• No results found

Samenvatting van de lezing van 24 maart 2012 De moleculaire revolutie in de systematiek: zin en onzin

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Samenvatting van de lezing van 24 maart 2012 De moleculaire revolutie in de systematiek: zin en onzin"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 33(2),2012 44

Samenvattingvande lezing van24maart2012

De

moleculaire

revolutie

in de

systematiek:

zin

en

onzin

Edi

Gittenberger

¹

DNA,

nucleotiden,

sequencen

DNA komtvoorin

de,

per

afzonderlijke cel,

in veelvoud

aanwezige

mitochondria

(mtDNA)

enin de

enkelvoudige

celkern of nucleus

(nDNA).

Daarom wordt mtDNA het

meest

gebruikt,

ook

bijv.

als hetom zgn. ‘ancient’ DNA

(aDNA)

gaat.Dat is relatief

oud,

meerof minder sterk

ge-fragmenteerd

DNA,dat minder

goed

bruikbaar is gewor-den. DNA kan

eenvoudig

worden omschreven als twee

lange

ketens vanachter elkaar

geschakelde

bouwstenen, de nucleotiden adenine

(A), guanine (G), thymine (T)

en

cytosine (C).

Detweeketens

spiraliseren

omelkaar heen

(de ‘dubbelhelix’),

doordat denucleotidenuit beide ketens

volgens

vaste

regels

verbindende

bruggen

vormen.

[Het

RNA is

opgebouwd

als een

enkelvoudige

keten van

nu-cleotiden,

dieeveneens

bruggen

vormen, waardoorer een

ingewikkelde ruimtelijke

structuurontstaat.In het RNA is

thymine (T)

vervangen dooruracil

(U)].

Bij

het moleculair

systematisch

onderzoek wordt door

se-quencen de

nucleotidenvolgorde vastgesteld

vanminstens

één

bepaald

stuk DNA. Zo’nsegmentwordt meestaleen

‘marker’of,

onjuist, ‘gen’ genoemd (het

is immers meest-al

geen

kompleet

gen).

Er

zijn

manierenom

homologe

(vergelijkbare)

stukkenDNA,

afkomstig

uit verschillende soorten,met elkaarte

vergelijken

(‘alignment’).

Dat le-vertdan

bijvoorbeeld

voorsoortXeenreeks van

honder-den of nog veelmeernucleotiden op, die

genummerd zijn

op basisvanhun

positie, bijv.

AAGTTTCGATG... voor

de

posities

1234567891011.. .VoorsoortY vinden

we

bijv.

AAGTCTCGTTG... en voorsoortZ

AAGTCT-CGTTG... De

onderstreepte nucleotiden,

op

posities

5en

9,vertellen iets. Als weop basis van

voorafgaand

onder-zoek aannemendatvoor

posities

4 5 6 de

oorspronkelij-ke

nucleotidenvolgorde

TTT

is,

zienwe

bij

soortenYen

Z de

volgorde TCT,

duseenmutatie op

positie

5. We

ne-men danaandat dietwee soortenafstammenvan een

ge-zamenlijke voorouder, waarbij

diemutatie ooit

plaatsvond,

zodat

destijds, bij

die

voorouder,

op

positie

5 in

plaats

van

de

oorspronkelijke

TeenC kwamte staan.Dus

zijn

Yen

Z

onderling

nauwerverwant dan elkvanhenmetX. Die

verwantschap

wordt ondersteund door

positie 9,

waarYen

Z allebeieenT

hebben, verwijzend

naarde

gezamenlijke

vooroudermet

T,

enXeenA.

Verwantschap

Inde

praktijk

is het helaas

lang

niet

altijd

zo

eenvoudig

als in het voorbeeldmetX,YenZ. In dat voorbeeld

suggere-ren

posities

5en9 dezelfde

verwantschap,

maar soms

wor-den

tegengestelde

verwantschappen

aangegeven. Daarom is het

nodig

om eenflinkgrootstuk DNAte

gebruiken.

Er

zijn

immersmaarvier alternatieve

mogelijkheden,

waar-door het

mogelijk

isomintwee stappenweer

bij

de

oor-spronkelijke

toestandterugte

zijn.

In dat

geval

latentwee mutaties geen sporen in het DNAna.De mutatie vanTnaar

C inonsvoorbeeldkan best ook

onafhankelijk

insoorten YenZ hebben

plaatsgevonden,

en wekunnen ook niet

uit-sluiten dater

bij

soortXeenzgn.

terugmutatie,

vanCnaar

T is

opgetreden.

Het kan allemaal.

Bij

de computergestuur-de

analyses

vandegroteaantallen DNA gegevensgaathet daarom

uiteindelijk

om

waarschijnlijkheden.

