• No results found

De invloed van bagatelliseren op het verminderen van attitudepolarisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van bagatelliseren op het verminderen van attitudepolarisatie"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Bagatelliseren op het Verminderen van Attitudepolarisatie

Naam: Ilse van Beurden Studentnummer: 11157194

Product: Bachelorthese Sociale Psychologie Begeleid door: Jonas Dalege

Aantal woorden: 4686 Inleverdatum: 02-06-2017

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd onderzocht of het bagatelliseren van een attitudeobject leidt tot verminderde polarisatie doormiddel van een online vragenlijst. In totaal namen 100

proefpersonen deel aan dit onderzoek. Deelnemers kregen ofwel een bagatelliserende tekst te lezen over het sluiten van grenzen voor vluchtelingen ofwel een bagatelliserende tekst te lezen over het meer geld moeten investeren om klimaatverandering tegen te gaan. Resultaten uit de Mixed Design ANOVA wezen uit dat er geen effect van bagatellisatie op polarisatie was, zowel voor de grenzentekst-conditie als voor de klimaattekst-conditie. In lijn met de

verwachtingen, werd een trend gevonden die doet vermoeden dat de klimaattekst zorgt voor een afname in attitudebelang. Tegen verwachting in werd ook een trend gevonden die doet vermoeden dat deelnemers een extremere attitude hadden na het lezen van de grenzentekst. Beperkingen van huidig onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek worden besproken.

(3)

De afgelopen jaren heeft het thema polarisatie een belangrijke rol gespeeld in onze maatschappij. Zo beschrijft evolutionair psycholoog, Markt van Vugt, dat polarisatie een belangrijke invloed heeft bij het radicaliseren en aansluiten van potentiële jihadisten bij de Islamitische Staat (IS) (Volkskrant, 2015). Voornamelijk jongeren die geradicaliseerde ideeën hebben en in contact komen met jihadisten lijken vatbaar te zijn voor de propaganda van IS en polarisatie (Vrij Nederland, 2015). Naast dat polarisatie een belangrijke rol speelt bij

radicalisering, speelt het ook een belangrijke rol tijdens de verkiezingen. Het lijkt erop dat politieke partijen in Nederland steeds vaker gebruik maken van polarisatie om kiezers voor zich te winnen, zo stelt hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak (De Jong & Wansink, 2017). Echter, door het gepolariseerde klimaat wat momenteel in Nederland heerst ontstaat een grotere kans op gewelddaad in de samenleving (NRC, 2016). Vooral bij extreem-rechts-en links is deze toextreem-rechts-enemextreem-rechts-ende dreiging te ziextreem-rechts-en volgextreem-rechts-ens Dick Schoof, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NRC, 2016). Dit laat zien dat polarisatie een oorzaak van gevaar kan zijn en dat het van belang is om deze extreme attitudes te verminderen. Dit onderzoek richt zich daarom op de vraag of polarisatie verminderd kan worden en of het bagatelliseren van een attitudeobject hierop van invloed is.

Een attitude is een evaluatieve reactie op een attitudeobject, zoals voorwerpen, mensen of ideeën (Bohner & Wänke, 2002, aangehaald in Aronson, Wilson & Akert, 2014) en is een belangrijk onderdeel van polarisatie. Attitudes worden gevormd door affect, cognitie en gedrag (Fazio, 2007), maar zij blijken ook van invloed te zijn op deze drie factoren (Eagly & Chaiken, 2007). Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen zwakke en sterke attitudes. Zwakke attitudes kunnen gemakkelijk veranderen en lijken geen goede voorspellers van gedrag (Howe & Krosnick, 2017). Dit in tegenstelling tot sterke attitudes, die stabiel zijn over tijd, resistent zijn tegen veranderingen, invloed hebben op cognitie en het meest belangrijk, invloed hebben op gedrag (Krosnick & Petty, 1995 aangehaald in Howe & Krosnick, 2017).

(4)

Met name de meest centrale en sterke attitudes hebben een grote impact op gedrag (Dalege, Borsboom, Harreveld & van der Maas, 2016).

Een belangrijk model dat beschrijft hoe attitudes werken, is het Causal Network Model (Dalege et al., 2015). Het CAN model beschrijft attitudes als een netwerk die bestaat uit evaluatieve reacties en interacties tussen deze reacties. Evaluatieve reacties bestaan uit gevoelens, gedragingen en overtuigingen jegens een attitudeobject. Interacties tussen deze verschillende reacties komen voort uit directe causale invloeden en door mechanismen die de consistentie tussen de gelijksoortige reacties bevorderen (Dalege et al., 2015). Een voorbeeld van een causale invloed is dat wanneer iemand een hechte vriendschap heeft met persoon A, dit de gedachte veroorzaakt dat deze persoon vast en zeker te vertrouwen is. Een voorbeeld van een mechanisme die de consistentie tussen gelijksoortige reacties bevorderd, is dat de gedachte dat persoon A een goed mens is, ook de gedachte aanwakkert dat persoon A vrijgevig is. Het lijkt erop dat hoe sterker dit netwerk verbonden is, hoe extremer de attitude zal zijn (Dalege et al., 2015). Attitude extremiteit is een belangrijke oorzaak van polarisatie. Een van de eerste onderzoekers die polarisatie onderzochten, definieerde polarisatie als een tendens waarbij individuele attitudes extremer worden na het deelnemen aan een discussie met gelijkgestemden (Moscovici & Zavalloni, 1969).

Binnen de psychologische wetenschap is veel onderzoek gedaan naar hoe polarisatie tot stand komt en welke factoren dit mogelijk beïnvloeden. Zo blijk uit onderzoek van Abrams, Wetherell, Cochrane, Hogg en Turner (1990) dat wanneer categorische verschillen tussen subgroepen saillant worden gemaakt tijdens een groepsdiscussie, de attitudes tussen de subgroepen divergeren en de attitudes binnen de subgroepen juist convergeren en extremer worden. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat wanneer een attitudeobject persoonlijke relevantie heeft voor iemand, dit ook polarisatie kan veroorzaken (Howe & Krosnick, 2017). Andere belangrijke factoren voor het ontstaan van polarisatie zijn identiteit saillantie (Luguri & Napir,

(5)

2013), in-group saillantie (Mackie, 1986) het gebruik van complexe schema’s/ mensen met een high need for cognition (Lassiter & Apple, 1998) en betrokkenheid bij het attitudeobject (Kuhn & Lao, 1996). Al deze onderzoeken laten zien dat er veel verschillende factoren zijn die polarisatie veroorzaken. Echter, is binnen de huidige psychologie nog weinig onderzoek gedaan naar hoe men polarisatie kan verminderen. Juist in deze tijd, zoals Mark van Vugt (Volkskrant, 2015) en Dick Schoof (NRC, 2016) aangeven is het dermate belangrijk om te onderzoeken hoe men polarisatie kan verminderen.

Ondanks dat er weinig bekend is over hoe men polarisatie kan verminderen, zijn er toch een aantal wetenschappers die hier onderzoek naar hebben gedaan. Deze onderzoeken laten voornamelijk zien dat het geven van tegenargumenten van invloed lijken te zijn op het verminderen van polarisatie (Parsons, 2010). Echter, kan dit ervoor zorgen dat mensen de mogelijkheid krijgen om hun eigen attitudes te verdedigen (Valentino, Banks, Hutchings & Davis, 2009). Het uitspreken van deze verdediging kan ervoor zorgen dat mensen consistenter worden met hun eigen gedachten en dat polarisatie toeneemt (Tesser & Leone, 1977). Een veelbelovende theorie die het wel aannemelijk maakt om polarisatie te verminderen, is de Catastrofe Theorie (Pettigrew, 1981, aangehaald in van der Maas, Kolstein & van der Pligt, 2003). Deze toont aan dat ‘betrokkenheid’ een belangrijke factor is bij het wel of niet extremer worden van attitudes.

