• No results found

Het Policy Pitch Platform : een mogelijke stimulans voor de online en offline politieke participatie van jongeren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Policy Pitch Platform : een mogelijke stimulans voor de online en offline politieke participatie van jongeren?"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Policy Pitch Platform: een mogelijke stimulans voor de online

en offline politieke participatie van jongeren?

Titel: Het Policy Pitch Platform: een mogelijke stimulans voor de online en offline politieke

participatie van jongeren?

Naam: Samuel Rutger Gosschalk Studentnummer: 10092072 (6353347)

E-mailadres: sam.gosschalk@student.uva.nl (sam_gosschalk@live.nl)

Opleiding: Bachelor Politicologie Afstudeerrichting: Bestuur en Beleid

Bachelorproject: De rol van het internet in het politieke leven van jongeren Beoordelaars: Dr. Fadi Hirzalla & Dr. Sofie Marien

Datum: 25 maart 2014 Woorden: 8650

(2)

Het Policy Pitch Platform: een mogelijke stimulans voor de online

en offline politieke participatie van jongeren?

Abstract. Binnen de bestaande literatuur bestaat er consensus over het belang van politieke

participatie van jongeren alsmede het gegeven dat jongeren beduidend minder politiek parti-ciperen dan ouderen. Een zorgwekkend feit, aangezien de representatieve democratie haar legitimiteit ontleent aan burgerparticipatie. Op basis van bestaand empirisch onderzoek wordt onderzocht wat de oorzaken van deze geringe politieke participatie van jongeren zijn. Dit om te bepalen of een vorm van E-democracy een oplossing voor dit probleem zou kunnen bieden. Er wordt vatgesteld dat jongeren minder politiek participeren door een gebrek aan politiek zelfvertrouwen. Een gebrek aan mogelijkheden tot het effectief beïnvloeden van beleid vormt hiervoor de voornaamste oorzaak. Om die reden wordt er betoogd dat een vorm van E-democracy: het Policy Pitch Platform, het gebrek aan politiek zelfvertrouwen kan terugdrin-gen doordat het de mogelijkheid tot politieke participatie, en het effectief beïnvloeden van beleid vergroot. Hierdoor vormt het een effectief middel om jongeren te stimuleren meer onli-ne en offlionli-ne politiek te participeren waardoor de representatieve democratie haar legitimiteit herwint.

Inleiding  

Jongeren worden vandaag de dag in zowel de media als in veel wetenschappelijke literatuur als politiek apathisch afgeschilderd. Tevens wordt gesteld dat jongeren minder politiek parti-ciperen dan ouderen en dan oudere generaties toen zij jong waren (Calenda en Meijer, 2009: 879-880). Dit is zorgelijk, aangezien politieke participatie van jongeren over het algemeen als erg belangrijk wordt ervaren omdat de overheid haar legitimiteit hieraan ontleent (Krouwel, 2004: 244). Een analyse van bestaand empirisch materiaal van Henn e.a. (2005) en Kimberlee (2002) leidt tot de conclusie dat de geringe politieke participatie onder jongeren, onder andere wordt veroorzaakt door een gebrek aan politiek zelfvertrouwen. Dit gebrek is vervolgens weer te herleiden tot een gebrek aan mogelijkheden voor de burger om beleid effectief te beïnvloe-den. Binnen dit onderzoek zal aan de hand van bestaand empirisch materiaal worden onder-zocht of een nog nader toe te lichten vorm van E-democracy, het Policy Pitch Platform, deze geringe politieke participatie onder jongeren zou kunnen terugdringen. De onderzoeksvraag die binnen dit onderzoek centraal zal staan luidt dan ook:

(3)

“Op welke wijze kan een vorm van E-democracy zoals het Policy Pitch Platform bij-dragen aan een toename van de online en offline politieke participatie van jongeren en wat is de noodzaak van een dergelijke ontwikkeling?”

Om tot een antwoord op deze onderzoeksvraag te komen wordt gebruik gemaakt van bestaand empirisch onderzoek. Deze empirische analyses worden met elkaar en bestaande politieke theorieën in verband gebracht om tot een conclusie te komen. Allereerst zal er aan-dacht worden besteed aan de geringe politieke participatie van jongeren en de oorzaken daar-van. Een analyse van studies van Kimberlee (2002) en Henn e.a. (2005) wijst uit dat de gerin-ge politieke participatie onder jongerin-geren vooral wordt veroorzaakt door een gerin-gebrek aan intern en extern politiek zelfvertrouwen. Intern politiek zelfvertrouwen staat hier voor de mate waar-in mensen het gevoel hebben succesvol te kunnen participeren waar-in politieke activiteiten en pro-cessen. Extern politiek zelfvertrouwen staat hier voor de mate waarin mensen het gevoel heb-ben dat de overheid responsief is naar gewone burgers (Lee, 2006: 416). Om die reden wordt er vervolgens onderzocht wat de oorzaken zijn van politiek zelfvertrouwen en hoe de causale relatie tussen politiek zelfvertrouwen en politieke participatie er uitziet. Uit een analyse van de onderzoeken Ellen Quintelier en Marc Hooghe (2012), Steven E. Finkel (1985), en Brett L.M. Levy (2013) blijkt dat politiek zelfvertrouwen niet alleen leidt tot politieke participatie maar dat het causale mechanisme wederkerig is: politieke participatie leidt ook tot politiek zelfvertrouwen (Finkel, 1985: 899-904).

Nadat er duidelijkheid is geschept over de oorzaken van de gebrekkige politieke parti-cipatie onder jongeren, van politiek zelfvertrouwen en de relatie hiertussen, wordt er gefocust op de mogelijkheden tot politieke participatie en het effectief beïnvloeden van beleid binnen de huidige representatieve democratie en op de wijze waarop een vorm van E-democracy hier een positieve bijdrage aan zou kunnen leveren. Allereerst wordt het concept E-democracy onderzocht, waarna er zal worden beredeneerd of een vorm van E-democracy een antwoord zou kunnen bieden op het participatieprobleem. Er wordt betoogt dat het Policy Pitch Plat-form de ideale vorm is om dit probleem op te lossen. Het Policy Pitch PlatPlat-form is een online platform waar eenieder de kans krijgt zijn of haar eigen beleidsplan te pitchen en daarvoor steun te vergaren om zodoende de bestuurlijke agenda te beïnvloeden. Doormiddel van de Wisdom of the Crowds worden de beste beleidsplannen en de meest accurate informatie uitge-filterd, waardoor de burger zo goed mogelijk geïnformeerd wordt met betrekking tot beleid (Surowiecki, 2005: XIII). Het platform lijkt in grote mate op een Amerikaans initiatief:

(4)

www.policypitch.com. Deze site ging in 2008 online en omschrijft haar eigen werking als volgt:

“PolicyPitch allows people to propose new public policy ideas and track state and local legislation. We provide a crowd-powered platform to collaborate, refine and promote your policy ideas and transform that online communication into real world action” (Website Policypitch)

Gebruikers krijgen de mogelijkheid binnen vijf minuten hun beleidsplan te pitchen. Binnen die vijf minuten moeten de volgende punten aan bod komen: ten eerste een introductie van de persoon, vervolgens de achtergrond van het beleidsvoorstel, ten derde de inhoud van het beleidsvoorstel, ten vierde een voorstel over de praktische uitwerking, en tot slot een hulpvraag. Steun wordt vergaard door middel van een stemsysteem met voor- en tegenstem-men. Naar de consequenties van deze steun moet echter nog nader onderzoek gedaan worden. Hier wordt echter wel gepleit voor een regeling dat bij een bepaalde mate van steun, voorstel-len op de bestuurlijke agenda terecht moeten komen.. De mate en soort support, en progressie van het proces worden tevens visueel weergegeven zodat gebruikers goed op de hoogte blij-ven van het beleid dat ze steunen of interessant vinden. Naast stemmen kunnen gebruikers het voorstel steunen met geld, expertise, kennis, inzet, en macht. Kortom, alle middelen die ze tot hun beschikking hebben: Means of the Crowds. Hierdoor wordt het voor burgers makkelijker initiatieven te ontplooien en dus ook meer offline politiek te participeren. Hieronder wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke situaties en ontwikkelingen welke aanleiding geven voor dit schrijven.