Het

voorafgaande beschrijft

het

opstellen

van een stam-boomvoor

genetische markers,

niet automatisch ookvoor

desoortenzelf. Het is best

mogelijk

dateensoortzich door mutaties

opsplitst

intweesoorten, zonder dat de door de

systematicus

gebruikte

stukken

DNA,

die

mogelijk

niets metde soortverschillentemaken

hebben, gelijktijdig

óók muteren.Daarom

gebruikt

men

tegenwoordig

meestalmeer

dan één markeromde evolutionaire

geschiedenis

van een taxonte

achterhalen,

liefst bovendienmten n.

Mutatiesnelheid

Er

zijn

nog heelwatandere zakenwaar we

bij

de

toepas-sing

vanmoleculairemethoden

rekening

meemoeten hou-den. Het maakt

bijvoorbeeld

eengrootverschil ofwede

ver-wantschap

tussenindividuen

(wie

is de

dader?)

ofsoorten willenonderzoeken,ofde

fylogenetische

relatiestussenveel

hogere

taxain hetsysteemwillen

kennen,

zoalstussen

plan-ten,

fungi

endieren.

Bij

al datsoortonderzoek kunnen

mo-leculaire markers worden

gebruikt,

maarniet steeds

dezelf-de. Het vindenvandemeest

geschikte

marker iseenkunst

opzich. Verschillende stukken DNA kunnen

namelijk

heel sterk verschillen in

stabiliteit,

dat wil zeggen

gevoeligheid

voor

mutaties,

ofwel mutatiesnelheid.Dat

hangt

nauw samen metde functievanhet betreffende stuk DNA. Ooktussen

diergroepen

kunnenerverschillen in dit

opzicht

bestaan.Af-hankelijk

vanhettaxon

niveau,

van

hoog

naar

laag,

worden markersmeteen zeer

lage

tot

hoge

mutatiesnelheid

gebruikt.

Het is

tegenwoordig

niet

ongebruikelijk

omtermenals

‘mo-leculaire

systematiek’

of ‘moleculaire

fylogenie’

te

gebrui-ken. Hetsuggereertdater een

bijzonder

soort

systematiek

bestaaten een

apartsoort

fylogenie.

Dat iseen

vergissing.

Er ismaaréén

fylogenie,

zoalserookmaaréén

evolutio-naire

geschiedenis bestaat,

diemen zo

goed mogelijk

wil

reconstrueren om

vervolgens

in de

systematische indeling

tot

uiting

tekunnen

brengen.

De

systematicus gebruikt

zo-veel

mogelijk

gegevensomtot eenclassificatietekomen waaruit de

natuurlijke verwantschappen

kunnen worden

afgeleid.

Eerst werden

bij

de

molluskensystematiek

vooral

schelpkenmerken

gebruikt.

Later kwam daar de anatomie

bij. Tegenwoordig

levert vooral het DNA nogweerextra

gegevens. Daardoor iser meer

mogelijk

dan vroeger,maar

het DNA is

(2)

AFZETTINGEN WTKG 33(2),2012 45

De

mutatiesnelheid,

die binnen ruime

grenzen

varieert,

wordt

gebruikt

omde ouderdomvantaxa te

bepalen

met

behulp

vanhet

zogenoemde

‘moleculaire-klokmodel’. Als twee taxa

lang geleden

uitéén voorouder

zijn

ontstaan, zul-lenzesterker in hun DNA verschillen danwanneerde

split-sing

vanveelrecenter datum is. Het vindenvandemeest

geschikte marker,

is

daarbij

alweer niet

eenvoudig.

De

mu-tatiesnelheidkante

laag

ofte

hoog zijn, waarbij

respectie-velijk

geen verschillen worden

gezien,

of chaos door

‘ver-zadiging’,

zoals ook

bij ‘Verwantschap’

werd

opgemerkt.

In het laatste

geval

kunnenerop één

plaats

eenonbekend aantal mutaties

zijn opgetreden,

of geen. Zo kan

bijvoor-beeld de waargenomen

verandering

vanAnaarC door één mutatietot stand komen

(A-C),

maarook viaeenomweg

(bijv.

A-T-C of

A-G-A-C).

Waterecht

gebeurd

is,

blijft

onzichtbaar. Het kan in dit voorbeeld dusoméén

(A-C),

twee

(A-T

en

T-C)

of zelfs drie

(A-G,

G-Aen

A-C)

muta-ties gaan. Die verschillen

zijn

van

belang,

wantéén muta-tie

impliceert

eenkortere

periode

van

gescheiden

evolutie

(nauwere verwantschap)

dantweeof zelfs drie mutaties. Soms

zijn

ermutaties

opgetreden,

maaris dat nietmeerte

zien,

omdat de

begintoestand

weer is

teruggekeerd, bijv.

bij

A-G-T-A

(dus A-G,

G-Ten

T-A).

Er

lijkt

dan niets ge-beurdte

zijn, terwijl

erin feite al drie keereenmutatie is

opgetreden.

