraag naarvoedselop veranderingen indeinkomens,

metanderewoorden bij studiesomtrentdeinkomenselasticiteit vandevraag

naar voedsel wordt veelal uitgegaan van de wet van

Emst* Sk; In 1857

formuleerde hij - de publicatie volgde pas vele jaren- EF - deze wet als

volgt: 'hoearmereengezin destegroter deel vandetotale uitgaven moet het

voor voedsel besteden', aangevuld met 'hoe rijker iemand is des te kleiner

deel van zijn uitgaven wordt voorvoedsel gebruikt' :

e De talrijkestudiesomtrent

hetverbandtusseninkomenenvoedseluitgaven,

welke speciaal sedert ongeveer 1925met behulp van voedselbalansen,

huis-houdbudgetsen tijdreeksenzijnverricht,hebbende essentievanEngels' wet

bevestigd. Zij stemmen namelijk met elkaar overeen in de algemene

con-klusie: overhet geheel genomen geeftdeinkomenselasticiteit vande

voedsel-uitgavennaargelangdeinkomensniveaus vandebevolkingsgroepen aanzien-lijke metdeinkomenscorresponderendevariaties tezien,welkezich bewegen

tussen een hoge elasticiteit van 1,0 of nog meer bij de groepen met uiterst

lage inkomens en een zeer lageelasticiteit van 0,1 ofnogminder bij de zeer hoge inkomens 2.

In de hoogontwikkelde landen zijnernatuurlijknog aanzienlijke verschil-len tussen de diverse inkomensgroepen wat betreft het aandeel van de voedseluitgaven indegezinsbestedingen en deinkomenselasticiteit van deze

uitgaven.Maarnaarmatedewelvaart stijgt ende massaderbevolking hierin deel heeft - mede ten gevolge vanhet gevoerde sociaal-economisch beleid,

waardoor een meer gelijke inkomensverdeling tot stand komt - wordt het

percentage ook steeds kleiner van het aantal gezinnen met (zeer) lage

in-komens, bezien vanuit de mogelijkheid tot bevrediging van hun voedselbe-hoeften. Dientengevolgenemen indezelandendeuitgaven voorvoedsel, per

hoofd berekend, bij de groei van de welvaart weliswaar nog toe, maar in

l steeds afnemende mate; m.a.w. de inkomenselasticiteit van de

vraag naar

r voedsel wordtgeleidelijkgeringer.

1

De onderzoekingen, speciaal in de U.S.A. verricht,hoewelonderling niet altijd goedvergelijkbaar, bevestigen dezeontwikkeling in de tijd: naarmate

deonderzochte periode dichter bijhet hedenligt blijktdeinkomenselasticiteit

1. M. C. Burk, Ramifications oftheRelationship betweenIncome and Food, J.F. Ec.,

febr. 1962,pag. 115-123,

2. F.A.0. TheState of FoodandAgriculture 1957, ChapterIII (Factors Infiuencing the

(26)

ip. ,··<t'' 5.-, € 1, ..

., I < i • I. ' ... i '95 -40(3...2... 1. i

/

# - 3 .. , ,.k. ·' /1. r C: C

e l

1 ager te zijn.De berekeningenenramingen voordesituatie van nu monden

uit in eenelasticiteit van (hoogstens) 0,4en (waarschijnlijker) 0,31. Studies 3

met betrekking tot de situatie in de noordwest-europese

landen, waar het l inkomenper hoofdveelal nog aanmerkelijk beneden dat in de U.S.A. ligt, 1 resulteren wel in enipzins hogere cijfers, welke echter vrij algemeen Diet i

. bove-nfl:lliggen2. GeNonkludeerd moet dan ook worden dat inde

ontwikkel- l!/

de landen vanNoord-AmerikaenNoord-West-Europade

inkomenselastici- ,:,3/ 5' 0

teitnu reeds niet hoger is dan 0,5 ofnog minder dn bij een verhoging varll

: welvaart en levensstandaard nog verder zaldalen.

1 ".e 11

Maar deze elasticiteit betreft de totaliteit van de vraag naar

voedseluit-7- 4/1

gaven. Het totale¥oedselpakket bestaatechter uit2componenten:

eendeel 4

de produkten, zoals ze op de agrarische bedrijven zijn voortgebracht, eq

anderdeels de be- enverwerking, transport en verdere diensten gepresteerdi

in destadia tussenboerderij (tuinderij) ende aankoop doorde

uiteindelijke \,

consumenten. Uitdediverse onderzoekingen 3 isnaarvorengekomen dat het - fr. :j.

aandeel vande eerstecomponent -dewaarde vandeprodukten berekend af J

boerderij - indeeconomisch ontwikkeldelanden uiteenloopt van 60 5 t t 11 i.. 4. it

jneden 409 van

detotalevoedseluitgavenen, bovendienen vooral, dat dit

aandeel, de zgn. 'farmers' share oftheconsumerdollar for food'/ daalt naar-

matehet inkomenperhoofd stijgt. *

Eveneens is gebleken datdeinkomenselasticiteit voor de tweede

compo-nent, de na hetverlaten vandeboerderij aandeproduktentoegevoegdq

pres-taties (transport, be- en verwerking, conservering, diepvriezen, verpakken,

-v66rbereiden4, restaurants, etc.) aanmerkelijk

hoger is dan die voor de

eerste component. Bij stijging van de welvaart verandert de verhouding 7,

tussendeinkomenselasticiteit voordeproduktenafboerderij en die voor de

daarna toegevoegde prestatiesgeleideliikverder tenongunste vandeeerste 5

Ditleidt ertoe datdetoename vandevraag naardeprodukten van de

agra-rische bedrijven - en voor de landbouwsektor is deze vraag van

doorslag-gevendebetekenis - bij verhoging vandelevensstahdaardnog geringer is dan

1. zie o.a. M. C. Burk, o.c.; E.0.Heady,Agricultural PolicyunderEconomic Development,

1962,pag.225-230; G.S. Stepherd,Agricultural PriceAnaysts(fifthedition) 1963, pag.

15-17. €

-2.U.N.0./F.A.0.,European Agriculture in1965, 1961, pag. 36-42; E.E.G.,

Entwicklungs-tendenzen der Erzeugung und des Verbrauchs von Nahrungsmitteln in der E.W.G., 1956-1965, Reiche Landwirtschaft 2, 1960, pag. 18-22; E.E.G. De gemeenschappel#ke markt voor

/andbouwprodukten; 'prognoses 1970', SerieLandbouw nr. 10, 1963, spec. pag. 15-16.

3. zieo.a. studies,invorigevoetnoot vermeld; voortsP.Lamartine Yates, Food, Land and

Manpowerin H/esternEurope, 1960, pag. 84-87, en E. O.Heady, o.c.,pag.229-230.

4. produktenmet'built-in-service' of meteen'built-in-maid'.

5. St. J. Hiemstra, How muchis being spent inthe United States this year for food?,

Agricultural Situation, sept. 1963, pag. 11.Schrijverwijst o.a. op het feit dat indeperiode

1950-1962 de totale waarde van detweedecomponent - dezgn. total marketing bill

-steedsongeveer 12%uitmaakt vandebeschikbarepersoonlijke inkomensfna aftrek van

belastingen); het aandeel van de voedseluitgaven daalde van bijna 25 %totbeneden 19 %,

terwijlhet aandeel van de amerikaanselandbouw terugliep van 8 naar 5 %.

(27)

*

4 / 6/

- 1: : i .. 06 ' +

/,t

, . ,

·2 f

.

A

/5 . , **f

uitbovenvermelde cijfers omtrentdeinkomenselasticiteit(ten onrechte) zou kunnen wordenafgeleid. 1.

0 Op grond van .de

verschillende ramingen kunnen we voor

Noord-West-Europa uitgaan van inkomenselasticiteiten van.0,5 voor de totale

voedsel-uitgaven, resp. 0,7 voorde tweedecomponent en eenlandbouw-aandeel in

de voedseluitgaven van 50 %. Daaruit volgteen il;komenselasticiteit van de

vraag naar de produkten afboerderij van 0,32. Voor de U.S.A. - met een

veronderstelde inkomenselasticiteitvan

de-2wluitgaven anD,36 en voor

de tweede component van 0,5 en een 'farmers' share' van 40 % - komt de

.: inkomenselasticiteit van devraag naar de produkten van de agrarische

be-drijven op 0,15 teliggen: 'Furtherpercapita income growth, given popula-tion,

will

brease

the aggregate physical demand for food but can

in-creaseexpenditureonfoods at thefarmlevel byaround0.15 percent for each

percent increase in income' 3. Bij een sterke economische expansie van b.v.

25 % perhoofd van de bevolking overeenperiode_van 5 jaar zalde vraag

na-arvoedsel, berekend afboerderij, uiteindelijk nog geen 4 %ziongestegen;

inandereontwikkeldelanden zal destijgingwelivatgroter zijn, dochmeestal

niet meer dan 7 h A 10%. In de onderontwikkelde landen is de situatie

duidelijkanders: 'Asecondimplication of the high elasticities of food

expen-diture at lowincome levels is t4at arapidlyexpandingdemand andmarket for the moreexpensive foods,including protective foods, maybeexpected from arelativelysmall rise in per caputincome inthe underdeveloped countries' 4.

,

· Uit

het citaat van Heady

blijkt dat -

althans naar zijn mening, welke

overigens door velen5wordtgedeeld - de vraagnaar voedsel per hoofd in

physiekehoeveelheden gemeten indeVerenigdeSta n niet meer toe emt 6.

De toe-nam-evan_de voedseluitgaven, voorzover deze

betre&ng

hebben op

de produl n af bodrderij, konit

daaruitsluitend, inde meeste andere

ont-wikkelde landen voorhet grootste deel,op rekeningvan verschuivingen in de richting van betere kwaliteiten en op het agrarisch bedrijf mfer veredelde

produkten (b.v.meer magervlees enslachtpluimvee,fijneregroenten,

kwali-teit ruit,

etc. tegenover minder broodgraan, aardappelen, peulvruchten, grove groenten, spek en vetvlees)7.8

1. verg. ook D. E. Hathaway,Agriculture in an Unstable Economy Revisited, J.F. Ec.,

aug. 1959,spec. pag. 488-489.

2. H. B. Krohn, Vorausschau aufdie Versorgungslage der Europaischen

Wirtschaftsge-meinschaft 1970, Agrarw., nov. 1962, pag. 351, enG.Weinschenck, Die E.W.G. und der

Strukturwandel derdeutschenLandwirtschaft, Ber. 0. Lw., 1963, Heft 2, pag. 213.

3. Heady, o.c. pag. 230.

4. F.A.O., The State of Food and Agriculture 1957, pag. 109-110.

5. zie o.a. M. Burk, o.c., pag. 123.

6. Eensoortgelijke situatiebestaatwaarschijnlijk ookreedsinZweden;vermoedwordt dat

l ditmedebeInvloed is doordedaling van het declderbevolking, datzwarehandenarbeid

verricht, zie UNOIPAO, European Agriculture: A Statement of Problems, 1954, pag. 21. 7. U.N.O.IF.A.0., European Agriculture in 1965, pas. 1.

8. Bij stijging*andeinkomens neemt de vraagnaar sierteeltprodukten,zoals bloemen,

aanmerkelijk toe.Hierspelen, in tegenstelling metdesituatic bijdemeeste

voedingsmid-delen, debeperkingen vande physiekecapaciteiten vande menselijke maag geen rol.

·

i 3

(28)

06 --*(. = 1.'1-51

17 » e,

i

e< 7 z 9 2 .2.z Z.... v :i>,t - . 1

C l

. Cit 66 ·-6-- 4 :47 - .

9- a e.4 4,. /

'-5 - 0 4 C....i I , '3). 6,<11

:( , -0

:«) ..4.--...03.1

De inkomenselasticiteit van de vraag loopt dan ook wat deafzonderlijke I r

4

voedselprodukten betreft sterk uiteen. De situatie dienaangaande vet*chilt | ' echter van land tot land -e n i n elk lifndweer tussendeonderscheidenftreken ' '

en bevolkingsgroepen - vanwege verschillen in'verbruiksgewoonten, ree(is ,

bereikt consumptiepeil, verhoudingtussende prijzen van de (min of meer)

onderlingvervangbare produkten, enz. 1. Uit de verschnlende on lerzoekingen

.

komt voor de westeuropese landen de volgende globale indeling van

pro-dukten naar inkomenselasticiteit- van devr#agnaar voren:

0

met negatieve elasticiteit: broodgraan, aardappelen,

peulvruchten, spek;

*

- met nagenoeg inelastischevraag: co/sumptiemelk;

- metweinigelastische vraag: rijst,suiker, eieren, varkensvlees, kaas, bo

'F

plantaardige vetten;

- met vrij grote elasticiteit (0,4 of meer): rund- en kalfsvlees, vers fruit, 1

citrusfruit en -in bepaalde landen- slachtpluimvee.