Context  

Aanleiding voor dit schrijven vormde de focus op de gebrekkige politieke participatie van jongeren, het verzanden van plannen om de mogelijkheden tot participatie in Nederland uit te breiden, en de snelle opkomst van het internet. Participatie van burgers is belangrijk voor de representatieve democratie omdat beleid haar legitimiteit hieraan ontleent, er steun en draagvlak ontstaat, en omdat participatie zou leiden tot kwalitatief hoogstaand beleid (Ense-rink en Monnikhof, 2003: 318) De verkiezingsopkomst daalt al jaren en jongeren participeren steeds minder. Edward Fieldhouse e.a. (2007) komen in hun artikel “Something about young people or something about elections? Electoral participation of young people in Europe: Evi-dence from a multilevel analysis of the European Social Survey”, met empirisch bewijs dat

(5)

jongeren in Europa minder stemmen dan ouderen. Dit empirisch bewijs hebben ze verkregen door de hypothese H1: “Turnout in Europe is lower for young people” te toetsen aan de hand van data uit het 2002-2003 European Social Survey (ESS). De resultaten zijn weergegeven in tabel 1. Hieruit is af te lezen dat gemiddelde verkiezingsopkomst onder jongeren tussen de achttien en 25 jaar, met 51 procent een stuk lager ligt dan de gemiddelde verkiezingsopkomst van het gedeelte van de bevolking dat 25 jaar of ouder is. Hieruit kan worden geconcludeerd dat jongeren over het algemeen minder conventioneel politiek participeren dan ouderen.

Tabel 1: De relatie tussen de verkiezingsopkomst van jongeren en de verkiezingsop-komst van ouderen (25+)

Table 2. Age differentials by country (ESS estimates weighted by for design and response bias) Year Official turnout percentage

ESS estimate turnout percentage (eligible

18-24)

ESS estimate turnout percentage (eligible 25+) Deficit* Austria 2002 80.49 61.5 83.2 -21.7 Belgium 1999 90.58 87.6 91.0 -3.4 Switzerland 1999 43.22 19.1 47.5 -28.4 Czech Repu-blic 2002 57.95 53.7 58.3 -4.6 Germany 2002 79.08 65.5 80.4 -14.9 Denmark 2001 87.15 77.5 88.2 -10.7 Spain 2000 68.71 37.7 73.9 -36.2 Finland 2000 76.80 44.9 67.9 -23.0 France 2002 60.30 39.9 67.7 -27.8 United king-dom 2001 59.38 31.6 62.5 -30.9 Greece 2000 74.97 48.1 79.0 -30.9 Hungary 2002 73.51 63.2 74.8 -11.6 Ireland 2002 62.57 30.9 68.5 -37.6 Israel 1999 78.71 63.1 82.6 -19.5 Italy 2001 81.44 80.8 81.5 -0.7 Luxembourg 1999 86.51 (99.5)* 85.5 14.0 Netherlands 2002 79.06 65.0 80.4 -15.4 Norway 2001 74.95 46.3 78.6 -32.3 Poland 2001 46.18 32.4 49.2 -16.8 Portugal 2002 62.84 47.0 65.0 -18.0 Sweden 2002 80.11 71.4 81.1 -9.7 Slovenia 2000 70.36 38.8 75.3 -36.5

Notes: Luxembourg base don 21 – 24 turnout. France is for round one of the legislative elections * Deficit = % Aged 25+ - % Aged 21 – 24 . (Website European Social Survey) Bron: 2002-2003 European Social Survey

De volgende aanleiding voor dit schrijven is het feit dat plannen om de burger meer bij besluitvorming te betrekken, niet werden doorgezet. Voorbeelden hiervan zijn het plan om

(6)

een nationaal referendum in te voeren en het plan om burgermeesters direct door de burger te laten kiezen (Michels, 2006: 330). Vandaag de dag staat participatie echter weer hoog op de politieke agenda. Met een doelstelling als het realiseren van de doe-democratie wil de over-heid de burger weer meer betrekken bij beleids- en besluitvorming. Deze doelstelling werd door Ted van de Wijdeven ( 2010) als volgt geformuleerd:

“De Nederlandse overheid heeft vandaag de dag als doelstelling om meer ruimte te maken voor maatschappelijk initiatief. Er wordt gestreefd naar een samenleving waar burgers niet enkel participeren doormiddel van stemmen, delibereren en onderhande-len maar ook door te ‘doen’ (Van de Wijdeven, 2010: 15-16).

Er bestaat echter nog geen echte consensus over hoe deze doe-democratie uiteindelijk vorm zou moeten krijgen. De adviesorganen: de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), de Raad voor het openbaar bestuur (ROB), en de Raad voor Maatschappelijke ont-wikkeling (RMO), hebben onafhankelijk van elkaar, adviezen uitgebracht aangaande het pro-bleem van een overheid die meer ruimte wil maken voor maatschappelijke initiatieven, maar die niet weet hoe dit in de praktijk vorm zou moeten krijgen. De adviezen richten zich op hoe deze praktische vertaalslag er uit zou moeten komen te zien. Per advies verschillen de aanpak en basisassumpties sterk van elkaar: de WRR redeneert vanuit het perspectief van een over-heid die burgers zou moeten betrekken bij haar taken (WRR, 2012: 19-20). De RMO rede-neert echter vanuit een perspectief waarbij de overheid ruimte schept voor, en vertrouwen heeft in maatschappelijke initiatieven (RMO, 2013: 13-15). Het Rapport van de ROB vindt hier een middenweg in. Gezien de snelle ontwikkeling van het internet, lijkt het logisch dat het internet een grote rol zal gaan spelen in het vergroten van burgerparticipatie en aan het vormgeven van de doe-democratie.

Het internet is een steeds belangrijkere rol gaan spelen binnen onze samenleving. In-middels heeft meer dan 95 procent van de Nederlandse huishoudens toegang tot het internet (Website Centraal Bureau voor de Statistiek). Momenteel worden al veel overheidszaken, zoals het doen van belastingaangifte en het opvragen van documenten via het internet gere-geld. Uit onderzoek van het CBS uit 2013 bleek dat er in dat jaar 70 procent van de Nederlan-ders ouder dan twaalf jaar eens of meerdere malen gebruik maakte van websites van over-heidsinstanties. Daarmee is het aantal gebruikers ten opzichten van het jaar daarvoor al met drie procent gestegen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013: 1). In tabel 2 is te zien dat het aantal berichten van- en naar overheden via de overheidstransatiepoort, het digitale

(7)

post-kantoor van de overheid, gestaag stijgt. Op de website van de rijksoverheid wordt er over de digitalisering van de overheid zelfs het volgende gesteld: “vanaf 2017 kan iedereen zijn zaken met de overheid digitaal regelen” (Website Rijksoverheid).

Tabel 2: Berichten per maand van en naar overheden over OTP januari 2006 – juli 2009

Bron: CBS/Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties – GBO.Overheid

De interactie met de overheid blijft echter aanbodgericht (Interview J. van Erven). Er kunnen documenten worden opgevraagd, er kan belastingaangifte worden gedaan, en informatie wor-den opgezocht. Hiermee biedt de overheid geen echte mogelijkheid tot meer en effectievere politieke participatie. Er is veel geschreven over de mogelijkheden die internet hiervoor biedt en met name over E-democracy. Een vorm van E-democracy wordt vaak aangedragen als een middel om burgerparticipatie te vergroten en om de burger meer invloed te geven op beleid ten einde de democratische legitimiteit te vergroten (Chadwick, 2003: 448). Dit, en de boven-staande ontwikkelingen vormden de aanleiding tot dit onderzoek.

Focus  en  methode  

Om tot een antwoord op deze hoofdvraag te komen, bestaat dit onderzoek uit een analyse van de meest relevante wetenschappelijke literatuur met betrekking tot de centrale concepten. De-ze selectie bestaat voornamelijk uit empirisch onderzoek dat reeds door anderen is gedaan. De literatuur is geselecteerd door online op basis van trefwoorden te zoeken. Naast het onderwerp

(8)

zijn de volgende factoren bij de selectie van belang geweest: het tijdschrift van publicatie, het aantal citaties, en de datum van publicatie. Door middel van een analyse van deze literatuur worden de concepten uiteengezet en aan elkaar gekoppeld. Hieronder zal per concept worden besproken welke literatuur wordt gebruikt, hoe deze is gevonden, en hoe deze geanalyseerd zal worden. Daarnaast wordt toegelicht welke stappen er worden ondernomen om tot een antwoord op de onderzoeksvraag te komen.

Het eerste concept dat binnen deze thesis centraal staat is politieke participatie. Binnen deze thesis zal hiervoor de definitie van Patrick J. Conge (1988) worden gehanteerd:

“(…) individual or collective action at the national or local level that supports or op-poses state structures, authorities, and/or decisions regarding allocation of public goods” (Conge, 1988: 247).