Kortom,naarmatehetmuteren

langer

aanhoudt worden de waargenomen verschillenenovereenkomsten

minder

goed

bruikbaarom er dematevan

verwantschap

optebaseren.

Aminozureneneiwitten

Het DNA is essentieelvoorde

vorming

vande eiwitten in een

organisme.

Eiwitten

zijn

voorhet levenvangroot

be-lang.

Het

zijn lange

ketensvan aanelkaar

gekoppelde

ami-nozuren.Een reeksvandrie

nucleotiden,

eenDNA

triplet

(of codon),

is

nodig

oméén

bepaald

aminozuurte

‘van-gen’.

Het

organisme

moet

vervolgens

de aminozuren in de

goede volgorde

toteeneiwit combineren.

Destructuurvan

sommige

stukken DNA is uiterst

belang-rijk

voor een

organisme

en

dergelijke

stukken muteren

(evolueren) bijzonder langzaam (bijv.

de zgn. ribosomale

genen). Zgn. ‘junk’

DNA

daarentegen, waarbij

geen func-tionele

triplets voorkomen,

is hetmeestvariabel.

Daarbij

is de

nucleotidenvolgorde

kennelijk

veel minder

belang-rijk

enworden mutaties niet of

nauwelijks

door selectie

verwijderd.

Ofer

werkelijk

DNA zonder

enige

functie be-staat, is omstreden. DatsoortDNAzoudan de

allerhoog-stemutatiesnelheidhebben.

Omdat de derde nucleotide ineen

triplet

niet steeds

es-sentieel ister

bepaling

van eenaminozuur,wordt die ‘der-de

positie’

als minder betrouwbare indicator

bij analyses

soms

weggelaten.

Barcoding

Momenteelwordt

wereldwijd gewerkt

aande

opbouw

van

eensysteemmet

diagnostische

DNA markers

(bar-codes)

vooruiteindelijk

alle levendesoortenvan

organismen.

Een

stukje

weefsel is dan voldoendevoor eendeterminatie. Er

zitten heelwat hakenenogenaandeze

onderneming.

Ui-teraard

zijn

het in elk

geval

de

systematici

die

voorafgaan-deaanhet sequencen de

exemplaren

op de klassieke

ma-nier

opnaammoeten

brengen.

Samenvattend

DNA

sequenties

kunnen

(1) zogeheten tweeling-soorten

aanhet licht

brengen,

soortendus die

morfologisch

niet of

nauwelijks

vanelkaar

lijken

te

verschillen; (2)

beslissend

zijn bij

alternatieve

opvattingen

over

verwantschappen; (3)

eenindicatieoverde ouderdomvantaxageven

(molecu-laire-klok

model); (4)

de classificatievan

‘moeilijke’

taxa

vergemakkelijken; (5)

extra

gegevens ook over

uitgestor-ven soorten leveren

(aDNA); (6) duidelijk

maken welke larvale stadia

bij volgroeide

dieren horen.

DNA

sequenties (1)

maken

morfologisch

onderzoek vol-strekt niet

overbodig; (2) zijn

niet

maatgevend

voordemate

van

reproductieve

isolatie

(soortgrenzen)

tussennauw ver-wante taxa;

(3)

gevensoms

tegenstrijdige

informatieen

zijn

dan in hun

toepassing

even

objectief

of

subjectief

als

morfologische

gegevens;

(4)

bieden geen

mogelijkheid

om destatusvantaxa, als soort, genus,

familie,

enz.

ob-jectief

vast testellen.

'Prof.

Dr E.

Gittenberger,

Naturalis, e-mail:

edi.gittenberger@ncbnaturalis.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With consideration of the infants in the experimental groups significant progress towards typical performance in terms of Low Registration (Fig 4.13) compared to the infants in

Even though statistics show the greatest obesity prevalence among wealthier South Africans, forces as globalization and urbanization make it possible for South Africans from

• Thematische verloven (ouderschapsverlof, verlof medische redenen, palliatief verlof). • Andere

Het Europees Defensie Agentschap (EDA) kan hier invulling aan geven. Om een effectieve rol als katalysator te kunnen vervullen, moet het EDA verder worden uitgebouwd en, met een

Ik definieer Netwerkjournalistiek als een vorm van online journalistiek waarbij er voortdurend naar samenwerking wordt gezocht tussen professionele journalisten en

De boomhoogte, kroonafmetingen en takvrije stamlengte zijn belangrijke gegevens om te kunnen beoordelen langs welke route de boom getransporteerd kan worden en of er wel genoeg

Ter her- innering, het sceptische standpunt zegt dat je een resultaat uit een theoretisch wiskun- dig model niet zonder meer mag en kan over- hevelen naar de realiteit.. De

Nu zijn allerlei onderdelen van dit kanstheoretisch model empirisch ge- toetst, maar deze conclusie is dat natuurlijk niet, want dan zou men experimenten moe- ten doen die een