AFZETTINGEN WTKG21 (2), 2000 35
GEOCOMmunicatie
14
over een vroeg begin van de
Pleisto-cene(?) ijstijden, het klimaat in het
laatste interglaciaal, overwinteren
tijdens 'sneeuwbal aarde', en de
waarde van klimaatmodellen:
ijselijke
verhalen
A.J.+(Tom)
vanLoon*Inleiding
Landijs
opAntarcticabegon
34miljoen jaar
geleden
sterk tegroeien
Het
Pleistoceen,
metzijn afwisseling
vanvergletsje-ringsfases (glacialen)
en warmeretussen-ijstijden
(interglacialen), begon
omstreekstweemiljoen jaar
gele-den. Die
ondergrens
isgelegd
op basisvanonderzoek datinde
negentiende
eeuwin deAlpen
werdbegonnen.
Deijstijden
vanhet Pleistoceenwarenniet alleevenkoud,
enmede daarom
groeiden
delandijskappen
niet in elkeijs-tijd
evensterkaan.Maar hunuitbreiding
was toch veelalzosterk dat het
oppervlak
vandezee,waaruit hetijs
-viaverdamping
van zeewater enneerslag
als regen,sneeuw enhagel
-uiteindelijk ontstond,
enkele malenmeerdanhonderdmeter daalde. Inmiddels is de
afwisseling
vankoudere en warmerefases
gedurende
het Pleistoceen op talvanmanierenonderzocht. Eenvandedaarbij gebruikte
methoden is demeting
vandeverhouding
tussen dezuur-stof-
isotopen
O-18enO-16. Hungeringe
verschil inmassakomttot
uiting
ineenietsgemakkelijker verdamping
van0-16, zodat het
landijs
ietsrijker
isaan0-16 danaan O-18. Naarmateer meerwaterin devorm vanlandijs
isvast-gelegd,
neemthet relatieve aandeelvan0-16 in deoceaandus
af,
enhet aandeel van0-18 toe. Omdat de meesteschelpdiertjes
hun skeletopbouwen
uit CaC03,
is
analyse
van de zuurstof uit hun
schelpjes
duseen maatvoor deOok GEOCOMmunicatie 13 heeftu
(en
hebik)
overleefd. Zonder massaaluitsterven,
inslaandehemellichamen,
vul-kanischeerupties (nu ja,
hierendaar)
of anderewereld-wijde
catastrofes. We kunnen dus weerdoor,
inafwach-ting
van eenvolgende
kritische grens. Die grens ishope-lijk dichterbij
dan devolgende ijstijd;
dat bedacht ik toen ikvoor een vande veleonderafdelingen
van een ‘concur-rent’ van de WTKGonlangs
weer eenlezing
hieldoverde
ontwikkeling
van de theorieover het voorkomenvanijstijden.
Inmiddelswetenwe maaraltegoed
datwedaareigenlijk
nogmaarweinig
vanweten. Daarom deze keerweer eens een
‘special’ geheel gewijd
aanijstijden
enwatdaai
-
meesamenhangt
- in de ruimste zin des woords. Hetwordt duseen
ijselijke aflevering
AFZETTINGEN WTKG21 (2), 2000
36
temperatuur
tentijde
vanhungroei. Schelpjes
uit hetse-dimentop de oceaanbodem
weerspiegelen
zo,laagje
voorlaagje,
de fluctuaties in detemperatuurvanhetzeewater.Engelse
onderzoekers hebbennu eennieuwe methode toe-gepastenzijn
daarmeetot eenopzienbarende
conclusiegekomen.
Ze hebben in dekalkschaaltjes
van foramini-feren deverhouding
tussenmagnesium
encalciumbepaald
(deze
elementenzijn
nauw verwant,waardoor inkalk-schaaltjes
eenklein deelvanhet calcium doormagnesium
isvervangen).
Deverhouding
tussendeze elementenblijkt
ook directte
koppelen
aandetemperatuur tijdens
degroei
vanhet
schelpje.
De onderzoekersvergeleken
dezover-kregen ‘temperatuurcurve’
met decurve die bekendwasdoor de
analyse
van dezuurstof-isotopen.
Beidecurvesblekenzeer
goed
overeentestemmen,zodat hetmeerdanaannemelijk
is dat de‘magnesium/calcium-curve’
inder-daadeen betrouwbaar beeld
geeft
van hettemperatuur-verloop.
