• No results found

Een ruïne doorgelicht. Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een ruïne doorgelicht. Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een ruïne doorgelicht

Archeologisch onderzoek van het

abdissenkwartier/kasteeltje op domein

Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Opdrachtgever: Vzw Roosendael Roosendaal 2860 Sint-Katelijne-Waver Tiri, W. AS - Rapportage 2008 - 18

(2)

Opgraving „ Prospectie † Vergunningsnummer: 2008/64

Naam aanvrager: Maarten Bracke

Naam site: Lange Zandstraat, Sint-Katelijne-Waver

© 2009

Archaeological Solutions bvba, Lange Nieuwstraat 42, 2800 Mechelen Lay-out: Herman De Winter

Foto's: Archaeological Solutions (tenzij anders vermeld) Tekeningen: Archaeological Solutions (tenzij anders vermeld)

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaan-delijke schriftelijke toestemming van de uitgever.

Copyright reserved. No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without the permission from the publisher.

(3)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver) 3

Inhoudstafel

1.1. Inleiding ... 4

Administratieve gegevens ... 5

2. Doel van het onderzoek ... 5

3. Onderzoeksmethode ... 6

4. Bodemkundige en landschappelijke situering ... 7

5. Onderzoeksresultaten ... 11 5.1. De eerste abdijperiode ... 11 5.1.1. Vloeren en Kelders ... 14 5.2. Tussenperiode ... 18 5.3. De tweede abdijperiode ... 19 5.3.1. De 'salons' ... 21 5.3.2. De winkelhake ... 25 5.3.3. de regenwaterafvoer ... 27 5.4. Kasteelperiode ... 29

5.4.1. De hobbykelder van Pirard ... 30

5.4.2. De bordestrap ... 33

5.4.3. De kolenkelder ... 35

5.4.4. Het gewelf van de wijnkelder - inkomhall ... 35

6. De vondsten ... 37 6.1. De eerste abdijperiode ... 37 6.1.1. Het aardewerk ... 37 6.1.2. De metalen voorwerpen ... 40 6.2. De tweede abdijperiode ... 40 6.3. Kasteelperiode ... 41 6.3.1. De hobbykelder ... 41 6.3.1.1. Het aardewerk ... 41 6.3.1.2. Glas ... 43 6.3.1.3. Metaal ... 44 6.3.2. De bordestrap ... 44 7. Besluit ... 46 8. Dankwoord ... 46 9. Literatuur ... 46 Bijlagen ... 47 Bijlage 1: Fotolijst ... 48 Bijlage 2: Vondstenlijst ... 49

Bijlage 3: Profielen / Opmetingen ... 50

(4)

1. Inleiding

Op vraag van het de dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen en vzw Roosendael werd er van woensdag 30 april tot en met maandag 6 oktober 2008 een archeologische werfcontrole (dossiernummer vergunning: 2008/64) uitgevoerd door projectbureau 'Archaeological Solutions BVBA' in en rond de ruïne van het voormalige abdissenkwar-tier van de abdij Roosendael te Sint-Katelijne-Waver1. Domein Roosendael is gelegen

aan de Nete in Sint-Katelijne-Waver op de grens met Walem (Mechelen).

Vzw Roosendael en Kempisch Landschap zullen de ruïne niet alleen consolideren, maar ook weer geschikt maken als vergader- en tentoonstellingsruimte. De werkzaam-heden bij onder meer de aanleg van funderingen, een nieuw dak en nutsleidingen vor-men een rechtstreekse bedreiging voor het archeologisch bodemarchief zodat door het Agentschap R-O Vlaanderen - Entiteit Onroerend Erfgoed een archeologisch onder-zoek geadviseerd werd. Dit advies werd opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning en is eveneens hernomen in het advies naar de dienst ruimtelijke ordening van de Vlaamse Gemeenschap.

De ruïne is in kern de linkervleugel van het voormalige abdissenkwartier uit 1660. Na de Franse Revolutie is de abdij afgebroken en is deze abdijvleugel omgebouwd tot een neo-c1assicistisch kasteeltje, dat in 1914 door een brandbom is verwoest.

De ruïne van het abdissenkwartier is gelegen binnen een natuurgebied op het kada-straal percelen bekend als Sint-Katelijne-Waver 8° Afdeling Sectie E, Percelen: nr(s) 35 en 36. De totale oppervlakte van het te onderzoeken terrein bedraagt ongeveer 150m². Domein Roosendael is vrij toegankelijk en volledige eigendom van Kempisch Landschap. Het betredingsrecht van bovenstaande percelen vormde op dat vlak dan ook geen enkel probleem.

Eind vorige eeuw werd het puin uit de ruïne verwijderd en vond er een kleinschalig archeologisch onderzoek plaats aan de oostzijde. De muren (en vloeren) van de ruïne zijn muurarcheologisch onderzocht, beschreven en ingetekend. Daaruit bleek dat bij de verbouwingen tot kasteel tussen de funderingsmuren kelders zijn uitgegraven. Onder de vloer van deze kelder werden resten gevonden van een abdijgebouw, te dateren van voor de bouw van het 17de-eeuwse abdissenkwartier.

In 2006 vond er een opgravingscampagne plaats zoals door het advies opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning vereist, o.l.v. Wouter Yperman in opdracht van de vzw Roosendael. Na de verwijdering van de (kelder)vloeren uit de kasteelperiode werden de kelders vlakdekkend opgegraven. Hierbij werden sporen aangetroffen van een ouder gebouw. Omwille van stabiliteitsproblemen konden een aantal zones, zowel binnen als buiten de ruïnemuren, niet onderzocht worden.

Samen met de start van de renovatiewerkzaamheden en na het oplossen van de sta-biliteitsproblemen door de aannemer, konden deze resterende zones systematisch onderzocht worden.

Het onderzoek werd uitgevoerd door projectarcheoloog Maarten Bracke en Wim Tiri, beiden in dienst van het projectbureau Archaeological Solutions. De begeleiding en advisering gebeurde door mevr. Joke Bungeneers van de dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen.

1Op dinsdag 5 mei 2009 vond er een laatste werfcontrole plaats, wanneer de graafmachine het terrein

(5)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Het mechanische graafwerk werd verzorgd door de technische dienst van de gemeen-te Sint-Kagemeen-telijne-Waver. De rapportage vond plaats in de maanden oktober en decem-ber 2008.

De aangemaakte gegeorefereerde overzichtsplannen zijn opgenomen bij dit rapport, waarbij de plannen de exacte ligging van de uitgegraven proefputten met spooraandui-dingen weergeven. Tevens werd gezorgd voor de exacte diepteligging van de zones inclusief sporen t.o.v. het Oostends Peil: TAW.

Administratieve gegevens

Gemeente : Sint-Katelijne-Waver

Plaats : Sint-Katelijne-Waver

Toponiem : Roosendael

Provincie : Antwerpen

Opdrachtgever : vzw Roosendael en Kempens Landschap Uitvoerder : Projectbureau Archaeological Solutions

Bevoegd gezag : Agentschap R-O Vlaanderen - Entiteit Onroerend Erfgoed mevr. Alde Verhaert (Ministerie van de Vlaamse

Gemeenschap)

Gemeentecode : SKW-08-ROO

Administratief nummer opgravingsvergunning:

2008/64 (1) : Vergunning tot het uitvoeren van een archeologische opgraving t.a.v. dhr. Maarten Bracke

2008/64 (2): Archeologische controle met een metaaldetector t.a.v. dhr. Maarten Bracke

Locatie onderzoeksgebied : ruïne van het voormalige abdissenkwartier Omvang Plangebied : ca. 150 m²

Kadastrale gegevens : Sint-Katelijne-Waver 8° Afdeling Sectie E, Percelen: nr(s) 36 en 37

Periode : Late-Middeleeuwen, Post-Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

Complextype : ruïne

Beheer en plaats documentatie :

Projectbureau Archaeological Solutions, Lange Nieuwstraat 42, 2800 Mechelen

(met digitale evenals analoge kopies aan vzw Roosendael, dienst Erfdgoed provincie Antwerpen en Agentschap R-O Vlaanderen en de CAI te Brussel)

Beheer en plaats vondsten (vanaf uiterlijk 01/07/2009): Vzw Roosendael

Rozendaal

2860 Sint-Katelijne-Waver

2. Doel van het onderzoek

Naar aanleiding van de restauratie en de herbestemming van de ruïne van het abdis-senkwartier werd door het Agentschap R-O Vlaanderen - Entiteit Onroerend Erfgoed geadviseerd om de bedreigde zones in en rond deze ruïne archeologisch te onderzoe-ken. In de ruïne werden bij het vooronderzoek in 2006 sporen aangetroffen van een gebouw dat dateert van voor het 17de-eeuwse abdissenkwartier. Om stabiliteitsredenen

konden bepaalde delen toen niet onderzocht worden zodat een vervolgonderzoek noodzakelijk was voor de interpretatie en aanvulling van deze oudere muurfragmenten. Buiten de ruïne spitste het onderzoek zich voornamelijk toe op de oost- en zuidzijde waar de funderingen voor de steunen van het nieuwe dak het archeologisch

(6)

Afb. 1: schilderij uit 1720 met de weergave van abdij Roosendael met centraal het abdissenkwartier uit 1661 (foto S. Dewickere) (Zuster van Liefde, Berlaar).

bodemarchief bedreigen. Aan de west- en noordzijde werden 3 proefputten uitgegra-ven, goed voor de registratie van de profielen en ter interpretatie van de menselijke ver-storing van de ondergrond.

3. Onderzoeksmethode

Het uitgraven de van proefputten en de funderingssleuven rond de ruïne gebeurde mid-dels inzet van een graafmachine met een platte graafbak. Binnen de ruïne gebeurde het archeologisch onderzoek volledig manueel.

