• No results found

Blasfemiewetten: zegen of plaag? : de verhouding tussen blasfemiewetten en art. 9 EVRM in modern Europa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Blasfemiewetten: zegen of plaag? : de verhouding tussen blasfemiewetten en art. 9 EVRM in modern Europa"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Blasfemiewetten: zegen of plaag?

De verhouding tussen blasfemiewetten en art. 9

EVRM in modern Europa

Student: Caroline Gibbes Studentnummer:10987169 Begeleider: Dr. C.M. Zoethout

Vak: Master Publiekrecht: Staats- en bestuursrecht Datum: maart 2016

(2)

Inhoudsopgave

I Inleiding 1

I.1 Probleembeschrijving 1

I.2 Onderzoeksdoel 2

I.3 Centrale vraag en deelvragen 3

I.4 Theoretisch kader 3

I.5 Methode van onderzoek 3

I.6 Wetenschappelijke relevantie 4

I.7 Opbouw van het onderzoek 4

1 Art. 9 EVRM 5

1.1 Inleiding 5

1.2 Reikwijdte 5

1.3 Godsdienst of levensovertuiging 5

1.4 Het forum internum 6

1.5 Het forum externum 7

1.6 Manifestaties 7

1.7 Beperkingsmogelijkheden 8

1.7.1 Bij wet voorzien 8

1.7.2 Legitiem doel 9

1.7.3 Noodzakelijk in een democratische samenleving 9

1.7.4 Dringende maatschappelijke behoefte 10

1.8 Margin of appreciation 10

2 Blasfemie 12

2.1 Inleiding 12

2.2 Definitie van blasfemie 12

2.3 Soorten blasfemie 12

2.4 Soorten blasfemiewetten 13

2.4.1 Blasfemiewetten die individuen beschermen 13

(3)

2.5 Ierland 17

2.5.1 Opkomst van blasfemie 17

2.5.2 Blasfemiezaken onder common law 17

2.5.3 Corway v Independent Newspapers zaak 18

2.6 2009 Defamation Act 19

2.6.1 Achtergrond van de wet 19

2.6.2 Wetsbepaling 20

2.7 Rechtspraak 21

3 Blasfemiewetten en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 22

3.1 Inleiding 22

3.2 De positie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens betreffende blasfemie 22

3.2.1 Otto-Preminger-Institut 22

3.2.2 Gay News 23

3.2.3 Wingrove 24

3.2.4 Murphy 25

3.2.5 I.A. tegen Turkije 25

3.2.6 Klein tegen Slovakia 26

3.3 Problemen met de benadering van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens 27 3.3.1 Het illusionaire (denkbeeldige) conflict tussen art. 9 EVRM en andere rechten 27

3.3.2 Het gebruik van de margin of appreciation 28

3.3.2.1 Rechtsonzekerheid 28

3.3.2.2 Bevorderen van discriminatie en ongelijkheid 30

3.3.3 Uitbreiding van de reikwijdte van art. 9 EVRM 30

3.4. Voorstanders en tegenstanders van blasfemiewetten 32

3.4.1 Voorstanders 32

3.4.2 Tegenstanders 33

3.5 Argumenten voor en tegen blasfemiewetten 34

4 Conclusie 38

(4)

Inleiding

I.1 Probleembeschrijving

In Europa is blasfemie de laatste paar jaar een belangrijke juridische en morele kwestie geworden.1 Deze hernieuwde interesse is vooral te danken aan de migratie van grote hoeveelheden gelovige moslims vanuit Arabische en Afrikaanse landen waar blasfemie een strafbaar feit is. Ze zijn, in tegenstelling tot de meeste Europeanen, sneller geneigd om handelingen als blasfemie aan te merken en om hun mening hierover duidelijk te maken.

Sinds de aanslagen op het kantoor van het satirische weekblad2, Charlie Hebdo, in Parijs op 7 januari 2015 is het duidelijk geworden dat blasfemie een onderwerp is dat niet zo snel zal verdwijnen.3 Blasfemie

brengt allerlei vragen met zich mee, maar de belangrijkste vragen zijn: hoe moeten wij als samenleving omgaan met de gevoelens van gelovige mensen? Waar ligt de balans tussen het respecteren van hun gevoelens en het respecteren van de rechten van mensen die niet gelovig zijn?

Volgens gelovigen is het antwoord simpel: er moet blasfemiewetgeving worden ingevoerd. Hierdoor zullen gelovigen bescherming krijgen tegen verbale mishandeling en discriminatie. Bovendien zal hun godsdienst gerespecteerd worden. Sommige landen in Europa, zoals Denemarken, Duitsland en Italië, hebben blasfemiewetgeving. Probleem is echter dat deze landen, samen met 44 andere Europese landen, zijn aangesloten bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).4 In het EVRM worden belangrijke vrijheden en rechten beschermd, waaronder de vrijheid van godsdienst in artikel 9 EVRM. Een schending van art. 9 EVRM vanwege blasfemie kan positieve of negatieve gevolgen hebben voor de godsdienstvrijheid van anderen. Bekendere godsdiensten kunnen blasfemiewetgeving gebruiken als een middel om minderheden te discrimineren. Een mogelijk voordeel van blasfemiewetgeving is dat gelovigen zich vrijer voelen om hun geloof uit te oefenen. Echter, het is onduidelijk hoe het zit ten aanzien van de werkingssfeer van art. 9 EVRM wanneer een blasfemiewet in het geding is.

Het probleem waar dit onderzoek zich op richt, is of blasfemiewetgeving een beperking vormt op de vrijheid van godsdienst van art. 9 EVRM. Deze scriptie tracht duidelijkheid te bieden in het antwoord op de vraag of de aanwezigheid van blasfemiewetgeving in bepaalde lidstaten de werkingssfeer van art. 9 EVRM kan veranderen, en zo ja, welk standpunt daarover ingenomen kan worden in het licht van dit artikel. Dit kan van belang zijn voor de discussie over de wenselijkheid van blasfemiewetgeving. Bepaalde groepen menen dat de invoering van blasfemiewetten terroristische aanslagen, zoals die in

1 J. E. David, 'After Paris and Copenhagen, can free speech learn to live with religion?', CNBC 21 February 2015;

www.cnbc.com/2015/02/21/after-paris-and-copenhagen-can-free-speech-learn-to-live-with-religion.html.

2 Het tijdschrift Charlie Hebdo houdt zich voornamelijk bezig met het kritisch commentaar geven op onderwerpen zoals

politiek en religie.

3 D. Bilefsky and M. de la Baume,'Terrorists Strike Charlie Hebdo Newspaper in Paris, Leaving 12 Dead', NY Times 8 January

2015, www.nytimes.com/2015/01/08/world/europe/charlie-hebdo-paris-shooting.html?_r=0.

4 De aangesloten lidstaten zijn de leden van de Raad van Europa. Het doel van de Raad van Europa is het bevorderen van

(5)

Parijs, zullen voorkomen terwijl anderen menen dat deze aanslagen juist zullen toenemen vanwege de invoering van blasfemiewetten. Echter, om een eerlijke discussie te kunnen voeren over de wenselijkheid van blasfemiewetten, is het belangrijk om een idee te krijgen van de voordelen, nadelen en gevolgen van blasfemiewetten.

In Nederland werd bijvoorbeeld, per 1 februari 2014, art. 147 Sr (het verbod op smadelijke godslastering) uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt.5 De voorstanders van de afschaffing waren van mening dat “wetsartikelen die aparte bescherming bieden aan (bepaalde) gelovigen niet passen in het idee van gelijke behandeling.”6 Daarnaast meenden ze dat “er voldoende andere artikelen zijn die gelovigen voor uitsluiting, haatzaaien of het voorkomen van een verstoring van de openbare orde beschermen .”7 Als

laatste argument hebben ze aangevoerd dat “het maatschappelijke en politieke debat voldoende aanknopingspunten biedt om grievende en smadelijke uitingen van repliek te dienen.”8 Verder, op 1 januari 2010, is de Ierse Defamation Act 2009 in werking getreden.9 Deze wet stelt verschillende soorten laster strafbaar, waaronder blasfemie. Deze wet had voor zijn werking veel tegenstand gekregen en na zijn invoering is deze tegenstand groter geworden. Ierse burgers proberen via acties, zoals brieven schrijven aan de ministers en het indienen van verzoekschriften, de regering te overtuigen de wet af te schaffen. Er werd zelfs gesproken over het houden van een referendum.