De Catastrofe theorie (Zeeman, 1979) van attitudes beschrijft hoe overgangen tussen attitudes plaatsvinden, en stelt dat informatie en betrokkenheid (ook wel belangrijkheid genoemd) twee belangrijke factoren zijn die hier invloed op hebben. Zeeman (1979) stelt dat de factor informatie onder andere bestaat uit voorgaande ervaringen, interesses en

omgevingseffecten. De factor betrokkenheid is een algemene term om het subjectieve persoonlijke belang van iemand te beschrijven. De theorie stelt bovendien dat onbelangrijke attitudes werken als continue dimensies die geleidelijke veranderingen teweegbrengen, terwijl

(6)

belangrijke attitudes werken als categorieën die juist catastrofistische (abrupte) veranderingen teweegbrengen (Zeeman, 1979). Dit betekent dat wanneer men een attitude heeft over een object dat hij onbelangrijk vindt, de attitude geleidelijk zal veranderen van positief naar negatief (of andersom). Men zal nieuwe informatie makkelijker aannemen en geleidelijk meegaan in deze attitude. Een voorbeeld hiervan is als men het opvangen van vluchtelingen onbelangrijk vindt, het krijgen van positieve of negatieve informatie ervoor zal zorgen dat iemand zijn attitude geleidelijk zal veranderen.

Echter, wanneer men een attitude heeft over een object dat wel als belangrijk wordt beschouwen, zal de attitude een abrupte verandering laten zien van bijvoorbeeld extreem positief naar extreem negatief bij het ontvangen van counter attitudionele informatie. Dit komt doordat mensen met een hoge betrokkenheid instabiliteit en ambivalentie kunnen ervaren wanneer er voldoende counter attitudionele informatie wordt gegeven (Krosnick & Petty, 1995, aangehaald in van der Maas, Kolstein & van der Pligt, 2003). Om deze ambivalentie te reduceren, zullen mensen neigen naar één kant van de attitude, wat vervolgens kan leiden tot polarisatie. Een voorbeeld hiervan is wanneer een persoon een sterke positieve attitude heeft ten opzichte van het opvangen van vluchtelingen, er alleen een abrupte attitudeverandering zal plaatsvinden indien er sterke negatieve informatie over het opvangen van vluchtelingen wordt gegeven. Op basis hiervan lijkt het aannemelijk dat wanneer men de betrokkenheid bij een attitudeobject verlaagt, dit kan leiden tot het verminderen van extreme attitudes en dus het verminderen van polarisatie.

Op dit punt lijkt het duidelijk dat de factor ‘betrokkenheid’ een belangrijke rol speelt bij het extremer worden of juist verminderen van polarisatie. In lijn met de Catastrofe theorie (Zeeman, 1979), is het aannemelijk dat polarisatie verminderd kan worden wanneer de betrokkenheid bij een attitudeobject gereduceerd word. Een mogelijke manier om dit te doen is door het attitudeobject te bagatelliseren. Dit kan gedaan worden door mensen met een

(7)

extreme attitude informatie te tonen waardoor het attitudeobject minder belangrijk wordt gemaakt. Een voorbeeld dat dit illustreert, is dat een extreme attitude (positief of negatief) ten opzichte van het verhogen van de tabaksaccijnzen in Nederland kan worden verminderd wanneer men informatie krijgt die dit bagatelliseert. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door informatie te geven waarin duidelijk wordt gemaakt dat het verhogen van de tabaksaccijnzen nauwelijks invloed zal hebben op het wel of niet consumeren van tabak en dat consumenten toch zullen blijven roken.

In dit onderzoek werd daarom gekeken of het bagatelliseren van een attitudeobject invloed heeft op polarisatie, met als hypothese dat polarisatie verminderd zou kunnen worden door het belang bij een attitudeobject te verlagen. Huidig onderzoek bevatte twee condities, één daarvan kreeg een bagatelliserende tekst te lezen over het sluiten van de Nederlandse grenzen voor vluchtelingen. De andere conditie kreeg een bagatelliserende tekst te lezen over het meer geld moeten investeren van de Nederlandse overheid om klimaatverandering tegen te gaan. Verwacht werd dat deelnemers die een bagatelliserende tekst lazen over grenzen sluiten, een minder extreme attitude hierover lieten zien op de attitudevragenlijst over grenzen sluiten. Ook werd verwacht dat deelnemers die een bagatelliserende tekst lazen over de klimaatverandering, een minder extreme attitude hierover lieten zien op de attitudevragenlijst van klimaat.

Methode

Pilotstudie

Voorafgaand aan het onderzoek is een pilotstudie uitgevoerd om vast te stellen over welke attitudeobjecten eerstejaars psychologiestudenten een extreme attitude hebben. Hieruit kwam naar voren dat zij een extreme attitude hebben ten opzichte van de stelling ‘Nederland moet meer geld investeren om klimaatverandering tegen te gaan’ en ‘Nederland moet de

(8)

grenzen sluiten voor vluchtelingen’. Daarom werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van deze twee stellingen als manipulatie.

Deelnemers

In totaal deden 106 deelnemers uit Nederland mee aan dit onderzoek. Zes deelnemers hiervan zijn verwijderd uit de dataset, omdat zij het onderzoek niet hebben afgerond. In totaal deden 69 vrouwen en 31 mannen mee, met een gemiddelde leeftijd van 20.45 jaar (SD= 2.15). Uit de Pearson’s Chi-kwadraat toets bleek geen significant verschil te zijn in de verdeling mannen/vrouwen tussen beide condities, χ² (1) = .613, p = . 434. Alle deelnemers gaven aan de vragenlijst serieus te hebben ingevuld. Deelnemers kregen een halve Psychology Research Credit als beloning voor deelname aan dit onderzoek en werden geworven

doormiddel van de UvA lab website.

Materialen

In dit onderzoek zijn twee onafhankelijke variabelen. De eerste onafhankelijke variabele was een bagatelliserende tekst over een gepolariseerd attitudeobject (Zie Appendix A). Deze onafhankelijke variabele bestond uit twee condities. In de eerste conditie kregen deelnemers een bagatelliserende tekst te lezen omtrent bijdrage van de Nederlandse overheid bij het oplossen van de vluchtelingencrisis. In de tweede conditie kregen deelnemers een bagatelliserende tekst te lezen omrent bijdrage van de Nederlandse overheid bij het oplossen van de huidige klimaatproblematiek (Zie Appendix A). Deze onafhankelijke variabele werd tussen proefpersonen gemeten. Beide condities kregen daarnaast ook twee extra teksten te lezen over twee andere attitudeobjecten, zodat het voor deelnemers onduidelijk was wat de hoofdtekst was (Zie Appendix B). De tweede onafhankelijke variabele was de

attitudevragenlijst, die bestond uit twee condities. In de ene conditie werd gekeken naar de attitudevragen over klimaat en in de andere conditie werd gekeken naar de attitudevragen over

(9)

grenzen. Alle deelnemers vulden alle attitudevragen in over zowel klimaat als grenzen. Deze onafhankelijke variabele werd binnen proefpersonen gemeten.