De meest relevante literatuur is geselecteerd door online te zoeken op (combinaties van) de volgende termen in zowel Nederlands als Engels: politieke participatie, jongeren, participa-tie, en apathie. Bestaand empirisch materiaal van Matt Henn e.a. (2005) en Richard H. Kim-berlee (2002) wordt geanalyseerd om de oorzaken van de geringe participatie onder jongeren te identificeren. Beide onderzoeken richten zich op jongeren in Groot Brittannië. Aangezien dit net als Nederland een representatieve democratie betreft, vormt dit geen probleem voor het onderzoek. Kimberlee (2002) onderscheidt vier benaderingen binnen de bestaande literatuur over de politieke betrokkenheid van jongeren in Groot Brittannië: de youth focused, de poli-tics focused, de value, en de generational approach (Kimberlee, 2002: 85). Deze vier bena-deringen worden in het artikel echter niet onderbouwd met empirisch materiaal waardoor men niet tussen de verschillende posities kan arbitreren (Henn e.a., 2005: 558). Henn (2005) poogt dit wel mogelijk te maken door met surveydata het nodige empirische materiaal met betrek-king tot drie van deze vier benaderingen te leveren (Henn, 2005: 559-560). Analyse wijst uit dat jongeren minder politiek participeren door een gebrek aan politiek zelfvertrouwen.

Om deze reden is politiek zelfvertrouwen het volgende concept dat binnen deze thesis centraal staat. De meest relevante literatuur is geselecteerd door online te zoeken op (combi-naties van) de volgende trefwoorden in zowel Nederlands als Engels: politiek zelfvertrouwen, politiek vertrouwen, intern, extern, internet, en jongeren. Binnen de bestaande literatuur wordt er vaak onderscheid gemaakt tussen twee componenten binnen het concept: intern- en extern politiek zelfvertrouwen. Zoals gesteld staat intern politiek zelfvertrouwen voor de mate

(9)

waarin mensen het gevoel hebben succesvol te kunnen participeren in politieke activiteiten en processen. Extern politiek zelfvertrouwen staat voor de mate waarin mensen het gevoel heb-ben dat de overheid responsief is naar gewone burgers (Lee, 2006: 416). De oorzaken van een gebrek aan politiek zelfvertrouwen worden geïdentificeerd door een analyse van bestaand empirisch materiaal van Ellen Quintelier en Marc Hooghe (2012), Steven E. Finkel (1985) en Brett L.M. Levy (2013). De analyse wijst uit dat mogelijkheden tot politieke participatie en het effectief beïnvloeden van beleid, belangrijke oorzaken van politiek zelfvertrouwen zijn. Daarom wordt aandacht besteed aan welke mogelijkheden er binnen onze representatieve democratie bestaan om effectief beleid te beïnvloeden.

Om die reden is democratie het derde concept dat binnen deze thesis centraal staat. De meest relevante literatuur is geselecteerd door online te zoeken op (combinaties van) de vol-gende trefwoorden in zowel Nederlands als Engels: democratie, legitimiteit, vertegenwoordi-gende, representatieve, internet, en jongeren. Robert A. Dahl (1998) formuleert een definitie van democratie door middel van het opstellen van een aantal voorwaarden en noodzakelijke instituties. Dat de representatieve democratie niet aan al deze voorwaarden voldoet wordt onderbouwd door middel van een analyse van de literatuur van André Krouwel (2004). Met betrekking tot de mogelijkheden tot effectieve, politieke participatie binnen de representatieve democratie is ervoor gekozen de literatuur van Ank M.B. Michels (2006) te analyseren. Er wordt geconcludeerd dat de heersende opvatting van politieke participatie vooral een instru-mentele is, en dat de mogelijkheden tot het effectief beïnvloeden van beleid niet toerijkend en vooral aanbodgericht zijn. Hetgeen niet ten goede komt aan het politiek zelfvertrouwen van de (jongere) burger. Internet, en met name vormen van E-democracy hebben de potentie dit ten goede te veranderen.

Om die reden is E-democracy het laatste concept dat binnen deze thesis centraal staat. De meest relevante literatuur is geselecteerd door online te zoeken op (combinaties van) de volgende trefwoorden in zowel Nederlands als Engels: E-democracy, democratie, internet, jongeren, E-government, E-consultation, en E-citizen(s). Het concept zelf wordt besproken aan de hand van het artikel “Models of E-Democracy” van Tero Päivärinta en Øystein Sæbø (2006). Hierin worden de verschillende vormen van E-democracy ondergebracht in vier cate-gorieën, zodat het concept duidelijk beschreven kan worden. De bevindingen zullen worden gebruikt voor een theoretische onderbouwing van een nieuwe vorm van E-democracy: het Policy Pitch Platform. Er zal worden betoogd dat het Policy Pitch Platform kan bijdragen aan een toename van de politieke participatie van jongeren en zodoende de potentie heeft om de legitimiteitscrisis van de vertegenwoordigende democratie een halt toe te roepen.

(10)

Oorzaken van de gebrekkige politieke participatie van jongeren

Door middel een analyse van bestaand empirisch materiaal van Kimberlee (2002) en Henn e.a. (2005) wordt onderzocht welke oorzaken ten grondslag liggen aan de geringe politieke participatie van jongeren. Aan de hand daarvan wordt vervolgens de link gelegd tussen poli-tieke participatie en politiek zelfvertrouwen. Richard H. Kimberlee (2002) bespreekt in zijn artikel “Why Don't British Young People Vote at General Elections?” vier verklaringen voor het beter begrijpen van de geringe politieke participatie onder jongeren in Groot Brittannië. Dit zijn achtereenvolgens de youth focused, de politics focused, de value, en de generational approach (Kimberlee, 2002: 85). Per benadering licht hij toe waarom deze wel dan wel niet aannemelijk zou zijn.

De youth focused approach gaat er vanuit dat jongeren minder stemmen door een pro-bleem van het individu, of door bepaalde karakteristieken van het individu, als sociale achter-grond (Kimberlee, 2002: 87). Volgens hem stellen sommige wetenschappers dat jongeren gewoonweg ‘professioneel apathisch’ zijn (Leonard, als geparafraseerd in Kimberlee, 2002: 87). Andere studies stellen dat ‘lifecycle effects’ de belangrijkste oorzaak van geringe poli-tieke participatie onder jongeren vormen: jongeren zouden start-up problemen ervaren door-dat ze over het algemeen mobieler zijn, vaker verhuizen, geen vast stempatroon hebben en geen sterke banden met familie of gemeenschap hebben (Parry e.a., als geparafraseerd in Kimberlee, 2002: 87).

Binnen de politics focused approach word de oorzaak van geringe politieke participa-tie onder jongeren niet bij de jongeren zelf gezocht. In plaats daarvan wordt gesteld dat ver-jaarde politieke instituties, het electorale systeem en het falen van politieke partijen om jonge-ren aan te trekken de voornaamste oorzaken zijn (Kimberlee, 2002: 88). Politiek en politici zouden door jongeren als irrelevant worden gezien, en te ver van hen af staan. Ook is het pro-ces van stemmen volgens deze theorie niet gebruiksvriendelijk genoeg, en wordt er te weinig rekening gehouden met de levensstijl van jongeren. Tot slot hebben jongeren vaak een lage dunk van politiek en politici: ze menen dat politici niet luisteren naar wat ze te zeggen hebben en hebben het gevoel dat hun zienswijzen niet worden meegenomen in het beleidsvormings-proces (White et al, als geparafraseerd in Kimberlee, 2002: 90). Er wordt verondersteld dat, doordat de meningen van de jongeren volgens henzelf niet worden gehoord binnen de traditi-onele partijstructuur, zij op zoek gaan naar alternatieve mogelijkheden voor politieke expres-sie (Kimberlee, 2002: 90).

Binnen de alternative value approach gaat men er vanuit dat jongeren minder politiek participeren omdat ze andere waarden hebben aangenomen dan die van voorgaande generaties

(11)

(Kimberlee, 2002: 90). Deze verschuiving van waarden zou voornamelijk komen door verbe-terde educatie, media globalisering, vrede, en economische veiligheid. Deze factoren zouden leiden tot een grotere tolerantie en een verruiming van interesse in non-materiële politieke zaken (Kimberlee, 2002: 90-91). Jongeren zouden zich met name interesseren voor milieu- en identiteitspolitiek. Om die reden zouden ze zich meer aangetrokken voelen tot single issue groups en protestpolitiek (Kimberlee, 2002: 90).

