• No results found

Forward Storage Sites, het logistieke antwoord van de NAVO tegen de dreiging vanuit het Oosten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Forward Storage Sites, het logistieke antwoord van de NAVO tegen de dreiging vanuit het Oosten"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Forward Storage Sites, het logistieke

antwoord van de NAVO tegen de dreiging

vanuit het Oosten

De continuïteit van de militaire logistiek ten tijde van de

Koude Oorlog en nu

Marco Middelwijk Scriptiebegeleider: dr. Ruud van Dijk PhD

(2)

Marco.middelwijk@student.uva.nl Tweede lezer: prof. dr. Wim Klinkert

Inhoudsopgave

Inleiding 4

1. NAVO Strategie 9

 Het NAVO Bondgenootschap 9

 De dreiging vanuit het oosten 14

 De NAVO defensie strategie in Centraal-Europa 17

2. Militaire Logistiek 22

 Historische ontwikkeling van de militaire logistiek 22

 NAVO militaire logistiek 26

 Militaire logistiek toegepast door Nederland 31

3. Forward Storage Sites 37

 Ontstaan en gebruik Forward Storage Sites 37

 De Amerikaanse oplossing: POMS sites 42

 Maatschappelijk draagvlak 45

4. Epiloog 49

 Een nieuwe dreiging en een oude oplossing 49

 Laatste opmerkingen 53

Primaire Bronnen 56

Secundaire Bronnen 57

Bijlagen 60

 Bijlage 1 lijst met afkortingen 61

(3)

 Bijlage 3 interview met de heer Piet Ijntema 68

 Bijlage 4 interview met de heer Henny Bouman 72

Dankbetuiging

Deze scriptie is tot stand gekomen met de hulp, netwerk en begeleiding van het Bureau Geschiedschrijving Regiment Bevoorradings- en Transporttroepen. Dankzij het geduld, redactiewerk

en begeleiding van luitenant-kolonel buiten dienst Willy Engelmann en luitenant-kolonel buiten dienst Jan Slingerland is deze scriptie gerealiseerd.

Verder wil ik mijn scriptiebegeleider van de Universiteit van Amsterdam dr. Ruud van Dijk PhD bedanken om al tijdens het schrijfproces feedback te geven en te corrigeren waar nodig.

Tevens wil ik de geïnterviewden, kolonel buiten dienst C.D.A. Blankestijn, luitenant-kolonel buiten dienst P. IJntema en brigadegeneraal H. Bouman, die tijdens de totstandkoming van deze scriptie de

tijd namen om mijn vragen te beantwoorden en te voorzien van relevante literatuur bedanken.

Tot slot wil ik Jan van der Wel bedanken voor zijn bijdrage. Jan heeft nog redactiewerk verricht nadat de eerste versie was aangepast voor de definitieve versie.

(4)

Inleiding

Naar aanleiding van het uitbreken van de Oorlog in Oost-Oekraïne (2014-) werd in begin september 2014 een ontmoeting georganiseerd door de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in Wales. Dit was één van de belangrijkste ontmoeting van het bondgenootschap sinds de val van de muur in 1989. De crisis in Oekraïne toonde volgens de Oost-Europese NAVO leden aan hoe kwetsbaar ze stonden tegenover de destabilisatiepolitiek van de Russische Federatie. Om deze Russische dreiging tegen te gaan en om een gemeenschappelijk signaal af te geven werd besloten om het Readiness Action Plan (RAP) te implementeren. Dit plan hield in dat de NAVO scenario's en plannen ging maken om een snelle inzet van troepen aan de toenemend instabiele buitengrenzen te bevorderen. De uitwerking van het RAP vond pas plaats tijdens de NAVO top in Warschau in juni 2016. Hier werd concreet afgesproken om de Baltische staten en Polen te versterken met verschillende bataljons, uit verschillende NAVO lidstaten. Deze Enhanced Forward Presence (EFP) moest ervoor zorgen dat het afschrikeffect door Rusland serieus werd genomen. Mocht Rusland zich niet laten afschrikken door de EFP en toch een van de NAVO lidstaten binnenvallen, dan zorgde de EFP ervoor dat er al een bepaalde mate van logistieke infrastructuur aanwezig was.1

De NAVO gebruikte al tijdens de Koude Oorlog (1945-1991) de strategie van het voorwaarts verdedigen, zoals de EFP. In de jaren vijftig werd er in het pas ontstane bondgenootschap heftig gediscussieerd over hoe een mogelijke communistische inval vanuit Oost-Duitsland kon worden tegengehouden. Uiteindelijk werd er vanaf de jaren zestig besloten om een zogeheten Forward Strategy toe te passen. Dit betekende dat de verdedigingslinie bij een mogelijke communistische inval voor zover mogelijk in het oosten van West-Duitsland werd gelegd. Dit zou de NAVO tijd geven om zo snel mogelijk nieuwe troepen aan te voeren om een sterkere defensie op te bouwen.2 Ondanks deze, in principe heldere, strategie waren er wel twijfels binnen het bondgenootschap. De gemeenschappelijke vijand betekende nog niet dat de NAVO bondgenoten goed konden samenwerken. Er was onderling wantrouwen over bijvoorbeeld het leiderschap van de NAVO en de rol van West-Duitsland in de verdediging. Ook waren er vragen over de uniformering en standaardisering van de NAVO legers in relatie tot het stimuleren van de eigen wapenindustrie. Maar vooral moesten er praktische zaken geregeld worden hoe de door de NAVO ontplooide legers

1 M. Zapfe, ‘Deterrence from the ground up: understanding NATO's enhanced Forward Presence', Survival 59 (2017) 147-155.

(5)

moesten worden bevoorraad. Dit was een moeilijk punt dat raakte aan het spanningsveld tussen de nationale soeverieniteit en de belangen van het bondgenootschap.3

Het belang van logistiek, en in deze context, militaire logistiek is alom bekend. ‘Een leger marcheert op zijn maag’4 is een gezegde waarvan het niet zeker is of deze afkomstig is van Frederick de Grote of Napoleon. Het belang van militaire logistiek nam alleen maar toe naarmate de legers groter en gecompliceerder werden gedurende de 19e en 20e eeuw. In de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) werd het succes van een campagne bepaald door de mate waarin legers konden worden voorzien van voedsel, kleding, munitie en vooral brandstof. Een van de bepalende factoren waarom de As-mogendheden (Nazi-Duitsland, Italië en Japan) de Tweede Wereldoorlog hadden verloren was omdat het belang van logistiek door hen niet dezelfde prioriteit kreeg als bij de Geallieerden (Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk).5 Na de Tweede Wereldoorlog vond de wederopbouw van Europa plaats en werden legers gedemobiliseerd. Ook de tijdens de oorlog aangelegde militaire infrastructuur werd afgebroken of omgebouwd voor civiel gebruik. Met het ontstaan van de Koude Oorlog werd er door de NAVO bondgenoten weer nagedacht hoe zij deze civiele infrastructuur zouden kunnen gebruiken voor militaire doeleinden bij een inval van het Warschaupact.

De militaire logistiek voor de gehele NAVO troepenmacht in West-Europa was een discussieonderwerp. Er was geen sprake van een oorlogssituatie en daarom hadden de civiele autoriteiten het voor het zeggen over de infrastructuur. Daarnaast moest er worden gekeken hoe militairen van de ene NAVO bondgenoot zich konden verplaatsen in het gebied van de andere NAVO bondgenoot. Allerlei praktische problemen die dit met zich mee bracht moesten zo worden vastgelegd dat ze niet alleen tijdens vredestijd maar ook in de hectiek van oorlogstijd helder waren. Met de voorwaartse verdediging moesten ook voorraden voorwaarts opgeslagen worden en daarom werd het concept van Forward Storage Sites (FStSn) in het leven geroepen.6 Alhoewel het concept in de jaren zestig werd bedacht duurde het tot in de jaren tachtig voor de eerste opslagruimtes werden afgeleverd. Er was veel gesteggel op politiek en top-militair niveau tussen de NAVO bondgenoten over de financiering en de uitrusting van deze FStSn. De lange implementatie en de hele discussie op verschillende niveaus zoals politiek, militair en civiel over de uitvoering van de FStSn is wat in deze scriptie onderzocht zal worden. De vraag die centraal staat is: wat is de betekenis van de Nederlandse Forward Storage Sites tijdens de late Koude Oorlog (1968-1991) in de NAVO militair logistieke strategie sindsdien?

3 H. Roozenbeek, e.d., In dienst van de troep: bevoorrading en transport bij de Koninklijke Landmacht (2008) 115.

4 H. Roozenbeek, e.d., In dienst van de troep, 1.

5 J.A. Lynn, e.d., Feeding Mars : logistics in western warfare from the Middle Ages to the present (1993) 265. 6 H. Roozenbeek, e.d., In dienst van de troep, 218-222.