Daarnaast werden als afhankelijke variabelen twee constructen gemeten, namelijk de attitude extremiteit en het attitudebelang. De attitude extremiteit werd gemeten om te

onderzoeken of polarisatie was afgenomen en het attitudebelang werd gemeten om te onderzoeken of na het lezen van de klimaattekst en de grenzentekst het attitudebelang was afgenomen. Beide constructen werden gemeten aan de hand van een zelf geconstrueerde vragenlijst, op basis van richtlijnen van Krosnick et al. (1993). Deelnemers konden hun gevoel ten opzichte van een aantal stellingen aangeven doormiddel van verschillende schalen, zoals beschreven door de Feeling Thermometer (Alwin, 1997). De algehele vragenlijst

bestond uit twee verschillende vragenlijsten, één attitudevragenlijst en één

attitudebelangvragenlijst. De vragenlijst werd bij 10 verschillende onderwerpen (waaronder klimaat en grenzen) voorgelegd. Dit werd gedaan om niet geheel de focus te leggen op de twee hoofd-attitudeobjecten (klimaat en grenzen). Een betrouwbaarheidsanalyse over de attitudevragenlijst liet zien dat zowel de kilmaatitems (α = .97) als de grenzenitems (α = .95) een hoge betrouwbaarheid hebben. De attitudevragenlijst bestond uit drie items en werd gemeten op drie continue schalen (Zie Appendix C). De eerste schaal liep van positief-negatief, de tweede schaal liep van voor-tegen en de laatste schaal liep van slecht-goed. Een voorbeelditem hiervan is ‘Ik vind grenzen sluiten voor vluchtelingen..’. Voor deze vragenlijst zijn extremiteitscores berekend door het midden van de schaal te nemen en deze af te trekken van de score op de attitude items. Vervolgens zijn hiervan de absolute waarden gebruikt. Ook de attitudebelangvragenlijst voor de klimaatitems (α = .90) en de grenzenitems (α = .77) laat zien dat de interne consistentie voldoende is. De drie items die het attitudebelang maten, werden ook gemeten op drie continue schalen (Zie Appendix D). De eerste schaal liep van belangrijk-onbelangrijk, de tweede schaal liep van interessant-niet interessant en de laatste

(10)

schaal liep van eens-oneens. Een voorbeelditem hiervan is ‘Ik vind investeringen van de overheid in klimaatverandering..’.

Procedure

Allereerst konden personen een weblink naar de surveypagina van Qualtrics

aanklikken. Deze pagina zorgde ervoor dat deelnemers random werden toegewezen aan ofwel de grenzenconditie ofwel de klimaatconditie. Vervolgens begon de vragenlijst, waarin

deelnemers individueel eerst drie teksten over politieke onderwerpen moesten lezen.

Onafhankelijk van conditie, kregen alle deelnemers twee neutrale teksten te lezen over (1) het studieleenstelsel en (2) subsidies voor kunst en cultuur. De derde tekst was de

manipulatietekst, waarin één van de twee bagatelliserende teksten werden getoond.

Vervolgens moesten deelnemers per onderwerp eerst de attitude items invullen en daarna de attitudebelang items. Daarna kregen deelnemers de vraag of zij de vragenlijst serieus hadden ingevuld en wat zij dachten dat het onderzoeksdoel was. Tot slot werden demografische gegevens gevraagd en werd in de debriefing uitgelegd wat het doel van dit onderzoek was en dat de manipulatieteksten niet op waarheid gebaseerd zijn. Aan het eind van de vragenlijst ontvingen deelnemers hun halve Psychology Research Credit.

Resultaten

Allereerst is een Mixed Design ANOVA uitgevoerd om te testen of de manipulatie effect heeft gehad. Er waren twee onafhankelijke variabelen, namelijk de soort tekst (klimaat vs. grenzen) en de soort attitudebelangvragenlijst (klimaat vs. grenzen). De afhankelijke variabele was de attitudebelangscore. Tabel 1 laat zien dat voor zowel de grenzentekst als de klimaattekst de gemiddelde score van het attitudebelang berekend werd voor de soort

attitudebelangvragenlijst (klimaat vs. grenzen). De Mixed Design ANOVA werd uitgevoerd over deze gemiddelden.

(11)

Tabel1

Gemiddelde score op attitudebelang en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor de grenzentekst conditie en de klimaattekst conditie voor het soort attitudebelangvragenlijst (klimaat vs. grenzen) Groep Attitudebelang klimaat Attitudebelang grenzen Klimaat tekst 74.72 (22.94) 78.30 (17.11) Grenzen tekst 81.65 (14.24) 80.22 (14.21)

De assumptie van gelijke covarianties (Box’s test) werd geschonden, M = 11.75, p = .009. De assumptie van gelijke varianties is getoetst aan de hand van de Levene’s Test. Bij de attitudebelang items over grenzen sluiten is aan deze assumptie voldaan, F = .85, p = .358. Bij de attitudebelang items over klimaat werd deze assumptie geschonden, F = 10.27, p = .002. Echter, omdat een ANOVA redelijk robuust is, zullen deze schendingen van de assumpties weinig invloed hebben op de resultaten (Field, 2014). Daarom is gekozen om geen

aanpassingen te doen naar aanleiding van de schending van de assumpties. Er werd geen significant interactie effect gevonden tussen de attitudebelangvragenlijst (klimaat vs. grenzen) en het soort tekst (klimaat vs. grenzen), F(1, 98) = 1.56, p = .215, np² = .02. In Figuur 1 is te zien dat er geen significant verschil was in de score van attitudebelang op welke tekst (klimaat vs. grenzen) deelnemers lazen en naar welke soort attitudebelangvragenlijst (klimaat vs. grenzen) gekeken werd. Dit is niet in lijn met de verwachtingen, omdat verwacht werd dat deelnemers die de klimaattekst lazen een lagere attitudebelangscore zouden hebben op de attitudebelang items van klimaat en dat de deelnemers die de grenzentekst lazen een lagere attitudebelangscore zouden hebben op de attitudebelang items van grenzen. Uit de

(12)

simple-main effects analyse bleek tevens geen significant effect van de attitudebelangvragenlijst over grenzen, F(1, 98) = .38, p = .542, np² = .00. Dit betekent dat wanneer gekeken wordt naar de attitudebelangvragenlijst over grenzen, er geen verschil in attitudebelangscore is tussen deelnemers die de klimaattekst of de grenzentekst lazen (Figuur 1). Dit is niet in lijn met de verwachtingen, omdat verwacht werd dat deelnemers die de attitudebelangvragenlijst over grenzen kregen een lagere attitudebelangscore zouden vertonen wanneer zij de grenzentekst lazen dan de klimaattekst. Echter, werd een trend gevonden bij de attitudebelangvragenlijst over klimaat, F(1, 98) = 3.33, p = .071, np² = .03. Deze trend is in lijn met de verwachtingen doet vermoeden dat wanneer gekeken wordt naar de attitudebelangvragenlijst over klimaat, deelnemers die de klimaattekst lazen een lagere attitudebelangscore hadden dan deelnemers die de grenzentekst lazen (Figuur 1).

Figuur 1. Gemiddelde attitudebelangscore voor de klimaattekst conditie en de grenzentekst conditie voor de soort attitudebelangvragenlijst (klimaat vs. grenzen).

Vervolgens werd de hoofdanalyse eveneens uitgevoerd met een Mixed Design ANOVA. Er waren twee onafhankelijke variabelen, namelijk de soort tekst die deelnemers lazen (klimaat vs. grenzen) en de attitudevragenlijst die deelnemers kregen (klimaat vs.

(13)

grenzen). De soort tekst die deelnemers lazen was de tussendeelnemers variabele en de soort attitudevragenlijst waarnaar gekeken werd was de binnen-deelnemers variabele. De

afhankelijke variabele was de extremiteitscore van de attitude. Tabel 2 laat zien dat voor zowel de grenzentekst als de klimaattekst de gemiddelde extremiteitscore van de attitude berekend werd voor de soort attitudevragenlijst (klimaat vs. grenzen). De Mixed Design ANOVA werd uitgevoerd over deze gemiddelden.

Tabel2

Gemiddelde extremiteitscores van attitude en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor de grenzentekst conditie en de klimaattekst conditie voor het soort attitudevragenlijst (klimaat vs. grenzen).

Groep Attitude klimaat Attitude grenzen

Klimaat tekst 31.27 (15.17) 28.01 (15.99)

Grenzen tekst 35.63 (13.34) 33.77 (14.00)

Aan de assumptie van gelijke covarianties werd voldaan, M = 5.64, p = .138. Ook werd aan de assumptie van gelijke varianties voldaan, voor zowel de extremiteitscores van klimaat, F(1, 98) = 2.21, p = .141, als voor de extremiteitscores van grenzen, F(1, 98) = 2.26, p = .136. Er werd geen significant interactie effect gevonden tussen de attitudevragenlijst en de soort tekst die deelnemers lazen, F(1, 98) = .54, p = .466, np² = .01. Dit betekent dat het niet uitmaakt welke tekst (klimaat vs. grenzen) deelnemers kregen en naar welke soort vragenlijst (klimaat vs. grenzen) gekeken werd op de extremiteitsscores van attitudes (Figuur 2). Dit is niet in lijn met de verwachtingen, omdat verwacht werd dat deelnemers die de klimaattekst lazen een lagere attitude extremiteitscore zouden vertonen wanneer gekeken

(14)

werd naar de attitudevragenlijst over klimaat en deelnemers die de grenzentekst lazen een lagere attitude extremiteitscore zouden vertonen wanneer gekeken werd naar de

attitudevragenlijst over grenzen. Uit de simple main effects analyse bleek tevens geen

significant effect van de attitudevragenlijst over klimaat, F(1, 98) = 1.38, p = .243, np² = .01. Dit betekent dat er geen verschil in extremiteitscores is tussen deelnemers die de klimaattekst lazen en deelnemers die de grenzentekst lazen wanneer gekeken wordt naar de

attitudevragenlijst over klimaat (Figuur 1). Dit is niet in lijn met de verwachtingen, omdat verwacht werd dat deelnemers een lagere extremiteitscore zouden hebben op de

attitudevragenlijst over klimaat wanneer zij de klimaattekst lazen dan wanneer zij de

grenzentekst lazen. Echter, bleek uit de analyse over de attitudevragenlijst over grenzen dat er sprake was van een trend, F(1, 98) = 3.68, p = .058, np² = .04. Zoals Figuur 1 laat zien, doet deze trend vermoeden dat de extremiteitsscores hoger kunnen zijn van deelnemers die de grenzentekst lazen dan deelnemers die de klimaattekst lazen wanneer gekeken werd naar de attitudevragenlijst over grenzen. Dit is niet in lijn met de verwachtingen, omdat verwacht werd dat wanneer gekeken werd naar de attitudevragenlijst over grenzen, deelnemers die de grenzentekst lazen een lagere extremiteitsscore hadden dan deelnemers die de klimaattekst lazen.

(15)

Figuur 2. Gemiddelde extremiteitscore van attitude voor de klimaattekst conditie en de grenzentekst conditie voor de soort attitudevragenlijst (klimaat vs. grenzen).

Discussie

In dit onderzoek werd het effect van het bagatelliseren van een attitudeobject op polarisatie onderzocht. De hypothese in dit onderzoek was dat polarisatie zou kunnen

verminderen door het belang bij een attitudeobject te verlagen. Er werd geen effect gevonden van bagatellisatie op attitudepolarisatie, zowel voor de klimaattekst als voor de grenzentekst. Wel werd een trend gevonden van de grenzentekst, die doet vermoeden dat deelnemers een extremere attitude over grenzen hadden na het lezen van de grenzentekst dan de klimaattekst. Echter, was deze trend in onverwachte richting. Ook werd een trend gevonden die in wel lijn licht met de verwachtingen en die doet vermoeden dat het lezen van de klimaattekst ervoor zorgde dat deelnemers minder belang hechtte aan dit onderwerp.

De resultaten uit huidig onderzoek lijken deels in lijn te liggen met voorgaand onderzoek. Op basis van de Catastrofe Theorie werd verwacht dat het reduceren van het belang bij een attitudeobject zou leiden tot verminderde polarisatie (Zeeman, 1979). In huidig

(16)

onderzoek werd dit niet gevonden, maar lijkt het er wel op dat de effecten van de klimaat conditie in juiste richting zijn. Uit de manipulatiecheck kwam een trend naar voren van de attitudebelangvragenlijst over klimaat, waaruit blijkt dat de klimaattekst er mogelijk voor heeft gezorgd dat het belang over het klimaat verminderd werd. Ook lijkt het erop dat de resultaten uit de hoofdanalyse van klimaat in juiste richting zijn. Wanneer gekeken wordt naar de gemiddelden en de richting van het effect, lijkt het erop dat deelnemers die de

attitudevragenlijst over klimaat invulden een lagere attitude extremiteit hadden wanneer zij de klimaattekst lazen dan de grenzentekst. Dit doet vermoeden dat er mogelijk een effect lijkt te zijn. Echter, zijn deze resultaten niet significant dus kan op basis van huidig onderzoek nog niet gesteld worden dat dit effect aanwezig is. Enkel geven deze resultaten aanleiding tot het verder onderzoeken van dit construct.

Een onverwachts resultaat uit huidig onderzoek is dat een trend doet vermoeden dat het lezen van een bagatelliserende tekst over grenzen de attitude extremiteit over grenzen zou kunnen verhogen. Dit in tegenstelling tot wat het Catastrofe model (Zeeman, 1979)

suggereert, waarbij het bagatelliseren van een attitudeobject zou moeten leiden tot een afname in attitude extremiteit. Bovendien blijkt uit huidig onderzoek dat de bagatelliserende tekst over grenzen niet leidt tot een vermindering in attitudebelang over grenzen, wat betekent dat de manipulatie voor deze tekst niet heeft gewerkt. Het lijkt er daarom op dat de attitude over grenzen extremer is geworden door een andere verklaring. Een mogelijke alternatieve

verklaring kan gevonden worden op basis van het CAN model (Dalege et al., 2015). Het CAN model omschrijft attitudes als een netwerk waarin variabelen met elkaar geconnecteerd zijn en op deze manier informatie kunnen activeren in het brein. Wanneer deelnemers informatie lazen over het sluiten van de grenzen voor vluchtelingen, zorgde dit ervoor dat in het brein bestaande cognities hierover werden geactiveerd. Het is waarschijnlijk dat dit een sterk geconnecteerd netwerk is met voornamelijk extreme attitudes, omdat uit de pilotstudie bleek

(17)

dat dit onderwerp sterk gepolariseerd is. Het activeren van deze bestaande cognities kan er mogelijk voor gezorgd hebben dat de extreme attitudes rondom dit onderwerp saillant werden gemaakt en hierdoor toegankelijk werden in het brein (Lavine, Sullivan, Borgida & Thomsen, 1996). Deze toegankelijkheid van de extreme attitudes kan er vervolgens voor gezorgd hebben dat wanneer deelnemers de grenzentekst lazen, zij een hoge score gaven op de attitude items over grenzen.

Een mogelijke beperking van het huidige onderzoek zijn de bagatelliserende teksten die zijn gebruikt als manipulatie. Deze zijn door de onderzoekers zelf ontworpen en niet gebaseerd op wetenschappelijke onderzoeksbevindingen. Hierdoor was het voorafgaand aan het onderzoek onduidelijk of de zelfontworpen teksten ook daadwerkelijk invloed hadden op het attitudebelang. Dit kan er mogelijk voor gezorgd hebben dat de bagatelliserende teksten niet het gewenste effect teweegbrachten en dus geen invloed hadden op het attitudebelang. Uit de manipulatiecheck bleek inderdaad dat het attitudebelang niet afnam na het lezen van de teksten. Wel kwam uit de onderzoeksresultaten een trend naar voren die doet vermoeden dat de klimaattekst wel effect op het attitudebelang kan hebben en de resultaten uit de

hoofdanalyse wel in goede richting waren. Het is daarom interessant om in vervolg onderzoek naar het onderwerp klimaat te kijken. Dit kan gedaan worden door allereerst een pre-test uit te voeren met verschillende bagatelliserende teksten over klimaat, om zo te kijken of een

mogelijk andere opbouw of inhoud van de tekst wel kan leiden tot significante effecten op het attitudebelang. Indien een klimaattekst is ontworpen die aantoont dat na het lezen het

attitudebelang afneemt over het klimaat, kan de hoofdanalyse uitgevoerd worden met de huidige attitudevragenlijst.

