• No results found

De foto die de vluchtelingencrisis een gezicht gaf: een framinganalyse van de Europese vluchtelingenproblematiek en de impact van ‘iconische’ nieuwsfoto’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De foto die de vluchtelingencrisis een gezicht gaf: een framinganalyse van de Europese vluchtelingenproblematiek en de impact van ‘iconische’ nieuwsfoto’s"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

De foto die de vluchtelingencrisis een

gezicht gaf

 

Een framinganalyse van de Europese vluchtelingenproblematiek en

de impact van ‘iconische’ nieuwsfoto’s

Geschreven  door  Kevin  van  der  Ploeg     10002451  

Aantal  woorden:  21,729     Inlever  datum:  22-­‐1-­‐2016    Eerste  lezer:  Peter  Vasterman     Tweede  lezer:  Mirjam  Prenger     Master  Journalistiek  en  Media

(2)

Tijdens de zomer van 2015 krijgt Europa te maken met een grote

vluchtelingentoestroom. De burgeroorlog in Syrië en de dreiging van IS zorgen ervoor dat veel mensen genoodzaakt zijn om te vluchten naar een veiligere plaats. Maar niet alleen vanuit Syrië, ook vanuit Afrika proberen mensen met gammele bootjes de Middellandse zee over te steken. Hier zitten ook economische

vluchtelingen bij. De aanhoudende stroom vluchtelingen zorgt voor veel problemen binnen de Europese Unie. De meeste vluchtelingen komen binnen via Griekenland en Italië, maar zij kunnen niet iedereen opvangen. Daarom proberen Europese leiders tot een verdeelsleutel te komen, maar dat lijkt niet eenvoudig.

In verschillende landen, waaronder Nederland, heerst er veel angst voor de vluchtelingen. De meeste burgers zitten niet te wachten op ‘deze criminelen’ en ‘gelukszoekers’. Bovendien ‘pikken ze ook onze banen en woningen in’.

Tegelijkertijd wordt er ook naar een oplossing gezocht en blijken er ook mensen die bereid zijn om wel iets voor de vluchtelingen te doen. Toch lijkt deze groep relatief klein. Dat lijkt te veranderen na de foto van Aylan Kurdi, ‘het strandjongetje’. De foto wordt trending topic op Twitter en maakt veel reacties los bij zowel burgers als

politici. Ineens lijkt iedereen bereid te zijn om iets voor de vluchtelingen te doen en worden ze niet slechts als een probleem gezien.

In deze scriptie wordt onderzocht of dit beeld klopt. Schreven de media

inderdaad erg negatief over vluchtelingen voordat de foto van Aylan Kurdi verscheen, of werd er toch vrij genuanceerd geschreven? Om dit uit te zoeken wordt in deze scriptie een framinganalyse gedaan van de Europese vluchtelingencrisis. De analyse wordt uitgevoerd op de Nederlandse kranten de Volkskrant en De Telegraaf. Hierbij wordt ingezoomd op de periode rond de publicatie van de foto. Er wordt onderzocht of er na de foto anders werd geschreven over vluchtelingen en welke impact de foto precies maakte op het publiek.

(3)

Inhoudsopgave

INLEIDING ... 4 1. KEY-EVENTS EN MEDIAHYPES ... 7 1.1KEY-EVENTS ... 7 1.2MEDIAHYPES ... 9 1.3MORAL PANIC ... 10

2. BERICHTGEVING OVER VLUCHTELINGEN ... 14

2.1DEFINITIES VAN VLUCHTELINGEN ... 14

Economische en politieke vluchtelingen ... 14

Asielzoekers ... 14

Migranten en gelukszoekers ... 15

2.2VLUCHTELINGEN IN DE MEDIA ... 15

2.2FRAMING ... 17

2.3FRAMING VAN DE VLUCHTELING ... 18

3. NIEUWSFOTO’S EN DE REALITEIT. ... 22

3.1BASISFUNCTIES VAN FOTO’S ... 22

3.2WELKE FOTO’S HEBBEN IMPACT? ... 24

3.3ICONISCH OF TOCH NIET? ... 26

4. METHODOLOGISCH KADER ... 29

4.1ONDERZOEKSVRAGEN ... 29

4.2AFBAKENING ... 32

4.3ANALYSE VAN DE NIEUWSARTIKELEN ... 33

5. ANALYSE EUROPESE VLUCHTELINGENCRISIS ... 35

5.1KORTE GESCHIEDENIS ... 35

5.2HET ONTSTAAN VAN DE HYPE ... 38

5.3FRAMING ANALYSE ... 41

5.3.1Framing in de Volkskrant ... 41

5.3.2 Framing in De Telegraaf ... 44

5.3.3 Zijn er ook nieuwe frames toe te voegen? ... 47

5.4.1WELKE VERSCHILLEN ZIJN ER TUSSEN DE BERICHTGEVING IN DE TELEGRAAF EN DE VOLKSKRANT? ... 51

5.4.2 Opvangframe vooral in Nederland ... 52

5.4.3 Humanitair maar toch negatief ... 53

5.4.4 Verschil in het oprechtheidsframe. ... 54

5.4.5 Telegraaf laat zich sterker leiden door belangrijke gebeurtenissen ... 55

5.5IN HOEVERRE VERSCHILLEN DE FRAMES TWEE WEKEN VOOR EN TWEE WEKEN NA DE PUBLICATIE VAN DE FOTO? ... 57

5.5.1 Verschil in framing Volkskrant ... 57

5.5.2 Verschil in framing Telegraaf ... 59

5.6.1IN HOEVERRE KAN DE FOTO VAN AYLAN ALS SLEUTELMOMENT WORDEN GEZIEN? . 61 CONCLUSIE ... 65

BRONNEN: ... 70

BIJLAGE 1: GEANALYSEERDE NIEUWSARTIKELEN (OP DATUM EN KRANT) ... 72

BIJLAGE 2: CODEBOEK VOOR ANALYSE NIEUWSARTIKELEN: ... 79  

(4)

Inleiding

Op 2 september 2015 verschijnt op Twitter een foto die wereldwijd trending topic wordt. Het is de foto van het jongetje dat later Aylan Kurdi blijkt te zijn. Hij ligt op zijn buik, met zijn hoofd half begraven in het zand. Het zeewater stroomt net langs hem heen. Hij is dood. Aylan is een van de vele bootvluchtelingen die de oversteek over de Middellandse Zee waagde om te vluchten voor de oorlog in Syrië. Hij is echter nog maar een peuter en heeft er niet zelf voor gekozen om te vluchten; hij is een onschuldig slachtoffer.

Niet alleen de Europese bevolking is geraakt door de foto, ook Europese leiders vinden de foto schokkend. David Cameron, de premier van Engeland, zegt diep geraakt te zijn. Een paar dagen na het verschijnen van de foto stemt hij zelfs toe om meer vluchtelingen op te vangen in Engeland (Trouw, 04-09-2015). Ook de reactie van premier Ahmet Davutolgu, van Turkije, is tekenend voor het sentiment dat de foto losmaakt. Hij vindt dat de Europese leiders moeten begrijpen dat de

vluchtelingencrisis geen juridische of politieke kwestie is, maar dat het gaat om de toekomst van de mensheid (Volkskrant, 03-09-2015). De Volkskrant doet er nog een schepje bovenop en kopt boven de foto: “Deze foto moet Europa veranderen.”

De foto verschijnt op een moment waarop de Europese vluchtelingencrisis op zijn hoogtepunt lijkt te zijn. Vooral Syrische vluchtelingen proberen dan al maanden op verschillende manieren Europa binnen te komen. Ze zijn op de vlucht voor de burgeroorlog en IS. Met gammele bootjes proberen ze de Middellandse Zee over te steken op zoek naar een beter leven in Europa. Dit zorgt voor veel onrust binnen de Europese Unie. De meeste vluchtelingen komen aan in Griekenland of Italië en willen daarvandaan verder doorreizen. Veel andere Europese landen zitten daar echter niet op te wachten en laten mondjesmaat vluchtelingen toe. Tot twee keer toe komt men binnen de Europese top niet tot een goede oplossing voor de opvang van

vluchtelingen binnen Europa.

Net als in andere Europese landen ligt ook opvang in Nederland politiek gevoelig. In april 2015 zorgde de bed, bad en brood discussie er nog voor dat het kabinet bijna viel (Volkskrant 22-04-2015). Er is wel bereidheid om vluchtelingen op te vangen, maar in beperkte mate. Vaak wordt gesteld dat vluchtelingen ‘niet ons probleem zijn’, ‘onrust veroorzaken’ en ‘potentiele criminelen’ zijn. Ook al kent Nederland een lange traditie van vluchtelingenopvang, – al in 1849 tekende

(5)

Nederland een vluchtelingenwet- vaak blijven vluchtelingen een ver-van-mijn-bed-show. Tot de zomer van 2015. In juli en augustus kreeg de IND ruim 8300

asielaanvragen van voornamelijk Syrische en Eritrese asielzoekers. De

vluchtelingencrisis werd daarmee ook ‘ons probleem’. Toch zit niet iedereen op deze vluchtelingen te wachten. Uit de berichtgeving komt naar voren dat ze genoodzaakt zijn om te vluchten, maar hier vooral een probleem vormen. Europa kan het probleem niet aan, ook Nederland niet. Zowel onder de bevolking als politiek gezien lijkt er weinig bereidheid om extra vluchtelingen op te vangen.

De foto van Aylan lijkt een keerpunt. Enkele dagen na het verschijnen van de foto lijkt ineens iedereen bereid om iets voor de vluchtelingen te doen. Niet alleen politici, maar ook burgers zijn bereid te helpen. In de media wordt het beeld geschetst dat de houding ten opzichte van vluchtelingen positiever lijkt geworden dan voor het verschijnen van de foto, maar de vraag is of dat ook klopt. De berichtgeving in kranten speelt hierbij een belangrijke rol. Enerzijds doen zij verslag wat er gebeurt, maar anderzijds dragen zij mogelijk ook bij aan een positiever of juist negatiever beeld van de vluchteling.

Media hebben een belangrijke impact op de beeldvorming van bepaalde gebeurtenissen. Politieke besluiten kunnen mede door de media worden beïnvloed. Dit geldt ook voor besluiten die worden genomen over vluchtelingen (Esses et.al, 520). Veel onderzoek dat op dit veld is gedaan richt zich vooral op Australië (McKay et.al 2011, Every et. al 2011), Europa in het algemeen (Caviedes 2015, Hebling 2014) of op oudere casussen (Nickels 2007, Van Dijk 1988).

Deze onderzoeken richten zich op de vraag welke dominante frames er aanwezig zijn in de media, maar kijken meestal niet naar eventuele sleutelmomenten die een verandering in de berichtgeving teweeg hebben gebracht. Wel wordt uit deze studies duidelijk dat er vaak negatief over vluchtelingen wordt geschreven. Daarom is het relevant om juist de huidige Europese vluchtelingencrisis te analyseren. Deze speelt zich op dit moment nog af en er is nog geen onderzoek gedaan naar de berichtgeving in de Nederlandse kranten. Bovendien lijkt het erop dat de media ditmaal veel positiever schrijven over vluchtelingen. Het is daarom interessant te onderzoeken welke frames er gebruikt worden, maar ook te analyseren welke invloed de betekenis die aan de foto van Aylan werd gegeven, namelijk die van een iconische nieuwsfoto, heeft op de verdere berichtgeving. Werd er hierdoor (nog) positiever over vluchtelingen geschreven?

(6)

Om deze vragen te beantwoorden wordt in deze scriptie onderzocht welke

frames dominant zijn in de berichtgeving over de Europese vluchtelingencrisis.

Daarbij wordt ingezoomd op een periode van vier weken: 19 augustus 2015 tot en met 16 september 2015. Er is voor deze periode gekozen zodat geanalyseerd kan worden of er een omslag in de berichtgeving heeft plaatsgevonden na het verschijnen van de foto van Aylan Kurdi. Hierbij wordt gekeken naar de twee weken voor en de twee weken na de foto van Aylan. Daarnaast is voor deze periode gekozen omdat Merkel op 31 augustus beloofde alle vluchtelingen die in Duitsland asiel aanvragen, op te vangen. Dit zorgde voor een extra toestroom van vluchtelingen richting Europa. Tijdens de analyse wordt dan ook bekeken of de artikelen refereren naar dit besluit. In de methodologie wordt hier dieper op ingegaan.

De analyse richt zich specifiek op de Nederlandse berichtgeving en focust zich op twee op twee kranten: De Telegraaf en de Volkskrant. De eerste staat bekend als een populair dagblad met de grootste oplage van Nederland, de tweede als een

kwaliteitskrant voor een hoger opgeleid publiek. De Telegraaf schreef in het verleden vaak negatief over asielzoekers. De Volkskrant was hierin neutraler. Het is daarom interessant juist deze twee kranten te vergelijken. Er wordt geanalyseerd of er een verschil in de berichtgeving waarneembaar is tussen deze kranten. Om de hoofdvraag te beantwoorden wordt eerst een theoretisch kader geschetst. In het eerste hoofdstuk wordt beschreven wat mediahypes zijn en hoe die voor morele paniek in de

samenleving kunnen zorgen. In hoofdstuk twee wordt beschreven hoe ook

vluchtelingen voor mediahypes en morele paniek zorgen. Hierbij wordt gefocust op de vraag welke frames daarbij doorgaans worden gebruikt en wat frames zijn. Ten slotte wordt beschreven welke impact een iconische nieuwsfoto zoals die van Aylan Kurdi kan hebben op de publieke opinie. Deze theorieën worden vervolgens toegepast tijdens de analyse van het Europese vluchtelingenprobleem.

(7)

1. Key-events en mediahypes

1.1 Key-events

Nieuws is er altijd. Elke dag zijn er nieuwe onderwerpen, en soms blijft een

gebeurtenis wat langer in het nieuws. Dat is de normale nieuwscyclus. Soms blijft een onderwerp echter wel heel lang in het nieuws zonder dat precies duidelijk is waarom juist dit onderwerp wekenlang het beeld domineert. Aan deze onderwerpen is een belangrijk moment voorafgegaan, een zogenaamd sleutelmoment. De eerste onderzoekers die sleutelmomenten voor het eerst uitgebreid beschreven, waren Kepplinger en Habermeijer. Zij analyseerden in hun artikel The Impact of Key Events

on the Presentation of Reality nieuwspatronen en verwachtingen van het

nieuwspubliek. Volgens hen geloven krantenlezers dat belangrijke gebeurtenissen meer aandacht krijgen dan andere nieuwsissues. Ook geloven zij dat gebeurtenissen die vaker plaatsvinden meer ruimte krijgen in de krant (Kepplinger en Habermeijer, 1995, 371.) Dit wordt de correspondentie aanname genoemd. Dit is een belangrijk gegeven want het geeft politieke, economische of sociale trends weer.

Er zijn drie mogelijke manieren waarop dit kan gebeuren. In de eerste plaats blijft de selectie voor nieuwscriteria hetzelfde, maar neemt het aantal

nieuwsgebeurtenissen toe. Ten tweede kan het zo zijn dat het aantal gebeurtenissen niet toeneemt, maar dat de nieuwsdrempel tijdelijk wordt verlaagd waardoor er alsnog een toename van het aantal berichten is. Ten slotte kan het ook zo zijn dat zowel de nieuwsdrempel wordt veranderd, en tegelijkertijd het aantal gebeurtenissen verandert. Dus meer gebeurtenissen en meer berichtgeving, meer gebeurtenissen, maar minder berichtgeving, of minder gebeurtenissen, maar meer berichtgeving. Meer

gebeurtenissen en dus meer berichtgeving is een logisch gevolg, maar de laatste twee zijn minder makkelijk te verklaren. Habermeijer en Kepplinger introduceren daarom de term key-events (372).

Een key-event is niet makkelijk verklaren, en om te bewijzen dat een gebeurtenis een key-event is, moet worden voldaan aan vijf voorwaarden (374).

- De gebeurtenis moet onafhankelijk bewezen kunnen worden, los van de gevolgen die deze gebeurtenis heeft.

- De berichtgeving van het key-event moet onderscheiden worden van soortgelijke gebeurtenissen.

(8)

- Er moeten externe data beschikbaar zijn, welke los van de nieuwsberichtgeving verzameld kan worden

- Gebeurtenissen die plaatsvinden na het key-event mogen geen gevolg zijn van eerdere nieuwsberichtgeving.

- Soortgelijke gebeurtenissen moeten onderscheiden worden van thematisch gerelateerde evenementen, zoals persconferenties die het gevolg zijn van het key event.

Key events zorgen ervoor dat de aandacht van het publiek naar een bepaald onderwerp verschuift. Hierdoor stijgt de behoefte naar extra informatie over dit onderwerp. Hetzelfde gebeurt bij journalisten. Echter, zij geven juist extra aandacht aan het onderwerp, omdat ze verwachten dat het publiek meer over het onderwerp wil weten. Ten slotte maken verschillende groepen, zoals politici en andere actiegroepen, gebruik van de media-aandacht die de key-events genereren. Het is voor deze groepen een eenvoudige manier om hun boodschap te verkopen. Daarnaast kunnen key-events ervoor zorgen dat wetgeving wordt aangepast.

Kepplinger en Habermeijer trekken zes conclusies (376)

1) Na een key-event publiceren journalisten meer over een bepaald onderwerp, maar in een breder kader.

2) Na een key-event is er meer berichtgeving over soortgelijke gebeurtenissen, zelfs als het aantal gebeurentissen niet toeneemt.

3) Ook gebeurtenissen die voor het key-event plaatsvonden krijgen ineens aandacht.

4) Er worden overeenkomsten gezocht tussen eerdere en huidige gebeurtenissen. 5) Na een key-event is er meer aandacht voor thematisch gerelateerd nieuws,

zoals persconferenties of demonstraties welke betrekking hebben op het key-event.

6) Als er veel aandacht wordt gegeven aan een key-event, is de kans groot dat ook toekomstige gebeurtenissen die binnen het thema van het key-event vallen weer (groot) nieuws worden.

Key-events zijn dus gebeurtenissen die een bepaald onderwerp ineens hoog op de nieuwsagenda zetten. Dit onderwerp past vaak binnen een breder kader, waardoor

(9)

gebeurtenissen die binnen dit kader passen ook nieuws worden. Hierdoor ontstaat een nieuwsgolf die wekenlang het beeld kan domineren; een mediahype.

1.2Mediahypes

Een hype wordt meestal gedefinieerd als een breed gedeelde, plotselinge

belangstelling voor iets. Dit kan een bepaalde bezigheid zijn, maar het kan ook een gedeelde belangstelling voor een bepaald onderwerp zijn, zoals een

nieuwsontwikkeling.

In de zomer van 2015 domineert de vluchtelingencrisis het nieuwsbeeld. Wekenlang lijkt het nergens anders over te gaan. Een van de belangrijkste onderzoekers op het gebied van mediahypes is Vasterman. Hij definieert een mediahype als een

mediabrede, snel piekende nieuwsgolf die een gebeurtenis als startpunt heeft en die voor het grootste deel het gevolg is van zichzelf versterkende processen bij de nieuwsproductie (Vasterman 2005, p 511). Een mediahype is dus een proces dat zichzelf versterkt waarbij het nieuws niet alleen nieuw nieuws genereert, maar ook de maatschappelijke gevolgen, die vervolgens ook weer nieuws opleveren (Vasterman 2005, p 511).

Vasterman kijkt naar de processen die zich afspelen tijdens een mediahype. Volgens hem is een mediahype een dynamisch proces. In de eerste plaats is er een positieve feedbackloop. Onder normale omstandigheden verslaat het nieuws een gebeurtenis, en na verloop van tijd neemt de aandacht voor deze gebeurtenis af. Soms gebeurt dit niet en gaat het nieuws een eigen leven leiden. Het gevolg hiervan is dat de gebeurentis nog belangrijker wordt, waardoor er vervolgens nog meer verslag van wordt gedaan (Vasterman 2005, 513).

Dit zelfversterkende proces start met een key-event zoals beschreven door Kepplinger en Habermeijer. Deze gebeurtenis krijgt meer aandacht dan normaal. Dit kan zijn omdat het verhaal zich leent voor uitgebreide berichtgeving, maar net zo goed omdat er die dag toevallig niets anders belangrijks gebeurde. Deze gebeurtenis kan los staan van het nieuws, zoals een vliegtuigcrash of een brand, maar het kan ook een interview of een onthulling zijn. Als deze gebeurtenis voor genoeg

vervolgverhalen kan zorgen is kans aanwezig dat het een mediahype wordt (Vasterman 2005, 514).

Als een nieuwsgebeurtenis uitgroeit tot mediahype wordt het in een breder perspectief geplaatst. Hierdoor vallen veel andere nieuwsgebeurtenissen binnen het

(10)

bredere perspectief van de mediahype. Dit zorgt er tegelijkertijd voor dat de

nieuwsselectie erg selectief wordt. Nieuws dat niet binnen het frame valt wordt vaak genegeerd, waardoor andere invalshoeken onderbelicht blijven. Vaak worden bij een mediahype vergelijkbare zaken gezocht (514). Als er bijvoorbeeld een vliegtuigcrash plaatsvindt welke uitgroeit tot een mediahype zullen ook andere vliegtuigcrashes die eerst niet het nieuws haalden alsnog nieuws worden.

Deze intensieve jacht op nieuws zorgt ook voor reacties uit de samenleving. Mensen vertellen persoonlijke verhalen over wat zij hebben meegemaakt, overheden geven statements en maken van de hype gebruik om hun visie op de zaak te geven. Daarnaast zijn er ook allerlei belangengroepen die meeliften op de hype en proberen om bijvoorbeeld bepaalde regelgeving te veranderen naar aanleiding van de hype. Er is dus een constante interactie tussen het publiek en de media. De media verslaat niet slechts de nieuwsgebeurtenis, maar ‘maakt’ ook nieuws van de reacties uit de

samenleving.

Ten slotte constateert Vasterman dat de hype zomaar over kan zijn. Er zijn steeds minder nieuwe bronnen, de interesse in het onderwerp verzwakt of er is ineens ander belangrijk nieuws. De mediahype verdwijnt uiteindelijk helemaal uit het nieuws, maar dat wil niet zeggen dat deze niet meer terugkeert. Doordat een onderwerp uitgebreid in het nieuws is geweest, is de kans groter dat een nieuwe gebeurtenis binnen hetzelfde thema ook weer uitgroeit tot een mediahype.

Een hype kan ook voor onrust zorgen in de samenleving. Vasterman schrijft in zijn onderzoek bijvoorbeeld over de berichtgeving van zinloos geweld. Één zaak was het startpunt dat ervoor zorgde dat andere gevallen van zinloos geweld ook werden opgepakt door de media. Dit terwijl het aantal gevallen van zinloos geweld in die jaren niet gestegen was. In de samenleving heerste echter het beeld dat zinloos geweld een serieus probleem is dat alleen maar toenam. Dit zorgde voor onterechte morele paniek.

1.3 Moral panic

De term moral panic is een bekend begrip voor onderzoekers in de sociologie, criminologie, maar ook bij mediastudies. Het begrip kent een lange geschiedenis, maar vond zijn weg naar de academische wereld toen McLuhan het in 1964 in zijn boek Understanding media introduceerde. Het kreeg pas echt grote wetenschappelijke

(11)

bekendheid nadat Cohen in 1972 een studie uitvoerde naar jeugdcultuur en media. In het boek Folk Devils and Moral Panics omschrijft hij moral panics als volgt:

Societies appear to be subject, every now and then, to periods of moral panic. A condition, episode, person or group of persons emerges to become defined as a threat to societal values and interests; its nature is presented in a stylized and stereotypical fashion by mass media; the moral barricades are manned by editors, bishops,

politicians and other right-thinking people; socially accredited experts pronounce their diagnoses and solutions; ways of coping are evolved or (more often) resorted to; the condition then disappears; submerges or detoriates and becomes more visible.

(Cohen, 2004, p.1)

Een persoon, of groep personen wordt dus ineens gezien als een gevaar voor de samenleving, zij zijn de ‘folk devils’. Deze groep wordt in de media eenzijdig afgeschilderd. Tegelijkertijd doen allerlei experts, politici en andere sociale

entrepreneurs suggesties om ‘het probleem’ op te lossen. Dit zorgt ervoor dat het

probleem juist groter wordt gemaakt dan dat het werkelijk is. Cohen hangt aan zijn begrip geen waardeoordeel. Morele paniek lijkt echter wel degelijk een negatieve lading te hebben. De media vergroten een bepaald probleem immers uit, wat niet altijd terecht is. Het probleem bestaat soms niet eens, maar door de media-aandacht lijkt dit wel zo. De media zijn dus zelf de veroorzaker van de paniek. Soms zijn er echter al wel problemen en nu lijkt het alsof de media een sociaal probleem het beste kunnen negeren, maar dat is ook geen oplossing. Daarmee wordt het probleem ook niet opgelost. In zijn studie geeft Cohen geen bevredigend antwoord op de vraag hoe de media dan wel met sociale problemen moeten omgaan. Het kan niet zo zijn dat morele paniek zomaar ontstaat, maar volgens verschillende onderzoekers kan het ook niet zo zijn dat morele paniek slechts door de pers wordt aangewakkerd. Moral Panics is daarom door veel onderzoekers onderzocht, toegepast op case-studies en

bekritiseerd.

Een bekende vervolgstudie komt van Goode en Ben-Yehuda. In hun artikel

Moral Panics: Culture, Politics, and Social construction geven zij 3 modellen hoe

morele paniek kan ontstaan. In de eerste plaats is er het ‘grassroots model’. Dit model gaat ervanuit dat morele paniek altijd ontstaat vanuit de samenleving. Een breed gedeelde angst kan uitgroeien tot morele paniek als andere groepen zoals media en politici hierop inspelen. In dit model kunnen de media niet zomaar morele paniek veroorzaken. De issues die beschreven worden, moeten namelijk al in de samenleving spelen. Als de media zelf een probleem creëren neemt het publiek dit niet zomaar over (Goode en Ben-Yehuda, 1994, 161).

(12)

Het tweede model is het ‘elite-gestuurde model’. Deze theorie stelt dat een kleine machtige groep de samenleving bewust bang maakt en paniek zaait onder het publiek. Dit doen zij om de aandacht af te leiden van echte problemen in de

samenleving, die de elite in gevaar kan brengen. In dit model wordt dus uitgegaan van een elite die controle heeft over alle facetten van de samenleving, waaronder de media (Goode & Ben-Yehuda, 1994, 164). Bij deze aanname wordt verondersteld dat het publiek erg beïnvloedbaar is en alles zomaar aanneemt.

De derde theorie is de ‘belangengroepen-theorie’. Deze theorie wordt het vaakst gebruikt om morele paniek te verklaren. Belangengroepen, zoals professionele instellingen, de media, educatieve organisaties, religieuze organisaties of politieke partijen proberen bepaalde veranderingen door te voeren in de maatschappij door onterechte angst te creëren. De vraag die dan ook centraal staat is: wie heeft er belang bij als een bepaald issue als gevaar voor de maatschappij wordt gezien (Goode & Ben-Yehuda, 1994, 166)?

Elk van de drie bovenstaande theorieën heeft zijn tekortkomingen. Goode en Ben-yehuda concluderen dan ook dat morele paniek waarschijnlijk ontstaat door een combinatie van de modellen. Een angst die al leeft onder de samenleving kan pas overgaan in morele paniek als er in de pers over wordt geschreven; en daarvoor is vaak een spreekbuis zoals een (belangen)organisatie nodig die het probleem kan duiden (167). Bij morele paniek is er dus een combinatie van factoren die ervoor zorgen dat er maatschappelijke angst ontstaat. Soms is deze angst terecht, maar vaak overdrijft de media ook de ernst van de zaak. Door de uitgebreide berichtgeving ontstaat er een mediahype waardoor een klein issue uit kan groeien tot groot maatschappelijk probleem.

In dit hoofdstuk is beschreven hoe bepaalde sleutelmomenten kunnen

uitgroeien tot een mediahype. Sleutelmomenten zijn gebeurtenissen die ervoor zorgen dat een bepaald issue en een bepaalde framing van dat issue ineens veel meer en langer de aandacht krijgt dan normaal. Als dit gebeurt, kan er gesproken worden van een mediahype. Het issue wordt ingekaderd binnen een breder thema en al het nieuws dat binnen dit thema valt wordt ook weer nieuws. Zo’n hype kan er voor zorgen dat er morele paniek ontstaat in de samenleving. Men heeft het gevoel dat de culturele identiteit wordt bedreigd. Wanneer dit het geval is, is er meestal een persoon of groep personen die verantwoordelijk wordt gehouden voor het maatschappelijke probleem. Hierbij wordt vaak gewerkt met stereotype beelden, waardoor de groep als geheel

(13)

negatief omschreven wordt. Ook vluchtelingen kunnen zorgen voor mediahypes en morele paniek. In het volgende hoofdstuk wordt gekeken hoe er doorgaans over hen in de media wordt geschreven.

(14)

2. Berichtgeving over vluchtelingen

In de media worden veel verschillende termen gebruikt om vluchtelingen te

omschrijven. Woorden zoals asielzoekers, vluchtelingen, migranten en gelukszoekers zijn definities die vaak door elkaar gebruikt worden. Op het eerste gezicht lijken de begrippen niet veel van elkaar te verschillen, maar de betekenis verschilt wel degelijk.

2.1 Definities van vluchtelingen

Economische en politieke vluchtelingen

De eerste officiële definitie van een vluchteling werd in 1951 vastgesteld in Geneve. Het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties omschrijft een vluchteling als een persoon die vervolging te vrezen heeft vanwege zijn ras, godsdienst, politieke

overtuiging, of omdat hij/zij tot een bepaalde sociale groep behoort of een bepaalde nationaliteit heeft (OHCHR). Vluchtelingen mogen niet worden teruggestuurd naar een land waar zij vervolgd kunnen worden. In eerste instantie gold dit verdrag alleen voor Europese vluchtelingen. Dit werd later uitgebreid naar alle vluchtelingen, waar ook ter wereld. Kort gezegd is een vluchteling dus iemand die vervolging te vrezen heeft in zijn eigen land.

Europese politici hanteren deze definitie als zij spreken over vluchtelingen. Deze strikte afbakening zorgt ervoor dat alleen ‘echte’ vluchtelingen asiel aan kunnen vragen binnen de Europese Unie. Aan ‘nep’ vluchtelingen wordt geen asiel verleend (Nickels 40). Met ‘nep’ vluchtelingen worden vluchtelingen bedoeld die om andere redenen dan zoals die omschreven staan in het Vluchtelingenverdrag van de

Verenigde Naties asiel aanvragen. Politici zien politieke vluchtelingen als ‘echte’ vluchtelingen. Zij hebben immers echt iets te vrezen. Economische vluchtelingen worden meestal gezien als ‘nep’ vluchtelingen die hier alleen maar naartoe komen vanwege de kans op een beter economisch leven dan in hun thuisland (41).

Asielzoekers

Hierboven werd al het onderscheid gemaakt tussen economische en politieke

vluchtelingen. Dit verschil is belangrijk. In de media worden het woord asielzoeker en vluchteling vaak door elkaar gebruikt, maar er is een essentieel verschil. Asielzoekers zijn in principe iedereen die een asielaanvraag doet (van Gorp 2005, 491). De

(15)

aanvragen van politieke vluchtelingen, die om politieke redenen individueel bedreigd worden, moeten volgens het vluchtelingenverdrag geaccepteerd worden. De

asielzoekersstatus wordt dan veranderd naar een vluchtelingstatus. Asielzoekers zijn vanaf dat moment officieel vluchteling. Economische vluchtelingen en vluchtelingen die zijn binnengekomen via een ander veilig (Europees) land mogen worden

geweigerd.

Migranten en gelukszoekers

Naast de begrippen asielzoekers en vluchtelingen zijn er nog twee begrippen die vaak gebruikt worden: migranten en gelukszoekers. Migranten zijn mensen die simpelweg verhuizen van de ene naar de andere plek. De reden waarom maakt hierbij niet uit. Iemand kan bijvoorbeeld verhuizen vanwege een relatie, werk in een ander land of andere omstandigheden. Bij een migrant zijn er dus geen ernstige motieven om van de ene naar de andere plek te trekken (unhcr.org). Ten slotte wordt ook het woord

gelukszoeker zo nu en dan gebruikt. Het Nederlandse Groene boekje omschrijft een gelukszoeker als “iemand die naar een ander land, een andere streek, of een stad trekt om er zijn geluk te zoeken.” Deze term heeft dan ook vaak een negatieve connotatie en wordt meestal gebruikt om economische vluchtelingen aan te duiden.

2.2 Vluchtelingen in de media

In het voorgaande stuk is vooral omschreven met welke termen vluchtelingen worden aangeduid. Dit zegt nog niets over wanneer en hoe de media over ze schrijft. Zoals in de inleiding al werd gesteld komen vluchtelingen wel vaker in het nieuws, maar vaak blijft het een ver-van-mijn-bed-show. In Collateral Coverage: Media images of

Afghan Refugees during the 2001 Emergeny stelt Wright dat het Westen pas aandacht

heeft voor vluchtelingen op het moment dat de crisis zo’n aanvang aanneemt dat het simpelweg niet meer genegeerd kan worden. Daarnaast is het belangrijk dat er veel dramatische beelden te zien zijn die impact maken op het Westerse publiek (Wright 1).

De Europese vluchtelingencrisis voldoet aan allebei deze voorwaarden. De stroom aan vluchtelingen groeit en ook het aantal asielaanvragen bij het IND neemt toe. Bovendien zorgden de beelden van de overvolle bootjes en kampen met

(16)

zin). Dit wil echter niet zeggen dat vluchtelingen per se positief worden geportretteerd in de media. In de jaren ’80 kreeg Nederland bijvoorbeeld te maken met een grote toestroom van Tamils. In eerste instantie ging de berichtgeving vooral over hoe de Tamils vluchtten van Sri Lanka naar Nederland. Ze werden echter niet aangeduid als vluchtelingen, maar als illegalen. Daarnaast was er geen berichtgeving die de

mogelijke voordelen van een nieuwe groep voor onze economie of cultuur beschreef (Van Dijk 175).

De Tamils werden dus vooral neergezet als onwelkome, illegale vluchtelingen. Dit beeld werd versterkt door uitspraken zoals die van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Zij meende dat de Tamils hier naartoe waren gevlucht wegens

economische redenen en niet vanwege de angst om vervolgd te worden. Deze uitspraken van officiële overheidsinstanties werden vervolgens weer in de media overgenomen, waardoor het negatieve sentiment over Tamils de boventoon voerde in de berichtgeving (180).

Van Dijk is niet de enige die concludeert dat de media vaak negatief schrijven over vluchtelingen. In een paper over de moord op een Turkse asielzoeker in Glasgow schrijft Carolynne Coole dat minderheden vaak als een sociaal probleem worden gezien (Coole 842). Ook in Schotland is er onderzoek gedaan naar de berichtgeving over vluchtelingen. Mediaberichtgeving over asielzoekers was vaak negatief of zelfs vijandig over de aanwezigheid van asielzoekers in het land (Mollard 25). Andere onderzoeken in bijvoorbeeld Australië (McKay et.al) komen tot soortgelijke conclusies: vluchtelingen worden meestal negatief omschreven in de media.

Uit bovenstaande blijkt dat de media doorgaans erg negatief over

vluchtelingen schrijven. Het is echter te simplistisch de conclusie te trekken dat de media verantwoordelijk zijn voor het negatieve beeld dat over vluchtelingen heerst. De media weerspiegelen namelijk slechts datgene wat er in de maatschappij leeft. Als zowel overheidsinstanties als grote groepen in de maatschappij zich negatief uitlaten over vluchtelingen, komt dit beeld ook naar voren in de mediaberichtgeving. Veel mensen willen de vluchtelingen bijvoorbeeld niet bij hen in de buurt. Daarnaast zijn er vaak problemen bij de opvang. De media schrijven hierover en politici en

belangengroepen reageren hier vervolgens weer op. Daardoor krijgt het negatieve karakter al snel de overhand. Hier valt echter wel een kanttekening bij te plaatsen. Media kunnen uiteraard ook de andere kant van de zaak belichten door vluchtelingen aan het woord te laten. Dit kan in de vorm van reportages of interviews. Wanneer

(17)

overwegend overheidsinstanties aan het woord worden gelaten ontstaat vaak een eenzijdig beeld. Daarbij, zo stelt Coole, zijn lezers prima in staat hun eigen mening te vormen na het lezen van een artikel of het zien van een nieuwsitem (849). Als deze te ongenuanceerd is, is de nieuwsconsument prima in staat dit te bekritiseren zonder het negatieve of positieve beeld over te nemen. Dit heeft te maken met framing.

2.2Framing

Uit voorgaande blijkt dat vluchtelingen vaak negatief worden omschreven zodra ze onze kant opkomen. Dit gebeurt door middel van framing. Framing is een manier van de media, maar vaak ook van politici, om een onderwerp op een bepaalde manier te duiden. Door de hele tijd hetzelfde frame te gebruiken begrijpt het publiek bepaalde onderwerpen beter. Daarnaast zorgt een frame ervoor dat een onderwerp op een bepaalde manier wordt ingekaderd. Een frame zorgt ervoor dat mensen bepaalde associaties krijgen met een onderwerp. De Vreese maakt in het artikel News Framing:

Theory and typology een onderscheid tussen twee verschillende soorten vormen van

framing: frame-building en frame setting.

Frame-building refereert naar factoren die invloed hebben op de vorming van een frame. Er bestaan binnen de journalistiek verschillende factoren die frames bepalen, maar deze kunnen niet los worden gezien van factoren die buiten de

journalistiek staan. Hierbij moet gedacht worden aan publieke opinies of het politieke debat. Frame-setting gaat over de manier waarop mensen omgaan met frames. Vaak hebben mensen al bepaalde voorkennis over een onderwerp, en deze kennis bepaalt hoe ze een frame interpreteren (Vreese, 2005, 52). Bijna iedereen heeft voorkennis over de Tweede Wereldoorlog. Het is daarom eenvoudig om andere oorlogen in deze context te vergelijken. Dit kan handig zijn omdat men bepaalde dingen hierdoor beter begrijpt, maar het kan er ook voor zorgen dat er een eenzijdig beeld ontstaat. Door te refereren naar een bepaald kader, worden andere referentiekaders namelijk

uitgesloten.

Net werd al kort benoemd dat zowel journalisten als politici gebruik maken van framing. Entman, Matthes en Pellicano maken een onderscheid tussen deze verschillende vormen van framing: journalistieke en strategische frames (179). Strategische frames zijn frames die gebruikt worden door politici om hun boodschap te verkopen. Dit frame is een bewuste strategische keuze om het publieke debat te

(18)

beïnvloeden. Soms gebeurt het dat de media, al dan niet onbewust, deze frames overnemen. Het journalistieke frame is (deels) een manier voor journalisten om met grote hoeveelheden informatie om te gaan. Journalisten gebruiken vaak informatie die al in een bepaald frame past om een eenduidig verhaal te vertellen. Hierdoor wordt het onderwerp ook meteen ingekaderd en in een bepaalde richting geduwd. Volgens Entman is een frame is vaak een vaststaand gegeven dat moeilijk verandert nadat het eenmaal in gebruik is genomen. Alleen belangrijke gebeurtenissen kunnen

journalistieke frames veranderen of beïnvloeden (180).

2.3 Framing van de vluchteling

Framing wordt gebruikt om een nieuwsverhaal in een bepaalde context te zetten. Dit kan zowel een positieve als een negatieve context zijn. Zoals eerder al duidelijk werd, worden vluchtelingen vaak als probleem omschreven. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de frames die daarvoor worden gebruikt. De meeste literatuur over de framing van vluchtelingen in het nieuws gaat over de framing van vluchtelingen in Australië (McKay et.al 2011, Every et. al 2011). Australië kent een streng

vluchtelingenbeleid en adviseerde Europa in april 2015 om dezelfde strenge aanpak te hanteren (Volkskrant, 22 april 2015). Dit strenge beleid is ook terug te zien in de mediaberichtgeving in Australië.

In 2001 zat Australië midden in verkiezingstijd. Tegelijkertijd kreeg zij te maken met een grote toestroom asielzoekers, vaak bootvluchtelingen genoemd. Gale onderzoekt in zijn artikel The refugee crisis and fear: Populist politics and media

discourse welke frames er dominant waren tijdens deze periode. Ten eerste

onderscheidt hij het humanitaire-crisis frame (327). Dit frame benadrukt het

menselijke drama dat de vluchtelingen moeten doorstaan. Hun keuze was om zich te onderwerpen aan de ideologie van de Taliban of te vluchten. Artikelen die dit frame hanteren focussen zich op het groeiende aantal vluchtelingen en de overvolle

vluchtelingenkampen, maar benadrukken de humane kant van de vluchtelingencrisis: de vluchtelingen konden niet anders.

Het tweede frame dat vaak terugkeert in de berichtgeving is het grensbewakingsframe (329). In dit frame wordt benadrukt dat er betere

grensbewaking moet komen. Vluchtelingen worden hierbij gezien als een gevaar voor de nationale veiligheid. Het gevaar van mensenhandel, wapen- en drugssmokkel

(19)

worden vaak in dit frame genoemd. Daarbij wordt de toestroom van vluchtelingen een ‘crisis’ genoemd. Dit kan herkend worden door krantenkoppen zoals: het zijn er te veel; er moet een oplossing komen; premier overlegt over vluchtelingen etc. Het belangrijkste element van dit frame is echter dat de vluchtelingen als ‘de ander’ worden gezien. Ze horen er niet bij en liever heeft Australië ze ook niet. Het tweede frame contrasteert dan ook met het eerste frame.

Ten slotte onderscheidt Gale ook een derde frame: het mensenrechtenframe (331). Dit frame lijkt op het eerste frame, maar verschilt doordat in dit frame de rechten van vluchtelingen centraal staan. Er wordt hierbij meer gekeken naar datgene waar vluchtelingen volgens de wet recht op hebben. Het eerste frame bekijkt dit meer vanuit een moreel en menselijk standpunt. De vluchtelingen worden ook in dit frame als ‘de ander’ gezien. Ze moeten volgens bepaalde wetten geholpen worden, maar liever heeft Australië de vluchtelingen niet. Gale concludeert dan ook dat

vluchtelingen vaak als probleem worden gezien. Hij noemt dit ‘fear of the other’. Ook andere onderzoekers troffen vaak soortgelijke frames aan in de berichtgeving over vluchtelingen. Soms worden ze alleen net iets anders benoemd.

Henry Nickels deed bijvoorbeeld onderzoek naar het asieldebat in Luxemburg en onderscheidde daarbij vier verschillende soorten frames.

In de eerste plaats onderscheidt hij het menselijke waardigheidsframe. Dit frame vertoont veel raakvlakken met het humanitaire-crisis frame van Gale. In de berichtgeving worden vluchtelingen en asielzoekers neergezet als mensen die ‘onze’ hulp echt nodig hebben. Deze mensen zijn op de vlucht en verdienen het om geholpen te worden (Nickels 49). Omdat dit frame sterk overeenkomt met het humanitaire crisis frame van Gale, worden deze frames in het vervolg als een frame benoemd: het

humanitaire-crisis frame. Het tweede frame dat regelmatig terugkeert in de berichtgeving is het oprechtheidsframe (50). Dit komt deels overeen met het mensenrechtenframe van Gale. Daar waar het in het mensenrechtenframe gaat om waar de vluchtelingen recht op hebben, gaat het in het oprechtheidsframe om de vraag welke vluchtelingen wel en welke niet recht hebben op asiel. In dit frame wordt dus ook een onderscheid gemaakt tussen economische en politieke vluchtelingen. Omdat ook deze frames sterke overeenkomsten vertonen, zijn deze samengevoegd tot het oprechtheidsframe.

Het derde en vierde frame dat Nickels onderscheidt zijn het administratieve frame en het terugkeer-naar-huis frame (51). Het administratieve frame gaat over de

(20)

‘lastenverdeling’ van vluchtelingen binnen Europa. Het gaat er hierbij om dat elk lidstaat in Europa een evenredig deel van de vluchtelingen moet opvangen, zodat niet alle vluchtelingen in een land opgevangen hoeven worden. Het terugkeer-naar-huis-frame benadrukt dat vluchtelingen, zodra dat mogelijk is, zo snel mogelijk weer teruggestuurd moeten worden naar hun land van herkomst.

De frames die hierboven zijn beschreven, zijn op te delen in twee uitersten. Enerzijds zijn er frames die (deels) positief zijn over de komst van vluchtelingen zoals

bijvoorbeeld het humanitaire- en het oprechtheidsframe. Anderzijds zijn er de

negatieve frames. Hierin wordt een beeld geschetst waarbij men de vluchtelingen het liefst zo snel mogelijk ziet verdwijnen. Bijvoorbeeld het grensbewakingsframe en het terugkeer naar huisframe. Het administratieve frame ligt meer in het midden. In dit frame wordt vooral beschreven hoe de vluchtelingen het beste geholpen kunnen worden.

Het is duidelijk dat frames dus niet alleen handig zijn om om te gaan met veel informatie, frames geven ook een boodschap af. Sommige frames zijn dan ook populistischer dan anderen en kunnen zorgen voor zowel politieke als

maatschappelijke polarisatie. Bij gevoelige onderwerpen zoals vluchtelingen is deze polarisatie heel snel voelbaar. Als de vluchtelingen dichtbij Nederland komen ontstaat er morele paniek. Enerzijds zijn er mensen die bang zijn voor hun banen en kinderen. Anderzijds zijn er mensen die vinden dat de vluchtelingen recht hebben op hulp. Dit is goed terug te zien in de soorten frames. Het grensbewakingsframe en terugkeer-naar-huis-frame worden vooral gebruikt door de eerste groep. Terwijl het humanitaire frame eerder gebruikt wordt door de tweede groep.

In dit hoofdstuk is een beeld geschetst op welke manieren vluchtelingen in de media omschreven worden. Er is eerst kort verklaard welke woorden er worden gebruikt om vluchtelingen te omschrijven en waarom deze niet allemaal hetzelfde betekenen. Er is aangetoond dat er een verschil is tussen de woorden economisch en politiek vluchteling, asielzoeker, migrant en gelukszoeker. De media gebruiken deze woorden regelmatig door elkaar, maar geven hiermee een bepaalde kleur mee aan de berichtgeving. Daarna is aangetoond dat er doorgaans negatief over vluchtelingen wordt geschreven. Vervolgens is ingegaan op de vraag welke frames hiervoor gehanteerd worden. Hiervoor is gefocust op de onderzoeken van Gale en Nickels. Daaruit volgden, na samenvoeging van twee sterk op elkaar lijkende frames, vijf

(21)

frames: Het humanitaire-crisis frame, het grensbewakingsframe, het

oprechtheidsframe, het administratieve frame en het terugkeer-naar-huis frame. In de analyse van hoofdstuk 4 wordt gekeken of deze frames terug zijn te vinden in de berichtgeving over de Europese vluchtelingencrisis.

In het volgende hoofdstuk wordt onderzocht hoe frames kunnen veranderen door de impact van een nieuwsfoto.

(22)

3. Nieuwsfoto’s en de realiteit.

In hoofdstuk één werd gesteld dat het Westen pas aandacht heeft voor vluchtelingen op het moment dat de crisis zo’n omvang aanneemt dat het simpelweg niet meer genegeerd kan worden. Zodra de vluchtelingen richting het Westen komen kan er niet meer worden weggekeken. Daarnaast is het belangrijk dat er veel dramatische beelden te zien zijn die een grote impact op het publiek hebben (Wright, 2002, 1). Een bekend gezegde luidt dat een foto meer zegt dan 1000 woorden. Ondanks dat er in kranten veelvuldig gebruik wordt gemaakt van foto’s, is er weinig onderzoek gedaan welke impact deze foto’s op het publiek hebben. Veel onderzoek richt zich op de vraag of mensen een nieuwsbericht beter lezen als er een foto bij het artikel staat (Zillman et al. 2001, Zillman et al. 2002). Ook gaat veel onderzoek over de impact van

oorlogsfoto’s op de beeldvorming in Amerika (Anden-Papadopoulos 2008). In deze scriptie draait het echter om de vraag of de foto van Aylan een verandering in de beeldvorming teweeg heeft gebracht en welke factoren daaraan hebben bijgedragen. Daarom wordt in de volgende twee paragrafen gekeken welke impact nieuwsfoto’s in het algemeen hebben en hoe een iconische nieuwsfoto er zelfs voor kan zorgen dat de beeldvorming over een bepaald onderwerp verandert.

3.1 Basisfuncties van foto’s

De studie van Pfau et al. vormt hierbij een goed uitgangspunt. Hun onderzoek gaat over foto’s van de oorlog in Irak, maar de basis van dit onderzoek is goed toepasbaar op andere nieuwsfoto’s. Volgens Pfau et al. hebben nieuwsfoto’s drie verschillende functies. Foto’s kunnen de houding van het publiek ten opzichte van een bepaald onderwerp beïnvloeden (Pfau et al 2006, 151). In het begin was er veel steun voor de Irakoorlog, maar later kwam er steeds meer kritiek. Dit kwam mede door foto’s en beelden in het nieuws. Hetzelfde gebeurde tijdens de Vietnamoorlog. De foto van het meisje dat naakt met napalm op haar lichaam te zien was, was een van de foto’s die de kritiek op deze oorlog alleen maar sterker maakte.

In de eerste plaats trekken foto’s de aandacht van de lezer. Visuele stimuli zijn vaak de basis om een verhaal te lezen. Tekst geeft veel informatie, maar met een foto kan de lezer worden aangezet een bepaald stuk wel of niet te lezen. Volgens Bamhurst lezen veel mensen een krant of magazine niet, maar scannen ze het. Ze kijken naar de kop en naar de foto’s (Bamhurst in Pfau et al. 2006, 152). Als een foto en/of kop de

(23)

aandacht trekt wordt het bijbehorende stuk vaak ook gelezen. Een krant staat vol met tekst en veel lezers hebben niet de tijd om alles te lezen dus maken ze een selectie op basis van andere informatie. Wanneer er een ‘aantrekkelijke’ foto bij staat is de kans drie keer zo groot dat een artikel wordt gelezen

In de tweede plaats zorgen foto’s ervoor dat een verhaal geloofwaardiger overkomt. In andere woorden: zien is geloven. Ook al is een stuk tekst objectief geschreven, volgens Kepplinger zien lezers foto’s als de ‘echte’ waarheid (Kepplinger in Pfau et al, 2006, 152). Een foto laat precies zien wat er aan de hand is, terwijl geschreven tekst vol met nuances en tegenstrijdigheden kan zitten. Dit is opvallend. De afgelopen 10 jaar zijn er door de komst van sociale media steeds meer

mogelijkheden om nieuwsfoto’s snel met elkaar te delen. Deze beelden kunnen makkelijk bewerkt worden met foto- en videobewerkingsprogramma’s. Niet alleen geschreven tekst belicht soms maar een kant van een verhaal. Ook foto’s laten bijna altijd maar een kant van het verhaal zien.

Een derde belangrijk element van nieuwsfoto’s is dat ze makkelijker en langer te herinneren te zijn dan een stuk tekst. Sommige foto’s hoef je maar een keer te zien om deze de rest van je leven te herinneren. Denk aan foto’s zoals de Amerikaanse soldaat die net na de Tweede Wereldoorlog een vrouw kust op Times Square, de foto van Kim Phuc, de bouwvakkers die lunchen op het nog onvoltooide Empire State building of de foto van de brandende WTC-torens net na de aanslag in 2001.

Aan foto’s wordt meteen een bepaalde betekenis gehangen, terwijl tekst woord voor woord moet worden opgeslagen. Bij een tekst moet de lezer vervolgens ook nog mentale beelden bedenken. Bij een foto hoeft dit niet. Dit zorgt ervoor dat een foto veel beter en sneller herinnerd wordt dan een stuk tekst (Pfau et al, 2006, 152).

Beelden overheersen bovendien zowel op de kortere als op de langere termijn gesproken en geschreven tekst. Dit effect is zelfs zo sterk dat vooroordelen die het publiek over een bepaalde ontwikkeling heeft, al dan niet terecht, kan veranderen. Op langere termijn vergeten mensen vaak het achterliggende verhaal bij een nieuwsfoto en hebben zij slechts nog een mening over een bepaalde ontwikkeling die (bijna) alleen maar gebaseerd is op de foto. Als mensen nu wordt gevraagd naar de foto van Kim Phuc zullen veel mensen het grote verhaal niet herinneren. Samengevat hebben foto’s dus 3 functies: ze trekken de aandacht van de lezer, ze zorgen ervoor dat een verhaal geloofwaardiger wordt en ten slotte zorgen ze ervoor dat gebeurtenissen makkelijker en langer te herinneren zijn.

(24)

3.2 Welke foto’s hebben impact?

Nieuwsfoto’s hebben dus een belangrijke rol bij het overbrengen van bepaalde gebeurtenissen. De bovenstaande theorie geeft nog geen antwoord op de vraag waarom sommige nieuwsfoto’s meer indruk maken dan andere nieuwsfoto’s.

Bovendien geeft bovenstaande theorie ook geen antwoord op de vraag hoe de media foto’s bij een nieuwsverhaal selecteren. In Selection and impact of press

photography: An emperical study on the basis of news photo factors geven Rossler et

al. hierop een antwoord.

Net als bij normale nieuwselectie worden ook foto’s door journalisten geselecteerd op nieuwsfactoren. Dat zijn: schade, geweld/agressie, controverse, beroemdheden, onverwachtheid, emotie, executie en techniek, en seksualiteit/erotiek (417). Op basis van persoonlijke achtergrond, redactionele beslissingen en reeds bestaande kennis over een bepaald onderwerp wordt gekozen welke foto een tekstverhaal het beste ondersteunt(420). De lezer neemt de boodschap die de journalist met de foto over wil brengen echter niet zomaar over. Ook bij hem speelt voorkennis over een bepaald onderwerp een belangrijke rol in hoe de foto wordt opgevat. Op basis hiervan kunnen er bij de lezer drie reacties plaatsvinden. 1) De foto wordt in een negatieve emotionele context geplaatst 2) de foto wordt in een positieve emotionele context geplaatst 3) de foto doet de lezer niets (422). Als een lezer

negatief of positief geëmotioneerd raakt is hij eerder geneigd in actie te komen en zoekt hij sneller meer informatie bij de foto. Daarnaast is het ook mogelijk dat de foto hem anders laat denken over een bepaald onderwerp.

Foto’s roepen een bepaald beeld op bij lezers en zorgen ervoor dat zij informatie op een bepaalde manier interpreteren. Nieuwsfoto’s zijn er iedere dag, maar heel soms is er een foto die zoveel indruk maakt dat het een omslag vormt in de beeldvorming van een bepaalde kwestie. Vroeger verscheen zo’n foto altijd eerst in een krant of op de tv. Deze foto werd geselecteerd aan de hand van de criteria die hierboven beschreven zijn, maar tegenwoordig worden nieuwsfoto’s ook vaak verspreid via sociale media; vooral Twitter. Soms komen deze foto’s van professionele fotojournalisten, maar op Twitter staan ook veel nieuwsfoto’s die afkomstig zijn van gewone burgers. De vraag is dan ook hoe het komt dat de ene nieuwsfoto de halve wereld bereikt, en de ander niet.

Campbell stelt dat de potentiele impact van een foto in eerste instantie afhangt van het gegeven of de foto gedeeld/gepubliceerd wordt of niet. Dit is een logisch

(25)

gegeven. Als dit niet het geval is kan de foto immers ook niet gezien worden door anderen. Hij stelt zich de vraag waarom sommige foto’s meerdere mediakanalen bereiken (Campbell 2004, 67). Er zijn veel categorieën foto’s die veel impact hebben, maar doden of ernstig zieken maken bijna altijd indruk. Desondanks doen ook deze foto’s het westerse publiek steeds minder. Vaak gaat het om dode buitenlanders, die ver van onze cultuur afstaan (Campbell 2004, 64). Toch zijn er foto’s die altijd impact hebben op het publiek: dode, of in direct gevaar verkerende kinderen.

Mannevuo verklaart in haar artikel Reading the face of hunger: Disturbing

images of child malnutrition in the world hoe dat komt. Volgens haar zetten foto’s die

kinderen in nood laten zien het lezerspubliek aan om met een oplossing te komen. De eenvoudigste oplossing ligt volgens haar bij een persoonlijke oplossing in de vorm van een gebaar, zoals een gift (135). De foto van een kind is zo krachtig omdat hij of zij wordt gezien als onschuldig en fragiel. Een kind kan niets doen aan de harde wereld om hem heen, hij heeft immers nog niets aan deze wereld kunnen veranderen. Mensen komen daardoor eerder in actie om iets aan de situatie te doen (Ahmed in Mannuevo 2014).

Hulpacties zoals die van Giro 555 gebruiken dan ook vaak afbeeldingen van hulpeloze kinderen als gezicht van een bepaalde actie, vaak gepaard met een al even hulpeloze ouder. Denk bijvoorbeeld aan de actie tegen Ebola, voor de hulp van slachtoffers in de Filipijnen en slachtoffers van de aardbeving in Haïti. Allemaal gingen ze gepaard met de foto van een kind. Dit blijft niet altijd zonder kritiek. Foto’s met daarop uitgemergelde of dode kinderen worden vaak bekritiseerd vanwege hun moralistische karakter en tactische doeleinden (Mannuevo 135). Desondanks worden ze regelmatig gebruikt en maken ze altijd veel impact.

Een van de bekendste voorbeelden is de foto van fotograaf Kevin Carter:

Starving child being stalked by hooded vulture. In 1993 maakte hij in Soedan een foto

van een sterk vermagerd meisje (welke later een jongen bleek te zijn) dat uitgeput op de grond ligt. Op de achtergrond staat een gier. De foto laat de duidelijke gevolgen zien van de hongersnood in Soedan. De afbeelding van Carter kreeg veel kritiek (Golob 2013, 517), maar maakte tegelijkertijd een grote impact op het publiek. Zijn foto was niet slechts een foto van de situatie op dat moment, maar werd het symbool van de hongersnood in Soedan. De foto kreeg deze symbolische kwaliteit doordat de kleuter op de afbeelding wereldwijd bekend werd. Het stond niet alleen in de krant, maar werd ook gebruikt voor de fundraising van goede doelen. Hulporganisaties in

(26)

Soedan ontvingen meteen veel meer geld. De foto van Carter had dus een belangrijk doel gediend. Het maakte degenen die niet met hongersnood te maken hebben deel van het Soedanese hongersnoodprobleem (Golob 2013, 516).

Er is nog een belangrijk element aan deze foto. De kleuter kijkt niet in de camera waardoor de foto voor zichzelf moet spreken. Manuevo omschrijft dit als volgt:

“(…) one of these strategies is to let the bodies and wounds ‘speak’ by raising them to be the subjects of the photographs. It has even been argued that there lies a special truth in diseased and damaged bodies, as they appear as the most powerful and necessary testimonials against power.”

(Manueovo, 2014, p.142)

Er zijn dus twee belangrijke factoren die bepalen of een nieuwsfoto een groot publiek bereikt en een daarmee dus een grote impact heeft. In de eerste plaats helpt het als er hulpeloze, dode of zieke kinderen op de foto staan. Dit is geen absolute voorwaarde want er zijn genoeg iconische nieuwsfoto’s waarop geen kinderen te zien zijn. De tweede voorwaarde is wel vaak van toepassing: de foto moet symbool staan voor iets groters. Als aan beide volwaarden wordt voldaan is er een grote kans dat de foto het publiek beïnvloedt en zelfs aanspoort om iets aan de situatie te doen. De foto van Carter is inmiddels al 23 jaar oud, maar ook nu zetten foto’s mensen nog steeds aan om actie te ondernemen.

3.3 Iconisch of toch niet?

Bovenstaande geeft weer aan welke criteria een foto moet voldoen om een iconische nieuwsfoto te kunnen worden. Hiermee is nog niet beantwoord waarom sommige foto’s iconisch worden en anderen niet. In het proefschrift Canonieke Icoonfoto’s: De

rol van (pers)foto’s in de Nederlandsche geschiedschrijving onderzoekt Kleppe welke

Nederlandse foto’s fungeren als icoonfoto’s in Nederlandse geschiedenisboeken en hoe het komt dat foto’s die status krijgen. Volgens Kleppe fungeert een icoonfoto als samenvatting van een belangrijk proces of gebeurtenis en kan deze foto de

belangrijkste problemen die daarin een rol spelen concreet vormgeven (35).

(27)

De eerste categorie heeft te maken met de denotatie. De foto moet verwijzen naar een archetype en een unieke foto zijn. De tweede categorie heeft te maken met publicatie. Hoe vaak wordt de foto (her)gepubliceerd? En hoe vaak wordt er in andere teksten of beeltenissen verwezen naar de foto? De derde categorie is de connotatie, oftewel het gevoel dat de foto oproept. Kleppe omschrijft dit als volgt

“Icoonfoto’s kunnen emoties oproepen bij sommige kijkers, en het is voor de kijker in de meeste gevallen meteen duidelijk wat er te zien is zonder dat er per se een

bijschrift nodig is. Wellicht weet de toeschouwer niet de plaats, tijd en aanleiding van het afgebeelde, maar hij realiseert zich dat de icoonfoto staat voor meer (…).”

(Kleppe, 2013, p.35)

Kleppe stelt dan ook dat een icoonfoto haar status niet aan zichzelf te danken heeft, maar aan degene die besluit de foto te publiceren en de mensen die vervolgens bepalen welke betekenis deze foto voor hen krijgt. Over de manier waarop een iconische nieuwsfoto haar status verwerft en welk proces zich hierbij afspeelt is weinig bekend. Kleppe wijt dit aan een gebrek aan receptieonderzoek op dit gebied(40).

Wetenschappelijk gezien is er veel bekend over de criteria waaraan een foto moet voldoen om iconisch te worden. Er is echter weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de manier waarop een foto haar iconische status krijgt. Het is dus niet vast te stellen hoe een nieuwsfoto een iconische status krijgt. Wel kan gekeken worden welke factoren er mogelijk hebben bijgedragen aan het verkrijgen van de iconische status. In de analyse zal dan ook vooral gekeken worden aan welke criteria van Kleppe en Mannuevo de foto van Aylan Kurdi voldoet.

In dit hoofdstuk is aangetoond dat nieuwsfoto’s een belangrijke functie hebben bij het vertellen en overbrengen van nieuwsverhalen. Eerst is ingegaan op de drie basisfuncties van foto’s, namelijk: de aandacht van de lezer trekken, een verhaal geloofwaardiger overbrengen en ten slotte zorgen ze ervoor dat gebeurtenissen makkelijker en langer te herinneren zijn. Daarna is ingegaan op de vraag hoe kranten nieuwsfoto’s selecteren en hoe zij met een foto het verhaal een bepaald frame

meegeven. Dit gebeurt aan de hand van de nieuwswaardetheorie. Ten slotte is

uitgelegd welke elementen een foto moet bevatten om zo iconisch te worden dat ze de beeldvorming van een bepaald onderwerp helemaal kan veranderen. Een foto kan dus een sleutelmoment zijn in een nieuwsontwikkeling. Het kan een tweede key-moment

(28)

zijn in een hype die al bestaat, maar ook een nieuwe hype starten. Het blijft echter een onopgeloste wetenschappelijke vraag waarom sommige foto’s, die wel aan de

(29)

4. Methodologisch Kader

In deze scriptie wordt antwoord gegeven op de vraag welke frames dominant zijn in de berichtgeving over de Europese Vluchtelingencrisis. Om deze vraag te

beantwoorden is het nodig om de vraag op te delen in verschillende deelvragen.

4.1 Onderzoeksvragen

Ten eerste wordt bekeken welke frames er terug zijn te vinden in de Volkskrant en De Telegraaf. In totaal zijn er aan de hand van de literatuur vijf frames vooraf

gedefinieerd. Dit zijn het humanitaire frame, het grensbewakingsframe, het

administratieve frame, het oprechtheidsframe en het terugkeer-naar-huisframe. De artikelen van de Volkskrant en De Telegraaf worden apart van elkaar geanalyseerd. Als eerste worden alle artikelen van de Volkskrant geanalyseerd op aanwezigheid van een van de vijf frames. Dat wordt gedaan door op alineaniveau te bekijken of een van de criteria uit het codeboek voorkomt. Elk criterium is een punt waard. Als in een alinea geen van de criteria voorkomt, voldoet deze alinea niet aan een van de vijf frames. Alle alinea’s die wel aan een van de criteria voldoen worden bij elkaar opgeteld. Uit de bij elkaar opgetelde frames volgt uiteindelijk een dominant frame. Als er twee frames zijn die evenveel punten hebben, geven de kop en de intro de doorslag.

Dit systeem wordt toegepast op beide kranten. Vervolgens wordt van elke krant apart beschreven welke frames het vaakst voorkomen. Dit gedeelte is kwantitatief en beschrijft slechts cijfermatig welke frames het meeste voorkomen. Wel worden er enkele voorbeelden uit de artikelen genoemd om de kwantitatieve telling te ondersteunen. De verwachting is dat niet alle artikelen binnen een van de vijf frames passen. Daarom wordt ook gekeken of er nieuwe frames zijn toe te voegen. Hiervoor worden alle artikelen die niet binnen een bepaald frame passen opnieuw gelezen zodat geanalyseerd kan worden of er elementen zijn die vaak genoemd worden. Als dit het geval is wordt er aan de hand van deze elementen een nieuw frame samengesteld. De elementen vormen dan de basis van de criteria waaraan het nieuwe frame moet voldoen.

(30)

1) Welke van de in de literatuur beschreven frames zijn terug te vinden in de

nieuwsberichtgeving van de Volkskrant & De Telegraaf? Zijn er ook nieuwe frames toe te voegen?

Na het beantwoorden van de eerste deelvraag wordt dieper ingegaan op de inhoud van de tekst. Zijn er grote verschillen te ontdekken tussen De Telegraaf en de Volkskrant. Zijn er frames die vaker, of juist minder vaak voorkomen? Hiervoor wordt ook dieper ingegaan op de inhoud van tekst. De frames kunnen namelijk door verschillende criteria tot stand komen. Het is mogelijk dat het administratieve frame bij de

Volkskrant vaker tot stand komt doordat er geschreven wordt over Europese toppen waarbij over een verdeelsleutel voor vluchtelingen wordt overlegd, terwijl De Telegraaf vaker schrijft over asielshoppen.

Daarnaast wordt ook gekeken of er opvallende verschillen zijn in berichtlengtes en soorten berichten. Welke krant heeft vaker reportages, of juist interviews? Ten slotte wordt ook gelet op woordkeuzes. Welke woorden gebruikt De Telegraaf om vluchtelingen te omschrijven en hoe worden economische migranten aangeduid? Hiervoor wordt op tekstniveau naar de artikelen gekeken. Aan de hand van voorbeelden uit de artikelen wordt beschreven hoe de berichtgeving van De Telegraaf en de Volkskrant van elkaar verschilt. Deelvraag 2 laat zich als volgt samenvatten:

2) Welke verschillen zijn er tussen de berichtgeving in De Telegraaf en de

Volkskrant?

Deelvraag een en twee kijken slechts naar het grotere geheel en kijken dus naar de gehele geanalyseerde periode. In deze scriptie wordt ook een antwoord gezocht op de vraag of er een verschil in gebruikte frames is voor en na de foto van Aylan Kurdi. Daarom wordt ook geteld welke frames het vaakst voorkomen in de periode voor publicatie van de foto (vanaf nu periode 1 genoemd) en de periode na publicatie van de foto (vanaf nu periode 2). Niet alleen wordt hierbij gekeken welke frames vaker voorkomen, maar ook hoe deze op tekstueel niveau van elkaar verschillen. Net als bij deelvraag 2 kan het namelijk zo zijn dat hetzelfde frame in een andere periode door andere criteria tot stand komt.

(31)

Daarom wordt ook bij deze vraag elke krant los behandeld. Eerst wordt bekeken welke verschillen er zijn in de Volkskrant. Vervolgens wordt bekeken welke verschillen er zijn in De Telegraaf. Ook hierbij wordt weer gelet op woordlengte, soort artikel en taalgebruik. Aan de hand van voorbeelden uit de tekst worden de grootste en duidelijkste verschillen weergegeven. Deelvraag 3 is dus:

3) In hoeverre verschillen de frames die worden gebruikt in de twee weken voor en

twee weken na de foto van Aylan Kurdi?

Na het beantwoorden van de vragen welke verschillen er tussen de Volkskrant en De Telegraaf zijn en welke frames er in periode 1 en 2 worden gebruikt, moet een antwoord worden gegeven op de vraag waar dit verschil vandaan komt. Hoe valt te verklaren dat in periode 1 bepaalde frames worden gebruikt en in periode 2 deze frames minder of juist vaker voorkomen? In andere woorden: is dit verschil toe te schrijven aan de foto van Aylan Kurdi of zijn er ook andere factoren die meespelen? In de inleiding werd al aangegeven dat ook Merkels ‘Wir schaffen das’ waarschijnlijk een belangrijke rol heeft gespeeld in de veranderde nieuwsberichtgeving.

Daarom is bij elk geanalyseerd artikel ook gekeken of er een verwijzing wordt gemaakt naar het besluit van Merkel (zowel indirect als direct) en de foto van Aylan Kurdi (zowel direct als indirect). Direct wil zeggen dat het artikel hoofdzakelijk over Merkels uitspraak of de foto gaat, indirect betekent dat er naar de uitspraak of de foto wordt verwezen. Als een artikel refereert naar een van deze twee gebeurtenissen wordt een punt toegekend aan het artikel. Hierbij worden de gebeurtenissen wel van elkaar onderscheiden. Als er heel veel artikelen zijn die naar een bepaalde gebeurtenis verwijzen, heeft deze gebeurtenis dus duidelijk invloed gehad op de

nieuwsberichtgeving.

Ook wordt bekeken welke elementen van de foto hebben bijgedragen aan de veranderde berichtgeving. De foto wordt geanalyseerd op elementen uit de beschreven literatuur en vervolgens verbonden aan de manier waarop er naar

gerefereerd wordt in de tekst. Staat de foto inderdaad symbool voor iets groters? Zijn mensen inderdaad meer giften gaan doen na de foto omdat ze zich onderdeel voelen van het probleem? De vierde vraag laat zich als volgt samenvatten

(32)

4) In hoeverre kan de foto van Aylan als sleutelmoment worden gezien in de verdere

berichtgeving over de vluchtelingencrisis, en hoe draagt de foto daar aan bij?

4.2 Afbakening

Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag moet ten eerste het aantal kranten worden afgebakend. In dit onderzoek wordt gekeken naar De Telegraaf en de Volkskrant. De Telegraaf is de krant met de grootste oplage van Nederland. In het vierde kwartaal van 2014 had de krant een oplage van ongeveer 450.000 kranten. De Volkskrant had in hetzelfde kwartaal van dat jaar ongeveer een oplage van 220.000 kranten. De Telegraaf staat bekend als een populaire krant en bevindt zich rechts op het politieke spectrum. De krant richt zich op een breed publiek en heeft een

conservatieve en populistische schrijfstijl. Deze krant wordt samen met NRC Handelsblad en Trouw gezien als kwaliteitskrant. DeVolkskrant is van oorsprong rooms-katholiek en was eerst links van het politieke midden. Later schoof de krant meer op naar rechts. De krant richt zich met name op een hoger opgeleid publiek. Het is interessant om juist de Volkskrant en De Telegraaf met elkaar te vergelijken omdat deze kranten zoveel van elkaar verschillen.

In de zomer van 2015 besteedde de Volkskrant extra veel aandacht aan het Europese vluchtelingenprobleem. Ook De Telegraaf had ruimschoots aandacht voor de vluchtelingenproblematiek. Verwacht wordt dat de Volkskrant positiever, of in ieder geval neutraler over vluchtelingen schrijft. Door de twee kranten tegen elkaar af te zetten ontstaat een goed beeld hoe het Europese vluchtelingenprobleem in

Nederland wordt omschreven.

De vluchtelingencrisis speelt zich af over een langere periode en werd steeds groter in 2015. Het aantal artikelen nam in de maanden juni, juli en augustus enorm toe. Er is daarom gekozen voor de afbakening van een bepaalde periode, in deze scriptie is dat 4 weken. Deze liggen twee weken voor en twee weken na de publicatie van de foto van Aylan Kurdi. Het gaat dus om 19 augustus 2015 t/m 2 september 2015 en 3 september 2015 t/m 16 september 2015. Er is voor deze periode gekozen omdat wordt verwacht dat er een omslagpunt in de beeldvorming heeft

plaatsgevonden na publicatie van de foto. Tevens is dit ook de periode dat Merkel, bondskanselier van Duitsland, bekend maakte alle politiek vluchtelingen te helpen.

Bij de analyse wordt alleen gebruik gemaakt van de artikelen in de Volkskrant en De Telegraaf. Deze zijn terug te vinden in de database van LexisNexis. Om een

(33)

zo’n compleet mogelijk overzicht te krijgen van alle artikelen uit de periode 19 augustus tot en met 16 september 2015 is gezocht met de volgende toektermen:

vluchtelingen OR asielzoekers OR migranten OR bootvluchtelingen OR

gelukszoekers. Dit zijn de termen waarmee vluchtelingen het meest omschreven

worden, zoals al bleek uit hoofdstuk 3. Uit de combinatie van deze zoektermen komen 269 artikelen van de Volkskrant en 209 artikelen van De Telegraaf.

Dit onderzoek houdt zich specifiek bezig met de nieuwsberichtgeving over de Europese vluchtelingencrisis. Daarom worden alle gevonden columns, opiniestukken en ingezonden brieven niet geanalyseerd omdat dit niet de normale berichtgeving betreft. Via handmatige selectie zijn alle brieven, columns en opiniestukken

geschrapt. Daarna bleven er 118 artikelen van de Volkskrant en 125 artikelen van De Telegraaf over. In totaal zijn dit 243 artikelen.

4.3 Analyse van de nieuwsartikelen

De twee kranten worden apart van elkaar geanalyseerd en later met elkaar vergeleken. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de periode voor en de periode na de foto van Aylan Kurdi (zie hieronder). Tijdens de analyse wordt bekeken welke frames van Gale en Nickels terug zijn te vinden. Dit zijn 1) het humanitaire crisisframe, 2) het grensbewakingsframe 3) het administratieve frame, 4) het oprechtheidsframe en 5) het terugkeer naar huis frame. Verwacht wordt dat het humanitaire crisisframe vooral in de tweede periode een dominante rol speelt. In de bijlage is de codelijst te vinden waarmee de artikelen geanalyseerd zijn.

Periode twee wordt hetzelfde geanalyseerd als periode een, maar bij deze periode wordt ook bekeken of er in een artikel verwezen wordt naar het besluit van Merkel om alle vluchtelingen op te vangen. Ten tweede wordt er gelet of er verwezen wordt naar de foto van Aylan Kurdi. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen directe berichten (dus de berichten die specifiek gaan over de foto of het besluit) en indirecte berichten (die niet specifiek gaan over de foto of het besluit, maar wel een link leggen met het besluit of de foto).

Nadat geanalyseerd is welke frames terugkomen in de berichtgeving wordt bekeken of de frames tussen de verschillende periodes verschillen. Daarnaast wordt ook bekeken of er een verschil is tussen de frames in de Volkskrant en De Telegraaf.

(34)

Om de analyse in perspectief te plaatsen wordt in het volgende hoofdstuk eerst een kader geschetst hoe het ‘vluchtelingenprobleem’, zoals het in de kranten beschreven wordt, ontstond. Er wordt gekeken hoe de berichtgeving uitgroeide tot een mediahype en welke sleutelmomenten hierbij een rol speelden. Daarna wordt ook bekeken of de foto van Aylan Kurdi inderdaad een sleutelmoment vormde in beeldvorming over de vluchtelingencrisis.          

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke