• No results found

S S LAATSTE LAATSTE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "S S LAATSTE LAATSTE"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

G. ZIMMER S LAATSTE REIS

VAN

BORNEO NAAR DUIT SCH LAND.

DOOR

J,

P. G, W EST HOF F ,

UJiitgcgeven aom' de lta1fstuivel's=Ver'eeniging van de Tüjlische ftending,

A. :M S TER D A U,

. H Ö V E K E R & ZOO N.

G. ZIMMER S LAATSTE REIS

VAN

BORNEO NAAR DUIT SCH LAND.

DOOR

J,

P. G, W EST HOF F ,

UJiitgcgeven aom' de lta1fstuivel's=Ver'eeniging van de Tüjlische ftending,

A. :M S TER D A U,

. H Ö V E K E R & ZOO N.

(2)

REIS VAN BORNEO NAAR DUITS CHLAND.

Barmen, Febr. 1883.

LIEVE KINDEREN!

In het kleine boekske: "Herinneringen aan Borneo", I) dat ik vóor 24 jaren heb geschreven, vindt gij ook eene reis van Borneo naar Duitschland beschreven. Zij dlllll'de ruim 150 dagen en ik kon er'u veel van vertellen, ook wat de zcvcn kinderen, die wij toenmaal~ bij ons hadden, op het schip speelden. Heden wil ik u van een tweede reis van Borneo naar Duitsch land verhalen. Zij duurde echter geen 150, maar slechts 50 dagen.

Gij zult nagen: "Waarom çluurde de reis toen zoo lang en thans

.zoo kort?" Borneo ligt toch nog op dezelfde plaats als vóor

jaren? Wel zeker! Maar toen vocren wij met' ecn zeilschip rond- om de Kaap de Goede Hoop en ditmaal met een stoomsc hip, door het Suez-kanaal. Wanneer gij eene kaart tel' hand neemt,

') Schetsen uit Borneo voor de jeugd door G. Zimmer, zendeling onder de Dajallin, naar het Hoogduitseh. }Iet ecne inleiding van J. PosthumIls }I ey- jes. Ten voordeele van het Rijusch genootschap. Amsterdam. Höveker &, Zoon. Prijs f -.50.

REIS VAN BORNEO NAAR DUITS CHLAND.

Barmen, Febr. 1883.

LIEVE KINDEREN!

In het kleine boekske: "Herinneringen aan Borneo", I) dat ik vóor 24 jaren heb geschreven, vindt gij ook eene reis van Borneo naar Duitschland beschreven. Zij dlllll'de ruim 150 dagen en ik kon er'u veel van vertellen, ook wat de zcvcn kinderen, die wij toenmaal~ bij ons hadden, op het schip speelden. Heden wil ik u van een tweede reis van Borneo naar Duitsch land verhalen. Zij duurde echter geen 150, maar slechts 50 dagen.

Gij zult nagen: "Waarom çluurde de reis toen zoo lang en thans

.zoo kort?" Borneo ligt toch nog op dezelfde plaats als vóor

jaren? Wel zeker! Maar toen vocren wij met' ecn zeilschip rond- om de Kaap de Goede Hoop en ditmaal met een stoomsc hip, door het Suez-kanaal. Wanneer gij eene kaart tel' hand neemt,

') Schetsen uit Borneo voor de jeugd door G. Zimmer, zendeling onder de Dajallin, naar het Hoogduitseh. }Iet ecne inleiding van J. PosthumIls }I ey- jes. Ten voordeele van het Rijusch genootschap. Amsterdam. Höveker &, Zoon. Prijs f -.50.

(3)

4,

zult gij zien, dat de weg veel korter 1S dan die om de zuid- punt van Afrika.

Wij hebben echter veel niet aanschouwd hebben.

ander mededeelen.

gezien, wat wij vóor veertien jaren Daarvan wil ik u nu het een en

u hoor ik u andermaal vragen: "Hebt gij dan ditmaal weder kinderen van :Borneo mêegebracht?" Ja, en wel een vijftal, drie roClSJes en twee jongens. Zij heeten: Johanna Hendrich, Emilie Tromp, Johannes :Braches, Ernst Flige en Johannes Hendrich.

Het zijn allen kinderen van zendelingen en op Borneo geboren.

Johannes en Ernst bevinden zich thans in het Johanneum te Gütersloh. 1) De beide -Johanna's zijn bij hare grootmoeders te

') Het JO/lal/neUm te Giiterslolt. Tot op het jaar 1880 onh·ingen de kinderen der zendelingen van het Rijn eh genootschap hunne opleiding in het Zendeling-kinderhuis te Barmen, waar de eerw. Busch en zijne echtge-

noote als onders voor het liclmmelijk en geestelijk heil zorg droegen. Daarin is eene \'eraDdering gekomeD. Het groote ZeDdiDgshuis werd te kleiD voor het groote getal kweekelingeD. ID dea dringendeD DOod moest worden voorzien.

MeD besloot om allen, die iD het groote Zendingshuis geen onderkomen kODden viDdeD, iu het vroegere kinderhuis te doen woneu. Wam: moesten DU de kindereD der zeDdelingeD blijven? Met Gods hulp en de liefde vaD vele Cht'isteDeD werd te GütersLoh in Westphalen, bekend wegens zijn uitDemend Cht'iste1ijk Gymnasium, eeD Dieuw huis voor hen gebouwd, woartlaD men den naam van J ohaDDeum heeft gegeven. Terwijl DU de dochters der zeDdelingen hll8.l' verdere opleiding ontvangen bij de weduwe RoU, echtgeDoote van deD in 1859 tijdens den oorlog op Borneo vermoorden zendeling Rott, wonen de ZODen iD het JohaDneum te Gütersloh, dat den 17 October 1880 werd i Dgewijd en door den pred. M. Hnyssen als hllisvader wordt bestuurd. Vanwaar de naam J ohaDneum?- EeD zeDdeling verhaalt, dat toen hij bij zijn eerste aan- komst in de heideDwereld de krachtig volwa sen manDeD met hun gitzwart haar iD de vurige oogen had gezien, de weDsch in zijn hart was opgestegen:

.Och! mocht toch in deze schoone lichamen spoedig eene DOg achoonere, reine ziel wonen, die zich door het bloed van Jezus Cht'isttls van der zonde

5

Barmen en Elberfeld, terwijl zich Emilie bij de zendelings- weduwe Rott te :Bielefeld bevindt. In de maand Maart waren nog alle kindel'en bij hunne ouders op Borneo en speelden met

oDreinheid heeft laten reinigeu en wier kostelijkste sieraad een reine, loutere liefde tot hunnen Heil.and is 1" Welnu, een derge1ijktn wensch - zoo ver- haalt men - heeft de apostel J ohnDnes gekoesterd. Op hoogen leeftijd zag hij oDder zijne toehool'ders een schoonell JODgeling, op wieDs gelaat de frissche blos der gezondheid te lezeD stoDd en uit wiens OOgeD een vurige liefde en een heilige geestdrift voor al wat goed en schoon en edel was, scbittllrde.

Gaarne ware bij dien JODgeling op al zijDe wegen Dagegaan, om als vaderlijke vriend de zoekeDde ziel des jougelings op de kostbaarst!l parel te wijzen, waarVllll het viDden alleen gelukt dengeneu, die haar zoeken, en welker bezit alleen ware bevrediging schenkt. De grijze Apostel kon ecbter niet lang op die plaats verwijleD. lIij bezocht de eeDe gemeente na de andere in Klein- Azi~, om ze allen zijn korte prediking te doen hooren: 11 Kiuderkens, hebt elkander lief". Daarom bond hij hem deD bisschop dier streek met erDst op 't hart. Na eeuigen tijd bezocht hij weder dezelfde gemeente. Het eerste woord, wllfirmeê hij dieD herder del' gemeente begroette, was (Ie vraag: "W aar is mijn zoon pil De tl'Rnen iD des herders oogen zeiden hem reeds, dat zijD vaderlijk hart niet tevergeefs zorg omtreDt hem had gekoesterd. Met diepe smart moest hij het hooren: na eeD schoon begin vol goede verwachtiDg is hij, helaas, al dieper e~ dieper gezonken. a eerst geluisterd te hebben Daar de vleieDde stem des verzoekers, hebben weldra wellust en heerschzu6ht ZijD zinDeD geheel om strikt. Thans leeft hij als aanvoerder eener rooverbende iu het Daburig gebergte." JohanDes' vurige hartewensch, den jongeliDg van aan- gezicht· te zieD, is door dit treurige aDtwoord Diet uitgedoofd, maar veelmeer aangewakkerd. ZijDe liefde vindt deD weg tot deD verloren ZOOD; bij laat zich gevangeD nemen eD tot hem heenleideD. Bij den aanblik van den grij- zen, oDgewapeDdeD gevangene wil de aanvoerder vluchteD, maar het eerste woord uit den mond van den ouden vriend houdt hem vast en weldra werpt hij zich in tranen badend in de armen des Apostels. Ja, hij heeft deze schoone ziel teruggevonden eD ze niet slechts uit het dODker dier wouden, maar uit de veel grootere duisternis zijner zODdige wegen gered eD overgeplaatst in het helderIJ licht van een waar, geloovig leven der liefde, gelijk hij zelf zulk

,

I

\ 4,

zult gij zien, dat de weg veel korter 1S dan die om de zuid- punt van Afrika.

Wij hebben echter veel niet aanschouwd hebben.

ander mededeelen.

gezien, wat wij vóor veertien jaren Daarvan wil ik u nu het een en

u hoor ik u andermaal vragen: "Hebt gij dan ditmaal weder kinderen van :Borneo mêegebracht?" Ja, en wel een vijftal, drie roClSJes en twee jongens. Zij heeten: Johanna Hendrich, Emilie Tromp, Johannes :Braches, Ernst Flige en Johannes Hendrich.

Het zijn allen kinderen van zendelingen en op Borneo geboren.

Johannes en Ernst bevinden zich thans in het Johanneum te Gütersloh. 1) De beide -Johanna's zijn bij hare grootmoeders te

') Het JO/lal/neUm te Giiterslolt. Tot op het jaar 1880 onh·ingen de kinderen der zendelingen van het Rijn eh genootschap hunne opleiding in het Zendeling-kinderhuis te Barmen, waar de eerw. Busch en zijne echtge-

noote als onders voor het liclmmelijk en geestelijk heil zorg droegen. Daarin is eene \'eraDdering gekomeD. Het groote ZeDdiDgshuis werd te kleiD voor het groote getal kweekelingeD. ID dea dringendeD DOod moest worden voorzien.

MeD besloot om allen, die iD het groote Zendingshuis geen onderkomen kODden viDdeD, iu het vroegere kinderhuis te doen woneu. Wam: moesten DU de kindereD der zeDdelingeD blijven? Met Gods hulp en de liefde vaD vele Cht'isteDeD werd te GütersLoh in Westphalen, bekend wegens zijn uitDemend Cht'iste1ijk Gymnasium, eeD Dieuw huis voor hen gebouwd, woartlaD men den naam van J ohaDDeum heeft gegeven. Terwijl DU de dochters der zeDdelingen hll8.l' verdere opleiding ontvangen bij de weduwe RoU, echtgeDoote van deD in 1859 tijdens den oorlog op Borneo vermoorden zendeling Rott, wonen de ZODen iD het JohaDneum te Gütersloh, dat den 17 October 1880 werd i Dgewijd en door den pred. M. Hnyssen als hllisvader wordt bestuurd. Vanwaar de naam J ohaDneum?- EeD zeDdeling verhaalt, dat toen hij bij zijn eerste aan- komst in de heideDwereld de krachtig volwa sen manDeD met hun gitzwart haar iD de vurige oogen had gezien, de weDsch in zijn hart was opgestegen:

.Och! mocht toch in deze schoone lichamen spoedig eene DOg achoonere, reine ziel wonen, die zich door het bloed van Jezus Cht'isttls van der zonde

5

Barmen en Elberfeld, terwijl zich Emilie bij de zendelings- weduwe Rott te :Bielefeld bevindt. In de maand Maart waren nog alle kindel'en bij hunne ouders op Borneo en speelden met

oDreinheid heeft laten reinigeu en wier kostelijkste sieraad een reine, loutere liefde tot hunnen Heil.and is 1" Welnu, een derge1ijktn wensch - zoo ver- haalt men - heeft de apostel J ohnDnes gekoesterd. Op hoogen leeftijd zag hij oDder zijne toehool'ders een schoonell JODgeling, op wieDs gelaat de frissche blos der gezondheid te lezeD stoDd en uit wiens OOgeD een vurige liefde en een heilige geestdrift voor al wat goed en schoon en edel was, scbittllrde.