Een andere mogelijke beperking van huidig onderzoek is dat het onderzoek buiten het lab plaatsvond en er een mogelijkheid bestaat dat omgevingsfactoren invloed hebben gehad op de resultaten. Alle deelnemers konden de vragenlijst online invullen, wat het aannemelijk

(18)

maakt dat er een verschil in omgeving was tussen de deelnemers. De mogelijkheid bestaat dat deelnemers buiten het lab tijdens het invullen van de vragenlijst werden afgeleid door mobiele telefoons, gebruik van social media of andere personen in hun nabije omgeving. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat deelnemers de tekst en de vragen minder aandachtig en nauwkeurig lazen, waardoor de bagatelliserende teksten nauwelijks effect hadden op het attitudebelang. Het is daarom van belang in vervolg onderzoek om dit onderzoeksdesign allereerst binnen het lab te laten plaatsvinden, zodat omgevingsfactoren zo veel mogelijk kunnen worden uitgesloten. Als uit resultaten van het labonderzoek blijkt dat er een effect lijkt te zijn, dan kan het onderzoek nogmaals uitgevoerd worden in het veld.

Met het oog op de toenemende kans op gewelddaad en segregatie in onze samenleving die ontstaat door polarisatie, reist er een belangrijke vraag op naar aanleiding van huidig onderzoek. In welke mate is het Catastrofe model praktisch toepasbaar om deze problematiek te verminderen? De kritische lezer zal zich afvragen in hoeverre het ethisch verantwoord is om het belang bij een attitudeobject te verlagen, om zo polarisatie te kunnen verminderen. Want wat zou er gebeuren wanneer de klimaatverandering, de vluchtelingencrisis of de

terreurbeweging IS gebagatelliseerd zouden worden, om zo polarisatie te kunnen verminderen in de samenleving? Wanneer dit soort actuele onderwerpen minder belangrijk gevonden zouden worden, wordt de kans verkleind dat men zich hier betrokken bij voelt en zich zal inzetten om deze maatschappelijke problematiek op te lossen. Ondanks dat polarisatie op deze manier verminderd zou kunnen worden, kan het klaarblijkelijk ook zorgen voor het ontstaan van nieuwe problemen. Het is daarom van belang om bewust te zijn van de mogelijke gevolgen wanneer men het belang bij een attitudeobject tracht te verminderen.

Al met al lijkt het op basis van huidig onderzoek dat het bagatelliseren van een attitudeobject niet zal leiden tot verminderde polarisatie. Bij de klimaattekst nam de attitude extremiteit niet af en bij de grenzentekst doet de trend vermoeden dat deelnemers juist een

(19)

extremere attitude zouden kunnen hebben. Mogelijk kan dit komen doordat de

manipulatiechecks niet gewerkt hebben, ondanks dat de trend bij de klimaattekst doet vermoeden dat deelnemers minder belang hechtten aan dit onderwerp. De resultaten geven hierbij slechts lichtelijk ondersteuning aan voorgaand onderzoek. Toch is vervolgonderzoek naar het Catastrofe model nodig, omdat we in een tijd leven waarin polarisatie een steeds grotere negatieve invloed heeft op onze samenleving en dit model een mogelijkheid biedt om het te verminderen. Wel kan de kritische noot gemaakt worden of het ethisch verantwoord is om het belang te verminderen bij maatschappelijk relevante onderwerpen. Daarom wordt aan onderzoekers aanbevolen om zich niet blind te staren op het Catastrofe Model, maar dit juist als basis te gebruiken om te kijken naar andere mogelijkheden om polarisatie op een ethische manier te kunnen verminderen in de samenleving.

Literatuurlijst

Abrams, D., Wetherell, M., Cochrane, S., Hogg, M. A., & Turner, J. C. (1990). Knowing what to think by knowing who you are: Self‐Categorization and the Nature of Norm Formation, Conformity and Group Polarization. British Journal of Social

Psychology, 29(2), 97-119. doi: 10.1111/j.2044-8309.1990.tb00892

Alwin, D. F. (1997). Feeling Thermometers versus 7-point Scales which are Better?. Sociological Methods & Research, 25(3), 318-340. doi: 10.1177/0049124197025003003

Aronson, E., Wilson, T.D., & Akert, R.M. (2014). Sociale Psychologie (7e editie). Amsterdam: Pearson Education bv

Dalege, J., Borsboom, D., van Harreveld, F., van den Berg, H., Conner, M., & van der Maas, H. L. J. (2015). Toward a Formalized Account of Attitudes: The Causal Attitude Network (CAN) model. Psychological Review, 123, 2-22. doi: 10.1037/a0039802

(20)

Dalege, J., Borsboom, D., van Harreveld, F., & van der Maas, H. L. J. (2016). Network Structure Explains the Impact of Attitudes on Behaviour. Manuscript submitted for publication

De Jong, L., Wansink, H. (2017). Hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak: 'Nederland islamiseert niet, moslims vernederlandsen'. Opgehaald van

http://www.volkskrant.nl/opinie/jan-willem-duyvendak-nationalisme-is-troef-in-partijprogramma-s~a4467099

Eagly, A. H., & Chaiken, S. (2007). The Advantages of an Inclusive Definition of attitude. Social Cognition, 25, 582–602. doi: 10.1521/soco.2007.25.5.582

Fazio, R. H. (2007). Attitudes as Object-Evaluation Associations of Varying Strength. Social Cognition, 25, 603–637. doi: 10.1521/soco.2007.25.5.603

Field, A. (2014). Discovering Statistics using IBM SPSS Statistics. Los Angeles, London, New Delhi, Singapore, Washington DC: Sage

Harton, H.C., & Latané, B. (1997). Information and Thought-Induced Polarization: the Mediating Role of Involvement in making Attitudes Extreme. Journal of Social Behavior and Personality 12, 271–300. Opgehaald van

http://search.proquest.com.proxy.uba.uva.nl:2048/docview/1292267312?rfr_id=info% 3Axri%2Fsid%3Aprimo

Howe, L. C., & Krosnick, J. A. (2017). Attitude Strength. Annual Review of Psychology, 68, 327-351. doi:10.1146/annurev-psych-122414-033600

Krosnick, J. A., Boninger, D. S., Chuang, Y. C., Berent, M. K., & Carnot, C. G. (1993). Attitude Strength: One Construct or Many Related Constructs?. Journal of personality and social psychology, 65(6), 1132-1151. doi: 10.1037/0022-3514.65.6.1132

(21)

Kuhn, D., & Lao, J. (1996). Effects of Evidence on Attitudes: Is Polarization the Norm?. Psychological Science, 7(2), 115-120. doi: 10.1111/j.1467-9280.1996.tb00340

Lassiter, D. G., & Apple, K. J. (1998). Need for Cognition and Thought-Induced Attitude Polarization: Examining Possible Demand Characteristics. Social Behavior and Personality: an international journal, 26(1), 99-103. doi: 10.2224/sbp.1998.26.1.99

Lavine, H., Sullivan, J. L., Borgida, E., & Thomsen, C. J. (1996). The Relationship of National and Personal Issue Salience to Attitude Accessibility on Foreign and