Binnen de generational approach gaat men er vanuit dat de ervaringen die een per-soon heeft wanneer deze politiek bewust wordt, belangrijk zijn voor het bepalen van zijn/haar politieke loyaliteit (Kimberlee, 2002: 93). Kimberlee (2002) beargumenteert dat jongeren van vandaag de dag wellicht unieke omstandigheden en/of gebeurtenissen ervaren welke ze zou-den ontmoedigen om politiek te participeren (Kimberlee, 2002: 93). Er wordt gesteld dat het gebrek aan politieke participatie van jongeren een reflectie van, en een reactie op, de sociale veranderingen van vandaag de dag is. Sommige wetenschappers stellen dat jongeren tegen-woordig in grote onzekerheid leven doordat belangrijke zekerheden als klasse, werk, familie, gemeenschap en religie minder aanwezig zijn dan vroeger. Hierdoor wordt een collectieve identiteit minder relevant en binden jongeren zich minder snel aan een politieke partij (Kim-berlee, 2002: 95).

Kimberlee (2002) geeft een mooi overzicht van de belangrijkste theorieën over de oor-zaken van de matige (electorale) politieke participatie van jongeren door deze onder te bren-gen binnen vier benaderinbren-gen. Hij onderbouwt zijn theorie echter niet met empirie, waardoor het niet mogelijk is aan te tonen welke van deze benaderingen het meest accuraat is (Henn e.a., 2005: 558). Het empirisch materiaal van Matt Henn e.a. (2005) biedt hierbij uitkomst. Zij presenteren in het artikel “Uninterested Youth? Young People’s Attitudes towards Party Poli-tics in Britain” de resultaten van hun onderzoek naar de oorzaken van de schijnbare politieke apathie onder jongeren in Groot Brittannië. Een onderzoek met als doel het proces achter de oriëntaties van jongeren jegens politiek te identificeren en aan te tonen of er sprake is van een legitimiteitscrisis in Groot Brittannië op het gebied van de attitudes van jongeren jegens poli-tieke structuren, instituties, en actoren (Henn e.a., 2005: 549-561). Dit doen ze aan de hand van de resultaten van een nationaal survey onder meer dan 700 respondenten en maken voor de analyse gebruik van drie van de vier benaderingen van Kimberlee (2002). Daarbij laten ze de generational approach buiten beschouwing aangezien de beschikbare data hier niet toerij-kend genoeg voor waren.

(12)

benaderingen: de politics focused approach en de alternative value approach. Ze concluderen dat eerste de meeste verklaringskracht heeft. De onderzoeksresultaten wijzen er op dat jonge-ren in Groot Brittannië wel degelijk geïnteresseerd zijn in politiek, en zich nog steeds aange-trokken voelen tot het idee van verkiezingen en het democratische proces. De stelling dat jon-geren minder politiek zouden participeren doordat ze politiek apathisch zouden zijn, wordt zodoende ontkracht (Henn e.a., 2005: 573). Een klein deel van de samplegroep gaf aan post-materialistische waarden belangrijk te vinden en zich tot een andere, meer participatieve en directe vorm van politiek aangetrokken te voelen, wat een aanwijzing is dat de alternative value approach de geringe politieke participatie van jongeren deels zou kunnen verklaren. Ondanks dat jongeren wel politiek geïnteresseerd zijn en het belang van verkiezingen inzien, tonen de resultaten aan dat ze zeer sceptisch zijn ten aanzien van politieke partijen en verko-zen politici (Henn e.a., 2005: 571). Dit scepticisme van jongeren jegens politici en politieke partijen blijkt duidelijk uit de surveyresultaten, weergegeven in tabel 3.

Tabel 3: De percepties van jongeren over hun politieke invloed

TABLE 2: YOUNG PEOPLES PERCEPTIONS OF THEIR POLITICAL INFLUENCE Agree (percent) Disagree (percent) Balance Agree-Disagree There aren’t enough opportunities for young people like me to

influ-ence political parties 71 7 +64

There is a big gap between what young people expect out of life and

what we actually get 64 12 +52

Young people like me have no say in what the government does 62 21 +41 It takes too much time and effort to be active in politics and public

affairs 36 30 +6

The government generally treats young people fairly 23 42 -19 Being active in politics is a good way to get help for me and my

family 15 41 -26

TABLE 8: YOUNG PEOPLE’S PERCEPTIONS OF THEIR POLITICAL INFLUENCE There is often a big difference between what a party promises it will

do and what it actually does when it wins an election 87 3 +86 Political parties spend too much time bickering with each other 76 9 +67 Political parties are more interested in winning elections than in

governing afterwards 69 13 +55

Parties are only interested in peoples votes, not their opinions 65 14 +51 Political parties aren’t interested in the same issues that concern

young people 59 10 +49

Those elected to parliament soon lose touch with people 59 12 +47 In elections, political parties don’t tell people about the really

impor-tant problems facing the country 50 21 +31

The main political parties in Britain don’t offer voters real choices in

elections because their policies are pretty much the same 48 22 +26 Political parties do more to divide the country than unite it 41 24 +17

(13)

Bron: Henn e.a., 2005

Concluderend kan er worden gesteld dat de politics focused approach de meeste verklarings-kracht biedt: de geringe politieke participatie onder jongeren wordt met name veroorzaakt doordat ze het gevoel hebben dat ze weinig tot geen invloed op politiek en politieke aangele-genheden kunnen uitoefenen en dat de mogelijkheden daartoe erg beperkt zijn. Dit duidt op een gebrek aan intern politiek zelfvertrouwen. Daarnaast hebben jongeren het gevoel dat het democratisch proces niet open en responsief is. Politiek en politieke partijen zijn volgens jon-geren niet representatief en niet responsief met betrekking tot de verlangens van jonjon-geren en zouden voornamelijk uit eigenbelang handelen (Henn e.a., 2005: 574). Veel jongeren hebben het idee dat er een groot verschil bestaat tussen de beloftes en het handelen van een politieke partijen. Stemmen wordt dan ook slechts gezien als een middel waarmee het electoraat de kans krijgt haar visie te uiten, terwijl het volgens hen weinig invloed heeft (Henn e.a., 2005: 569-571). Dit alles duidt ook op een gebrek aan extern politiek zelfvertrouwen. Verschillende onderzoeken ondersteunen de bovenstaande bevindingen met betrekking tot de relatie tussen politieke participatie en politiek zelfvertrouwen. In tabel 4 wordt een overzicht van deze stu-dies gegeven.

Tabel 4: Studies m.b.t. de relatie tussen politiek zelfvertrouwen en politieke participatie

STUDIES DOCUMENTING OUTCOMES OF INCREASED POLITICAL EFFICACY OUTCOME AUTHOR &

YE-AR METHOD EFFECT SIZE SAMPLE SIZE(S)

Becker, 2004 Regression .169***EPE

0.1*** EPE 2052

Cohen e.a., 2001 LISREL .46 434

Campbell e.a., 1952 Cross-tabulations NA 2200

Finkel, 1985 Lisrel .24* 1069

Hanson, 1980 Loglinear NA 160 – 703

Pollock, 1983 Regression .343* 1404

Voting

Shaffer, 1981 Regression .11* - .21* 823 – 1715 Hirlinger, 1992 Logistic reg. .618* 332

Pollock, 1983 Regression .495* 1404

Contacting Offici-als

Sharp, 1982 Cross-tabulations NA 363

Paulsen, 1991 Logistic reg. .697* 635 Political activism

(14)

Tygard, 1977 Regression .19* 877

Newhagen, 1994 Regression .284** 343

Tan, 1981 Path analysis .148* 219

Bell, 1969 Simon-Blalock NA Not given Psychological

in-volvement in

poli-tics Cohen e.a., 2001 LISREL .73* 434

Notes: *p<.05, **p<.01, ***p<.001

Bron: Levy 2013: 358

De bovenstaande attitudes van jongeren jegens politiek en politieke partijen leiden er toe dat jongeren minder politiek participeren. Dit leidt volgens Henn e.a. (2005) tot een democrati-sche legitimiteitscrisis:

“This suggests that at the heart of young people’s declining election turnout and their apparent disenchantment with Westminster politics is a strong sense of political al-ienation rather than political apathy – the political system in Britain is failing to pro-vide the stimuli necessary to encourage young people to take a greater role in political life, and as such, faces a crisis of democratic legitimacy” (Henn e.a., 2005: 574).

Gezien het bovenstaande zou men kunnen stellen dat er sprake is van een vicieuze cir-kel, aangezien een dergelijke legitimiteitscrisis door minder participatie van jongeren weer leidt tot een afname van politiek zelfvertrouwen onder jongeren. Om die reden is het van groot belang om te onderzoeken hoe men uit deze vicieuze cirkel kan ontsnappen. Gezien de duidelijke relatie tussen politieke participatie en politiek zelfvertrouwen wordt er hieronder aandacht besteed aan de oorzaken van politiek zelfvertrouwen onder jongeren.