In de proefputten en funderingssleuven werden haast geen (muur)sporen aangetroffen en bleek (vooral aan de zuidzijde van de ruïne) het bodemarchief ernstig verstoord. Hier beperkte de registratie zich haast uitsluitend tot het intekenen van de wandprofie-len. Een kleine kolenkelder en een ouder vloerdeel werden wel volledig ingetekend en beschreven.

Binnen de ruïne spitste het onderzoek zich voornamelijk toe op de middengang, het sanitair blok en de 'hobbykelder'. De middengang en het sanitair blok werden laagsge-wijs verder uitgegraven tot aan de moederbodem. Alle aangetroffen sporen werden opgeschoond, qua aard, samenstelling en kleur beschreven en ingemeten. Alle

(7)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

relevante sporen werden hierbij gefotografeerd; gebeurlijke vondsten in het vlak wer-den geregistreerd en gekoppeld aan (grond)sporen.

De 'hobbykelder' - gevuld met puin van naar de verwoesting van het kasteeltje - werd volledig machinaal uitgegraven. De aangetroffen vloer werd manueel en volledig inge-tekend. In de zuidoostelijke hoek (de plaats van de liftschacht) werd een klein kijkven-ster uitgegraven tot aan de moederbodem.

4. Bodemkundige en landschappelijke situering

De Roosendaelabdij bevindt zich in het dorp Walem op de grens tussen Mechelen en Sint-Katelijne-Waver in de provincie Antwerpen, behorend tot de zandstreek. De abdij werd ingeplant langsheen de (vruchtbare) oever van de Beneden-Nete. Op de topogra-fische kaart valt het op dat het terrein vanaf de rivier stijgt in zuidelijke richting tot 7,5 m boven de zeespiegel (zandige opduiking). Deze helling werd gedeeltelijk gevormd door leemafzettingen van de Beneden-Nete (cfr. Afbeelding 1). Duidelijk valt de over-gang op van leemgronden over lemige zandgronden naar zandgronden.

Afb. 2: proces van insnijding (1) en afzetting (2) van de Beneden-Nete (www.agiv.be).

Bodemkundig gezien (Afb. 3) behoort het plangebied tot de sterk vergraven of kunst-matige gronden (kernserie OT). Dit natuurlijk door de talrijke menselijke bodemingre-pen die hebben plaats gevonden bij de bouw van de abdij en zijn bijbehorende gebou-wen en structuren waardoor de volledige bodemopbouw gewijzigd wordt. Dit viel duidelijk op bij het plaatsen en interpreteren van de profielen rondom de ruïne. Als we echter de bodemkaart verder interpreteren kunnen we enkele nabijgelegen bewaarde en gekende bodemtypes extrapoleren naar de Roosendaelabdij. Zo behoort het gebied ten oosten tot de leemgronden (Afp), de lemige zandgronden (Sfp en Sdm) en de zand-gronden (Zbf en Zbm). Ten zuiden bevinden zich natte zandleembodems (sLfp) [1].

7

(8)

Voorkomende bodemtypes:

Æ Kernserie Afp:

A..: leem

.f.: nat, sterk gleyig met reductiehorizont ..p: gronden zonder profielontwikkeling

Een Afp-bodem is een sterk hydromorfe alluviale bodem en komt voor in de lage kom-gebieden van de Dijle, Nete en Zenne en zijn vooral geschikt voor graasweide. Deze permanent zeer natte gronden hebben een sterk veenachtige bovengrond (vAfp) die overgaat tot een donkere bruingrijze, sterk gegleyifieerde Cg horizont. De reductieho-rizont begint tussen de 40 en 80 cm.

Æ Kernserie Sfp:

S..: lemig zand

.f.: nat, sterk gleyig met reductiehorizont ..p: gronden zonder profielontwikkeling

Een Sfp-bodem is een zeer sterk hydromorfe (semi-alluviale) bodem. Sfp heeft een humusrijke (doorgaans veenachtige) bovengrond tot ca. 20-30 cm rustend op een sterk roestige horizont tot maximaal 80 cm diep, overgaand in een gereduceerde boven-grond. Deze bodem zijn eveneens permanent zeer nat en zijn enkel geschikt voor hooi-weiden en bosbouw. Deze bodem komt minder voor wel aan valleiranden bv. Mechelen - Vrouwevliet en langs de Roosendaelabdij.

Æ Kernserie Sdm:

S..: lemig zand .d.: matig nat

..m: dikke antropogene humus A-horizont

Een Sdm-bodem is een hydromorfe plaggenbodem. De grijachtige of bruinachtige bovengrond van ten minste 60 cm dik is iets donkerder dan die van Scm. De onderkant van de plaggenhorizont is dikwijls zwartachtig en zeer humusrijk (tot veenachtig); het betreft hier de oorspronkelijke A(p) van het begraven profiel die gedeeltelijk met de plaggenhorizont verwerkt is. De plaggenhorizont vertoont weinig of geen gleyverschijn-selen; soms worden fijne, donker roodbruine roestadertjes waargenomen. Het is een bodem die geschikt is voor alle teelten.

Æ Kernserie Zbf:

Z..: zand .b.: droog

..f: weinig duidelijke ijzer en/of humus B-horizont

Een Zbf-bodem is een droge bruine podzolachtige bodem (0-30 cm) die weinig geschikt is voor land- en tuinbouwgewassen.

Æ Kernserie Zbm:

Z..: zand .b.: droog

..m: diepe antropogene humus A-horizont

Een Zbm-bodem is een droge plaggenbodem die geschikt is voor verscheidene gewas-sen. De bodem wordt in de regio Mechelen, Bonheiden, Duffel, Rumst en Walem regel-matig aangetroffen.

(9)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Æ Kernserie sLfp:

s…: zandsubstraat op zeer geringe diepte (ondieper dan 75 cm) .L..: zandleem

..f.: nat, sterk gleyig met reductiehorizont …p: gronden zonder profielontwikkeling

Een sLfp-bodem is een zeer sterk hydromorfe alluviale bodem. De A(p)-horizont is don-kergrijs en sterk humeus tot veenachtig en dooraderd met roestige adertjes, die te wij-ten zijn aan de zeer hoge waterstand in de winter. De C-horizont is sterk gegleyifieerd en gaat tussen de 40 en 80 cm diepte over in een volledig gereduceerde horizont. Het is een bodem die zeer nat is en ongeschikt voor akker- en tuinbouw. Dit bodemtype heeft een belangrijke verbreiding en wordt in de nabijheid van de Lep aangetroffen (Dijle, Nete en Zenne).

Afb. 3: bodemkaart regio Roosendaelabdij en de Beneden-Nete (bron: bodemkaart van België).

Bij het uitgraven van de sleuf rondom de ruïne werd getracht om enkele profielen in te tekenen en te beschrijven. Helaas kon hierbij geen enkele intact bewaarde bodemop-bouw waargenomen worden. In alle gevallen bestonden de eerste pakketten uit ver-roerde of verstoorde grond. Onder deze pakketten, op onderstaand profiel 120 cm onder het huidig loopvlak, bevindt zich een bruin roestig bandje. Mogelijk heeft dit te maken met de grondwatertafe of met de overstromingen van de Nete (zie verder). Onder dit bandje bevindt zich een donker grijsbruine laag waarin scherven Maaslands aardewerk (het zgn. Andenneaardewerk) aangetroffen werden; waaronder een com-pleet 14deeeuws kookpotje (zwartgeblakerd) met een licht gele glazuur (Afb. 43).

(10)

Afb. 4: westprofiel sleuf 4.

(11)

5. Onderzoeksresultaten

5.1. De eerste abdijperiode

De oudste geschiedenis van Roosendael is weinig tot niet gedocumenteerd2. Zo is er

heel wat onzekerheid over de stichting. Zeker is dat het klooster tot stand kwam tussen 1221 en 1227 en behoorde tot de orde van Cîteaux. Uit dat laatste jaar dateert een oor-konde met de beschrijving van een schenking van tienden aan een monialum Cisterciensis ordinis de claustro iuxta Walhem door Gillis Berthout. Over de eerste 250 jaar is weinig tot niets geweten, vooral de periode tussen 1387 en het midden van de 15deeeuw blijft vrij onbekend.

Afb. 6: Vereenvoudigd opgravingsplan eerste abdijperiode3.

Afb. 6b: Detail uit het vereenvoudigd opgravingsplan met de verschillende vloerdelen.

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver) 11

2De Rynck (red) 2009

(12)

In de noordoostelijke hoek van de 'voorraadkelder' is een kleine rechthoekige construc-tie gevonden (Afb. 6b - 1). De muurtjes, slechts een baksteen breed, zijn niet gefun-deerd en zijn aan de binnenkant bepleisterd. Vreemd was dat deze constructie opge-vuld was met leem , mogelijk afkomstig van de bovenbouw in vakwerk, al is er geen zekerheid over. Ook over de functie van dit gebouwtje is er geen duidelijkheid.

Afb. 7: klein bakstenen gebouwtje in de "voorraadkelder".

Deze constructie stond in een 30 cm dikke zwarte zanderige ophogingslaag4. Aan de

hand van het (fragmentaire) vondstenmateriaal kan deze laag gedateerd worden in de tweede helft van de 14deen/of de eerste helft van de 15deeeuw.

Aan de hand van de stratigrafie5en haar zwarte zanderige opvulling behoort een (niet

gebruikte?) funderingsgreppel die is aangetroffen in de 'middengang' en de 'voorraad-kelder' ook tot de oudste abdijperiode. Het betreft een ondiepe rechte sleuf, uitgegra-ven in de moederbodem. Gezien haar rechte en scherpe aflijning en afwezigheid van enig muurwerk gaat het vermoedelijk om een niet gebruikte funderingssleuf. Haar oriëntatie wijkt iets af van deze van het latere abdissenkwartier.

4 Deze laag was al gedeeltelijk onderzocht in 2006 en kreeg nummer 42. Belangrijke vondsten toen waren

een Lombardische rekenpenning (eind 13de-begin 14deeeuw) en enkele scherven in hoogversierd rood

aar-dewerk (met in slib aangebrachte Franse lelies).

(13)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 8: funderingssleuf in de middengang.

Moeilijker te dateren, maar op basis van relatieve chronologie, is de vondst van ver-moedelijk een paardenskelet6. Dit werd aangetroffen in de zogenaamde 'hobbykelder'

(NW-kelder) in de ZO-hoek (de inplanting van de lift). Aangezien een belangrijk deel van het skelet was vergraven voor de bouw van het abdissenkwartier uit 1661 (zie ver-der) mag aangenomen.

Afb. 9: paardenskelet gevonden in de ZO-hoek van de zgn. hobbykelder.

13

6Van het hele skelet waren enkel een deel van de wervelkolom en enkele ribben bewaard. Op basis van

vermoeden dat vroeger geen paardenvlees werd gegeten, mag aangenomen worden dat het om paardenskelet gaat.

(14)

Vanaf de 15deeeuw is niet alleen de geschiedenis van de abdij beter gedocumenteerd

maar kunnen ook archeologisch meer sporen aan deze periode toegeschreven worden. Het is immers met abdis Christina Vastrix (1460-1490) en vooral haar opvolg-ster abdis Margaretha van Baesrode (1505-1530/1) dat Roosendael een periode van welstand en bloei bereikte.

Over Margaretha wordt vermeld dat zij construit à Roosendael de nouveaux édifices et en répara ou entretient d'autres. Helaas wordt niet vermeld over welke gebouwen het gaat.

Dat de abdijgebouwen inderdaad verbouwd en/of onderhouden werden, valt af te lei-den dat in sommige kamers (zie verder) twee boven elkaar liggende vloeren zijn aan-getroffen. Het schervenmateriaal - gevonden tussen de twee vloeren in het 'sanitair blok' - kan gedateerd worden in het midden van de 15deeeuw, wat overeenkomt met

de regeerperiode van abdis Vastrix.

5.1.1. Vloeren en kelders

Aan de oostzijde, zowel binnen als buiten de ruïne, zijn verschillende keldertjes en vloerdelen teruggevonden die mogelijk toe te schrijven zijn aan één gebouw.

Met de opgravingscampagne van 2006 werd in de middengang een klein kelderkamer-tje gevonden, met aan het trapje een in de bakstenen vloer verwerkte druipkom (Afb. 6b - 4). Deze kom in rood aardewerk heeft 3 geknepen standvinnen en is te dateren in de 15deeeuw.

Een tweede keldertje werd in 1999 aan de zuidoostelijke buitenhoek van de ruïne vrij-gelegd (Afb. 6b - 2, Afb. 10 en bijlage 6.1.). Hier was nog een deel van het tongewelf bewaard. Dit keldertje had een maximale hoogte van 1,6 m, mat in grondvlak 2,5 op 1,6 m en was voorzien van een eenvoudig baksteenvloertje (165 x 80 x 40 mm) gelegd in een gele kalkmortel. In de westelijke keldermuur was een rechthoekige opening voorzien om deze ruimte bereiken. Uit deze met puin gevulde kelder kwamen twee mooie slangenglazen à la façon de venise, te dateren in het eerste kwart van de 17de

eeuw7.

Aan de zuidzijde werd een groot vloerdeel gevonden dat aansluit bij de in 1996 aan de oostzijde gevonden vloeren. Door de verschillende vloerpatronen kunnen met zeker-heid 4 kamers herkend worden. Helaas ontbreken tussenmuren en deuropeningen zodat het niet mogelijk is om hun onderling verband aan te tonen.

In de meest noordelijke kamer is de vloer zeer intens gebruikt geweest en veelvuldig hersteld met verschillende materialen (Afb. 6b - 5). Hier zijn sporen van een kleine haard aangetroffen.

De overige vloeren zijn beter bewaard en vertonen ook een vast patroon. De meest zui-delijke kamer heeft een vloerpatroon met (aan de westelijke muur) een afboording in baksteen (in een vierkant gelegd met centraal een halve baksteen) (170 x 80 x 35 mm) en centraal een zelfde patroon maar in rechthoekige grote platte tegels (240 x 120 x 40 mm) (Afb. 6b - 6 en Afb. 11). Deze kamer had tegen de noordelijke binnenmuur een grote haard met afgeronde binnenhoeken en bakstenen haardwangen8 (Afb. 6b - 7 en

Afb. 12). De oostelijke kamer is gelijkaardig (Afb. 6b - 8), maar heeft een vloerpatroon in vierkante tegels halfsteens gelegd met een afboording in een vierkant gelegde recht-hoekige tegels.

7Zie hiervoor: Tiri, 2002: p. 66-71.

8Helaas was deze haard slechts gedeeltelijk bewaard wegens de aanwezigheid van een waterciterne uit de

(15)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 10: keldertje aan de oostzijde van de ruïne.

Vermoedelijk behoort ook de waterput aan de westzijde van de ruïne tot deze bouwfa-se, al ontbreekt hier het nodige dateringsmateriaal. Wel is het vreemd dat deze put behouden bleef (en gedeeltelijk werd overbouwd) bij de bouw van het abdissenkw artier in 1661.

Op basis van al deze aanwijzingen kan een voorzichtige reconstructie gemaakt worden van het gebouw. Vermoedelijk gaat het om een langwerpig noord-zuid georiënteerd gebouw met aaneensluitende kamers. Of het gebouw van een verdieping was voorzien zoals links afgebeeld op een ets van J.B. Gramaye is echter niet met zekerheid vast te stellen, maar wel mogelijk.

(16)
(17)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 12: rechter haardwang met afgeronde binnenhoeken.

(18)

Afb. 13: J.B. de abdij voor haar verwoesting in 1578, naar een ets van J.B. Gramaye (1610) (Stadsarchief, Mechelen).

5.2. Tussenperiode

Het derde kwart van de 16deeeuw was voor de abdij een donkere periode. In

augus-tus 1566 wordt het klooster voor een eerste keer geplunderd door de beeldenstormers. Tien jaar later, op 18 oktober 1576 plunderen Spaanse troepen Roosendael. En op 26 augustus 1578 wordt het klooster voor de derde maal gebrandschat, nu door de bendes van paltsgraaf Casimir.

De abdij was totaal vervallen. Ploegaerts omschrijft het als volgt: 'la réédification du monastère et de l'église "totalement et jusqu'aux fondements démoly et ruyné, coust indiciblement beaucoup", tant aux matériaux à acheter, qu'aux maçons, charpentiers et escailteux'9.

Onder leiding van Robertus Henrion, abt van Villers en algemeen commissaris van de Orde, en Catharina de Fraisne (1598-1618) wordt de abdij vanaf 1609 volledig hersteld. De refter, het dormitorium (ende daer op doen setten het schaliedack), het werkhuis met kapittelzaal worden heropgebouwd. Een dreigende oorlog tussen Noord en Zuid brachten de werken tot stilstand, waardoor de kerk afgewerkt blijft tot aan de vensters10.

Aan de bouwcampagne van abdis de Fraisne kunnen met redelijke zekerheid twee bouwsporen toegewezen worden. Enerzijds betreft het de funderingsonderbouw van een deel van de zuidelijke en oostelijke fundering van de ruïne. Deze fundering onder-scheidt zich door haar rommelige samenstelling (meerbepaald gaat het om grote muur-brokken).

Anderzijds gaat het om een kelder deels gevonden in de 'fruitkelder' en deels in het 'sanitaire blok' (Afb. 6b - 3). Het gaat hier om een kelderruimte van ca. 2,65 op ca. 2,30 meter. In de zuidwestelijke hoek werd in de bakstenen vloer (170 x 75 x 60 mm) een veegpot11 aangetroffen. De westelijke muur is niet bewaard, maar is vermoedelijk te

situeren op de plaats van een funderingsmuur van het abdissenkwartier uit 1661.

9Ploegaerts Th, 1936.

10A.A.M., Fonds Rozendaal, Kroniek 2: folio 22 recto.

11De veegpot, in rood geglazuurd aardewerk, heeft een afgeplatte rand en een geknepen standring. Haar

(19)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 14: rommelige funderingsopbouw die zich duidelijk onderscheid van de recht gemetste funderingen uit 1661.

Hoewel de vloer en veegpot geen tot weinig gebruikssporen vertonen, zijn er op de muur verschillende kalklaagjes aangetroffen.

Aan de hand van de gevonden funderingen en de kelderresten kan een vierkant gebouw herkend worden met centraal een (ondiep?) keldertje. Welk de functie was van dit gebouw en of het ooit is afgewerkt, is niet met zekerheid uit te maken.

5.3. De tweede abdijperiode

Pas met het verdrag van Münster in 1648 konden onder abatiaat van Joanna van Laethem (1639-1662) de werken aan de abdij hervat worden. De kerk, die ten tijde van abdis de Fraisne tot aan de vensters was opgebouwd, werd gesloopt om plaats te maken voor een nieuw en grootser gebouw. Samen met de bouw van de nieuwe kerk werd ook het aangrenzende pand afgewerkt. Een plattegrond, gebaseerd op een plan van 1675 geeft een onvolledig beeld van de abdijgebouwen. Zo is ondermeer de nieu-we abdij (het abdissenkwartier) afgebeeld. Bernardus de Grande nieu-weet over dit gebouw te vertellen dat het "voor haer dood, van den grond af opgemaeckt d'abdye bestaen-de in een winkelhake aen bestaen-de kerk bestaen-de welke zy in 'jaer 1661 bestaen-den 3 november aanbe-steed voor alles tot de sleutels toe in de hand, zeven en twintig duizend en zes hondert guldens. Den architect was zekeren de Neve "12.

