Hoofdstuk 1:
Lijnen en cirkels.
1.
a. 27
b. met de x-as:y 0 met de y-as: x 0 2x 28 x 14 (14, 0) 7y 28 y 4 (0, 4) c. 2x 7y 28 7 28 2 28 28 28 1 1 14 4 x y x y 1
d. Dat zijn de snijpunten met de coördinaatassen.
2. a. x 1 5 3 y 3 5 1 z 3 3 3
b. met de x-as: met de y-as: met de z-as: 3 5 0 (1) 3 3 3 0 (2) 1 5 3 0 (1) 3 3 3 0 (2) 1 5 3 0 (1) 3 5 0 (2)
Uit (1) volgt: 3 5 Uit (2) volgt: 3 3 3 Uit (2) volgt: 5 3
1 1 2 2 3 3 3(3 5 ) 0 3 3 9 15 0 12 6 en (5, 0, 0) 1 5 (3 3 ) 0 1 5 3 3 0 2 4 2 en 3 (0, 10, 0) 1 (3 ) 3 0 1 3 3 0 2 4 2 en 1 (0, 0, 6) c. 1 1 1 5x10y6z 1 6x 3y 5z 30 d. 6 3 5 3. a. 1 1 1 3x9y6z 1 6x 2y 3z 18 b. 6 2 3 c. x 5 6 y 1 2 z 1 3 d. 6( 5 6 ) 2(1 2 ) 3( 1 3 ) 18 30 36 2 4 3 9 49 31 18 49 49 1 S(1, 3, 2)
e. x 4 1 y 2 3 z 1 0
f. evenwijdig aan V, dus dezelfde normaalvector: 6x 2y 3z d P invullen: 6 5 2 1 3 1 31 d 6x 2y 3z 31 4. a. 23 2x 3y 34 b. x 5 3 keer 2: 2x 10 6 y 8 2 keer 3: 3y 24 6
En nu de twee vergelijkingen bij elkaar optellen: 2x 3y 34
5. a. x 1 2 (1) y 3 (2) z 7 3 (3)
b. Vergelijking (2) keer 2: 2y 6 2 deze plus vergelijking (1): x 2y 7 c. x 2y (1 2 ) 2(3 ) 1 2 6 2 7 en dat klopt.
d. Vergelijking (2) keer 3: 3y 9 3 en deze plus vergelijking (3): 3y z 16 e. Een vergelijking in de ruimte stelt altijd een vlak voor.
6.
a. lijn l is de snijlijn van de twee vlakken V en W.
Vlak V is evenwijdig aan de z-as en vlak W is evenwijdig aan de x-as. b. De punten (3, 0, 8) en (5, 4, 2) liggen in beide vlakken en dus ook op l.
x 3 1 y 0 2 z 8 3 7. a. xy 75 34 b. 3(7 3 ) 4(5 4 ) 25 0 16 25 2 11 25 25 21 9 20 16 25 25 16 0 25 16 S(5 , 2 )
c. Omdat PS een deel is van de normaal en die staat loodrecht op l.