Bronnen van politiek zelfvertrouwen

Door middel van een analyse van bestaand empirisch materiaal zal er aandacht worden be-steed aan de factoren die van invloed zijn op het politiek zelfvertrouwen van jongeren. Aan de hand van de theorie van Buehler (1975) kunnen de bronnen van politiek zelfvertrouwen geca-tegoriseerd worden. Dit zal gebeuren aan de hand van drie perspectieven: Het cultureel de-terminisme, het structureel dede-terminisme, en het pluralisme (Lee, 2006: 416).

Het cultureel deterministisch perspectief stelt dat de oorsprong van politiek zelfver-trouwen ligt bij het socialisatieproces binnen een bepaalde groep: wanneer iemand omringd is door mensen met een laag politiek zelfvertrouwen, zal het politiek zelfvertrouwen van die

(15)

persoon vaak ook laag zal zijn. Het structureel deterministisch perspectief stelt dat de oorzaak van politiek zelfvertrouwen ligt bij iemands sociaal economische status: wanneer iemand een lage sociaal economische status heeft, krijgt die persoon hierdoor het gevoel zijn/haar politie-ke doelen niet te kunnen bereipolitie-ken. Het pluralistisch perspectief stelt dat politiek zelfvertrou-wen een product van politieke participatie zelf is. De theorie stelt dat op het moment dat ie-mand effectief invloed op beleid kan uitoefenen, dit een positief effect op het politiek zelfver-trouwen van die persoon heeft. (Lee, 2006: 416).

Hieronder zal meer aandacht worden besteed aan het pluralistisch perspectief aange-zien deze het meest aansluit bij de politics focused approach, welke het meeste verklarings-kracht had met betrekking tot de geringe politieke participatie van jongeren. Daarnaast richt de hoofdvraag zich op het bieden van een antwoord op deze geringe politieke participatie. Er wordt aangenomen dat een vorm van E-democracy geen groot verschil zal kunnen maken met betrekking tot het cultureel deterministisch en het structureel deterministisch perspectief. Het pluralistisch perspectief wordt daarnaast ondersteund door empirisch materiaal van Steven E. Finkel (1985) en Ellen Quintelier en Marc Hooghe (2012). Daarna worden aan de hand van de data uit het onderzoek van Levy (2013) nog enkele factoren besproken welke van invloed zijn op het politiek zelfvertrouwen van jongeren.

Finkel (1985) vindt empirisch bewijs dat er sprake is van een wederkerige causale re-latie tussen politieke participatie en politiek zelfvertrouwen. Voor zijn analyse maakte hij gebruik van data uit de 1972-1974-1976 Election study van het Survey Research Center. Deze dataset bevatte data van 1.320 respondenten met betrekking tot de Amerikaanse presidents-verkiezingen van 1972 en 1976 en de congresverkiezing van 1974. Binnen het onderzoek stonden vier variabelen centraal: intern politiek zelfvertrouwen, extern politiek zelfvertrou-wen, stemmen, en campagne activiteiten (Finkel, 1985: 895-896). De onderzoeksresultaten tonen aan dat er geen statistisch significante relatie is tussen stemmen en intern politiek zelf-vertrouwen. Wel is het effect dat stemmen op politiek zelfvertrouwen heeft, groter dan het effect dat politiek zelfvertrouwen op stemgedrag heeft. Stemmen en extern politiek zelfver-trouwen hebben echter wel een significant effect op elkaar. Extern politiek zelfverzelfver-trouwen is zodoende zowel een oorzak als een effect van stemmen (Finkel, 1985: 899-902). De resulta-ten met betrekking tot campagne activiteiresulta-ten en politiek zelfvertrouwen vertonen de zelfde eigenschappen als de resultaten met betrekking tot stemmen en politiek zelfvertrouwen. Zo-wel het effect van campagne activiteiten op extern politiek zelfvertrouwen als het effect van extern politiek zelfvertrouwen op campagne activiteiten is statistisch significant (Finkel, 1985: 903-904).

(16)

Ook recenter onderzoek van Ellen Quintelier en Marc Hooghe (2012) ondersteunt het pluralistisch perspectief. Naast het wederkerig effect tussen politiek zelfvertrouwen en poli-tieke participatie, toont deze studie aan welke relatie sterker is. Het onderzoek bestaat uit pa-nelstudie waarbij 4325 adolescenten uit België over een periode van twee jaar, twee keer werden ondervraagd over hun gewoonten met betrekking tot politieke participatie en hun poli-tieke attitudes (Quintelier en Hooghe, 2012: 63-64). Binnen het onderzoek staan vier variabe-len centraal: om politieke participatie te meten werd er een onderscheid gemaakt tussen indi-viduele participatie en collectieve politieke participatie. Politieke attitudes werden gemeten aan de hand van de variabelen politieke interesse en politiek vertrouwen.

De resultaten wijzen uit dat het effect van individuele politieke participatie op politie-ke interesse groter is dan andersom, wat aangeeft dat politiepolitie-ke participatie en stimulus is voor politieke interesse. Ook het effect van collectieve politieke participatie heeft een significant effect op politieke interesse. Het effect van politieke interesse op collectieve politieke partici-patie bleek echter niet significant. Ook het effect van individuele politieke participartici-patie op po-litieke interesse bleek niet significant. Het effect bleek echter wel significant sterker dan het effect dat politieke interesse op individuele politieke participatie had. Tot slot werd er geen significant effect waargenomen tussen collectieve politieke participatie en politieke interesse (Quintelier en Hooghe, 2012: 71-74). Het effect van individuele politieke participatie op poli-tiek vertrouwen bleek niet significant. Het effect bleek echter wel significant sterker dan het effect dat politiek vertrouwen op individuele politieke participatie had. Er werd geen signifi-cant effect waargenomen tussen collectieve politieke participatie en politieke interesse (Quin-telier en Hooghe, 2012: 71-74). Uit de bevindingen valt te concluderen dat politieke participa-tie en poliparticipa-tieke attitudes elkaar beïnvloeden maar dat het effect van poliparticipa-tieke participaparticipa-tie op politieke attitudes groter is dan andersom.

Het meest recente onderzoek dat binnen deze thesis wordt gebruikt is dat van Brett L.M. Levy (2013). Dit onderzoek bestaat uit zowel een kwalitatieve analyse van interviews met 32 scholieren van een middelbare school, als een kwalitatieve analyse van data uit een vragenlijst voorgelegd aan 142 bachelorstudenten. Zowel de belangrijkste kwalitatieve als kwantitatieve resultaten toonden aan dat het deelnemen aan schoolprojecten aangaande maat-schappelijke leerervaringen een indirect effect had op zowel intern als extern politiek zelfver-trouwen. Dit, doordat de leerlingen politieke kennis en vaardigheden ontwikkelden en omgin-gen met politiek geëngageerde medeleerlinomgin-gen (Levy, 2013: 365). Daarnaast toonden de kwa-litatieve resultaten aan dat vertrouwen in de overheid en volharding in participatie van invloed zijn op extern politiek zelfvertrouwen (Levy, 2013: 373).

(17)

Al deze onderzoeken wijzen er op dat de mogelijkheden tot politieke participatie en het effectief invloed uitoefenen op beleid, van invloed zijn op het politiek zelfvertrouwen van de burger. Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is het daarom zaak eerst te onderzoeken welke rol participatie binnen de representatieve democratie inneemt en of er binnen de representatieve democratie wel voldoende ruimte is voor de burger om effectief te kunnen participeren.

Democratie & legitimiteit

Gezien het bovenstaande is het van belang aandacht te besteden aan de mogelijkheden tot politieke participatie en het effectief beïnvloeden van beleid binnen de representatieve demo-cratie. Robert A. Dahl (1998) ontwikkelde in zijn boek On Democracy een definitie van het concept democratie door vijf voorwaarden op te stellen waar de ideale democratie aan zou moeten voldoen: Effective participation, Equality of voting, Gaining enlightened understand-ing, Exercising final control over the agenda, en Inclusion of adults (Dahl, 1998: 38). Binnen de meeste oudere, liberale democratieën valt er op de punten Equality of voting en Inclusion of adults weinig aan te merken als men aanneemt dat achttien jaar een redelijke leeftijd is om te gaan stemmen. Aan de overige drie voorwaarden wordt in mindere mate voldaan en verei-sen daarom een nadere toelichting: effective participation staat voor de mogelijkheid voor burgers om hun standpunten met betrekking tot beleid kenbaar kunnen maken voordat het wordt geïmplementeerd. Enlightened understanding staat voor de mate waarin burgers zich tijdig kunnen informeren over relevante alternatieve beleidsvoorstellen en mogelijke gevolgen daarvan. Control of the agenda staat voor de mate waarin de burger invloed heeft op hoe en wat er op de politieke agenda geplaatst wordt (Dahl, 1998: 37).

Er zijn meerdere redenen waarom er binnen de representatieve democratie in mindere mate aan deze criteria wordt voldaan. De eerste reden is een simpele: de omvang van onze maatschappij. Dit wordt door Dahl (1998) omschreven als een fundamenteel democratisch dilemma:

“The smaller the democratic unit, the greater its potential for citizen participation and the less need for citizens to delegate government decisions to representatives. The larger the unit, the greater its capacity for dealing with problems important to its citi-zens and the greater the need for citiciti-zens to delegate decisions to representatives” (Dahl, 1998: 110).

(18)

Representatie zorgt er zodoende voor dat er effectief beleid kan worden gevoerd, dit gaat ech-ter ten koste van de mate waarin de burger effectief beleid kan beïnvloeden. Dit hangt nauw samen met de heersende perceptie van het concept participatie onder elites in Nederland. Ank M.B. Michels (2006) maakt gebruik van discoursanalyse om een antwoord te vinden op de volgende onderzoeksvraag: “What role has Dutch thinking on democracy attributed to citizen participation; and what is the meaning of participation with respect to the quality of democ-racy?” (Michels, 2006: 324). Allereerst beschrijft ze twee uiterste opvattingen van participa-tie: de opvatting van Joseph Schumpeter en de opvatting van Jean-Jaques Rousseau. Partici-patie heeft binnen de Schumpeteriaanse opvatting enkel een instrumentele functie binnen het politieke proces: burgers krijgen de mogelijkheid om door middel van stemmen hun leiders te kiezen, welke vervolgens beslissingen met betrekking tot beleid maken (Michels, 2006: 324-325). Jean-Jaques Rousseau stelde dat individuele participatie van burgers in het politieke besluitvormingsproces van essentieel belang is, omdat burgers zodoende betrokken staatsbur-gers verworden. Wetten en beleid, gecreëerd door samenwerkende burstaatsbur-gers zouden zodoende een uiting van de algemene wil zijn. Daarnaast krijgt participatie hierdoor een educatieve en een interactieve functie en het biedt het een garantie voor een goede regering (Michels, 2006: 325-326).

Haar discoursanalyse met betrekking tot de heersende opvatting van politieke partici-patie onder de politieke, administratieve en academische elite in Nederland, leidt tot de con-clusie dat de heersende opvatting met betrekking tot politieke participatie het dichtst bij de Schumpeteriaanse opvatting ligt: participatie wordt voornamelijk gezien als een middel om de huidige werking van de representatieve democratie te ondersteunen en is vooral instrumen-teel. De overheid moet met betrekking tot beleidsvorming het initiatief nemen en houden. Participatie is er op gericht de burger en diens organisaties een stem in het politieke proces te geven om zodoende vorm te geven aan de overheid (Michels, 2006: 336). De kwestie van politieke participatie is echter sinds eind jaren ‘60 een steeds belangrijkere rol gaan spelen binnen het Nederlands discours, maar de bestaande politieke instituties en de manier waarop beleid gevormd wordt, worden niet zwaar bekritiseerd. Er worden echter wel verschillende participatievormen besproken welke de kwaliteit van de representatieve democratie zouden kunnen verbeteren, zoals het gebruik van ICT en interactieve beleidsvorming (Michels, 2006: 336).

Naast de heersende opvatting dat participatie slechts een instrumentele functie heeft binnen de representatieve democratie, onderscheidt André Krouwel (2004) nog drie proble-men met betrekking tot onze representatieve democratie, welke het politiek zelfvertrouwen

(19)

van de burger niet ten goede komen: het representatieprobleem, het legitimiteitsprobleem en het controleprobleem. Het representatieprobleem betreft het feit dat veel burgers zich weinig dan wel niet gepresenteerd voelen door de vertegenwoordigers. Dit is volgens Krouwel (2004) te wijten aan monisme en het fenomeen dat veel partijen zich richten op de brede mid-denklasse. Daarnaast stelt hij dat de politieke elite steeds vaker uit een smalle sociale basis wordt gerekruteerd, met name uit de bureaucratisch-politieke sfeer (Krouwel, 2004: 254).

Het controleprobleem betreft het gebrek aan regels met betrekking tot de mate waarin machtsdragers verantwoordelijkheid moeten nemen en afleggen (Krouwel, 2004: 256). Vol-gens Krouwel (2004) bestaat er in Nederland een gebrek aan een cultuur van publieke ver-antwoording door gezagsdragers. Dit is volgens hem te wijten aan monisme, uitholling van de staat door Europese eenwording, en het loslaten van de absolute ministeriële verantwoorde-lijkheid (Krouwel, 2004: 256). Daar zou men aan kunnen toevoegen dat door onze huidige consensusdemocratie machthebbers vaak concessies doen met betrekking tot beoogd beleid waardoor ze hun achterban teleurstellen. Deze hebben immers vaak gestemd op basis van het verkiezingsprogramma. Tot slot heeft het legitimiteitsprobleem te maken met de ontevreden-heid van burgers over de capaciteit van de overontevreden-heid om problemen op te lossen. Volgens Krouwel (2004) zien politici besluitvorming steeds vaker als “het managen van de staat” waardoor er een vertrouwensbreuk tussen burgers en politieke instituties ontstaat (Krouwel, 2004: 243). Burgers wenden zich hierdoor tot alternatieve vormen van participatie.

Robert A Dahl (1998) zag ten tijde van zijn schrijven geen oplossing voor het door hem geformuleerde fundamentele democratische dilemma. De representatieve democratie leek de beste vorm voor het voeren van effectief beleid binnen de omvangrijke samenleving. Krouwel (2004) zag echter wel mogelijkheden en besluit zijn schrijven met een betoog voor een ontwikkeling naar een semidirecte vorm van democratie. Archon Fung en Erik Olin Wright (2001) pleiten ook voor een alternatieve vorm van democratie: een deliberatieve vorm. Zij stellen dat door de groeiende complexiteit van overheidstaken, de huidige vorm van de representatieve democratie steeds minder geschikt lijkt om de problemen van de 21ste eeuw het hoofd te bieden. Het mechanisme van politieke representatie lijkt de democratische idea-len als het faciliteren van politieke participatie voor burgers, niet te kunnen waarmaken (Fung en Wright, 2001: 5). De snelle opkomst van internet biedt hierbij uitkomst omdat het burgers de mogelijkheid biedt zich beter te informeren, te delibereren, en directer invloed op beleid uit te oefenen op zowel locaal als nationaal niveau. E-democracy heeft de potentie om politiek en burger dichter bij elkaar te brengen.

(20)

E-Democracy

E-Democracy wordt vaak aangedragen als een oplossing voor problemen met betrek-king tot de mate van politieke participatie en een gebrek aan democratische legitimiteit (Chadwick,  2003:  448). De term E-Democracy verwijst naar het gebruik van ICT in het poli-tiek debat- en besluitvormingsproces als aanvulling op, of alternatief voor traditionele com-municatiemiddelen (Päivärinta en Sæbø, 2011: 818). Hieronder wordt eerst nader ingegaan op het begrip E-Democracy en de verschillende vormen daarvan. Op basis van de bevindingen volgt er een theoretische beschouwing van het Policy Pitch Platform en wordt er betoogd waarom een dergelijke vorm van E-Democracy de legitimiteit van de representatieve demo-cratie ten goede zou komen en een positieve invloed zou kunnen hebben op de politieke parti-cipatie van jongeren.

De bestaande literatuur met betrekking tot E-Democracy is zeer uitgebreid. Juist om-dat het een concept in ontwikkeling betreft wordt er veel geschreven over vormen van E-Democracy, implementatiestrategieën en problemen met betrekking tot implementatie. Päi-värinta en Sæbø (2011) categoriseren de bestaande vormen van E-Democracy: ze onderschei-den vier ideale vormen van E-Democracy en scheppen zodoende orde in de chaos van litera-tuur over het onderwerp. De vier vormen die ze in het artikel beschrijven zijn achtereenvol-gens: Partisan Democracy, Direct Democracy, Liberal Democracy, en Deliberative E-Democracy (Päivärinta en Sæbø, 2011: 828). De indeling is gemaakt aan de hand van twee van de vijf criteria van een ideale democratie van Dahl (1998): Inclusion en Control of the agenda. De auteurs zien de overige drie criteria als essentieel voor elke democratie. Ze stellen dat democratieën veelal nog wel van elkaar verschillen met betrekking tot de criteria Inclusi-on en CInclusi-ontrol of the agenda. Om die reden hebben ze deze criteria gebruikt om de vier vor-men van E-Democracy van elkaar te onderscheiden, welke worden weegegeven in tabel 5.