19

(20)

Afb. 15: het abdissenkwartier op het schilderij uit 1720 (detail) (Zusters van Liefde, Berlaar)

Voor de bouw van het abdissenkwartier in 1661 werden diepe muursleuven uitgegra-ven tot aan de moederbodem. Hierdoor bereikten de funderingen een diepte van bijna 2 meter. Aangezien een totaal nieuw grondplan was uitgetekend, werden muren uitge-broken, herbruikt (zoals onder meer de funderingen in de zuidoostelijke hoek) of over-bouwd (zoals onder meer de oostelijk gelegen waterput). Gelijktijdig vond er ook een duidelijke grondophoging plaats.

Bij het archeologisch onderzoek in 1997 kon een gedeelte van de oorspronkelijke gevelafwerking onderzocht worden13. De voegen zijn afgewerkt met dagstrepen, een

techniek die er in bestond tijdens het metselen met een dagsnedeijzer in de platvolle voeg 'dagstrepen' te snijden. Dit gebeurde alleen bij de horizontale voegen, waardoor een strak horizontale rechtlijnigheid werd bekomen. Nadien werd het gehele baksteen-parament van een bruinrode (ossebloed) kleur voorzien14. Deze techniek van insnijden

en afwerking met dagstrepen komt veelvuldig voor in de 17deen het begin van de 18de

eeuw. Ook de beschildering in zgn. ossebloed is eigen voor de 17deeeuw.

De gevel was onderaan begrensd door een hoge plint die oorspronkelijk tot de onder-dorpel van de vensters van de benedenverdieping reikte (Afb. 16). De plint is opgetrok-ken in zorgvuldig gekapte zandsteenblokopgetrok-ken. Bij de voorgevel rust de plint op een arduinen basis en hebben de zandstenen laag per laag een andere vorm. Net als bij het bakstenen metselwerk zijn ook bij de zandstenen plint al de voegen (ook de verti-cale) ingesneden en in een lichte okergele kleur geschilderd.

Afb. 16: zandstenen plint aan de voorgevel van het abdissenkwartier.

13 Deze buitenafwerking komt overeen met de toestand op een schilderij uit het begin van de 18deeeuw.

(21)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Centraal in het gebouw is er een middengang waarop de verschillende kamers ('salons') uitgaven. Enkele dichtgemetselde deuropeningen van de gelijkvloerse verdie-ping konden worden gelokaliseerd. Deze gang was op deze verdieverdie-ping 2,7m breed en had een houten vloer.

Afb. 17: Vereenvoudigde weergave van de opgravingsresultaten voor de 2de abdijperiode.

5.3.1. De 'salons'

De enige kamer die op sporen uit de abdijfase kon worden onderzocht, is centraal aan de zuidzijde gelegen (Afb. 17 - gelegen boven de "voorraadkelder"). Bij de verbouwing van het abdissenkwartier tot buitengoed is het oorspronkelijke vloerniveau in deze kamer met ruim een halve meter opgehoogd (zie verder). Dit had tot gevolg dat in de oostelijke gewelfzwikken resten met polychrome lineaire beschildering uit de abdijperi-ode perfect bewaard bleef. Door de afwezigheid van oudere bepleistering en/of beschil-dering is het mogelijk dat deze lineaire beschilbeschil-dering behoort tot de eerste binnenaf-werking na de bouw van het abdissenkwartier in 1661.

Een inventaris uit 179515 vermeldt dan weer dat de muren behangen zijn 'en beau

cuire'. Goudleder kende een bloeiperiode in het midden van de 17deeeuw. In de 18de

eeuw was het minder gevraagd door de opkomst van textiele en papieren wandbekle-ding. Goudleder is altijd een luxeproduct geweest, als er in de abdij dus één kamer in aanmerking kwam voor dit kostbare behangsel, dan was het wel de pronkkamer of de 'salette'.

Dat deze kamer een representatieve functie had, wordt door bovengenoemde inventa-ris ook bevestigd: boven de schouw16hing er een spiegel en links en rechts hiervan

schilderijen. Er stonden deux tables de marbre et douze faútúilles garnie en vlours de soÿ cramoÿsie douze toiles rouges pour les còuvriere. Hoeveel ramen deze kamer juist had, was archeologisch niet meer vast te stellen, maar de inventaris uit 1795 vermeldt 'deux rideaux blanc des fenaitres', wat overeenkomt met twee ramen.

21

15RAA, Rijksarchief Antwerpen, reeks A, 93, 20. Vermoedelijk komt de besproken kamer overeen met

cham-bre n° 6 van de inventaris.

(22)

De 'chambre tapissé en beau cuire' is hoogstwaarschijnlijk aangekleed door abdis Van der Nath (1720-1742). Zij heeft immers onder haar abbatiaat het abdissenkwartier grondig laten verbouwen. Deze verbouwing wordt trouwens bevestigd door een zand-pakket van 10 tot 30 cm dik, met vondsten uit het begin van de 18deeeuw,

aangetrof-fen in een aangrenzende ruimte aan de oostzijde van bovenvermelde kamer17.

In de zwikken van het gewelf van de wijnkelder (kasteelperiode) (Afb. 17) werden grote stukken pleisterwerk (zowel eenvoudig afgewerkte randomlijstingen als fragmenten van een floraal rozas) gevonden. Veel fragmenten waren voorzien van bladgoudversie-ring (afb. 21). Ook dit stucwerk is vermoedelijk toe te schrijven aan de verbouwingen uitgevoerd door Ludwina Van der Nath.

Net als in de 'chambre en beau cuire' was de bepleistering aan de gewelven goed bewaard gebleven (Afb. 18). Onderaan deze bepleistering zijn beitelsporen aangetrof-fen, afkomstig van het uitbreken van een arduinen vloer in deze kamer (Afb. 19). Het is immers door de vele losse tegelfragmenten maar vooral met de vondst van één tegel in situ (in de archeologische zone van het "sanitair blok") dat het aantoonbare bewijs is geleverd dat de salons in het abdissenkwartier oorspronkelijk een arduinen tegelvloer hadden (Afb. 20).

Afb . 18: bewaarde muurpleistering tegen de westelijke muur van het salon.

(23)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 19: detail van de muurbepleistering met onderaan de pleisterlaag bijtelsporen van de uitbraak van de abdijvloer.

Afb. 20: in situ bewaarde arduinen tegel, gevonden bij het onderzoek binnen het "sanitair blok".

(24)

Afb. 21: fragment van een pilaster in stucwerk met sporen van bladgoud.

In verschillende kamers zijn ook nog (negatief)sporen aangetroffen van haarden. Zo had de noordwestelijke kamer centraal in de oostelijke muur een haard in zwarte steen-tjes en afgeronde binnenhoeken. Er was een dubbelhaard (een haard rug aan rug) in de 'chambre en beau cuire' en de zuidoostelijke kamer. In het middelste salon (boven de "wijnkelder") zijn tegen de oostelijke muur 2 zware massieven gevonden van de ver-moedelijke schouw18.

Afb. 22: twee massieven van de schouw in het middelste noordelijk salon.

(25)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Van de andere kamers was niet genoeg opgaand metselwerk bewaard om nader onderzocht te worden. Toch kan ook hier de inventaris van 1795 idee geven van hun aankleding: in drie salons is er sprake van een lambrisering (la chambre boisée), één kamer had zelfs een lambrisering met beschildering op doek (une chambre boisée en paijsage peinture en de trampe sur toille (sic)).

5.3.2. De winkelhake

Over de aanbouw zijn weinig historische gegevens bekend dan enkel een vermelding in een kroniek dat abdis Joanna van Laethem heeft opgemaeckt d'abdye bestaende in een winkelhake aen de kerk de welke zy in't jaer 1661 den 3 november aanbesteed heeft19. De winkelhake is een vermoedelijke verwijzing naar deze aanbouw. Abdis

Ludwina Van der Nath (1720-1742) liet naast deze aanbouw en aansluitend met het gastenverblijf de schoone koetshuizen of stallingen bouwen voor de peerden en de rij-tuigen der vreemdelingen20. Afbeeldingen van de abdij en een vereenvoudigd

grond-plan geven een idee over de opstand en grootte van deze aanbouw.

Over de binnenindeling is de enige zekerheid er dat een gang was die in verbinding stond met de middengang in het abdissenkwartier en er zich ten westen hiervan één of meerdere kamers bevonden.

Afb. 23: detail uit de vereenvoudigde plattegrond zoals opgemeten door J Van Haecht (1788-1791) met de 'winkelhake' (c prov. Antwerpen, S. Dewickere).

Van deze zuidelijke aanbouw werden tot ieders verbazing tijdens het archeologisch onderzoek geen (funderings)muren en vloeren aangetroffen. Deze bleken, op de (afge-kapte) aanzetten aan de ruïne na, totaal verdwenen. Dit gebeurde allicht bij de verbou-wing van het kasteeltje door Baron Reynegom de Buzet, tussen 1868 en 1875. Enkel van de meest westelijke (funderings)muur kon een doorsnede worden opgete-kend (Afb. 17 - rechts onderaan). Net als bij de muren van het abdissenkwartier was deze tot op de moederbodem gefundeerd (wat neerkomt op ongeveer 2,5m onder het huidige maaiveld). De breedte van de fundering bedraagt 1,1m. De bouwwijze voor deze funderingen is net als deze van het abdissenkwartier; het metsen in een smalle uitgegraven funderingssleuf. Het abdissenkwartier en de aanbouw zijn gelijktijdig gebouwd; er werd geen bouwnaad aangetroffen tussen de verschillende muren. Samen met de uitbraak van de (funderings)muren van de aanbouw werd ook het bodemarchief totaal verstoord. Enkel het westelijke profiel is bewaard gebleven. Een opvallend gegeven hier is de aanwezigheid van een 6cm dikke kleilaag op ca 1m onder het maaiveld. Dit laagje kan worden geïnterpreteerd als een afzettingslaagje van slib afkomstig van een overstroming (of van verschillende overstromingen) van de Nete21.