Domestic Policy Issues. Political Psychology, 17(2), 293-316. doi: 10.2307/3791812 Liu, J. H., & Latané, B. (1998). The Catastrophic Link between the Importance and Extremity

of Political Attitudes. Political Behavior, 20(2), 105-126. doi: 10.1023/A:1024828729174

Luguri, J. B., & Napier, J. L. (2013). Of two minds: The interactive Effect of Construal Level and Identity on Political Polarization. Journal of Experimental Social

Psychology, 49(6), 972-977. doi: 10.1016/j.jesp.2013.06.002

Mackie, D. M. (1986). Social Identification Effects in Group Polarization. Journal of

Personality and Social Psychology, 50(4), 720-728. doi: 10.1037/0022-3514.50.4.720

Moscovici, S., & Zavalloni, M. (1969). The Group as a Polarizer of Attitudes. Journal of personality and social psychology, 12(2), 125-135. doi: 10.1037/h0027568

NRC. (2016). Huidige polarisatie vergroot kans op gewelddaad in verkiezingstijd. Opgehaald van https://www.nrc.nl/nieuws/2016/11/14/analyse-nctv-huidige-polarisatie-vergroot-kans-op-gewelddaad-in-verkiezingstijd-5286758-a1531790

(22)

Parsons, B. M. (2010). Social Networks and the Affective Impact of Political Disagreement.

Political Behavior, 32(2), 181–204. doi:10.1007/s11109-009-9100-6

Tesser, A., & Leone, C. (1977). Cognitive Schemas and Thought as Determinants of Attitude Change. Journal of Experimental Social Psychology, 13(4), 340–356.

doi:10.1016/0022-1031(77)90004-x

Valentino, N. A., Banks, A. J., Hutchings, V. L., & Davis, A. K. (2009). Selective Exposure in the Internet Age:The Interaction between Anxiety and Informational Utility. Political Psychology, 30(4), 591–613. doi:10.1111/j.1467-9221.2009.00716

Van der Maas, H. L., Kolstein, R., & Van Der Pligt, J. (2003). Sudden Transitions in Attitudes. Sociological Methods & Research, 32(2), 125-152. doi:

10.1177/0049124103253773

Volkskrant. (2015). Confronteer potentiële jihadist met nuance. Opgehaald van http://www.volkskrant.nl/binnenland/confronteer-potentiele-jihadist-met-nuance~a3843435

Vrij Nederland. (2015). Zo stoppen we de propaganda van IS. Opgehaald van https://www.vn.nl/zo stoppen-we-de-propaganda-van-is

Zeeman, E. C. (1979). Catastrophe Theory. Structural Stability in Physics. Springer Berlin Heidelberg

(23)

Appendix A

Bagatelliserende teksten

Asielaanvraag in Europa

In de afgelopen jaren zijn er veel vluchtelingen richting Europa gekomen; 1.038.810 in totaal. Deze vluchtelingen komen uit verschillende delen van de wereld, maar voornamelijk uit Arabische landen zoals Syrië, Iran, Libië en Tunesië. Dit zijn voornamelijk

oorlogsvluchtelingen die in hun eigen land niet meer veilig zijn. Naast deze vluchtelingen, zijn er ook veel asielzoekers uit Eritrea, Somalië en Nigeria. Veel van deze mensen

ontvluchtten hun land wegens corruptie binnen het heersende regime.

In 2016 zijn er in Nederland 4.665 asielaanvragen gedaan. Ten opzichte van de totale aanvraag in Europa is dit een kleine 0,4%. Dit betekent dat er per 1.000 Nederlandse

inwoners, minder dan één asielaanvraag is binnengekomen. Hiermee staat Nederland in onderstaande tabel op de laatste plaats als het gaat om het verwerken van asielaanvragen. Duitsland, daarentegen, heeft ruim 63% van alle asielaanvragen moeten verwerken. Dit staat gelijk aan 18 asielaanvragen per 1.000 inwoners.

Deze cijfers laten zien dat Nederland relatief een kleine rol speelt bij het verwerken van asielaanvragen in heel Europa. Als de Nederlandse overheid zou stoppen met het verwerken van asielaanvragen, zou dit leiden tot een nauwelijks te meten vermindering van het totaal aantal verwerkte asielaanvragen in Europa.

(24)

Tabel – Asielaanvragen in Europese Unie (2016) Land Aantal Aantal in procenten Aantal per 1.000 inwoners Duitsland 662.680 63,8 % 8.07 Oostenrijk 34.580 3,3 % 3,97 Malta 1.390 0,1 % 3,20 Griekenland 30.495 2,9 % 2,83 Hongarije 26.875 2,6 % 2,73 Luxemburg 1.490 0,1 % 2,59 Zweden 22.295 2,15 % 2,26 Bulgarije 14.280 1,4 % 2,00 Italië 85.050 8,2 % 1,40 België 13.680 1,3 % 1,21 Frankrijk 61.830 6,0 % 0,93 Finland 14.775 1,4 % 0,87 Nederland 4.665 0,4 % 0,85 Totaal Europese Unie 1.038.810 100% 2,04

bron: CBS- Asiel en Verblijf 2017

Klimaatverandering

Het is zeer waarschijnlijk dat de opwarming van de aarde vooral het gevolg is van een versterkt broeikaseffect, veroorzaakt door broeikasgassen, waarvan de uitstoot sinds de industriële revolutie sterk is toegenomen. Voorbeelden van broeikasgassen zijn waterdamp,

(25)

kooldioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). De toename van de broeikasgassen is grotendeels het gevolg van menselijk handelen: o.a. de verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossing en veeteelt dragen bij aan de verhoging van de concentraties broeikasgassen.

Op 12 september publiceerde EDGAR, een gemeenschappelijk project van de Europese Commissie en het Nederlandse RIVM, de data van de CO2-uitstoot van ruim 100 landen in de wereld over het jaar 2016. In Nederland is de jaarlijkse CO2-uitstoot 10 ton per hoofd van de bevolking. In Duitsland is dit ruim 9 keer zo veel; 91 ton. Ook in Japan, Zuid-Afrika, België en Libië wordt meer dan 90 ton CO2 per hoofd van de bevolking uitgestoten. Andere groot-vervuilers zijn China, Venezuela, Maleisië, Oekraïne en het Verenigd

Koninkrijk met een uitstoot van respectievelijk 61, 69, 76, 66 en 79 ton per hoofd. Landen die netjes scoren en net als Nederland tussen de 0 en 13 ton zitten zijn onder andere Groenland, Noorwegen, Finland en het overgrote deel van de Afrikaanse landen, zoals Kenia, Ethiopië, Eritrea en Ghana.

Waar China 29 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot produceert, geldt voor Nederland een gering percentage van 0,42 procent. Nederland draagt dus relatief weinig bij aan de CO2-uitstoot en dus klimaatverandering. Een grote afname van de CO2-uitstoot van Nederland zal zorgen voor een nauwelijks te meten vermindering van het broeikaseffect en zal weinig bijdragen aan het tegengaan van de klimaatverandering.

(26)

Appendix B

Afleidingsteksten

Studiefinanciering

Studiefinanciering voor BOL, HBO en WO bestaat uit vier onderdelen: lening, studentenreisproduct, aanvullende beurs en collegegeldkrediet. Studentenreisproduct en collegegeldkrediet zijn voor iedere student gelijk. De aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van je ouders en de hoogte van de lening kan de student zelf bepalen. Een student kan studiefinanciering krijgen indien:

- hij/zij op het moment dat de studiefinanciering ingaat jonger dan 30 is. Er is geen minimumleeftijd.

- hij/zij een voltijdse of duale opleiding aan hbo of universiteit volgt die minimaal 1 jaar duurt.

- hij/zij de Nederlandse nationaliteit heeft of aan de voorwaarden voor niet-Nederlanders voldoet.

