• No results found

Retailers in zwaar weer : een framinganalyse van de berichtgeving over de faillissementen van Nederlandse retailbedrijven in Nederlandse dagbladen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Retailers in zwaar weer : een framinganalyse van de berichtgeving over de faillissementen van Nederlandse retailbedrijven in Nederlandse dagbladen"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Retailers in zwaar weer

Een framinganalyse van de berichtgeving over de faillissementen van Nederlandse retailbedrijven in Nederlandse dagbladen

Sanne T. J. De Ruiter 10728775 Universiteit van Amsterdam, Amsterdam

Begeleiders: J. W. Boumans, A. van den Berg Bachelorthesis

06.06.2016 Aantal woorden: 7309

(2)

Abstract

Door de opkomst van internetverkoop en de nasleep van de economische crisis kampen retailbedrijven met verschillende problemen. In het ergste geval heeft dit geleid tot een faillissement. De grootste retailers die in 2015 in Nederland failliet zijn gegaan zijn V&D, Etam Group Retail en Macintosh. Dit onderzoek richt zich op de mediaberichtgeving van de faillissementen van deze bedrijven, waarbij er gefocust is op het concept framing. Er zijn vijf generieke frames gebruikt in dit onderzoek die gebaseerd zijn op eerder onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000) en Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2015). De mediaberichtgeving van Nederlandse dagbladen is onderzocht aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten. De resultaten van het onderzoek laten zien dat er geen verschil is gevonden voor de generieke frames tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten. Daarentegen, leverden de frames wel verschillen voor de retailbedrijven op. Verder werd er geen interactie gevonden tussen de frames, de bedrijven en de krantensoort. Deze framinganalyse dient als uitbreiding van onderzoek op economisch gebied en is daarnaast relevant voor verschillende partijen die betrokken zijn bij het faillissement.

(3)

Het is een zeer onzekere tijd voor het bedrijfsleven, waarbij onder andere retailbedrijven het zwaar hebben. Als nasleep van de economische crisis kampen de retailbedrijven met grote problemen. De retailers duiden vooral op het feit dat zij het moeilijk hebben door de komst van online retailers (Hazewinkel, 2016). De omzet van deze online retailers blijft groeien, zo hebben zij 17% meer omzet behaald in 2015 ten opzichte van het jaar ervoor (CBS, 2016). Doordat mensen steeds meer online besteden is het voor bedrijven lastig hun eigen winkels staande te houden. Voor veel retailbedrijven leidde dit tot een faillissement. CBS (2016) meldde dat het aantal failliet verklaarde bedrijven fors is gestegen sinds augustus 2015, waarbij de meeste faillissementen in de handel vielen. Vooral het faillissement van warenhuisketen Vroom & Dreesmann (V&D) op 31 december 2015 was een grote klap voor de Nederlandse economie, waarbij meer dan achtduizend werknemers werden ontslagen. Niet alleen V&D, maar ook winkelketens Etam Group Retail en Macintosh, die meer dan duizend medewerkers in dienst hadden, gingen in 2015 failliet. De poging voor een doorstart ziet men vooral terug in het nieuws: “V&D-personeel vecht tot eind” (Van Dongen, 2016), “De winkelketens gaan een toontje lager zingen” (Van Den Eerenbeemt, 2016) en “Alleen de salarissen van december kon Macintosh nog betalen” (Van Der Heijden, 2015). De media observeerden de retailbedrijven en volgden de bedrijven bij een mogelijke doorstart.

De bevolking kon deze mediaverslagen omtrent de faillissementen geregeld in de Nederlandse dagbladen lezen. Deze dagbladen, ofwel de media in het algemeen, zijn een belangrijke informatiebron voor de bevolking (Bakker & Scholten, 2006). Dagelijks wordt de bevolking geconfronteerd met informatie en deze informatie draagt bij aan de beeldvorming. Het gebruik van framing door de media heeft daarnaast effect op de perceptie op een issue van het publiek. “Framing is het selecteren en belangrijk maken van bepaalde aspecten uit een waargenomen realiteit op zodanige wijze dat een bepaalde probleemstelling of causale interpretatie wordt gepromoot” (Entman, 1993, p. 52). Framing speelt een rol omtrent de

(4)

berichtgeving over verschillende issues. Dit onderzoek zal zich richten op de manier van framing in Nederlandse dagbladen, waarbij het issue faillissementen van grote Nederlandse retailbedrijven centraal staat.

In de wetenschap zijn al vele studies verricht naar de aanwezigheid van frames in mediaberichtgeving (Berbers, Joris, Boesman, d’Haenens, Koeman & Van Gorp, B, 2015; Oh & Zhou, 2012; Semetko & Valkenburg, 2000). Vaak worden er framinganalyses uitgevoerd op politiek gebied (Neuman, Just & Crigler, 1992; Patterson, 1993; Semetko & Valkenburg, 2000) dan op mediaberichtgeving over bedrijven. Arnold (2009) en Hopwood (2009) hebben aangetoond dat ook onderzoek op bedrijfsniveau en specifieker onderzoek over de economische crisis van belang zijn. Dit onderzoek kan gezien worden als een specificering van de literatuur over framinganalyses op het issue faillissementen in de retailsector.

Door middel van een framinganalyse krijgt de bevolking inzicht in de werking van de mediaberichtgeving (Peifer, 2015). Het is daarom van belang om de mediaberichtgeving te onderzoeken op het gebruik van frames. De wijze van framing kan effect hebben op de interpretatie van gebeurtenissen en issues door het publiek (Druckman, 2001; Levin, Gaeth, Schreiber & Lauriola, 2002; Nabi, 2003). Door de berichtgeving van specifieke en recente issues zoals faillissementen te onderzoeken, krijgt het publiek inzicht hoe de Nederlandse dagbladen hierover berichten. Wanneer er sprake is van een faillissement zijn er verschillende partijen betrokken. Werknemers zijn bijvoorbeeld een belangrijke partij die tijdens een faillissement niet goed weten wat de consequenties voor hen zijn. Werknemers zien de media op dit moment vaak als een belangrijke informatiebron, waardoor ze op de hoogte kunnen blijven van recente ontwikkelingen (Fulk, Steinfield, Schmitz & Power, 1987; Nijkrake, Gosselt, Gutteling, 2015). Niet alleen werknemers, maar ook het algemeen publiek zoekt naar informatie over een issue, zoals naar de oorzaak en de organisatorische verantwoordelijkheid van het faillissement, om op basis van deze berichtgeving het

(5)

faillissement te evalueren (An & Gower, 2009). Daarnaast kunnen framinganalyses ook relevant zijn voor andere retailbedrijven. Zo zijn deze retailbedrijven op de hoogte hoe de media verslaggeeft over moeilijke tijden van bedrijven en zo kunnen zij hier eventueel op inspelen op het moment dat zij zich ook in een moeilijke periode bevinden.

In het vervolg van deze thesis zal er in stappen naar het beantwoorden van de probleemstelling worden toegewerkt. Hierbij zal eerst aandacht gegeven worden aan literatuur over framing en sensatiegerichte en kwaliteitskranten. Door middel van deze literatuur zullen er verschillende deelvragen worden opgesteld. Daarna zal het proces van de inhoudsanalyse aan bod komen, waarbij artikelen van de kranten De Telegraaf, Algemeen Dagblad, de Volkskrant en NRC Handelsblad zullen worden onderzocht op framing omtrent het faillissement van de grote Nederlandse retailbedrijven V&D, Etam Group Retail en Macintosh. Vervolgens worden de resultaten van de inhoudsanalyse weergegeven en besproken. Ten slotte zal er een conclusie en discussie volgen van de framinganalyse, waarbij ook suggesties voor vervolgonderzoek worden gegeven.

Theoretisch Kader Framing

Het concept framing wordt veel onderzocht binnen verschillende disciplines, waarvan het meeste onderzoek plaatsvindt in de psychologie en sociologie (Cacciatore, Scheufele & Iyengar, 2016). Framing gaat over het selecteren en belangrijk maken van bepaalde aspecten omtrent een onderwerp. De media bepalen als het ware de wijze waarop de bevolking informatie te horen en te lezen krijgt. De term framing werd al lang geleden gebruikt door de socioloog Ervin Goffman. Hij zag framing als “een classificatiesysteem, dat de mens houvast biedt bij het duiden, waarnemen, identificeren en labelen van de verschillende gebeurtenissen die wij in ons leven doormaken” (Goffman, 1974, p. 13). Framing wordt ook wel gezien als

(6)

de manier waarop journalisten een verhaal schrijven en produceren (Capella & Jamieson, 1997). Het is dus aannemelijk dat deze frames effect hebben op de manier waarop de bevolking naar informatie kijkt (Druckman, 2001; Levin et al., 2002; Nabi, 2003; Semetko & Valkenburg, 2000). Framing kan namelijk een verschil maken in de manier waarop mensen denken over bepaalde issues. Mensen hebben verschillende perspectieven over issues en een frame kan dit perspectief bevestigen, maar ook tegenspreken of zelfs veranderen (Wolfsfeld, 2011).

Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen generieke frames en issue-specifieke frames. Bepaalde frames zijn alleen relevant voor bepaalde onderwerpen of issues. Hier worden specifieke issue frames voor gebruikt. Er zijn ook frames die toe te wijzen zijn aan meerdere onderwerpen en zelfs verschillende periodes en culturele contexten. Deze frames worden gelabeld als generieke frames (De Vreese, 2012). De vijf generieke frames die gehanteerd werden in eerder onderzoek zijn het economische gevolgframe, het human-interestframe, het conflictframe, het verantwoordelijkheidsframe en het moraliteitsframe (Semetko & Valkenburg, 2000). Deze frames worden gehanteerd in verscheidene studies (Nijkrake et al., 2015; Wakkee, Dorrestein & Englis, 2014; Yang, 2015).

Het economische gevolgframe rapporteert een probleem of issue in termen van economische consequenties voor een individu, groep, institutie, regio of land (Semetko &Valkenburg, 2000). Dit frame is gevonden voor verschillende issues met als verklaring dat vele issues in termen van economische consequenties beschreven kunnen worden (Graber, 1993). Het is daarnaast niet geheel onverwacht als het economische gevolgframe ook voorkomt bij dit specifieke issue, omdat bij economische crises of faillissementen vaak in economische termen wordt bericht (An & Gower, 2009).

Bij het human-interestframe wordt er een menselijk gezicht gegeven uit een emotionele invalshoek aan de presentatie van een gebeurtenis, issue of probleem (Semetko &

(7)

Valkenburg, 2000). Journalisten selecteerden traditioneel gezien vooral bronnen met een hoge maatschappelijke status. Tegenwoordig hebben juist andere bronnen, zoals burgerbronnen en bronnen uit het maatschappelijk middenveld, een belangrijkere stem gekregen in het nieuws (Kleemans, Schaap & Hermans, 2015). Het human-interestframe is vaak gevonden in mediaberichtgeving over verschillende typen van economisch crises, waaronder faillissementen gerangschikt worden (An & Gower, 2009; Cho & Gower, 2006). Daarom is het human-interestframe meegenomen in dit onderzoek.

De nadruk bij het conflictframe ligt op een conflict tussen individuen, groepen of instituties als middel om interesse op te wekken bij het publiek (Semetko & Valkenburg, 2000). Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het conflictframe vaak voorkomt in het nieuws. Dit frame komt echter vooral voor bij nieuwsberichten over politieke kwesties zoals presidentiele verkiezingscampagnes (Neuman et al., 1992; Patterson, 1993). Daarnaast hebben An & Gower (2006) aangetoond dat het conflictframe ook voorkomt rond issues over economische crises. Hierdoor is dit frame ook in dit onderzoek meegenomen.

Het verantwoordelijkheidsframe geeft een issue of probleem zodanig weer dat de oorzaak of de oplossing toe te schrijven is aan een persoon, een groep of zelfs de regering (Semetko & Valkenburg, 2000). Ook dit frame komt vaak voor in berichtgeving over economische kwesties (Neuman, et al., 1992; Patterson, 1993) en wordt bestempeld als een belangrijk frame in de berichtgeving over crises (An & Gower, 2009), waardoor dit frame is meegenomen in dit onderzoek.

Het moraliteitsframe is niet meegenomen in dit onderzoek, omdat gebleken is dat dit frame überhaupt niet vaak is gevonden en vooral van toepassing is op geloofskwesties (Brunken, 2006; De Vreese, 2005; Semetko & Valkenburg, 2000; Valentini & Romenti, 2011). Daarnaast vonden An & Gower (2006) dat dit frame niet veel voorkomt rond een economische crisis.

(8)

Er zal onderzocht worden of deze bovengenoemde generieke frames voor zullen komen in de berichtgeving en in welke mate deze frames voorkomen in de berichtgeving aan de hand van de volgende deelvraag:

RQ1 In welke mate worden de generieke frames en de indicatoren gehanteerd binnen de berichtgeving omtrent faillissementen van Nederlandse retailbedrijven?

Framing en krantensoort

Verschillende nieuwsorganisaties hebben verschillende doelen, waardoor deze zo veel mogelijk proberen om de nieuwsberichten weer te geven in de vorm die past bij de eigen organisatie (Berbers et al., 2015). Naast dat sensatiegerichte kranten zich meer richten op amusement dan kwaliteitskranten, zijn er nog meer verschillen tussen deze kranten aan te wijzen volgens eerdere literatuur. Sensatiegerichte kranten beschikken meer over commerciële kwaliteit, waarbij het doel is om zo goed mogelijk de lezersbehoefte te bevredigen. Kwaliteitskranten beschikken daarentegen meer over culturele kwaliteit, waarbij het doel is om informatie te geven die de lezer zo voldoende mogelijk inlicht (Schaap & Pleijter, 2012).

Deze verschillen hebben ook invloed op frames die worden gebruikt in de nieuwsberichten. Gezien het feit dat sensatiegerichte kranten andere doelen hebben dan kwaliteitskranten, is het aannemelijk dat deze kranten zullen verschillen in het gebruiken van frames. Dit is bevestigd door recente studies: Berbers et al. (2015) hebben gevonden dat sensatiegerichte kranten zich sneller beperken tot één frame, terwijl kwaliteitskranten vaker meerdere kanten van een issue belichten. Hierover is echter onenigheid in de literatuur. In een onderzoek naar frames in verschillende kranten omtrent SARS, een ernstig acuut ademhalingssyndroom, bleek dat beide soorten kranten verschillende frames gebruiken (Oh & Zhou, 2012). Echter kan dit verschil zijn ontstaan doordat er kranten uit verschillende landen zijn onderzocht.

(9)

Hieronder zullen de verschillende frames en aansluitende literatuur apart van elkaar besproken worden, waarbij de literatuur omtrent het human-interestframe als eerste geïntroduceerd wordt.

Er is geen duidelijke lijn in de literatuur over het verband tussen het human-interestframe en het type krant. Zo zijn er studies die aangetoond hebben dat het human-interestframe een dominant frame is in kwaliteitskranten (An & Gower, 2009; Brunken, 2006; Nijkrake et al., 2015). Hiernaast is ook gevonden dat het human-interestframe vaker werd gebruikt door sensatiegerichte kranten. Middels een human-interestframe maken journalisten een nieuwsbericht persoonlijker, dramatischer en emotioneler, waardoor de interesse van het publiek vaker behouden wordt (Semetko & Valkenburg, 2000). Het dramatiseren en het emotioneler maken van de berichtgeving past goed bij sensatiegerichte kranten (Bakker & Scholten, 2006). Hierdoor zou men kunnen beweren dat het human-interestframe daarom goed past bij sensatiegerichte kranten en in deze soort krant vaker aanwezig zal zijn. Doordat er nog onenigheid is over het gebruik van het human-interestframe in verschillende kranten, is dit frame onderzocht aan de hand van de volgende deelvraag:

RQ2a In hoeverre is er een verschil in de mate van aanwezigheid van het human-interestframe tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten omtrent de berichtgeving over faillissementen van de Nederlandse retailbedrijven?

Er is ook veel onenigheid in de literatuur over de aanwezigheid van het economische gevolgframe in zowel sensatiegerichte als kwaliteitskranten. Wel wordt het economische gevolgframe vaak bestempeld als een algemeen frame dat een kleine invloed heeft op de interpretatie van een nieuwsbericht (Bosman & d’Haenens, 2008). Het economische gevolgframe is in verschillende studies vaker gevonden in kwaliteitskranten dan in sensatiegerichte kranten (An & Gower, 2009; Neuman et al., 1992; Semetko & Valkenburg,

(10)

2000). Echter is in meer recente literatuur gevonden dat het economische gevolgframe even vaak voorkomt in zowel sensatiegerichte kranten als in kwaliteitskranten (Oh & Zhou, 2012). Dit resultaat is toe te schrijven aan twee mogelijke factoren. Ten eerste verschilt de case waarop het onderzoek gebaseerd is. In het onderzoek van Oh & Zhou (2012) is er een gezondheidskwestie onderzocht in tegenstelling tot eerdere literatuur, waarin politieke kwesties zijn onderzocht. Een mogelijke tweede verklaring voor dit resultaat is dat de verschillen tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten steeds geringer wordt. De toename van sensatie in kranten wordt vaak toegeschreven aan de commercialisering en de toenemende concurrentie van de nieuwsmedia (Bosman & d’Haenens, 2008; Lewis, Andrews & Franklin, 2008; McManus, 2009). Sensatiegerichte kranten worden toch vaak in onderzoek onderscheiden van kwaliteitskranten, maar vele onderzoekers vragen zich af of dit empirisch aan te tonen is (Bakker & Scholten, 2006; Schaap & Pleijter, 2012). Het economische frame is onderzocht aan de hand van de volgende deelvraag:

RQ2b In hoeverre is er een verschil in de mate van aanwezigheid van het economisch gevolgframe tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten omtrent de berichtgeving over faillissementen van de Nederlandse retailbedrijven?

Semetko en Valkenburg (2000) hebben gevonden dat het conflict frame sterk verbonden is met het type krant binnen politieke mediaberichtgeving: Hoe ‘serieuzer’ de krant is, hoe sterker het conflictframe aanwezig is. Daarnaast is ook in andere studies gevonden dat het conflictframe in sterke mate aanwezig is in kwaliteitskranten (An & Gower, 2009; Brunken, 2006). Hierdoor zou men kunnen stellen dat het conflictframe ook in deze studie vaker voorkomt in kwaliteitskranten, maar de studie van Brunken (2006) en de studie van Semetko en Valkenburg hebben daarentegen onderzoek gedaan naar andere issues. Daarnaast is er in de studie van An en Gower (2009) geen sensatiegerichte kranten onderzocht. Ten derde is er

(11)

door Oh en Zhou (2012) gevonden dat het conflictframe significant vaker voorkomt in sensatiegerichte kranten dan in kwaliteitskranten. Doordat er ook over dit frame geen duidelijk bewijs is voor het verband tussen conflictframe en het soort krant, is het conflictframe onderzocht aan de hand van de volgende vraag:

RQ2c In hoeverre is er een verschil in de mate van aanwezigheid van het conflictframe tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten omtrent de berichtgeving over faillissementen van de Nederlandse retailbedrijven?

Het verantwoordelijkheidsframe is in sterkere mate in studies gevonden over de mediaberichtgeving van kwaliteitskranten (An & Gower, 2009; Brunken, 2006; Semetko & Valkenburg, 2000). Dit significant effect is niet gevonden door Oh en Zhou (2012) die onderzoek hebben verricht naar het gezondheidsissue SARS. Zij vonden in hun onderzoek dat het verantwoordelijkheidsframe zelfs meer gebruikt is door sensatiegerichte kranten, maar dit effect was niet significant. Het verantwoordelijkheidsframe is onderzocht aan de hand van de deelvraag:

RQ2d In hoeverre is er een verschil in de mate van aanwezigheid van het verantwoordelijkheidsframe tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten omtrent de berichtgeving over faillissementen van de Nederlandse retailbedrijven?

Case

In 2015 zijn meerdere winkelketens failliet gegaan, waardoor het winkelbeeld in de steden drastisch is veranderd. Zo kreeg het moederbedrijf van Miss Etam en Promiss, Etam Group Retail, op 9 april 2015 surseance van betaling. In deze periode werd duidelijk dat het bedrijf op langere termijn haar schulden niet kon betalen. Hierdoor werd het bedrijf genoodzaakt om deze surseance van betaling om te zetten in een faillissement. Doordat er verschillende

(12)

partijen geïnteresseerd waren in een overname van de winkelketens, bleven de winkels open. Het salaris van het personeel werd daarbij betaald via de UWV-loongarantieregeling. Eind april bereikten de curatoren een overeenkomst voor een doorstart van Miss Etam en Promiss met behulp van een consortium van investeerders uit de retailsector. Gevolgen hiervan waren verscheidene organisatieplannen waarbij een deel van de medewerkers ontslag kreeg (ANP, 2015).

Net voor de kerstdagen van 2015 vroeg ook warenhuisketen V&D uitstel van betaling aan. Er waren op dat moment ruim tienduizend werknemers in dienst bij het bedrijf. Op 31 december werd het warenhuis officieel failliet verklaard, maar er waren verschillende geïnteresseerden om een doorstart te realiseren. De woordvoerders en bewindvoerders van het bedrijf waren destijds nog overtuigd dat de warenhuisketen een doorstart zou kunnen maken (NOS, 2015). Als grote kanshebber werd Roland Kahn, eigenaar van investeringsbedrijf Coolinvestments, genoemd. Kahn wilde een doorstart maken met ongeveer de helft van de warenhuizen in Nederland. Daarnaast had ook Hudson Bay veel interesse in de warenhuizen. Pas op de laatste werkdag van de medewerkers, 12 februari 2016, werd er bekend gemaakt dat de doorstart een ‘te ingewikkelde puzzel’ was die niet opgelost kon worden. Dit bracht verschillende gevolgen met zich mee. Zo kregen tienduizend werknemers ontslag en stonden 62 panden in de binnensteden leeg (Vermanen, 2016).

Ook het moederbedrijf Macintosh van schoenenwinkelketens Invito, Manfield, Scapino, Dolcis en PRO Sport werd eind 2015 failliet verklaard. De winkels bleven echter wel open en er werden alle mogelijke opties onderzocht om de schoenenwinkels in zijn geheel of in delen te verkopen (de Voogt, 2015). In februari 2016 werd er duidelijk dat de winkelketens Invito, Pro Sport en Steve Madden werden verkocht aan diverse partijen. Al eerder slaagde het failliet verklaarde moederbedrijf er al in om winkelketens Scapino,

(13)

Manfield en Dolcis te verkopen. Verwacht wordt dat de meeste van deze winkels openblijven voor het winkelend publiek (NOS, 2016).

Tenslotte zijn de bedrijven afzonderlijk van elkaar onderzocht. Ondanks dat de bedrijven allen tot de retailsector behoren, kunnen er verschillen zijn in de mediaberichtgeving omtrent het faillissement. Vooral over het faillissement van V&D zijn veel krantenartikelen geschreven in tegenstelling tot de andere bedrijven Macintosh en Etam Groep Retail. Hierdoor zou verwacht worden dat de berichtgeving omtrent V&D uitgebreider is en van meerdere kanten belicht wordt, waardoor de frames in sterkere mate worden gevonden in de berichtgeving omtrent V&D. Daarnaast wordt V&D afgestempeld als ‘een stukje oer-Hollandse winkelcultuur’ wat veel herinneringen losmaakt bij zowel het personeel als klanten (Brabants Dagblad, 2016). De bedrijven zullen onderzocht worden aan de hand van de volgende twee deelvragen:

RQ3 In hoeverre is de naam van het Nederlandse retailbedrijf gerelateerd aan de gehanteerde frames in de mediaberichtgeving omtrent de faillissementen van deze retailbedrijven?

RQ4 In hoeverre is de naam van het Nederlandse retailbedrijf en de krantensoort gerelateerd aan de gehanteerde frames in de mediaberichtgeving omtrent de faillissementen van deze retailbedrijven?

Methode Onderzoeksmethode

Dit onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Dit is een methode om een objectieve, systematische en kwantitatieve beschrijving te geven aan de manifeste inhoud van een tekst (Berelson, 1952). Deze onderzoeksmethode is zeer geschikt voor dit onderzoek, omdat de mediaberichtgeving over het issue faillissementen wordt

(14)

onderzocht. Er zullen verschillende krantenartikelen worden geanalyseerd aan de hand van een codeboek.

Dataverzameling

De artikelen die onderzocht zijn, zijn afkomstig uit de online database LexisNexis Academic. De periode van publicatie loopt van 1 januari 2015 tot en met 29 februari 2016. Een reden voor deze periode is dat de drie Nederlandse retailbedrijven in het jaar 2015 failliet zijn verklaard. Daarnaast zijn de eerste twee maanden van 2016 meegenomen als nasleep van de faillissementen van V&D en Macintosh. Voor elk van de drie bedrijven is er een zoekterm opgesteld. Voor Macintosh is er gezocht aan de hand van de volgende trefwoorden: Macintosh, Invito, Manfield, Pro Sport, Dolcis, Scapino en Steve Madden; Voor het bedrijf V&D: V&D, Vroom en Dreesmann; en voor Etam Groep Retail: Miss Etam, Promiss en Etam Group Retail. Bij alle drie zoektermen zijn de trefwoorden faillissement, failliet, curator, curatele toegevoegd. Dit leverde in totaal 477 artikelen op: 97 artikelen voor Macintosh, 328 artikelen voor V&D en 52 artikelen voor Etam Group Retail. Na het ontdubbelen van de artikelen in de verschillende zoektermen resteren er 388 artikelen. De gehele populatie is gecodeerd in dit onderzoek, waardoor er gebruikt is gemaakt van censussampling. Zowel de samplingeenheid als de contexteenheid en registratie-eenheid is het krantenartikel.

Variabelen

Door middel van een codeboek is elk krantenartikel op dezelfde wijze geanalyseerd (Zie Appendix A). Daarnaast is dit codeboek ter bevordering voor de intercodeurbetrouwbaarheid, omdat een codeboek ervoor zorgt dat de codeurs zo weinig mogelijk hun eigen interpretatie kunnen geven aan de krantenartikelen.

(15)

Verschillende variabelen zijn onderzocht in dit onderzoek. Ten eerste is soort organisatie een variabele in dit onderzoek, waarbij er gekeken is naar welke van de drie bedrijven centraal staat in het artikel. Deze variabele scoort op V&D (1), Etam Group Retail (2), Macintosh (3) of een combinatie van bovengenoemde organisaties (4).

Ten tweede zal er een variabele zijn die aangeeft of het artikel niet relevant (0) of wel relevant (1) is. Het artikel werd als relevant beschouwd als minstens een gehele alinea langer dan 3 zinnen aan het faillissement van minimaal één van de onderzochte bedrijven is besteed. Ten derde zijn de vier gekozen generieke frames (human-interestframe, economisch gevolgframe, conflictframe en verantwoordelijkheidsframe) onderzocht aan de hand van ieders vijf indicatoren met als antwoordmogelijkheden nee (0) en ja (1). Hierbij was het frame aanwezig in de tekst als er ten minste één indicator voorkomt. Om de indicatoren op te stellen die de frames zullen meten is gebruik gemaakt van de indicatoren van Semetko en Valkenburg (2000) en Nijkrake et al. (2015). De eerste vier indicatoren die gebruikt zijn in dit onderzoek zijn afkomstig van Semetko en Valkenburg en de vijfde indicator is gebaseerd op Nijkrake et al.. De indicatoren die door hen zijn vastgesteld, zijn in dit onderzoek meer gespecificeerd naar het issue faillissementen van de drie grote Nederlandse retailbedrijven. Deze specificering is in kleine mate toegepast en is gebaseerd op achtergrondkennis van het onderwerp en op basis van het testen van het codeboek.

Allereerst het verantwoordelijkheidsframe is beschouwd als aanwezig wanneer (1) een oplossing gesuggereerd wordt voor het faillissement, (2) bepaalde groepen in staat zijn om een bijdrage te leveren voor het voorkomen van een faillissement of het verwezenlijken van een doorstart, (3) gesuggereerd wordt dat het bedrijf zelf of (4) een andere groep verantwoordelijk is voor het faillissement en tot slot (5) gesuggereerd wordt dat het faillissement onmiddellijk ingrijpen behoeft. Ten tweede het human-interestframe, dat als aanwezig is beschouwd als het artikel (1) een menselijk voorbeeld of gezicht geeft aan het

(16)

issue, (2) een persoonlijke situatie beschrijft die gevoelens oproept, (3) directe gevolgen voor individuen en groepen worden besproken, (4) het artikel in gaat op het persoonlijke leven van actoren en tot slot (5) het artikel in gaat op consumenten als slachtoffers van het faillissement. Ten derde het conflictframe dat als aanwezig is beschouwd als het artikel (1) reflecteert naar onenigheid tussen werknemers of vakbonden tegenover het bedrijf, (2) een externe partij tegenover het bedrijf omtrent onenigheid over het faillissement wordt gezet, (3) het artikel refereert naar twee of meerdere kanten van het issue, (4) het artikel verwijst naar winnaars en verliezers en tot slot (5) het artikel refereert naar bepaalde groepen die zich verdedigen tegen kritiek. Het economisch gevolgframe is beschouwd als aanwezig wanneer (1) financiële gevolgen voor werknemers worden genoemd, (2) gerefereerd wordt naar eventuele schulden of schuldeisers, (3) financiële gevolgen voor schuldeisers worden genoemd, (4) economische consequenties van het faillissement voor de Nederlandse economie worden besproken en tot slot (5) er een link wordt gelegd tussen het faillissement en de economische crisis.

De verschillende indicatoren zijn samengevoegd tot een schaalvariabele waarbij er een gemiddelde score is berekend tussen 0 en 1 voor de verschillende frames. Voordat deze schalen werden geconstrueerd, is voor ieder frame een factoranalyse uitgevoerd. De indicatoren van het verantwoordelijkheidsframe leverden drie componenten op, die 75,9% van de variantie in de antwoorden verklaarden (Cronbach’s α = 0,45). De indicatoren van het human-interestframe en het economisch gevolgframe leverden twee componenten op met een eigenwaarde hoger dan 1. Deze verklaarden respectievelijk 71,7% (Cronbach’s α = 0,44) en 52,9% (Cronbach’s α = 0,31) van de variantie in de antwoorden. Het conflictframe bevatte slechts één component, die 48,4% (Cronbach’s α = 0,73) van de variantie in de antwoorden verklaarde. Ondanks dat er meerdere componenten voor het verantwoordelijkheidsframe, het human-interestframe en het economisch gevolgframe aanwezig waren en de betrouwbaarheid laag was, werd er toch een schaal geconstrueerd voor deze frames. Deze keuze is gemaakt op

(17)

basis van het onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000) en het feit dat deze generieke frames vaker zijn gebruikt in meerdere onderzoeken. Hierdoor is er aangenomen dat de schalen van de frames valide en betrouwbaar genoeg zouden zijn.

Vervolgens zijn er schalen geconstrueerd voor het verantwoordelijkheidsframe (M = 0,25, SD = 0,22), het human-interestframe (M = 0,14, SD = 0,20), het conflictframe (M = 0,16, SD = 0,25) en het economisch gevolgframe (M = 0,15, SD = 0,17). Hoe hoger de score op deze schalen, hoe sterker het frame aanwezig is.

Ten derde is soort krant een variabele in dit onderzoek, waarbij vier kranten zijn meegenomen. Onder soort krant worden twee types verstaan: sensatiegerichte kranten en kwaliteitskranten. De Telegraaf en Algemeen Dagblad worden in Nederland bestempeld als sensatiegerichte krant die zich meer focussen op entertainment, ofwel ‘infotainment’. NRC Handelsblad en de Volkskrant worden in Nederland gezien als kwaliteitskrant (Bakker & Scholten, 2006). Deze classificatie is overgenomen in dit onderzoek.

Procedure

De data-analyse is uitgevoerd aan de hand van het programma SPSS. Ten eerste is de intercodeurbetrouwbaarheid van de vier codeurs gemeten aan de hand van Lotus. Het is van belang dat deze score hoog genoeg is, om zo het meetinstrument zo betrouwbaar mogelijk te maken. Het codeboek is twee keer getest en aangepast door de codeurs om de betrouwbaarheid te verhogen en problemen te achterhalen. Na de tweede test van het codeboek was de S-Lotus voor nagenoeg alle variabelen voldoende (Zie Appendix B). Slechts één indicator scoorde relatief laag, waardoor deze geschrapt is voor verdere analyses. Uiteindelijk waren er nog vier indicatoren die onvoldoende betrouwbaar waren. Van het human-interestframe waren dit twee indicatoren, namelijk dat het artikel een menselijk voorbeeld geeft of gezicht geeft aan het issue (S-Lotus: 0,56) en de indicator dat het artikel

(18)

consumenten representeert als slachtoffers van het faillissement (S-Lotus: 0,64). De indicator van het conflictframe stelt dat het artikel refereert naar onenigheid tussen vakbonden of werknemers tegenover bedrijven (S-Lotus: 0,58). Ten slotte was de waarde van de indicator van het economisch gevolgframe die refereert naar eventuele schulden of schuldeisers ook te laag (S-Lotus: 0,52). Toch zijn deze indicatoren meegenomen in verdere analyses, omdat deze gezien worden als belangrijke indicatoren van de frames. Bij het testen werd er namelijk al duidelijk dat deze indicatoren voorkomen in een deel van de artikelen. Wanneer deze indicatoren niet waren meegenomen, zou dit nadelig kunnen zijn voor de scores van de frames. De indicatoren die voldoende scoorde op de intercodeurbetrouwbaarheid varieerde tussen 0,69 (de indicator die refereerde naar twee of meer kanten van het verhaal van het conflictframe) en 0,95 (de indicator die een suggestie geeft voor een oplossing van het faillissement en de indicator die stelt dat het faillissement onmiddellijk ingrijpen behoeft van het verantwoordelijkheidsframe).

Analyses

Om antwoord te geven op de deelvragen zijn er verschillende analyses uitgevoerd. Ter voorbereiding voor de analyses zijn de artikelen die niet relevant zijn niet meegenomen in verdere analyses. De analyses zijn daardoor uitgevoerd op 324 artikelen. Ten eerste is er een frequentietabel uitgedraaid om de mate te bepalen waarin de generieke frames gehanteerd zijn in de mediaberichtgeving (RQ1). De deelvragen die onder RQ2 vallen, zijn ieder getoetst aan de hand van een independent t-test, waarbij de variabele krantensoort als onafhankelijke variabele dient en de frames als afhankelijke variabele. De derde deelvraag is getoetst aan de hand van een MANOVA, waarbij de variabele soort bedrijf als onafhankelijke variabele gebruikt is en de frames als afhankelijke variabelen. Vervolgens is er een MANOVA uitgevoerd voor de vierde deelvraag met de variabelen krantensoort en soort bedrijf als

(19)

onafhankelijke variabelen en de frames als onafhankelijke variabelen om te onderzoeken of er een interactie-effect aanwezig is.

Resultaten Frames

Aan de hand van frequentietabellen is onderzocht in welke mate de generieke frames en indicatoren binnen de berichtgeving omtrent het issue aanwezig zijn. Ten eerste is onderzocht aan de hand van somvariabelen, welk frame het meeste voorkomt in de berichtgeving (N = 324). Hierbij is een frame aanwezig wanneer er minimaal één indicator van het frame aanwezig is. Het verantwoordelijkheidsframe is het meest aanwezig in de mediaberichtgeving omtrent het issue. In 209 artikelen (64,5%) komt minstens één indicator voor van dit frame. Vervolgens is het economisch gevolgframe het meest voorkomend, namelijk in 164 artikelen (50,6%). Het human-interestframe is aanwezig in 131 artikelen, ofwel 40,4% van de onderzochte artikelen. Het frame dat het minst in de berichtgeving voorkomt, is het conflictframe met 120 artikelen (37,0%).

Per frame is er ook gekeken naar de score van de indicatoren op zichzelf (Zie Appendix C). Bij het verantwoordelijkheidsframe is de indicator die stelt dat het artikel een oplossing voor het faillissement suggereert, het meeste aanwezig in de krantenartikelen (46,6%). Daarnaast komt bij het human-interestframe de indicator het meeste voor waarbij het artikel nadruk legt op directe gevolgen voor individuen en groepen (30,2%). De indicator van het conflictframe die het meeste aanwezig is, is de indicator die stelt dat het artikel een externe partij tegenover het bedrijf zelf omtrent zaken van het faillissement staat (25,3%). Van het economisch gevolgframe is de indicator waarbij de artikelen huidige of toekomstige financiële gevolgen voor werknemers hebben genoemd, het meest voorkomend in de mediaberichtgeving (29,0%).

(20)

Tevens is onderzocht in welke mate de frames aanwezig zijn in de berichtgeving. Deze gegevens zijn weergegeven in de frequentietabel op de volgende pagina (Tabel 1). Het verantwoordelijkheidsframe komt in veel van de artikelen in zwakke mate voor. Ditzelfde geldt voor het human-interestframe, het conflictframe en het economisch gevolgframe. Er is slechts één artikel dat elke indicator van het verantwoordelijkheidsframe bevatte. Voor het conflictframe zijn dit twee artikelen. Daarnaast is het verantwoordelijkheidsframe het meest aanwezig aan de hand van twee indicatoren in tegenstelling tot de andere frames. Dit is ook af te leiden aan de hand van de gemiddelden van het aantal indicatoren van het frame per krantenartikel. Het verantwoordelijkheidsframe komt gemiddeld in de sterkste mate voor in de krantenartikelen (M = 1,23, SD = 1,11) in vergelijking met de andere frames. Het human-interestframe komt in de laagste mate voor in de krantenartikelen (M = 0,56, SD = 0,82).

(21)

Tabel 1

Frequentietabel: Mate van aanwezigheid frames Frames Verantwoorde-lijkheidsframe Human-interestframe* Conflict-frame Economisch gevolgframe Aantal indicatoren n % n % n % n % 0 115 (35,5%) 193 (59,6%) 204 (63,0%) 160 (49,4%) 1 68 (21,0%) 99 (30,6%) 48 (14,8%) 106 (37,7%) 2 102 (31,5%) 16 (4,9%) 26 (8,0%) 42 (13,0%) 3 32 (9,9%) 15 (4,6%) 31 (9,6%) 16 (4,9%) 4 6 (1,9%) 1 (0,3%) 13 (4,0%) 0 (0,0%) 5 1 (0,3%) - - 2 (0,6%) 0 (0,0%) M 1,23 0,56 0,79 0,73 SD 1,11 0,82 1,23 0,87

Note. *Het human-interestframe bevat slechts vier indicatoren.

Gebruik van frames tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten

Vervolgens is er aan de hand van een independent t-test getoetst of sensatiegerichte en kwaliteitskranten verschillen in het gebruik van de generieke frames (RQ2). Hiervoor is gebruik gemaakt van de schaalvariabelen van de frames. Kwaliteitskranten gebruiken gemiddeld meer het verantwoordelijkheidsframe (M = 0,26, SD = 0,22) dan sensatiegerichte kranten (M = 0,23, SD = 0,23). Dit verschil is echter niet significant, t(322) = 1,59, p = 0,114, CI = [-0,01, 0,09]. Het human-interestframe daarentegen komt voor bij kwaliteitskranten (M = 0,14, SD = 0,20) en bij sensatiegerichte kranten (M = 0,14, SD = 0,20) in gelijke mate. Hierdoor is het verschil niet significant, t(322) = -0,23, p = 0,820, CI = [-0,05, 0,04]. Kwaliteitskranten maken juist gemiddeld meer gebruik van het conflictframe (M = 0,18, SD

(22)

= 0,26) dan sensatiegerichte kranten (M = 0,14, SD = 0,23). Dit verschil is echter niet significant, t(322) = 1,37, p = 0,172, CI = [-0,02, 0,09]. Het economisch gevolgframe komt voor bij zowel kwaliteitskranten (M = 0,15, SD = 0,17) als bij sensatiegerichte kranten (M = 0,15, SD = 0,18) in gelijke mate. Hierdoor is er geen sprake van een significant verschil, t(322) = 0,23, p = 0,818, CI = [-0,03, 0,04].

Nederlandse retailbedrijven en frames

Aan de hand van een MANOVA is onderzocht of de afzonderlijke Nederlandse Retail bedrijven verschillende scores hebben op de frames (RQ3). Deze toets is uitgevoerd ondanks dat de bedrijven significante verschillende varianties in de populatie hebben op het verantwoordelijkheidsframe, F(3,319) = 11,82, p < 0,001, het human-interestframe, F(3,319) = 5,37, p = 0,001, het conflictframe, F(3,319) = 46,68, p < 0,001 en het economisch gevolgframe, F(3,319) = 3,13, p = 0,026.

Door het gebruik van Wilks’ Lambda werd er een significant effect gevonden van het soort bedrijf op de verschillende frames, Λ = 0.76, F (12,317) = 7.70, p < 0,001. Ook voor enkele losse ANOVA’s zijn er significante verschillen gevonden. Een middelmatig significant effect is gevonden van het soort bedrijf op het verantwoordelijkheidsframe, F(3, 319) = 14,33, p < 0,001, η2 = 0,12. Omtrent de berichtgeving over V&D is het verantwoordelijkheidsframe in de minste mate aanwezig (M = 0,21, SD = 0,23), terwijl de berichtgeving omtrent Macintosh het hoogste scoort op het verantwoordelijkheidsframe (M = 0,41, SD = 0,15). De berichtgeving omtrent Etam Groep Retail (M = 0,39, SD = 0,14) en een combinatie van bovengenoemde organisaties (M = 0,21, SD = 0,18) scoren hiertussen. Uit een post-hoc meervoudige vergelijkingentoets blijkt dat de verschillen tussen V&D en Etam Groep Retail (Mverschil = -0,18, p < 0,001) of Macintosh (Mverschil = -0,21, p < 0,001) significant zijn. Daarnaast zijn ook de verschillen tussen een combinatie van bovengenoemde organisaties en

(23)

Etam Groep Retail (Mverschil = -0,18, p = 0,002) of Macintosh (Mverschil = -0,20, p < 0,001) significant.

Er is geen significant verschil gevonden van het soort bedrijf op het human-interestframe, F(3, 319) = 2,48, p = 0,061. Omtrent de berichtgeving over Etam Groep Retail is het human-interestframe in de minste mate aanwezig (M = 0,08, SD = 0,13), terwijl de berichtgeving omtrent V&D het hoogste scoort op het human-interestframe (M = 0,16, SD = 0,21). De berichtgeving omtrent Macintosh (M = 0,08, SD = 0,12) en een combinatie van bovengenoemde organisaties (M = 0,15, SD = 0,23) scoren hiertussen.

Het soort bedrijf heeft een middelmatig significant verschil op het conflictframe, F(3, 319) = 13,68, p < 0,001, η2 = 0,11. Omtrent de berichtgeving over Etam Groep Retail is het conflictframe in de minste mate aanwezig (M = 0,01, SD = 0,05), terwijl de berichtgeving omtrent V&D het hoogste scoort op het conflictframe (M = 0,22, SD = 0,28). De berichtgeving omtrent Macintosh (M = 0,04, SD = 0,10) en een combinatie van bovengenoemde organisaties (M = 0,06, SD = 0,12) scoren hiertussen. Uit een post-hoc meervoudige vergelijkingentoets blijkt dat alleen de verschillen tussen V&D en zowel Etam Groep Retail (Mverschil = 0,20, p < 0,001) als Macintosh (Mverschil = 0,17, p = 0,001) als een combinatie van bovengenoemde organisaties (Mverschil = 0,16, p < 0,001) significant zijn.

Ten slotte is er een marginaal significant verschil gevonden van het soort bedrijf op het economisch gevolgframe, F(3, 319) = 2,50, p = 0,059. Omtrent de berichtgeving over Etam Group Retail is het economisch gevolgframe in de minste mate aanwezig (M = 0,07, SD = 0,11), terwijl de berichtgeving omtrent V&D het hoogste scoort op het economisch gevolgframe (M = 0,16, SD = 0,18). De berichtgeving omtrent Macintosh (M = 0,14, SD = 0,17) en een combinatie van bovengenoemde organisaties (M = 0,15, SD = 0,19) scoren hiertussen.

(24)

Interactie-effect van Nederlandse retailbedrijven, soort krant en frames

Ten slotte is er gekeken aan de hand van een MANOVA of er een interactie-effect is van het soort bedrijf en het soort krant op de verschillende generieke frames. Door het gebruik van Wilks’ Lambda is er geen significant interactie-effect gevonden van het soort bedrijf en soort krant op de verschillende frames, Λ = 0,98, F(12, 312) = 0,48, p = 0,929. Er is geen significant interactie-effect tussen soort bedrijf en de soort krant op het verantwoordelijkheidsframe, F(3,315) = 0,40, p = 0,76. Ook is er geen significant interactie-effect gevonden tussen soort bedrijf en de soort krant op het human-interestframe, F(3,315) = 0,31, p = 0,81. Dit geldt ook voor het conflictframe, F(3,315) = 0,65, p = 0,58, en het economisch gevolgframe, F(3,315) = 0,25, p = 0,86.

Discussie Conclusie

In deze thesis is de berichtgeving onderzocht in Nederlandse dagbladen omtrent de faillissementen van Nederlandse retailbedrijven. Door een onderscheid te maken tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten is er onderzocht of deze kranten varieerden in het gebruik van frames. Over het algemeen heeft de framinganalyse aangetoond dat er geen verschil is in de mediaberichtgeving omtrent het issue tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten. Er is echter wel een verschil in de berichtgeving omtrent de afzonderlijke bedrijven.

Ten eerste is er gekeken naar de aanwezigheid en de mate van aanwezigheid van de frames en indicatoren. Het verantwoordelijkheidsframe is het meest aanwezig in de berichtgeving omtrent het issue, gevolgd door het economisch gevolgframe, het human-interestframe en het conflictframe. Het verantwoordelijkheidsframe is in de artikelen het meeste weergegeven door de indicator die stelt dat het artikel een oplossing suggereert voor

(25)

het faillissement. De indicator van het human-interestframe die het meeste voorkomt, is de indicator die stelt dat het artikel nadruk legt op directe gevolgen voor individuen en groepen. Het conflictframe is het meest weergegeven door de indicator waarbij het artikel stelt dat een externe partij tegenover het bedrijf staat omtrent zaken van het faillissement. De indicator die bij het economisch gevolgframe het meeste aanwezig is, is de indicator waarbij de artikelen huidige of toekomstige financiële gevolgen voor werknemers beschreven. Daarnaast komen alle frames in zwakke mate voor in de artikelen, waarbij het verantwoordelijkheidsframe het meeste voorkomt door middel van twee indicatoren en de overige frames door middel van slechts één indicator.

Vervolgens is onderzocht of de sensatiegerichte en kwaliteitskranten afwijken in het gebruik van de verschillende generieke frames. Voor geen enkel van de frames is er sprake van een verschil tussen de krantensoorten. Deze resultaten komen echter niet overeen met eerdere onderzoeken waaruit gebleken is dat de generieke frames dominant zijn in kwaliteitskranten (An en Gower 2009; Brunken 2006; Neuman et al.,1992 & Nijkrake et al. 2015). Daarnaast is dit ook niet in overeenstemming met het onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000), waarin gevonden is dat het human-interestframe juist in sterkere mate aanwezig is in sensatiegerichte kranten. De resultaten zijn meer in overeenstemming met het onderzoek van Oh en Zhou (2012). In dit onderzoek is namelijk gevonden dat het gebruik van het economisch gevolgframe en het verantwoordelijkheidsframe niet afwijkt in sensatiegerichte en kwaliteitskranten. Het conflictframe komt in het onderzoek van Oh en Zhou echter in sterkere mate voor bij sensatiegerichte kranten. Dit spreekt de resultaten van dit onderzoek echter tegen. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten zou toe te wijzen zijn aan de commercialisering en de toenemende concurrentie van de nieuwsmedia, waarbij gesteld wordt dat kwaliteitskranten steeds meer sensatiegerichte elementen gebruiken. Daarnaast betwijfelen vele onderzoekers of het verschil tussen sensatiegerichte en

(26)

kwaliteitskranten nog steeds empirisch aan te tonen is (Bakker & Scholten, 2006; Schaap & Pleijter, 2012).

Daaropvolgend is onderzocht of het gebruik van frames voor de afzonderlijke bedrijven verschillen. Opvallend is dat er vooral verschillende frames in sterkere mate voorkomen omtrent de berichtgeving over V&D in tegenstelling tot de andere bedrijven. Dit was echter verwacht, doordat het aantal artikelen extreem hoger lag vergeleken met de andere retailbedrijven. Het conflictframe is in sterkere mate aanwezig omtrent de berichtgeving over V&D. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat er vooral veel berichtgeving informatie over het loonoffer bevat en de discussie omtrent de mogelijke overname door Ronald Kahn of Hudson Bay. Het verantwoordelijkheidsframe is echter in sterkere mate aanwezig in de berichtgeving over het bedrijf Macintosh en juist minder voor het bedrijf V&D. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat in vrijwel alle artikelen omtrent Macintosh werd gesproken voor een oplossing voor het faillissement namelijk een doorstart. V&D heeft daarentegen geen doorstart kunnen verwezenlijken dus was daarom in mindere mate aanwezig.

Ten slotte is er onderzocht of er een interactie aanwezig is tussen het soort bedrijf, de soort krant en de verschillende frames. Deze interactie is echter niet gevonden.

Limitaties

Er zijn verschillende beperkingen toe te wijzen aan dit onderzoek. Ten eerste is de verhouding tussen de artikelen gesorteerd op het soort bedrijf niet in evenwicht. Er waren vooral veel artikelen gevonden voor het faillissement van V&D en tegenstelling tot Macintosh en Etam Groep Retail. Voor vervolgonderzoek zou beter gekeken kunnen worden naar bedrijven die ongeveer in dezelfde mate in de mediaberichtgeving voorkomen. Doordat de

(27)

Levene’s test significant is voor elk van de frames, zouden de resultaten van de MANOVA eventueel niet betrouwbaar kunnen zijn.

Daarnaast was ook de tijd een beperking in dit onderzoek. De vier indicatoren waarvan de intercodeurbetrouwbaarheid te laag waren zijn echter wel meegenomen in verdere analyses met uitzondering van één indicator. Hiervoor is gekozen, omdat dit tot lagere scores op de frames had kunnen leiden. In vervolgonderzoek zou er meer tijd ingedeeld moeten worden om het codeboek te construeren en te testen wat ten goede komt aan de intercodeurbetrouwbaarheid.

Verder zijn er nog enkele punten aan te wijzen waar vervolgonderzoek zich op zal kunnen richten. Ten eerste moet vervolgonderzoek rekening houden met de manier waarop de frames zijn geoperationaliseerd in eerdere onderzoeken. Het is namelijk van belang dat deze indicatoren nog steeds de generieke frames meten. De meeste onderzoeken maken gebruik van verschillende indicatoren per frame die aangepast zijn op het issue van het onderzoek. Echter zal gekeken moeten worden in hoeverre deze indicatoren zijn aangepast op het issue en in hoeverre deze te vergelijken zijn met indicatoren van andere onderzoeken die een ander issue onderzoeken. Dit is ook een limitatie geweest voor dit onderzoek. In de besproken literatuur worden er vergelijkingen gemaakt tussen onderzoeken die verschillende issues behandelen, waardoor het waarschijnlijk is dat de indicatoren van de generieke frames zijn aangepast. Vervolgonderzoek moet dus rekening houden met in hoeverre de indicatoren worden aangepast.

Daarnaast zal de relatie tussen sensatiegerichte en kwaliteitskranten verder onderzocht moeten worden. Uit dit onderzoek is gebleken dat het onderscheid tussen deze kranten niet aan te wijzen is op basis van frames, wat aansluit op recent onderzoek (Oh & Zhou, 2012). De aanname dat door de commercialisering en toenemende concurrentie

(28)

kwaliteitskranten steeds meer sensatiegerichte elementen gebruiken, zal verder onderzocht moeten worden.

Ten slotte vergt de huidige economische onzekerheid van bedrijven meer onderzoek. Door een toename van faillissementen (CBS, 2016) en de veranderingen in de retailsector zoals de toename van internetverkoop is er ook veel aandacht voor deze ontwikkelingen in de mediaberichtgeving. Mediaberichtgeving omtrent dit issue kan invloed hebben op de interpretatie en de beeldvorming van het publiek (Nabi, 2003). Het is daarbij van belang om meer inzicht te verkrijgen in hoe de media de issues omtrent bedrijven presenteren in de berichtgeving.

Wetenschappelijke en maatschappelijke implicaties

Dit onderzoek biedt nieuwe informatie voor zowel wetenschap als maatschappij. Ten eerste is dit onderzoek een uitbreiding van reeds bestaande framinganalyses op economisch gebied (An & Gower, 2009; Cho & Gower, 2006). Dit onderzoek heeft namelijk aangetoond dat de generieke frames toepasbaar zijn op het issue faillissementen van Nederlandse retailbedrijven.

De bevolking krijgt daarnaast door middel van dit onderzoek inzicht in de mediaberichtgeving van grote Nederlandse dagbladen over de faillissementen van retailbedrijven. Deze mediaberichtgeving is voor verschillende partijen relevant. Werknemers willen op de hoogte blijven van de recente ontwikkelingen van het bedrijf waar zij werken (Fulk et al., 1987; Nijkrake et al., 2015), maar ook het algemeen publiek maakt een evaluatie over het faillissement naar aanleiding van de mediaberichtgeving. Andere retailbedrijven kunnen daarnaast ook inspelen op de mediaberichtgeving op het moment dat zijzelf zich ook in een moeilijke periode bevinden. Het issue wordt vooral beschreven aan de hand van het verantwoordelijkheidsframe, gevolgd door het economisch gevolgframe, het

(29)

human-interestframe en het conflictframe. Doordat de faillissementen grotendeels in termen van verantwoordelijkheid worden weergegeven, maakt het algemeen publiek vooral een evaluatie aan de hand van de informatie over partijen die verantwoordelijk worden gehouden voor het faillissement of een mogelijke doorstart. Retailbedrijven kunnen daarnaast vooral rekening houden met het feit dat de mediaberichtgeving zich richt op de verantwoordelijkheid omtrent zaken van het faillissement. Vervolgens kunnen deze bedrijven hierop inspelen op het moment dat het bedrijf informatie naar buiten brengt. Bijvoorbeeld kunnen deze bedrijven zich focussen in persberichten op verantwoordelijkheden van het bedrijf zelf en ook van andere partijen.

Al met al geeft dit onderzoek aan dat framing een belangrijk concept is in de mediaberichtgeving over de faillissementen van Nederlandse retailbedrijven. Echter zijn er nog veel mogelijkheden om het huidig onderzoek uit te breiden. Zoals Arnold (2009) en Hopwood (2009) al stelden is specifieker onderzoek op economisch gebied noodzakelijk. Framinganalyses omtrent verschillende issues van bedrijven zal daarom een interessant startpunt zijn voor vervolgonderzoek.

Referenties

An, S. K., & Gower, K. K. (2009). How do the news media frame crises? A content analysis of crisis news coverage. Public Relations Review, 35(2), 107-112. doi:

10.1016/j.pubrev.2009.01.010

ANP (2015, 4 mei). Akkoord over doorstart failliet Miss Etam en Promiss. Geraadpleegd op: http://www.z24.nl/ondernemen/akkoord-over-doorstart-failliet-miss-etam-en-promiss-558677

(30)

Arnold, P. J. (2009). Global financial crisis: The challenge to accounting research. Accounting, Organizations and Society, 34(6), 803-809. doi:

10.1016/j.aos.2009.04.004

Bakker, P., & Scholten, O. (2006). Communicatiekaart van Nederland: Overzicht van media en communicatie (derde druk). Alphen aan den Rijn: Kluwer.

Berbers, A., Joris, W., Boesman, J., d’Haenens, L., Koeman, J., & Van Gorp, B. (2015). The news framing of the ‘Syria fighters’ in Flanders and the Netherlands: Victims or terrorists?. Ethnicities, 0(0), 1-21. doi: 10.1177/1468796815603753

Berelson, B. (1952). Content analysis in communication research. New York, NY: Free Press.

Bosman, J., & d'Haenens, L. (2008). News reporting on Pim Fortuyn: Framing in two Dutch newspapers. Media, Culture & Society, 30(5), 735-748. doi:

10.1177/0163443708094018

Brunken, B. L. (2006). Hurricane Katrina: A content analysis of media framing, attribute agenda setting, and tone of government response. (Master’s thesis, Louisiana State University). Geraadpleegd op: http://etd.lsu.edu

Cacciatore, M. A., Scheufele, D. A., & Iyengar, S. (2016). The end of framing as we know it… and the future of media effects. Mass Communication and Society, 19(1), 7-23. doi: 10.1080/15205436.2015.1068811.

Capella, J. N., & Jamieson, K. H. (1997). Spiral of cynicism: The press and the public good. New York, NY: Oxford University Press.

CBS (2016, 9 maart). CBS: Aantal faillissementen stijgt. Geraadpleegd op:

(31)

CBS (2016, 20 januari). CBS: Stormachtige ontwikkeling webverkopen. Geraadpleegd op:

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/handel- horeca/publicaties/artikelen/archief/2016/stormachtige-ontwikkeling-webverkopen.htm

Cho, S. H., & Gower, K. K. (2006). Framing effect on the public's response to crisis: Human interest frame and crisis type influencing responsibility and blame. Public Relations Review, 32(4), 420-422. doi: 10.1016/j.pubrev.2006.09.011

De Voogt, S. (2015, 30 december). Macintosh failliet verklaard. NRC. Geraadpleegd op: http://www.nrc.nl

De Vreese, C. H. (2005). News framing: Theory and typology. Information design journal + document design, 13(1), 51-62. doi:10.1075/idjdd.13.1.06vre

De Vreese, C. H. (2012). New avenues for framing research. American Behavioral Scientist, 56 (3), 365-375. doi: 10.1177/0002764211426331

Druckman, J. N. (2001). The implications of framing effects for citizen competence. Political Behavior, 23(3), 225-256. doi: 10.1023/A:1015006907312

Entman, R. M. (1993). Framing: Toward clarification of a fractured paradigm. Journal of communication, 43(4), 51-58. doi: 10.1111/j.1460-2466.1993.tb01304.x

Fulk, J., Steinfield, C. W., Schmitz, J., & Power, J. G. (1987). A social information

processing model of media use in organizations. Communication research, 14(5), 529-552. doi: 10.1177/009365087014005005

Goffman, E. (1974). Frame analysis: An essay on the organization of experience. Cambridge MA, US: Harvard University Press.

(32)

Hazewinkel, B. (2016, 2 maart). Winkeliers veroorzaken hun eigen faillissement.

Geraadpleegd op: http://www.marketingfacts.nl/berichten/winkeliers-veroorzaken-hun-eigen-faillissement

Hopwood, A. G. (2009). The economic crisis and accounting: Implications for the research community. Accounting, Organizations and Society, 34(6), 797-802. doi:

10.1016/j.aos.2009.07.004

Kleemans, M., Schaap, G., & Hermans, L., (2015). Van politiek centrum Binnenhof naar Albert Cuypmarkt. Tijdschrift voor Communicatie-wetenschap (43) 2, 151-168. Geraadpleegd op: https://www.tijdschriftvoorcommunicatiewetenschap.nl

Levin, I. P., Gaeth, G. J., Schreiber, J., & Lauriola, M. (2002). A new look at framing effects: Distribution of effect sizes, individual differences, and independence of types of effects. Organizational behavior and human decision processes, 88(1), 411-429. doi: 10.1006/obhd.2001.2983

Lewis, J., Andrews, W., & Franklin, B. (2008). Four rumours and an explanation: A political economic account of journalists’ changing newsgathering and reporting practices.

Journalism Practice, 2, 27-45. doi: 10.1080/17512780701768493

McManus, J. (2009). The commercialization of news. In K. Wahl-Jorgensen & T. Hanitzsch (eds.), The handbook of journalism studies (pp. 218-235). New York: Routledge. Nabi, R. L. (2003). Exploring the framing effects of emotion do discrete emotions

differentially influence information accessibility, information seeking, and policy preference?. Communication Research, 30(2), 224-247. doi:

10.1177/0093650202250881

Neuman, W. R., Just, M. R., & Crigler, A. N. (1992). Common knowledge: News and the

(33)

Nijkrake, J., Gosselt, J. F., & Gutteling, J. M. (2015). Competing frames and tone in corporate communication versus media coverage during a crisis. Public relations review, 41(1), 80-88. doi: 10.1016/j.pubrev.2014.10.010

NOS (2016, 16 februari). Schoenenketens Invito en Pro Sport gered. Geraadpleegd op: http://nos.nl/artikel/2087344-schoenketens-invito-en-pro-sport-gered.html

NOS (2015, 31 december). V&D failliet: dit betekent het voor medewerkers, leveranciers en

klanten. Geraadpleegd op:

http://nos.nl/artikel/2078060-v-d-failliet-dit-betekent-het-voor-medewerkers-leveranciers-en-klanten.html

Oh, D. C., & Zhou, W. (2012). Framing SARS: A case study in Toronto of a mainstream newspaper and a Chinese ethnic newspaper. Atlantic Journal of Communication,

20(5), 261-273. doi: 10.1080/15456870.2012.728113

Patterson, T. E. (1993). Out of order: How the decline of the political parties and the growing

power of the news media undermine the American way of electing presidents. New

York: Alfred Knopf.

Peifer, J. T. (2015). Perceived news media importance: News parody, valuations of the news

media, and their influence on perceptions of journalism (Doctoral dissertation, The

Ohio State University). Geraadpleegd op: https://etd.ohiolink.edu Schaap, G., & Pleijter, A. (2012). Het sensatiegehalte van voorpaginafoto's: Een

inhoudsanalyse van populaire en kwaliteitskranten in Nederland. Tijdschrift Voor

Communicatiewetenschap, 40(1), 71. Geraadpleegd op:

https://www.tijdschriftvoorcommunicatiewetenschap.nl

Semetko, H. A., & Valkenburg, P. M. (2000). Framing European politics: A content analysis of press and television news. Journal of communication, 50(2), 93-109. doi:

(34)

Valentini, C., & Romenti, S. (2011). Blogging about crises: The role of online conversations in framing Alitalia's performance during its crisis. Journal of Communication

Management, 15(4), 298-313. doi: 10.1108/13632541111183398

Van Den Eerenbeemt, M. (2016, 9 januari). De winkelketens gaan een toontje lager zingen [LexisNexis]. De Volkskrant. Geraadpleegd op:

http://academic.lexisnexis.eu/??lni=5HTC-T5F1-JC8W

Y3Y7&csi=168873,259064,294298,259070&oc=00240&perma=true

Van Der Heijden, T. (2015, 23 december). Alleen de salarissen van december kon Macintosh nog betalen. NRC. Geraadpleegd op: http://www.nrc.nl

Van Dongen, A. (2016, 9 januari). V&D-personeel vecht tot eind. Algemeen Dagblad, p.10. Vermanen, J. (2016, 17 februari). Doorstart warenhuizen V&D is mislukt. Geraadpleegd op:

http://www.nu.nl/vd/4215789/doorstart-warenhuizen-vd-mislukt.html 


Wakkee, I., Dorrestein, F., & Englis, P. (2014). The stigmatization of bankrupt entrepreneurs in Dutch newspapers. Journal of Small Business & Entrepreneurship, 27(4), 369-391. doi: 10.1080/08276331.2015.1017869

Wat zijn jouw bijzondere V&D-herinneringen? (oproep) (2016, 18 februari). Brabants

Dagblad. Geraadpleegd op: http://www.bd.nl

Wolfsfeld, G. (2011). Making sense of media and politics: Five principles in political

communication. New York, NY: Routledge.

Yang, A. (2015). Building a cognitive-sociological model of stereotypes: Stereotypical frames, social distance and framing effects. Howard Journal of Communications,

(35)

APPENDIX A CODEBOEK

Coderingen

A1: Artikelnummer

A2: Uit welke nieuwsbron is het item afkomstig? 1= NRC Handelsblad

2= De Volkskrant 3= Algemeen Dagblad 4= Telegraaf

A3: Datum van publicatie van het verhaal? Codeer in ddmmjj formaat.

Voorbeeld: 2 Maart 2016 wordt 02032016 A4: Is dit artikel relevant?

0 = Nee 1 = Ja

 Nee= slechts als voorbeeld in een zin/minder dan 3 regels over het onderwerp in artikel.

 Ja= als minstens een gehele alinea over het (mogelijke) faillissement van de bedrijven gaat.

A5: Welk bedrijf staat centraal in het item?

Bij deze vraag kan het zijn dat een ander bedrijf centraal staat zoals het UWV, in dit geval wordt het bedrijf gecodeerd die in combinatie wordt genoemd dit bedrijf. (bv. Het UWV draait overuren nu dat het personeel van V&D op straat staat. > codeer 1) 1= Vroom & Dreesmann/V&D/ Sun Capital

2= Etam Group Retail/ Miss Etam/ Promiss

3= Macintosh/ Invito/ Manfield/ Pro Sport/ Dolcis/ Scapino/ Steve Madden 4= een combinatie van de bovengenoemde organisaties

V1: Aanwezigheid verantwoordelijkheidsframe Signaalwoorden:

verantwoordelijk/schuldig/door/verwijten/beschuldigen/aansprakelijk/veroorzaken/toerekenba ar

V1.1: Suggereert het artikel (een) oplossing(en) voor het (voorkomen van het) faillissement? Op het moment dat er verwezen wordt naar een doorstart of mogelijke doorstart moet

deze vraag met Ja beantwoord worden. 0 = Nee, 1 = Ja

V1.2: Suggereert de tekst dat een bepaalde groep (werknemers) of organisatie (de bedrijven of regering) in staat is OF was in staat om bijdrage te leveren voor het voorkomen van het

faillissement OF aan het verwezenlijken van een doorstart?

Op het moment dat in het artikel regelgevende en/of financiele steun wordt aangeboden in het artikel voor een doorstart moet deze vraag met Ja beantwoord worden.

(36)

0 = Nee, 1 = Ja

V1.3: Suggereert de tekst dat het bedrijf/de eigenaren van het bedrijf zelf verantwoordelijk is voor het faillissement?

Er moet letterlijk verwezen worden naar het bedrijf als de schuldige.

Wanneer het artikel suggereert dat het bedrijf zelf anders had moeten handelen om het faillissement te voorkomen wordt deze vraag met Ja beantwoord.

0 = Nee, 1 = Ja

V1.4 Suggereert de tekst dat een andere groep (individu, consumenten) dan het bedrijf of een bepaalde trend (internetverkoop/warm weer) verantwoordelijk is voor het faillissement?

Wanneer het artikel suggereert dat het failliete bedrijf werd tegenwerkt door een ander bedrijf OF trend (etc.) wordt dit artikel met Ja beantwoord.

bv. Een kwart van de stemmers denkt dat de vakbonden hierdoor (mede) schuld zijn aan het faillissement van de warenhuisketen. / Maar de allergrootste boosdoener was toch wel internet, zegt het bedrijf zelf.

0 = Nee, 1 = Ja

V1.5: Suggereert de tekst dat het faillissement onmiddellijk ingrijpen behoeft of nodig heeft gehad?

Er moet hierbij verwezen worden naar signaalwoorden als ‘snel’ ‘onmiddellijk’ ‘spoed’ etc.

Er is duidelijk sprake van een groot probleem wat snel moet worden opgelost. Hierbij wordt er gerefereerd naar spoedvergaderingen/snelle maatregelingen. - Dit kan ook zijn dat er kritiek wordt geleverd op het niet snel handelen.

0 = Nee, 1 = Ja

V2: Aanwezigheid human-interestframe

Signaalwoorden: werknemers/arbeider/arbeidskracht/medewerker/personeel/assistent/emotie/ gevoel/consument/gedupeerden/persoonlijk/privé/ontslagen

V2.1 Geeft het artikel een menselijk voorbeeld of een menselijk gezicht aan het issue? Hierbij moet vooral een voorbeeld worden verteld van een persoon en/of een verhaal

bij deze persoon. (Een verhaal/situatie van een medewerker wordt verteld, vb. Rita heeft 25 jaar bij V&D gewerkt...)

0 = Nee, 1 = Ja

V2.2 Gebruikt het verhaal bijwoorden of een beschrijving van een persoonlijke situatie die gevoelens van woede, empathie, sympathie of compassie oproepen?

Hierbij moet een gevoel of emotie letterlijk genoemd worden in het artikel. (vb. Rita is emotioneel...)

(37)

0 = Nee, 1 = Ja

V2.3 Legt de tekst nadruk op directe gevolgen voor individuen en groepen (bv. werknemers/consumenten/werknemers van andere bedrijven) door het faillissement?

Een gevolg van een persoon of groep wordt genoemd. (Vb. De werknemers zijn ontslagen en moeten opzoek naar een nieuwe baan)

0 = Nee, 1 = Ja

V2.4 Gaat het verhaal in op het privé of persoonlijke leven van de actoren? *

Niet werk-gerelateerd zaken. Hierbij besteedt het artikel aandacht aan een persoon en zijn of haar persoonlijke situatie. (Vb. Het winkelbeeld is erg veranderd voor de inwoners van Doetinchem)

0 = Nee, 1 = Ja

*Deze variabele is verwijderd doordat de S-Lotus waarde te laag was.

V2.5 Gaat het verhaal in op consumenten als slachtoffers van het faillissement?

Hierbij worden dus consumenten geaffecteerd door het faillissement. Hierbij moet verwezen worden dat dit een nadeel is voor de consument en/of dat de consument het jammer vindt. (Vb. Rita kan helaas geen koffer meer halen bij de V&D./ Volgens ING heeft het Nederlandse consumentenvertrouwen een ,,flinke tik'' gekregen door het faillissement van het bedrijf.)

0 = Nee, 1 = Ja

V3: Aanwezigheid conflictframe

Signaalwoorden: conflict/ruzie/onenigheid/verdeeldheid/tegenstrijdig/aanvaring/confrontatie/ geschil/confrontatie/meningsverschil/concurrentie

V3.1 Reflecteert de tekst naar onenigheid tussen werknemers/vakbonden tegenover bedrijven? Hierbij wordt er letterlijk genoemd in het artikel dat er onenigheid/verdeeldheid/etc.

aanwezig is tussen groepen. (Vb. Er is onenigheid/ontevredenheid over arbeidsvoorwaarden tussen vakbonden en het bedrijf.)

0 = Nee, 1 = Ja

V3.2 Staat een externe partij tegenover een het bedrijf omtrent zaken van het faillissement? Zowel de naam als de externe partij als het bedrijf moeten worden genoemd en

daarnaast dat zij tegenover elkaar staan rondom een kwestie over het faillissement. (Vb. De vakbonden staan tegenover het bedrijf omtrent het loonoffer/ Er zijn meerdere partijen in de strijd voor een eventuele overname)

0 = Nee, 1 = Ja

V3.3 Refereert de tekst naar twee kanten of naar meer dan twee kanten van het probleem of issue?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gedetailleerde informatie over eenmanszaken (emz), vennootschappen onder firma (vof) en ‘overige rechtsvormen’ zijn opgenomen in de bijlagen. Hoofdstuk 5 beschrijft het voorkomen

totale schuld voortkomend uit beëindigde faillissementen van ‘bedrijven en instellingen’ steeg van 4,3 miljard euro in 2010 naar 4,9 miljard euro in 2015 (+13,6 procent).. Ten

Volgens het CBP geeft deze informatie een (te) indringend beeld van iemands gedrag en belangstelling. Kijkers zouden zich er meestal niet bewust van zijn dat hun kijkgedrag

In EMs, the framework by which organizations can acquire regulative legitimacy is more vague and ambiguous (Hitt et al., 2000; Khanna &amp; Palepu, 1997). Extensive regulation leads

die skool laat inskrywe. Hiervolgens word die fundamentele faktor van gesag by die onderwys wat die skool gee betrek. Die onderwysers gee opsetlik en bewustelike

The unique contribution of the study lies in the fact that a reading of the concept of ethics in the light of Ubuntu and transimmanence enables one to have a better

Neural mecha- nisms of spatial selective attention in areas V1, V2, and V4 of macaque visual cortex.. Elec- trophysiological correlates of feature analysis during

The EU FP7 project INACHUS presents a holistic approach in providing a system that aims at achieving significant time reduction related to the USaR phase by