Tabel 5: Vormen van E-democracy

Citizens set the agenda Partisan E-democracy Direct E-democracy

Government sets the

(21)

Citizens mainly implicitly included in decision mak-ing processes

Citizens have an explicitly defined role in decision making processes

Bron: Päivärinta en Sæbø, 2011

Liberal E-Democracy richt zich op het goed informeren van burgers voorafgaand aan verkie-zingen. Daarnaast krijgen burgers de kans om hun voorkeuren kenbaar te maken. De doelein-den van de communicatie wordoelein-den echter van te voren vastgesteld door de autoriteiten en ICT wordt ingezet om de kwaliteit van informatiestromen te waarborgen (Päivärinta en Sæbø, 2011: 830). Bij vormen van Partisan E-Democracy wordt er gebruik gemaakt van ICT om (groepen) burgers de mogelijkheid te bieden hun mening online te uiten. Burgers hebben con-trole over de agenda voor publieke discussie maar hebben verder geen directe invloed op de bestuurlijke agenda. Door gebruik te maken van ICT wordt er gepoogd alternatieve politieke expressies zichtbaar te maken zonder inmenging van een politieke elite (Päivärinta en Sæbø, 2011: 830). Bij vormen van Direct E-Democracy wordt ICT ingezet om burgers te betrekken bij het besluitvormingsproces door deze via forums de kans te geven zaken aan te kaarten, politieke beslissingen te beïnvloeden, en de politieke agenda te vormen (Päivärinta en Sæbø, 2011: 830). Binnen Deliberative E-Democracy Wordt ICT ingezet als middel om burgers daadwerkelijk te betrekken bij het besluitvormingsproces en de politieke participatie van de burger te vergroten (Päivärinta en Sæbø, 2011: 830).

Päivärinta en Sæbø (2011) stellen terecht dat een combinatie van alle vier de verschil-lende modellen van E-Democracy zou moeten worden ontwikkeld, wil E-Democracy succes-vol blijken. Ze pleiten voor een combinatie om de balans tussen democratische ontwikkeling en praktisch bestuur te garanderen (Päivärinta en Sæbø, 2011: 831). Door bepaalde features van elk model te gebruiken en te implementeren zou men tot een ideale vorm van E-Democracy kunnen komen. Hieronder wordt het Policy Pitch Platform besproken: een vorm van E-Democracy waarin aspecten van alle vier de besproken vormen van E-Democracy zijn ondergebracht en zo is ontworpen dat het niet alleen de online, maar ook de offline politieke participatie van burgers positief zou kunnen beïnvloeden.

Het Policy Pitch Platform

Aan het begin van dit schrijven werd het Policy Pitch Platform al geïntroduceerd. De basale werking werd daar ook al uiteengezet. Hier volgt eerst een bespreking van de theorieën die

(22)

aan het platform ten grondslag liggen. Vervolgens wordt betoogd waarom implementatie van een dergelijke vorm van E-Democracy noodzakelijk is om de democratische legitimiteit te vergroten door de politieke participatie en het politiek zelfvertrouwen van jongeren en burgers in het algemeen, positief te beïnvloeden.

De theorie met betrekking tot het Policy Pitch Platform is sterk beïnvloedt door het open source model, crowdsourcing, en crowdfunding. Het open source model is een theorie uit de ICT over het collectief creëren van software, en staat voor het verlenen van toegang tot de essentiële onderdelen van een product aan eenieder die wil participeren aan het (in samen-werking) verbeteren van dat product. Mensen krijgen de gereedschappen en onderdelen van een bestaand product aangereikt om vervolgens zelf of in samenwerking tot een verbeterd product te komen wat weer toekomt aan het publiek. Mozilla Firefox en Linux zijn hier goede voorbeelden van. De gedachte hierachter is dat transparantie, toegang in de ontwikkelingsfa-se, en onafhankelijkheid bij de productie van een product, leiden tot een product dat beter is, en collectief en democratisch tot stand is gekomen (Brabham, 2008: 81-82). Crowd Sourcing verwijst naar het gebruik van het publiek om ideeën, feedback en oplossingen te verkrijgen om bedrijfsactiviteiten te ontwikkelen (Howe als geciteerd in Brabham, 2008: 76). Crowdfun-ding is hiervan afgeleid maar is specifiek gericht op het verkrijgen van investeringen. Het idee is dat men zich richt op een groot publiek waardoor de vele kleine of minder kleine bijdragen uiteindelijk leiden tot een dekkende investering.

Kort en goed richt het open source model zich op inzet, crowdsourcing op feedback en crowdfunding op investeringen. Alle drie de concepten richten zich op verschillende middelen die door individuen worden ingezet om gezamenlijk iets te creëren waar men over het alge-meen, collectief iets aan heeft. De theorie van Wisdom of the Crowds ligt hieraan ten grond-slag. Deze wordt het best geïllustreerd door de stelling van James Surowiecki (2005) dat: ‘(…) under the right circumstances, groups are remarkably intelligent, and often smarter than the smartest people in them’ (Surowiecki, 2005: XIII). De Wisdom of the Crowds theorie heeft echter vooral betrekking op kennis en intelligentie van mensen. Binnen de bestaande literatuur bestaat er nog geen overkoepelend concept dat zich richt op het zelfde effect maar dan met betrekking tot alle middelen die individuen tot hun beschikking hebben: kennis, energie, geld, expertise, macht, connecties, etc. Om die reden wordt bij deze het begrip Means of the Crowds geïntroduceerd waarmee wordt gerefereerd naar alle inzetbare middelen van individuen om collectief iets te bereiken.

Het Policy Pitch Platform is in theorie een vorm van E-democracy waarin elementen uit alle vier besproken modellen van E-Democracy naar voren komen. Burgers kunnen

(23)

geïn-formeerd worden, maar hebben ook in zekere mate invloed op de bestuurlijke agenda. Daar-naast worden ze betrokken bij beleid en krijgen de mogelijkheid tot publieke discussie. Alle participanten, zowel politici als burgers, hebben op het platform de zelfde mogelijkheden waardoor er een zekere mate van gelijkheid gecreëerd wordt. Ze verschillen enkel van elkaar met betrekking tot de middelen die ze kunnen inzetten om te komen tot succesvol beleid. Een politicus kan gebruik maken van zijn macht en zeggenschap, een burger van zijn stem, exper-tise, geld of inzet. Het Policy Pitch Platform maakt het gehele proces van beleidsvorming inzichtelijk en toegankelijk, waardoor burgers ook de mogelijkheid krijgen politici ter ver-antwoording te roepen. Hierdoor kan het potentieel een antwoord bieden op het controle, het legitimiteits- en het representatieprobleem (Krouwel,  2004:  256).    

Dit onderzoek wees uit dat er sprake is van een wederkerig effect tussen politieke par-ticipatie en politiek zelfvertrouwen: de mogelijkheden tot parpar-ticipatie en het effectief beïn-vloeden van beleid zijn belangrijke oorzaken van het politiek zelfvertrouwen van een persoon. Dit politiek zelfvertrouwen heeft vervolgens weer een positief effect op politieke participatie. Het scheppen van mogelijkheden tot effectieve politieke participatie blijkt zodoende essenti-eel om deze ten goede te benvloeden. Het Policy Pitch Platform biedt deze mogelijkheden. Doordat het de draagkracht voor een beleidsvoorstel en het proces rond het beleidsvoorstel inzichtelijk maakt voor burgers, heeft het platform de potentie om ook het vertrouwen van de burger in de overheid te vergroten. Burgers krijgen tot slot de mogelijkheid zich online te or-ganiseren en te verzamelen rond een beleidsvoorstel, waardoor het mogelijk wordt om hier ook offline invulling aan te geven. Ze kunnen beleid steunen doormiddel van stemmen en deliberatie, maar ook door toe te zeggen de handen uit de mouwen te steken. Hierdoor vormt het Policy Pitch Platform een ideaal instrument om vorm te geven aan de doelstelling van de doe-democratie. Daarnaast heeft het de potentie om de democratische legitimiteit te vergroten en de politieke participatie van jongeren positief te beïnvloeden.