Bovendien hebben slechts 15 van de 47 Europeselanden blasfemiewetgeving.10 Het is belangrijk om te weten wat voor invloed dit soort wetgeving kan hebben op de werking van art. 9 EVRM, vooral voor de landen die geen blasfemiewetgeving hebben. Regeringen worden onder druk gezet om blasfemiewetgeving in te voeren, maar er wordt zelden gekeken naar de mogelijke gevolgen die in het leven worden geroepen door blasfemie strafbaar te stellen.

I.2 Onderzoeksdoel

Het onderzoeksdoel is tweeledig. Het eerste deel van het onderzoek richt zich vooral op het beschrijven van blasfemie met betrekking tot de bescherming van art. 9 EVRM. Hierbij word het begrip 'blasfemie' gedefinieerd en wordt de werkingssfeer van art. 9 EVRM beschreven.

Het tweede deel van het onderzoek richt zich op het beargumenteren of blasfemiewetgeving verenigbaar is met de doelen van art. 9 EVRM.

5 Wet van 23 januari 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op

godslastering, Stb. 2014, 39.

6 Kamerstukken II 2010/11, 32 203, nr. 5, Voorstel van wet van de leden Van der Ham, De Wit en Teeven tot wijziging van het

Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering, p. 3.

7 Ibid, p. 4. 8 Ibid, p. 4.

9 S. Clarke, Ireland: New Prohibition on Blasphemy, Library of Congress, 8 January 2010,

www.loc.gov/lawweb/servlet/lloc_news?disp3_l205401765_text.

10 Volgens Pew Research Centre hebben o.a. de volgende landen blasfemiewetgeving: Denemarken, Duitsland, Griekenland,

Ierland, Italië en Polen. (bron: www.pewresearch.org/fact-tank/2014/05/28/which-countries-still-outlaw- apostasy-and-blasphemy/)

(6)

Omdat het onderzoek betrekking heeft op Europa, heb ik besloten om de Ierse Defamation Act 2009 te gebruiken. Dit zal meer duidelijkheid verschaffen ten aanzien van de werking van blasfemiewetgeving in een land dat aangesloten is bij het EVRM. Verder is de Ierse wetgeving het meest recente voorbeeld van blasfemiewetgeving in Europa. Als gevolg biedt het een betere voorstelling van de problemen die een rol kunnen spelen bij blasfemiewetgeving.

I.3 Centrale vraag en deelvragen

Is blasfemiewetgeving verenigbaar met art. 9 EVRM?

Om een antwoord op deze vraag te kunnen geven, dienen eerst de volgende deelvragen te worden beantwoord:

1. Welke waarborgen biedt art. 9 EVRM voor de bescherming van vrijheid van religie?

2. Hoe wordt blasfemie gedefinieerd in de literatuur en door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

3. Hoe wordt art. 9 EVRM door het begrip blasfemie ingevuld?

4. Welk kader gebruikt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bij de beoordeling of er sprake is van schending van art. 9 EVRM in blasfemiezaken?

5. Wat zijn de argumenten voor en tegen blasfemiewetgeving?

I.4 Theoretisch kader

Dit onderzoek heeft betrekking op het staatsrecht, meer specifiek gaat het over de vrijheid van religie van art. 9 EVRM en blasfemie.

I.5 Methode van onderzoek

Voor de beantwoording van de eerste deelvraag dienen art. 9 EVRM, de jurisprudentie en de literatuur geraadpleegd te worden. Het is van belang om een duidelijk beeld te krijgen van wanneer er sprake is van religie en welke handelingen door dit artikel worden beschermd.

De tweede deelvraag richt zich op de definitie van blasfemie zoals die door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) wordt verstaan. Om een algemene definitie te geven, worden de jurisprudentie en de literatuur geraadpleegd.

De derde deelvraag wordt beantwoord aan de hand van een analyse van de jurisprudentie van het Hof die betrekking heeft op blasfemie. Zo wordt een beeld geschetst van de omstandigheden en gevallen die een rol kunnen spelen bij de beoordeling of er sprake is van schending van art. 9 EVRM in gevallen waarin een blasfemiewet in het geding is.

(7)

De vierde deelvraag spitst zich toe op de invulling van art. 9 EVRM middels het begrip blasfemie en de gevolgen van deze opvatting voor landen die geen blasfemiewetgeving hebben.

De vijfde deelvraag richt zich op de argumenten voor en tegen blasfemiewetgeving in het licht van de doelen van de EVRM.

Deze informatie leidt tezamen tot de vorming van een standpunt over de werkingssfeer van art. 9 EVRM wanneer een blasfemiewet in het geding is. Bovendien wordt deze situatie geanalyseerd en wordt een uitleg gegeven over de wenselijkheid van deze ontwikkeling.

I.6 Wetenschappelijke relevantie

De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is gelegen in de beantwoording van de vraag of sprake is van een veranderende werkingssfeer van art. 9 EVRM. Daarnaast wordt de grens van blasfemiewetgeving ten aanzien van de vrijheid van godsdienst aangegeven.

I.7 Opbouw van het onderzoek

De scriptie is als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk komt art. 9 EVRM aan de orde. Er wordt een beschrijving gegeven van de bescherming van de vrijheid van godsdienst en de levensovertuiging. In hoofdstuk twee wordt de definitie van blasfemie geschetst. In hoofdstuk drie wordt ingegaan op het huidige standpunt van het Hof in art. 9 EVRM zaken waarin een blasfemiewet in het geding is. Daarnaast worden argumenten voor en tegen blasfemiewetgeving behandeld. Er wordt ook ingegaan op de wenselijkheid van blasfemiewetgeving binnen Europa. In hoofdstuk vier wordt ten slotte antwoord gegeven op de hoofdvraag, namelijk of blasfemiewetten verenigbaar zijn met art. 9 EVRM.

(8)

Hoofdstuk 1 Art. 9 EVRM

1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt art. 9 EVRM nader toegelicht. Eerst zal de reikwijdte van art. 9 EVRM aan de orde komen. Daarna worden de begrippen godsdienst en levensovertuiging beschreven. Verder worden het forum internum en het forum externum nader toegelicht. Daarna komen manifestaties aan de orde. Vervolgens worden de beperkingsmogelijkheden besproken. Ten slotte komt de margin of appreciation aan de orde.

1.2 Reikwijdte

Art. 9 EVRM luidt als volgt:

1. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.

2. De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Volgens het eerste lid van art. 9 EVRM omvat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst het recht van godsdienst of overtuiging te veranderen (het forum internum) en het recht om een godsdienst of overtuiging alleen of met anderen, zowel privé als in het openbaar te belijden of uit te drukken (het forum externum). Op grond van het tweede lid van art. 9 EVRM kunnen er beperkingen worden opgelegd, zolang die beperkingen wettelijk zijn toegestaan en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn.

1.3 Godsdienst of levensovertuiging

Wat wordt bedoeld met “godsdienst” en “levensovertuiging” in de zin van art. 9 EVRM? Het Hof vond het niet noodzakelijk om deze woorden te definiëren. De reden hiervoor is dat het Hof meent dat: “it is clearly not the Court’s task to decide in abstracto whether or not a body of beliefs and related practices may be considered a “religion”.”1112 Dit betekent dat het Hof geen inhoudelijk oordeel geeft over

11 De bron van de arresten die in dit hoofdstuk wordt genoemd is: J. Murdoch, Freedom of Thought, Conscience and Religion,

A Guide to the Implementation of Article 9 of the European Convention on Human Rights, Human Rights Handbooks, Council of Europe, Strasbourg 2012.

(9)

theologische kwesties bij de beoordeling of sprake is van een godsdienst of een levensovertuiging in de zin van art. 9 EVRM.