Gaarne ware bij dien JODgeling op al zijDe wegen Dagegaan, om als vaderlijke vriend de zoekeDde ziel des jougelings op de kostbaarst!l parel te wijzen, waarVllll het viDden alleen gelukt dengeneu, die haar zoeken, en welker bezit alleen ware bevrediging schenkt. De grijze Apostel kon ecbter niet lang op die plaats verwijleD. lIij bezocht de eeDe gemeente na de andere in Klein- Azi~, om ze allen zijn korte prediking te doen hooren: 11 Kiuderkens, hebt elkander lief". Daarom bond hij hem deD bisschop dier streek met erDst op 't hart. Na eeuigen tijd bezocht hij weder dezelfde gemeente. Het eerste woord, wllfirmeê hij dieD herder del' gemeente begroette, was (Ie vraag: "W aar is mijn zoon pil De tl'Rnen iD des herders oogen zeiden hem reeds, dat zijD vaderlijk hart niet tevergeefs zorg omtreDt hem had gekoesterd. Met diepe smart moest hij het hooren: na eeD schoon begin vol goede verwachtiDg is hij, helaas, al dieper e~ dieper gezonken. a eerst geluisterd te hebben Daar de vleieDde stem des verzoekers, hebben weldra wellust en heerschzu6ht ZijD zinDeD geheel om strikt. Thans leeft hij als aanvoerder eener rooverbende iu het Daburig gebergte." JohanDes' vurige hartewensch, den jongeliDg van aan- gezicht· te zieD, is door dit treurige aDtwoord Diet uitgedoofd, maar veelmeer aangewakkerd. ZijDe liefde vindt deD weg tot deD verloren ZOOD; bij laat zich gevangeD nemen eD tot hem heenleideD. Bij den aanblik van den grij- zen, oDgewapeDdeD gevangene wil de aanvoerder vluchteD, maar het eerste woord uit den mond van den ouden vriend houdt hem vast en weldra werpt hij zich in tranen badend in de armen des Apostels. Ja, hij heeft deze schoone ziel teruggevonden eD ze niet slechts uit het dODker dier wouden, maar uit de veel grootere duisternis zijner zODdige wegen gered eD overgeplaatst in het helderIJ licht van een waar, geloovig leven der liefde, gelijk hij zelf zulk

,

I

\

(4)

6

hunne broertjes en zusjes in de Dajaksche taal. Thans spreken en spelen zij evenals alle Duitsche kinderen. De Dajaksche taal hebben zij weder vergeten. Toen ik onlangs Johanna Braches in 't Dajaksch aansprak, verstond zij mij niet meer en kon zij mij niet eens meer antwoorden. Het is hier alles zoo geheel anders dan op Borneo. Daar zijn de boomen altijd groen en hebben altijd bloesems en vruchten. Er is geen winter, er valt geen sneeuw. Toen de eerste sneeuw viel, waren onze jeugdige Borneezen in stomme verbazing. Zij meenden zelfs dat het katoen was en Johanna liep naar buiten, haalde haar boezelaartje vol en, daarmeê naar hare grootmoeder loopende, zeide zij: "Daarvan wil ik iets aan mijne moê naar Kwala Ka- poeas zenden." De grootmoê lachte en bare tante Bertba zeide:

"Gij moet het echter eerst drogen." Dat beviel haar en zij legde hem op den kachel. Maar wat stond zij verwonderd, toen de sneeuw smolt! Zij had het zoo gaarne gezien, dat ook hare zusjes Lina en Auguste op Borneo hem gezien hadden. Zij was gebeel bedroefd en zeide: "Nu wil ik ook in 't geheel geen

een leven leidde. Aan dien jongeling heeft J ohnnnes het rijkelijk en'aren:

"Eene schoone menschenziel te vinden, is gewin, een schooner gewin is haar le bew8l"en, en het schoonst en heerlijkst is hanr, die reeds verloren was, te redden./I

Deze legende is oorzaak, dat de predikant Huyssen op de gedachte kwam, dit huis /lJohannenm/l le heeten. In zijn hart was de vurige wensch leven- dig: /10, mocht ik daarin menige schoone menschenziel vinden en door Gods genade ten leven bewaren. En mocht ooit eene door den verzoeker omstril-t en betooverd worden, laat ons dan nooit het geloof verliezen, dat Gij, Reere Jezus, dierbare zoudaarsvriend en warc Johannes, haar uit de diepste duisternis weder tot het licht kunt brengen./I Die naam is dns een voort- durende herinuering aan het rechte vinden, bewaren en redden van dunr- gekochte menschenzielen door lIet bloed van Gods éengeboren Zoon.

A. ". D. V.

7

sneeuw meer l1e bben." Gij lacht, lieve kinderen, omdat Johanna zoo dom was en de sneeuw wilde drogen, maar denk eens dat gij ook nooit sneeuw haelt gezien; 's morgens vroeg echter op- gèstaan zaagt gij hem op de vensterbank liggen; welke groote oogen zoudt gij dan opzetten! Het was lief van Johanna, dat zij aan de zusjes iets wilde zenden; lieve kinderen deelen gaarne meê; zij willen niet alles voor zich behouden. Maar ik ,vilde u immers verhalen

JTalt de I·eis van B01"lteo naar lJuit/icltland.

Den 1sten April 1882 namen onze kinderen en zij van de lieve ouders en vrienden te Banjermassin afscheid. Dat onze kin- deren hebben geweend, toen vader en moeder met hunne broe- ders en zusters het schip' vel·lieten, kunt gij wel begrijpen. Wat hebt gij het toch goed, dat gij bij uwe ouders kunt blijven, cn niet, zooals de arme zendelingkinderen , zoo vroeg reeds, heel ver van hen moet heengaan. Hebt gij er uwen Heer wel eens hartelijk voor geçlankt?

Nauwelijks had ons schip het zoute water bereikt, of de kinderen badden veel van de 7.eeziekte te verduren, zoodat zij aan hunne ouders geheel niet meer dachten. • Daarin bestaat immers het eigenaardige dezer krankte, dat 'zij den mensch zoo onverschillig en slaperig maakt. Ik heb er wel eens aan gedacht, dat Jonas, toen hij zijn Meester was ontloopen, in de scheepsrnimte lag en sliep, terwijl de schepelingen werkten en baden, ook wellicht de zeeziekte zal gehad hebben. Hij was zoo

~erbazend onverschillig en slaperig, in weerwil van het groote gevaar. Op den derden dag kwamen wij naar Soerabaja. Nauwe- lijks bad ons schip lIet anker geworpen, of onze kinderen liepen her- en derwaarts, alsof zij 'thuis waren. Opeens hoorden wij 6

hunne broertjes en zusjes in de Dajaksche taal. Thans spreken en spelen zij evenals alle Duitsche kinderen. De Dajaksche taal hebben zij weder vergeten. Toen ik onlangs Johanna Braches in 't Dajaksch aansprak, verstond zij mij niet meer en kon zij mij niet eens meer antwoorden. Het is hier alles zoo geheel anders dan op Borneo. Daar zijn de boomen altijd groen en hebben altijd bloesems en vruchten. Er is geen winter, er valt geen sneeuw. Toen de eerste sneeuw viel, waren onze jeugdige Borneezen in stomme verbazing. Zij meenden zelfs dat het katoen was en Johanna liep naar buiten, haalde haar boezelaartje vol en, daarmeê naar hare grootmoeder loopende, zeide zij: "Daarvan wil ik iets aan mijne moê naar Kwala Ka- poeas zenden." De grootmoê lachte en bare tante Bertba zeide:

"Gij moet het echter eerst drogen." Dat beviel haar en zij legde hem op den kachel. Maar wat stond zij verwonderd, toen de sneeuw smolt! Zij had het zoo gaarne gezien, dat ook hare zusjes Lina en Auguste op Borneo hem gezien hadden. Zij was gebeel bedroefd en zeide: "Nu wil ik ook in 't geheel geen

een leven leidde. Aan dien jongeling heeft J ohnnnes het rijkelijk en'aren:

"Eene schoone menschenziel te vinden, is gewin, een schooner gewin is haar le bew8l"en, en het schoonst en heerlijkst is hanr, die reeds verloren was, te redden./I

Deze legende is oorzaak, dat de predikant Huyssen op de gedachte kwam, dit huis /lJohannenm/l le heeten. In zijn hart was de vurige wensch leven- dig: /10, mocht ik daarin menige schoone menschenziel vinden en door Gods genade ten leven bewaren. En mocht ooit eene door den verzoeker omstril-t en betooverd worden, laat ons dan nooit het geloof verliezen, dat Gij, Reere Jezus, dierbare zoudaarsvriend en warc Johannes, haar uit de diepste duisternis weder tot het licht kunt brengen./I Die naam is dns een voort- durende herinuering aan het rechte vinden, bewaren en redden van dunr- gekochte menschenzielen door lIet bloed van Gods éengeboren Zoon.

A. ". D. V.

7

sneeuw meer l1e bben." Gij lacht, lieve kinderen, omdat Johanna zoo dom was en de sneeuw wilde drogen, maar denk eens dat gij ook nooit sneeuw haelt gezien; 's morgens vroeg echter op- gèstaan zaagt gij hem op de vensterbank liggen; welke groote oogen zoudt gij dan opzetten! Het was lief van Johanna, dat zij aan de zusjes iets wilde zenden; lieve kinderen deelen gaarne meê; zij willen niet alles voor zich behouden. Maar ik ,vilde u immers verhalen

JTalt de I·eis van B01"lteo naar lJuit/icltland.

Den 1sten April 1882 namen onze kinderen en zij van de lieve ouders en vrienden te Banjermassin afscheid. Dat onze kin- deren hebben geweend, toen vader en moeder met hunne broe- ders en zusters het schip' vel·lieten, kunt gij wel begrijpen. Wat hebt gij het toch goed, dat gij bij uwe ouders kunt blijven, cn niet, zooals de arme zendelingkinderen , zoo vroeg reeds, heel ver van hen moet heengaan. Hebt gij er uwen Heer wel eens hartelijk voor geçlankt?

Nauwelijks had ons schip het zoute water bereikt, of de kinderen badden veel van de 7.eeziekte te verduren, zoodat zij aan hunne ouders geheel niet meer dachten. • Daarin bestaat immers het eigenaardige dezer krankte, dat 'zij den mensch zoo onverschillig en slaperig maakt. Ik heb er wel eens aan gedacht, dat Jonas, toen hij zijn Meester was ontloopen, in de scheepsrnimte lag en sliep, terwijl de schepelingen werkten en baden, ook wellicht de zeeziekte zal gehad hebben. Hij was zoo

~erbazend onverschillig en slaperig, in weerwil van het groote gevaar. Op den derden dag kwamen wij naar Soerabaja. Nauwe- lijks bad ons schip lIet anker geworpen, of onze kinderen liepen her- en derwaarts, alsof zij 'thuis waren. Opeens hoorden wij

(5)

8

een ontzettenden kreet en terstond daarna geween. Wat is ge~

schicd? EI· is toch niemand over boord gevallen? Gelukkig was dit niet het geval. Emilie was onder het spelen op een kanQn geloopen en had een groot gat boven het rechteroog gdn-egen.

Het bloed gudste haar van het gezicht. Zij zag er erg toege- takeld uit en de andere kinderen waren sneeuwwit, als hadden zij de koorts gehad. Mijne vrouw wiesclt spoedig de wonde en legde er een grooten pleister op. Emilie moest naar bed en de andere kinderen hadden alle lust om te spelen verloren. Den volgenden dag gingen wij op een ander schip, dat ons naar Batavia bracht. Maar daar was geen plaats om te spelen, ook niet veel ruimte om te slapen. Uw oude vriend zocht des nachts een plekje op het dek. a vier dagen kwamen wij naar Batavia, waar ons Aspasianus, athan eu Cyrillus vriendelijk ontvingen.

Wat zijn dat voor lieden? Het zijn Dajaksche jongelingoo, die vóor vier jaren van Kwala Kapoeas naar Depok zijn gegaan, om alda.·w op het Seminarie hunne verdere opleiding te ont~

vangen. Dit drietal stond op het strand. Hoe zagen zij er zoo geheel anders uit dan vóor vier jaren! Het was, alsof mcn het aan hen kon zien, dat zij vlijtig hadden geleerd. I u hebben zij reeds hun examen gelukkig achter den rug en zijn als schoolmeesters. te Bandjermassin, Pangkoh en Tameanglajang (drie zendingposten op Borneo) ijverig werkza..'tm. auwelijks had ons bootje het anker geworpen, of de Dajaksche studenten namen onze kisten en koffers en droegen ze op het land. a een half uur zaten wij met de kinderen op den spoorweg naar

Depok. Gij vraagt nu :

Wat nadt gij dan te IJepok te makelt?

Welnu, daar hebben wij den vroegeren zendeling op Borneo,

thans director van het seminarie te Depok bezocht, benevens- zijn lieve gade en hunne kinderen.

. Wij werden aan het station afgehaald. Vele bruine studenten

waren ook aanwezig. De Dajakkers hadden namelijk aan hunne medescholieren, de Alifoeren, Battas, Sangireesen en SoendaJ neesen veel van hunnen ouden Pandita of zendeling op K walaJ Kapoeas verteld. I u wilden zij allen hem zien en 'zich overtuigen, of hij werkelijk zoo groot en sterk was, als hun gezegd wa&

geworden. De geheele scbaar trok nu naar het Seminarie. Dc lieve huismoeder, die voor allen moest zorgen en voor iederen gast een zindelijk bed in gereedheid had gebracht, ontving ons voor de deur met ha.'lr hartelijk woord: "Groete u God!" en leidde ons het altijd gastvrije huis binnen. Welke groote oogen zetten onze kinderen op, icen zij het steenen huis, met glazen ruiten voorzien, binnentraden. Op Borneo hadden zij slechts houten huizen gezien en nooit steenen, behalve den slijpsteen, dien ik gebruikte, en hier loopen zij over steenen. Het was hun een waar genot, hier met de fraaie steentjes te mogen spelen.