2 2
23 14 1
25 25 5
8. a. xy 31 23 b./c. 0 0 x x 2 y y 3 8 13 3 11 13 13 2 2 3 11 8 13 13 13 2(3 2 ) 3( 1 3 ) 24 6 4 3 9 13 3 24 13 21 1 S(6 , 3 ) AS (3 ) (4 ) 1 13 5,82 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 24 2x 3y 13 0 0 2 2 2 2(x 2 ) 3(y 3 ) 24 2x 4 3y 9 13 2x 3y 24 13 24 2x 3y Q(x 2 , y 3 ) PQ (2 ) (3 ) 13 13 d. 24 2x 3y0 0 24 2x 3y0 0 13 13 PQ 13 13 9. a. x 2 2 y 4 3 z 1 1 b. 2( 2 2 ) 3(4 3 ) (1 ) 12 13 14 6 11 13 7 14 14 4 4 12 9 1 14 15 12 14 27 1 S(1 , 1 , 2 ) c. 6 2 11 2 13 2 27 7 14 14 14 PS (3 ) ( 5 ) (1 ) 7,22 d. 2 2 2 2 2 3 4 1 12 27 14 2 ( 3) 1 d(P, V) 10. a. 2 2 5 7 3 2 24 17 34 5 ( 3) d(P, l) b. m : 8x 15y 53 8 4 15 10 532 2 65 14 17 17 8 15 d(Q, m) 3 11. 2 2 2 2 4 5 3 3 45 18 26 1 4 3 d(R, V) 12. a. 2 2 2 0 4 0 8 0 c 1 ( 4) 8 d(O, V) 12 c 9 12 c 108 ofwel c 108 c 108 b. 2 2 2 0 4 6 8 9 c 1 ( 4) 8 d(Q, V) 10 48 c 90 48 c 90 48 c 90 c 138 c 42
13. a. Q(2 , 3 2 , 1 2 ) b. 2 PQ 2 2 8 2 uuur c. 2 1 2 2 2 0 8 2 2 (2 ) ( 2 2 ) 2 ( 8 2 ) 2 0 2 4 4 16 4 9 18 0 9 18 2
d. Voor 2 is PQ muuur , dus PQ d(P, m) 4222 ( 4)2 36 6
e. 4 SQ 4 2 2 uuur 4 1 SQ m : 4 2 2 0 2 2 uuur 1 3 2 2 2 2 1 2 3 3 3 (4 ) (4 2 ) 2 2 2 4 8 4 4 9 12 0 9 12 1 d(S, m) SQ (2 ) (1 ) (2 ) 16 4 uuur 14.
a. 1 2 10 (1) Uit (1) volgt: 2 9 en invullen in (2) levert: 3 5 5 3 (2) 4 8 (3) 3 5 5 3(2 9) 5 6 27 6 32 33 en 2 33 9 57 Controleren in (3): 4 33 37 65 8 57 l en m zijn kruisende lijnen.
b. P(1 2 , 3 5 , 4 ) en Q(10 , 5 3 , 8 ) 10 (1 2 ) 9 2 PQ 5 3 (3 5 ) 8 3 5 8 ( 4 ) 4 uuur c. 9 2 2 9 2 1 PQ l : 8 3 5 5 0 en PQ m : 8 3 5 3 0 4 1 4 1 uuur uuur 2(9 2 ) 5( 8 3 5 ) 1( 4 ) 18 2 4 40 15 25 4 18 30 18 0 (1) en 1(9 2 ) 3( 8 3 5 ) 1( 4 ) 9 2 24 9 15 4 11 18 11 0 (2)
Vergelijking (1) keer 11 en vergelijking (2) keer 18 van elkaar aftrekken: 6 0
0 en 1
d. PQuuur 102 ( 5)2 ( 5)2 150
e. Het verbindingslijnstuk PQ staat loodrecht op de lijnen l en m, dus PQ is de afstand tussen die twee lijnen.
15.
a. AP x 1y 2 uur
Met de stelling van Pythagoras geldt nu dat (x 1) 2(y 2) 2 52 25
b. BPx 1y 2 (x 1) 2(y 2) 2 52 25 uur c. AQ BQ 2 2 2 2 (x 1) (y 2) (x 1) (y 2) d. x22x 1 y 24y 4 x 22x 1 y 24y 4 4x 8y x 2y
Dit is de middelloodlijn van AB.
16. a. 2 2 2 2 1 2 7 10 3 2 1 7 12 3 5 5 1 ( 2) 2 1 d(A, l) en d(A, m) b. d(P, l) d(P, m) 2 2 2 2 x 2 y 10 2 x y 12 1 ( 2) 2 1 x 2y 10 2x y 12 c. x 2y 10 2x y 12 x 2y 10 2x y 12 x 3y 22 3x y 2 d.
e. Het zijn de bissectrices van de hoeken die de lijnen met elkaar maken.
17. De normaalvectoren van de lijnen zijn 1 en 2
2 1
. Het inproduct van deze twee vectoren is 0, dus de lijnen staan loodrecht op elkaar.