Onder godsdienst in de zin van art. 9 EVRM vallen onder andere de bekende monotheïstische religies zoals de islam13 en het christelijk geloof14 en polytheïstische godsdiensten, zoals hindoeïsme.15 Daarnaast geldt dat de verscheidene denominaties en groepen ook worden beschermd.16 Verder genieten 'non-belief', evenals niet-religieuze overtuigingen ook bescherming onder art. 9 EVRM.17

De beoordeling van overtuigingen is vergelijkbaar met die van godsdiensten. Volgens het Hof moet er sprake zijn van meer dan een mening.18 Een overtuiging moet aan twee eisen voldoen om als een

overtuiging in de zin van art. 9 EVRM te worden beschouwd. Ten eerste moet er sprake zijn van: “a certain level of cogency, seriousness, cohesion and importance.”19 Ten tweede moet de overtuiging verenigbaar zijn met respect voor menselijke waardigheid. Met andere woorden: een overtuiging dient “a weighty and substantial aspect of human life and behaviour”20 te betreffen en moet worden gezien als “worthy of respect in a "democratic society”.21

Bovendien is van belang of er sprake is van een identificeerbare godsdienst of overtuiging. Voor bekende traditionele godsdiensten zal dit geen problemen opleveren. Dit is anders zodra het minder bekende godsdiensten en levensovertuigingen betreft, die kleine groepen aanhangers hebben. Druidism22 en Jehovah’s Witnesses23 worden bijvoorbeeld beschermd onder art. 9 EVRM. In gevallen waar er onzekerheid is over de betreffende godsdienst of overtuiging, zal de eiser moeten aantonen dat zijn godsdienst of overtuiging inderdaad bestaat.24

1.4 Het forum internum

Met forum internum wordt de innerlijke geestelijke vrijheid bedoeld.25 De tekst van art. 9 EVRM laat zien dat het hebben en veranderen van een geloof een absoluut recht is.26 Dit wordt tevens bevestigd door het Hof in Kokkinakis.27

12 EHRM 1 oktober 2009, 76836/01en 32782/03 (Kimlya en anderen/Rusland), par. 79. 13 EHRM 10 november 2005, 44774/98 (Sahin/Turkije).

14 ECRM 8 maart 1985, 11045/84 (Knudsen/Noorwegen).

15 ECRM 8 maart 1994, 20490/92 (ISKCON en anderen/Verenigd Koninkrijk). 16 EHRM 27 juni 2000, 27417/95 (Cha’are Shalom Ve Tsedek/Frankrijk). 17 EHRM 25 mei 1993, 14307/88 (Kokkinakis/Griekenland), par. 31.

18 EHRM 25 februari 1992, 7511/76 (Campbell en Cossans/Verenigd Koninkrijk), par. 36. 19 Ibid, par. 36.

20 Ibid, par. 36. 21 Ibid, par. 36.

22 ECRM 14 juli 1987, 12587/86, (A.R.M. Chappell/Verenigd Koninkrijk). 23 EHRM 25 mei 1993, 14307/88 (Kokkinakis/Griekenland).

24 ECRM 15 december 1977, 7547/76 (X / Verenigd Koninkrijk).

25 B.P. Vermeulen, Vrijheid, gelijkheid, burgerschap. Over verschuivende fundamenten van het Nederlandse minderhedenrecht

en –beleid: immigratie, integratie, onderwijs en religie, Den Haag: Sdu Uitgevers 2007, p. 20.

26 J. Murdoch, Freedom of Thought, Conscience and Religion, A Guide to the Implementation of Article 9 of the European

Convention on Human Rights, Human Rights Handbooks, Council of Europe, Strasbourg 2012, p. 18.

(10)

1.5 Het forum externum

Art. 9 lid 1 EVRM noemt vier manifestaties van een godsdienst of overtuiging, namelijk: • eredienst,

• onderrichten,

• praktische toepassing

• en het onderhouden van geboden en voorschriften.

Niet alle gedragingen of handelingen worden beschouwd als een beschermende manifestatie in de zin van art. 9 EVRM. In het arrest Arrowsmith meende het Hof dat: “does not cover each act which is motivated or influenced by a religion or a belief.”28 Verder is het arrest Sahin van belang, waarin werd beoordeeld

dat: “in democratic societies, in which several religions coexist within one and the same population, it may be necessary to place restrictions on freedom to manifest one’s religion or belief in order to reconcile the interest of various groups.”29 Dus, of er sprake is van een manifestatie in de zin van art. 9 lid 1 EVRM is afhankelijk van de omstandigheden.

1.6 Manifestaties

Eredienst

De eredienst is één van de vier manifestaties van de godsdienstvrijheid van art. 9 EVRM. Niet alleen deelneming, maar tevens het weigeren om deel te nemen aan een eredienst wordt beschermd.30

Onderrichten

Deze manifestatie wordt gegarandeerd door het recht op onderwijs.31 In het verlengde geldt dat ouders het

recht hebben om hun kinderen op te voeden en te onderwijzen32 op een manier dat overeenstemt met hun godsdienstige en filosofische overtuigingen.33 Behalve het onderwijzen van kinderen over een godsdienst of overtuiging, omvat onderrichten tevens het trachten te bekeren (proselitisme)34 en evangeliseren35 van anderen.

Praktiseren

In Pichon et Sajous heeft het Hof uitleg gegeven van het begrip “praktiseren”. De zaak ging om een Franse apotheker die weigerde om bepaalde voorbehoedsmiddelen te verkopen. Zijn weigering was gebaseerd op godsdienstige motieven. Echter, zijn weigering was in strijd met de wetgeving betreffende

28 ECRM 5 december 1978, 7050/75 (Arrowsmith/Verenigd Koninkrijk). 29 EHRM 10 november 2005, 44774/98 (Sahin/Turkije).

30 De rechtspositie van erkende erediensten en levensbeschouwingen in Staat en maatschappij, Patrick de Pooter, p. 109. 31 Ibid, p. 109.

32 Dit recht wordt gewaarborgd in art. 2 van het eerste bijgevoegd protocol bij het EVRM.

33 De rechtspositie van erkende erediensten en levensbeschouwingen in Staat en maatschappij, Patrick de Pooter, p. 109. 34 EHRM 25 mei 1993, 14307/88 (Kokkinakis/Griekenland).

35 J. Murdoch, Freedom of Thought, Conscience and Religion, A Guide to the Implementation of Article 9 of the European

(11)

apotheken. Het Hof oordeelde dat de weigering niet door art. 9 EVRM werd gedekt:

“the main sphere protected by Article 9 is that of personal convictions and religious beliefs, in other words what are sometimes referred to as matters of individual conscience. It also protects acts that are closely linked to these matters such as acts of worship or devotion forming part of the practice of a religion or a belief in a generally accepted form.”36

Hieruit kan worden afgeleid dat een handeling die niet rechtstreeks met een overtuiging of slechts in verwijderd verband staat, buiten de reikwijdte van art. 9 EVRM valt. Volgens het Hof dient een handeling “closely linked” te zijn aan de overtuiging. Of sprake is van een nauw verband, zal per geval worden vastgesteld. Een voorbeeld van een praktische manifestatie is ritueel slachten.37

Het onderhouden van geboden en voorschriften

In principe wordt dit aspect gedekt door de manifestatie “praktische toepassing”. Het Hof beschouwt ritueel slachten bijvoorbeeld als een “observance”38 en een “essential form of practice”39.

1.7 Beperkingsmogelijkheden

In art. 9 lid 2 EVRM staan de voorwaarden waaraan een beperking op de godsdienstvrijheid van lid 1 dient te voldoen. Een beperking dient “bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.”

Indien sprake is van een beperking op de godsdienstvrijheid van art. 9 lid 1 EVRM, moet het Hof beoordelen of deze beperking geoorloofd is.40 Eerst wordt onderzocht of de beperking bij wet is voorzien. Indien dit het geval is, wordt vervolgens nagegaan of de beperking een legitiem doel heeft. Ten slotte wordt beoordeeld of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving. Hierbij spelen proportionaliteit en subsidiariteit een rol.41

1.7.1 Bij wet voorzien

Een beperking dient bij wet voorzien te zijn. Er moet sprake zijn van een geschreven of ongeschreven regel met een normatieve werking.42 Een beperking kan gebaseerd zijn op nationale wetgeving of uitvoeringsbesluiten. Volgens het Hof moet een wetsbepaling toegankelijk en voorzienbaar zijn.43 De toegankelijkheidseis houdt in dat een burger dient te beschikken over adequate gegevens met

36 EHRM 2 juli 2001, 49853/99 (Pichon en Sajous/Frankrijk).

37 EHRM 27 juni 2000, 27417/95 (Cha’are Shalom Ve Tsedek/Frankrijk). 38 Ibid.

39 Ibid.

40 EHRM 26 april 1979, 6538/74 (Sunday Times/Verenigd koninkrijk).

41 F.T. Oldenhuis e.a., Schurende relaties tussen recht en religie, Assen: Koninklijke Van Gorcum 2000, p. 22. 42 EHRM 24 april 1990, 11801/85 (Kruslin/Frankrijk), par. 29.