(6)

Militaire logistiek is een onderbelicht onderdeel in de historiografie, wat ik in de volgende alinea’s zal laten zien. Daarom is het belangrijk de historiografie uit te breiden naar de militaire logistiek voor en na de Koude Oorlog. Ondanks dat er tijdens de Koude Oorlog maar enkele FStSn zijn gerealiseerd, zijn deze wel degelijk van belang geweest. Zoals hiervoor aangegeven gaat de NAVO vandaag de dag ook weer een variant van de Forward Storage Sites opzetten in Polen, Estland, Litouwen en Letland in het kader van Enhanced Forward Presence. De FStSn is een concreet voorbeeld en aspect van de uitwerking en strategie van de NAVO. Hierdoor is het mogelijk om op verschillende niveaus deze strategie te analyseren: politiek-strategisch, operationeel en tactisch. Om het onderzoek enigszins te beperken en het behapbaar te houden wordt er vooral gekeken naar de aan de implementatie van FStSn, de Nederlandse bijdrage hieraan en de continuïteit van het concept van FStSn in de militaire logistiek. Verder, zoals dit onderzoek zal laten zien, betekende Nederland (en zijn infrastructuur) veel voor de aanvoerlijnen naar het front voor de NAVO.

Om dit alles tot een overzichtelijk en leesbaar stuk te maken is deze scriptie opgedeeld in paragrafen. Allereerst wordt er een heel hoofdstuk besteed aan het NAVO-bondgenootschap, de Warschaupact dreiging en de militaire verdedigingsstrategie. Het NAVO-bondgenootschap was een nieuw fenomeen na de Tweede Wereldoorlog en er moesten nog flink wat pijnpunten worden weggenomen over strategie, bewapening en verdediging. Dit hoofdstuk is dus vooral politiek-strategisch. Daarna wordt er in het tweede hoofdstuk een analyse gemaakt over militaire logistiek door een overzicht te geven over de militaire logistiek tot de Koude Oorlog, ontwikkelingen tijdens de Koude Oorlog en de verschillende toepassingen van logistiek door de NAVO-bondgenoten, en dan vooral die van de Nederlandse krijgsmacht. Dit is dan op operationeel niveau. In het laatste hoofdstuk wordt op tactisch niveau gekeken naar de rol van Forward Storage Sites. Vooral wordt er aandacht besteed aan de realisatie van de FStSn in vergelijking met de Amerikaanse equivalenten die gelijktijdig gerealiseerd werden in West-Europa. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt het maatschappelijk draagvlak onderzocht voor zowel de FStSn als de Amerikaanse equivalenten aangezien dit een belangrijke factor is voor de realisatie van deze projecten. Tevens wordt er in de epiloog een koppeling gemaakt met de aanleg van de huidige FStSn in de Baltische Staten en Polen. Tot slot wordt in de laatste paragraaf van het epiloog alles nogmaals samengevat en de hoofdvraag beantwoord met slotopmerkingen.

Voor de eerste twee hoofdstukken zal ik vooral gebruik maken van secundaire bronnen. Vooral over het politiek-strategische aspect is al veel geschreven ten tijde van de Koude Oorlog. In zijn werk Reviewing the Cold War: Approaches, Interpretations, Theory uit 2000 riep historicus Odd Arne Westad op tot nieuwe analyses in de historiografie over de Koude Oorlog. Tot dan toe was de nadruk in de geschiedschrijving over de Koude Oorlog vooral in de context van de bipolaire machtsstrijd tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De Koude Oorlog werd vooral uitgevochten in

(7)

verschillende proxy-oorlogen in de Derde Wereld. Westad's oproep werd opgepikt door verschillende historici die behalve deze globale aanpak van de Koude Oorlog ook meer onderzoek deden naar de bondgenoten van de twee supermachten. Dit zou mogelijk zijn nu er steeds meer nieuwe archieven opengingen in het voormalige Oostblok en de NAVO. Deze nieuwe manier van de analyse over de Koude Oorlog wordt wel New Cold War History genoemd7, waarover ik enkele historici heb geraadpleegd die in deze historiografie passen. Dankbaar heb ik gebruik gemaakt van enkele bundels die essays bevatten over de kleinere bondgenoten van zowel de NAVO als het Warschaupact. Ook dit onderzoek past in dit soort analyse aangezien Nederland wordt onderzocht en hoe militaire logistiek wordt toegepast.

In het tweede hoofdstuk wordt op operationeel niveau onderzoek gedaan naar de militaire logistiek. In de historiografie is zoals eerder gezegd militaire logistiek onderbelicht. Supplying War (1977) van Martin van Creveld zorgde voor vele reacties van historici. In dit boek zet Van Creveld de logistiek als een apart fenomeen centraal. Zijn doel is vooral om enkele ‘mythes’ over militaire logistiek te ontkrachten en roept andere militaire historici op om militair logistieke aspecten van oorlogen als een zelfstandig wetenschappelijk onderzoeksthema te maken. Ondanks vele lovende recensies maakte Van Crevelds publicatie ook commentaar los.8 In Feeding Mars (1993) onder redactie van John A. Lynn besteedt Lynn een heel hoofdstuk aan kritiek op Supplying War. Belangrijkste kritiek punten zijn selectief bronnengebruik en het weglaten van belangrijke aspecten van oorlog zoals het zee theater. Desondanks roemt Lynn Van Creveld’s poging om militaire logistiek op de kaart van de historiografie te zetten. Andere werken over militaire logistiek die in de jaren negentig verschenen zijn onder andere Julian Thompson (1991) en Thomas M. Kane (2001). Deze werken staan echter niet in direct debat met Van Creveld of Lynn maar beschrijven de militaire logistiek gedurende de Vietnam Oorlog, Yom Kippoeroorlog en de Tweede Golfoorlog.9

Over de Nederlandse krijgsmacht is er veel geschreven en in het verlengde daarvan ook militaire logistiek. Voor de realisatie van het FStSn project zal ik veel gebruik maken van enkele publicaties. Herman Roozenbeek heeft enkele publicaties over de logistiek in de krijgsmacht geschreven over de beginperiode van de Koude Oorlog (1948-1968) en de rol van logistiek in het algemeen in de Nederlandse krijgsmacht. Luitenant-kolonel buiten dienst J.F.M. Leuring heeft in het werk Van marketentster tot logistiek netwerk een hoofdstuk geschreven over Nederlandse militaire logistiek tijdens de Koude Oorlog. Echter worden de FStSn in deze werken niet meer uitgewerkt dan in enkele bladzijden als een algemene beschrijving. Daarom zal ik een comparatieve analyse maken met de Amerikaanse equivalent van de FStSn, de POMS sites (Prepositioned Organizational Material

7 S. Autio-Sarasmo, 'A New Historiography of the Cold War?', European History Quarterly 41 (2011) 657-662. 8 M. Van Creveld, Supplying War: logistics from Wallenstein to Patton (1977) 4-6.

9 M. Erbel, en C. Kinsey, 'Think again – supplying war: reappraising military logistics and its centrality to strategy and war' Journal of Strategic Studies 42 (2015) 15-17.

(8)

Sets) om weer te geven tot in hoeverre dit verschillende oplossingen waren en hoe het proces van realisatie verliep. Over de POMS sites is ook het één en ander geschreven zoals Building for peace door Grathwol & Moorhus, die ook maar enkele bladzijden besteden aan de realisatie en gebruik van de POMS sites.

In hetzelfde hoofdstuk zal ik het maatschappelijk draagvlak analyseren voor de FStSn als wel voor de POMS sites aangezien dit een doorslaggevende rol zal gaan spelen. Hiervoor heb ik onderzoek gedaan naar verschillende kranten en relevante literatuur, zoals het boek GI's in

Germany: the social, economic, cultural and political history of the American military

presence onder redactie van Thomas Maulucci. Door mij zowel te richten op het politiek

strategisch, operationeel en tactisch niveau aan de hand van FStSn is het mogelijk hier een diepere analyse van te maken. Dit komt omdat sommige lokale en maatschappelijke, ofwel tactische gebeurtenissen invloed hebben op het politiek-strategisch proces, of natuurlijk andersom. Hiermee draagt dit onderzoek bij aan de historiografie over continuïteit en ontwikkeling van militaire logistiek van, zowel Nederlands als de NAVO, tijdens en na de Koude Oorlog.

Voor mijn onderzoek heb ik gebruik gemaakt van enkele primaire bronnen, zoals geïnterviewde personen, krantenartikelen en een aantal beleidsstukken. De beleidsstukken zijn enkele kamerstukken gerelateerd aan de Nederlandse inzet in de verdediging van West-Duitsland, verslagen van landmacht vergaderingen en de besprekingen van de implementatie van de FStSn. Helaas is relevante informatie niet bewaard gebleven over het gebruik en de realisatie van de FStSn. De geraadpleegde krantenartikelen komen uit Nederlandse kranten gerelateerd aan FStSn en POMS sites. Ik heb ook veel Duitse kranten geraadpleegd maar niets gevonden over de FStSn. Daarom zijn de drie personen die ik geïnterviewd heb, waarvan de transcript te lezen is in de bijlagen, belangrijk. In de periode van 1981 tot 1988 was kolonel buiten dienst Kees Blankestijn zowel bij de koninklijke landmacht, als bij de defensiestaf en bij NORTHAG (Northern Army Group) betrokken geweest bij de FStSn- en POMS problematiek. Luitenant-kolonel buiten dienst Piet IJntema was in de jaren tachtig ook betrokken bij FStSn en werkt vandaag de dag als beleidsmedewerker bij het Kenniscentrum Logistiek, Opleidings- en Trainingscentrum Logistiek. De Nederlandse brigadegeneraal Henny Bouman is Assisten Chief of Staf J4 Logistics bij JFC Brunssum NATO. In deze functie is hij bij de NAVO betrokken in overleg over logistieke projecten. De mogelijkheid om Bouman en IJntema te interviewen hielp om de continuïteit in de militaire logistiek bij de NAVO aan te tonen.