Johannes en Ernst oefenden zich in het gooien, terwijl George en Stephan Hennemann het hun leerden. Natuurlijk ontbrak het niet aan vermaningen van mijn vriend Hennemann, dje zeer noodig waren, daar zij zich menig malen bezeerden. De kleine Dora bracht haar nieuwe vriendinnetjes in den fraaien tuin, waar zij vele bekende en onbekende planten, bloemen en boomen zagen. Vandaar ging men naar de in de nabijheid zijnde rots, waar het kristah·eine water uitvloeide. Zoo iets hadden onze- kleine Borneezen nog nooit gezien. Zij mochten zich bovendien een enkele maal in bet frissche water baden. Te Depok was vcel te zien en te genieten. Zij hebben zelfs eenmaal in een wagen gereden. Maar de lieve Johanna genoot van al die heer- lijkheid weinig. auwelijks waren wij aangekomen, of zij 8

een ontzettenden kreet en terstond daarna geween. Wat is ge~

schicd? EI· is toch niemand over boord gevallen? Gelukkig was dit niet het geval. Emilie was onder het spelen op een kanQn geloopen en had een groot gat boven het rechteroog gdn-egen.

Het bloed gudste haar van het gezicht. Zij zag er erg toege- takeld uit en de andere kinderen waren sneeuwwit, als hadden zij de koorts gehad. Mijne vrouw wiesclt spoedig de wonde en legde er een grooten pleister op. Emilie moest naar bed en de andere kinderen hadden alle lust om te spelen verloren. Den volgenden dag gingen wij op een ander schip, dat ons naar Batavia bracht. Maar daar was geen plaats om te spelen, ook niet veel ruimte om te slapen. Uw oude vriend zocht des nachts een plekje op het dek. a vier dagen kwamen wij naar Batavia, waar ons Aspasianus, athan eu Cyrillus vriendelijk ontvingen.

Wat zijn dat voor lieden? Het zijn Dajaksche jongelingoo, die vóor vier jaren van Kwala Kapoeas naar Depok zijn gegaan, om alda.·w op het Seminarie hunne verdere opleiding te ont~

vangen. Dit drietal stond op het strand. Hoe zagen zij er zoo geheel anders uit dan vóor vier jaren! Het was, alsof mcn het aan hen kon zien, dat zij vlijtig hadden geleerd. I u hebben zij reeds hun examen gelukkig achter den rug en zijn als schoolmeesters. te Bandjermassin, Pangkoh en Tameanglajang (drie zendingposten op Borneo) ijverig werkza..'tm. auwelijks had ons bootje het anker geworpen, of de Dajaksche studenten namen onze kisten en koffers en droegen ze op het land. a een half uur zaten wij met de kinderen op den spoorweg naar

Depok. Gij vraagt nu :

Wat nadt gij dan te IJepok te makelt?

Welnu, daar hebben wij den vroegeren zendeling op Borneo,

thans director van het seminarie te Depok bezocht, benevens- zijn lieve gade en hunne kinderen.

. Wij werden aan het station afgehaald. Vele bruine studenten

waren ook aanwezig. De Dajakkers hadden namelijk aan hunne medescholieren, de Alifoeren, Battas, Sangireesen en SoendaJ neesen veel van hunnen ouden Pandita of zendeling op K walaJ Kapoeas verteld. I u wilden zij allen hem zien en 'zich overtuigen, of hij werkelijk zoo groot en sterk was, als hun gezegd wa&

geworden. De geheele scbaar trok nu naar het Seminarie. Dc lieve huismoeder, die voor allen moest zorgen en voor iederen gast een zindelijk bed in gereedheid had gebracht, ontving ons voor de deur met ha.'lr hartelijk woord: "Groete u God!" en leidde ons het altijd gastvrije huis binnen. Welke groote oogen zetten onze kinderen op, icen zij het steenen huis, met glazen ruiten voorzien, binnentraden. Op Borneo hadden zij slechts houten huizen gezien en nooit steenen, behalve den slijpsteen, dien ik gebruikte, en hier loopen zij over steenen. Het was hun een waar genot, hier met de fraaie steentjes te mogen spelen.

Johannes en Ernst oefenden zich in het gooien, terwijl George en Stephan Hennemann het hun leerden. Natuurlijk ontbrak het niet aan vermaningen van mijn vriend Hennemann, dje zeer noodig waren, daar zij zich menig malen bezeerden. De kleine Dora bracht haar nieuwe vriendinnetjes in den fraaien tuin, waar zij vele bekende en onbekende planten, bloemen en boomen zagen. Vandaar ging men naar de in de nabijheid zijnde rots, waar het kristah·eine water uitvloeide. Zoo iets hadden onze- kleine Borneezen nog nooit gezien. Zij mochten zich bovendien een enkele maal in bet frissche water baden. Te Depok was vcel te zien en te genieten. Zij hebben zelfs eenmaal in een wagen gereden. Maar de lieve Johanna genoot van al die heer- lijkheid weinig. auwelijks waren wij aangekomen, of zij

(6)

10

kreeg de mazelen en moest van de andere kinderen worden ge- scheiden. Zij mocht niet eens in lletzelfde huis blijven, waar zij aeheel alleen door mijne vrouw werd opgepast. Het was roerend om te zien, boe de andere kinderen voor het venster stonden en met haar een gesprek aanknoopten. lechts Dora en Maria mochten van tijd tot tijd in de kamer, omdat zij al de mazelen hadden gehad. De dertien daaen, Uie wij te Depok konden blijven, gingen spoedig voorbij.

Wij moesten afscheid nemen fJn aan bOO1·d der "K01lin!Jin Em,lta"

!Jaal/, die 01lS naar Hollalld bracht.

De koffers waren gepakt, de kinderen waren reisvaardig.

Daar verzamelde onze vriend Hennemann alle bewoners van het eminal·ie nog eenmaal in de middelste kamer en droeg ons allen in 't gebed den trouwen, lieven Heer op. Hij liet het beo kende lied zingen:

J eZllS! ga vooraan Op de levensbaan, En wij willen niet vertmgen 't Kruis U vroolijk na te ru-agen :

Voer ons aan de hand N nar het ,·nderlnnd.

Al l.Doog' 't moei'lijk gaan, Lant ons stevig staan, Eu ook in de zwaarste dagen Nimmer over la ten klagen;

't Gaat dool' ru·oef geween Naar den hemel Jlecn.

Als ons eigen hurt Is Yer\"nld vnu smart,

Of bedroefd om and'rer lijden, Leer het klagen ons vermijden.

Wijs steeds ons gemoed Op het blijvend goed.

Regel onzen gang.

Heere! levensla Dg ;

"Brengt Gij ous op ruwe wegeu, Gij zult altoos ons verplegen;

Leid ons veilig voort Naar de hemelpoort.

Help aldus ons gaan Op de levensbaan.

Uwe smart en zware pijnen Doen onze augst en straf verdwijnen.

Door uw heerschappij Overwinnen w~!

Maria en Dora weenden zeer, toen zij van baar nieuwe vrien- dinnetjes afscheid namen. Maar ook al de anderen waren diep bewogen. Het was immers een afscheid nemen, om elkaêr in deze wereld hoogstwaarschijnlijk nooit terug te zien.