18.
a.
b. Punten op de bissectrice van CAB liggen even ver van lijn AC als van lijn AB af.
1 7 x y 2 x 7y 14 2 50 1 2 AC : y x 2 en AB : y x 2 50 x y 2 2 x 7y 14 5(x y 2) x 7y 14 5(x y 2) x 7y 14 4x 2y 4 0 6x 12y 24 0 2y 4x 4 12y 6x 24 y 2x 2 y x 2 c. BC : y 7x 46 x y 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 -1 -2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 -1 -2 l m
x y 2 7x y 46 2 50 1 2 d(P, AC) d(P, BC) 50 x y 2 2 7x y 46 5(x y 2) 7x y 46 5(x y 2) 7x y 46 2x 4y 56 0 12x 6y 36 0 4y 2x 56 6y 12x 36 y x 14 y 2x 6 x 7y 14 7x y 46 50 50 d(P, AB) d(P, BC) x 7y 14 7x y 46 x 7y 14 7x y 46 x 7y 14 7x y 46 6y 6x 60 8y 8x 32 y x 10 y x 4 d. 1
2x 2 2x 6 y 53110 4 32 , dus ook de derde bissectrice gaat door (5 , 4 )31 23 1 2 1 2 3 3 1 x 8 x 5 en y 4 19. a. d(P, V) d(P, W) 2x y z 8 x y 2z 12 6 6 2x y z 8 x y 2z 12 b. 2x y z 8 x y 2z 12 2x y z 8 x y 2z 12 x 2y z 4 3x 3z 20 20. a. (x 3) 2(y 4) 2(z 5) 2 (x 5) 2(y 2) 2(z 1) 2 b. (x 3) 2(y 4) 2 (z 5) 2 (x 5) 2(y 2) 2(z 1) 2 2 2 2 2 2 2 x 6x 9 y 8y 16 z 10z 25 x 10x 25 y 4y 4 z 2z 1 4x 12y 8z 20 x 3y 2z 5 1 n 3 2 21.
a. De normaal van vlak OAB staat loodrecht op OA en OBuuur uuur. 6a 4b 4c 0 (1) 10a 6b 2c 0 (2) 6 4b 4c 0 20 12b 4c 0
Kies a 1 en tel de vergelijking (1) en twee keer vergelijking (2) bij elkaar op:
1 4 26 8b 0 8b 26 b 3 1 4 3 4 6 4 3 4c 6 13 4c 19 4c 0 4c 19 c 4 1 4 3 4 1 4 n 3 13 19 4 OAB: 4x 13y 19z 0
b. OAuuur is de normaal van het middelloodvlak en het midden van OAuuur, (3, -2, -2) ligt in het vlak. 3x 2y 2z 17
c. OBuuur is de normaal van het vlak en gaat door het midden van OBuuur, (5, 3, 1): 5x 3y z 35 d. De eerste vergelijking plus twee keer de tweede vergelijking: 13x 4y 87
Kies x 3 , dan is y 12 en z 35 5 3 3 12 16 s gaat door (3, 12, -16) Kies x 7 , dan is y 1 en z 35 5 7 3 1 3 en door (7, -1, 3)
x 3 4 s : y 12 13 z 16 19
e. s ligt in het middelloodvlak van OA. Dus voor elk punt P op s geldt: OP AP s ligt in het middelloodvlak van OB. Dus voor elk punt P op s geldt: OP BP Hieruit volgt: OP AP BP 22. a. a en p b q
b. n ll en nm m. Als l m dan geldt: nl l m n m. Dus de normalen staan ook loodrecht op
elkaar.
c. Het inproduct is 0: ap bq 0
23.