De studieschuld hoeft niet gelijk na het einde van de studie afbetaald te worden; hier geldt een rustpauze van 2 jaar voor. Daarna kan de student kiezen om het bedrag ofwel maandelijks ofwel in één keer te betalen. De totale studieschuld moet worden terugbetaald binnen 15 jaar. Bij een schuld van 10.000 euro betekent dit dat er tussen de 57,67 en 68,86 euro per maand moet worden afgelost, afhankelijk van de rente over de schuld. Daarnaast wordt er bij het aflossen ook nog rekening gehouden met het inkomen op dat moment. Dit kan er voor zorgen dat de maandelijkse kosten lager uitvallen. De gemiddelde studieschuld ligt op 12.600 euro.

(27)

Aantal studenten met een studielening in Nederland BOL HBO WO 2011 34.000 91.000 74.000 2012 37.000 94.000 75.000 2013 41.000 103.000 78.000 2014 47.000 112.000 82.000 2015 53.000 130.000 96.000

Subsidies voor kunst en cultuur

De Rijksoverheidssector Kunst en Cultuur is verantwoordelijk voor het faciliteren van een hoog aanbod van verschillende kunst- en cultuur activiteiten in het land. Deze bestaan onder andere uit podiumkunsten (dans, theater, muziek), beeldende kunst, architectuur, film, nieuwe media en bibliotheken. Ook is de Rijksoverheid verantwoordelijk voor

internationalisering binnen de culturele sector, proberen zij zoveel mogelijk jongeren en kinderen in aanraking te laten komen met kunst en cultuur en ondersteunen zij culturele instellingen binnen hun ondernemerschap.

De Nederlandse overheid heeft voor het jaar 2017 in totaal €264,4 miljard begroot als totale uitgaven. De grootste uitgaven zullen richting de zorg (€75,4 miljard) en de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt (€78,5 miljard) gaan. Voor kunst en cultuur verwacht de overheid €0,8 miljard uit te geven.

(28)

Appendix C

Attitude items

Attitude items voor klimaat

Ik vind een verhoging van investeringen van de Nederlandse overheid om klimaatverandering tegen te gaan (Negatief/neutraal/positief)

Ik vind een verhoging van investeringen van de Nederlandse overheid om klimaatverandering tegen te gaan (Slecht/neutraal/goed)

Bij stemmingen over een verhoging van investeringen van de Nederlandse overheid om klimaatverandering tegen te gaan, ben ik (Tegen/neutraal/voor)

Attitude items voor grenzen

Ik vind het sluiten van de Nederlandse grenzen voor vluchtelingen (Negatief/neutraal/positief) Ik vind grenzen sluiten voor vluchtelingen (Slecht/neutraal/goed)

Bij stemmingen over het sluiten van de grenzen voor vluchtelingen, ben ik (Tegen/neutraal/voor)

(29)

Appendix D

Attitudebelang items

Attitudebelang items voor klimaat

Ik vind het onderwerp 'Nederlandse overheidsinvesteringen in klimaatverandering' (Niet belangrijk/neutraal/belangrijk)

Ik vind het onderwerp 'Nederlandse overheidsinvesteringen in klimaatverandering' (Niet interessant/neutraal/interessant)

Ik geef om het onderwerp 'Nederlandse overheidsinvesteringen in klimaatverandering' (Eens/neutraal/oneens)

Attitudebelang items voor grenzen

Ik vind het onderwerp 'sluiting van Nederlandse grenzen voor vluchtelingen' (Niet belangrijk/neutraal/belangrijk)

Ik vind het onderwerp 'sluiting van Nederlandse grenzen voor vluchtelingen' (Niet interessant/neutraal/interessant)

Ik geef om het onderwerp 'sluiting van Nederlandse grenzen voor vluchtelingen' (Oneens/neutraal/eens)

(30)

Appendix E

Reflectieverslag

Omgang met de verkregen feedback

Tijdens mijn eerste individuele bespreking werd de vraag gesteld in hoeverre ik mij wilde inzetten voor dit Bachelorproject en op wat voor niveau ik graag feedback zou willen hebben. Ik gaf hierbij aan dat ik erg veel zin had om het onderzoek uit te voeren en dat ik graag kritische feedback zou willen ontvangen, omdat dit mij inzicht geeft in mijn eigen

vaardigheden en mij kan helpen bij mijn eigen ontwikkeling. Daarom ben ik altijd erg serieus omgegaan met de feedback die ik kreeg. Ik bereidde mij altijd goed voor op de

feedbackbesprekingen die ik had met mijn begeleider, ik zorgde dat ik de feedback goed had gelezen en indien in vragen had, schreef ik die op en nam ik die mee naar de bespreking. Tijdens de bespreking maakte ik aantekeningen, zodat ik deze als toevoeging op de feedback kon verwerken in mijn verslag. Na de bespreking ging ik vaak direct met de feedback aan de slag, het zat hierdoor nog fris in mijn hoofd en het zorgde ervoor dat ik wekelijks

gestructureerd bezig was met mijn these. De feedback die ik kreeg gaf mij inzicht in mijn verbeterpunten, zo heb ik geleerd om korter en bondiger te schrijven. Door het kort en bondig formuleren, is mijn these makkelijker leesbaar geworden en is het duidelijker wat de focus is in mijn alinea’s en paragrafen. Ook heb ik geleerd om van een, in mijn ogen, lastig

theoretische model (Catastrofe Model) een begrijpelijke omschrijving te maken. Als ik hier stil bij sta dan vind ik het best knap van mijzelf dat ik dit lastige model heb kunnen

parafraseren naar een manier waarin het model duidelijk wordt uitgelegd. Ik denk dat ik dit vorig jaar nog niet had gekund, dus hier zie ik voor mijzelf echt een vooruitgang in en vind ik erg leuk om op te merken.

(31)

De sterke punten van het proces van dit project is dat het erg gestructureerd was en de samenwerking goed verliep. Tijdens de eerste bespreking hadden we met de groep duidelijke deadlines afgesproken, wat voor mij prettig werkte omdat ik hierdoor wekelijks bezig was met mijn these. Ook maakten we tijdens de groepsbesprekingen duidelijk afspraken over wie bepaalde onderdelen zouden uitvoeren, zoals het maken van de bagatelliserende teksten, het gebruik van Qualtrics en het uitvoeren van de analyses. Hierdoor wist ik wat mij te wachten stond en kon ik mijn agenda hierop aanpassen. Als ik terug denk aan het proces, vond ik het zoeken naar literatuur en het kiezen van de juiste artikelen de moeilijkste fase. Ik moest keuzes maken, welke artikelen sloten goed aan bij ons onderwerp en welke waren eigenlijk irrelevant? De feedback die ik kreeg vanuit mijn begeleider heeft mij toen geholpen om wat overbodige artikelen te schrappen en gaf mij nieuwe handvatten om verder te zoeken in de literatuur naar andere onderwerpen die beter zouden aansluiten. De overige onderdelen van het onderzoeksproces verliepen naar mijn idee vrij geleidelijk en zonder grote problemen. Enkel, tijdens het analyseren van de resultaten en het rapporteren hiervan werd ik opeens onzeker of ik het wel op de juiste manier deed. Ik heb toen mijn begeleider een mail gestuurd en gevraagd of hij even samen met mij wilde zitten om te controleren of ik het juiste had gedaan. Ik vond het erg fijn dat hij hier flexibel in was en deze tijd voor mij wilde nemen. De bespreking duurde eigenlijk vrij kort, ik stelde mijn vragen en kreeg overal bevestiging op. Dit gaf mij de zekerheid en het vertrouwen om verder te gaan, wat een fijn gevoel was. Ik merk soms dat ik, als HvA-student, onzeker kan worden omdat ik toch grote delen van het UvA-lesprogramma heb gemist. Dit soort begeleidingsmomenten hebben mij echter geholpen in het verhogen van mijn self-efficacy, waardoor ik daarna weer door kon. Naast de prettige structuur die er voor mij was tijdens het onderzoeksproces, vond ik de samenwerking met mijn groepsgenoten ook prettig. We gaven feedback op elkaars bagatelliserende stukken, gaven allemaal feedback op de vragenlijst en voerden gezamenlijk de analyses uit. Het was

(32)

leerzaam om op dit soort momenten samen te zitten, omdat we konden leren van elkaars twijfels en elkaars kwaliteiten.