(9)

Hoofdstuk 1 De NAVO strategie

Met de oprichting van de NAVO in 1949 probeerden de West-Europeanen zich te beschermen tegen een mogelijke communistische inval geleid door Rusland. Verzekerd van Amerikaanse steun, kon er gewerkt worden aan een verdediging en opbouw van de eigen strijdkrachten. Dit hoofdstuk zal laten zien hoe de NAVO zich ontwikkelde, als bondgenootschap, gedurende de Koude Oorlog. Deze ontwikkeling begon van een fragiele en instabiele politieke alliantie, waarin bondgenoten alleen een gemeenschappelijke dreiging deelden, te ontwikkelen naar een alliantie die tot op de dag van vandaag bestaat. Vervolgens wordt de tegenhanger van de NAVO tijdens de Koude Oorlog, het Warschaupact, uitgebreid besproken en welke dreiging zij vormde voor de NAVO. Vragen zoals waarom het Warschaupact werd opgericht en wat de militaire slagkracht was van dit bondgenootschap worden beantwoord. Als laatste wordt de defensie van NAVO op de mogelijke dreiging van het Warschaupact in Centraal-Europa geanalyseerd. Vooral op de verschillende defensiestrategieën en verdedigingslinies. Dit hoofdstuk baseert zich vooral op secundaire bronnen aangezien over het politiek-strategische aspect van de NAVO gedurende de Koude Oorlog veel is gepubliceerd. Voor een deel betreft dit ook recente literatuur die deel uitmaken van New Cold War history of geschreven zijn met verscheidene documenten die sinds kort toegankelijk zijn bij zowel de NAVO leden als in voormalige Warschaupactlanden.

Het NAVO Bondgenootschap

Sinds de oprichting van de NAVO is het bondgenootschap flink uitgebreid. Vandaag de dag zijn er 29 leden, bij de oprichting waren dat er 12. Deze oprichtende NAVO-leden waren België, Canada, Denemarken, Frankrijk, IJsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Tijdens de Koude Oorlog kwamen daar Griekenland (1952), Turkije (1952), West-Duitsland (1955) en Spanje (1982) nog bij. Met het tekenen van het Noord-Atlantisch Verdrag in Washington 1949 werd de organisatie gerealiseerd door de oprichtende landen. Het unieke van dit verdrag is artikel vijf waarin gesteld wordt dat een aanval door een andere mogendheid op een van de leden een aanval is op het gehele bondgenootschap. Hiermee zagen de kleinere landen van het verbond zich verzekerd van de bescherming van met name de Verenigde Staten.10 Voor de VS was het vooral van belang om zoveel mogelijk landen veilig te stellen tegen het

(10)

uitbreidende communisme, de Truman Doctrine, en de Amerikaanse economische en militaire invloed uit te breiden. West-Europese landen hadden nog te maken met de wederopbouw van de verwoesting die tijdens de Tweede Wereldoorlog was veroorzaakt. Daarnaast waren ook de strijdkrachten in deplorabele staat en moest opnieuw worden opgebouwd. Ondanks Amerikaanse economische steun duurde het nog jaren voordat de West-Europese legers op acceptabele staat waren gebracht.11

Kaart van Europa en de twee militaire bondgenootschappen ten tijde van de Koude oorlog.

Het doel van de NAVO was namelijk volgens de eerste NAVO secretaris-generaal Lord Ismay: "to keep the Russians out, the Americans in, and the Germans down".12 Dat de Amerikanen binnen waren, was gelukt met de totstandkoming van de NAVO. Duitsland was verdeeld in vier

11 Simon, Geopolitical change, 41-45.

(11)

bezettingszones (een Amerikaanse, Britse, Franse en een Russische) en van een nieuwe Duitse bedreiging van geen sprake. Het doel was dus voornamelijk om de Sovjet-Unie buiten de deur te houden. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog verslechterde de relatie tussen de Sovjet-Unie en het Westen. Het wantrouwen bestond al tijdens de strijd tegen het Nazisme en na de oorlog stonden de gigantische legers tegenover elkaar aan de rivier de Elbe.13 In 1948 ontstond de eerste crisis tussen Oost en West toen de Sovjet-Unie West-Berlijn afsloot van zijn toevoerwegen. Met een luchtbrug wisten de Amerikanen, Britten en de Fransen West-Berlijn bevoorraad te houden en het duurde nog een jaar voordat de Sovjets de blokkade ophieven. Ook de communistische staatsgreep in Tsjechoslowakije, gesteund door de Sovjet-Unie, zorgde voor angst bij het Westen voor een communistische overname in andere landen. Italië, Frankrijk en Griekenland kenden grote communistische partijen die een bedreiging vormden van de democratieën. Het Westen had dus een duidelijk antwoord nodig tegen de communistische, Russische, dreiging.14

Ondanks de duidelijke dreiging vanuit het oosten, betekende dat nog niet dat de leden van de NAVO het over alles eens waren en hetzelfde dachten over de dimensies van de samenwerking. Er moest worden nagedacht over de synchronisatie van wapensystemen, logistiek en een coherente verdedigingsstrategie. De noodzaak van een goede verdediging werd alleen maar duidelijker met de Noord-Koreaanse invasie van Zuid-Korea in 1950. Noord-Korea kon alleen maar Zuid-Korea zijn binnengevallen met steun van de Sovjet-Unie en het recentelijk communistisch geworden China van Mao. Net zoals Korea was ook Duitsland opgedeeld en was er een reële kans, volgens NAVO generaals, dat Oost-Duitsland onder leiding van de Sovjet-Unie West-Duitsland binnen zou vallen.15 Vooral vanwege de deplorabele staat van de organisatie en strategie van de NAVO om West-Duitsland te verdedigen begin jaren vijftig. Veel West-Europese NAVO bondgenoten waren nog volop bezig met de wederopbouw van hun krijgsmacht, ofwel betrokken bij bloedige dekolonisatieoorlogen. De VN legermacht, met vooral Amerikaanse eenheden, waren nog aan het strijden in Korea tegen de Noord-Koreanen en Chinezen. Dat betekende dat er niet veel troepen inzetbaar waren voor de verdediging tegen een grote conventionele communistische legermacht gelegen in Oost-Duitsland.16

Daarom was het van belang, volgens de Amerikanen en de Britten, dat als de West-Europese landen niet genoeg inzetbare divisies konden afstaan voor de verdediging, de West-Duitsers zelf moesten worden bewapend. De Korea oorlog liet namelijk ook zien dat de Chinezen niet konden worden afgeschrikt met de dreiging van het inzetten van een atoomwapen door de Amerikanen.17 Het

13 D.C. Hellema, Frontlijn van de Koude Oorlog; de Duitse herbewapening en het Atlantisch Bondgenootschap (1984) 29-30.

14 M. Smith, NATO enlargement during the Cold War: Strategy and system in the Western alliance (2000) 52.

15 J. Huston, One for all: NATO strategy and logistics through the formative period 1949-1969 (1984) 31-33. 16 Ibidem, 35.

(12)

monopolie op nucleaire wapens was al doorbroken door de geslaagde atoomwapenproef in de Sovjet-Unie, alhoewel de Amerikanen meer ontwikkelde en grotere hoeveelheid aan atoomwapens hadden. Tot 1951 had West-Europa vooral gerekend op de nucleaire Amerikaanse superioriteit om de grote conventionele communistische invalsmacht te stoppen. Maar Korea had dus al aangetoond dat de inzet van nucleaire wapens moeilijk te verantwoorden is en zelfs als afschrikwapen een beperkte uitwerking had. Voor de verdediging van West-Europa moest er toch worden teruggegrepen naar conventionele middelen. Vanwege de troepeninzet in Korea, wederopbouw en dekolonisatieoorlogen was de oplossing om de Bundeswehr (West-Duitse leger) opnieuw op te bouwen. In eerste instantie was vooral Frankrijk hier fel op tegen en dreigde zelfs op te stappen uit het NAVO bondgenootschap. Frankrijks eigen plan, om Duitse eenheden alleen onder gezamenlijk West-Europees bevel te plaatsen, sneuvelde vanwege gebrek aan steun. In 1955 werd West-Duitsland toegelaten tot de NAVO en werd het bondgenootschap versterkt met nieuwe West-Duitse eenheden.18

Tot 1968 werd de NAVO met verschillende soorten crises geconfronteerd. In 1956 brak de Hongaarse opstand uit en de rebellerende Hongaren vroegen het Westen om bijstand. Hier werd niet op in gegaan door de politieke leiders van het Westen omdat Hongarije volgens de Jalta conferentie binnen de Russische invloedssfeer lag. Het harde ingrijpen van de Sovjet-Unie bracht internationale druk op het Westen en daarmee ook op de NAVO. Voor de NAVO leek het erop dat ondanks de tijdelijke Hongaarse rebellie binnen de Sovjet invloedssfeer, het Warschaupact eensgezind en agressief de eenheid bewaakte. Hetzelfde gebeurde twaalf jaar later toen het Warschaupact de Praagse Lente (1968) neersloeg.19 Ondertussen liepen de spanningen binnen de NAVO op, doordat Frankrijk zich binnen het bondgenootschap buitengesloten voelde door de Amerikaanse dominantie en de bilaterale verstandhouding tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Frankrijk, onder president De Gaulle, eiste een gelijkwaardige behandeling met de VS en VK. Frankrijk begon zich steeds meer terug te trekken uit NAVO samenwerkingsverbanden tot een daadwerkelijke actieve uittreding in 1966. Ondanks dat Frankrijk wel politiek lid bleef van de NAVO, werd al het NAVO personeel wel verwijderd uit Frankrijk en voer Frankrijk, politiek, zijn eigen koers.20

Op 1 juli 1968 werd het Non-Proliferatieverdrag21 getekend door 189 landen, waaronder de nucleaire mogendheden: de VS, Sovjet-Unie, Frankrijk, China en het VK. Dit verdrag zorgde voor enige ontspanning in de gespannen relatie tussen Oost en West, ook wel het begin van Détente genoemd. Deze ontspanning duurde tot ongeveer 1979, toen de spanningen tussen Oost en West weer toenamen naar aanleiding van de Sovjet inval van Afghanistan. Tijdens de Détente werd de bewapening van de legers binnen de NAVO op een lager pitje gezet en het aantal grote internationale

18 Hellema, Frontlijn van de Koude Oorlog, 78-79. 19 Smith, NATO enlargement during the Cold War, 59-63. 20 Ibidem, 86-91.