Deze kleilaag dekt een zwarte uitgeloogde laag af mogelijk gevormd tijdens de oudste abdijfase (14deeeuw).

25

19A.A.M., Fonds Roosendael, Kroniek 2: folio 79-85

20Janssens L., 1886: p. 56 en Ploegaerts Th., 1936: p. 106.

21Deze overstroming kan mogelijk gelinkt worden aan één van de Elisabethsvloeden uit het begin van de

(26)
(27)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 25: een rechte scheidingslijn in de grond toont duidelijk het verschil met de ongeroerde (rechts op foto) en in recente tijden geroerde (deel met de fotolat) grond.

5.3.3. De regenwaterafvoer

Het dak van het abdissenkwartier bestond uit een dubbel dak. Dit is ook te zien op onder meer het schilderij uit 1720. Uiteraard diende hierbij rekening te worden gehou-den met de afvoer van het regenwater (bijlage 6.2.). Hiervoor waren er in de oostelijke muur van de linkervleugel drie buizen in rood aardewerk weggewerkt (Afb. 27). Deze stonden in verbinding met de dakgoot waar de twee daken bij mekaar kwamen. De buizen monden uit in twee arduinen bakken met elk een overloop naar een grote ondergrondse bakstenen put (Afb. 26 en Afb. 17 - rechts).

(28)

Dat de buizen niet alleen dienden voor de afvoer van hemelwater, getuige de kalkaan-slag op de binnenzijde van de buizen. Vermoedelijk was ook het toilet op deze buizen aangesloten.

Dat dit buizensysteem ook nog tijdens de kasteelperiode dienst heeft gedaan, getuige de vondsten die zijn gedaan in de arduinen bakken.

Afb. 26: twee arduinen opvangbakken als overloop voor het (regen)water. Links op de foto is de ondergrond-se opvangput te zien.

(29)

5.4. Kasteelperiode

Na de Franse revolutie wordt in 1797 de volledige abdij als zwart goed verkocht aan Citoyen Petrus de Meulenaer die praktisch al de gebouwen liet slopen om ze als bouw-materiaal te verkopen . Enkel de inkompoort, het koetshuis en de linkervleugel van het abdissenkwartier bleven behouden. Het is deze vleugel die omstreeks 1840 door Jean de Knyff en Emilie De Meulenaer werd verbouwd tot een neo-classicistisch 'château Rozendael'. In tegenstelling het oorspronkelijke abdissenkwartier werd de voorgevel georiënteerd naar de Nete.

Aan de hand van een bouwtekening, oude foto's en postkaarten kan het gebouw beschreven worden. Het pand is opgetrokken in neo-classicistische stijl met de voorge-vel georiënteerd naar de Nete. Deze gevoorge-vel had een fronton met overhangende dakgoot geschraagd door kunstig afgewerkte draagbalkjes22. De ramen waren rechthoekig en

allen voorzien van luiken. De toegang bestond uit drie rondbogige deuren met vierkan-te zuilen. Op het gelijkvloers bevonden zich links en rechts van de toegang vierkan-telkens 2 ramen; op de eerste verdieping waren er in totaal 7. Vier treden leidden tot de toe-gangsdeuren.

Met de verbouwing tot hofwoning werden nieuwe raam- en deuropeningen gekapt en oude openingen gedicht. Dit laat zijn sporen na. En om dit alles te camoufleren, werd de buitengevel van een dikke pleisterlaag voorzien en witgeschilderd. De zandstenen plint kreeg een donkergrijze kleur23.

Afb. 28: voorgevel van het "Le château Rozendael" met centraal de bordestrap en driebogige inkompartij (KBB Brussel).

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver) 29

22 Een gelijkaardig voorbeeld zijn de consoles in het fronton van de gebouwen rand het Karindaal

Mercierplein te Mechelen (gebouwd tussen 1840 en 1842).

(30)

5.4.1. De hobbykelder van Pirard

Deze in de noordoostelijke hoek gelegen kelder is nooit eerder onderzocht. De kelder-ruimte was volledig gevuld met puin afkomstig van het in 1914 verwoeste kasteel. Onderaan was er een dikke asselaag met deels gesmolten leien afkomstig van het hoger gelegen dak.

Een steens muurtje verdeelde de ruimte in 2 delen. Een zuidelijk gelegen smalle ruim-te (4,5 op 1,3 m) had geen vloer en onbepleisruim-terde muren24. Opmerkelijk was de

aan-wezigheid van twee bloembedden (met bruine humusrijke grond) met centraal een wegje afgeboord met houten opstaande plankjes.

Afb. 29: wegje met bloembedden in zuidelijke ruimte hobbykelder.

De grote kelder (6 op 4.5 m) zelf had een vloer in rode ongeglazuurde tegels en onbe-pleisterde maar met roze verf beschilderde muren; in de zuidwestelijke hoek was er een haard met een vloerplaat in baksteen. De schouw van deze haard liep deels voor het middelste raam. Docht, om de symmetrie aan de zijgevel te behouden, was er wel een volledig venster voorzien. Zowel de arduinen en bakstenen dorpels van de kelder-ramen in de smalle ruimte als dit in de grote kelder vertoonden zeer zware slijtsporen.

Afb. 30: keldervloer hobbykelder.

(31)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 31: haardvloer in hobbykelder.

Afb. 32: zware slijtsporen op raamdorpel (noordelijk kelderraam).

(32)

Afb. 33: verluchtingsgat wijnkelder.

In de oostelijke muur was er een opening gekapt die de naastliggende wijnkelder (die geen kelderramen had) te verluchten. Aan de hobbykelderzijde was deze opening vermoedelijk voorzien van een rooster of een luikje; in de muur was een kader uitgekapt en waren en restanten van de bevestiging te zien.

Vreemd was dat binnen het kasteel dit de enige kelder was zonder rechtstreekse toe-gang. Het archeologisch onderzoek heeft hierop helaas geen passend antwoord gege-ven zodat kan vermoed worden dat de kelder uitsluitend toegankelijk van bogege-venaf (door middel van een houten trap of ladder). Nog vreemder was de aanwezigheid van een dikke humeuze zandlaag bovenop de tegelvloer.

Vermoedelijk kan het gebruik van deze kelder verbonden worden aan de hobby van de laatste kasteelbewoners, zijnde het lidmaatschap aan de Mechelse 'Cercle d'Horticulture'. De leden van deze kring hielden zich bezig met het verzamelen van zoveel mogelijk exotische planten. Een andere favoriete bezigheid was het kweken van paddenstoelen (en voor dit laatste was de kelder bijzonder geschikt: constante tempe-ratuur, weinig zonlicht en vochtige omgeving). Alphonse Pirard hield zich meer bezig met de parkaanleg. Mogelijk gebruikte hij de kelder voor het stekken en het laten over-winteren van planten. De aanwezigheid van de talrijke bloempotten in deze kelder zijn alvast een aanwijzing. De sporen aan de kelderramen kunnen dan ook geïnterpreteerd worden als slijtage veroorzaakt door het binnen- en buitensleuren van bloembakken.

(33)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

5.4.2. De bordestrap

Bij de verbouwing van de linkergevel van het abdissenkwartier tot kasteel kwam de voorgevel aan de Netekant te liggen. Hierbij hadden de kasteelbewoners een mooi ver-gezicht over de Nete, tussen het koetshuis links en het pesthuis / de oranjerie rechts. In het midden (rechts van het koetshuis) was er aan de vijver een eenvoudige fontein. Het plein voor het kasteel was niet voorzien van hoge bomen, met uitzondering van 3 gegroepeerde beuken aan de noordwestelijke hoek van het kasteel .

De voorgevel van het kasteel werd gedomineerd door een grote bordestrap, met drie treden waarvan de twee onderste aan de hoeken afgerond waren (Afb. 28). Na de ver-woesting van het kasteel werden de meeste traptreden verwijdert (Afb. 34). Enkel de massieve zijkanten (twee arduinen blokken, mogelijk recuperatie uit een abdijgebouw) waren nog in situ aanwezig. Op oude foto's is te zien dat deze elk een sfinx droegen25.

Rond de trap was een smalle afboording in machinaal gevormde baksteen (180 x 75 x 50 mm). De trap leidde naar drie rondbogige deuren die elk toegang gaven tot een open ontvangsthall in het kasteel.

Afb. 34: bordestrap omstreeks 1943 (foto KIK Brussel).

33

25Vermoedelijk waren deze sfinxen uitgevoerd in aardewerk. Rond de trap zijn grote stukken witgekalkte

(34)

Afb. 35: bordestrap bij het archeologisch onderzoek.

Van de trap zelf is bij het onderzoek enkel de onderste trede teruggevonden, zij het in zeer fragmentaire toestand (Bijlage 10.1.). Uit het onderzoek is gebleken dat de trap mogelijk een kleinere voorganger had, dit is af te leiden aan de in de funderingen gebruikte baksteen. De 'eerste' trap had funderingen gebruikt in gerecupereerde bak-steen (160 x 80 x 40 mm) gezet in gele kalkmortel. De 'tweede' trap had funderingen gemetst in paarsgebakken bakstenen (180 x 75 x 50 mm) en grijze cement. Deze laat-ste baklaat-steen is ook op andere plaatsen in de ruïne gevonden en is gebruikt bij de ver-bouwingen door baron Reynegom de Buzet tussen 1872 en 1881.

De 'funderings'bakken' van het bordes waren gevuld met scherven van uitsluitend gla-zen wijnflessen en steengoed mineraalwaterkruiken (zie ook verder). De waterkruiken kunnen aan de hand van hun stempels gedateerd worden tussen 1840 en 186526. Dit

valt in de periode wanneer het domein in bezit was van Jean De Knyff en Emilie de Meulenaer. Zij bewoonden het kasteel tussen 1816 en 1860.

Afb. 36: 'funderings'bakken van het bordes voor het archeologisch onderzoek.