De schare, die ons naar het st.c1.tion begeleidde, was even groot en nog grooLer dan vóor dertien dagen. Rijkelijk waren de kinderen met provisie voorzien. De lieve moeder Hennemann had voor alles overvloedig zorg gedl·agen. Ta een uurtje had ons de trein naar :Batavia, gebracht. Een lieve, oude vriend, een Duit- schel' van geboorte, ontving ons te :Batavia, liet ons in twee wagens stijgen, zorgde voor de zaken en bracht ons naar de boot, waarmeê wij naar de "Koningin Emma", die op de ree lag, zouden gebracht worden. Hij betaalde alles en wilde niet eens, dat wij er hem voor zouden bedanken. Ziet, de lieve God heeft overal zijne kinderen, die Hem in de zijnen dienen. Hij 10

kreeg de mazelen en moest van de andere kinderen worden ge- scheiden. Zij mocht niet eens in lletzelfde huis blijven, waar zij aeheel alleen door mijne vrouw werd opgepast. Het was roerend om te zien, boe de andere kinderen voor het venster stonden en met haar een gesprek aanknoopten. lechts Dora en Maria mochten van tijd tot tijd in de kamer, omdat zij al de mazelen hadden gehad. De dertien daaen, Uie wij te Depok konden blijven, gingen spoedig voorbij.

Wij moesten afscheid nemen fJn aan bOO1·d der "K01lin!Jin Em,lta"

!Jaal/, die 01lS naar Hollalld bracht.

De koffers waren gepakt, de kinderen waren reisvaardig.

Daar verzamelde onze vriend Hennemann alle bewoners van het eminal·ie nog eenmaal in de middelste kamer en droeg ons allen in 't gebed den trouwen, lieven Heer op. Hij liet het beo kende lied zingen:

J eZllS! ga vooraan Op de levensbaan, En wij willen niet vertmgen 't Kruis U vroolijk na te ru-agen :

Voer ons aan de hand N nar het ,·nderlnnd.

Al l.Doog' 't moei'lijk gaan, Lant ons stevig staan, Eu ook in de zwaarste dagen Nimmer over la ten klagen;

't Gaat dool' ru·oef geween Naar den hemel Jlecn.

Als ons eigen hurt Is Yer\"nld vnu smart,

Of bedroefd om and'rer lijden, Leer het klagen ons vermijden.

Wijs steeds ons gemoed Op het blijvend goed.

Regel onzen gang.

Heere! levensla Dg ;

"Brengt Gij ous op ruwe wegeu, Gij zult altoos ons verplegen;

Leid ons veilig voort Naar de hemelpoort.

Help aldus ons gaan Op de levensbaan.

Uwe smart en zware pijnen Doen onze augst en straf verdwijnen.

Door uw heerschappij Overwinnen w~!

Maria en Dora weenden zeer, toen zij van baar nieuwe vrien- dinnetjes afscheid namen. Maar ook al de anderen waren diep bewogen. Het was immers een afscheid nemen, om elkaêr in deze wereld hoogstwaarschijnlijk nooit terug te zien.

De schare, die ons naar het st.c1.tion begeleidde, was even groot en nog grooLer dan vóor dertien dagen. Rijkelijk waren de kinderen met provisie voorzien. De lieve moeder Hennemann had voor alles overvloedig zorg gedl·agen. Ta een uurtje had ons de trein naar :Batavia, gebracht. Een lieve, oude vriend, een Duit- schel' van geboorte, ontving ons te :Batavia, liet ons in twee wagens stijgen, zorgde voor de zaken en bracht ons naar de boot, waarmeê wij naar de "Koningin Emma", die op de ree lag, zouden gebracht worden. Hij betaalde alles en wilde niet eens, dat wij er hem voor zouden bedanken. Ziet, de lieve God heeft overal zijne kinderen, die Hem in de zijnen dienen. Hij

(7)

12

vergelde het den vrienden te Depo:' en den vriend te Batavia naar den rijkdom zijner barmhartigheid, al wat zij ons hebben bewezen.

Toen wij op de reede van Batavia tussehen tal van schepen IlCellvoeren en de "Koningin Emma" in 't gezielü kregen, meen- den de kinderen, dat die stoomboot toch wel de grootste van alle schepen was. Maar hoe bitter zagen zij zich teleurgesteld, toen zij in de kleine hutten kwamen, hoewel de slaapplaatsen lang grnoeg voor hen waren. Geheel anders ging het weder uwen ouden vriend. Of hij ook al mat en alles beproefde, het was hem onmogelijk, in 11et bed zich lang uit te strekken. Wat moest llij beginnen? Ditmaal kon hij zijn legerstede niet langer maken.

Daarom bleef hem niets anders overig, dan op het schip een of ander plekje te zoeken, waar hij den eersten nacht kon slapen.

Hij vond er dan ook een, maar, helaas, in den volgenden nacht had een ander dat plaatsje ingel!omen en daar hij met niemand gaarne twist, bleef hem niets anders over dan in den "'anO" <> op

0

den grond te slapen. Wanneer allen naar bed waren "'eO"aan b <> , haalde hij zijn matras uit de kooi, legde haar in den gang neder en beproefde te slapen. Dat ging heel goed. Wanneer hij echter 's morgens vroeg om vijf uur de matrozen met hunne waterem- mers en besems hoorde aankomen, sprong hij ijlings op, nam zijn bed op den rug en ging in de hut; anders hadden hij en de matroos een zeebad gekregen. Overigens was onze "Emma"

een fmai, groot en nieuw schip. Er bevonden zich aan boord 226 menschen benevens veel slachtvee en drie orang-outangs.

Van deze stierf de oudste na 14 dagen en de twee anderen kwamen, hoewel ziekelijk, naar Europa. Of zij nog leven, is mij onbekend. De "Koningin Emma" liep bij fraai weder en goeden wind uit, maar op den volgenden dag kregen wij tegenwind. Toen begon zij hevig te stampen, zoodat vele passagiers zeeziek \\'er-

,

13

den, alsmede de kinderen, die in niets anders trek hadden, dan in veel water. Toen de wind eehtet was gaan liggen, was het geheel anders. Alles smaakte hun weder. De eerste landings- lIlaats was Aden, die wij na 21 dagen bereikten. Welk een ge- zicht voor onze kinderen, die nog nooit een berg hadden gezien Maar wat hen nog meer boeide, waren de vroolijke, kleine, zwarte jongens, die in hunne kleine bootjes naar ons schip kwamen en daar hunne kunsten in het zwemmen en onderduiken vertoonden. Onze Daja,kkers kunnen goed zwemmen, maal' bij deze zwarte, kroesharige jongens vergeleken zijn zij stumperts Wanneer b. v. een passagier een geldstuk in de zee wierp, duikten zij onder en lmalden het tevoorschijn. Triumfeerencl hieldpn 7.ij het geldstuk in de hoogte, waarop zij het ter bewa- ring in den mond staken.