(13)

oefeningen verminderd. Na Détente werd het tegenovergestelde in gang gezet en werd het belang van de defensie tegen het Warschaupact weer een speerpunt. Zo werd de toetreding van Spanje tot de NAVO (1982) belangrijk geacht voor de verdediging van West-Europa vanwege zijn strategische ligging en industrieel vermogen.22 Veel West-Europese wapenindustrieën gingen samen wapens ontwikkelen zoals de Eurofighter Typhoon, Eurocopter Tiger en Leopard 2 tank. Ook werd de Amerikaanse aanwezigheid in Europa vergroot door meer te investeren in POMCUS (Prepositioning Of Materiel Configured in Unit Sets) en POMS (Prepositioned Organizational Material Sets), vooruitgeschoven militaire opslagplaatsen. Grote jaarlijkse NAVO oefeningen, zoals REFORGER (Return of Forces to Germany) werden opgevoerd in schaal. De NAVO bleef zich bewapenen en voorbereiden tot het einde van de Koude Oorlog in 1991.23

Tussen 1949 en 1991 heeft de NAVO zich ontwikkeld tot de machtigste militaire alliantie ter wereld. Om de conventionele sterkte van deze militaire alliantie uit te drukken is lastig, maar er zijn wel enkele factoren te benoemen die de mogelijke militaire slagkracht van de NAVO in deze periode uitdrukken. Tanks, vooral de klasse Main Battle Tanks (MBT), is een belangrijke factor om de conventionele militaire slagkracht te meten. Begin jaren vijftig had de NAVO ongeveer 12 000 tanks tot zijn beschikking van verschillende soorten kwaliteit en types. Dit aantal was uitgegroeid tot ruim 31 000 tanks eind jaren tachtig van het type MBT waarvan de meerderheid moderne tanks waren.24 Verder waren anti-tank wapens zoals helikopters en raketwerpers toegenomen in aantal en belang bij de verdediging in Centraal-Europa. In de jaren tachtig kon de NAVO binnen 100 dagen ruim vijf miljoen militairen onder de wapenen brengen. De Verenigde Staten was veruit de belangrijkste leverancier van conventionele troepen en materieel en de verdediging was zo ingericht dat Amerikaanse militairen zo snel mogelijk konden worden ingezet in Centraal-Europa.25

De Verenigde Staten was de eerste mogendheid die het nucleaire wapen in bezit had en heeft ingezet. Dit monopolie op nucleaire wapens werd doorbroken door de Sovjet-Unie die in 1949 een eigen nucleaire bom succesvol liet testen. Toch had de Verenigde Staten een grote voorsprong opgebouwd op de Sovjet-Unie in zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de nucleaire wapens. Ook in de militaire strategie van de NAVO waren nucleaire wapens van groot belang. Vooral om de numerieke en absolute conventionele militaire sterkte van het Warschaupact te compenseren.26 In 1952 werd ook het Verenigd Koninkrijk een nucleaire macht en in 1960 Frankrijk. Verder werden landen zoals Nederland, België, West-Duitsland, Italië en Turkije nucleaire wapens in bruikleen

22 Smith, NATO enlargement during the Cold War, 103-105. 23 J. Huston, One for all, 214-220.

24 M. Chalmers, & L. Unterseher, 'Is there a Tank Gap? Comparing NATO and the Warsaw Pact Tank Fleets',

International Security 13 (1988) 29-32.

25 S.A. Johnson, How NATO adapts : strategy and organization in the Atlantic Alliance since 1950 (2017) 157-159.

(14)

gegeven door de Verenigde Staten en konden deze landen, in NAVO verband, nucleaire wapens gebruiken. De afleversystemen waren in het begin van de Koude Oorlog alleen bommenwerpers, maar gedurende de jaren zestig werden deze steeds meer uitgebreid met raketten die van zowel vliegtuigen, onderzeeërs of vanaf platformen op land konden worden afgeschoten. In de NAVO-strategie, vooral in het begin van de Koude Oorlog, werd vooral belang gehecht aan tactische nucleaire wapens. Dit waren kleinere kernkoppen gemonteerd op artilleriemunitie of korteafstandsraketten om vooral de lange tankcolonnes van het Warschaupact onschadelijk te maken.27

Dreiging vanuit het oosten

De oprichting van het Warschaupact in mei 1955 was een niet vanzelfsprekend proces. De NAVO was tegen deze tijd al bijna zes jaar oud en de Sovjet-Unie verzocht in eerste instantie zelfs toetreding tot de NAVO. Wat de Sovjet-Unie bewoog was de kwestie over West en Oost Duitsland. Beide staten waren uitgeroepen in 1949 nadat de naoorlogse bezettingszones waren opgeheven. Stalin stelde in 1952 een Duits re-unificatieplan voor aan de andere voormalige bezetters, de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Belangrijkste voorwaarde was dat het verenigde Duitsland neutraal bleef in de toenemende spanningen tussen Oost en West. De Westerse mogendheden wantrouwden Stalin’s concept voor neutraliteit, vooral naar aanleiding van regime change in Tsjechoslowakije in 1948. Ook het verzoek om tot de NAVO toe te treden werd door de Westerse mogendheden verworpen omdat zij de intenties van de Sovjets wantrouwden.28 Hierdoor werd verdere toenadering tussen het oosten en westen verhinderd en de oprichting van het Warschaupact was de reactie op de bewapening en de toelating van West-Duitsland tot het NAVO-bondgenootschap in 1955. Landen zoals Polen, Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland voelden zich bedreigd door de bewapening van West-Duitsland en de Sovjet-Unie gebruikte deze dreiging om de militaire controle over Oost-Europa te legitimeren. Het Warschaupact bestond uit Albanië, Polen, Roemenië, Hongarije, Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije, Bulgarije en de Sovjet-Unie.29

Net zoals bij de NAVO, was voor het Warschaupact de collectieve veiligheid het belangrijkste doel. De organisatie had zowel een politiek bestuur als een militair opperbevel. De Sovjet-Unie zag zichzelf, en ook voor de andere Oost-Europese staten, als de belangrijkste beschermheer voor de sociale heilstaat, en daarom was het militaire commando volledig in handen van de Sovjet-Unie. Natuurlijk had de Sovjet-Unie ook veruit het grootste leger.30 Echter was er in het politiek bestuur van het Warschaupact wel ruimte voor manoeuvre door de verschillende leden. Net zoals bij de NAVO 27 J. Hoffenaar & Ben Schoenmaker, Met de blik naar het Oosten: de Koninklijke Landmacht, 1945-1990 (1994) 159-161.

28 M.A. Heiss & S. Papacosma, e.d., NATO and the Warsaw Pact: intrabloc conflicts (2008) 35-38. 29 Ibidem, 46-47.

(15)

werden er door de leden van het Warschaupact gezamenlijke militaire oefeningen gehouden en vooral onder Sovjet bevel verschillende defensieve en offensieve strategieën bedacht. Toch werd er niet zo vaak geoefend als bij de NAVO en een veel voorkomend geoefend scenario was dat er een tegenaanval werd geoefend als reactie op agressie van de NAVO. Tevens werd er niet alleen in Duitsland geoefend, zoals de NAVO meestal in West-Duitsland oefende, maar werd er in geheel Oost-Europa en het westen van de Sovjet-Unie geoefend. Uit de tot nu toe vrijgegeven archieven is het niet geheel duidelijk waarom voor verschillende oefenlocaties gekozen werd. Mogelijke verklaringen zijn dat Oost-Duitsland geografisch niet geschikt was voor een offensief, dat voor een aanval een gevarieerder terrein beoefend moest worden of dat dit simpelweg geheim moest blijven.31

Het militair opperbevel van het Warschaupact was dus geheel onder de controle van de Sovjet-Unie. Het hoofd, ofwel Supreme Commander of the Unified Armed Forces of the Warsaw Treaty Organization, was altijd een Rus die tevens minister van defensie was van het Sovjet-Unie. De Sovjet-Russische militaire invloed was in alle lagen van de overige lidstaten voelbaar, aangezien zowel het Sovjet militaire systeem werd overgenomen als dat de lidstaten waren uitgerust met Sovjetmaterieel. Er waren wel enkele verschillen tussen Warschaupact legers in uitrusting en wijze van oorlogsvoering maar dit was verwaarloosbaar.32 In oorlogstijd zouden alle lidstaten van het Warschaupact onder Sovjet militair bevel worden ingezet. Dit is echter nooit gebeurd, de enige Warschaupact interventie in Tsjechoslowakije was aan de hand van vrijwillige deelname van de lidstaten aan de ingreep van de Sovjets. De vraag blijft echter tot in hoeverre de lidstaten van het Warschaupact ten tijde van een volledig uitgebroken conflict met de NAVO soeverein waren om hun troepen onder Sovjet bevel te plaatsen.33

