• No results found

Alumni Voeding en Diëtetiek (Nutrition and Diëtetics) scoren hoog op werktevredenheid : Een onderzoek naar de huidige werksituatie en werktevredenheid van alumni die tussen 2000 en 2016 zijn afgestudeerd aan de opleiding Voeding en Diëtetiek van de Hogesc

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Alumni Voeding en Diëtetiek (Nutrition and Diëtetics) scoren hoog op werktevredenheid : Een onderzoek naar de huidige werksituatie en werktevredenheid van alumni die tussen 2000 en 2016 zijn afgestudeerd aan de opleiding Voeding en Diëtetiek van de Hogesc"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Alumni Voeding en Diëtetiek

(Nutrition & Dietetics) scoren

hoog op werktevredenheid

Juni 2017

EEN ONDERZOEK NAAR DE HUIDIGE WERKSITUATIE EN WERKTEVREDENHEID

VAN ALUMNI VAN DE OPLEIDING VOEDING EN DIËTETIEK, DIE TUSSEN 2000 EN

2016 ZIJN AFGESTUDEERD MET DE DIFFERENTIATIE NUTRITION & DIETETICS.

Bo Veenman

Peggy Verhoef

Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek

Afstudeeropdracht: 2017216

(2)

Huidige werksituatie en werktevredenheid van alumni Voeding en Diëtetiek (Nutrition & Dietetics).

Een onderzoek naar de huidige werksituatie en werktevredenheid van alumni die tussen 2000 en 2016

zijn afgestudeerd aan de opleiding Voeding en Diëtetiek van de Hogeschool van Amsterdam met

differentiatie Nutrition & Dietetics.

Auteurs:

Bo Veenman

500698819

bo.veenman@hva.nl

Peggy Verhoef

500635558

peggy.verhoef@hva.nl

Docentbegeleider & opdrachtgever:

Dr. J.W. Zijlstra

Hogeschool van Amsterdam, domein Sport, Bewegen en Voeding

Dr. Meurerlaan 8, 1067 SM, Amsterdam

Datum: 09-06-2017

Aantal woorden: 9801

Copyright © 2017. B. Veenman en P. Verhoef

© Niets uit deze scriptie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige

wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of op enige manier, zonder voorafgaande

toestemming van de auteurs.

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het afstudeeronderzoek ‘Huidige werksituatie en werktevredenheid van Alumni van de

opleiding Voeding en Diëtetiek (Nutrition & Dietetics).’ Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het

behalen van de titel Bachelor of Science aan de Hogeschool van Amsterdam.

Mede door de interesse van het management van de opleiding Voeding en Diëtetiek, Hogeschool van

Amsterdam in de huidige werksituatie van alumni, is deze opdracht tot stand gekomen. Daarnaast sloot

dit goed aan bij de interesse van de onderzoekers en de profilering binnen het werkveld door de

onderzoekers. Daarom hebben wij deze opdracht met enthousiasme aangenomen.

De planten op de voorkant staan symbool voor een groene en fijne werksituatie. De onderzoekers

hebben zelf ondervonden dat het plaatsen van planten de werktevredenheid positief beïnvloedt. Dit blijkt

ook uit meerdere studies (1,2,3,4,). Werknemers zouden zich meer thuis voelen. Ook zouden de

werknemers een verbetering in luchtkwaliteit opmerken. De planten lijken ook een positief effect te

hebben op het concentratievermogen en de productiviteit (4).

Onze dank gaat als eerste uit naar alle alumni die wij mochten interviewen voor dit onderzoek. Deze

interviews hebben onder andere veel inzicht gegeven in de arbeidsmarkt en zonder hen hadden wij geen

aanbevelingen kunnen schrijven voor het management van de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de

Hogeschool van Amsterdam.

Daarna gaat onze dank uit naar Dr. Hanna Zijlstra die ons heeft begeleid tijdens dit onderzoek als docent

begeleider. Haar enthousiasme voor dit onderzoek heeft ons geholpen creatiever te werk te gaan.

Tenslotte bedanken wij elkaar, als onderzoekers en studiegenoten, voor de fijne en leerzame

samenwerking. We zijn blij dat we allebei onze expertises en netwerken hebben kunnen inzetten tijdens

dit onderzoek, waardoor deze scriptie is geworden zoals deze nu is.

Wij wensen u veel leesplezier toe.

Bo Veenman en Peggy Verhoef

Voeding en Diëtetiek

Hogeschool van Amsterdam

Juni 2017

(4)

Samenvatting

Inleiding

Tegenwoordig is het niet standaard dat studenten na de opleiding Voeding en Diëtetiek als diëtist gaan

werken. Door de toenemende interesse in voeding en de innovatieve branche zijn er meer

beroepsmogelijkheden. Het doel van dit onderzoek is daarom om een beter beeld te schetsen van de

beroepsmogelijkheden na het volgen van de differentiatie Nutrition and Dietetics van de opleiding

Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Tevens wordt tijdens dit onderzoek de

werktevredenheid onderzocht van deze alumni van de opleiding.

Methode

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een literatuuronderzoek verricht naar het begrip

werktevredenheid en de determinanten die ten grondslag liggen aan werktevredenheid. Tevens is

onderzoek gedaan naar wat al bekend was over de beroepsmogelijkheden die er zijn na het behalen van

de bachelor Voeding en Diëtetiek met de differentiatie Nutrition and Dietetics. Door middel van

diepte-interviews met alumni van deze opleiding zijn de determinanten die voortkwamen uit het

literatuuronderzoek als leidraad gebruikt voor de gesprekken. Er zijn in totaal achttien interviews

afgenomen met alumni.

Resultaten

Uit het kwalitatieve onderzoek komt naar voren dat niet iedereen momenteel werkzaam is in de

gezondheidszorg. Een kwart van de respondenten heeft het als moeilijk ervaren om direct na het

afstuderen een baan te vinden. Twee van de achttien respondenten hebben een baan buiten deze

branche. Op vijf respondenten na hebben alle alumni een post-hbo gedaan. Bijna de helft heeft een

masterstudie afgerond. Zeven respondenten gaven aan dat ze vonden dat de opleiding goed aansluit op

de praktijk. De meerderheid vond de opleiding goed aansluiten op de praktijk, maar had wel een

aanbeveling. De belangrijkste aanbevelingen waren: meer ondernemerschap, meer praktijk tijdens de

opleiding en meer psychologie. ‘De mogelijkheid tot groei en ontwikkeling’ werd als belangrijkste

determinant voor werktevredenheid genoemd door de respondenten. Dit werd gevolgd door ‘afwisseling

van de werkzaamheden’ en ‘erkenning’.

Verder werden ‘collega’s’ en ‘contact met de leidinggevende’ als belangrijke determinanten voor

werktevredenheid beschouwd.

Conclusie

De verschillende beroepen die worden uitgeoefend zijn: diëtist in een ziekenhuis, verzorgingshuis,

revalidatie, gespecialiseerd centrum(voor eetstoornissen) en in de eerstelijnszorg. Acht respondenten

hebben wel een functie in de gezondheidszorg, maar niet als diëtist. Zij hebben de volgende functies:

food consultant, consultant bij de Verenigde Naties (VN), eigenaar bedrijf(Foodsisters),

onderzoeksassistent, medewerker binnendienst, eigenaar bedrijf(The Green Happiness), masterstudent

Nutrition and Health en psychologe. Twee van de achttien werken buiten de gezondheidszorg. Eén van

hen werkt als webredacteur en de andere respondent is werkzaam als juridisch secretaresse. De

werktevredenheid wordt als zeer hoog beschouwd onder alumni. Eén respondent beoordeelt haar

werktevredenheid met een onvoldoende. De meerderheid gaf aan toekomst te zien bij hun huidige

werkgever. Er waren zeven respondenten die zichzelf in de loop van de jaren zien veranderen van

werkgever of zelfs van vakgebied. Bijna de helft van de respondenten gaven aan dat de opleiding goed

aansluit op de praktijk en had geen aanbeveling. Elf beaamde dit, maar hadden wel een aanbeveling. De

belangrijkste aanbevelingen waren: meer ondernemerschap, meer praktijk en meer psychologie in het

curriculum.

(5)

Inhoud

Voorwoord

2

Samenvatting

3

Begrippenlijst

5

1. Inleiding

6

1.1 Deelvragen

7

1.2 Leeswijzer

7

2. Onderzoeksmethode

8

2.1 Literatuuronderzoek

8

2.2 Kwalitatief onderzoek

9

3. Resultaten

12

3.1 Resultaten literatuuronderzoek

12

3.2 Resultaten diepte interviews alumni

14

4. Discussie

20

4.1 Sterke punten

21

4.2 Zwakke punten

21

5. Aanbevelingen

23

6. Conclusie

25

7. Literatuurlijst

26

Bijlage 1: Topiclijst

28

(6)

Begrippenlijst

Werksituatie

Welke functie men invult op de arbeidsmarkt.

Werktevredenheid

De mate waarin men tevreden is met de huidige werksituatie

Alumni

Oud studenten.

Voeding en Diëtetiek

Een vierjarige, voltijd, bachelor opleiding over voeding en

gezondheid.