26 Sommige steengoed flessen hebben op de schouder een ingestempeld inschrift met verwijzing naar

(35)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

5.4.3. De kolenkelder

Aan de zuidzijde van het kasteeltje, achter het kelderraam van de 'afwaskeuken' en deels op de plaats van een zorgvuldig uitgebroken abdijfundering, zijn de resten gevon-den van een kleine vijfhoekig kolenkeldertje (Afb. 37). Dit keldertje (opgetrokken in recuperatiemateriaal) had een smal toegangstrapje naast het keldergat met treden uit gerecupereerde arduinen en zandstenen bouwelementen. Het vloertje bestond uit bak-stenen en was afgedekt met een laagje steenkoolgruis.

De ligging van dit keldertje is wel eigenaardig: achteraan het kasteel, ver weg van de diensttrap (die ligt aan de westzijde) en een naastliggend kelderraam voorzien van dief-ijzers. Geen praktische ligging dus voor het aandragen van kolen naar het kasteel. Anderzijds was er binnen het kasteel, op het einde van de middengang achter de diensttrap, een kolenkot.

Een mogelijkheid - en bij gebrek aan weerlegbare archeologische sporen een oplos-sing - is dat dit kolenkeldertje is gebouwd na de verwoesting van het kasteel. Enige zekerheid is dat het gebouwd is na de afbraak van de zijvleugel van het abdissenkwar-tier door Baron Reynegom de Buzet tussen 1872 en 1881.

Afb. 37: zicht op het kolenkeldertje.

5.4.4. Het gewelf van de wijnkelder - inkomhall

Het gewelf van de wijnkelder was het enige gewelf dat nog in zijn totaliteit was bewaard (Afb. 39). Het opkuisen van dit gewelf bood dus de mogelijkheid om niet alleen de bouwwijze van dit gewelf te bestuderen, maar vooral ook hoe het toenmalige abdissen-kwartier tot kasteeltje werd verbouwd. Aangezien in de zwikken van dit gewelf grote hoeveelheden stucwerk, afkomstig uit één van de abdijsalons, zijn gevonden (cfr. supra) kan de hypothese geopperd worden dat bij de verbouwing van abdissenkwartier naar kasteeltje eerst de kelders zijn uitgegraven en dan pas de hoger gelegen verdie-pingen zijn aangepast. Het terugvinden van stucwerk in de zwikken wijst er namelijk op dat de plafonds van het abdissenkwartier zijn gesloopt na de bouw van de kelderge-welven.

(36)

Dwars over het gewelf waren er twee muurtjes gezet. Deze dienden ondermeer om de bovenliggende (planken)vloer van de inkomhal te dragen. Van de bovenbouw (de hall) zijn geen sporen gevonden, maar een foto van na de verwoesting van het kasteeltje in 1914 toont dat er in de hall (en vermoedelijk deels boven het gewelf) een doorgang moet geweest zijn met drie deuren met achterliggend een trap (Afb. 39). Deze door-gang was een herhaling van de drie rondbogige deuren aan de voorgevel.

Bij het archeologisch onderzoek werd in de puinen boven het gewelf talloze fragmen-ten gevonden van een (vergulde?) bronzen kaarsenluchter.

Afb. 38: interieur van de hall van het kasteeltje na de verwoestende brand in 1914 (foto Aartsbischoppelijk Archief Mechelen).

(37)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

6. Vondsten

De opgravingen in en rond de ruïne leverden zeer veel materiaal op27. Helaas betreft

het ofwel zeer fragmentair schervenmateriaal uit de vroegste abdijperiode ofwel werpen uit de kasteelperiode. Voor de vroegste abdijperiode komen de scherven voor-namelijk uit een ophogingspakket, aangesneden in de 'voorraadkelder'. De voorwerpen uit de kasteelperiode komen voornamelijk uit het puin van de hobbykelder en van onder de bordestrap.

Enkele metaalvondsten werden geconserveerd en gerestaureerd door Katleen Vandenbranden (Archefact). De munten werden gedetermineerd door Frans De Buyser en Maarten Bracke.

6.1. De eerste abdijperiode

6.1.1. Het aardewerk

De 3.3 kg aardewerk uit het ophogingspakket in de zgn. voorraadkelder bestaat voor 39% uit rood aardewerk (AR), 37% uit grijs aardewerk (AG), 23% uit steengoed (AS) en 1% uit Maaslands wit aardewerk (AW).

Binnen het rood aardewerk zijn hoofdzakelijk fragmenten van kommen en driepotige kookpotjes aanwezig, naast een fragment van een vuurklok. Vuurklokken werden gebruikt om boven het smeulende haardvuur te zetten om brand tijdens de nacht te voorkomen. De kommen hebben zowel een gelobde rand als een overhangende rand. Sommige kookpotten hebben klauwpoten die onderaan driestulpig zijn ingeknepen. De gelobde rand en de klauwenpoten zijn typisch voor het laatste kwart van de 14deeeuw

tot de eerste helft van 15deeeuw.

37

27In dit rapport komen enkel de belangrijkste vondsten aan bod gedaan bij de opgravingscampagne 2008.

Voor een bespreking van vondstpakketten uit vorige opgravingen verwijzen we naar 'Opgetekend Verleden' (Uitgave van de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie)

(38)

Afb. 40: randfragment van een kom in rood aardewerk met gelobde rand.

De scherven in grijs aardewerk zijn voornamelijk afkomstig van kommen en (water)krui-ken. Een samengeknepen en met vingerindrukken versierd oor is afkomstig van een waterkruik en is in de 14deeeuw te plaatsen.

Afb. 41: samengeknepen breed bandvormig oor versierd met vingerindrukken.

De steengoedscherven zijn grotendeels te schrijven aan productiecentra als Siegburg en Langerwehe. Voor Siegburg is de klinkend hard gebakken geelbeige scherf en het lichtrijze gevlamde uiterlijk heel kenmerkend. Uit Siegburg komen voornamelijk kruiken en drinkschaaltjes, vormen die ook in het ophogingspakket zijn aangetroffen. Bij de producten uit Langerwehe is vooral de bruine tot paarse kleur en de radstempelversie-ring op hals en rand kenmerkend (Afb. 42).

(39)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 42: schouderfragment van een kruik uit Langerwehe, met de typische visgraat-radstempelversiering. De scherven uit Maaslands wit aardewerk (waarschijnlijk uit Andenne) zijn afkomstig van een kannetje.

Een losse vondst, maar daarom niet onbelangrijk, is een archeologisch volledig kanne-tje uit Andenne. Het werd gevonden bij de graafwerken aan de zuidzijde van de ruïne. Het betreft een kruikje van 11cm hoog, met 3 aangeknepen standlobjes, een vertikaal aangezet lintoor en een gietsnebje. Aan de rand en de hals is het voorzien van lood-glazuur. Het kannetje heeft dienst gedaan als kookpotje, waarbij van de wand stukjes zijn afgesprongen. Een gelijkaardig kannetje wordt door Borremans gedateerd in de eerste helft van de 14deeeuw28.

Afb. 43a en 43b: Kannetje uit Andenne.

39

(40)

6.1.2. De metalen voorwerpen

Tijdens het archeologisch onderzoek werd het terrein systematisch met een metaalde-tector afgelopen. Hierbij werden naast de haast klassieke vondsten (zoals nagels) ook heel wat kleine voorwerpen en munten aangetroffen.

Munten en imitaties

Een eerste munt is een imitatie op een munt van Willem I (1337 - 1391) van Namen. Het betreft een dubbele mijt in biljoen29.

Een tweede munt is een mijt geslagen onder Filips de Stoute (1384-1404). Op de voor-zijde van deze munt is er het wapenschild van Bourgondië met als omschrift + Philipp " DU[ ]URG; op de keerzijde staat er een lang gevoet kruis het omschrift snijdend + MO - NET - ? " FL - ?ND.

Diversen

Een bijzondere vondst uit de zwarte ophogingslaag is wel een benen mesheftje met een maximale lengte van 5.9 cm. Drie koperen nageltjes bevestigden de twee beslag-plaatjes met de ijzeren plaatangel. Het lemmet ontbreekt.

Uit dezelfde laag komen ook 2 speldjes, waarvan eentje is verzilverd. Daarnaast zijn er ook 2 loden doken te vermelden, die kunnen gediend hebben om (natuur)stenen blok-ken met elkaar te verbinden.

Afb. 44a en 44b: foto en tekening van een mesheft uit de zwarte ophogingslaag.

6.2. De tweede abdijperiode

Het vondstenmateriaal uit de 2de abdijperiode is slecht vertegenwoordigd. Veel heeft hierbij te maken doordat omstreeks 1840 binnen de muren van het abdissenkwartier kelders zijn uitgegraven. Hierdoor verdween haast het volledig archeologische pakket. Enkel in het zogenaamde sanitair blok (die tijdens de kasteelperiode gelukkig nog is uit-gegraven tot kelder) kon een archeologische stratigrafie worden opuit-gegraven. Deze stratigrafie, die in 1997 werd onderzocht, maakte reeds deel uit van een gepubliceerde studie30.

29Biljoen was oorspronkelijk de naam van een mengsel van goud of zilver met een ander metaal. Geleidelijk

kreeg het de betekenis van onzuiver, vals.

(41)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

6.3. Kasteelperiode

Het vondstenmateriaal uit de kasteelperiode is bij het archeologisch onderzoek zo overvloedig aangetroffen dat het haast onmogelijk is om al de vondsten aan bod te laten komen. Daarom beperken we ons tot twee contexten, namelijk de vondsten uit de hobbykelder en deze van onder de bordestrap.

6.3.1. De hobbykelder

6.3.1.1. Het aardewerk

De hobbykelder werd machinaal uitgegraven. De gedane vondsten zijn wel afkomstig uit de onderste puin/asselaag maar werden enerzijds opgeraapt bij het uitgraven en anderzijds uit de stortbergen geplukt. Zo werd ongeveer 11 kg aardewerkscherven ver-zameld dat voor 58% bestaat bloempotten in rood ongeglazuurd aardewerk, 20% uit industrieel wit aardewerk en 22% uit porselein.