Tijdens de Koude Oorlog was het Warschaupact in absolute aantallen militair conventioneel sterker dan de NAVO. Vooral op het gebied van het aantal tanks was het Warschaupact superieur. Gedurende de jaren zeventig bereikte het aantal tanks van het gehele Warschaupact een maximum van ongeveer 70 000. Ondanks het aantal was de kwaliteit echter minder in vergelijking met Westerse tanks en bestond het merendeel van de tanks uit de inmiddels verouderde T-54/55. Ook waren van dit enorme aantal tanks 50 000 inzetbaar in Oost-Europa, waarvan 30 000 direct operationeel. Vanwege de spanningen tussen China en de Sovjet-Unie moest er een aanzienlijk deel van de Sovjet tanks in het Aziatische deel van de Sovjet-Unie gestationeerd worden.34 Desalniettemin had het Warschaupact vooral in de eerste helft van de Koude Oorlog numeriek overwicht en voor die tijd

30 Mastny, V., e.d., War plans and alliances in the Cold War: threat perceptions in the East and West (2006) 17- 19.

31 R.D. Blackwill & J.W. Legro, 'Constraining Ground Force Exercises of NATO and the Warsaw Pact',

International Security 14 (1989) 81-86.

32 M.A. Heiss, e.d., NATO and the Warsaw Pact 121-124. 33 Ibidem, 130.

(16)

moderne tanks, infanterievoertuigen en vliegtuigen. De economische stagnatie eind jaren zeventig, begin jaren tachtig met daarbij de zware last van de Oorlog in Afghanistan gedurende jaren tachtig drukte zwaar op inzetbaarheid en kwaliteit van het Rode Leger. Er werd ook bezuinigd op het aantal oefeningen met het Warschaupact wat de paraatheid en slagkracht van het bondgenootschap verder omlaag bracht.35

Mogelijke Warschaupact aanvalsplannen gemaakt door de NAVO jaren zestig.

Alhoewel er tot voor kort er vele speculaties waren over de daadwerkelijke offensieve intenties van het Warschaupact om West-Europa, blijkt uit de vrijgegeven archieven in Rusland dat het Warschaupact nooit de intentie heeft gehad om als eerste de Westerse democratieën aan te vallen. Er waren wel degelijk plannen om als reactie het offensief in te zetten tegen het Westen. De dominerende doctrine binnen het Warschaupact was het strategisch offensief als middel tegen Westerse agressie. Vanuit deze doctrine werden de aanvalsplannen gemaakt die nooit uitgevoerd zijn maar wel tientallen keren zijn geoefend. Het Warschaupact leger in Centraal-Europa was offensief uitgerust met volautomatische aanvalsgeweren, infanteriegevechtsvoertuigen, tanks en helikopters.36 Het gebrek aan inlichtingenbronnen, en dan vooral Human Intelligence (HUMINT), in de Sovjet-Unie voor de Westerse mogendheden zorgde er ook voor dat het Westen niet op dezelfde manier op de hoogte waren van de waarlijke intenties van het Warschaupact als dat de Sovjet-Unie de legertop van de NAVO had geïnfiltreerd. De enige bronnen van informatie over de intenties van het Warschaupact

35 R.D. Blackwill, 'Constraining Ground Force Exercises of NATO and the Warsaw Pact', 89-91.

36 J. Hoffenaar, Dieter Krüger & David T. Zabecki, e.d., Blueprints for battle. Planning for war in central Europe,

(17)

en de Sovjet-Unie was met middelen van buitenaf zoals met verkenningsvluchten en afluisterapparatuur. Dat de strategisch offensieve doctrine van de Warschaupact puur was bedoeld als afschrikmiddel, Deterrence, en niet bedoeld was als plan voor een algehele invasie, zorgde ervoor dat de dreiging voor de NAVO acuut en reëel was.37

De NAVO defensie strategie in Centraal-Europa

Vanaf eind jaren veertig was het voor de legerleiders van de Westerse mogendheden duidelijk dat de toegenomen spanningen met de Sovjet-Unie konden uitmonden in een gewapend conflict. Behalve de stroeve samenwerking met de Sovjet-Unie in het bezette Duitsland, zorgden de overwinning van communistisch China en de inval van het communistische Noord-Korea in Zuid-Korea voor nog meer wantrouwen. De Westerse politieke leiders waren zich al voor de Tweede Wereldoorlog bewust van de vijandelijke retoriek van het communisme maar bedreigden na de Tweede Wereldoorlog de directe machtsverhoudingen en belangen van het Westen. Voor veel communisten leek het moment gekomen om zich met een gewelddadige revolutie aan te sluiten bij socialistische landen, nu ook China communistisch was en de vele pas gedekoloniseerde landen gevoelig waren voor deze ideologie.38 De legerleiders van de Westerse mogendheden zagen hierdoor met lede ogen aan dat de conventionele militaire balans tussen Oost en West zeer ten nadele was van het Westen. Het Oostblok was stevig onder controle van de Sovjet-Unie en Stalin kon de enigszins gunstige publieke opinie tegenover het communisme gebruiken. Namelijk, sinds de Tweede Wereldoorlog waren er enige communistische partijen in West-Europa die aan het verzet tegen de Duitsers hadden geholpen. Met steun van deze groepen, zouden de Sovjets kunnen doorstoten diep in West-Europa. De generaals van de NAVO verwachtten dat een inval van het Oostblok hoogstwaarschijnlijk in Centraal-Europa zou plaatsvinden omdat dit het best geschikt was voor de enorme hoeveelheid aan pantservoertuigen.39

Gezien de grote militaire conventionele achterstand van de NAVO en de moeizame onderhandelingen om met conventionele middelen de verdediging tegen het Oosten op het gewenste niveau te krijgen, hing de verdediging grotendeels af van nucleaire wapens. Vanaf het moment dat West-Duitsland lid werd van de NAVO, probeerde West-Duitsland de rol van nucleaire wapens zo klein mogelijk te houden. De inzet van nucleaire wapens zou namelijk betekenen dat grote delen van Duitsland vernietigd zouden worden en dat vergelding van de Sovjets zeer waarschijnlijk was.40 Het gebruik van nucleaire wapens op kleinere schaal was hiervoor dan een compromis, zolang

37 J. Hoffenaar, e.d., Blueprints for battle, 145-149. 38 J.L. Gaddis, The Cold War, 144.

39 J. Hoffenaar, e.d., Blueprints for battle, 10-11.

40 H.R. Hammerich, 'Defense at the Forward Edge of the Battle or rather in the Depth? Different approaches to implement NATO's operations plans by the alliance partners, 1955-1988', Journal of Military and Strategic

(18)

de militaire conventionele kracht van de NAVO niet op sterkte was. Tactische nucleaire wapens konden artilleriegranaten zijn met kleine kernkoppen of Atomic Demolition Munitions (ADM), explosieven met een nucleaire lading, waarmee de opmars van het Warschaupact kon worden vertraagd of vernietigd. Deze tactische nucleaire wapens waren niet alleen in beheer van de nucleaire mogendheden maar werden ook gedeeld met de overige NAVO-bondgenoten zoals West-Duitsland, België en Nederland. Pas in de jaren tachtig werd overgegaan op een verdedigingsstrategie zonder nucleaire (tactische) wapens, aangezien de militaire conventionele macht op sterkte was. Een andere belangrijke factor om zo snel mogelijk om te schakelen naar conventionele oorlogsvoering was de maatschappelijke druk op de afschaffing van nucleaire wapens.41

De NAVO verwachtte de eventuele hoofdaanval van het Oostblok in de Noord-Duitse laagvlakte of in de Fulda Gap. De Fulda Gap is een gebied dat tussen twee hoogvlaktes in Centraal-Duitsland ligt, waardoorheen tanks van het Warschaupact direct konden doorstoten naar de Rijn. De Noord-Duitse laagvlakte was een ander mogelijk gebied waar de tanks van het Warschaupact relatief makkelijk doorheen konden trekken naar de Rijn toe.42 Hierdoor werd door Supreme Headquarters Allied Powers in Europe (SHAPE) West-Duitsland in twee verdedigingsgebieden opgedeeld, de noordelijke sector was onder commando van de Northern Army Group (NORTHAG) en de centrale sector was onder commando van de Central Army Group (CENTAG). De eerste verdedigingslinie die volgens SHAPE te verdedigen viel was langs de Rijn. De legers van NORTHAG en CENTAG zouden vertragende gevechten uitvoeren waardoor er snel versterkingen konden worden aangevoerd om achter de Rijn een goed georganiseerde verdediging te creëren. De voordelen waren dat met de beperkte conventionele middelen West-Europa grotendeels kon worden verdedigd en dit het meest realistische plan was. De nadelen waren echter dat West-Duitsland vrijwel werd opgegeven en het belangrijke industriële Roergebied verloren ging.43

Voor Nederland was de verdedigingslinie langs de Rijn ook vrijwel onacceptabel, aangezien dat zou betekenen dat de helft van Nederland verloren ging, inclusief de belangrijke Randstad. Daarom werd de IJssel als verdedigingslinie gekozen in plaats van de Neder-Rijn. De Nederlandse regering investeerde in inundatieinstallaties en geschutkoepels van oude RAM en Sherman tanks werden in betonnen bunkers gegoten. Begin jaren vijftig waren de NAVO-bondgenoten, vooral het Verenigd Koninkrijk, niet onder de indruk van de staat van het Nederlandse leger. Het leger bestond vooral uit op te roepen dienstplichtigen en het was nog aan het herstellen van het optreden in Indonesië.44 Dit verbeterde nadat de Verenigde Staten, naar aanleiding van het nucleair vermogen

Studies 15 (2014) 159-161.

41 Ibidem, 172-174.

42 H. Faringdon, Confrontation: the strategic geography of NATO and the Warsaw Pact (1986) 59-65. 43 J. Hoffenaar, e.d., Blueprints for battle, 21-25.

(19)

van de Sovjet-Unie en de Korea Oorlog (1950-1953), investeerde in de legers van West-Europa met het Mutual Defense Assistance Program (MDAP). De acceptatie van de IJssellinie als onderdeel van de hoofdverdedigingslinie kwam dan ook vooral vanwege de nieuwe betrokkenheid van Nederland aan de defensie en de indrukwekkende inundatieinstallaties aan de IJssel. Deze inundatieinstallaties konden ervoor zorgen dat de IJssel twee keer zo breed werd en zodoende de opmars van de Sovjetlegers voor langere tijd konden vertragen of zelfs tegenhouden.45

Tot 1957 was de IJssel-Rijnlinie de hoofdverdedigingslinie van de NAVO waarna de hoofdlinie steeds verder verplaatst werd naar het oosten. Al vanaf 1962 riep de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR), generaal Lauris Norstad, op om de verdediging te laten beginnen op de grens met het Warschaupact. De militaire conventionele macht van de NAVO was aangesterkt door de nieuwe West-Duitse divisies en de toegenomen betrokkenheid van de NAVO-bondgenoten. Deze nieuwe verdedigingsstrategie werd de Forward Defence genoemd. Het idee was om met vooruitgeschoven eenheden de aanvalsmacht van het Warschaupact te vertragen totdat genoeg versterkingen waren aangevoerd om de tegenaanval uit te voeren.46 Problematisch was dat Frankrijk zich in 1966 had teruggetrokken als actief militair lid van de NAVO en alleen politiek lid bleef. Dit zorgde ervoor dat de CENTAG verder aangesterkt moest worden met Amerikaanse en West-Duitse divisies. Vanaf 1967 werden dan ook de REFORGER-oefeningen gehouden om te trainen dat Amerikaanse troepen zo snel mogelijk konden worden ingezet in Centraal-Europa. Ondanks de Franse officieuze terugtrekking als actief militair NAVO-lid, werden er afspraken gemaakt tussen de Verenigde Staten en Frankrijk dat in geval van oorlog tussen Oost en West, Frankrijk militair zou gaan bijdragen.47

45 V. Mastny, e.d., War plans and alliances in the Cold War, 272-278. 46 J. Hoffenaar, e.d., Blueprints for battle, 28-30.

(20)

Nationale sectoren NAVO verdedigingsstrategie

Vanaf eind jaren zestig was West-Duitsland verdeeld in een aantal verdedigingszones waarbij NORTHAG en CENTAG het bevel voerden. NORTHAG bestond uit vier legerkorpsen: het 1e Belgische legerkorps, het Nederlandse 1e legerkorps, het West-Duitse 1e legerkorps en het Britse 1e legerkorps. Als reserve fungeerde het Amerikaanse 3e legerkorps en in Sleeswijk-Holstein opereerde een Deens-West-Duits legerkorps. CENTAG bestond ook uit vier legerkorpsen: het 3e Deens-West-Duitse legerkorps, het 5e en 4e Amerikaanse legerkorps en het 2e West-Duitse legerkorps. Tevens waren hier een Canadese divisie aan toegevoegd en waren twee Franse legerkorpsen in reserve. Met het Forward Defence principe was elk legerkorps zelf verantwoordelijk voor de verdediging, alhoewel via CENTAG en NORTHAG tussen de legerkorpsen werd gecommuniceerd. Deze sectoren kregen ook verschillende NAVO-luchtvloten toegewezen, die zorgden voor luchtverdediging. Alhoewel het principe was om het Warschaupact bij de grens tegen te houden, richtten de meeste legerkorpsen een verdediging in de diepte in. Dit was mogelijk omdat de sectoren die de legerkorpsen verdedigden halverwege West-Duitsland liepen. De voorste eenheden moesten vertragende gevechten uitvoeren om de versterkingen tijd te geven om zo snel mogelijk naar het oosten te verplaatsen en om een

(21)

gecoördineerde tegenaanval uit te kunnen voeren. De Arabische aanval in Israël, de Jom Kipoeroorlog (1973), liet zien hoe snel een goed georganiseerde defensie opgezet kon worden en een veel grotere aanvalsmacht kon verslaan met een mobiele verdedigingsstrategie.48

Om de coördinatie tussen de verschillende bondgenoten te vergroten werd in 1951 in Londen de Military Standardization Agency (MSA) opgericht. Dit NAVO-agentschap had als doel om op zowel het gebied van materieel als commandostructuur van de NAVO leden zoveel mogelijk te standaardiseren. Dit zou zowel de communicatieve als de logistieke aspecten van de samenwerking makkelijker maken. Volgens de NAVO zelf onderscheidde de NAVO zich van het Warschaupact door de standaardisatie niet als een systematische 'top down'49 manier door te voeren maar juist door vrijwillige deelname gebaseerd op compromissen en consensus tussen de lidstaten. In 1970 veranderde het agentschap van naam naar Military Agency for Standardization (MAS) en verplaatste naar Brussel. Er werden gedurende de Koude Oorlog meer dan 1500 Standardization Agreements (STANAG) gerealiseerd die erin resulteerden dat bijvoorbeeld hetzelfde kaliber munitie werd gebruikt voor bepaalde wapensystemen.50 Ook op het gebied van terminologie werden NAVO-standaarden geproduceerd die vandaag de dag door de meeste legers zijn overgenomen. Een ander voorbeeld is de manier van het organiseren van eenheden en andere commandostructuren. Voor de logistiek betekende dit, in theorie, dat verschillende bondgenoten elkaar voor een groot gedeelte konden ondersteunen. Toch zat er een limiet aan de reikwijdte van het standaardiseren. De nationale soevereiniteit en het steunen van de binnenlandse wapenindustrie (wat leidde tot verschillende typen voertuigen) zorgden dat complete standaardisatie niet gebeurde.51

Hoofdstuk 2 Militaire Logistiek

48 S.A. Johnson, How NATO adapts, 86-94.

49 NATO STANDARDIZATION ~ 60 YEARS of NORMATIVE SUCCESS NATO Standardization Agency, november 2011. Defense Technical Information Center, NATO STANDARDIZATION,

http://www.dtic.mil/dtic/tr/fulltext/u2/a557638.pdf (laatst bekeken op 15 juni 2018). 50 Ibidem.

(22)

In dit hoofdstuk zal de nadruk liggen op het operationele aspect van de NAVO militaire logistiek tijdens de Koude Oorlog in West-Europa. In het vorige hoofdstuk kwamen vooral de politieke en de strategische aspecten naar voren waardoor er nu beter kan worden verdiept in de militaire logistiek. Daarvoor zal er in dit hoofdstuk eerst worden ingegaan op de historische ontwikkeling van de militaire logistiek. Pas vanaf de industrialisering nam het belang van een goed militair logistiek systeem toe. Gedurende de twintigste eeuw werd het met de technologische ontwikkelingen en mobielere manier van oorlogsvoering steeds ingewikkelder om de grotere legers te ondersteunen. Na deze weergave van de historische ontwikkeling van de militaire logistiek zal deze specifiek worden toegespitst op de NAVO gedurende de Koude Oorlog. De inzet en inrichting van logistiek veranderde naarmate ook de manier van de verdediging werd aangepast tijdens de Koude Oorlog. Vooral de componenten van ondersteuning aan het front en de aanvoerlijnen vanuit het achterland zullen worden geanalyseerd. Vervolgens zullen in het laatste gedeelte de verschillende manieren van militaire logistiek door de betrokken NAVO-bondgenoten in West-Duitsland worden weergeven, waardoor duidelijk te zien is waar de NAVO samenwerkte en waar nationale verschillen in stand bleven.