Wij namen water en kolen te Aden in en daarna stoomden wij rechtstreeks naar de Roode Zee. Na drie dagen daarin ge- varen te bebben, kwamen wij ter plaatse, waar Mozes de kin- deren Israels droogvoets bad doorgeleid. Ook wees de kapitein ons den berg Sinaï, waarop door God aan 1I{0zrs de Wet op twee steenen tafelen is gegeven geworden. Den volgenden dag stoomden wij bet Suez-kanaal binnen. Wij trofi'en het aanvan- kelijk zeer goed en dachten reeds na twee dagen het geheel

doorgevaren te zijn. Maar het kwam zoo gebeel anders uit. Wij moesten er vier dagen in blijven en hadden tijd, om de groote woestijn, waarin de kinderen Israels veertig jaren hebben rond gezworven, eens goed op te nemen.

Gij zult mij vragen: maar wat is dan toch in eene woestijn te zien? Allerlei, geheel wonderbare dingen. Wij zagen b. v.

midden in de woestijn fraaie schepen met volle 7.eilen, huizen en boomen en allerlei dingen. Vanwaar kwamen die? Dat weel geen mensclt. Zij zijn in werkelijkbeid ook niet aanwezig. Men 12

vergelde het den vrienden te Depo:' en den vriend te Batavia naar den rijkdom zijner barmhartigheid, al wat zij ons hebben bewezen.

Toen wij op de reede van Batavia tussehen tal van schepen IlCellvoeren en de "Koningin Emma" in 't gezielü kregen, meen- den de kinderen, dat die stoomboot toch wel de grootste van alle schepen was. Maar hoe bitter zagen zij zich teleurgesteld, toen zij in de kleine hutten kwamen, hoewel de slaapplaatsen lang grnoeg voor hen waren. Geheel anders ging het weder uwen ouden vriend. Of hij ook al mat en alles beproefde, het was hem onmogelijk, in 11et bed zich lang uit te strekken. Wat moest llij beginnen? Ditmaal kon hij zijn legerstede niet langer maken.

Daarom bleef hem niets anders overig, dan op het schip een of ander plekje te zoeken, waar hij den eersten nacht kon slapen.

Hij vond er dan ook een, maar, helaas, in den volgenden nacht had een ander dat plaatsje ingel!omen en daar hij met niemand gaarne twist, bleef hem niets anders over dan in den "'anO" <> op

0

den grond te slapen. Wanneer allen naar bed waren "'eO"aan b <> , haalde hij zijn matras uit de kooi, legde haar in den gang neder en beproefde te slapen. Dat ging heel goed. Wanneer hij echter 's morgens vroeg om vijf uur de matrozen met hunne waterem- mers en besems hoorde aankomen, sprong hij ijlings op, nam zijn bed op den rug en ging in de hut; anders hadden hij en de matroos een zeebad gekregen. Overigens was onze "Emma"

een fmai, groot en nieuw schip. Er bevonden zich aan boord 226 menschen benevens veel slachtvee en drie orang-outangs.

Van deze stierf de oudste na 14 dagen en de twee anderen kwamen, hoewel ziekelijk, naar Europa. Of zij nog leven, is mij onbekend. De "Koningin Emma" liep bij fraai weder en goeden wind uit, maar op den volgenden dag kregen wij tegenwind. Toen begon zij hevig te stampen, zoodat vele passagiers zeeziek \\'er-

,

13

den, alsmede de kinderen, die in niets anders trek hadden, dan in veel water. Toen de wind eehtet was gaan liggen, was het geheel anders. Alles smaakte hun weder. De eerste landings- lIlaats was Aden, die wij na 21 dagen bereikten. Welk een ge- zicht voor onze kinderen, die nog nooit een berg hadden gezien Maar wat hen nog meer boeide, waren de vroolijke, kleine, zwarte jongens, die in hunne kleine bootjes naar ons schip kwamen en daar hunne kunsten in het zwemmen en onderduiken vertoonden. Onze Daja,kkers kunnen goed zwemmen, maal' bij deze zwarte, kroesharige jongens vergeleken zijn zij stumperts Wanneer b. v. een passagier een geldstuk in de zee wierp, duikten zij onder en lmalden het tevoorschijn. Triumfeerencl hieldpn 7.ij het geldstuk in de hoogte, waarop zij het ter bewa- ring in den mond staken.

Wij namen water en kolen te Aden in en daarna stoomden wij rechtstreeks naar de Roode Zee. Na drie dagen daarin ge- varen te bebben, kwamen wij ter plaatse, waar Mozes de kin- deren Israels droogvoets bad doorgeleid. Ook wees de kapitein ons den berg Sinaï, waarop door God aan 1I{0zrs de Wet op twee steenen tafelen is gegeven geworden. Den volgenden dag stoomden wij bet Suez-kanaal binnen. Wij trofi'en het aanvan- kelijk zeer goed en dachten reeds na twee dagen het geheel

doorgevaren te zijn. Maar het kwam zoo gebeel anders uit. Wij moesten er vier dagen in blijven en hadden tijd, om de groote woestijn, waarin de kinderen Israels veertig jaren hebben rond gezworven, eens goed op te nemen.

Gij zult mij vragen: maar wat is dan toch in eene woestijn te zien? Allerlei, geheel wonderbare dingen. Wij zagen b. v.

midden in de woestijn fraaie schepen met volle 7.eilen, huizen en boomen en allerlei dingen. Vanwaar kwamen die? Dat weel geen mensclt. Zij zijn in werkelijkbeid ook niet aanwezig. Men

(8)

ziet ze slechts uit de verte, maal' als men el' naar toe gaat en ze wil betasten, zijn zij er niet meer. De geleerden noemen deze luchtspiegeling "fata morgana", omdat het bijgeloof meent, dat de fee Morgana ze in de lucht had getooverd.

Nauwelijks waren wij eenige uren in het kánaal, of wij ont- moetten een Engelsch schip, dat aan den grond zat en op zij lag.

Wij konden niet voorbij en moesten twee dagen blijven liggen, totdat de Engelschman weder vlot was geworden. Meer dan 50 Egyptenaren waren druk bezig, om er de lading uit te halen.

Gij hadt eens het gejuich moeten hOOl'en, toen wij voorbij kon- den _ stoomen. -Nu hadden wiJ' no"" twee da""en tot Port-Saïd /:) b ,

waar de kinderen chinaasappelen hegen en het schip kolen innam. In dezen haven ziet men niets dan kolen in-en uitladen.

In de stad moeten veie Fransehen wonen, die vroeger aan het kanaal werkzaam zijn geweest. Ik heb de stad niet bezocht.

Naar ik hoorde, moet er alles zeer duur zijn. Thans voeren wij de Middellandsche Zee in, waar het niet zoo warm is als ,op Borneo. Onze kinderen vonden het zelfs zeer koud en kwamen telkens tot mij met de bede: • Grootpapa, warm toch mijne handen", 'tgeen ik natuurlijk gaarne deed. Zij wilden ook niet meer baden, wat zij tevoren tweemaal daags gedaan hadden.