a. De normalen zijn 25 en 52
. Het inproduct van deze twee vectoren is 0. b. 2x 5y 12 5x 2y 7 2 2 5 5 5y 2x 12 y x 2 1 1 2 2 2y 5x 7 y 2 x 3 en 25 221 1 c. ax by c 0 px qy r 0 a c b b by ax c y x p r q q qy px r y x
d. De lijnen staan loodrecht op elkaar, dus het inproduct van de normaalvectoren is 0. Er geldt dan
ap bq bq bq ap bq 0 ap bq 1
en dan geldt ook:
p ap a 1 2 b q bq m m 1 24. a. n 3 4
en een vergelijking van l: 3x 4y 17 b. De richtingscoëfficiënt van l is 3 4 . De richtingscoëfficiënt van k is 1 3 1 . c. 1 3 y 1 x b 1 2 3 3 2 3 1 2 3 3 7 1 2 b 2 b b 9 y 1 x 9 x 2 3 y 7 4
a. V W V W 2 1 n 3 , n 1 en n n 2 1 3 1 1 1 0 1 1 , dus nV nW. b. -26. a. De vector a 3 2 staat loodrecht op 0 2 3
. Maar die vector moet ook loodrecht staan op 7 1 2 . 7a 3 1 2 2 7a 3 4 7a 7 0 7a 7 a 1 de normaalvector van V is 1 3 2 De vergelijking van V is: x 3y 2z 7 .
b. a 1 a 1 1 3 4 2 a 5 0 1 3 a 5 4 2 27.
a. Breiden we het vlak PBQ uit, dan krijgen we het vlak PBQD.
Verleng DP tot aan de x-as: (24, 0, 0) en verleng DQ tot de y-as: (0, 24, 0) Een vergelijking van PBQ is dan: 1 1 1
24x24y12z 1 ofwel x y 2z 24 b. 12 OM 12 24 uuur
heeft dezelfde richting als de normaalvector van PBQ: 1 1 2 . 28. a. AP 1 , BP 7 en 1 7 0 7 1 7 1 uur uur
dus de vectoren staan loodrecht op elkaar.
b. 0 0 0 0 0 0 0 0 x 3 x 11 AP , BP en (x 3)(x 11) (y 2)(y 4) 0 y 2 y 4 uur uur 2 2 2 2 2 2 x 14x 33 y 2y 8 0 x 14x 49 y 2y 1 25 (x 7) (y 1) 25 c. 11 3 4 2 2 2 M(3 , 2 ) M(7, 1) d. MP (x 7) 2(y 1) 2 25 5 29. x x 10 OP y , AP y 3 3 uur uur
30. a. OP 8 12 2 65 b. OP x2y2 c. x2y2 65 en daaruit volgt x2y2 65. 31. a. r AM (5 2) 2(3 1)2 3242 25 5 b. d(P, M) (x 2) 2(y 1) 2 5 2 2 (x 2) (y 1) 25 32. a. d(P, M) (x 2) 2(y 4) 2(z 5) 2
b. De punten liggen allemaal op afstand 10 van het punt (3, -10, -9): bol
33.
a. (x 4) 2(y 2) 2 (4 1)2 ( 2 3)2 26
b. (3 4) 2(3 2) 2 ( 1)252 26 klopt.
c. Het midden van AC is 3 1 3 3
2 2
M( 1 , 3 ) M(1, 0)
2 2
MA ( 1 1) ( 3 0) 13 MC en MB (4 1) 2 ( 2 0)2 13 dus A, B en C liggen
op de cirkel met middelpunt M: (x 1) 2y2 13.
34.
a. r OM ( 3) 24222 29
2 2 2
b : (x 3) (y 4) (z 2) 29
b. evenwijdig aan het Oxy-vlak is een horizontaal vlak. De hoogte van het middelpunt is 2, de straal is 29. V kan dus zijn: z 2 29 of z 2 29 .
35. a. (x 2) 2(y 5) 2 25 b. x24x 4 y 210y 25 25 2 2 x 4x y 10y 4 0 36. a. 8 6 2 2 a 4 en b 3 b. (x 4) 2(y 3) 2 x28x 16 y 26y 9 x 28x y 26y 25 c. x28x y 26y 11 x 28x 16 y 26y 9 14 (x 4) 2(y 3) 214 0 2 2 (x 4) (y 3) 14 d. M(4, -3) en r 14
37. a. 2 2 2 2 1 1 4 4 x y 2x 5y 13 x 2x 1 y 5y 6 20 0 2 1 2 1 2 4 (x 1) (y 2 ) 20 M(1, 1 2 2 ) en 1 1 4 2 r 20 4 b. x2y2z22x 2y 6z 14 2 2 2 2 2 2 x 2x 1 y 2y 1 z 6z 9 14 1 1 9 25 (x 1) (y 1) (z 3) 25 M(1, -1, -3) en r 5 . c. 2 2 1 4 x 7x y 5y 2 1 2 1 1 1 1 3 4 4 4 4 4 4 2 2 3 1 1 2 2 4 x 7x 12 y 5y 6 12 6 18 (x 3 ) (y 2 ) 18 M( 3 , 2 ) en r 21 21 1834 d. x22x y 2 y z210z 106 2 2 1 2 1 4 4 2 1 2 2 1 2 4 x 2x 1 y y z 10z 25 132 (x 1) (y ) (z 5) 132 1 1 2 2 M(1, , 5) en r 11 38. a. x2(x 4 5) 2 x2(x 1) 2 x2x22x 1 2x 22x 1 25 2 2 2x 2x 24 2(x x 12) 2(x 4)(x 3) 0 x 4 x 3 b. (4, 8) en (-3, 1) 39. a.
-b. Het spoor wordt een rechte lijn. De stippen liggen steeds even ver (r) van A als van B af. c. d(P, A) d(P, B) 2 2 2 2 2 2 2 2 (x 2) (y 7) (x 7) (y 1) x 4x 4 y 14y 49 x 14x 49 y 2y 1 18x 12y 3 6x 4y 1 d. -40. a. d 2,23
b. Ja, het snijpunt van de bissectrices is het middelpunt van de ingeschreven cirkel van de driehoek. 41. a. PR 6 , QR 2 en PQ 8 2 6 8
uur uuur uuur
zijn de normalen en (6, 8), (10, 4) en (7, 5) de middens. 3x y 10, x 3y 2 en x y 2
b./c.
d. (x 4) 2(y 2) 2 50 Het middelpunt is (4, 2) en de straal
50. e. Ja, PR is nu middellijn geworden.
42.
a.
b. De punten S vormen een cirkel. PSQ 90
o, dus S ligt op een cirkel met middellijn PQ (Thales).
c. (x 2) 2(y 2) 2 37 43. a/b/c. d. 2 2 2 9 3 1 11 26 13 2 ( 3) d(P, a) 7,21 44. a. b. AB : x 3y 2 AC : x y 0 BC : 3x y 18
c. De hoogtelijn uit A: x 3y 4 en die staat loodrecht op BC. (inproduct van de normalen is 0) De hoogtelijn uit B: x y 10 en die staat loodrecht op AC. (inproduct van de normalen is 0) De hoogtelijn uit C: 3x y 36 en die staat loodrecht op AB. (inproduct van de normalen is 0) d. Ja, zolang C niet op de lijn AB ligt.
e. Driehoek ABC wordt nu rechthoekig met de rechte hoek in B.
45. a. x26x y 28y 0 2 2 2 2 x 6x 9 y 8y 16 25 (x 3) (y 4) 25 Middelpunt (3, -4) en straal 5. b. lijn m staat loodrecht op MR. c. MR : 4x 3y 0 1 3 2 1 2 2 7 2 2 7 2 2 3 9 3 9 3 2 7 2 7 9 3 9 3y 4x y 1 x (x 3) ( 1 x 4) x 6x 9 1 x 10 x 16 2 x 16 x 25 25 2 x 16 x 2 x(x 6) 0 x 0 x 6 R(0, 0) R(6, 8)
d. De lijn door M snijdt AB loodrecht en in het midden N.