(12)

betrekking tot de regels die in een bepaald geval van toepassing zijn. Hiervan is sprake indien de betreffende wetgeving gepubliceerd of te raadplegen is. Dit is niet het geval wanneer het een interne memo betreft, omdat deze niet toegankelijk is voor het publiek.44 Verder zijn de inhoud van een regeling, het toepassingsgebied en de status van de adressaten.45

Voorzienbaarheid houdt in dat een regel zo is opgesteld dat de adressaten redelijkerwijs de juridische consequenties van hun handelingen kunnen voorzien en hun gedrag dus op de regel kunnen afstemmen.46 Doordat nationale autoriteiten flexibiliteit hebben bij het opstellen van een wetsbepaling, hoeft er geen sprake te zijn van absolute voorzienbaarheid.47 Het belang dat een wet kan volhouden bij veranderende omstandigheden, weegt zwaarder dan rechtszekerheid.48

1.7.2 Legitiem doel

In art. 9 lid 2 EVRM staat een lijst49 van de belangen waarop de godsdienstvrijheid mag worden ingeperkt. De legitieme doelen zijn: het belang van de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Deze doelen worden extensief door het Hof geïnterpreteerd, waardoor de meeste beperkingen onder één van de doelen gebracht kunnen worden.50

In principe kan slechts uit toepassing van de criteria worden afgeleid welke betekenis aan de beperkingsgrond wordt toegekend.51 Ten aanzien van het doel “bescherming van de goede zeden” gaat het Hof ervan uit dat: “In particular, it is not possible to find in the domestic law of the various Contracting States a uniform European conception of morals. The view taken by their respective laws of the requirements of morals varies from time to time and from place to place, especially in our era which is characterised by a rapid and far-reaching evolution of opinions on the subject. By reason of their direct and continuous contact with the vital forces of their countries, State authorities are in principle in a better position than the international judge to give an opinion on the exact content of these requirements as well as on the "necessity" of a "restriction" or "penalty" intended to meet them. ”52 Dus, het feit dat een beperking een legitiem doel moet hebben, wordt marginaal getoetst.

1.7.3 Noodzakelijk in een democratische samenleving

Om als noodzakelijk in een democratische samenleving te worden geacht, dient er sprake te zijn van:

44 EHRM 29 april 2003, 38812/97 (Poltoratskiy/Oekraïne), par. 158. 45 EHRM 28 maart 1990, 10890/84 (Groppera/ Zwitserland), par. 68.

46 EHRM 26 april 1979, 6538/74 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk), par. 49. 47 EHRM 25 november 1996, 17419/90 (Wingrove/Verenigd Koninkrijk), par. 42.

48 J. Vande Lanotte en Y. Haeck, Handboek EVRM. Deel 1. Algemene beginselen, Antwerpen: Intersentia 2005, p. 130. 49 Deze lijst is limitatief opgesomd.

50 J. Vande Lanotte en Y. Haeck, Handboek EVRM. Deel 1. Algemene beginselen, Antwerpen: Intersentia 2005, p. 136. 51 J.G.C. Schokkenbroek, Toetsing aan de vrijheidsrechten van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de

Mens, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1996, p. 184.

(13)

1. een dringende maatschappelijke behoefte;

2. een redelijke verhouding tussen de zwaarte van de beperking en het gewicht van het belang dat met de inbreuk wordt gediend;

3. de minst vergaande beperking;

4. en rechtvaardiging van de beperking door relevante en afdoende redenen.

De voorwaarden zijn alternatief waardoor zij afzonderlijk worden getoetst.53 De beoordeling van de noodzaak van een beperking in een democratische samenleving wordt uitgewerkt door middel van het pertinentiecriterium. Dit criterium houdt in dat de gronden die de staat aanvoert voor een beperking relevant en toereikend dienen te zijn om het beoogde doel te bereiken.54

1.7.4 Dringende maatschappelijke behoefte

De dringende maatschappelijke behoefte wordt per geval vastgesteld. Een beperking hoeft niet onmisbaar te zijn om het beoogde doel te bereiken. Echter, dit betekent niet dat aan de noodzakelijkheidseis wordt voldaan wanneer een beperking slechts toelaatbaar, normaal, nuttig, redelijk of wenselijk is.55

Daarnaast dient de dringende maatschappelijke behoefte in overeenstemming te zijn met een democratische samenleving.56 Het Hof heeft geen vaste definitie gegeven van een democratische samenleving, maar heeft wel een aantal ijkpunten gegeven. De belangrijkste zijn pluralisme, tolerantie en ruimdenkendheid.57

1.8 Margin of appreciation

De margin of appreciation of de beoordelingsvrijheid is een toetsingsdoctrine die door het Hof wordt gebruikt bij de toetsing of - in een concreet geval - het EVRM al dan niet is geschonden. Een uitgangspunt voor de margin of appreciation is het feit dat het toezicht van het Hof een subsidiair karakter heeft. Echter, de belangrijkste reden voor de margin of appreciation is dat de nationale autoriteiten vaak een betere voorstelling van zaken hebben en in een betere beoordelingspositie verkeren dan het Hof.58 De margin of appreciation zorgt ervoor dat het Hof de mogelijkheid krijgt om een balans te vinden tussen de soevereiniteit van de lidstaten en de verplichtingen van de lidstaten onder het EVRM.59 Verder zorgt de margin of appreciation voor de vermijding van confrontaties tussen de lidstaten en het Hof.60 De omvang van de margin of appreciation hangt onder andere af van het recht in

53 J. Vande Lanotte en Y. Haeck, Handboek EVRM. Deel 1. Algemene beginselen, Antwerpen: Intersentia 2005, p. 138-139. 54 ECRM 22 oktober 1981, 7525/76 (Dudgeon/Verenigd Koninkrijk), par. 45.

55 EHRM 7 december 1976, 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk), par. 48. 56 EHRM 25 mei 1993, 14307/88 (Kokkinakis/Griekenland), par. 31.

57 D.J. Elzinga, R. De Lange en H.G. Hoogers, Handboek van het Nederlandse staatsrecht, Deventer: Kluwer 2006, p. 276. 58 EHRM 7 december 1976, 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk).

59 J. Vande Lanotte en Y. Haeck, Handboek EVRM. Deel 1. Algemene beginselen, Antwerpen: Intersentia 2005, p. 206. 60 Ibid, p. 206.

(14)

het geding, het doel dat met de inbreuk wordt nagestreefd61, de waarden die in een geval in het geding zijn62 en de mate van overeenstemming tussen de rechtspraktijken van de lidstaten.63

61 EHRM 26 april 1979, 6538/74(Sunday Times/Verenigd Koninkrijk), par. 59.

62 EHRM 26 september 1996, 18748/91 (Manoussakis en anderen /Griekenland), par. 44. 63 EHRM 28 november 1984, 8777/79 (Rasmussen /Denemarken), par. 40.

(15)

Hoofdstuk 2 Blasfemie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat blasfemie centraal. Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte komt blasfemie in de algemene zin aan de orde. Eerst zal de definitie van blasfemie aan de orde komen. Daarna zullen de categorieën van blasfemie worden besproken. Vervolgens zullen de verschillende soorten blasfemiewetten aan de orde komen. In het twee gedeelte komt Ierland aan de orde. Eerst wordt de opkomst van blasfemie in Ierland uiteengezet. Daarna zal de blasfemiewet zelf worden besproken.

2.2 Definitie van blasfemie

Het woord blasfemie is afkomstig van het Griekse woord blasphemia dat betekent: “a speaking ill, impious speech, slander.”64 In principe bestaat er geen eenduidig, algemeen gehanteerde definitie voor blasfemie. Echter, blasfemie in de breedste zin betreft “the use or abuse of language, or behavioural acts, that scorn the existence, nature or power of sacred beings, items or texts.”65

Dit betekent dat een blasfemische uitlating geschreven, visueel of verbaal kan zijn. Bijvoorbeeld binnen de islam wordt het afbeelden van de profeet Mohammed beschouwd als blasfemie en wordt met de doodstraf gestraft, terwijl het christelijke geloof geen probleem heeft met het overal afbeelden van Jezus, Maria en de heiligen. Bovendien, wat als blasfemisch wordt beschouwd, is afhankelijk van tijd, plaats, samenleving, godsdienst en context.

2.3 Soorten blasfemie

Volgens Nash kan blasfemie worden onderverdeeld in passieve blasfemie, dat voorkwam in Europa tijdens de middeleeuwen, en actieve blasfemie die in Europese wetgeving aanwezig is.66 Passieve

blasfemie gaat ervan uit dat blasfemie de gemeenschap blootstelt aan gevaar op twee manieren. De eerste manier is dat het niet bestraffen van blasfemie onvermijdelijk zou leiden tot een goddelijke straf voor de gemeenschap.67 Er werd beweerd dat de oorzaak van rampen zoals hongersnood, aardbevingen en pest voortkwam uit het falen om blasfemie te straffen.68 De tweede manier was de corrosieve kracht van blasfemie op het geloof en de sociale cohesie.69 Hierdoor was blasfemie niet slechts een religieus of

64 Zie: www.etymonline.com/index.php?allowed_in_frame=0&search=blasphemy.

65 D. Nash, 'Analyzing the History of Religious Crime: Models of ‘Passive’ and ‘Active’ Blasphemy since the Medieval Period',

Journal of Social History, Volume 41, Number 1, Fall 2007, p. 6.