Conclusie

Concluderend kan er worden gesteld dat er een sterke relatie bestaat tussen de concepten poli-tieke participatie, politiek zelfvertrouwen, en democratische legitimiteit. De geringe polipoli-tieke participatie onder jongeren is te herleiden naar een gebrek aan intern en extern politiek zelf-vertrouwen. De oorzaak van dit gebrek aan politiek zelfvertrouwen is te wijten aan de om-vang van onze samenleving waardoor er geen effectief beleid kan worden gevoerd zonder representatie. De mogelijkheden tot politieke participatie worden hierdoor verdrongen wat

(24)

volgens het pluralistisch perspectief leidt tot een afname in politiek zelfvertrouwen. Het be-treft hier een vicieuze cirkel waarin gebrek aan legitimiteit leidt tot nog meer gebrek aan legi-timiteit. Dit vormt een ernstig gevaar voor het functioneren van onze representatieve demo-cratie. Om aan deze vicieuze cirkel te ontsnappen is een vorm van E-Democracy voorgesteld: het Policy Pitch Platform. Een online platform dat door middel van Means of the Crowds, bestaat voor en door de gebruikers. Het geeft mensen de mogelijkheid om zich goed te infor-meren, controle uit te oefenen op de bestuurlijke agenda, effectief beleid te beïnvloeden, en zich online te organiseren om zich vervolgens ook offline te kunnen in te zetten voor de reali-satie van het beleidsvoorstel. Door deze mogelijkheden heeft het Policy Pitch Platform de potentie om het politiek zelfvertrouwen onder jongeren te vergroten en de politieke participa-tie posiparticipa-tief te beïnvloeden.

Er werd er binnen dit onderzoek geconcludeerd dat er sprake is van een wederkerige relatie tussen politiek zelfvertrouwen en politieke participatie. Kritiek hierop zou kunnen zijn dat er sprake is van een cirkelredenering waarbij politieke participatie leidt tot politiek zelf-vertrouwen wat vervolgens weer leidt tot meer politieke participatie. De focus wordt echter gelegd op de mogelijkheden tot participatie en het effectief uitoefenen op beleid. Er wordt geconcludeerd dat er een gebrek aan deze mogelijkheden is binnen de representatieve demo-cratie. Er wordt stelling genomen dat het creëren van mogelijkheden tot effectieve politieke participatie afdoende zal zijn om deze positief te beïnvloeden. Dit omdat burgers toch via de overheid met het platform in contact komen waardoor ze een start maken met politiek partici-peren. Of het creëren van mogelijkheden werkelijk afdoende is om resultaat te bereiken zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.

             

(25)

Literatuur    

Artikelen en boeken  

Brabham, D.C. (2008) Crowdsourcing as a Model for Problem Solving: An Introduction and Cases. Convergence: The International Journal of Research into New Media Technologies 14 (1): 75-90.

Buehler, M.H. (1975) Political efficacy, political discontent, and voting turnout among Mexi-can-Americans in Michigan. Notre Dame: University of Notre Dame.

Calenda, D. en Meijer, A. (2009a) Young People, the Internet and Political Participation. Information, Communication & Society 12 (6): 879-898.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2013) CBS Persbericht: Gebruik overheidswebsites stijgt licht, Den Haag: OBT bv.

Centraal Bureau voor de Statistiek (2009) De digitale economie 2009, Den Haag: OBT bv. Chadwick, A. (2003) Bringing E-Democracy Back In: Why it Matters for Future Research on

E-Governance. Social Science Computer Review 21: 443-455.

Conge, P.J. (1988) The Concept of Political Participation: Toward a Definition. Comparative Politics 20 (2): 241-249.

Dahl, R.A. (1998) On Democracy. London: Yale University Press.

Enserink, B. en Monnikhof, R. A. H. (2003) Information Management for Public Participation in Co-design Processes: Evaluation of a Dutch Example. Journal of Environmental Planning and Management 46 (3): 315-344.

Fieldhouse, E. e.a. (2007) Something about young people or something about elections? Elec-toral participation of young people in Europe: Evidence from a multilevel analysis of the European Social Survey. European Journal of Political Research 46: 797-822.

Finkel, S.E. (1985) Reciprocal Effects of Participation and Political Efficacy: A Panel Analy-sis. American Journal of Political Science 29 (4): 891-913.

Fung, A. en Wright, E.O. (2001) Deepening Democracy: Innovations in Empowered Partici-patory Governance. Politics &Society 29 (1): 5-41.

Henn, M. e.a. (2005) Uninterested Youth? Young People’s Attitudes towards Party Politics in Britain. Political Studies 52: 556-578.

Hirzalla, F. en Shakuntala, B. (2012) Young people’s online civic participation. In: Yan, Z. Encyclopedia of Cyber Behavior. Hershey: IGI Global. 996-1009.

(26)

Kenski, K. en Stroud, N. J. (2006) Connections Between Internet Use and Political Efficacy, Knowledge, and Participation. Journal of Broadcasting & Electronic Media 50 (2) 173– 192.

Kimberlee, Richard, H. (2002) Why Don't British Young People Vote at General Elections? Journal of Youth Studies 5 (1): 85-98.

Krouwel, A. (2004) Semi-directe consensusdemocratie. Zes voorstellen voor democratische innovatie en verdieping in Nederland. In: Engelen, E. R. en Ho, M.S.D. (red.) De staat van de democratie. Democratie voorbij de staat. Amsterdam: Amsterdam University Press. 241-268.

Lee, K. M. (2006). Effects of Internet use on college students’ political efficacy. Cyberpsy-chology & behavior   9 (4): 415–422.

Levy, B.L.M. (2013) An empirical exploration of factors related to adolescents’ political effi-cacy. Educational Psychology, 33 (3): 357-390.

Michels, A.M.B. (2006) Citizen participation and democracy in the Netherlands. Democrati-zation, 13 (2): 323-339.

Päivärinta, T. En Sæbø, Ø. (2006) Models of E-Democracy. Communications of the Associa-tion for InformaAssocia-tion Systems 17 (1): 817-840.

Quintelier, E. en Hooghe, M (2012) Political attitudes and political participation: A panel stu-dy on socialization and self-selection effects among late adolescents. International Poli-tical Science Review 33: 63.

Raad voor het openbaar bestuur (2012) Loslaten in vertrouwen, Den Haag: ROB.

Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling (2013) Terugtreden is vooruitzien, den Haag: RMO.

Surowiecki, J. (2005) Wisdom of the Crowds: Why the Many are Smarter than the Few and How Collective Wisdom Shapes Business, Economies, Societies, and Nations. New York: Doubleday.

Wijdeven, T. van de en Hendriks, F. (2010) Burgerschap in de doe-democratie, Den Haag, NICIS Institute.

WRR (2012) Vertrouwen in burgers. Synopsis van het WRR rapport 88, Amsterdam: Amster-dam University Press.

Interviews  

Interview Dijk, J. van, hoogleraar communication science aan de Universiteit van Twente. December 2008, door: Dercksen, R.

(27)

Websites:

Website Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/digitale-overheid/digitale-diensten-voor-burgers (Laatst geraadpleegd 23 januari 2014)

Website Centraal Bureau voor de Statistiek:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71102ned&D1=3-4,11-17&D2=0-10&D3=a&HD=080424-1708&HDR=T&STB=G1,G2 (Laatst geraad-pleegd 26 januari 2014)

Website European Social Survey: http://www.europeansocialsurvey.org/ (Laatst geraadpleegd 25 januari 2014)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze Studie wordt de samenhang onderzocht tussen niveau van morele argumentatie en politieke attituden zoals houding tegenover kernbewapening, sexisme, minderheden,

Omdat Vale zich in de eerste helft bij de stadsgewijze bespreking voor een belangrijk deel bepaalt tot het topografische en planologische aspect, zijn de twee helften van het boek

In Estland bleek voor D66 vooral het contact met de Estse liberaal-democra- ten interessant. De Estse minister van onderwijs en cultuur Rummo is hun voorzitter. Hij is de

1. Aantal comments over de onderwerpen aan gedragen door #BOOS Polertiek in procenten. Als we kijken naar de overige drie afleveringen over stagevergoeding, bloeddonatie van homo’s

De verwachting voorafgaand aan het onderzoek was dat een online delict (mede door de, deels onbewuste, in acht neming van de dimensies van Suler, 2004) als ernstiger zou

íòï Ø»¬ ª»®¾¿²¼ ¬«--»² µ»®µ¹¿²¹ »² °±´·¬·»µ» °¿®¬·½·°¿¬·»òòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòòò ïì íòïòï Ø»¬ ª»®¾¿²¼ ¬«--»²

De mate waarin ouders stress ervaren hangt niet samen met de leeftijd van de jongere, noch met de internetvaardigheden van de ouders, maar wel met de mate waarin ouders het

• Toch zijn hier nog heel wat vragen en onzekerheden over bij ouders en leerkrachten. ‘Jongeren