MINSTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU
UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens
TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2011
VAK : BEDRIJFSREKENENDATUM : WOENSDAG 06 JULI 2011
TIJD : 09.45 – 11.25 UUR (MULO-III KANDIDATEN) 09.45 – 11.45 UUR (MULO-IV KANDIDATEN) DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.
MULO-III kandidaten maken de items 1 t/m 30. MULO-IV kandidaten maken de items 1 t/m 36.
Intrest
1Beschouw de volgende beweringen:
I Voor het berekenen van de intrest wordt het kapitaal altijd afgerond op hele centen. II Bij de berekening van de standvastige deler
wordt 360 gedeeld door het gegeven percentage.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
2
Iemand heeft op zijn spaarrekening SRD 550,–. Na 2 jaar zal er aan intrest SRD 77,– bijgeschreven worden.
De juiste berekening van het intrestpercentage per jaar is:
3
Op 1 februari 2009 leent Lindon SRD 6.000,– á 10% ’s jaars. Op 1 augustus van hetzelfde jaar betaalt hij het geleende bedrag en de verschuldigde intrest terug.
Het bedrag, dat hij aan intrest betaalt, is (werken met maanden)
A SRD 250,– B SRD 300,– C SRD 350,– D SRD 600,–
Vreemd geld
4Beschouw de volgende beweringen:
I De koers van het vreemd geld daalt, als de vraag afneemt en het aanbod stijgt.
II Importeurs kopen vreemd geld op bij de bank tegen de biedkoers.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
A 77 x 1% 5,50 B 77 : 2 x 1% 5,50 C 550 x 1% 77 D 77 x 2 x 1% 5,50
5
Timmy koopt een computer voor € 700,–.
Aangezien hij niet over euro’s beschikt, betaalt hij met Amerikaanse dollars.
Koersen per stuk: USD 2,80 – 2,90 Euro 3,90 – 4,00 De juiste berekening van het bedrag dat hij in USD betaalt, is:
A (700 : 4) x 2,80 B (700 : 3,90) x 2,90 C (700 x 3,90) : 2,90 D (700 x 4) : 2,80
6
Yvonne wisselt bij aankomst in Suriname een bepaald bedrag aan TTD om in SRD. Hiervan geeft zij SRD 910,– uit en wisselt de rest om in ANG. Zij ontvangt ANG 1.300,–.
Koersen per stuk: TTD 0,40 – 0,50 ANG 1,50 – 1,60
Het bedrag, dat zij aan TTD heeft omgewisseld in SRD is A TTD 2.080,- B TTD 2.925,- C TTD 5.720,- D TTD 7.475,- 7
Sandra koopt bij een plaatselijke bank een bepaald bedrag aan GBP. Zij betaalt hiervoor SRD 2.727,– inclusief SRD 27,– aan kosten.
Koersen per stuk: GBP 4,30 – 4,50 Het bedrag dat zij aan GBP ontvangt, is A 600,00 B 606,00 C 627,91 D 634,19
Goederenhandel
8Beschouw de volgende beweringen: I Bij aankoop van goederen worden de bijkomende kosten opgeteld.
II De vrachtkosten zijn afhankelijk van het nettogewicht.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
9
Tijdens de WK-voetbal 2010 ontvangt Roy bij aankoop van een televisie een korting van 10% van de normale prijs.
Deze korting bedraagt SRD 700,-. De juiste berekening van de normale prijs is: A 100 x 700 10 B 100 x 700 90 C 100 x 700 + 700 10 D 100 x 700 + 700 90 10 Verkoopfactuur: Prijs Rabat SRD 320.000,– – 20.000,– SRD ... Kosten SRD 7.500,– Commissie 5% De commissie bedraagt A SRD 14.625,- B SRD 15.000,– C SRD 15.375,– D SRD 16.000,–
Effecten
11Welke van de volgende beweringen is onjuist? A Bij de berekening van de rente bij
obligaties wordt de maand altijd op 30 dagen gesteld.
B De lopende rente wordt verrekend bij het verhandelen van obligaties.
C De lopende rente wordt berekend over de koerswaarde.
D De prijs bij obligaties wordt steeds uitgedrukt in procenten van de nominale waarde.
12
Een aandeelhouder verkoopt zijn 10 aandelen van NV AKOY nominaal SRD 20,– per stuk. Met de opbrengst kan hij precies 5 aandelen van NV BLIK met een nominale waarde van SRD 500,– per stuk tegen de koers van 150 kopen.