Nutrition and Dietetics (N&D) Eén van de drie differentiaties van de opleiding Voeding

en Diëtetiek, waarbij de focus ligt op de behandeling en

begeleiding van zieke mensen in een klinische setting.

Post-hbo Een bijscholing op hbo-niveau om verdieping of verbreding van

een bepaald vak op te doen.

Eerstelijnszorg

Direct toegankelijke zorg waar geen verwijzing voor nodig is.

NVD

Nederlandse Vereniging van Diëtisten.

BIG- registratie

BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).

Geeft duidelijkheid over de bevoegdheid van een zorgverlener.

Na te zijn afgestudeerd in de differentiatie N&D kunnen alumni

zich laten registreren in het kwaliteitsregister paramedici.

Topic

Interview onderwerp.

POH

Praktijkondersteuners huisartsenpraktijk.

(7)

1. Inleiding

De opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam is een van de vier Voeding en

Diëtetiek opleidingen in Nederland. De opleiding geeft de mogelijkheid om na anderhalf jaar te kiezen uit

drie differentiaties, namelijk: Nutrition and Dietetics (N&D), Nutrition and Health Promotion en New

Product Management. Voor de afstudeerrichtingen worden op dit moment meerdere

beroepsmogelijkheden weergegeven, zoals: diëtist (paramedisch), health consultant of voorlichter (5).

Dit onderzoek wil zich, in opdracht van het management van de opleiding, verder verdiepen in de

beroepsmogelijkheden na het voltooien van de bachelor Voeding en Diëtetiek. Hierbij richt het onderzoek

zich op de afstudeerder met als differentiatie Nutrition and Dietetics (N&D). Deze interesse komt voort

uit de waargenomen verscheidenheid aan beroepen die de alumni uitoefenen. Tevens wil het

management de werktevredenheid onder de alumni onderzoeken, dit is dan ook de aanleiding van het

onderzoek: ‘Werksituatie en werktevredenheid van alumni Voeding en Diëtetiek met de afstudeerrichting

N&D’. Het onderzoek wordt begeleid door Hanna Zijlstra, werkzaam als docent aan de Hogeschool van

Amsterdam en tevens diëtist en psycholoog.

Wanneer via het internet wordt gezocht op het beroep diëtist, wordt er vaak gerefereerd naar de diëtist

die werkzaam is als paramedicus (5,6,7) waarbij een diëtist werkzaam is in de gezondheidszorg. Echter

kan een diëtist ook buiten de gezondheidszorg werken. Beroepen waarbij voorlichting wordt gegeven,

voedingsbeleid wordt ontwikkeld en onderzoek wordt gedaan zijn voorbeelden van beroepen buiten de

gezondheidszorg, zo meldt de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (6). Deze klassieke explicatie vormt

nog veelal de basis voor de omschrijving van het beroep diëtist. Tegenwoordig kan het raadzaam zijn om

je ook online te profileren als diëtist, dit kan door middel van blogs, websites en andere media. Online

coaching wordt steeds vaker toegepast door diëtisten (8,9,10). Deze nieuwe manier van begeleiden van

cliënten brengt een nieuwe vorm van beroepsuiting met zich mee en zorgt voor diversiteit binnen de

huidige beroepsmogelijkheden. Deze nieuwe mogelijkheden voor de diëtist worden nog niet

weergegeven op de website door de Hogeschool van Amsterdam, dit maakt dat de informatie omtrent

beroepsmogelijkheden na het volgen van de opleiding Voeding en Diëtetiek (N&D) als ‘nog niet compleet’

beschouwd kan worden. Wanneer de alumni zijn afgestudeerd is er de mogelijkheid om lid te worden van

de alumni verenging van de opleiding. Deze verenging is een netwerk op Facebook waar vacatures en

informatie omtrent het vakgebied worden gedeeld met leden van de verenging. Een hypothese van dit

onderzoek is dat leden van de alumniverenging ook werkzaam zijn in het vakgebied en niet hierbuiten.

Een andere hypothese is dat de verwachting is dat studenten doelgerichter kunnen studeren wanneer zij

meer informatie hebben over de beroepsmogelijkheden. Het zou de kans op uitval mogelijk kunnen

verkleinen.

Het thema werktevredenheid dat wordt behandeld tijdens dit onderzoek zal uitgevoerd worden door

middel van kwalitatief onderzoek. De uitslag van het onderzoek beschrijft in hoeverre de alumni tevreden

zijn met hun huidige beroep. Naar aanleiding van het literatuuronderzoek en het kwalitatief onderzoek

zal duidelijk worden welke factoren van invloed zijn op de mate van werktevredenheid in de huidige

werksituatie van de alumni.

De hoofdvraag tijdens dit onderzoek luidt:

welke functies oefenen afgestudeerden (vanaf 2000) van de

opleiding Voeding en Diëtetiek met de differentiatie Nutrition & Dietetics uit, in welke mate zijn zij

tevreden met hun huidige werksituatie en hoe zien zij hun toekomstige carrièremogelijkheden?

(8)

1.1 Deelvragen

De volgende deelvragen zijn opgesteld om de hoofdvraag te beantwoorden:

Literatuuronderzoek:

1. Wat wordt er in de literatuur vermeld over de arbeidsmarkt na het behalen van de bachelor Nutrition

and Dietetics en is hier al een overzicht van samengesteld?

2. Welke theorieën over werktevredenheid worden het meest aangehaald in de literatuur?

3. Welke determinanten liggen ten grondslag aan werktevredenheid?

Field research:

4. Wat zijn belangrijke determinanten, voor de deelnemers van dit onderzoek, die van invloed zijn op hun

werktevredenheid?

5. In welke mate vinden de deelnemers van dit onderzoek dat de theorie en praktijkervaring, die zij

hebben opgedaan tijdens de opleiding, aansluit op de arbeidsmarkt?

6. Hoe zien de deelnemers van dit onderzoek hun groeimogelijkheden voor zich in hun huidige baan?

1.2 Leeswijzer

De scriptie is uiteengezet in zes hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt de onderzoeksmethode

beschreven. Het hoofdstuk dat volgt, hoofdstuk drie, beschrijft de resultaten uit het literatuuronderzoek

en de resultaten van het kwalitatieve onderzoek. Daaropvolgend wordt in de discussie, hoofdstuk vier,

kritisch naar het onderzoek gekeken. Ook wordt in dit hoofdstuk de sterke en zwakke punten van het

onderzoek weergegeven. Tijdens het kwalitatieve onderzoek hebben de alumni een aantal aanbevelingen

gegeven, deze worden weergegeven in hoofdstuk vijf. In hoofdstuk zes wordt antwoord gegeven op de

hoofdvraag, tevens de conclusie van het onderzoek.

(9)

2. Onderzoeksmethode

Dit hoofdstuk beschrijft hoe het onderzoek is opgezet. Het onderzoek bestaat uit twee delen: het eerste

deel bestaat uit een methodische literatuurstudie, waarbij gebruik is gemaakt van wetenschappelijke

databanken. Deze studie is uitgevoerd om de deelvragen 1,2 en 3 te kunnen beantwoorden:

 Wat wordt er in de literatuur vermeld over de arbeidsmarkt na het behalen van de bachelor Nutrition

and Dietetics en is hier al een overzicht van samengesteld?

 Welke theorieën over werktevredenheid worden het meest aangehaald in de literatuur?

 Welke determinanten liggen ten grondslag aan werktevredenheid?

Het tweede deel van het onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Hiermee konden de overige deelvragen

worden beantwoord:

 Wat zijn de belangrijkste determinanten, voor de deelnemers van dit onderzoek, die van invloed zijn

op hun werktevredenheid?

 In welke mate vinden de deelnemers van dit onderzoek, dat de theorie-praktijk ervaring, die zij

hebben opgedaan tijdens de opleiding, aansluiten op de arbeidsmarkt?

 Hoe zien de deelnemers van dit onderzoek, de groeimogelijkheden voor zich in hun huidige baan?

Door middel van diepte- interviews met alumni van de differentiatie N&D is in kaart gebracht welke

mogelijkheden er onder andere zijn na het behalen van de bachelor in deze richting en in hoeverre de

alumni tevreden zijn met hun huidige werksituatie.

2.1 Literatuuronderzoek

Om een beter beeld te krijgen van het begrip werktevredenheid is literatuuronderzoek gedaan dat dit

onderwerp beschrijft. Hiervoor is gezocht in de volgende databanken: Google, Google Scholar, Pubmed,

Science Direct, Social Science, Coachlink en Cinahl, waarbij de volgende zoektermen zijn gebruikt:

werktevredenheid, job satisfaction, werkgeluk, arbeids- en gezondheidspsychologie en toegepaste

psychologie. Om erachter te komen wat er al bekend is over de arbeidsmarkt, na het behalen van de

bachelor Nutrition and Dietetics, is ook literatuuronderzoek gedaan naar dit onderwerp. Hiervoor zijn de

volgende zoektermen gebruikt: diëtisten, dieticians, bachelor Voeding en Diëtetiek, Nutrition and

Dietetics, arbeidsmarkt. Deze zijn ingevoerd in de volgende databanken: Google, Google Scholar, Pubmed

en Science Direct.De resultaten die hieruit voort kwamen zijn geselecteerd op hun kenmerken. In tabel 1

worden de inclusie en exclusie criteria weergegeven die tijdens het literatuuronderzoek gehanteerd zijn.