AN
3
,AM
5
dusMN
4
enN n
1n
3( , 1
)
ABC formulen
n
n n
n
n
n
n
n
n
n
n
n
n
2 1 2 2 2 7 2 7 2 2 3 3 9 9 3 2 7 2 9 3 2 7 2 9 3 3 2 5 5(3
)
( 4 1
)
9 6
16 10
1
2
16
25
4
2
16
25 16
2
16
9 0
5
46. a. x212x y 28y z 216z 91 0 2 2 2 2 2 2 x 12x 36 y 8y 16 z 16z 64 25 (x 6) (y 4) (z 8) 25 M(6, 4, 8) en r 5 b. 2 2 2 2 6 3 4 1 8 8 1 2 ( 3) 1 14 d(M, V ) d. 0 4 3 c. 2 2 2 2 2 2 2 2 6 3 4 c 8 8c 8c c 2 ( 3) 1 2 ( 3) c 13 c d(M, V ) 5 e. W : 4y 3z d 0 2 2 2 2 2 2 25 3 25 5 5 3 3 3 5 13 c 8c 5 13 c 8c 25(13 c ) 64c 39c 325 c c c 2 2 d 4 4 3 8 d 8 d 5 4 ( 3) d(M, W ) 5 5 8 d 25 8 d 25 d 33 d 17 4y 3z 33 4y 3z 17
Dit zijn raakvlakken aan de bol.
47. a. AF (1 8) 2 (1 0)2 50 5 2 en 2 2 8 0 2 10 2 1 1 d(A, l) 5 2 b. 2 2 x y 2 2 PF (1 x) (1 y) d(P, l) 2 2 1 2 2 2 2 1 2 2 1 2 1 2 2 2 2 2 2 1 1 2 2 2 2 (1 x) (1 y) (x y 2) 1 2x x 1 2y y (x 2xy y 4(x y) 4) x xy y 2x 2y 2 x y 4x 4y xy 0 x y 8x 8y 2xy 0 c. parabool. 48.
a. Omdat de afstand van het middelpunt tot elk van de grensvlakken gelijk moet zijn aan de straal
b. 1 1 1
10 15 10
OAB : z 0 en ABC : x y z 1 ofwel 3x 2y 3z 30
2 2 2 3x 2y 3z 30 3 2 3 d(P, OAB) d(P, ABC) z z 22 3x 2y 3z 30 z 22 3x 2y 3z 30 3x 2y (3 22)z 30 3x 2y (3 22)z 30
c. bissectricevlak tussen OAB en OBC: z x en tussen OAC en OBC: y x d. Uit opgave c volgt: x y z
30 8 22 3x 2x (3 22)x (8 22)x 30 x 2,36 M(2,36; 2,36; 2,36) e. r d(M, OAB) 2,36 f. (x 2,36) 2(y 2,36) 2(z 2,36) 2 5,59
49.
a. M ligt op de lijn OF:
x 1 y 1 z 1
b. De afstand van M tot het grondvlak () is gelijk aan de afstand van N tot het bovenvlak. Dus de z-coördinaat van N is 12 . Zo ook met de x- en de y-coördinaat van N.
Dus N(12 , 12 , 12 )
c. De bollen raken elkaar. De afstand tussen de middelpunten is gelijk aan 2 keer de straal. d. MN (12 2 ) 2 (12 2 ) 2 (12 2 ) 2 3 (12 2 ) omdat de straal gelijk is aan de 2 2
hoogte van M. Beide kanten kwadrateren: 3(12 2 ) 2 4 2.
e. 3(144 48 4 ) 432 1442 12 2 4 2 2 ABC formule 8 144 432 0 3,80 14,20 f. M(3,80; 3,80; 3,80) N(8,20; 8,20; 8,20) en r 3,80 . T_1.
a. Omdat BC evenwijdig is aan de y-as, ligt C in vlak V.