Spoedig zagen wij de Zuidpunt van Italië en de hooge bergen van Sicilië.

Welk een schoon land is toch Italië! Indien ik mij 'niet ver- gis, zagen wij ook wijnbergen aan de Zuidpun t. De straat van Messina was spoedig bereikt. De zon ging heel'lijk 'op en de zee was spiegelglad. Noch in Afrika noch in Azië heb ik zulk een liefehjke, schoone plek gronds gezien als hier. Des namiddags kwamen wij een klein eiland voorbij, waarop een vuurspmyende berg is, De zwarte rookwolken stegen naar omhoog. De Neder- landsche schepen leggen gewoonlijk te Napels aan, maar onze

'15

/lEmma" ging rechtstreeks na.'U' Marseille. Den 26sten Mei kwa- men wij er aan. Nog nooit heb ik zulk een prachtigen haven gezien. Er lagen wel 100 stoomschepen, die handelswaren uit- en inlaadden.. Ook wij losten 60 kisten Indigo en namen nieuwe aardAppelen en slachtvee in. De meeste passagiers ver- liete,n hier het schip en gingen met het spoor verder. Wij ble- ven echter op de /lEmma". Door de zeeëngte van Gibraltar kwamen wij in den Atlantischen Oceaan. Wij voeren Portugal, Franhijk, Engeland voorbij en kwamen den 5den Juni gezond en wel te Amsterdam aan, waal' wij door onze oude, lieve vrienden hartelijk verwelkomd werden. Na er eenige dagen ver- toefd te hebben, vertrokken wij naar Barmen.

Nu eindig ik mijn laatste ondervindingen op de zee. Het zal wel de laatste zeereis zijn geweest. In 't geheel ben ik 578 dagen op zee geweest en heb veel storm, maal' ook windstilte beleefd. Nog iets. Wanneer gij ooit eene zeereis maakt, neemt dan toch den lieven Heel' mede. Dan is het zoo wonderschoon op de zee. Groet van mij uwe ouders en bekenden en behoudt lief uwen ouden vriend

GEORG ZmMER.

/

ziet ze slechts uit de verte, maal' als men el' naar toe gaat en ze wil betasten, zijn zij er niet meer. De geleerden noemen deze luchtspiegeling "fata morgana", omdat het bijgeloof meent, dat de fee Morgana ze in de lucht had getooverd.

Nauwelijks waren wij eenige uren in het kánaal, of wij ont- moetten een Engelsch schip, dat aan den grond zat en op zij lag.

Wij konden niet voorbij en moesten twee dagen blijven liggen, totdat de Engelschman weder vlot was geworden. Meer dan 50 Egyptenaren waren druk bezig, om er de lading uit te halen.

Gij hadt eens het gejuich moeten hOOl'en, toen wij voorbij kon- den _ stoomen. -Nu hadden wiJ' no"" twee da""en tot Port-Saïd /:) b ,

waar de kinderen chinaasappelen hegen en het schip kolen innam. In dezen haven ziet men niets dan kolen in-en uitladen.

In de stad moeten veie Fransehen wonen, die vroeger aan het kanaal werkzaam zijn geweest. Ik heb de stad niet bezocht.

Naar ik hoorde, moet er alles zeer duur zijn. Thans voeren wij de Middellandsche Zee in, waar het niet zoo warm is als ,op Borneo. Onze kinderen vonden het zelfs zeer koud en kwamen telkens tot mij met de bede: • Grootpapa, warm toch mijne handen", 'tgeen ik natuurlijk gaarne deed. Zij wilden ook niet meer baden, wat zij tevoren tweemaal daags gedaan hadden.

Spoedig zagen wij de Zuidpunt van Italië en de hooge bergen van Sicilië.

Welk een schoon land is toch Italië! Indien ik mij 'niet ver- gis, zagen wij ook wijnbergen aan de Zuidpun t. De straat van Messina was spoedig bereikt. De zon ging heel'lijk 'op en de zee was spiegelglad. Noch in Afrika noch in Azië heb ik zulk een liefehjke, schoone plek gronds gezien als hier. Des namiddags kwamen wij een klein eiland voorbij, waarop een vuurspmyende berg is, De zwarte rookwolken stegen naar omhoog. De Neder- landsche schepen leggen gewoonlijk te Napels aan, maar onze

'15

/lEmma" ging rechtstreeks na.'U' Marseille. Den 26sten Mei kwa- men wij er aan. Nog nooit heb ik zulk een prachtigen haven gezien. Er lagen wel 100 stoomschepen, die handelswaren uit- en inlaadden.. Ook wij losten 60 kisten Indigo en namen nieuwe aardAppelen en slachtvee in. De meeste passagiers ver- liete,n hier het schip en gingen met het spoor verder. Wij ble- ven echter op de /lEmma". Door de zeeëngte van Gibraltar kwamen wij in den Atlantischen Oceaan. Wij voeren Portugal, Franhijk, Engeland voorbij en kwamen den 5den Juni gezond en wel te Amsterdam aan, waal' wij door onze oude, lieve vrienden hartelijk verwelkomd werden. Na er eenige dagen ver- toefd te hebben, vertrokken wij naar Barmen.

Nu eindig ik mijn laatste ondervindingen op de zee. Het zal wel de laatste zeereis zijn geweest. In 't geheel ben ik 578 dagen op zee geweest en heb veel storm, maal' ook windstilte beleefd. Nog iets. Wanneer gij ooit eene zeereis maakt, neemt dan toch den lieven Heel' mede. Dan is het zoo wonderschoon op de zee. Groet van mij uwe ouders en bekenden en behoudt lief uwen ouden vriend

GEORG ZmMER.

/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jij en ik kunnen al deze woorden niet begrijpen, maar wij weten dat in de laatste schepping van de mens allen zullen leven op Gods manier en zij allemaal Hem zullen accepteren

Dat vragen we door Jezus Christus, uw zoon,

Dat herinnert ons aan de palmtakken waarmee de mensen Jezus toezwaaiden toen Hij Jeruzalem binnenreed op Zijn ezeltje.. Maar dit takje betekent nog

Toen ze zag hoe de regen en de storm de tuin geselden, was haar com- mentaar: «Met zo’n weer kan ik morgen misschien niet eens vertrekken.» Waarop ze in een schaterlach

Ook de bezoekers en bewoners zijn minder positief: 30 procent van de bezoekers zag het centrum de afgelopen maanden ver- slechteren (o.a. meer leegstand) en 26 procent

Leegstaande verkooppunten ten opzichte van het totaal aantal verkooppunten (incl. leisure en diensten) in het gele gebied.. Bart Smit

Sinds 29 augustus 2001 kun je kiezen voor crematie gevolgd door uitstrooiing van de as op een daartoe bestemd perceel of in de Belgische territoriale zee, of voor begraving van de

Tien jaar geleden schreef Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) al een voorstel om euthanasie toe te laten bij mensen die in een vegetatieve toestand zijn beland door een