Tabel 1.

Inclusie en exclusie criteria literatuuronderzoek

Selectie Criteria wetenschappelijke artikelen

Inclusie criteria Exclusie criteria

Taal: Engels + Nederlands Andere talen dan Engels of Nederlands

Gepubliceerd: bij voorkeur ≤ 10 jaar Gepubliceerd: > 10 jaar Free full text Betaalde teksten Niveau artikelen: A1, A2, B en C Niveau artikelen: D Impact factor: bij voorkeur ≥ 1,5 Impact factor: < 1,5 Selectie Criteria niet wetenschappelijke artikelen

Inclusie criteria Exclusie criteria

Taal: Engels + Nederlands Andere talen dan Engels of Nederlands

Gepubliceerd: bij voorkeur ≤ 10 jaar Gepubliceerd: > 10 jaar Free full text Betaalde teksten

(10)

Deze criteria zijn opgesteld om de kwaliteit van het onderzoek ‘Huidige werksituatie en

werktevredenheid van alumni’ te waarborgen. Om deze reden is de keuze gemaakt om rekening te

houden met de verschillende niveaus en de impact factor van de artikelen. Er zijn vijf niveaus waarop

artikelen beoordeeld kunnen worden, namelijk: niveau A1, A2, B, C en D. Niveau A1 staat voor het

hoogste niveau dat een artikel kan scoren, daarna volgen respectievelijk A2 t/m D (11). De voorkeur ging

uit naar artikelen van niveau A1 t/m C, echter is er een enkele keer een artikel van niveau D gebruikt,

vanwege het gebrek aan artikelen van een hoger niveau. In tabel 2 wordt omschreven welke niveaus de

letters A t/m E vertegenwoordigen. Ook werden de artikelen beoordeeld op de impact factor. De impact

factor zegt iets over hoe vaak artikelen uit een bepaald tijdschrift worden aangehaald in een ander

wetenschappelijk tijdschrift (12). Hoe hoger de impact factor, hoe meer aanzien het wetenschappelijk

artikel heeft. Voor dit literatuuronderzoek werd er de voorkeur gegeven aan artikelen met een impact

factor van 1,5 of hoger. Het bleek tijdens het literatuuronderzoek niet haalbaar om de deelvraag over de

arbeidsmarkt van afgestudeerden van de opleiding Voeding en Diëtetiek te kunnen beantwoorden. De

oorzaak hiervan was het gebrek aan voldoende literatuur over dit onderwerp. Hierdoor ontstond de

noodzaak om te zoeken in vakbladen, zoals nationale tijdschriften. Het resultaat hiervan waren artikelen

met een lagere impact factor dan 1,5 of het vinden van artikelen waarbij de impact factor ontbrak.

Uiteindelijk zijn er wel artikelen met een lagere impact factor of geen impact factor gebruikt voor het

onderzoek, omdat deze vakbladen (5,6,7,8) het onderzoek van nuttige informatie konden voorzien.

Bij het selecteren van de artikelen werd de voorkeur gegeven aan artikelen die de afgelopen tien jaar zijn

gepubliceerd. Tijdens het literatuuronderzoek naar werktevredenheid bleek dit niet haalbaar omdat veel

artikelen over werktevredenheid geschreven zijn eind jaren 90, of eerder. De reden dat deze artikelen wel

zijn gebruikt, ligt bij de belangrijke rol die de schrijvers hebben gehad tijdens de ontwikkeling van het

vakgebied arbeids- en gezondheidspsychologie (18,24,25,26).

Tabel 2.

Niveau level of evidence

2.2 Kwalitatief onderzoek

Er is gekozen voor een kwalitatief onderzoek om de deelvragen 4, 5 en 6 te kunnen beantwoorden. Dit

type onderzoek is gekozen omdat hierbij, door middel van diepte- interviews, een verzameling kon

worden gemaakt van de ervaringen, gedachten en motieven van de respondent over hun huidige

werksituatie en werktevredenheid (13). Om de kwaliteit van het kwalitatieve onderzoek te waarborgen

zijn de uitkomsten van het literatuuronderzoek gebruikt bij het kwalitatieve onderzoek. Dit houdt in dat

de onderzoekers een topiclijst hebben opgesteld die voortkwam uit het literatuuronderzoek. Deze

topiclijst is vervolgens aangevuld met onderwerpen uit de overige deelvragen (4, 5 en 6) om zo de

onderzoeksvraag: ‘Welke functies oefenen afgestudeerden (vanaf 2000) van de opleiding Voeding en

Diëtetiek met de differentiatie Nutrition & Dietetics uit, in welke mate zijn zij tevreden met hun huidige

werksituatie en hoe zien zij hun toekomstige carrièremogelijkheden?’ te kunnen beantwoorden.

A1

Systematische review

A2

Gerandomiseerd placebogecontroleerd dubbelblind

onderzoek

B

Ander vergelijkend onderzoek

C

Niet vergelijkend onderzoek

D

Mening van een expert

(11)

Doelgroep

Voor dit onderzoek zijn achttien respondenten geïnterviewd, waarbij er dertien lid zijn van de

alumnivereniging en vijf niet lid zijn van de alumnivereniging

1

. Hier is voor gekozen, omdat er door de

onderzoekers werd verwacht dat de meeste alumnileden een baan zullen hebben als diëtiste en

niet-alumnileden misschien een baan hebben buiten de gezondheidszorg/voedingsbranche. De onderzoekers

achten dat, wanneer er gekozen is voor een combinatie van leden en niet leden, het onderzoek een

breder beeld schept van de beroepsmogelijkheden. In tabel 2 worden de inclusie en exclusiecriteria voor

de doelgroep weergegeven.

Tabel 3.

Inclusie en exclusie criteria doelgroep

Werving

Voor dit onderzoek zijn de respondenten op verschillende manieren geworven:

Facebook (stichting alumni Voeding en Diëtetiek, HvA), LinkedIn, Google, professioneel netwerk van de

onderzoekers, waaronder oude stageadressen en werkplekken van de onderzoekers. De respondenten

zijn gescreend aan de hand van de inclusie en exclusie criteria zoals weergegeven in tabel 3. Zij zijn

benaderd via email, telefoon en social media met de vraag of ze mee wilden werken aan het onderzoek.

Als tegenprestatie is het eindproduct van dit onderzoek, de scriptie hen aangeboden.

Diepte interviews

Zoals eerder beschreven is gekozen voor het houden van diepte-interviews, met deze manier van

interviewen is er ruimte om dieper op een onderwerp in te gaan. Met deze methode kunnen de

ervaringen, gedachten en motieven van de respondenten goed achterhaald worden (14). De interviews

zijn uitgewerkt in bijlage 2. Bij diepte- interviews wordt geen gebruik gemaakt van een vooraf opgestelde

vragenlijst, maar wordt er een topiclijst (bijlage 1) gebruikt. Deze lijst is gebaseerd op de uitkomsten uit

het literatuuronderzoek en de overige onderwerpen die aan bod komen in de deelvragen om zo de

onderzoeksvraag te beantwoorden.

Procedure

Wanneer de respondent akkoord ging met het interview, werd de locatie afgesproken waar het interview

gehouden zou worden. De voorkeur van de respondenten was hierin leidend. Meenemend dat het een

positieve uitwerking kon hebben op het werven van respondenten en het een completer beeld van de

werksituatie zou schetsen wanneer de onderzoeker op de werkplek aanwezig konden zijn. Dit is bij zeven

interviews ook gebeurd. Een aantal respondenten gaven aan dat de interviews niet onder werktijd

gehouden konden/mochten worden en hadden de voorkeur buiten werktijd af te spreken. Ook deden er

twee respondenten vanuit het buitenland mee. Deze interviews zijn via Skype gevoerd. De overige

interviews zijn op de voorkeurslocatie van de respondent gevoerd. Bij de start van de interview is

medegedeeld dat het interview anoniem afgenomen zou worden. De respondenten worden

weergegeven als: respondent 1,2, 3 etc. Op voorhand werd er toestemming gevraagd over het opnemen

van het interview. De opname werd gebruikt als hulpmiddel voor het uitwerken van de interviews. De

interviews mochten een uur duren, dit is ook medegedeeld aan de respondenten aan het begin van het

interview. Het was de taak van de onderzoekers om zich te houden aan deze afgesproken tijdsduur. Na

afloop van alle interviews bleek dit een goede tijdsinschatting te zijn geweest. De meeste interviews

duurde 45 tot 60 minuten.