66 Ibid.

67 C. Baumgartner, 'Blasphemy As Violence: Trying to Understand the Kind of Injury That Can Be Inflicted by Acts and

Artefacts That Are Construed As Blasphemy', Journal of Religion in Europe, Volume 6, Issue 1, 2013, p. 44.

68 L. W. Levy, Blasphemy: Verbal Offense Against the Sacred, from Moses to Salman Rushdie,Chapel Hill & London:

University of North Carolina Press, 1993.

69 C. Baumgartner, 'Blasphemy As Violence: Trying to Understand the Kind of Injury That Can Be Inflicted by Acts and

(16)

theologisch probleem, maar tevens een sociaal en politiek probleem.70 In dit systeem vormt het bestaan van blasfemie een bedreiging voor de vrede en de sociale orde.71 Dit is de reden waarom staten in de middeleeuwen actief ketters vervolgden.72

Bij actieve blasfemie staat het kwetsen van godsdienstige gevoelens centraal. Vele gelovigen beschouwen blasfemie als “an act as a defilement and mockery of what they hold sacred”.73 Deze nadruk op de

gevoelens van individuen is een gevolg van de “secularization of blasphemy”74. Als een gevolg van deze ontwikkeling wordt de vraag of er sprake is van blasfemie, afhankelijk gesteld van het feit of mensen zich beledigd voelen.75 Bovendien is deze ontwikkeling in overeenstemming met de (wettelijke)

vereiste dat individuen, die menen dat er sprake is van blasfemie, dit moeten aantonen.76 Echter, bij actieve blasfemie vormt blasfemie geen gevaar voor de sociale en politieke cohesie.77

Naast Nash’ theorie is er ook Baumgartners geweldtheorie. Zijn theorie gaat ervan uit dat er een nauw verband staat tussen blasfemie en het veroorzaakte letsel dat een persoon ondervindt. Het letsel kan fysiek, psychologisch of indirect zijn.78

2.4 Soorten blasfemiewetten

2.4.1 Blasfemiewetten die individuen beschermen

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen blasfemiewetten die individuen beschermen en blasfemiewetten die geloof beschermen. 79 Het eerste type beschermt de godsdienstvrijheid en beschermt tegen het kwetsen van gevoelens.80 Dit soort wetgeving komt meestal voor in westerse democratische landen. Deze wetten bieden bescherming aan gelovigen tegen laster, vooral in gevallen van blasfemische uitingen die geweld aansporen of beledigend zijn.81 Het doel van deze wetten is om de menselijke

70 Jean-Pierre Wils, Gotteslästerung (Frankfurt am Main: Verlag der Weltreligionen, 2007).

71 C. Baumgartner, 'Blasphemy As Violence: Trying to Understand the Kind of Injury That Can Be Inflicted by Acts and

Artefacts That Are Construed As Blasphemy', Journal of Religion in Europe, Volume 6, Issue 1, 2013, p. 44.

72 Ibid, p. 44. 73 Ibid, p. 45.

74 Zie A. Dacey, The Future of Blasphemy: Speaking of the Sacred in an Age of Human Rights, London & New York:

Continuum 2012.

75 Een bekende uitspraak over dit concept werd gedaan door Lord Chief Justice Colerige in 1883: “I now lay it down as law,

that if the decencies of controversy are observed, even the fundamentals of religion may be attacked without the writer being guilty of blasphemy. (House of Lords (Verenigd Koninkrijk) Reg. v. Ramsay and Foote [1883] 15 Cox, C.C. 231, 238. [*422]) Hieruit kan worden afgeleid dat het niet zozeer gaat om de inhoud, maar om de manier waarop de boodschap wordt

overgebracht.

76 D. Nash, 'Analyzing the History of Religious Crime: Models of ‘Passive’ and ‘Active’ Blasphemy since the Medieval Period',

Journal of Social History, Volume 41, Number 1, Fall 2007, p. 10.

77 C. Baumgartner, 'Blasphemy As Violence: Trying to Understand the Kind of Injury That Can Be Inflicted by Acts and

Artefacts That Are Construed As Blasphemy', Journal of Religion in Europe, Volume 6, Issue 1, 2013, p. 46.

78 Ibid, p. 46-56.

79 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The

Freedom Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014.

80 Ibid, p. 606. 81 Ibid, p. 606.

(17)

waardigheid, het recht om niet gekwetst te worden en de vrijheid om eigen geloof te kiezen, te beschermen tegen uitingen die onaanvaardbaar zijn.82

Een voorbeeld van het eerste type is de Ierse Defamation Act.83 Deze wet illustreert een belangrijk kenmerk van de (huidige) geldende blasfemiewetten in westerse landen, namelijk: de aantasting van de vrijheid van meningsuiting.84 De Defamation Act classificeert blasfemie als haatzaaiing (hate speech).85 Section 36 van de Ierse Defamation Act:

(1) A person who publishes or utters blasphemous matter shall be guilty of an offence and shall be liable upon conviction on indictment to a fine not exceeding €25,000.

(2) For the purposes of this section, a person publishes or utters blasphemous matter if—

(a) he or she publishes or utters matter that is grossly abusive or insulting in relation to matters held sacred by any religion, thereby causing outrage among a substantial number of the adherents of that religion, and

(b) he or she intends, by the publication or utterance of the matter concerned, to cause such outrage.

Section 36(2)(b) lijkt veel op het traditionele haat zaaien of “fighting words”86 (“Fighting words” zijn een rechtvaardige beperking op de vrijheid van meningsuiting.87) Echter, de Defamation Act gaat verder omdat er noch onmiddellijke handeling of woede is vereist, noch een handeling volgt als reactie op de uitlating.88 Dit artikel vormt een breuk met de democratische traditie door “outrage

among a substantial number of the adherents of that religion” als voorwaarde voor blasfemie, als strafbaar feit te gebruiken.89 Dit is een radicale stap in het beperken van de vrijheid van meningsuiting.90 In deze zin wordt blasfemie beschouwd als “grossly abusive or insulting” die “outrage” veroorzaakt. Een tweede kenmerk van de Ierse Defamation Act is zijn doel om het recht om niet in zijn religieuze gevoelens te kwetsen wordt via de vrijheid van godsdienst beschermd.91

82 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 606.

83 Defamation Act 2009 (Act No. 31/2009).

84 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 607.

85 Ibid, p. 607.

86 Supreme Court (Verenigde Staten) 9 March 1942, Chaplinsky v. New Hampshire [1942] 315 U.S. 568, 572: “There are

certain well-defined and narrowly limited classes of speech, the prevention and punishment of which have never been thought to raise any constitutional problem. These include the lewd and obscene, the profane, the libelous, and the insulting or

"fighting" words those which by their very utterance inflict injury or tend to incite an immediate breach of the peace. It has been well observed that such utterances are no essential part of any exposition of ideas, and are of such slight social value as a step to truth that any benefit that may be derived from them is clearly outweighed by the social interest in order and morality.”

87 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 607.

88 Ibid, p. 607. 89 Ibid, p. 608. 90 Ibid, p. 607-608.

(18)

2.4.2 Blasfemiewetten die geloof beschermen

Blasfemiewetten die de godsdienst beschermen komen meestal voor in islamitische landen.92 Als reactie op de secularisatie van de jaren 70, hebben moslimlanden besloten om terug te keren naar hun traditionele normen en waarden door middel van het invoeren van de Sharia.93 In de jaren 80 werd dit proces, “Islamization”, het officiële regeringsbeleid van bepaalde islamitisch staten (zoals Iran en Pakistan).94 “Islamization” was de kracht achter de vernieuwde blasfemiewetten.95

De invloed van de Sharia verschilt per land en per wetssysteem.96 In Mali is de Sharia bijvoorbeeld beperkt tot slechts het familierecht en persoonlijke situaties97 terwijl landen zoals Pakistan, Egypte en

Sudan, de Sharia gedeeltelijk in hun rechtssysteem hebben ingevoerd.98 Saudi Arabië, waar Sharia de heersende wet is, vormt een uiterste.99 Islamitische landen hebben geen scheiding tussen staat en kerk100 waardoor islamitische beginselen en idealen een grote rol spelen in het wetgevingsproces.101 In de meeste islamitisch landen wordt de volgende passage gebruikt als de basis voor blasfemie als strafbaar feit:

The only reward of those who make war upon Allah and His messenger and strive after corruption in the land will be that they will be killed or crucified, or have their hands and feet on alternate sides cut off, or will be expelled out of the land. Such will be their degradation in the world, and in the Hereafter theirs will be an awful doom.102

Om ondersteuning te krijgen voor de “Islamization” hebben bepaalde staten besloten om zware straffen (zoals amputatie en de doodstraf) in te voeren.103

Een voorbeeld van wetten die geloof beschermen zijn de Pakistaanse blasfemiebepalingen. Deze wetsbepalingen zijn voorbeelden van bepalingen die voornamelijk in moslimlanden voorkomen. Pakistan heeft de Sharia wet ingevoerd in hun burgerlijk wetboek en hun wetboek van strafrecht.104

92 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 608.