Met deze nieuwecurve kondenzeverder‘terug
in de
tijd’
gaan dan eerdermogelijk
was.Ze vondendaar-bij
dat hetdiepe
oceaanwater in deafgelopen
50miljoen
jaar
zo’n 12°Ckouder isgeworden,
endatdatplaatsvond
in vier relatiefkorte
perioden.
Daarnaast konden ze zovaststellen dat de
ijskap
opAntarctica al 34miljoen jaar
geleden
sterkbegon
aan tegroeien.
Datging
echter,verrassenderwijze,
nietgepaard
meteendaling
vande tem-peratuur vanhetdiepzeewater.
Referenties:
1,
4Laatste
interglaciaal
wasanders,
namelijk
niet andersHet laatste
interglaciaal,
detijd
tussende laatsteijs-tijd
endeijstijd
die de stuwwallenopondermeerde Veluwe
veroorzaakte,
is andersverlopen
dantotnu toe werdaangenomen.Op
basis van diverseonderzoeken,
waaronderdievanboorkernen indelandijskap
op
Groen-landendievanstuifmeelkorrels die het
mogelijk
makenom de
vegetatie
tereconstrueren, werdnamelijk gedacht
dat datinterglaciaal,
hetEemien,
een zeerwisselvallig
temperatuurverloop
kende.HetEemien,
datvanomstreeks 130.000jaar geleden
tot ongeveer 116.000jaar geleden
duurde,
zoudaarmee heel anderszijn
geweest dandehui-dige tijd,
die door demeesteaardwetenschappers
ookalseen
interglaciaal
wordtbeschouwd.Dehuidige tijd
(Ho-loceen),
die omstreeks 10.000jaar geleden begon
nade laatsteijstijd,
wordtnamelijk
dooreenrelatief stabielkli-maat
gekenmerkt.
Nieuwe gegevens
wijzen
erechteropdatdeaanname van eensterkwisselvallig temperatuurverloop
in het Eemien berustenop
onjuiste
correlaties tussen deboorkemenin de Groenlandseijskap
endiepzeesedimenten.
Diediep-zeesedimenten
zijn
vanbelang
omdat daarin deschaaltjes
bewaardzijn gebleven
vanmicroscopisch
kleinediertjes,
foraminiferen. Die
kalkschaaltjes
geven, via de
verhou-ding
tussenzuurstof-isotopen,
aanofertentijde
vanhun leven veel wateraandezee wasonttrokken of niet. Veelonttrokken water duidtop
aangroei
van delandijskappen
(op
AntarcticaenGroenland)
endaarmee opeenrelatieflage
temperatuur.Dezesimpele redenering blijkt
niet he-lemaal optegaan.Hetblijktuitnauwkeurigercorrelaties dat hetoppervlaktewater
in het centrale deelvan deAt-lantischeOceaan warmbleef
gedurende
hetgrootste
deelvan stadium MIS5dvanhet Eemien. Dit stadium duurde
van omstreeks 124.000totomstreeks 114.000
jaar
gele-den,toenhet-
volgens
gegevens uit de Groenlandse
ijs-kap
-alduidelijk
kouderaanhet wordenwas.Ook decor-relatievanstuifmeelmetde Groenlandse
ijskemen blijkt
temoeten worden
aangepast,
wateruiteraardtoeleidt dat ook het inzicht in hettijdsverloop
van devegetatie-verandering
verandert. Enerzijn
talvanandere gegevensopgedoken
die ook nietmeerbij
het oude ideevan eenwisselvallig
Eemien-klimaatpassen. Het
lijkt
ernudanookmeerop dat het Eemien-klimaat
gedurende
debegin-periode
vanomstreeks 10.000-12.000jaar
ongeveerevenstabiel is geweestals
gedurende
het Holoceen. Hetkli-maat was dus anders dan we dachten wat betreft
temperatuurschommelingen, namelijk
niet anders dannu.De
vegetatieveranderingen
aanhet eindevanhetEemien vonden niet overalgelijktijdig plaats.
Zonamensteppes
in Duitsland eerder in omvangtoedan in
Frankrijk,
waarhet eindevandegrotebossen
lijkt
samentevallenmethet losraken enwegdrijven
vangrotemassa’slandijs,
vanaf de Groenlandseijskap
tot in hetnoordenvan deAtlan-tische Oceaan. Dat laathet
begin
vande nieuweijstijd
dus niet samenvallenmeteen
groeiende ijskap,
maarjuist
met een sterk afbrokkelendeijskap.