/4(1

Hoewel de veranderingen in de voedselgewoonten bij toename van de

wel-vaart voor een deel vande agrarischeproducenten goede

kansen ede is

alles bij elkaar genomen het effekt hiervan op de produktiemogelukheaeh

voordegehelelandbouwsektor niet bijzonder groot. Eenverruiming van de .

afzet-enproduktiemogelijkheden voorde landbouwbedrijfstak als geheel is

immersslechts aanwezigvoorzoverdezewijzigingen inverbrilikers-gewoon

ten in totaalmeerprestaties opde agrarischebedrijven vergen. a

0 -3--1 8

Het bekende verschijnsel van scheqf PElsveranderingen - naar

boven en

IT

naar

beneden - bij betrekkelijkgeringewijzigingen aande

aanbodszode van < ,

f I voedingsmiddelen illustreert kiuidelijk dat de vraag naar voedsel stae is en

maar

voedselvraagzwak reageert opvindt haar verklaring inprijsveranderingen. Dede eigengeaardheid vanlage prijselasticitei •van de |

J

behoefte

aan voedsel: deze moet dag in dag uitbevredigd worden, zij is Diterst drin- /

gend voorzover hetde essentielevoedselbehoefte:i be,eftenwordt,wanneer

daarin is voorzien, snel en in steedstoenemende ulate

inge rkt

tengevolge

van de physiekelimiet vande menselijke maag.

Het meten van de prijselasticiteit van de vraag

naar oedsel, in haas totaliteit genomen, is ook en misschien vooral in de onnvikkelde landen bijzonder moeilijk: het betreft hier talloze, in menig opzicht onderling

ver-vangbare produkten, onderhevig aan prijsfluktuaties op korte en langere

termijn, enz. IndeVerenigde Statenzijndesondanks verschillende ramingen j '

gemaakt, welke (voor perioden inhetverleden, metname tussen

1921-1940) Jf

resulteerden in een prijselasticiteit vodr voedsel in de winkel van - 0,4 of i

minder3.

Dit

betekent dateentoename van hetaanbod,van voedsel met 1% -

. 6 r. 4

1. vcrs. E.E.G., Entwicklungstendenzen der Erzeugung und des Verbrauchs von

Nahrungs-•mitteln in der E.W.G., 1965-1965, pag. 14-60.

2. deconkrete inhoud varieert naar plaats en tijd envan persoontotpersdbn.

3. P.A.0., The State of Food and Agriculture 1957,pag.81,enW .W . Cochrarie, FarmPrices, Myth and Reality, 1958, pas. 38.

17

(29)

-./ 7-f' - C

'9 1 - - L.-1 e,/9 - k - - i

7 - 2, l i- •- 2 1 1 ... 0 .

lifl /

bij eenzelfde bevolkingen inkomenspeil - een prijsverlaging met 214 % of

-St|/1

Teerqen gevolge heeft.

3 1 3/ De 8komsten van meer recenteramiRgenwijzen echter inderichting dat 0 c * de prijselasticiteit in de 100 van %le tijd, bijhetwelvarender worden van het Ay amerikaanse volk, geleidelijk geritlgeris geworden. Voor dehuidige situatie

( wordt een prijselasticit van - 0,25alswaarschijnlijkeerder aan de hoge dan , ' 4 lage kant beschouwdl. Een dergelijke oniwikkeling ligt trouwens in de lijn

0 \ 1, vandeverwachtingen: naarmat .demensbeter gevoedis,

mogelijkgeworden

6 door stijgin<van zijn inkonten, tordt zijn voedselbehoefte steeds meer

pe kt door dB physidke

opname-cap iteit. Bovendien remmen naast de

pjndering van het aantal personen, die zware handenarbeid presteren, ook 94 0*rwegingen van medische aard en de bezorgdheid voor het lichamelijke

91;

de voedselbehoefte verder af. .

uiterlijk - verschijnselen welke het rijkerworden. van een volk begeleiden -_V .,

' 0 "©,

Evena tenaanzien vandeinkomenselasticiteitisaangegevenmoet

onder-''.

A'\'.

sskeid getpaakt worden tussen de Wroselasticiteit van de voedselvraas,

be-4,4

rekend bij de consument, en die, berekend afboerderij. Deze laatste ligt in

' ' verband metdestarheid (met name naarbeneden) van

de margetussen pro- 4

x ducentenconsument beduidend lager dandeeerste. Deinkomensstijging en .C' r e daarmee gemardgaandegeleidelijke daling vanhet'landbouwaandeel' in de uifgaven van de uiteindelijke voedselverbruikers werken ook hier in de richting van een vermindering van de prijselasticiteit af boerderij 2. Waar

men voor de U.S.A.een prijselhsticiteitafboerderij aanneemt van - 0,15 (of minder), ishetverantwoord voordewesteuropese landeneencijfer van rond

-0,25 %an te houden. Bij een krap aanbod van (de belangrijke)

voedings-middelen ullen de producentenprijzen aanzienlijk stijgen, n.1.ongeveer 4 x

zo veel ali'het aanbod is afgenomen; daarentegen zullen de

producenten-prijzen sterll dalen wanneer het aanbod groter wordt.