93 A.E. Mayer, 'Law and Religion in the Muslim Middle East', Am. J. Comp. L., Volume 35, Issue 1, 1987, p. 127–129. 94 Ibid, p. 156.

95 Ibid, p. 171.

96 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 609.

97 A.E. Mayer, 'Law and Religion in the Muslim Middle East', Am. J. Comp. L., Volume 35, Issue 1, 1987, p. 138. 98 Ibid, p. 130.

99 J. Wynbrandt & F. A. Gerges, A Brief History of Saudi Arabia, New York: Checkmark Books, 2010, p. 183. 100 D.E. Arzt, 'Heroes or Heretics: Religion Dissidents Under Islamic Law', Wis. Int’l L.J., Volume 14, 1996, p. 352. 101 Ibid, p. 352.

102 Qu’ran passage 5.33 van Mohammad M. Pickthall, The Glorious Qu’ran: Arabic Text and English Rendering, Chicago:

Kazi Publications Inc, 1983 p.106.

103 A.E. Mayer, 'Law and Religion in the Muslim Middle East', Am. J. Comp. L., Volume 35, Issue 1, 1987, p. 171.

104 R. J. Dobras, 'Is the United Nations Endorsing Human Rights Violations? An Analysis of the United Nations’ Combating

(19)

Blasfemie wordt geregeld in hoofdstuk XV van het Pakistaanse wetboek van Strafrecht.105 Hieronder staan de twee belangrijkste bepalingen:

295-B. Defiling, etc., of Holy Qur’an:

Whoever willfully defiles, damages or desecrates a copy of the Holy Qur’an or of an extract therefrom or uses it in any derogatory manner or for any unlawful purpose shall be punishable with imprisonment for life.

295-C. Use of derogatory remark, etc., in respect of the Holy Prophet:

Whoever by words, either spoken or written, or by visible representation or by any imputation, innuendo, or insinuation, directly or indirectly, defiles the sacred name of the Holy Prophet Muhammad (peace be upon him) shall be punished with death, or imprisonment for life, and shall also be liable to fine.106

Deze bepalingen bevatten drie elementen die voor deze soort bepalingen kenmerkend zijn. Het eerste element is de discriminatie jegens minderheden.107 Deze wetgeving beschermt slechts alle islamitische manifestaties en heiligen.108 Het doel is om de islam te beschermen tegen aanvallen.109 Pakistaanse

blasfemiewetten beschouwen alle andere godsdiensten, zoals het christelijk geloof, het hindoeïsme, Ahmadiya en boeddhisme, als ongelijk met de islam.110 Verder vallen de andere godsdiensten niet onder reikwijdte van deze artikelen, waardoor zij geen bescherming krijgen tegen belediging.111 Merkwaardig is dat deze godsdiensten vele aanhangers hebben binnen Pakistan.112 Verder, worden de aanhangers van deze godsdiensten vaak vervolgd voor blasfemie.113 Het tweede element is de zwaarte van de straffen.114 De doodstraf wordt bijvoorbeeld gebruikt als sanctie bij een overtreding van de wet.115Dit benadrukt de

ernst van blasfemie binnen het Pakistaanse strafrecht.116 Het derde element is dat een vervolging onder 295-A afhankelijk is van de “deliberate and malicious intention of outraging”117 van anderen.118

105 Nr. 45 van 1860 Pakistaanse Wetboek van Strafrecht. 106 Ibid, § 295.

107 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The

Freedom Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 611.

108 Ibid, p. 611.

109 U.S. Department of State, Pakistan: International Religious Freedom Report 2008. 110 Ibid.

111 Ibid. 112 Ibid.

113 'Christians Often Victims under Pakistan’s Blasphemy Law', Catholic World News, 13 May 2005,

www.catholicculture.org/news/features/index.cfm?recnum=37115.

114 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 611.

115 Nr. 45 van 1860 Pakistaanse Wetboek van Strafrecht, § 295-C.

116 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 611.

117 Nr. 45 van 1860 Pakistaanse Wetboek van Strafrecht, § 295: “Whoever, with deliberate and malicious intention of outraging

the religious feelings of any class of the citizens of Pakistan, by words, either spoken or written, or by visible representations insults or attempts to insult the religion or the religious beliefs of that class, shall be punished with imprisonment ....”

118 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The Freedom

(20)

Het gevolg is dat deze wet slechts werkt als sprake is van publieke “outrage”.119 Het doel van deze vereiste is om de integriteit van de islam te beschermen.120 Hierdoor zal het moeilijk zijn voor minderheidsgroepen om aan deze voorwaarde te voldoen in een land als Pakistan, waar 97% van de inwoners islamitisch is.121

2.5 Ierland

Ierland is het eerst Europese land dat een blasfemiewet heeft ingevoerd in de 21de eeuw. Deze wet heeft voor een deel een rol gespeeld in de hernieuwde interesse in blasfemie en blasfemiewetgeving. Dit is de reden waarom Ierland als voorbeeldland werd gekozen.

2.5.1 Opkomst van blasfemie

Na de 17de eeuw werd blasfemie een strafbaar feit.122 De reden hiervoor is de Engelse Reformatie. De Reformatie zorgde ervoor dat de koning hoofd van de kerk werd123 waardoor blasfemie werd gezien als een aanval op de kerk en de staat.124 “Common law” meende dat blasfemie “does not extend to religions other than Christianity”125 waardoor de vervolgingen op ketters werden gericht.126 Echter, tijdens de evolutie van de common law verschoof de nadruk van het opleggen van religieuze orthodoxie naar het beschermen van het christelijk geloof.127

Oorspronkelijk hadden de kerkelijk gerechtshoven jurisdictie als het het straffen van onorthodoxe religieuze spraak betrof.128 Volgens het canonieke recht werd onder blasfemie het toewijzen van valse eigenschappen aan God of het weigeren van Gods ware kenmerken verstaan.129 Het behoort tot de doodzondes waardoor opzet in de zin van “full knowledge” van zijn zondigheid is vereist.130

2.5.2 Blasfemiezaken onder common law

De eerste zaak in 1703 betrof een unitaristische dominee, Thomas Emlyn. Hij werd veroordeeld voor het schrijven van een boek waarin stond dat Jezus ongelijk was aan God.131 De tweede vervolging in 1852,

119 C. Holzaepfel, 'Can I Say That?: How An International Blasphemy Law Pits The Freedom Of Religion Against The

Freedom Of Speech', Emory International Law Review, Volume 28, Issue 1, 2014, p. 611.

120 Ibid, p. 614.

121 U.S. Department of State, Pakistan: International Religious Freedom Report 2008.

122 P. O’Mahony, Criminal Justice in Ireland, Ireland: Institute of Public Administration, 2002, p. 6. 123House of Lords (Verenigd Koninkrijk) Taylor’s Case [1676] 86 Eng. Rep. 189, 1 Vent. 293. 124 Ibid.

125 M. Tregilgas-Davey, 'Ex Parte Choudhury: An Opportunity Missed', Mod. L. Rev., Volume 54, 1991, p. 295.

126 J. Patrick, 'Not Dead, Just Sleeping: Canada’s Prohibition on Blasphemous Libel as a Case Study in Obsolete Legislation',

U.B.C. L. Rev., Volume 41, 2008, p. 199.

127 Ibid, p. 199.

128 D. Hall, 'Words as Weapons: Speech, Violence, and Gender in Late Medieval Ireland' , Éire, Volume 41, 2006, p.132— 33. 129 R. H. Helmholz,'The Bible in the Service of the Canon Law', Chi. Kent L. Rev., Volume 70, 1994, p. 1570.