Historische ontwikkeling van de militaire logistiek

Het belang van logistiek in het militaire domein is al zo oud als dat er gevechten zijn. Altijd was het van belang om de troepen op de juiste plek en tijd te krijgen, voorzien van voorraden. Een voorbeeld uit de oudheid was dat het grote Perzische leger tijdens de Tweede Perzische Oorlog (480-449 v.Chr.) langs de kust moest optrekken om dicht bij de bevoorrading van de schepen te kunnen blijven, aangezien de omvang van het leger zo groot was dat het niet van het land kon leven. Het systeem van het Romeinse leger voorzag ook in deze behoeftes door legerkampen aan te leggen die gelegen waren aan de zogenaamde via's, verharde wegen aangelegd volgens een Romeinse methode. Hierdoor konden legers zich snel verplaatsen in het enorme Romeinse rijk. Het netwerk van tactisch gelegen herbergen en forten kon de rondtrekkende legers voorzien van voorraden.52 Na het verval van het Romeinse rijk en de donkere Middeleeuwen kwam het systeem op van kastelen en andere fortificaties om grotere legers op de been te kunnen houden of te kunnen weerstaan. Met de introductie van het kanon in de 15e eeuw als belegeringswapen werd het Italiaanse vestingstelsel geïntroduceerd. Dit waren vrijwel onneembare verdedigingswerken waardoor elke vesting een belangrijke schakel vormden voor de bevoorrading voor legers. Het verlies van deze vestingen kon

52 J.A. Lynn, e.d., Feeding Mars : logistics in western warfare from the Middle Ages to the present (1993) 31-33.

(23)

daadwerkelijk invloed hebben op het verloop van de oorlog, aangezien de vijand een gat kon slaan in de aanvoerroutes door een bastion te veroveren.53

De Spaanse Weg tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) is een mooi voorbeeld van hoe legers in de 16e eeuw alleen konden manoeuvreren in eigen gebieden. Spaanse troepen arriveerden in de haven van Genua waarna ze via gebieden over de Alpen en langs de Rijn naar Nederland werden gebracht, allemaal grondgebied van het Habsburgse rijk. Als een mogendheid niet zulke gebieden had, was het logistiek onmogelijk om legers over langere afstanden te verplaatsen. De introductie van het magazijnstelsel in de 17e eeuw door de Fransen leidde ertoe dat grotere legers langer en verder buiten de eigen grenzen konden opereren. Door middel van broodvoorraden konden legers met een grotere snelheid land innemen omdat in het kielzog transporten waren opgezet om de hongerige soldaten van brood te voorzien.54 De Industriële Revolutie in de 18e en 19e eeuw zorgden voor een snelle technologische ontwikkeling. Voorraden zoals ingeblikt voedsel, kleding, wapens en munitie konden op grotere schaal worden geproduceerd. Verder konden nieuwe innovaties zoals treinen en stoomschepen deze middelen en personen veel sneller vervoeren. De ingezette globalisatie vanaf de 15e eeuw nam ook in snelheid en intensiteit toe en zorgde ervoor dat goederen over de hele wereld konden worden verhandeld.55

De innovaties van de Industriële Revolutie vonden ook hun toepassing op het slagveld. De Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 was een voorbeeld hoe de Pruisische troepen efficiënt en uitgerust op het slagveld werden afgeleverd door het gebruik van treinen terwijl de Fransen te voet arriveerden, te laat en vermoeid. Toch is het absolute voorbeeld van de militaire industrialisatie de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Ondanks dat het Westfront vooral een statisch karakter had, moesten er enorme voorraden munitie, militairen en voedsel worden aangeleverd. De geallieerden konden hier makkelijker gebruik van maken dankzij hun koloniale rijken en de aansluiting van de Verenigde Staten. Tijdens de laatste twee jaar van de oorlog werd het duidelijk wat een enorm potentieel de Verenigde Staten had aan productiecapaciteit, financieel vermogen en mankracht.56 Dit was dan ook de grootste les van de Eerste Wereldoorlog: dat bij een langdurig conflict het uithoudingsvermogen werd bepaald door deze drie factoren. Bij een tekort aan deze factoren werd daarom door zowel Japan als Nazi-Duitsland, gewerkt aan de voorbereiding op een korte beslissende oorlog waarin zij zoveel mogelijk vitaal grondgebied konden veroveren met cruciale grondstoffen. Zowel bij de geallieerden als bij de as-mogendheden werd daarom voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog weinig rekening

53 Lynn, Feeding Mars, 41-45.

54 H. Roozenbeek, e.d., In dienst van de troep: bevoorrading en transport bij de Koninklijke Landmacht (2008) 24.

55 H.B. Roos, e.d., Van Marketentster tot logistiek netwerk (2002) 42-48.

(24)

gehouden met logistieke operaties aangezien het volgens de geallieerden een statische oorlog zou worden of volgens de as-mogendheden een korte beslissende oorlog.57

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog leek het in eerste instantie erop dat het de Duitsers ging lukken om in korte tijd zijn gekozen vijanden te verslaan. West-Europa, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, was onder heerschappij van Hitler gekomen toen hij zich richtte op de Sovjet-Unie. Ook de inval van de Sovjet-Unie met drie miljoen soldaten leek in eerste instantie een succes te worden totdat al na 72 uur de eerste pantsereenheden van het Duitse leger zonder brandstof kwamen te zitten. Het Duitse leger was grotendeels nog niet gemotoriseerd en dus afhankelijk van transport van door paarden getrokken voertuigen. Tevens was het wegen- en spoornetwerk in Oost-Europa veel minder ontwikkeld dan in West-Europa. Het tekort aan gemotoriseerd transport, en dan vooral vrachtwagens, werd ook duidelijk tijdens de campagnes in Noord-Afrika waar Rommel‘s Afrikakorps meerdere keren zonder brandstof kwam te zitten vanwege niet toereikende transportmiddelen.58 Bij de geallieerden, en dan vooral de Verenigde Staten, was inmiddels de industriële capaciteit volledig ingezet op het massaal produceren van tanks, vliegtuigen, schepen maar ook veel vrachtwagens. De enorme legers van de geallieerden hadden aparte stafchefs waarbij nauwkeurig werd gepland over de logistieke behoeftes van de ingezette legers. De invasie van Normandië is vandaag de dag nog een schoolvoorbeeld van een grootschalige logistieke organisatie en planning.59

De snelheid van de opmars tijdens de Tweede Wereldoorlog werd vooral bepaald door de aanwezigheid van brandstof bij de voorste eenheden. De Amerikaanse generaal George Patton zou in 1944 hebben gezegd: 'My men can eat their belts, but my tanks gotta have gas'.60 Voor de geallieerden aan het Westfront waren de havens van cruciaal belang om de gigantische hoeveelheid voorraden aan munitie, voedsel en brandstof bij te kunnen benen. In Normandië hadden geallieerde ingenieurs na de landingen de kunstmatige Mulberry havens aangelegd om een constante stroom aan goederen op gang te kunnen brengen. Naarmate de Duitse grens in bereik kwam werd er ondanks indrukwekkende logistieke operaties over land, zoals de Red Ball Express, de behoefte voor een nieuwe haven groter. De Tweede Wereldoorlog liet zien dat een mogelijk volgend conflict met het Oosten wederom een langdurige en mobiele oorlog zou zijn. Vooral het belang van voldoende brandstof was van grote importantie. Vliegdekschepen met vliegtuigen waren grote verbruikers van brandstof, de legers op land waren grotendeels gemotoriseerd en met de komst van de straalmotoren op vliegtuigen nam het brandstofverbruik nog verder toe. Vanwege de complexiteit om alle

57 Van Creveld, Supplying War, 124-127. 58 Lynn, Feeding Mars, 265-266. 59 Ibidem, 260-264.

(25)

verschillende benodigdheden van de diverse legereenheden te kunnen overzien, werd de logistiek een aparte tak in de verschillende legers tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.61

Ondanks dat er door de NAVO op een nieuw grootschalig conflict werd voorbereid met het Warschaupact waren de meeste conflicten tot halverwege de jaren zeventig voornamelijk van kleinschaliger aard. Tijdens de Koreaoorlog gebruikten de troepen onder de vlag van de Verenigde Naties dezelfde middelen en manieren van logistiek als in de Tweede Wereldoorlog. Zowel de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie probeerden hun invloedsfeer te vergroten door bondgenoten te zoeken in de pas gedekoloniseerde landen. De race tussen deze grootmachten om hun netwerk van externe bases op te bouwen zorgde gedurende de hele Koude Oorlog ervoor dat hun troepen, schepen en vliegtuigen bereik hadden over de hele wereld.62 Vooral de Verenigde Staten hadden hierbij voordeel aangezien zij bondgenoten waren van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk die nog enkele overzeese gebieden hadden. De betrokkenheid van de Verenigde Staten in de Vietnamoorlog (1955-1975) liet zien hoe snel een modern leger duizenden troepen binnen enkele weken kon inzetten toen in maart 1965 10 000 mariniers aan land gingen in Zuid-Vietnam. Dit was mede mogelijk doordat troepen snel met vliegtuigen konden worden aangevoerd, terwijl de schepen het meeste materiaal vervoerde.63

Zoals eerder beschreven was, was de Jom Kipoeroorlog van grote invloed op het denken over logistiek. Het vermogen van Israël om de verrassingsaanval van de Arabische buurlanden terug te slaan riep speciaal interesse op bij de NAVO. De mogelijkheid van Israël om zich zo snel te hergroeperen en met benodigde aangelegde voorraden de aanval van de Arabieren tegen te gaan was een inspiratie voor de NAVO. Echter, de hulp van de Verenigde Staten in het aanleveren van nieuw materieel bleek van onschatbare waarde in de uitkomst van de Jom Kipoeroorlog. De opgezette luchtbrug tussen Portugal en Israël, geen ander land accepteerde medewerking van hulp aan Israël in de Middellandse Zee, was een belangrijk testmoment voor de Amerikanen over de werking van het invliegen van militairen en materieel.64 Met het uitbreken van de Tweede Golfoorlog (1990-1991) konden de Verenigde Staten opnieuw gebruik maken van hun grote internationale netwerk aan bases. Met operatie DEFORGER (Departure of Forces out of Germany) konden deze eenheden in West-Duitsland, vanwege het aflopen van de Koude Oorlog, ingezet worden in Koeweit. Materieel dat al stond opgeslagen in Nederland, België en West-Duitsland in de POMS plaatsen konden direct worden ingescheept richting de Golf.65