Het Eemien staat momenteelvolop
in debelangstelling,
ook al omdat deovergangnaardelaatste
ijstijd mogelijk
informatie kan biedenover onstoekomstig
klimaat. Hetongeveergelijk-tijdig
met dit nummervan‘Afzettingen’
verschijnende
juninummer
van‘Geologie
enMijnbouw
/ NetherlandsJournal of Geosciences’
(de opvolger
van‘Geologie
enMijnbouw’, uitgegeven
door hetKoninklijk
NederlandsGeologisch Mijnbouwkundig Genootschap
- KNGMG-en de
‘Mededelingen
Nederlands Instituut voor Toege-pasteGeowetenschappen’
(NITG
-TNO)
zal deprocee-dings
bevattenvan eenrecentelijk gehouden
internatio-naalcongresoverdit
interglaciaal.
Referentie:
3Organismen
kondeneen ‘sneeuwbal Aarde’ overlevenDe aarde istussen2400en600
miljoen jaar geleden
volgens
een aantalonderzoekers eenaantal kerengeheel vergletsjerd
geweest. Deaanwijzingen
daarvoor berustenop
gesteenten
die doorgletsjers zijn afgezet,
maar ook opisotopenverhoudingen
waaruiteenzeerlage
tem-peratuurkan wordengeïnterpreteerd.
Dehypothese
van eendergelijke
‘sneeuwbal aarde’ wordt door anderen als onhoudbaarbestempeld,
vooral opgrond
vandeoverwe-ging
dateen dikkeijsbedekking
- ook-AFZETTINGEN WTKG21 (2), 2000 37
fotosynthese
vanmarieneorganismen onmogelijk maakt,
waardoor de basisvan alle voedselketens op aardezou
ontbreken. Andere onderzoekers
zijn
tegendehypothese
van‘sneeuwbal aarde’
gekant
omdat het ondenkbaarzouzijn
dat onderdergelijke omstandigheden enig organisme
aanhet
ijsoppervlak
teland ofterzee zouoverleven. Vol-gensdeCanadesebioloog
VincentendeNieuw-Zeelandsegeograaf
Howard-Williamszijn
dezetegenwerpingen
ech-teronhoudbaar. Er bestaan
namelijk leefgemeenschappen
in zowel hetnoordpoolgebied
als opAntarcticadieaandergelijke
extremeomstandigheden zijn aangepast.
Deon-derzoekers meldeneensituatieuit de
huidige poolgebieden
dieanaloog
is aande situatie zoals diezou hebbenbe-staan
tijdens
‘sneeuwbalaarde’,
meteenijsbedekking
van20-100m. Hetbest
vergelijkbaar
is de McMurdoijskap
dieophet continentaal
plat
vanAntarctica rust;eengoede
gelijkenis
toontook de Wart Huntijskap
op hetplat
in het uiterste noordenvanCanada.Inbeidegebieden
komt dikzee-ijs
voor over eenoppervlakte
van 100-1000 km2.Het
blijkt
datopditijs leefgemeenschappen
voorkomen in devormvan
plakken
vansterkgepigmenteerde organismen.
Deze
plakken,
die in veelopzichten
overeenkomenmetalgenmatten, zijn
in hetijs ingevroren
envertonengedu-rende degrootste
tijd
vanhetjaar
geen activiteit.Op
het eindvan dezomer, wanneer smeltwater op hetijs
staat(en
ergedeeltelijk
inzit),
‘ontwaken’ze echtervooren-kele
dagen
tothooguit
enkeleweken,
envindtfotosynthese
plaats.
In beidepoolgebieden
bestaandeplakken
vooral uitcyanobacteriën.
Deplakken
zorgen bovendienvoor een micromilieu waarin ook andereorganismen blijken
tege-dijen;
hetgaat daarbij
niet alleenom micro-organismen
zoals virussenen
bacteriën,
maarookomhogere
levens-vormen zoals
profisten
enmetazoa. De mattenbescher-mendeze
organismen
tegenultraviolettestraling
enbe-vriezing.
Omdatcyanobacteriën
ook reedseenwijde
ver-spreiding
hadden in deperiode
waarin de ‘sneeuwbalaarde’zouhebben
bestaan,
kanvolledige ijsbedekking
nietlanger
alsargument tegendehypothese
van ‘sneeuwbal aarde’ wordengehanteerd.