De bloempotten zijn allen gebruikt in de hobbykelder, terwijl het porselein eerder afkomstig van het salon op de gelijkvloerse verdieping en het industrieel wit aardewerk eerder afkomstig is van de ingestorte eerste verdieping.

De bloempotten, eenvoudige conische ongeglazuurde potten in rood aardewerk, zijn onder te verdelen in vier groepen31. De slapotjes (dit zijn kleine potjes met een

diameter van ca. 8 cm en een hoogte van 7,5 cm, Afb. 46), de elvers (met een rand-diameter van ca. 11 cm en een hoogte van 9 cm), de twaalvers (met een randrand-diameter van ca. 12 cm en een hoogte van 10 cm, Afb. 47a) en de aardbeienpotten (met een afgeronde rand). Van de slapotjes zijn er minstens 32 geteld, van de elvers minstens 11, van de twaalvers minstens 6 en van de aardbeienpotten minstens 10 (Afb. 48). Minstens twee bloempotten hebben een stempel van de pottenbakker: J. VERHOEVEN LIER. Deze pottenbakkerij was tot het einde van de jaren '70 in bedrijf aan de Frederik Peltzerstraat te Lier32(Afb. 45).

41

31Tiri, 2005: p. 76 e.v.

(42)

Afb. 45: pottenbakkersmerk 'J. VERHOEVEN LIER'. Afb. 46: slapotje (roos-08-8-4).

Afb. 47a en 47b: Twaalver met onderaan de bodem '2' (roos-08-8-12)

(43)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Het porselein is voornamelijk afkomstig van beeldjes, potjes en koffietasjes. Het is niet onmogelijk dat de ruimte op de gelijkvloerse verdieping het salon was van de vrouw des huizes. De vele beeldjes en de aanwezigheid van een naaimachine tussen het puin wijzen in die richting.

Het meest opvallende beeld stelt een papegaai op stok voor en heeft een hoogte van 26 cm (Afb. 49). Op enkele vleugelfragmenten na is het volledig. Onderaan de voet is het beeld getekend met een blauwe gekroonde N (Afb. 50). Dit merk is mogelijk toe te wijzen aan de manufactuur Rudolstadt in Duitsland. Dit merk werd toegepast vanaf 1901. Echter is Duits porselein met een gekroonde N niet eenduidig te identificeren, aangezien verschillende manufacturen dit gebruikten33.

En ander opvallend voorwerp is een porseleinen klok, waarvan ook het binnenwerk bewaard is. Andere porseleinen beeldjes zijn helaas niet gemerkt maar zijn ook op de dierenwereld geïnspireerd: een olifant, een zwaan,…

Het industrieel wit aardewerk is voornamelijk toe te schrijven aan de verschillende onderdelen van een wasstel.

Afb. 49: papegaai op stok

Afb. 50: merkteken (gekroonde N) onder het papegaaibeeldje

6.3.1.2. Glas

Uit de hobbykelder komt ongeveer 3,1 kg glas, dat door de hitte (die ontstond bij de brand van het kasteeltje) veelal is gesmolten. Hierdoor was het niet altijd mogelijk om een bepaalde vorm te herkennen. Desondanks kan het glas onderverdeeld worden in drie groepen:

- Vensterglas (ca. 660 gr). In deze categorie zit zowel het 7 cm dikke kleurloze (uit de vensterramen van het kasteeltje) als het 2 mm dikke groene vlakglas.

- (Wijn)flessen (ca. 2150 gr en minstens 5 exemplaren). De flessen zijn in groen glas en vormgeblazen. Eén van de flessenhalzen heeft nog de resten van een loden capsule met gele bedrukking.

43

(44)

- Diversen (ca. 260 gr). In deze groep zit voornamelijk het sierglas, zoals een met bloemetjes versierd kleurloos karafje en een floraal beschilderd blauw flesje. Drinkglazen ontbreken volledig.

6.3.1.3. Metaal

Het belangrijkste en grootste metalen voorwerp uit de hobbykelder is een gietijzeren trapnaaimachine. Op de voorzijde zijn nog de letters … O W E te lezen.

6.3.2. De bordestrap

Uit de funderingsbakken van de bordestrap (zie 5.4.2.) komen een honderdtal wijnfles-sen en enkele steengoedkruiken. Andere vondstencategorieën ontbreken volledig. Op zich is dit een opvallend gegeven.

Zonder verder in detail te gaan komen bij de glazen wijnflessen34verschillende

flesty-pen voor zoals:

- De bordeauxfles, een cilindrische fles met rond kort aflopende schouders en veelal een diepe ziel. Dit flestype ontwikkelde zicht omstreeks 1800 en wordt nu nog gebruikt voor het bottelen van wijn uit de Bordeauxstreek;

- De Moezelwijnfles, een speciale wijnfles voor wijn uit het Moezel- en Rijngebeid met lange, slanke en geleidelijk aflopende schouders;

- De champagnefles, dit is een robuuste langhalzige fles met geleidelijk aflopende schouders en wijde mond.

Bij de steengoedkruiken beperken we ons tot de bespreking van vier archeologisch vol-ledige steengoedkruiken. Deze cilindrisch handgevormde flessen hebben een bolle schouder, een korte hals, een klein lintoortje en zijn tussen de 27 en de 29 cm hoog. Deze flessen werden gebruikt voor de opslag en transport van mineraalwater en jene-ver. Veel flessen dragen dan ook op de schouder een herkomststempel:

- WYNAND FOCKINK - AMSTERDAM (jenever)

- SELTERS (rondmerk met in centrum leeuw), HERTZOGTHUM NASSAU; op de ach-terkant onder het oortje staat nog M. Num. 69. Het SELTERS-merk is te dateren tus-sen 1840-186535(mineraalwater)

Op andere kannen staat de inhoudsmaat gestempeld: 1 KAN (wat overeenkomt met 1 liter)

De datering van de steengoedkruiken wordt gestaafd door de vondst van een fragmen-taire pijpekop met als hielmerk 'het wapen van Leiden' (2 gekruiste sleutels) en als bij-merk het wapenschild van Gouda. Deze ovale kop is te dateren tussen 1860 en 1885 en werd gemaakt bij de firma Pieter Goedewaagen uit Gouda36.

34Deze wijnflessen maken deel uit van een studie die zal worden gepubliceerd in 'Opgetekend Verleden'

(Uitgave van de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie).

35Clevis 2007: p. 105 nr. 46 en http://www.mineralwasserkruege.homepage.t-online.de/

(45)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver)

Afb. 51: mineraalwaterfles SELTERS Afb. 52: detail mineraalwaterfles met

rondmerk SELTERS

Afb. 53: mineraalwaterfles met inhoudsmaat Afb. 54: detail mineraalwaterfles met inhoudsmaat (N - KAN)

(46)

7. Besluit

Het archeologisch onderzoek in en rond de ruïne heeft desondanks de beperkingen bij het onderzoek nieuwe gegevens opgeleverd voor wat betreft de oudere voorloper van het 17de-eeuwse abdissenkwartier. Tussen de funderingsmuren van dit kwartier werden

nieuwe vloerdelen gevonden die een aanvullend inzicht geven in het grondplan van een abdijgebouw uit de eerste abdijfase. Er kan nu met zekerheid gesteld worden dat de oriëntatie van het gebouw noord-zuid was en dit moet dateren uit het midden van de 15deeeuw.

Na de godsdienstoorlogen en onder het abbatiaat van Johanna Van Laethem werd in 1648 een tweede en nieuw klooster gebouwd, dat met de Franse Revolutie (op enke-le uitzonderingen na) volenke-ledig werd afgebroken. Zo werd de linkervenke-leugel van het abdis-senkwartier verbouwd tot buitengoed wanneer het in 1914 door een bom werd ver-woest.

De kijkvensters aan de westelijke en noordelijke zijde van de ruïne hebben geen bijko-mende informatie opgeleverd.

Aangezien de vloerdelen van het kloostergebouw uit de eerste abdijperiode deels onderzocht zijn, en er nog aanzienlijke delen onder de grond zitten, adviseert Archaeological Solutions om het gebied aan de zuidoostelijke zijde van de ruïne bij eventuele heraanleg van de ruime omgeving van abdissenkwartier verder archeolo-gisch te ontsluiten. Deze vloerdelen zitten redelijk ondiep en zijn zeer kwetsbaar.

8. Dankwoord

Graag wensen we vzw Roosendael te danken voor het vertrouwen dat het als opdrachtgever in projectbureau 'Archaeological Solutions' stelt. Speciale dank gaat hierbij uit naar dhr. Peter Borry en dhr. Paul Van Schoors, bestuurders van vzw Roosendael, die instonden voor een vlot verloop van de werkzaamheden op het ter-rein. Daarnaast wensen we ook de technische dienst van de gemeente Sint-Katelijne-Waver te danken voor het ter beschikking stellen van een graafmachine en -machinist. Ook mevr. Joke Bungeneers wensen we te danken, die in haar functie van consulent archeologie en monumentenzorg bij de dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen het restauratiedossier opvolgt en bereid werd gevonden om advies te verschaffen.

9. Literatuur

Borremans R. (1966): la céramique d'Andenne. Recherches de 1956-1965

Clevis H. (2007): Opgeruimd staat netjes. Keukengoed en tafelgerei van een bouwhuis

van de Kranenburg (1840-1865)

De Rynck P. (red) (2009): "Op de voortgang der abtdy van Roosendael". Acht eeuwen

gastvrijheid aan de Nete (Prov. Antwerpen, Erfgoedgids 9)

Tiri W. (1997): Abdij Roosendael 'na Mechelen de voornaamste plaats van de

omge-ving' (werkingsverslag opgravingscampagne 1997).