130 United States Catholic Conference, Catechism of the Catholic Church, Vatican City: Libreria Editrice Vaticana, 1997 p.

505, 576.

(21)

betrof een Franciscaner broeder die voor het openbaar verbranden van een Protestantse Bijbel werd veroordeeld.132 Drie jaar later, in een vergelijkbare zaak, werd een Redemptionist priest vrijgesproken voor het verbranden van een bijbel. De reden was dat hij niet op de hoogte was van het feit dat er een bijbel tussen de stapel “kwade” boeken lag.133 De eerste zaak betrof slechts het weigeren van de Christelijke doctrine134, terwijl de andere vervolgingen waren gericht tegen katholieken.135

2.5.3 Corway v Independent Newspapers zaak

In de rechtszaak Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd136 stond de striptekening centraal, getiteld “Hello Progress – Bye Bye Father”, die in de Sunday Independent krant werd gepubliceerd. De striptekening illustreerde drie ministers die de hostie en de miskelk, die door een priester wordt aangeboden, weigerden. (Zie afbeelding 1) De aanklager, een timmerman uit Dublin, meende dat hij “suffered offence and outrage by reason of the insult, ridicule and contempt shown towards the sacrament of the Eucharist as a result of the publication of the matter complained of herein”137 137 en dat de Sunday Independent Section 13.1 of the Defamation Act van 1961 had overtreden. Hierin stond: Every person who composes, prints or publishes any blasphemous . . . libel shall, on conviction thereof on indictment, be liable to a fine not exceeding five hundred pounds or to imprisonment for a term not exceeding two years or to both such fine and imprisonment or to penal servitude for a term not exceeding seven years.

Afbeelding 1: “Hello Progress – Bye Bye Father” door Wendy Shay

Ten tijde van de zaak was er geen (wettelijke) definitie van blasfemie en geen Act of the Oireachtas138 die het begrip blasfemie definieerde.139 Dus, de Ierse Hoge Raad onderzocht de evolutie van blasfemie in Ierland.140 De Hoge Raad concludeerde dat een vervolging voor blasfemie geen kans van slagen had op

132 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 18. 133 Ibid, par. 20-22.

134 S. Ranalow, 'Bearing a Constitutional Cross: Examining Blasphemy and the Judicial Role in Corway v. Independent

Newspapers', Trinity C.L. Rev.,Volume 3, 2000, p. 97–100.

135 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 25. 136 Ibid.

137 Ibid, par. 7.

138De Oireachtas is het Ierse Parlement.

139 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 11. 140 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 13.

(22)

grond van de volgende drie redenen. De eerste reden was de tekst van de Ierse Constitutie.141 Ook al werd er in de wetsbepaling verwezen naar blasfemie, was het betwistbaar of de Constitutie tevens het Engelse recht betreffende blasfemie inhield.142 Daarnaast was het onzeker of de blasfemiewetgeving verenigbaar was met de vrijheid143 van godsdienst.144 De tweede reden was de ontmanteling van de Ierse Kerk in 1871. De Hoge Raad beredeneerde dat omdat het Engelse recht slechts de Anglicaanse kerk beschermde als een “gevestigde kerk”, het moeilijk was voor te stellen hoe een common law strafbaar feit - zoals blasfemie - zou functioneren in een ander constitutioneel systeem.145 De derde reden was rechtszekerheid. De Hoge Raad vond dat de afwezigheid van een wettelijke definitie van blasfemie het onmogelijk maakte om precies te zeggen wat het inhield, omdat noch de actus reus146 noch de mens rea147 duidelijk was.148 De Hoge Raad vond dat het niet de bedoeling was het sacrament te beledigen en dat het doel van de striptekening was om de strijd die speelde tussen de katholieke kerk en de politici te illustreren. Op grond van bovenstaande argumenten werd het beroep verworpen. Het falen van de Ierse Hoge Raad om het begrip blasfemie te definiëren, heeft geleid tot het (stilzwijgend) afschaffen van de wetsbepaling omtrent blasfemie.149

2.6 2009 Defamation Act

2.6.1 Achtergrond van de wet

De 2009 Defamation Act (Act) herbevestigt blasfemie als een strafbaar feit.150 De Act is inwerking getreden op 1 januari 2010.151 Tegenstanders waren van mening dat de Act “middeleeuws” is en dat het tevens een beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.152 Merkwaardig is dat geen Ierse religieuze leiders hebben gevraagd voor de invoering van blasfemie wetgeving.153 De Ierse regering verdedigde de Act door aan te voeren dat zij een wettelijke plicht heeft om blasfemie te definiëren.154 In maart 2010 zei de Ierse minister van Justitie, Dermot Ahern, dat hij een voorstel voor een referendum betreffende de afschaffing van blasfemie zou indienen.155 In maart 2011 hebben de twee grootste partijen

141 R. Sandberg and N. Doe, 'The Strange Death of Blasphemy', The Modern Law Review, Volume 71, 2008, p. 977. 142 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 31 en 34. 143 De vrijheid van godsdienst staat in art. 44.1 van de Ierse grondwet.

144 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 31 en 34. 145 Ibid, par. 31.

146 Hiermee wordt bedoeld de handeling zelf; zowel vrijwillig als onvrijwillig.

147 Hiermee wordt bedoeld de intentie; wat de verdachte dacht en zijn intentie ten tijde van het plegen van het strafbare feit. 148 Supreme Court (Ierland) 30 July 1999, Corway v Independent Newspapers (Ireland) Ltd [1999] 4 IR 485, par. 38. 149 S. Ranalow, 'Bearing a Constitutional Cross: Examining Blasphemy and the Judicial Role in Corway v. Independent

Newspapers', Trinity C.L. Rev.,Volume 3, 2000, p. 99–101.

150 De 2009 Defamation Act § 35–37.

151 S. Clarke, ‘Ireland: New Prohibition on Blasphemy’, Library of Congress 8 January 2010, www.loc.gov/lawweb/servlet/

lloc_ news? disp3_l205401 765_ text.

152 A. Travis, 'Medieval Law Has Had Its Day', Guardian 18 October 2004, www.guardian.co.uk/uk/2004/oct/18/religion.

world/; P. Reidy, 'Who Asked for Ireland’s Blasphemy Law?', Guardian 9 July 2009, www.theguardian.com/commentisfree/ libertycentral/2009/jul/09/ireland-blasphemy-laws.

153 R. Mackey, 'Attempt to Break New Irish Blasphemy Law', The Lede N.Y. Times 4 January 2010, thelede.blogs.nytimes.com/

2010/01/04/new-irish-blasphemy-law-broken/.

154 R. Gifford, 'Irish Befuddled By New Blasphemy Law', NPR 4 January 2010, www.npr.org/templates/ story/story.php?

storyId=122225249.

(23)

besloten een congres te houden, zodat zij de afschaffing van de blasfemie bepaling konden overwegen.156 Echter, in januari 2015 werd aangekondigd dat een referendum betreffende de afschaffing van blasfemie: “will not be held during the lifetime of this Government.”157 Taoiseach158 Enda Kenny gaf als reden dat

hij: “did not want to hold more than two referendums on one day because it might take the focus away from the other issues.”159 De twee referenda betroffen het homohuwelijk en het verlagen van de minimumleefdtijd van de president.160

2.6.2 Wetsbepaling

Blasfemie is strafbaar volgens art. 40(6)(1)(i) van de Ierse constitutie van 1937. Het artikel luidt:

The State guarantees liberty for the exercise of the following rights, subject to public order and morality:

i. The right of the citizens to express freely their convictions and opinions. The education of public opinion being, however, a matter of such grave import to the common good, the State shall endeavor to ensure that organs of public opinion, such as the radio, the press, the cinema, while preserving their rightful liberty of expression, including criticism of Government policy, shall not be used to undermine public order or morality or the authority of the State. The publication or utterance of blasphemous, seditious, or indecent matter is an offence which shall be punishable in accordance with law.

Doordat in dit artikel een definitie van blasfemie ontbreekt, heeft de wetgever besloten om blasfemie in Section 36(2) van de 2009 Defamation Act te definiëren.

Section 36 van de 2009 Defamation Act161 luidt:

36. (1) A person who publishes or utters blasphemous matter shall be guilty of an offence and shall be liable upon conviction on indictment to a fine not exceeding €25,000.

(2) For the purposes of this section, a person publishes or utters blasphemous matter if

(a) he or she publishes or utters matter that is grossly abusive or insulting in relation to matters held sacred by any religion, thereby causing outrage among a substantial number of the adherents of that religion, and

(b) he or she intends, by the publication or utterance of the matter concerned, to cause such outrage.