b. 1 1 4x5z 1 5x 4z 20 c. x 9 5 y 3 0 z 4 4 T_2. a. x 3 OF : y 4 z 3 en x 6 3 AG : y 0 4 z 0 3 3 6 3 (1) 4 4 (2) 3 3 (3) Uit (2) volgt: 3 6 3 6 6 1 M(3, 4, 3)
b. OBE, OBG, BEG en OEG liggen op gelijke afstand van M. c. x 3 1 OBE : y 4 0 z 0 1
Een normaal van OBE is 4 3 4 . OBE: 4x 3y 4z 0 24 3 3 4 4 32 2 12 41 4 ( 3) ( 4) d(M, OBE) T_3. a. 1 2 OA : y 2x en AB : y x 5 2x y 0 x 2y 10 0 2 2 2 2 2x y x 2y 10 2 ( 1) 1 2 d(P, OA) d(P, AB) b. 2x y x 2y 10 2x y x 2y 10 2x y x 2y 10 x 3y 10 3x y 10
c. De bissectrice van OAB is 3x y 10 .
d. 3 4 OB : y x 3 3 4 4 2 3 3x x 3 x 10 x 2 en y 2 e. 2 2 2 1 3 3 OS (2 ) 2 3 2 2 2 2 3 3 SB (4 2 ) (3 2) 1 1 2 3 3 OS : SB 3 : 1 2 : 1 2 2 OA 2 4 20 2 5 AB (4 2) 2(3 4) 2 5 OA : AB 2 : 1 T_4. a./c. x24x y 24y z 22z 135 0 2 2 2 2 2 2 x 4x 4 y 4y 4 z 2z 1 144 (x 2) (y 2) (z 1) 144 M(2, 2, 1) en r 12
b. MP (5 2) 2 (6 2)2(6 1)2 122 12 , dus P ligt binnen de bol. T_5. a. x 5 x 9 AP y 7 , BP y 1 z 8 z 6 uur uur
en uit AP BPuuruur volgt (x 5)(x 9) (y 7)(y 1) (z 8)(z 6) 0 . b. x24x 45 y 28y 7 z 214z 48 0 2 2 2 2 2 2 x 4x 4 y 8y 16 z 14z 49 73 (x 2) (y 4) (z 7) 59 M( 2, 4, 7) en r 59 T_6.
a. O en C liggen op de bol: d(O, M) d(C, M) . Dus M ligt in het middelloodvlak van OC. Het verticale vlak door het midden van OC 1 1
2 2
(2 , ) heeft als normaal OC 5 1 uuur . 5x y 13 .
b. MLV : x y 5OB 5 AB 5 10 uuur
is de normaal van het middelloodvlak en dat vlak gaat door 1 1
2 2
(2 , 2 , 5)
AB
MLV : x y 2z 5
c. Omdat de afstand van M tot de punten O, A, B en C gelijk is.
d. Uit b volgt: 5 2z 5 Uit a volgt: y 5x 13 en invullen in b: x 5x 13 5 2z 10 z 5 6x 18 x 3 en y 2 2 2 2 b : (x 3) (y 2) (z 5) 38 T_7. a. OA : x 3y 0 en OB : 2x y 0 x 3y 2x y 10 5 2 2 1 2 2 1 3 2 3 2 d(P, OA) d(P, OB) 5(x 3y) 10(2x y) 5(x 3y) 10( 2x y) x 3y 2(2x y) x 3y 2( 2x y) ( 3 2)y (2 2 1)x ( 3 2)y ( 2 2 1)x y x 1,15x y x 0,87x b. AB : x 2y 10 2 2 1 3 2 4 2 2 5 2 5 3 2 3 2 3 2 3 2 3 2 6 2 2 2 2 1 6 2 2 2 4 2 5 2 5 2 1 3 2 2 1 2 1 x 2 x x x x 10 x 10 en y T_8.
a. Vlak BCT is evenwijdig aan de x-as.
1 1 5 12 BCT : y z 1 ofwel 12y 5z 60 b. d(P, BCT) 5 6013 c. d(P, BCT) d(P, ABCD) 5 60 13 d. 5 60 13 5 60 13 f. 50 2 12 1 1 2 3 2 2 1 2 1 3 9 8 60 18 60 7 3 x y (z 3 ) 11 2 2 2 11 12 50 (12 ) 144 24 24 94 3 e. BQ ( 5) 2 ( 5)2 2 50 2 g. 2 2 11 2 1 2 12 12 x y (z 3 ) (8 )