Een zwak punt aan het onderzoeksproces is dat ik het lastig vond dat ik soms feedback kreeg, die in tegenspraak was met wat er in het VPO-boekje staat of wat ik bij POR heb geleerd. Voor POR had ik vorig jaar een 8 als eindcijfer, en dit kwam voornamelijk omdat ik toen goed de richtlijnen uit VPO had aangehouden. Voor mijn Bachelorthese had ik bedacht dat ik nu hetzelfde ging doen, maar dit ging soms in tegen de feedback die mijn begeleider mij gaf. Het ging niet om drastische verschillen, maar toch kwamen sommige onderdelen (zoals het beschrijven van deelnemers) niet overeen met elkaar. Ik heb dit ook een aantal keer aangegeven bij mijn begeleider, omdat ik geïnteresseerd was waar dat verschil vandaan kwam. Bij begeleider stond open om mij uit te leggen waar dit verschil vandaan kwam, wat ik erg prettig vond. Ik leerde hiervan dat het schrijven van een onderzoeksverslag vaak wel op richtlijnen is gebaseerd, maar dat het ook afhangt van het type onderzoek hoe men dit het best kan vormgeven in een verslag. Ik vind het interessant dat ik door deze Bachelorthese deze ervaring heb gehad, al vond ik het soms ook lastig om te bedenken hoe het dan wél moest (als VPO niet de juiste richtlijn beschreef). Op in de studievakken leer je vaak de richtlijnen, maar door deze Bachelorthese heb ik ervaren dat het in onderzoekswereld er inderdaad vaak anders aan toe gaat. Een leuk inzicht!

Onderzoeksverslag – sterke en zwakke punten

De sterke punten van mijn onderzoeksverslag, zijn in mijn ogen de inleiding en de resultaten paragraaf en (deels) de discussie. De inleiding vind ik een sterk onderdeel, omdat ik op een heldere en duidelijker manier heb uitgelegd hoe het CAN model en het Catastrofe Model werken. Ook heb ik naar mijn idee een goede structuur in mijn inleiding, zowel binnen de alinea’s als tussen de alinea’s. Ook heb ik de maatschappelijke relevantie goed beschreven en gekoppeld aan waarom we juist in déze juist polarisatie zouden moeten verminderen. Van

(33)

mijn begeleider kreeg ik ook de feedback dat dit onderdeel al heel sterk is, dus daarbij sluit ik mij aan. De resultaten paragraaf vind ik ook een sterk onderdeel van mijn onderzoeksverslag, vooral na de aanpassingen van de feedback. Ik kreeg als feedback dat ik vooral korter en bondiger moest schrijven, en dat ik de onderzoeksresultaten direct na mijn toets resultaten moest beschrijven. Dit kostte mij redelijk wat tijd en werk om dit aan te passen, maar ik ben erg tevreden met het eindresultaat. Ik vind het een duidelijke structuur hebben en ben tevreden over mijn interpretatie van de toets resultaten. Over mijn discussie ben ik over het algemeen ook tevreden. Ik kreeg als feedback dat ik een aantal onderdelen nog moest verhelderen en sommige onderdelen klopte nog niet (bijvoorbeeld dat de onderzoeksresultaten wél lichtelijk in lijn liggen met het Catastrofe model, in plaats van niet). Ik heb extra literatuur gezocht om mijn discussiepunten te onderbouwen, wat het in mijn ogen krachtiger maakt. Ook heb ik mijn samenvatting weten te halveren, waar ik trots op ben (onder het mom van kort en bondig leren schrijven). Waar ik persoonlijk twijfels over heb, en dit komt ook omdat ik dit onderdeel pas later heb geschreven na mijn feedback, is mijn kritische alinea over de toepasbaarheid van het Catastrofe Model. Als Toepgast Psycholoog (mijn HvA-opleiding) merk ik toch dat ik met een praktische bril kijk naar dit soort theorieën. Ik vind persoonlijk dat het Catastrofe Model een lastige theorie is om toe te passen, omdat het ethisch niet verantwoord is om het belang bij grote maatschappelijke kwesties te verlagen. Ik vind het zelf belangrijk om deze kritische noot te plaatsen, en ik hoop dat het wordt gewaardeerd en het kan binnen de

beoordelingscriteria.

De zwakke punten liggen naar mijn idee dus deels in mijn discussie (de kritische noot), en ook deels in mijn methode. Ik heb heel veel gesleuteld en geprobeerd, maar ik vraag mij af of de beschrijving van de vragenlijst toch niet wat duidelijker kan. Ik vind hem nu voldoende, maar ik zou hem graag nóg sterker en duidelijker willen hebben. Ik ben erg

(34)

volgend jaar. Ook ben ik benieuwd naar de feedback op mijn discussie. Ik merk dat ik het soms lastig vind om hier een duidelijke structuur in aan te brengen en op een

wetenschappelijke manier de lezer proberen te overtuigen.

Omgang met ethische aspecten van het onderzoek

In dit onderzoek hebben we goed rekening gehouden met de ethische aspecten van het onderzoek. Tijdens het schrijven van de bagatelliserende teksten was ik mij bewust dat wij foutieve informatie gaven over de onderwerpen klimaat en grenzen sluiten en dat wij zelfs sommige percentages hebben verkleind, om zo de impact van de tekst te verhogen. Daarom is gekozen om na de vragenlijst een debriefing toe te voegen waarin duidelijk wordt vermeld dat de teksten zijn ontworpen om bagatelliserend van aard te zijn en dat zij daarom ook niet overeenkomen met de werkelijkheid. Het was van belang om deze debriefing toe te voegen, zodat deelnemers op de hoogte waren van het onderzoeksdoel en de vorm van manipulatie die is gebruikt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het spreekt voor zich dat de maatregelen die zijn genomen door het Kabinet en de richtlijnen van het RIVM altijd moeten worden opgevolgd door

5 nieuwe fietsroutes van Utrecht naar Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug Nieuwe icoonroutes: Zuiderzeeroute (2020) en Hollandse Waterlinieroute (2021). Economie

Voor fi nanciële vaste activa, of dus de aandelen die binnen de fi nanciële vaste activa zijn geboekt, kan algemeen gesteld worden dat de rentabiliteit kan berekend worden door het

Hein van de Wijgert Jurgen van der Heijden Wanka Lelieveld Eelco Fortuijn Jaap Drooglever Thomas Hessels Kees van Dalen Carla Fransen Xandra van Lipzig Maaike Kaiser

Dit scenario geeft aan welke kosten én in welk jaar de kosten voor het regulier en groot onderhoud van de afzonderlijke gebieden worden opgenomen in de begroting van het schap..

Audit Magazine sprak met Geraldine Leegwater, voorzitter van het uitvoerend bestuur van het ABN AMRO Pensioenfonds (AAPF), over haar rol als bestuurder, de rol van Internal Audit

De negatieve invloeden die alFitrah volgens de respondenten op de omgeving heeft, betreffen spanningen in het regulier onderwijs vanwege de dogmatische lijn van alFitrah, druk

Met het ondertekenen van het formulier bevestigt u dat het gemeentebestuur van Herentals een gemeentelijke volksraadpleging moet organiseren om de mening van de inwoners van