Het ligt voor dehand·dal,deprijselasticiteit voordeafzonderlijke

voedings-produkten

ovevlet

algemgengroter is dan die voorhettotalevoedselpakket: '

'The price elasticity of foodin aggregate is muchlower thanforcommodities which make uptme aggregate_because substitution amongfoods is not then

possible' 3. De 2Fote mate van onderlinge vervangbaarheid tussen vele

voedingsmiddelen maakthetbijzondermoeilijk,zeker wanneer het gaat over

produkten met sterk fiuktuerende prijzen, te berekenen in welke mate de vraag naareenbepaald produkt reageert opveranderingen inde prijs 4.

De prijselasticiteit vandevraag is zter gering voor produkten,welke essen-titleonderdelenvormen vandedagelijkse voeding,engrotervoor produkten

9

LE. 46ady, o.c.,pag.224: .', 6

2. zie o.a. U.N.0./F.A.0.,Euroiean Agriculturein1965, pag. 43-44.

3. Heady, o.c., pag. 224.

4. zie o.a. F.A.0.,TheState of Food and Agriculture 1957, pag.96;U.N.0./F.A.0.,

Euro-pean Agriculture in 1965, pag. 44; E. WOhlken, Die Preiswurdigkeit von Geflilgelfieisch,

Agrarw;aug. 1963, pag. 248-251.

0/4 - e.2

4 = - e 1 c,Ir -* 50.).- 1 7 -,- .,- '2 4.'««.7'..·*+-' 6-'...,

1«2 - . '18

f

_ -/ - .44

(30)

.

A Al 0 #

a 49 » » 3 1- rr=

1 '' 11 4 41

karakter,ten aanzien waarvande consumenten over meer

mogelljkheden beschikken tot inkrimping

of

uitbreiding van hun aankopen

en meestal ook grotere mogelijkheden van uitwijk naar andere produkten

bestaan. Wat de situatie in de welvarende landen betreft kan het volgende

zeer globale beeld torden gegeven: voor een aantal zgn: basis-voedings-middelen is de prijselasticiteit van de uiteindelijke vraag

uiterit gging

(< : 0,2), met name voor broodgraan, aardappelen en consumptiemelk;

voor andereprodukten is depruselasticiteitenigszinsgroter, maar toch nog

gering (< -0,4), zoals voorsuiker, eieren, varkensvlees, kaas, plantaardige

en dierlijke vetten; voor een aailal_prod®kten- is.

de_frijie sticifeit

betrek-kellil-grgot, zoals voor mager vlees, citrusvruchten, kwaliteits-fruit en -groenten. '

afzonderlijke agrarische produkten zijn uiteraard van grote betekenis voor

De aanzienlijke verschillen' in (inkomens- en) prijselasticiteit tussen de

-de producenten en moeten ook bij het landbouwbeleid goed in het oog

ge-houden worden. Maar hierbijmoet eveneens inachtwBrdengenomen dat bij

de zeerruime mogelijkheden, welke·deconsumenten in de ontwikkelde

den hebben in

hunkeuze tussenallerlei vdedingsmiddelen, relatiefho#e

prijs-elasticiteitenvoorbepaalde produktengoeddeelsneerkomen opeenbelang- ./

rijke-mate

vansubstitutietussenverschillende geheel of ten delevervangbare :0....- / ,

produkten. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat Heady het effekt van reklame indevoedselsector-waarvoor in de U.S.A. in 1958 rond 3miljard

dollar werd besteed - als middel tot vergroting van de

tpt le

vraag naar _

voedsel uiterstgeringacht 1.

(31)

§ 3. INVLOED VAN VOORUITGANGINWETENSCHAPEN TECHNIEK

De ontwikkelingen, welke zich in degeindustrialiseerde landen gedurende de

laatste decennia in de landbouwsektor hebben voltrokken, wijken

funda-menteel af van diewelke Ricardo, Malthus en Stuart Mill inhun theorieen omtrenteconomischevooruitgang meenden te moeten voorspellen. De stel-ling van J. St. Mill: 'agricultural skilland knowledge are ofslowgrowth, and still slowerdiffusion' 1 gaatduidelijk niet meerop. Integendeel door de vor-deringen vanwetenschapen techniek, verbonden aande economische groei

vande volkshuishouding, zijn eensnelle rationalisatieen verhoging van de

agrarischeproduktie mogelijk gemaakt en ook in de hand gewerkt.