1

Vereniging voor oud studenten van de Hogeschool van Amsterdam

Selectie Criteria

Inclusie criteria Exclusie criteria

Afgestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam

Niet afgestudeerd aan de Hogeschool van Amsterdam Differentiatie N&D Andere differentiatie Tussen 2000 en 2016 afgestudeerd Voor 2000 afgestudeerd

(12)

Data analyse

Na het afnemen van de interviews zijn de gegevens geanalyseerd. Hiervoor is kennis vergaard uit

‘Analyseren in kwalitatief onderzoek’ (13) en ‘ Kwalitatief onderzoek’ (15). De data analyse is met

behulp van de onderzoeksslang uitgevoerd (16). Dit houdt in dat na het afnemen van de interviews

de uitkomsten gecodeerd zijn. Dit noemt men open coderen. Hierbij worden onderwerpen die

herhaaldelijk terugkomen gelabeld met dezelfde code. Dit maakt de uitkomsten overzichtelijker en

hanteerbaarder. Hierdoor zijn bepaalde onderwerpen makkelijker terug te vinden. Na het open

coderen volgde de volgende stap, dit was axiaal coderen. Hierbij werden de codes op volgorde van

relevantie gerangschikt en werden sommige codes samengevoegd of gesplitst. Door axiaal coderen

ontstond structuur in de bevindingen. Door het axiaal coderen werd een brug geslagen tussen het

open coderen en het selectief coderen (17). Bij het selectief coderen werden verbanden gelegd

tussen de onderwerpen die bij het axiaal coderen waren ontstaan. Het selectief coderen is op een

beschrijvende en samenvattende wijze gedaan, hierdoor ontstond meer overzicht. Hierna was het

mogelijk om hoofdstuk 3.2, ‘resultaten diepte-interviews alumni’, te schrijven.

(13)

3. Resultaten

Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft de resultaten van het literatuuronderzoek

weer. Het tweede deel beschrijft de resultaten van het kwalitatief onderzoek.

3.1 Resultaten literatuuronderzoek

Hoofdstuk 3.1 beschrijft de resultaten die gevonden zijn naar aanleiding van het literatuuronderzoek.

Hierbij is onderzoek gedaan naar definities van werktevredenheid en de determinanten die ten

grondslag liggen aan werktevredenheid. De resultaten geven antwoord op deelvragen 2 en 3:

 Welke theorieën over werktevredenheid worden het meest aangehaald in de literatuur?

 Welke determinanten liggen ten grondslag aan werktevredenheid?

Deelvraag 1:

wat wordt er in de literatuur vermeld over de arbeidsmarkt na het behalen van de

bachelor Nutrition and Dietetics en is hier al een overzicht van samengesteld?

Dit is besproken in de aanleiding en wordt daarom niet verder toegelicht in dit hoofdstuk.

In de literatuur zijn verschillende definities van werktevredenheid in omloop. De definitie van Locke

wordt breed gedragen (18,19,20). Locke omschrijft werktevredenheid als een positieve emotionele

houding van de werknemer, die wordt verkregen wanneer er voldoening uit het functioneren wordt

gehaald. Werkontevredenheid is een onplezierige, emotionele staat die ontstaat wanneer frustratie

of onderwaardering wordt waargenomen door de werknemer(20). Een andere definitie die veelal

wordt aangehaald is de definitie van Spector (21,22,23). Deze luidt als volgt: ‘Job satisfaction is

simply how people feel about their jobs and different aspects of their jobs’. In andere woorden wordt

er de mate waarin men tevreden of ontevreden is over een baan bedoeld. Bij deze definitie van

werktevredenheid wordt gebruik gemaakt van global approach en facet approach. Global approach

kan worden gebruikt om de gehele attitude tegenover het werk te beoordelen, waarbij ‘facet

approach’ kan worden gebruikt om de werktevredenheid op verschillende aspecten van het werk te

beoordelen. De negen facetten die Spector gebruikt zijn: promotional opportunities (mogelijkheden

tot promotie), fringe benefits (toegevoegde waarde), pay (loon), nature of work itself (werk zelf),

communication (communicatie), work conditions (werkcondities), contingent rewards (bijkomende

beloningen), supervision (supervisie) en co-workers (collega’s) (24).

De Amerikaanse psycholoog Frederick Irving Herzberg heeft ook een theorie ontwikkeld omtrent

werktevredenheid (25). De theorie bestaat, net als bij die van Spector, uit verschillende facetten

ofwel factoren. Herzberg maakt alleen onderscheid tussen werk intrinsieke motivatie en werk

extrinsieke motivatie. In zijn motivatietheorie wordt uitgelegd hoe we werktevredenheid kunnen

bereiken. Herzberg definieert werktevredenheid als werkomstandigheden waarin mensen hun

behoefte kunnen vervullen (25). Deze theorie onderscheidt de twee factoren: de motiverende

factoren (intrinsieke) en hygiëne factoren (extrinsieke), deze zijn volgens Herzberg van invloed op de

mate van werktevredenheid.

Motivatiefactoren (satisfiers) hebben invloed op werktevredenheid en geestelijke groei. Deze

factoren zijn voornamelijk werkinhoudelijk. Hierbij kan gedacht worden aan:

 Prestatie

 Erkenning

 Uitstraling van de baan

 Iets bereiken

 Ontwikkelen van competentie

 Promotie

(14)

Hygiënefactoren (dissatisfiers): deze moeten minimaal aanwezig zijn, anders komen de

motivatiefactoren niet tot uiting. Deze factoren hebben voornamelijk betrekking op de

omstandigheden. Hierbij kan gedacht worden aan:

 Secundaire arbeidsvoorwaarden

 Omgang met collega’s

 Werkomgeving

 Salaris

 Relatie tussen leidinggevende en werknemer (24,26,27)

De motivatietheorie van Herzberg vertelt dat er een duidelijk onderscheid is tussen de werk

intrinsieke en werk extrinsieke factoren. Waar Spector alle facetten als één groep beschouwt worden

de factoren die Herzberg beschrijft, gesplitst en gegroepeerd. Dit maakt dat de motivatietheorie van

Herzberg beter is toe te passen tijdens dit onderzoek. Er kunnen topics bedacht worden die

aansluiten op werk intrinsieke en werk extrinsieke factoren. Aan de hand daarvan kan er

geconcludeerd worden welke factoren en welke groep lucratief is bij het creëren van

werktevredenheid.

De factoren die Herberg beschrijft in zijn motivatietheorie komen terug in het kwalitatieve

onderzoek, dit houdt in dat de meest relevante factoren terugkomen. De volgende intrinsieke- en

extrinsieke factoren zijn geselecteerd:

erkenning, uitstraling van de baan, promotie,

groei/ontwikkelen van competenties, secundaire arbeidsvoorwaarden, omgang met collega’s,

werkomgeving, salaris, relatie tussen leidinggevende en werknemer

.

(15)

3.2 Resultaten diepte interviews alumni

Met de resultaten uit het kwalitatieve onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende

deelvragen:

 Wat zijn de belangrijkste determinanten, voor de deelnemers van dit onderzoek, die van invloed

zijn op hun werktevredenheid?

 In welke mate vinden de deelnemers van dit onderzoek, dat de theorie-praktijk ervaring, die zij

hebben opgedaan tijdens de opleiding, aansluiten op de arbeidsmarkt?

 Hoe zien de deelnemers van dit onderzoek, de groeimogelijkheden voor zich in hun huidige

baan?

In totaal zijn er achttien alumni geïnterviewd. De belangrijkste en meest lucratieve uitkomsten zullen

in dit hoofdstuk worden weergegeven, in bijlage 2 is de uitwerking van de interviews te vinden.

Jaar van afstuderen

Figuur 1. Overzicht jaar van afstuderen respondenten.

Huidig beroep

Van de achttien respondenten hebben er momenteel acht een baan als diëtist(e). Van de overige

respondenten werken er acht in de voeding/gezondheidszorg maar niet als diëtist.

Twee respondenten hebben een functie buiten deze branche. Er is ook gekeken of de respondenten

lid zijn van de alumnivereniging van de opleiding Voeding en Diëtetiek. Dertien respondenten zijn lid

en vijf zijn niet-lid. Van de vijf niet-leden heeft er maar één geen baan in de voeding of

gezondheidszorg. De overige vier wel. Opvallend is dat veel respondenten óf verschillende

werkzaamheden hebben binnen één bedrijf óf meerdere werkgevers hebben, wat inhoud dat ze

parttime voor de werkgevers werken. In figuur 1 wordt weergegeven wat de huidige werksituatie is

van de respondenten. De verscheidenheid aan antwoorden op de vraag over de huidige

werksituaties is weergegeven in bijlage 2. Een van de respondenten beschreef haar werksituatie als

volgt:

“Ik werk niet als diëtist. Ik doe meerdere dingen. Ik werk nu onder anderen bij het tropeninstituut,

daar geef ik les, ik werk bij de Verenigde Naties (VN) parttime basis en dit wordt ieder jaar verlengd

en World Health Organisation (WHO) als consultant, Ik werk ook bij Studied en daar creëer ik lessen

over gezondheid en verder doe ik wat freelance klusjes erbij. Ik doe vooral onderzoek en schrijven,

waarvan ook wetenschappelijke artikelen en ik geef les, dat zijn echt de hoofd dingen die ik doe. En

soms doe ik er een branding project bij. Het laatste half jaar zat ik bij Alined technologie (commercieel

bedrijf).’’ (Resp.9).

(16)

Figuur 2. Weergave huidige werksituaties alumni

Extra opleidingen

Uit de interviews blijkt dat de respondenten bijscholing erg belangrijk vinden. Een veel voorkomend

antwoord was als volgt:

“Ik wil mij nog meer verdiepen in een aantal ziektebeelden om mijzelf te

verbeteren.” (Resp.1) Dertien van de achttien respondenten heeft een post-hbo gevolgd na de

opleiding. De meest genoemde post-hbo’s zijn:

 Diabetes

 Motivational interviewen

 sportdiëtetiek

Zeven van de achttien respondenten heeft doorgestudeerd en hebben een master afgerond. Van

deze zeven zijn er drie die én een master én één of meerdere post-hbo’s hebben afgerond. Twee van

de achttien respondenten hebben de opleiding Orthomoleculaire geneeskunde en voedingsleer

afgerond. Het blijkt uit het kwalitatieve onderzoek dat bij- en nascholing erg belangrijk is in het

vakgebied. Alle respondenten hebben een extra opleiding, cursus of een bij-of nascholing gevolgd.

De respondenten gaven aan dat dit nagenoeg noodzakelijk is in het vakgebied. Sommigen gaven aan

dat de extra opleidingen, die zij hebben gevolgd, hen onderscheidt en zorgt voor meer diepgang. Een

quote van een respondent over het topic ‘extra opleiding’:

“Ik ben na de opleiding gestart in het Diakonessenhuis als diëtist, maar ik ben meteen begonnen aan

de docentenopleiding aan de Vrije Universiteit (VU), daarna heb ik nog de master docent

gezondheidszorg onderwijs gedaan, omdat ik toch ook die master wilde. Docentschap raak je nooit

kwijt. Ik kan die kwaliteiten kwijt bij afstudeerstudenten en kennis overdragen aan collega’s en

collega’s van andere disciplines.” (Resp.4)

Respondent 1. Diëtist in ziekenhuis

Respondent 2. Diëtist in verzorgingshuis en revalidatie Respondent 3. Diëtist in eerste lijn en voedingsdeskundige Respondent 4. Diëtist in ziekenhuis

Respondent 6. Diëtist in ziekenhuis Respondent 7. Diëtist in ziekenhuis Respondent 16. Diëtist bij Novarum Respondent 18. Diëtist bij Fitfood

Werkzaam als diëtist

Respondent 8. Foodconsultant

Respondent 9. Consultant bij WHO, VN, lesgeven, schrijven en onderzoek doen Respondent 10. Mede eigenaar The Green Happiness

Respondent 12. Klinisch onderzoek assistent.

Respondent 13. Medewerker Mediq binnendienst (sondevoeding) Respondent 14. Eigenaar de Foodsisters

Respondent 15. Master student Nutrition and Health: onderzoek naar mondgevoel. Respondent 17. Psychologe bij Human Concern

Wel in voeding/ gezondheidszorg niet als diëtist

Respondent 5. Webredacteur

Respondent 11. Juridisch secretaresse

(17)

Ondernemerschap,

meer praktijk,

psychologie,

Loopbaan na studie

Het overgrote deel van de respondenten heeft direct na de opleiding of na een tweede opleiding een

baan gevonden.

‘’Mijn eerste baan na de opleiding was in de sportvoeding. Sporters adviseren en dan

voornamelijk duursporters. Dit bedrijf heette Nutrisence en dat was vanuit mijn stage.’’ (Resp.14)

Een kwart van de respondenten heeft het als moeilijk ervaren om direct na het afstuderen een baan

te vinden in de branche. De meeste gaven aan dat dit te maken had met de crisis en de

dieetadvisering, die vanaf 2012 minder wordt vergoed vanuit de basisverzekering.

‘’Ik heb echt pech

gehad met mijn tijd van afstuderen. In een heel jaar heb ik maar één vacature voorbij zien komen.’’

(Resp.11)

Twee van de achttien respondenten waren op het moment van interviewen nog zoekende

naar een passende baan. Twee respondenten hadden geen baan als diëtist en ook niet binnen de

gezondheidszorg. Terwijl één hiervan wel graag binnen de gezondheidszorg zou willen werken, maar

al vijf jaar geen geschikte baan kan vinden. Dit komt mede doordat zij heeft doorgestudeerd (Master

of Health Sciences) en hier weinig werk in kan vinden, aldus de respondent 11. Eén van de achttien is

werkzaam bij de WHO als gezondheidsconsulent en zit hier op haar plek. De volledige antwoorden

over de loopbaan na de studie zijn te lezen in bijlage 2.

Aansluiting opleiding en praktijk

Het topic ‘aansluiting opleiding en praktijk’ is getoetst tijdens het kwalitatieve onderzoek om

deelvraag 1 te beantwoorden:

 In welke mate vinden de deelnemers van dit onderzoek dat de theorie en praktijkervaring, die zij

hebben opgedaan tijdens de opleiding, aansluit op de arbeidsmarkt?

Veel uiteenlopende en uitgebreide antwoorden werden gegeven bij dit onderwerp. Er werden vaak

al gelijk aanbevelingen gedaan voor de opleiding, deze worden weergegeven in hoofdstuk 5

‘aanbevelingen’. De respondenten gaven de aanbevelingen op basis van de ervaring die ze hebben

van de aansluiting opleiding en praktijk. Zeven van de achttien gaf aan dat de opleiding goed aan

sloot op de praktijk

: ‘’Ik vond de opleiding een hele goede basis en heb daar nu ook nog veel aan in

het dagelijks leven. Omdat ik niet echt de ‘diëtisten kant’ op ben gegaan kan ik niet echt zeggen of ik

iets gemist heb.’’ (Resp.5)

Elf van de achttien respondenten gaf aan dat de opleiding goed aansluit,

maar heeft wel een aanbeveling.

Aanbevelingen voor de opleiding

De aanbevelingen die het meest werden genoemd waren: meer ondernemerschap, meer praktijk (in

de vorm van gastcolleges en filmpjes uit de praktijk) en meer

psychologie

‘’Ondernemerschap heb ik wel gemist af en toe. Ik had het

ook wel leuk gevonden als er meer gastcolleges werden gegeven. De

gastcolleges die ik heb gehad zijn mij altijd heel erg goed bijgebleven.”

(Resp.14)

Acht respondenten gaven aan dat ze graag nog wat meer les

in ondernemerschap hadden gewild tijdens de opleiding, hierbij werd er vooral gedoeld op acties die

je moet ondernemen wanneer je een eigen praktijk wil starten. Een respondent reageerde als volgt

op de vraag of ze een aanbeveling had:

‘’meer ondernemerschap, bijvoorbeeld een bijscholing van de

Kamer van Koophandel en ‘hoe start je een eigen onderneming’ en waar zijn de punten te halen voor

je BIG registratie (een overzicht)? Dit mag van mij duidelijker worden weergegeven tijdens de

opleiding.’’ (Resp.3) Daarnaast noemde zeven respondenten dat er meer informatie vanuit de

praktijk in de lessen kan worden toegevoegd, daarbij werden voorstellen gedaan zoals:

‘’Gastdocenten, oefen patiënt in de les, bijvoorbeeld met 4e jaars studenten die wel al op stage zijn

geweest en al beter weten wat voor situaties er voor kunnen komen. Of een gesprek zien tussen een

arts en diëtiste en een verpleegkundige en diëtiste, zodat je weet hoe je zo'n gesprek moet

aangaan/voeren.’’ (Resp.4) Vijf van de achttien respondenten gaf aan dat ze graag wat meer les in

psychologie hadden willen hebben. Zij gaven aan dat er in de praktijk veel psyché aan te pas komt.

‘’We hebben te weinig over de psychologie van de patiënt gehad, 1 op de 3 zit bij mij te huilen, er zit

vaak een verhaal achter. Zo heb ik verhalen over mishandeling en emotie-eten al meerdere keren

(18)

gehoord in de praktijk waar ik werk.’’ (Resp.2) Een andere respondent gaf aan: "meer psychologie op

de opleiding, zodat diëtisten eerder eetproblematiek kunnen herkennen." (Resp.18) De drie

respondenten die werkzaam waren in het ziekenhuis gaven aan dat ze verdieping miste. Een

respondent gaf als oplossing:

“Eventueel een specialisme die je extra kan kiezen in het vierde jaar(als

extra vak) bijvoorbeeld Nefrologie.’’ (Resp.7)

Overige aanbevelingen waren:

 Meer stage lopen(stage in het derde jaar toevoegen)

 Extra vakken kiezen met als doel meer specialiseren

 Meer informatie over de stappen die je kan nemen wanneer je klaar bent met de opleiding en

meer voorbereiding op de praktijk.

Een overzicht van alle gegeven aanbevelingen wordt weergegeven in het hoofdstuk 5

‘Aanbevelingen’.

Invloed op werktevredenheid

Dit topic is toegevoegd aan het kwalitatieve onderzoek om deelvraag 4 te beantwoorden:

 Wat zijn belangrijke determinanten, voor de deelnemers van dit onderzoek, die van invloed zijn

op hun werktevredenheid?

Hiervoor is aan de respondenten gevraagd welke determinanten van invloed zijn op de

werktevredenheid. De meest voorkomende determinant is ‘de mogelijkheid om jezelf te

ontwikkelen’ en ‘te groeien in je werk’, hierbij werden voorbeelden gegeven van zelfontplooiing,

bijscholingen en het volgen van cursussen om verder te kunnen groeien. Ook de determinant

‘afwisseling in werkzaamheden’ werd door zestien van de achttien respondenten genoemd. Andere

determinanten die veel werden genoemd waren:

 De werkzaamheden

 Hebben van zekerheid

 Erkenning

 Goede relaties met collega’s

 De sfeer

 De werkzaamheden moeten uitdagend zijn

 Goede work-life balans.

“Dat je met een big smile naar je werk gaat. Je moet er blij naartoe gaan, maar ook weer blij weg

gaan. En soms kan het erg druk zijn, maar dat hoort erbij. Vooral als je met studenten werkt, dan

moet je soms wat overwerken. Je moet een blij gevoel hebben. En dan is het salaris ook minder

belangrijk. Je kunt wel een dik salaris hebben, maar als je het werk niet leuk vindt dan houd je dat niet

lang vol. Tenminste niet voor mij.” (Resp.9)

Reacties op determinanten uit literatuuronderzoek

Tijdens het kwalitatieve onderzoek zijn de volgende determinanten getoetst:

 Erkenning

 Omgang met collega’s

 Uitstraling van de baan

 Werkomgeving

 Promotie

 Salaris

 Groei/ontwikkelen van competenties

 Secundaire arbeidsvoorwaarden

 Relatie tussen leidinggevende en werknemer.

Uit de interviews blijkt dat ‘erkenning’ voor het werk belangrijk is. Het overgrote deel van de

respondenten gaf aan dat dit een belangrijke determinant is voor werktevredenheid. Een van de

respondenten zei:

"Ja dit vind ik belangrijk. Ik merkte ook dat toen we minder positief in het nieuws

waren, dat het voelde alsof ik persoonlijk werd aangevallen. Ik vind het fijn om erkenning te krijgen.

Dan ben ik wel echt vrolijker en werk ik met meer plezier.’’ (Resp.10) Meerdere respondenten gaven

(19)

ook aan dat het voor de diëtist soms lastig is om zich goed te profileren. Een respondent vertelde

:

‘’De titel diëtist kan soms best streng overkomen bij sommige: 'ik krijg een dieet'. Bij mijn baan bij de

fysio was mijn omschrijving daarom ook: energiecoach i.p.v. diëtist.’’ (Resp.13) Vier van de zestien die

werkzaam zijn als diëtist of werkzaam is in de gezondheidszorg/geen diëtist heeft zijn naam wel eens

veranderd naar health coach of voedingsdeskundige. Hierbij zou ook de ‘uitstraling van de baan’

onder ‘erkenning’ geschaard kunnen worden. Veertien van de achttien respondenten zagen

‘erkenning’ en ‘uitstraling van de baan’ in het verlengde van elkaar. Wel gaf het overgrote deel aan

‘de uitstraling van de baan’ niet erg belangrijk te vinden, behalve wanneer het ging om de profilering

van de diëtist in het werkveld. Een van de respondenten antwoordde met:

“Toen ik bij Novarum ging

werken, was het niet zo bekend. Nu het meer in het nieuws is vind ik het ook wel leuk, daardoor

kennen anderen mijn werk beter. Aan de andere kant is dit ook lastig, want hier werken alleen

ervaringsdeskundige. Hierdoor ben ik wel wat kwetsbaarder, maar hier wen ik wel aan. Ik ben er ook

trots op dat ik mijn eigen ervaring in kan zetten om anderen te helpen. Dit vind ik heel waardevol.’’

(Resp.16) Het overgrote deel van de respondenten gaf aan dat ‘groei en ontwikkeling’ een

belangrijke determinant voor werktevredenheid is. Hierbij werd vooral gedoeld op zelfontplooiing en

verder leren. Dit kan in de vorm van cursussen en scholingen die aangeboden worden door de

werkgevers of wanneer zij ruimte bieden voor cursussen en scholingen

. ‘’Ja dit vind ik heel belangrijk.

Ik wil graag doorgroeien, niet wat betreft meer salaris, maar meer in de vorm van zelfontwikkeling.’’

(Resp.9) De determinant ‘secundaire arbeidsvoorwaarden’ bracht vele uiteenlopende antwoorden

met zich mee. Deze zijn onderverdeeld in de categorieën: ‘leuk, maar het is belangrijker dat mijn

werk leuk is.’ Twaalf respondenten gaven dit aan. De tweede categorie: ‘minder gunstige secundaire

arbeidsvoorwaarden, dit beïnvloed mijn tevredenheid negatief.’ Eén respondent gaf aan dat dit haar

tevredenheid negatief beïnvloedt, dit heeft te maken met haar eigen bedrijf.

‘’Hierbij komt veel

regelwerk en administratie kijken. Dit kost mij veel energie en ik vindt het een onzeker bestaan, wat

mijn werktevredenheid negatief beïnvloedt.’’ (Resp,6)

De derde categorie: ’goede secundaire arbeidsvoorwaarden beïnvloedt mijn werktevredenheid

positief.’ Vijf respondenten gaven dit aan. Hieruit kan geconcludeerd worden dat secundaire

arbeidsvoorwaarden invloed hebben op de werktevredenheid van alumni, maar dat het plezier in

werkzaamheden belangrijker is voor de werktevredenheid.

Bij de laatste categorie: ‘goede secundaire arbeidsvoorwaarden beïnvloedt mijn werktevredenheid

positief’, gaven twee van de vijf respondenten aan dat hun werk inhoudelijk niet leuk is, maar

doordat de secundaire arbeidsvoorwaarden goed zijn, kunnen zij het hier ‘volhouden’. Eén

respondent die nu onder haar niveau werkt, gaf aan

: "hier zijn mijn secundaire arbeidsvoorwaarden

heel goed (o.a. gratis sporten en een luxe lunch elke dag), maar ik mis waardering en erkenning voor

mijn niveau en de werkzaamheden zijn niet uitdagend en afwisselend genoeg.’’ (Resp.11) Vijftien van

de achttien

respondenten gaven aan dat zij de ‘omgang met collega’s’ een belangrijke determinant

vinden voor werktevredenheid. ‘

’Collega's zijn belangrijk. Jazeker. Vooral als je met z’n allen hard kan

werken en daarna een borreltje kan doen. Het werk kan dan inhoudelijk nog zo leuk zijn , als je geen

leuke collega's hebt dan is het toch minder leuk.’’ (Resp.9) Drie van de achttien gaf aan dat ze

collega’s niet heel hard nodig hebben en dat vooral uit vriendschappen halen. ‘Salaris’ was voor

dertien van de achttien respondenten niet belangrijk of niet zo belangrijk dat ze inhoudelijk voor een

minder leuke baan zouden kiezen. Een respondent zei:

"klinkt leuk om als zelfstandige te werken, je

verdient er meer mee, maar uiteindelijk kies ik liever voor een andere functie, omdat ik collega's

belangrijker vindt dan salaris. Daar gaat het mij meer om.’’ (Resp.13) Vijf van de achttien gaf aan dat

het salaris voor hen ook samenhangt met erkenning krijgen voor je werk:

‘’het salaris mag van mij en

mijn collega's wel wat meer. Een paar jaar geleden hebben we ook gevochten om in een hogere

schaal te komen. Niet gewonnen jammer genoeg en dat steekt af en toe wel een beetje. Het heeft ook

weer te maken met die erkenning. Ik ben nu niet ontevreden, maar wanneer we dit wel kunnen

bereiken zou dat wel wat meer erkenning geven.’’ (Resp.4) Het ‘contact tussen de leidinggevende en

de werknemer’ werd door vijftien van de achttien respondenten als belangrijk gezien. Veel van hen

zag deze positieve samenwerking ook als een mogelijkheid om verder te groeien.

"Ik denk dat een

werkgever heel veel invloed heeft op hoe je je kan ontwikkelen als persoon en werknemer, het is

(20)

belangrijk dat je je creativiteit kwijt kan. Ik vind het belangrijk dat een werkgever je de ruimte geeft

en je helpt stimuleren, zodat je creativiteit de ruimte krijgt.’’ (Resp.15) Drie van de achttien

respondenten heeft een eigen praktijk en gaf aan dat ze nog ervaring hebben met een

leidinggevende. Zij konden zich wel voorstellen dat het als erg hinderlijk beschouwd kan worden

wanneer er geen goede relatie met de leidinggevende is.

Toekomst/ carrièremogelijkheden

Om het laatste deel van de hoofdvraag te beantwoorden is gevraagd hoe de respondenten hun

toekomst- en carrièremogelijkheden zien. Wanneer naar groeimogelijkheden werd gevraagd gaven

alle respondenten aan dat ze dit als belangrijk ervaren. Hierbij ging het om groeiontwikkelingen

binnen het bedrijf (promotie), maar ook over groeiontwikkelingen op het gebied van zelfontplooiing

en carrière. Alle achttien respondenten hebben de ambitie om verder te groeien en zien dit ook als

noodzakelijk voor het behouden van de BIG-registratie

. ‘’Ik denk dat je na de opleiding je gelijk moet

specialiseren, anders val je weg. Dus groeien en jezelf ontwikkelen vind ik erg belangrijk. Ik probeer

elke twee jaar iets te doen.’’ (Resp.17) Veelal gaven de respondenten aan dat zelfontplooiing, in de

vorm van scholingen en cursussen, in het verlengde van die groeiontwikkelingen liggen. Elf

respondenten gaven aan toekomst te zien bij hun huidige werkgever. Dit kan binnen de huidige

functie of doormiddel van groei binnen het bedrijf. Zeven respondenten zien zichzelf in de loop van

de jaren veranderen van werkgever of vakgebied.

‘’Ik wil mij meer focussen op het schrijven van

boeken en daardoor minder in de praktijk werkzaam zijn. Ik wil wel mijn kennis blijven delen, dit kan

doormiddel van boeken schrijven.’’ (Resp.6)

Cijfer werktevredenheid

Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij hun

werktevredenheid beoordelen aan de hand van een cijfer op een

schaal van 1 t/m 10. Hiermee kan een antwoord geformuleerd

worden voor de hoofdvraag:

 Welke functies oefenen afgestudeerden (vanaf 2000) van de

opleiding Voeding en Diëtetiek met de differentiatie

Nutrition & Dietetics uit, in welke mate zijn zij tevreden met

hun huidige werksituatie en hoe zien zij hun toekomstige

carrièremogelijkheden?

Figuur 3. Cijfers werktevredenheid

In figuur 3 is te lezen welke cijfers de respondenten hun werktevredenheid geven. Maar één

respondent geeft haar werktevredenheid een onvoldoende. Dit had te maken met het feit dat zij

onder haar niveau werkt en al 5 jaar naar een passende functie aan het zoeken is.

Nodig voor cijferverbetering

De antwoorden liepen uiteen van: meer verdieping en bijscholing, vastigheid qua uren, meer

zelfstandigheid, minder in praktijk werken, meer schrijven, hoger salaris, reiskostenvergoeding,

werkdruk naar beneden, uitdagendere werkzaamheden, minder bureaucratisch werken en een

kortere reisafstand. Maar de respondent die haar werktevredenheid met een 10+ beoordeelde

voegde eraan toe:

"Ik heb een top baan. Ik zou niks anders willen.’’ (Resp.10)

Deze respondent is

eigenaar van The Green Happiness, heeft veel verschillende werkzaamheden en werkt in een leuk

team.

(21)

4. Discussie

Dit hoofdstuk gaat over een aantal discussiepunten omtrent het onderzoek die besproken dienen te

worden. Het doel van dit onderzoek was om de huidige werksituatie en werktevredenheid van

alumni van de opleiding Voeding en Diëtetiek (N&D) die na 2000 zijn afgestudeerd in kaart te

brengen. Een onderzoek naar werktevredenheid onder deze doelgroep was nog niet eerder gedaan,

waardoor er geen vergelijkingsmateriaal is. Daarentegen kan de literatuur over werktevredenheid de

resultaten van dit onderzoek onderbouwen.

Uit het kwalitatieve onderzoek komt naar voren dat twee van de achttien geen baan hebben binnen

de gezondheidszorg, dat meer dan de helft een post-hbo heeft gevolgd en zeven respondenten een

master studie hebben gevolgd. Zeven van de achttien gaf aan dat de opleiding goed aansluit op de

praktijk en had hier geen aanbevelingen voor. De overige elf beaamde dit, maar hadden een

aanbeveling. De belangrijkste aanbevelingen voor de opleiding waren: meer ondernemerschap, meer

praktijk tijdens de opleiding en meer psychologie in het curriculum. ‘De mogelijkheid tot groei en

ontwikkeling’ werd als belangrijkste determinant voor werktevredenheid genoemd door alle

respondenten. Dit werd gevolgd door ‘afwisseling van de werkzaamheden’ en ‘erkenning’.

De gedachten was dat wanneer alumni niet lid zouden zijn van de alumnivereniging zij eerder een

baan buiten de gezondheidszorg zouden hebben. Daarom ging vooraf de voorkeur uit naar een

verdeling waarbij de helft lid is van de alumnivereniging en de overige alumni niet-lid. Op deze

manier werd er gehoopt een representatief beeld te schetsen van de beroepsmogelijkheden. Echter

was het moeilijk om niet-leden te vinden. Een verklaring zou kunnen zijn dat deze alumni een beroep

uitoefenen dat moeilijker traceerbaar is wanneer er wordt gezocht op relevante

beroepsmogelijkheden na de opleiding Voeding en Diëtetiek. Uiteindelijk zijn, van de achttien

respondenten, vijf niet-leden van de alumnivereniging geïnterviewd (28). Van deze vijf is er echter

maar één respondent niet werkzaam in de gezondheidszorg. Dit betekent dat wanneer je geen lid

bent van de alumnivereniging dit niet inhoudt dat je ook buiten de gezondheidszorg werkt.

Studenten die afstuderen aan de opleiding Voeding en Diëtetiek met de differentiatie Nutrition en

Dietetics kunnen worden geregistreerd in het kwaliteitsregister, ook wel BIG registratie genoemd.

Vervolgens moeten er elke vijf jaar punten behaald worden om geregistreerd te blijven. Deze punten

moeten uit verschillende categorieën gehaald worden: bij- en nascholingen, geaccrediteerde

activiteiten, individuele ontwikkeling en overige activiteiten (29). Alumni die in het kwaliteitsregister

willen blijven zullen dus de nodige bij- en nascholingen moeten volgen. Om die reden is de

belangrijkste determinant voor werktevredenheid: ‘de mogelijkheid tot groei en ontwikkeling’. Dit is

geen verrassing, gezien het feit dat de respondenten genoodzaakt zijn bij- en nascholingen te volgen

om de registratie te behouden.

De theorie van Herzberg over werktevredenheid, die is gebruikt tijdens dit onderzoek (24,26,27)

maakt gebruikt van dissatisfiers en satisfiers. Er werd gedacht dat deze zouden overeenkomen

met de antwoorden van de respondenten. Echter werd ‘afwisseling in werkzaamheden’ als een van

de meest belangrijkste determinant gezien voor werktevredenheid. Deze kwam niet voor in de

opsomming van satisfiers die is gebruikt voor dit onderzoek. Wanneer in de literatuur een bredere

hoeveelheid aan voorbeelden wordt gegeven voor de satisfiers, komt ‘afwisseling’ hier wel in voor

(30,31,32). Hieruit blijkt dat wanneer er uitgebreide voorbeelden worden gegeven voor de satisfiers

van de werktevredenheid, ‘afwisseling’ hier ook wordt genoemd.

(22)

Met ingang van 1 januari 2012 werd dieetadvisering alleen nog vergoed wanneer er een medische

reden voor was, voor die datum had iedereen recht op vier behandeluren van een diëtist. In 2013 is

de dieetadvisering weer opgenomen in het basispakket, tot drie behandeluren per jaar(33). Door het

geringe aantal behandeluren zullen cliënten minder geneigd zijn om naar de diëtist te stappen. Niet

iedereen heeft voldoende aan drie behandeluren bij de diëtist en zal hierdoor zelf een deel moeten

bekostigen. Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat vier respondenten moeite

hebben of hebben gehad met het vinden van een baan als diëtist. De respondenten die dit aangeven

zijn in; 2011, 2013, 2015 afgestudeerd. Zij geven aan dat dit te maken heeft met de beperking tot

drie behandeluren die vergoed worden vanuit de basisverzekering. Het is mogelijk dat de

verandering in de vergoeding vanuit de basisverzekering ervoor heeft gezorgd dat het vinden van een

baan als diëtist moeizamer is geworden.

4.1 Sterke punten

Vanwege het feit dat er nog geen onderzoek gedaan was bij deze doelgroep, is gekozen voor een

kwalitatieve onderzoeksmethode met behulp van diepte-interviews. Hierbij waren vooraf topics

opgesteld. De vragen waren vooraf niet geformuleerd. Het positieve bij deze methode van

onderzoeken ligt bij het feit dat er veel informatie verkregen wordt door middel van doorvragen (13).

Daarentegen maakt interviewen, met het gebruik van een topiclijst, het analyseren ingewikkelder

omdat de antwoorden uiteen kunnen lopen. Om deze reden waren niet alle antwoorden te herleiden

naar de hoofdvraag, desondanks zijn alle topics aan bod gekomen tijdens de interviews om in de

conclusie de hoofdvraag te kunnen beantwoorden.

Als conclusie kan worden gesteld dat het verzadigingspunt, betreft determinanten die ten grondslag

liggen aan werktevredenheid, bij achttien respondenten is bereikt. Dit is te herleiden uit de

overeenkomende antwoorden die zijn gegeven door de respondenten.

De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek vindt zich in de verwachting dat de (toekomstige)

studenten zich beter kunnen oriënteren op de arbeidsmarkt. Studenten kunnen door middel van het

overzicht, figuur 2, een betere indruk krijgen van de beroepsmogelijkheden die er mogelijk zijn na

het behalen van het diploma in de differentiatie Nutrition en Dietetics. Niet alleen studenten hebben

baat bij dit overzicht, maar ook alumni en het management van de opleiding krijgt hierdoor een

beter beeld van de beroepsmogelijkheden. Wanneer alumni zich willen oriënteren op de

arbeidsmarkt zouden zij, door middel van dit overzicht, ideeën kunnen opdoen omtrent

beroepsmogelijkheden. Er is onderzoek gedaan naar de determinanten die van invloed zijn op de

werktevredenheid, de uitslag laat zien dat ‘doorgroeimogelijkheden’ en ‘afwisseling in taken’ erg

belangrijk is. Met dit gegeven kunnen alumni rekening houden tijdens het zoeken naar een nieuwe

baan. Vervolgonderzoek is nodig om te toetsen of een overzicht van de beroepsmogelijkheden

daadwerkelijk zal leiden tot een betere oriëntatie op de arbeidsmarkt.

Een ander sterk punt van dit onderzoek is dat de respondenten de voorkeurslocatie voor het

interview mochten opgeven, dit om de drempel, deel te nemen aan de cursus, zo laag mogelijk te

houden. Tevens mocht er op zeven locaties een kijkje genomen worden. Hierdoor ontstond er een

breder beeld omtrent de werksituatie van de respondenten.

4.2 Zwakke punten

Het doel van het onderzoek was ook om de huidige werksituatie in kaart te brengen van alumni. Bij

dit onderzoek is dat bij achttien alumni nagevraagd. Het is echter nog de vraag of dit een compleet

beeld schetst van de beroepsmogelijkheden of dat dit enkel iets zegt over de huidige werksituaties

van de achttien respondenten. Er is geprobeerd een zo breed mogelijk beeld te schetsen door

verschillende respondenten met verschillende beroepen te interviewen. Uit de literatuur (34,35)

blijkt echter dat een kwalitatief onderzoek van achttien respondenten voldoende kan zijn om een

representatief beeld te schetsen.

(23)

Het percentage mannen dat mee deed aan dit onderzoek was 6%. Dit percentage is niet

representatief voor het aantal mannen dat afstudeert. Dit houdt in dat de steekproef geen goede

afspiegeling van de populatie is. Daarbij komt dat tijdens dit onderzoek gebruik is gemaakt van een

selecte steekproef, de alumni zijn doelbewust geselecteerd. Dit is gedaan om de

verschillende beroepen weer te geven, waardoor er niet alleen diëtisten deelnamen. De

mogelijkheid bestaat dat wanneer meer mannen hadden meegedaan en wanneer er een aselecte

steekproef had plaatsgevonden, er andere beroepsmogelijkheden in kaart waren gebracht.

Bij het opstellen van de topics is rekening gehouden met de determinanten die voort kwamen uit het

literatuuronderzoek naar werktevredenheid. De selectie die hieruit voortkwam maakt dat dit een

valide methode is om de werktevredenheid te toetsen bij de doelgroep. Bij deze doelgroep is nog

niet eerder onderzoek gedaan naar werktevredenheid waardoor er ook geen vergelijkingsmateriaal

is. Dit maakt het lastig om dit onderzoek als betrouwbaar te beschouwen.

Uit het kwalitatieve onderzoek komt naar voren dat er aanbevelingen zijn voor de opleiding Voeding

en Diëtetiek. Bij deze aanbevelingen moet wel rekening gehouden worden met het feit dat sommige

alumni al langere tijd zijn afgestudeerd. Zo kan het zijn dat er de afgelopen jaren al meer psychologie

en ondernemerschap in het curriculum is toegevoegd. Hierdoor is er de mogelijkheid dat de

aanbevelingen niet van toepassing zijn.

Om een breder beeld te krijgen van de beroepsmogelijkheden na het volgen van de opleiding

Voeding en Diëtetiek (N&D) dient landelijk onderzoek gedaan te worden, waarbij ook de ander drie

opleidingen van Voeding en Diëtetiek (met eenzelfde differentiatie) worden meegenomen in het

onderzoek.

(24)

5. Aanbevelingen

Aan de hand van dit onderzoek worden er aanbevelingen gedaan ten behoeve van het management

van de opleiding Voeding en Diëtetiek te Amsterdam. Deze vloeien voort uit het kwalitatieve

onderzoek dat heeft plaatsgevonden bij achttien respondenten. De aanbevelingen hebben

betrekking op de topics die gebruikt zijn tijdens het kwalitatieve onderzoek: ‘aansluiting opleiding en

praktijk’ en ‘aanbevelingen voor de opleiding’.

De resultaten laten blijken dat alle respondenten vinden dat de opleiding Voeding en Diëtetiek goed

aansluit op de praktijk ongeacht of ze op dit moment werkzaam zijn in deze branche. Elf van de

achttien had wel één of meerdere aanbevelingen voor de opleiding, om zo het curriculum beter te

laten aansluiten op de praktijk. Er dient in acht genomen te worden dat sommige respondenten al

langere tijd zijn afgestudeerd. Hierdoor bestaat de kans dat er aanbeveling zijn die niet meer van

toepassing zijn vanwege het feit dat het curriculum in de loop der jaren is aangepast. De meest

genoemde aanbevelingen waren: meer ondernemerschap, meer praktijk en meer psychologie. De

aanbevelingen komen voort uit bijlage 2. In tabel 4 wordt op een schematische wijze weergegeven

wat de aanbevelingen zijn van de respondenten.

Tabel 4. Meest genoemde aanbevelingen voor de opleiding Voeding en Diëtetiek(N&D).

Ondernemerschap

Bijscholing van de Kamer van koophandel: ‘start je eigen onderneming’.

Een les/ cursus(start-up bootcamp: ‘hoe start je je eigen bedrijf’.

Gastcolleges vanuit het bedrijfsleven.

Extra module(keuzevak): ondernemerschap.

Praktijk

In het eerste of tweede jaar studenten in het ziekenhuis één of twee

weken laten meelopen om keuze differentiatie te vergemakkelijken.

Vierdejaarsstudenten deel laten nemen als simulatiepatiënt(deze

hebben al praktijkervaring en kunnen realistischer situaties scheppen

dan de huidige acteurs).

In het derde jaar stage verplichten om zo vierdejaarsstudenten voor te

bereiden op de vierdejaars stage. Hierdoor kunnen studenten een

betere keuze te maken voor de vierdejaars stage.

Meerdere assessments/ gesprekstechnieken( o.a. oefenen met

emotionele patiënten, weerstand, eetproblematiek, buitenlandse

culturen, taalbarrières).

Filmpjes vanuit de praktijk laten zien zodat studenten ook te zien krijgen

hoe patiënten kunnen reageren(weerstand, emotioneel etc.).

Psychologie

Dieper ingaan op eetproblematiek die kan ontstaan bij

cliënten/patiënten, waardoor er eerder doorverwezen kan worden naar

de psycholoog of huisarts.

Meer leren over de achterliggende redenen van eten, wat zijn de meest

voorkomende in de praktijk.

Meer theorie over lichaamstaal en dit oefenen op elkaar.

Minder over ‘de beginnende psychologie’, sneller overgaan op waar we

als diëtisten in de praktijk mee te maken krijgen.

Naast de aanbevelingen over: ondernemerschap, praktijk en psychologie, waren er ook

respondenten die aanbevelingen hebben gedaan, die op een ander onderwerp betrekking hadden.

Deze worden schematisch weergegeven in tabel 5.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor een bacheloropleiding of een associate degree-opleiding moet een verzoek tot inschrijving bij Studielink zijn ingediend op uiterlijk 1 mei om 23:59 uur voorafgaande aan

Alcohol- en koffiegebruik, roken en drugsgebruik tijdens de zwangerschap hebben nadelige gevolgen voor het ongeboren kind. Moeders die roken en veel koffie gebruiken, krijgen over

Begeleiding door een diëtist met voldoende kennis van het FODMAP-beperkte dieet is van belang, aangezien het dieet niet eenvoudig is, en met name veel vragen oproept met

Het eten van voldoende eiwitten, in combinatie met voldoende beweging, zorgt voor sterke spieren.. • Eiwitrijke voedingsmiddelen zijn onder andere melkproducten, kaas, vlees

VOEDING BIJ SPATADEREN IN DE SLOKDARM (SLOKDARMVARICES) Door de verhoogde druk in de poortader van de lever kunnen flink uitgezette aderen in de slokdarm ontstaan. De spataderen

Diëtisten die zich aanmelden voor opname in het Kwaliteitsregister verklaren daarmee de, door de Nederlandse Vereniging van Diëtisten opgestelde, Beroeps- code en Gedragsregels voor

Het bestuur wil het komende half jaar meer leden betrekken bij de activiteiten, zodat deze ook actiever worden binnen Studievereniging Vedi.. Zo hoopt het bestuur ook de ‘harde

Normaal zorgt uw lichaam ervoor dat de hoeveelheid insuline past bij de hoeveelheid koolhydraten die u binnenkrijgt.. Eet u wat meer koolhydraten, dan maakt uw lichaam wat