Deauteurswijzen
erop dat dehuidige
resistentie van decyanobacteriën
in depool-gebieden,
incombinatiemethun vermogenomvoldoendeenergie
teverzamelenentegroeien
inperioden
van ho-geretemperatuur,
wellichteengeërfde eigenschap
isuiteen
tijd
waarin alleenmetdergelijke mogelijkheden
eenlangdurige
koude kon worden overleefd.Referentie:
5Bizar eindevan laatste
ijstijd geeft
aan: ook de beste klimaatmodellenzijn
nochvoorhet verleden noch voorde toekomst zinvol bruikbaar
De momenteel
gehanteerde
klimaatmodellen hebben geen enkele betekenisvoorhetgeologische verleden;
maarevenmin - en dat is een
opmerkelijke
conclusie-voorde
toekomst,
want hunbetrouwbaarheidis volstrektonvoldoende. Die conclusie mag worden
getrokken
op basisvande internationaleworkshop (22-24 februari)
over‘snelle
temperatuurstijging
aan het eindevan de laatsteijstijd;
analysevangeologische
gegevensenklimaatmodel-lering’. Volgens
Dr. Renssen(VU)
doet het steedskrach-tiger
worden vancomputers
voorberekeningen
vanklimatologische ontwikkelingen
daar nietsaanaf; “erblij-ken steeds zoveel nieuweparameterseen
significante
in-vloedtehebben dat de toenemenderekencapaciteit
daar-bij
in het niet valt”. De kwaliteitvandetalrijke
thansge-hanteerde klimaatmodellenstaatdanook nietvoor niets
regelmatig
terdiscussie;
daarom isjuist
het eindevande laatsteijstijd
zointeressant Over detemperatuurfluctuaties
dietoenoptraden,
isnamelijk
veel bekend. Voor ditgeo-logisch nabije verleden,
zo’n 11.500jaar geleden,
heeftvanoudsher
analyse
van stuifmeelkorrels(pollen)
- viaeenreconstructievande
vegetatie
-eenhoofdrol
gespeeld.
Om de fluctuaties in temperatuurtekunnen vaststellen, moetechter ookeen‘klok’ worden
geraadpleegd.
Dat is sinds deveertiger jaren
de radiometrischeouderdoms-bepaling
vanorganische
stoffengeweest
opbasisvanhungehalte
aankoolstof-14(C-14).
Juist die C-14-bepalin-gen hebben echter de laatste
tijd
aan waardeingeboet,
omdattalvanfactoren(zoals
variaties in de intensiteitvande
zonnestraling)
ervoorhebbengezorgd
dat deverhou-ding
tussen C-14en(het normale)
C-12 in de atmosfeernietconstantwas. “We
beginnen
nutebegrijpen
waaromvroegere
dateringen
metC-14 soms zulkevreemde uit-komstengaven”,
merkte Prof.Björck (Kopenhagen)
op. “Diemerkwaardige dateringen
hebbenonslang
doen ge-loven dat klimaatmodellen zuiverder werken dangeolo-gische
gegevens,maar nu wetenwe wel beter”. Niette-minzijn
erinmiddels zoveel andere-onderling
toetsbare -dateringsmethoden gevonden
dater eenuiterstbetrouw-baar beeld is ontstaanvan de
temperatuurfluctuaties
aanhet eindevan de laatste
ijstijd.
De matevan detail is zogroot datvoor veel
gebieden
zelfsaparte
temperatuur-curvesvoor dewarmstemaanden voorde winter kunnenworden
gereconstrueerd.
Opvallend
isdaarbij
dat hettempowaarin de
klimaatveranderingen
zichtoenvoltrok-ken, afwijkt
van de‘voorspellingen
achteraf van de di-verseklimaatmodellen:“de modellen laten het klimaat veelsnellerreageren dan in
werkelijkheid plaatsvond”,
memo-reerde Dr. Paul
(La Jolla).
Detemperatuurcurves
vanheteindevan delaatste
ijstijd
vertonen niettemineen schok-kend beeld: detemperatuurging
nahet laatste deel(Jonge
Dryas)
van de laatsteijstijd (Weichselien)
binnen kortetijd
met meer dan5 °Comhoog.
We weten nu dat dietemperatuurstijging
eerderbinnen20 dan binnen 50jaar
plaatsvond.
Dat betekent dus een- voorhuidige
begrip-pen-bizarre
temperatuurstijging
van ca.0,2
°Cperjaar.