61 B.H. Liddell Hart, The history of the Second World War (1990) 545-551.

62 R.E. Harkavy, Strategic Basing and the Great Powers, 1200-2000 (2007) 174-182. 63 Ibidem, 186.

64 J. Thompson, The lifeblood of war: logistics in armed conflict (1994) 228-231. 65 Ibidem, 289-294.

(26)

In de geschiedenis zijn er bij de militaire logistiek altijd twee belangrijke factoren geweest die het verplaatsen van troepen en het aanvoeren van voorraden mogelijk maken. Als eerste is de staat van de civiele infrastructuur in het operatiegebied van groot belang. Voorbeelden hiervan zijn de staat van de wegen, spoorwegen of de rivieren/kanalen. Sinds de 20e eeuw is het daarbij ook van belang hoe de lucht- en zeehavens functioneren.66 Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het in bezit hebben van zeehavens om meerdere redenen van cruciaal belang. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen luchthavens daar ook bij, zoals tijdens de luchtbrug naar Berlijn of naar Israël tijdens de Jom Kippoeroorlog. Een andere belangrijke factor is de staat van de militaire infrastructuur zoals de transportmiddelen zelf en de manier van inzet en planning van logistiek voor en tijdens de operatie. Dit is dan ook geheel afhankelijk van het soort operatie dat uitgevoerd moet worden en daarbij blijft de eeuwige vraag tot in hoeverre logistiek voorbereidend werk is of improviserend. Natuurlijk is het allebei.67

NAVO militaire logistiek

Niets kon aan het toeval worden overgelaten bij een mogelijke kans op oorlog en daarom was logistiek wel degelijk onderdeel van de NAVO plannen tijdens de Koude Oorlog. Desondanks bleef de logistieke ondersteuning van de legers betrokken bij de verdediging nadrukkelijk een nationale aangelegenheid. De redenen hiervoor waren zoals eerder aangegeven de bescherming van de nationale industrie en de benodigde financiële investeringen om dit uit te besteden aan een overkoepelend NAVO-orgaan. Ondanks het bedachte mutual support principe was het niet duidelijk hoe dit in oorlogstijd zou gaan werken. In de chaos van oorlog konden zich situaties voordoen dat een NAVO-bondgenoot de voorraden van een andere bondgenoot moest veiligstellen of vernietigen tegen de naderende vijand. Of de uitschakeling van vitale infrastructuur ter preventie voor het gebruik door de vijand. Tevens was het onvermijdelijk dat in vredestijd momenten waren waarin de NAVO zich toch moest bemoeien met logistieke zaken zoals tijdens een NAVO-oefening met andere bondgenoten. Gedurende de Koude Oorlog zou het principe van nationale verantwoordelijkheid blijven gelden. Desalniettemin werden er genoeg gemeenschappelijke projecten ondernomen om toch de logistiek binnen het te verdedigen gebied te vergemakkelijken.68

In de jaren vijftig waren er NAVO-richtlijnen opgesteld over hoeveel voorraden elke sector aanwezig diende te hebben rondom de verdedigingslinie. In elk geval zouden de legers voor dertig dagen aan brandstof, munitie en voedsel nodig hebben zodat er versterkingen konden worden aangevoerd en de oorlogsproductie in werking kon worden gesteld. Idealiter stelden NAVO militaire

66 Kane, T.M., Military Logistics and Strategic Performance (2001) 121-125. 67 Ibidem, 129-130.

(27)

planners vast dat behalve deze dertig dagen ook nog eens zestig dagen aan voorraden nodig waren aangezien in deze tijd de troepen op zichzelf waren aangewezen door luchtaanvallen van de vijand met nucleaire of conventionele wapens. Dit was echter voor vrijwel alle NAVO-bondgenoten niet haalbaar en werd in de praktijk niet gevolgd.69 Moeilijk genoeg waren de dertig dagen aan voorraden, vooral omdat SHAPE bepaalde verbruiksnormen vaststelde die over de jaren heen moesten worden bijgesteld aan de veranderende ideeën van een toekomstige oorlog. Gevolg was dat bijvoorbeeld Nederland het gestelde SHAPE rate gehaald had maar dat dit tegen die tijd alweer verouderd was en nog steeds tekortschoot. Ook in de jaren zestig zorgde de verplaatste verdedigingslinies naar het oosten voor dat de aanvoerlijnen steeds langer werden voor landen zoals België, Nederland, Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk. Hierdoor moesten nieuwe depots in West-Duitsland aangelegd worden door middel van bilaterale afspraken met de Host Nation, aangezien logistiek een nationale verantwoordelijkheid was.70

Dit was niet voor ieder NAVO-lid even eenvoudig. Luxemburg bijvoorbeeld had geen logistieke capaciteit om de eigen troepen geheel te voorzien en werkte hiervoor samen met België en Nederland. Verder werd alleen ten tijde van nood geacht dat landen elkaar hielpen in het voorzien van de voorraden van alle legers, het zogenaamde Mutual Support principe. De NAVO-bondgenoten moesten ook zelf afspraken maken met de zogenaamde Host Nations om gebruik te maken van het te gebruiken territorium en dito faciliteiten.71 Het vertrek van Frankrijk uit de NAVO als militair actief lid zorgde ervoor dat het belang van Nederland toenam als aanvoerroute voor de toestroom aan Amerikaanse en Britse legers en zorgden dat er meer afspraken op politiek niveau kwamen voor het gebruik van de infrastructuur. Tevens werd vanaf eind jaren zestig duidelijk dat de Forward Defense aan de Elbe inhield dat er logistieke infrastructuur nodig was dichter bij de oostgrens en niet ten westen van de Rijn en de Weser. Hierdoor werden er nieuwe principes en strategieën bedacht om de mobiele verdediging mogelijk te maken.72

In de jaren zeventig en tachtig meenden de NAVO militaire planners dat het Warschaupact onder het mom van grote oefeningen een verrassingsaanval konden lanceren en daarom de verdediging binnen 48 uur gereed moest zijn. Deze nieuwe eis stelde de bondgenoten, vooral de Nederlandse en Belgische, op de proef aangezien zij de gemobiliseerde eenheden in eigen land honderden kilometers moesten laten afleggen voordat zij aan de verdediging mee konden doen.73 Deze maldeployment, het hebben van materiaal en troepen maar op de verkeerde plek, werd een kopzorg voor de NAVO. Binnen de NAVO werden verschillende projecten bedacht om deze

69 H. Roozenbeek, e.d., In dienst van de troep, 116-117. 70 Ibidem, 118-119.

71 J. Huston, One for all, 34-37.

72 J. Hoffenaar, Met de blik naar het Oosten, 175-178. 73 Ibidem, 178-181.

(28)

problematiek het hoofd te bieden. Het NATO Security Investment Programme zorgde er al sinds 1951 voor dat er bepaalde projecten gezamenlijk werden gefinancierd, Common Funding. Onder meer vliegvelden, commandoposten en brandstofvoorzieningen waren onderdeel van dit gezamenlijke programma. Deze faciliteiten werden bij alle bondgenoten en dus zowel in Noord-Amerika als in Europa (inclusief Turkije) gebouwd.74

CEPS netwerk

Zoals eerder opgemerkt was het besef dat brandstof van cruciale waarde was bij een nieuw conflict ook bij de NAVO doorgedrongen. Het Central European Pipeline System (CEPS) was een succesvolle onderneming die al vanaf de jaren vijftig was ingezet door het NATO Security Investment Programme. Zowel vanuit Marseille, Le Havre en Rotterdam werden er verschillende soorten brandstof door pijplijn gevoerd die uiteindelijk tot in West-Duitsland reikte gedurende de Koude Oorlog. Kerosine werd in leidingen naar belangrijke vliegvelden afgevoerd voor de veel verbruikende straalvliegtuigen. Benzine en diesel pijplijnen werden gebruikt voor allerlei soorten voertuigen en waren op verschillende punten af te tappen richting en in West-Duitsland. Zelfs voor bijproducten zoals nafta waren er pijplijnen.75 Tegelijkertijd is een pijplijn erg kwetsbaar voor luchtaanvallen of sabotage. In de jaren tachtig waren er enkele sabotageacties van actiegroepen in België die de kwetsbaarheid aantoonden. Desalniettemin waren er duizenden kilometers aan pijplijnen aangelegd en over meerdere routes stroomde brandstof naar de verdedigingslinies in West-Duitsland. Tevens

74 Redactie, 50th yearbook of NATO Security Investment Programme (2001) 23-26.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De nieuwe situatie van nucleaire pariteit en ontspanning noodzaakte de N A V O tot aanpassing van haar militaire strategie en de doctrine van de 'massive retaliation' definitief

Op het moment dat de schuldenaar in financiële moeilijkheden raakt of dreigt te raken en daardoor verwacht dat zij niet meer aan haar betalingsverplichtingen jegens derden

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Opvallend is dat de moderne soft law-codifi caties die de bouwstenen kunnen worden van een toe- komstig Europees wetboek de leer van het verbod op rechtsmisbruik niet expliciet

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

dan om na een pittige discussie, debat of sprekersavond lekker met elkaar te borrelen in onze vertrouwde café Hoofdstuk 2 of zoals zo vaak in de altijd gezellige Locus Publicusl Onze