Vooral indeVerenigde Staten is na deoorlog getrachteenbeterinzicht te

verwerven in het karakter van de aanbod-funktie in de agrarische sektor 2.

, Ineenbedchouwing gewijd aaneencongresrapport3,waaraanveleeconomen

bijdragenhadden verleend, concludeerde M.Clawson dater algemene over-f, , eenstemming over bestaat dat de aanbod-funktie_ van de landbouw zeer

V ' i inelastisch is, dat

detotale landbouwproduktie zal blijven toenemen,

nage-J noeg onafhankelijk vanhet prijsniveau vande agrarischeprodukten, en dat

dedominerendefaktormetbetrekking totdestijging vandeagrarische pro-,

duktie gelegen is inde vorderingen van de agrarische technologied.

Deze vooruitgang moet men in de brede zin van het woord nemen; zij

omvatniet alleende nieuwemogelijkheden op het terrein vanmachines en

werktuigen, uitgangsmateriaal, bemesting etc. maar ook de betere vakbe-kwaamheiden ondernemers-capaciteiten,enz.5. Cochrane gaatzover dat hij

80 % vande toename van deagrarischeproduktie in de U.S.A.tussen 1940

en 1958 toeschrijft aandetechnologische vooruitgang. Anderen,zogeeft hij

toe, menen dat 50 A 60 % vandeproduktie-vergroting verklaard kan worden

1. PrinciplesofPoliticalEconomy, pag. 721. Indeoriginele tekst(1848)voorzag St. Mill

echter demogelijkheid van belangrijke uitvindingen, waardoorhet aanbod van agrarische

produkten sterk zou kunnen stijgen; zie Th. W. Schultz, The EconomicOrganization of

Agriculture, 1953, pag 19.

2. zie hiervoor o.a.C.Gislason,TheNature ofthe AggregateSupplyofAgricultural

Pro-ducts, J.F. Ec., febr. 1952, pag. 83-95; Th. W.Schultz, Reflections onAgricultural

Produc-tion, Outputand Supply, J.F. Ec., aug. 1956, pag. 748-762; Sh. E. Johnson and K. L.

Bachman,TechnicalPecularitiesofAgricultural Supply, Proceedings Int. Conf Agr. Ec.

1958, pag. 68-82.

3. Policy for Commercial Agriculture; its Relation to Economic Growth and Stability

(Joint Economic Committee Report, nov. 1957).

4. Policy for, Commercial AgricultureRe-examined; a Review Article, J.F. Ec., aug. 1958,

pag. 553-554.

5.In'FarmTechnology, ForeignSurplusDisposal and Domestic SupplyControl',IF. Ec.,

dec. 1959,omschrijft W. W. Cochrane ditalsvolgt: 'The rain ofnewknowledgeacross the

land, the technological revolutionsweeping overagriculture, is notanarrow thing tied

to machineryandequipment - it isabroad thing involving improved skills in labor and

management, therelocation, recombination andareaspecialisationofcommodity

enter-prises, and thefarm adaptatiot* ofnew techniques. Alloftheseavenues of new knowledge

application, actingandinteracting,areraising production functions, lowering cost

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Kolom m.: Gewicht van de kazen opnemen, welke in genoemde periode zijn geproduceerd volgens het produktieboék.. Het bedrag boeken, dat c,an kaastoeslag over die periode

STEP DRAWDOWN TEST DATA PLOT = Drawdown data.. LOCALITY Phalaborwa Foskor NPM Phase II

To get the best spectral reconstruction, an additional qual- ity criterion was applied, only those data that were taken with the full array of 4 telescopes were accepted (see Table 1

Where the weekly and daily reports are used to manage the electricity for each mine, the month report is used by the electricity manager to ensure that all the electricity cost

Kennis van die voorgeskiedenis is hoofsaaklik afkomstig van beskryw ings deur reisigers en sendelinge gedurende die negentiende eeu en publikasies van die

In dit overzicht zijn de resultaten vermeld van het onderzoek naar de kwantitatieve opbrengsten van een aantal appel- en pererassen over het teelt jaar 1969.. Dit