De juiste berekening van de prijs per stuk van een aandeel NV AKOY is:
A (5 x 150) : (10 x 20) B (5 x 100500 x 150) : (10 x 20) C (5 x 150) : 10 D (5 x 100500 x 150) : 10 13 Couponnota op1/6:
… coupons 6% obligaties nominaal SRD 1.000,– per stuk = SRD … Provisie 1% = SRD … Netto-opbrengst coupons = SRD 237,60 Vervaldagen coupons 1/6 en 1/12.
Het aantal obligaties, dat bij deze coupons behoort, is A 3 B 4 C 7 D 8
Rendement
14Beschouw de volgende beweringen:
I Kostprijs huis = Koopsom + Overdrachtskosten
II Belegd eigen geld = Kostprijs - Opbrengst hypotheek
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
15 Aankoopnota: Koerswaarde aandelen SRD 5.920,– Aankoopkosten SRD 80,– Aankoopbedrag SRD 6.000,– Dividendnota: Bruto-opbrengst dividend SRD 800,– Dividendbelasting SRD 200,– Provisie SRD 8,– SRD 208,– Netto-opbrengst dividend SRD 592,–
De juiste berekening van het rendement is: A 800 - 208 x 1% 60 B 800 - 200 x 1% 60 C 800 - 8 x 1% 60 D 800 x 1% 60 16
Iemand belegt zijn geld als volgt:
- SRD 10.000,– in een bepaald project tegen 6% rente per jaar.
- SRD 4.800,– als een lening tegen 5% rente per jaar.
Het rendement bedraagt (1 dec. n.k.)
A 5,5% B 5,7% C 11,0% D 17,6%
Indexcijfer
17Beschouw de volgende beweringen:
I Het indexcijfer wordt altijd afgerond op gehelen.
II Bij het berekenen van het indexcijfer gaat men altijd uit van een basisperiode.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
18
Jaar Jaarloon Indexcijfer 2008 SRD 10.200,– 120 2009 ... 150 2010 ... …
Met ingang van 1 januari 2010 is er een
loonsverhoging van 30% ten opzichte van 2009 toegekend.
Het jaarloon over 2010 bedraagt A SRD 10.608,– B SRD 13.260,– C SRD 16.575,– D SRD 19.890,–
Afschrijvingen
19Beschouw de volgende beweringen: I Bij afschrijving in procenten van de
aanschaffingsprijs is de jaarlijkse afschrijving constant.
II De levensduur kan berekend worden met behulp van de aanschaffingsprijs, de jaarlijkse afschrijvingen en de restwaarde.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
20 Aanschaffingsprijs auto SRD ...
Jaarlijkse afschrijving 30% van de boekwaarde. Na 2 jaar wordt de auto verkocht voor
SRD 11.000,– inclusief een winst van SRD 2.245,–.
De juiste berekening van de aanschaffingsprijs is: A 100 x (11.000 – 2.245) 49 B 100 x (11.000 – 2.245) 40 C 100 x 11.000 49 D 100 x 11.000 40 21 Aanschaffingsprijs SRD 45.000,- Restwaarde SRD 5.000,- Afschrijving een vast bedrag per jaar. Levensduur 5 jaar
De boekwaarde aan het begin van het derde jaar is A SRD 22.000, – B SRD 24.000, – C SRD 27.000, – D SRD 29.000, –
Verzekeringen
22Beschouw de volgende beweringen:
I De afmakingsprovisie wordt altijd berekend over de bruto-uitkering.
II De premie wordt uitgedrukt in % of ‰ van het verzekerd bedrag.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
23
Iemand betaalt aan premie, polis- en zegelkosten SRD 2.665,–. De poliskosten zijn SRD 50,– en de zegelkosten SRD 15,–. Het verzekerd bedrag is SRD 52.000,–.
De juiste berekening van het percentage, dat hij aan premie betaalt, is:
24
Gezonde waarde SRD 45.000,– Verzekerd bedrag SRD 40.000,– Schadepercentage 60%
Afmakingsprovisie 1% van de bruto-uitkering Het nettobedrag, dat de verzekerde ontvangt, is A SRD 23.600,– B SRD 23.760,– C SRD 26.600,– D SRD 26.730,–
Kostprijs handelaar
25Welke bewering is juist?
A De indirecte kosten kunnen per product bepaald worden.
B De handelaar werkt met een
opslagpercentage voor de directe kosten. C De vrachtkosten worden tot de indirecte
kosten gerekend.
D De verkoopkosten worden over de bruto- verkoopprijs berekend. 26 Factuurprijs Directe kosten SRD 120.000,– SRD 20.000,– Indirecte kosten 20% SRD 140.000,– SRD 28.000,– Nettowinst 25% van de verkoopprijs = Verkoopkosten 5% = SRD 168.000,– SRD ... SRD ... Verkoopprijs SRD ...
De juiste berekening van de nettowinst is: A 25% van 100 x 168.000 70 B 25% van 100 x 168.000 – 28.000 70 C 30 x 168.000 + 28.000 70 D 100 x 168.000 – 120.000 70 27 Verkoopprijs SRD 100,- Verkoopkosten SRD 10,-
Brutowinst 40% van de inkoopprijs. De inkoopprijs bedraagt A SRD 54,- B SRD 60,- C SRD 64,29 D SRD 71,43
Kostprijs Fabrikant
28Welke van de volgende kosten worden niet gerekend tot de directe kosten?
A Elektriciteitskosten B Grondstofkosten C Loonkosten D Sociale lasten A 2.665 - 65 x 1% 520 B 2.665 x 1% 520 C 2.665 - 50 x 1% 520 D 2.665 - 15 x 1% 520
29
Totale directe kosten SRD 65.000,- Indirecte kosten SRD 2.500,- Kostprijs SRD 67.500,- Nettowinst SRD 13.500,- Netto verkoopprijs SRD … Verkoopkosten 5% SRD … Bruto verkoopprijs SRD … De bruto verkoopprijs bedraagt A SRD 76.950,00
B SRD 77.142,86 C SRD 85.050,00 D SRD 85.263,16
30
Gegevens over de productie van artikel Z: Materiaalkosten SRD 90,–
Hulpstoffen SRD 4,50
Lonen SRD 84,–
Sociale lasten SRD 21,-
De juiste berekening van de totale directe kosten is:
A 90 + 4,50 B 90 + 84
C 90 + 84 + 4,50 D 90 + 84 + 4,50 + 21
VERVOLG MULO IV KANDIDATEN
Prijs per km
31
De totale constante kosten voor elke taxirit zijn SRD 0,65. De variabele kosten zijn SRD 0,80 per km. Een passagier betaalt voor een taxirit van 20 km SRD 30,–.
De juiste berekening van de winst op deze rit is: A 30 – (0,65 + 20 x 0,80) B 30 – (20 x 0,65 + 20 x 0,80) C 30 – 20 x 0,80 D 30 – 20 x 0,65
Manuurtarief
32 Loon arbeider SRD 480,– Indirecte kosten SRD 15,– Winstopslag SRD 5,– Totale kosten per week SRD 500,– De arbeider werkt 40 uren per week en49 weken per jaar. Voor elk overuur krijgt hij 2x het manuurtarief.
De juiste berekening van het overuurtarief is:
Machine-uurtarief
33Baldew heeft een waterpomp in gebruik, die gemiddeld 2.400 liter water per uur pompt. Voor het bevloeien van zijn rijstareaal is er totaal 360.000 liter water nodig, waarvoor hij SRD 2.250,- moet betalen. De constante kosten bedragen SRD 20,- per uur.
Het machine-uurtarief bedraagt
A SRD 15,- B SRD 20,- C SRD 20,94 D SRD 35,- A 49 x 480 x 2 52 x 40 B 49 x 500 x 2 49 x 40 C 52 x 480 x 2 52 x 40 D 52 x 500 x 2 49 x 40
Rentabiliteit
34Beschouw de volgende beweringen:
I De rentabiliteit van het eigen vermogen kan niet berekend worden, indien het economisch resultaat negatief is. II Het economisch resultaat is een vergoeding van het geïnvesteerd eigen vermogen.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
35
Brutowinst SRD 75.000,–
Bedrijfskosten (zonder rente) SRD 14.000,– Rente vreemd vermogen SRD 2.400,– Economisch resultaat SRD 5.600,– De juiste berekening van het gewaardeerde loon is:
A 75.000 – 14.000
B 75.000 – (14.000 – 2.400)
C 75.000 – (14.000 + 5.600)
D 75.000 – (14.000 + 2.400 + 5.600)
36
De brutowinst en de nettowinst van Firma Kena in procenten van de omzet.
x 1% 50 40 Legenda: Brutowinst 30 Nettowinst 20 10 Jaren 2006 2007 2008 2009
In welk jaar is het percentage van de bedrijfskosten het laagst? In het jaar A 2006 B 2007 C 2008 D 2009