Tiri W. (2002): Glas uit de kelder, in Opgetekend Verleden 3 (jaarboek van de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie).

Tiri W. (2005): Enkele notities over het gebruik van de bloempot in de tuin en de

tuin-bouw, in Opgetekend Verleden 3 (jaarboek van de Mechelse Vereniging voor

(47)

Archeologisch onderzoek van het abdissenkwartier/kasteeltje op domein Roosendael (Sint-Katelijne-Waver) 47

(48)

Bijlage 1: Fotolijst

Info: de foto's zijn doorlopend genummerd maar gegroepeerd per onderzochte zone. Deze lijst is meteen ook te aanzien als (onderzochte) sporenlijst. Wegens de beperkt-heid van het onderzoek zijn de muren / vloeren niet afzonderlijk genummerd.

- Sleuf 2: kijkvenster aan de noordzijde van de ruïne (rechts van de bordestrap) - Sleuf 3: kijkvenster aan de westzijde van de ruïne (links van de waterput) - VK: voorraadkelder (onderzochte zone onder het bewaarde gewelfdeel) - SB: sanitair Blok

- OS: sleuf aan de oostzijde van de ruïne (machinaal uitgegraven) - MG: middengang (controle bij het verlagen van het grondniveau) - HK: hobbykelder (kelder in de NW-hoek van de ruïne)

- GWK: gewelf boven de wijnkelder (bij het vrijleggen van het gewelf van de wijnkelder)

- BT: bordestrap

- Sleuf 4: kijkvenster aan de ZW-hoek van de ruïne

(49)

F o to lij s t R o o s e n d a e l a b d is s e n k w a rt ie r F o to n u m m e r S le u f V la k S p o o r R ic h ti n g P ro fi e l C o u p e A a n ta l D a tu m O p m e rk in g e n 0 0 1 2 W X 1 4 -0 5 -0 8 w e s te lij k p ro fi e l s le u f 2 0 0 2 2 Z X 1 4 -0 5 -0 8 fu n d e ri n g s tr a p p e n a b d is s e n k w a rt ie r 0 0 3 2 O X 1 4 -0 5 -0 8 b a k s te n e n m a s s ie f b o v e n z w a rt e l a a g , z o n d e r v e rb a n d m e t k a s te e lt ra p o f fu n d e ri n g s m u u r 0 0 4 3 X in r e c h te rb o v e n h o e k i n s te e k w a te rp u t 0 0 5 3 X in s te e k w a te rp u t 0 0 6 3 Z X a a n le g tr e c h te r w a te rp u t 0 0 7 3 N X p ro fi e l m e t re c h ts a a n m u u r fu n d e ri n g s s le u f 0 0 8 V K X O 2 4 -0 7 -0 8 b a k s te e n c o n s tr u c ti e a lg e m e e n z ic h t 0 0 9 V K X N 2 4 -0 7 -0 8 b a k s te e n c o n s tr u c ti e a lg e m e e n z ic h t 0 1 0 V K x O 2 4 -0 7 -0 8 b a k s te e n c o n s tr u c ti e a lg e m e e n z ic h t 0 1 1 V K X 2 4 -0 7 -0 8 d e ta il Z W -b in n e n h o e k m e t o n d e ra a n m u u rb e p le is te ri n g 0 1 2 V K X 2 4 -0 7 -0 8 d e ta il N O -h o e k k e ld e r m e t d o o rb ro k e n b a k s te e n c o n s tr u c ti e 0 1 3 S B 0 6 -0 5 -0 8 z ic h t b ij b e g in a fg ra v e n p ro fi e lb a n k je 0 1 4 S B X N 2 0 7 -0 6 -0 8 a rd u in e n v lo e rt e g e l (v lo e r a b d is s e n k w a rt ie r) i n s it u 0 1 5 S B X Z 2 2 5 -0 7 -0 8 2 d e t e g e lv lo e r e e rs te a b d ijp e ri o d e 0 1 6 S B X N W 2 5 -0 7 -0 8 2 d e t e g e lv lo e r e e rs te a b d ijp e ri o d e 0 1 7 S B X W 2 5 -0 7 -0 8 2 d e t e g e lv lo e r e e rs te a b d ijp e ri o d e e n d e e ls u it g e g ra v e n k e ld e rt je ( lin k s ) 0 1 8 S B X W 2 5 -0 7 -0 8 1 s te t e g e lv lo e r e e rs te a b d ijp e ri o d e 0 1 9 S B X Z 2 5 -0 7 -0 8 1 s te t e g e lv lo e r e e rs te a b d ijp e ri o d e 0 2 0 S B X X 2 8 -0 7 -0 8 p ro fi e l in N W -h o e k 0 2 1 S B X N 2 8 -0 7 -0 8 s it u e ri n g v ie rk a n te c o n s tr u c ti e o n d e r 1 s te t e g e lv lo e r 0 2 2 S B X N 4 2 8 -0 7 -0 8 o p b o u w v ie rk a n te c o n s tr u c ti e o n d e r 1 s te t e g e lv lo e r T o p o n ie m : R o o s e n d a e l P ro je c tc o d e : S K W -0 8 -R O O J a a r: 2 0 0 8 C o n tr o le : P ro je c tn a a m : R o o s e n d a e l - a b d is s e n k w a rt ie r P ro je c tn u m m e r: A S 0 8 1 8 P la a ts : S in t-K a te li jn e -W a v e r G e m e e n te : S in t-K a te li jn e -W a v e r C o p yr ig h t: A rc h a e o lo g ic a l S o lu ti o n s b v b a ( n ie ts u it d e z e p u b lic a ti e m a g w o rd e n v e rs p re id z o n d e r v o o ra fg a a n d e lij k e t o e s te m m in g v a n d e a u te u r)

(50)

F o to lij s t R o o s e n d a e l a b d is s e n 0 2 3 S B X W 2 8 -0 7 -0 8 s it u e ri n g v ie rk a n te c o n s tr u c ti e o n d e r 1 s te t e g to v m u u r m id d e n g a n g 0 2 4 O S X Z 1 2 -0 8 -0 8 ru im g a t in 'b e e rp u t' 0 2 5 O S W 2 1 2 -0 8 -0 8 a rd u in e n b a k i n W -m u u r 'b e e rp u t' 0 2 6 O S Z 1 2 -0 8 -0 8 d e ta il to n g e w e lf e n m a n g a t 'b e e rp u t' 0 2 7 O S Z 1 2 -0 8 -0 8 in te ri e u r 'b e e rp u t' 0 2 8 O S Z W 1 2 -0 8 -0 8 d e ta il to n g e w e lf 'b e e rp u t' 0 2 9 O S Z 2 1 2 -0 8 -0 8 to n g e w e lf b ij a fb ra a k 'b e e rp u t' 0 3 0 O S Z W 1 2 -0 8 -0 8 to n g e w e lf b ij a fb ra a k 'b e e rp u t' 0 3 1 O S W 2 1 2 -0 8 -0 8 fo to b ij a fb ra a k 'b e e rp u t' 0 3 2 O S W 2 1 2 -0 8 -0 8 fo to n a a fb ra a k 'b e e rp u t' 0 3 3 O S W 2 12-08-08

2 arduinen overloopbakken in funderingsmuur

0 3 4 O S W 12-08-08

rechtse arduinen overloopbak

0 3 5 O S W 12-08-08

buizen afwatering dag boven overloopbak

0 3 6 O S W 07-10-08

buizen afwatering dag boven overloopbak - detail

0 3 7 O S W 07-10-08

linker arduinen overloopbak

0 3 8 O S W 07-10-08

buizen afwatering boven 'overloopbak' na uitbraak

rechter bak 0 3 9 OS W 12-08-08 baksteenvloer 'beerput' 0 4 0 OS W 07-10-08

zicht op O-funderingsmuur abdissenkwartier en

verdwenen keldertje 0 4 1 OS X W 3 07-10-08

deel uitgebroken funderingsmuur en keldertje

0 4 2 OS X W 07-10-08 situering keldertje 0 4 3 MG O 01-08-08

middengang tijdens de werken

0 4 4 SB Z X 2 28-07-08

zijkant kelder in sanitair blok, met rechts op foto duidelijk funderingsinsteek muur abdissenkwartier

0 4 5 SB N X 28-07-08

insteek funderingsmuur abdissenkwartier

0 4 6 SB N X 28-07-08

insteek funderingsmuur abdissenkwartier

C o p yr ig h t: A rc h a e o lo g ic a l S o lu ti o n s b v b a ( n ie ts u it d e z e p u b lic a ti e m a g w o rd e n v e rs p re id z o n d e r v o o ra fg a a n d e lij k e t o e s te m m in g v a n d e a u te u r)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Al in 2010 heeft RAVON een zestal van de door RAVON vrijwilligers gemelde locaties onderzocht, waar jaarlijks meerdere tientallen (soms meer dan 100) amfibieën in straatkolken

Het in de vragen gemelde resultaat van het lopende onderzoek geeft ons wel aanleiding om door middel van een korte inventarisatie van de bovenvermelde gegevens nader te onderzoeken

The Institute for Road Safety Research SWOV was founded in 1962, Its object is, on the basis of scientl1ic research, to supply the authorities with data for measures aiming

De aanwez1ghe1d van o a een dubbele duiven­ toren en een herenkamer m combinatie met een u1tzonderlIjke dakconstructie duid op de redelijk hoge welstand van de

Enkele van deze criteria zijn: (a) er is sprake van een preventieve opvoedingssituatie, (b) het gezin stelt zelf een vraag tot opvoedingsondersteuning, (c) het gezin beschikt over

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

De jaarrekening van een vereniging doorgelicht.book Page i Tuesday, October 9, 2012 4:01 PM... DE JAARREKENING VAN EEN

Het onderwijs dat binnen onze school wordt aangeboden, past in het kader van richtlijnen, vastgelegd en goedgekeurd door de gemeenteraad in een door haar erkend pedagogisch