Dat is wel iets anders dan de
temperatuurstijging
sinds hetbegin
van de industriëlerevolutie,
die ongeveer0,5°C
bedroeg
inmeerdaneeneeuw.Wetenschappelijk
isnatuurlijk
vanhetgrootste belang
omtebegrijpen
waaromde
huidige
modellen niet voldoen. Ook daaraan werd deAFZETTINGEN WTKG 21 (2), 2000 38
gehanteerde
CLIMBER-2 model op de korrel genomen. “Voor depostglaciale tijd klopt
dat modelredelijk
voorhet
noordelijk
deelvan de AtlantischeOceaan”,
merkte Dr. Weber(KNMI),
die zelfmet hetmodelwerkt,
op, “maarnietvoor hetzuidelijk
deel”. Daarmeegaf
ze infeitetoe dat werken metdit model niettot betrouwbare
uitkomsten kan leiden.
Overigens
is ook de waardevanhet modelvoorde
noordelijke
AtlantischeOceaanbetrek-kelijk.
“Alle modellengaanuitvanhet
huidige
circulatie-patroon daar, maar weweten dat dat in de
loop
vandetijd
verandert, met grote
klimatologische
consequenties”,
lichtte Dr. Rahmstorf
(Potsdam)
toe.Tevens werdtijdens
dediscussies in Haarlemopgemerkt
dat niet allegebeur-tenissen overal
synchroon verlopen.
“Deanalyses
vaneenboorkem
bij Byrd
-op Antarctica-
wijzen
op
perioden
van
opwarming tijdens
de laatsteijstijd
dieomstreeks 1500jaar
eerderplaatsvonden
danvergelijkbare opwarmingen
opGroenland”,gaf
Prof. Grootes(Kiel)
aan. “Geenvande
huidige
modellen houdt metdergelijke
gegevens opadequate wijze rekening.
Daaromzal ookveel aandacht besteedmoetenblijven
wordenaanlokaleaanwijzingen”.
Diekunnen variërenvan de
spectaculaire
bodemversto-ringen
die doorkoude inperiglaciale gebieden
veroorzaakt wordentot deverspreiding
van groepen insecten. “Maarwe moeten
voorzichtig
zijn
metinsecten”,
merkte Prof. Walker(Lampeter)
op, “wantwevindenbij
insecten uit eenzelfdelaag systematische
ouderdomsverschillentus-sensoorten opbasisvan
C-14-bepalingen”.
Methetweg-vallenvan
C-14-analyses
voor zeernauwkeurige
daterin-gen,zalmeer
gewerkt
moeten worden met‘markerhori-zons’ in devorm van
laagjes
metminusculefragmentjes
dietijdens
vulkanischeuitbarstingen
over de aardezijn
rondgeblazen.
“Juistdergelijke microdeeltjes
zullen in detoekomsteen steeds
belangrijker
rolbij
correlatiesspe-len”,
zei Prof. Lowe(Londen)
daarover. Met modellenzijn
degeologen
totnu toeniet veel verdergekomen
watbetreft hun
begrip
van vroegere klimaatfluctuaties. “Hetis nietzozeer de
vraagwaaromhetophet eindevan de laatste
ijstijd
nogzokoud was”,merkte Dr. Paul(van
hetScripps
Institute ofOceanography)
op, “maar veelmeer waaromhetvoorafgaand
aandatzokoude interval nogzo warm was, ondanks degrootschalige
toevoervankoudesmeltwaterstromen”. Geen model datop dievraag ant-woord kongeven.
Referentie:
2Geraadpleegdeliteratuur
1
Dwyer,
G.S.,2000.Unraveling
thesignals
ofglobal
climatechange.
Science287,p. 246-247.2 Goslar, T.,
Amold,
M.,Tisnerat-Laborde,
N.,Czemik,
J. &
Wieckowski,
K.,
2000. Variations ofYounger
Dryas
atmospheric
radiocarbonexplicable
withoutoceancirculation
changes.
Nature 403; 877-880.3
Kukla, G.J.,
2000. The lastinterglacial.
Science 287:987-988.
.
4 Lear, C.H., Elderfield, H. & Wilson, P.A., 2000. Cenozoic
deep-sea
temperaturesandglobal
icevolu-mes from
Mg/Ca
in benthic foraminiferal calcite.Science
287,
p.269-272.5
Vincent,
W.F. &Howard-Williams, C.,
2000. Lifeonsnowball Earth. Science
277,
p. 2421*A.J.
(Tom)
vanLoon,GeocomB.V.,Benedendorpsweg
61,
6862 WC Oosterbeek tel. 026-339 0908, fax
026-339 0783,
emailtom.van.loon@wxs.nl
Neritina sp.
Porvenir, Peru. Pebas Farm., Miocene