(3) It shall be a defence to proceedings for an offence under this section for the defendant to prove that a

www.atheist.ie/2010/03/ahern-proposes-referendum-on-blasphemy-this-autumn/.

156 D. de Bréadún, 'Agreement For ‘One of the Darkest Hours’', Irish Times 7 March 2011, www.irishtimes.com/news/

agreement-for-one-of-the-darkest-hours-1.565220.

157 F. Kelly, 'No blasphemy vote until after general election, says Taoiseach', Irish Times 13 January 2015,

www.irishtimes.com/news/politics/no-blasphemy-vote-until-after-general-election-says-taoiseach-1.2064083.

158 De taoiseach is de premier van Ierland.

159 F. Kelly, 'No blasphemy vote until after general election, says Taoiseach', Irish Times 13 January 2015,

www.irishtimes.com/news/politics/no-blasphemy-vote-until-after-general-election-says-taoiseach-1.2064083.

160 H. McDonald, 'Ireland's lack of action on blasphemy law disappoints atheists and secularists', The Guardian 30 December

2014, www.theguardian.com/world/2014/dec/30/ireland-blasphemy-law-inaction-disappoints-atheists#img-1.

(24)

reasonable person would find genuine literary, artistic, political, scientific, or academic value in the matter to which the offence relates.

Opmerkelijk is dat deze wetsbepaling de common law traditie breekt waarin de enige voorwaarde was: de bedoeling het materiaal te publiceren.162 Volgens de Act moet een individu de intentie hebben om beledigende woorden te spreken of te schrijven en tevens het voornemen om die woorden te gebruiken met de intentie te beledigen.163 Dus, voor vrijspraak is vereist dat de gedaagde kan bewijzen dat “a reasonable person would find genuine literary, artistic, political, scientific, or academic value in the matter to which the offence relates.”

Een andere interessant en zorgwekkend punt is het feit dat deze wetsbepaling ook invloed heeft gehad op andere landen. Het wordt bijvoorbeeld door landen zoals Pakistan gebruikt als een rechtvaardiging van hun blasfemiewetten.164 Daarnaast heeft een groep islamitische landen (ook wel de Organization of Islamic Conference (OIC)) de Ierse blasfemiebepaling gebruikt als inspiratiebron bij het voorstellen van een internationale blasfemiewet tijdens een VN-vergadering.165 Dit heeft geleid tot ondersteuning van de UN special rapporteur on freedom of religion, Prof Heiner Bielefeld voor het afschaffen van de Ierse blasfemiewet:

“Of course you are right that the major damage done by this legislation is the international one,” he told the organisation. “I wouldn’t expect any harsh verdicts being handed down in Ireland, but those countries that continue to have an intimidating anti-blasphemy practice like to quote European countries to unmask western hypocrisy.”166

2.7 Rechtspraak

Als onderdeel van hun campagne om de Ierse blasfemiewet af te schaffen, heeft Atheist Ireland een lijst met 25 blasfemische citaten gepubliceerd om een rechtszaak uit te lokken.167 Dit is niet gelukt. Daarna dacht men dat een rechtszaak er zou komen na de verkoop van de eerste editie van het tijdschrift Charlie Hebdo na de Parijse aanslagen in januari 2015. De afbeelding op de voorkant werd door het Ierse Islamic Cultural Centre beschouwd als een schending van Section 36 van de 2009 Defamation Act.168 Toch hebben ze geen actie ondernomen. Dus, tot heden zijn er geen rechtszaken of jurisprudentie.

162 M. Tregilgas-Davey, 'Ex Parte Choudhury: An Opportunity Missed', Mod. L. Rev., Volume 54, 1991, p. 295. 163 Ibid, p. 295.

164 J. Humphreys, 'Ireland's blasphemy laws condemned' Irish Times 26 November 2012,

www.irishtimes.com/news/ireland-s-blasphemy-laws-condemned-1.751001.

165 D. C. Araujo, 'Pakistan Pushes Irish Blasphemy Law Language at the UN', Center for Inquiry, 23 November 2009,

www.centerforinquiry.net/blogs/entry/pakistan_pushes_irish_blasphemy_law_language_at_the_un/.

166 H. McDonald, 'Sale of Charlie Hebdo in Ireland will test blasphemy law for first time', The Guardian 5 February 2015,

www.theguardian.com/world/2015/feb/05/charlie-hebdo-ireland-blasphemy-law-image-of-prophet.

167 Atheist Ireland, 25 Blasphemous Quotes, Atheist Ireland 2 January 2010, www.atheist.ie/2010/01/25-blasphemous-

quotations/.

168 H. McDonald, 'Sale of Charlie Hebdo in Ireland will test blasphemy law for first time', The Guardian 5 February 2015,

(25)

Hoofdstuk 3

Blasfemiewetten en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de verhouding tussen blasfemiewetten en art. 9 EVRM verder onderzocht in de jurisprudentie van het Hof. Eerst zullen de voor- en tegenstanders van blasfemiewetten aan de orde komen. Daarna zal de positie van het Hof betreffende blasfemie uiteen worden gezet. Vervolgens worden de problemen met deze positie besproken. Als laatste komen de voor- en tegenargumenten aan de orde.

3.2 De positie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens betreffende blasfemie

3.2.1 Otto-Preminger-Institut

Het EVRM bevat geen recht om niet gekwetst te worden. Echter, het Hof heeft dit recht zelf in het leven geroepen in de zaak Otto-Preminger-Institut.169 In deze zaak ging het om de film Das Liebeskon-zil van

Werner Schroeter. De Oostenrijkse autoriteiten hadden de film verbeurd verklaard en in beslag genomen, waardoor de publieke voorstelling niet kon plaatsvinden. Het Oostenrijkse Hof meende dat de publieke voorstelling van de film viel binnen de definitie van de strafrechtelijke overtreding van het in diskrediet brengen van godsdienstig leerstelsel (art. 188 WvS).

Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van schending van de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM). Bij zijn beoordeling of de beperkingen legitiem waren, begon het Hof allereerst met: “Those who choose to exercise the freedom to manifest their religion, irrespective of whether they do so as members of a religious majority or a minority, cannot reasonably expect to be exempt from all criticism. They must tolerate and accept the denial by others of their religious beliefs and even the propagation by others of doctrines hostile to their faith. However, the manner in which religious beliefs and doctrines are opposed or denied is a matter which may engage the responsibility of the State, notably its responsibility to ensure the peaceful enjoyment of the right guaranteed under Article 9 (art.9) to the holders of those beliefs and doctrines. Indeed, in extreme cases the effect of particular methods of opposing or denying religious beliefs can be such as to inhibit those who hold such beliefs from exercising their freedom to hold and express them.”170

Verder meende het Hof dat: “(...) [T]heir purpose was to protect the right of citizens not to be insulted in their religious feelings by the public expression of views of other persons (...) [T]he Court accepts that the impugned measures pursued a legitimate aim under Article 10 para. 2 [of the European Convention on Human Rights], namely 'the protection of the rights of others'.”171 Het Hof vond dat het recht op vrijheid van godsdienst tevens het respect voor religieuze gevoelens omvat. Bovendien was de inmenging

169 EHRM 20 september 1994, 13470/87 (Otto-Preminger-Insitut/Oostenrijk). 170 Ibid, par. 47.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mo- tiveer steeds je antwoorden: een los antwoord zonder uitleg is niet voldoende... Hint: Gebruik de formule in

(i) Ga na dat de grafen van de Platonische lichamen regulier zijn en geef voor ieder van deze grafen het aantal knopen en kanten en de graad van iedere knoop aan.. (ii) Bedenk

Het is de stelling van deze bijdrage dat het protestantisme niet aIleen vanaf het begin in hoge mate aan de basis heeft gelegen van het Amerikaanse denken over de verhouding

Verder: ener- zijds zegt Bouter dat de overheid zich niet moet inlaten met de vraag wat godsdienst is, anderzijds dat de rech- ter zijn oordeel over wat religie is, moet

In een eerdere publicatie heb ik reeds uitvoerig stilgestaan bij de redenen waarom dit Britse beroep op artikel 15 EVRM in deze omstandigheden en gegeven het karakter van de

De Afdeling heeft overwogen dat deze beperking niet in strijd komt met het recht op toegang tot de rechter van artikel 6 EVRM en dat het ontbreken van de bijstand van een

Tweede voorbeeld: wat staat ons precies zo tegen in een religieuze argumentatie van ouders die hun kinderen niet willen inenten tegen polio omdat zij denken dat God wel voor

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd