• No results found

Het effect van de Ajax Campus in beeld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van de Ajax Campus in beeld"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

       

Afstudeeronderzoeksverslag

Het effect van de Ajax Campus in beeld

April 2013

Inleverdatum

6 mei 2013

Gelegenheid

1

Begeleider

Hilde Bax

Joeri Baarda 500544593

Jan-Mark Janmaat 500645982

(2)

Samenvatting

De Ajax Campus heeft een eigen gedragsinterventie ontwikkeld om gedrag van kwetsbare jongeren positief te beïnvloeden. Hiervoor gebruikt de Ajax Campus het middel voetbal en de kernwaarden van Ajax (ambitieus, professioneel, innovatief, creatief en betrokken). De Ajax Campus kent meerdere doelgroepen. Dit onderzoek richt zich op een traject met Wajong-uitkering gerechtigden, gerekruteerd door UnitedServicesGroup-Restart en een traject met langdurig werklozen gerekruteerd door Dienst Werk & Inkomen. Het doel van de

samenwerking is om gedrag van de deelnemers te beïnvloeden waardoor de kans op werk krijgen en behouden vergroot wordt. De Ajax Campus claimt hier aan bij te dragen met het programma dat wordt aangeboden aan de deelnemers. Het programma bevat zowel

voetbaltrainingen waarin bepaalde werknemersvaardigheden (Competentiemodel

Kenniscentra, 2010) aan bod komen als theorietrainingen waarin de kernwaarden van Ajax aan bod komen.

Dit onderzoek heeft als doelstelling aan te tonen welke bijdrage het traject van de Ajax Campus levert, in samenwerking met het DWI en USG-restart, op de

werknemersvaardigheden van de deelnemers.

In dit onderzoek zijn de werknemersvaardigheden gemeten met behulp van een zelfscan. De zelfscan bestaat uit 24 gedragsvoorbeelden gebaseerd op werknemersvaardigheden op het voetbalveld. Middels de zelfscan beoordeelden de deelnemers zichzelf. Daarnaast hebben de teammanager, jobcoach, klantmanager en trainer de zelfscan ook ingevuld als zijnde het beoordelingsformulier van de deelnemer. Er is een 1- en eindmeting gedaan. Tussen deze 2 metingen hebben de interventies plaatsgevonden; voetbaltrainingen en theorietrainingen. De scores zijn vergeleken met de Wilcoxon Signed Ranks test in SPSS.

Een significant hogere score geldt bij een significant verschil met een P-waarde kleiner dan 0,05. De vergelijking van de meetmomenten leverde de volgende gegevens op:

Bij de beoordeling van de Wajong-deelnemers zijn 20 van de 24 gedragsvoorbeelden

significant hoger gescoord bij de eindmeting met een p-waarde variërend tussen p = 0,001 en p = 0,034. Bij de beoordeling van de DWI-deelnemers zijn 23 van de 24 gedragsvoorbeelden significant hoger gescoord met een p-waarde variërend tussen p = 0 en p = 0,008.

(3)

Uit de gegevens kan dus geconcludeerd worden dat het traject van de Ajax Campus een positieve bijdrage en significante vooruitgang levert aan de werknemersvaardigheden van de deelnemers.

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 3

1. Inleiding ... 7

1.1 De maatschappelijke betekenis van sport ... 7

1.2 De verschillende trajecten ... 8

1.3 Onderzoek naar verschillende sport-zorg trajecten ... 9

1.4 De kracht van sport ... 10

1.5 De Ajax Campus als ‘uitwedstrijd’ ... 11

1.6 De Ajax Campus opleiding ... 12

1.7 Gedragsverandering is het doel; de twee gehanteerde theorieën ... 13

1.8 Wetenschappelijke onderbouwing van de theorieën ... 15

1.9 Steun van de gemeente ... 16

1.10 Colo, werknemersvaardigheden gekoppeld aan Ajax’ kernwaarden ... 16

1.11 De onderzoeksvraag ... 18

2. Methode ... 19

2.1 Beschrijving kenmerken proefpersonen/groep ... 19

2.2 Beschrijving interventie/werkwijze ... 20

2.3 Beschrijving meetinstrumenten ... 21

2.4 Betrouwbaarheid en validiteit meetmethode ... 22

2.5 Beschrijving procedure onderzoek (bijlage 17) ... 23

2.6 Beschrijving dataverzameling/statistische verwerking ... 23

3. Resultaten ... 25

3.1 Resultaten van 1- en eindmeting zelfscan ... 25

3.2 Verschil tussen deelnemers en beoordelaars op basis van resultaten zelfscan ... 27

3.3 Resultaten van 1- en eindmeting zelfscan ... 29

3.4 Verschil tussen deelnemers en beoordelaars op basis van resultaten zelfscan ... 32

3.5 Resultaten meetinstrument zelfeffectiviteit ... 34

3.6 Correlatie van de resultaten ... 34

4. Discussie ... 35

4.1 Samenvatting van de resultaten ... 35

(5)

4.1.2 Verschil tussen deelnemers en beoordelaars op basis van resultaten zelfscan ... 35

4.2 Interpretatie van de resultaten ... 35

4.3 Bespreking van de resultaten i.r.t. literatuur ... 36

4.3.1 Verklaring van de resultaten van de beoordelaars ... 36

4.3.2 De uitzondering ... 38

4.3.3 Verklaring van de resultaten van de deelnemers ... 39

4.4 Kritische beschouwing ... 40 5. Conclusie ... 42 5.1 De onderzoeksvraag ... 42 5.2 Praktijkimplicatie ... 42 5.3 Aanbevelingen ... 43 Bronnenlijst ... 45 Bijlagen ... 49  

(6)

1. Inleiding

1.1 De maatschappelijke betekenis van sport

‘De motieven van al degenen die in de sportwereld participeren, gaan verder dan het intrinsieke genot dat zij aan sport beleven. Ook de mogelijkheid die sport biedt voor lichamelijke beweging, verbetering van de gezondheid en fitheid en het leggen van contacten met anderen wordt door veel mensen als reden van sportbeoefening genoemd. Afgaande op deze en alle andere opgegeven motieven kan worden gesteld dat sport in een fundamentele behoefte aan individueel welzijn voorziet. Sport biedt een zinvol tijdverdrijf waarin mogelijkheden ontstaan voor lichamelijke inspanning en geestelijke ontspanning, voor recreatie en natuurbeleving, voor uitdaging en opwinding, voor spanningsopbouw en emotieontlading, voor gezelligheid en sociale contacten. Tot deze fundamentele

welzijnsbehoefte behoort ook de veelzijdige mogelijkheden die sport biedt voor

zelfontplooiing. Het sterke accent op lichamelijke beweging in sport leert om het eigen lichaam en de eigen fysieke grenzen kennen. Bovendien biedt sport aan mensen de

mogelijkheid zich ergens in te bekwamen, zichzelf te verbeteren en zich in die vaardigheid te meten met anderen. In het verlengde hiervan kan er van betrokkenheid in de

sportwereld een belangrijke functie uitgaan op de identificatie en identiteitsvorming en op de integratie en emancipatie van zowel individuen als groepen personen. Ook kan sport een essentieel onderdeel vormen in socialisatie- en resocialisatieprocessen, in het bijzonder ten aanzien van normontwikkeling. Al sportend eigent men zich normen, waarden en vaardigheden toe die in een andere context van groot nut kunnen zijn’

(Bottenburg & Schuyt, 1996, p. 97-98).

De stichting Ajax Campus biedt naast voetbal, de uitstraling van Ajax aan om te voorzien in de maatschappelijke betekenis van sport. De Ajax Campus heeft als uitgangspunt sociaal preventief supportersaanbod uit te voeren en te ontwikkelen in opdracht van AFC Ajax en samenwerking met de gemeente Amsterdam. De Ajax Campus heeft expertise opgebouwd op het gebied van gedragsbeïnvloeding met voetbal als middel. Hiervoor heeft de Ajax Campus een eigen gedragsinterventie ontwikkeld waarbij de kernwaarden van Ajax worden gebruikt als metafoor om gedrag positief te beïnvloeden. De jongeren leren deze kernwaarden te vertalen naar hun eigen leven en situaties. Deze interventie richt zich op risicosupporters van Ajax. Maar ook kwetsbare jongeren uit Amsterdam en omstreken vallen binnen de doelgroep van de Ajax Campus. Op deze manier levert AFC Ajax

(7)

proactief een bijdrage aan een veiliger klimaat in Amsterdam en zij geeft hierdoor invulling aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid.

De Ajax Campus kent meerdere doelgroepen. Deze groepen supporters worden gevormd door de meer kwetsbare jonge Amsterdammers, zoals jonge werklozen, jongeren met een beperking(Wajong), vmbo scholieren en jonge (risico) supporters. De docent differentieert in het programma richting de doelgroep.

In deze inleiding zal eerst een beeld geschetst worden van de verschillende trajecten die onder de Ajax Campus vallen. Daarna zal een onderzoek naar verschillende sport-zorgtrajecten aangehaald worden om een beeld te schetsen van de plek van de Ajax Campus binnen deze sector. Vervolgens zal er ingegaan worden op de Ajax Campus opleiding; het doel voor de deelnemers wordt verduidelijkt evenals de theorieën die gehanteerd worden; deze worden wetenschappelijk onderbouwd. Tot slot zal er een koppeling gemaakt worden tussen Ajax en werknemersvaardigheden van het Centraal Orgaan van Landelijke Opleidingsorganen om uiteindelijk tot de onderzoeksvraag te komen. Daarna zal de methode toegelicht worden.

1.2 De verschillende trajecten

In september 2012 zijn er twee trajecten lopende binnen de Ajax Campus. Een traject met Wajong-uitkering gerechtigden(‘van Wajong naar Godenzoon’), gerekruteerd door USG Restart(United Services Group Restart) en een traject met langdurig werklozen

gerekruteerd door DWI(Dienst Werk & Inkomen). Beide trajecten zijn een sport-zorg traject. Het doel van de samenwerking is uiteindelijk om van de deelnemers betere werknemers te maken, hen aan het werk te krijgen en te houden. De Ajax Campus claimt hier aan bij te dragen met een door haarzelf ontwikkeld programma dat wordt aangeboden aan de deelnemers . Het programma bevat zowel voetbaltrainingen waarin bepaalde werknemersvaardigheden aan bod komen als theorietrainingen waarin kernwaarden van Ajax aan bod komen. De kernwaarden van Ajax zijn ambitie, professioneel,

betrokkenheid, innovatief en creatief. Er wordt geprobeerd om deze kernwaarden over te brengen op de deelnemers, ze hiervan bewust te laten worden en te laten vertalen naar hun eigen leven. De Ajax Campus selecteert haar deelnemers op de volgende criteria: een deelnemer moet aantoonbaar geïnteresseerd zijn in voetbal, gemotiveerd zijn/worden om aan de pilot deel te nemen en af te ronden en gemotiveerd zijn om een baan te vinden. Ook moet een deelnemer willen spelen en werken in teamverband, een participatieplan

(8)

ondertekenen voor deelname aan het project en fysiek in staat zijn om aan de activiteiten deel te nemen (Annema, 2011).

1.3 Onderzoek naar verschillende sport-zorg trajecten

Zoals eerder is genoemd is de Ajax Campus een sport-zorg traject. Eerder onderzoek dat is uitgevoerd door de DSP groep, een onafhankelijk bureau voor onderzoek, advies en management, toont aan dat er meerdere trajecten in Nederland zijn die door middel van de waarde van sport een vertrekpunt en een energiebron voor de hulpverlening van jongeren in de jeugdzorg willen creëren. Er is in 2009 onderzoek gedaan naar 47 van dit soort trajecten; de Ajax Campus bestond destijds nog niet. Binnen dit onderzoek is gekeken naar een antwoord op de volgende vragen:

1. ‘Welke methoden en programma's zijn ontwikkeld?

2. Heeft deelname aan een sport-zorgtraject een meerwaarde wat betreft de vermindering van gedragsproblematiek van jongeren die in het kader van jeugdzorg hulp ontvangen? 3. Op welke wijze en onder welke randvoorwaarden kunnen sportzorgtrajecten het beste

worden vormgegeven?

Hieruit is gebleken dat de 47 sportzorgtrajecten zijn in te delen in vier typen met elk hun eigen aanpak, doelen, doelgroepen, knelpunten en succesfactoren:

1. Meedoenplus: een of enkele jeugdzorgjongeren draaien zo gewoon mogelijk mee in een reguliere sportvereniging om op die manier aansluiting te houden of te (her)vinden met de 'normale' maatschappij.

2. Uitwedstrijd: een groepje jeugdzorgjongeren gaat naar een sportaanbieder toe om daar in een echte sportcontext, maar in de veiligheid van de eigen groep, te sporten en vaak gericht te werken aan een of enkele specifieke gedragsdoelen.

3. Thuiswedstrijd: Als uitwedstrijd, maar de sport vindt hier plaats op het terrein van de aanbieder. Soms noodgedwongen omdat de jongeren het terrein niet af mogen

(justitiële jeugdinrichting), soms vanuit praktische overwegingen (financieel voordeel, tijdbesparing).

4. Privéles: individuele training (één op één). Duur, maar maatwerk maakt doelgericht werken aan individuele doelen (meestal: sociale weerbaarheid dan wel

(9)

(Buysse & Duijvestijn, 2010, p. 5 & 28-29)

Uit dit onderzoek is gebleken dat de meeste sport-zorg trajecten in Nederland onder type 1 vallen, maar de meeste deelnemers zijn te vinden in type 2, gevolgd door 3. Type 4 komt relatief weinig voor. De Ajax Campus is te koppelen aan het type 2 sport-zorg traject. Alle trainingen vinden namelijk plaats op de Toekomst, het trainingscomplex van Ajax. De jongeren komen dus naar de sportaanbieder toe. Deze koppeling wordt later nog verder uitgewerkt. Uit de koppeling met het type 2 traject blijkt ook dat de Ajax Campus veel deelnemers aan zich kan binden aangezien er volgens Buysse en Duijvestijn relatief veel animo voor is. Interessant om te onderzoeken of de Ajax Campus deze mogelijke

deelnemers dan ook een effectief programma te bieden heeft.

Daarnaast is er nog een aanbeveling van de onderzoekers om gedragsverandering als doel te stellen, waar nu veel trajecten gedragsverandering nog als gevolg zien. De Ajax

Campus heeft gedragsverandering als doel. Daarom is het interessant om te kijken of gedragsverandering dan ook daadwerkelijk bewerkstelligd wordt wanneer dit binnen een sport-zorg traject de doelstelling is.

1.4 De kracht van sport

Specifieke aandacht voor het verhogen van de sportparticipatie van bepaalde groepen is van belang, omdat uit verschillende onderzoeken blijkt dat sommige groepen jeugdigen zijn ondervertegenwoordigd in de sport. Voorbeelden hiervan zijn jeugdigen in een financiële achterstandssituatie (Jehoel, 2009), jeugdigen die in achterstandswijken wonen (Duijvestijn, 2007, 26) en ook jeugdigen met gedragsproblemen (Breedveld, 2003; Breedveld et al., 2010). Vooral in het kader van maatschappelijke problemen rondom de volksgezondheid en de integratie van etnische minderheden, krijgt sport een

maatschappelijke functie toegeschreven (Elling & Wisse, 2010). Volgens Boonstra, Gilsing, Hermens en Van Marissing (2010) biedt sport mogelijkheden voor het ontwikkelen van competenties en talenten op uiteenlopende vlakken: fysiek,

organisatorisch, sociaal, mentaal of pedagogisch. Behalve dat sport kan dienen als opstap naar het ontdekken van eigen talent, heeft sportbeoefening een positief effect op de psyche van de mens. Dat is dan ook de kracht van de Ajax Campus. Ze bieden de mogelijkheid tot sporten aan jeugdigen in een financiële achterstandssituatie, jeugdigen in

(10)

biedt voor het ontwikkelen van competenties te combineren met theorie gekoppeld aan competenties lijkt het programma van de Ajax Campus een krachtige combinatie te zijn om competenties te ontwikkelen.

1.5 De Ajax Campus als ‘uitwedstrijd’

De Ajax Campus valt onder het type Uitwedstrijd: een groepje jeugdzorgjongeren gaat naar een sportaanbieder toe om daar in een echte sportcontext, maar in de veiligheid van de eigen groep, te sporten en vaak gericht te werken aan een of enkele specifieke

gedragsdoelen. Bij de interventies wordt sport ingezet als middel om bepaalde

competenties van jongeren te ontwikkelen. Met een Uitwedstrijd wil men vooral werken aan het omgaan met regels en afspraken, het bevorderen van sociale vaardigheden en het bevorderen van zelfbeeld en zelfvertrouwen. Dit is ook het doel van het programma dat deelnemers doorlopen op de Ajax Campus. Jongeren komen naar de Toekomst, het trainingscomplex van Ajax, waar voetbal als middel wordt gebruikt om de kernwaarden van Ajax te ervaren en zich daar bewust van te worden. De keuze op dit type traject is gevallen vanwege de vermeende impact die de uitstraling van Ajax met haar trainers, docenten, omgeving en trainingen kan hebben op de deelnemers. Alles is Ajax en zo worden ze er keer op keer aan herinnerd wat de kernwaarden van Ajax zijn. Kennis en inzicht wordt vergaard. Dit moet aan het eind van het traject leiden tot het bezitten van vaardigheden op sociaal gebied. Deze vaardigheden moeten vervolgens leiden tot een hogere participatie van de deelnemers aan de maatschappij. Deelname aan de

maatschappij door middel van een opleiding, stage of werk.Om dit te bereiken krijgt elke deelnemer een gedragscode mee van de Ajax Campus; hier dienen zij zich te allen tijde aan te houden zowel op als buiten het voetbalveld.

Daarnaast worden er sociale vaardigheidstrainingen gegeven in een theorielokaal op de Toekomst. Dit zijn maatregelen die aansluiten bij de omschrijving van het type 2 traject binnen het onderzoek van DSP.

Uitspraken over de effecten worden in dit onderzoek (Buysse & Duijvestijn, 2010) echter niet gedaan. Er is feitelijk geen bewijs of de werkwijze ook het meest effectief is van de verschillende typen. Het wordt wel interessant om het effect van dit type te onderzoeken aangezien dit onderzoek aantoont dat de meeste deelnemers aan sport-zorg trajecten binnen dit type 2 sport-zorg traject vallen en dus mogelijke deelnemers zijn van de Ajax Campus. De profielbeschrijving gedaan door Buysse & Duijvestijn van deelnemers aan dit type 2 sport-zorgtraject komt namelijk overeen met de typering van de deelnemers aan de

(11)

Ajax Campus. Buysse & Duijvestijn omschrijven de geschikte deelnemers als volgt: ‘Een uitwedstrijd. Op die manier worden de jongeren in een veilige setting ge(her)ïntroduceerd in het normale maatschappelijke leven. Dat is vooral voor kwetsbare doelgroepen, zoals jongeren met een licht verstandelijke handicap of jongere kinderen, van belang. Voor diverse andere groepen in de jeugdzorg heeft dit type vooral als voordeel dat het sportaanbod en het programma specifiek kan worden afgestemd op hun

gedragsproblematiek. Zo wordt sport bijvoorbeeld ingezet als middel om agressie beter te leren reguleren of de weerbaarheid te bevorderen. Soms maakt het sport-zorgtraject dan deel uit van het reguliere behandelprogramma van deze jongeren en is deelname

verplicht.’(Buysse & Duijvestijn, 2010, p. 18)

1.6 De Ajax Campus opleiding

Het traject aan de Ajax Campus is onderdeel van een re-integratie traject. De re-integratie moet bewerkstelligd worden door de inbreng van de Ajax Campus in samenwerking met de Jobcoaches van USG-Restart en DWI. De Ajax Campus levert voetbaltrainingen en sociale vaardigheidstrainingen van Ajax. De Ajax Campus hoopt hiermee dat deelnemers al sportend men zich normen, waarden en vaardigheden toe eigent die in een andere context van groot nut kunnen zijn. De jobcoaches van USG-Restart geven

sollicitatietraining en gaan gericht op zoek naar geschikte werkplekken voor deze jongeren. De jobcoaches van DWI geven sollicitatietraining, persoonlijke

ontwikkelingstrainingen en gaan wederom op zoek naar geschikte werkplekken voor deze jongeren.

Re-integreren betekent opnieuw op zoek naar werk gaan en een werkplek vinden. Voor dit re-integratietraject is gekozen voor een unieke aanpak met voetbalactiviteiten, geleverd door Ajax en de Ajax Campus. Hierin moeten de ambities van de uitkeringsgerechtigden worden aangewakkerd door de ambitie van Ajax. Daarnaast worden er sociale

vaardigheidstrainingen gegeven in de vergaderruimtes en op de velden van sportpark ‘de Toekomst’.

(12)

1.7 Gedragsverandering is het doel; de twee gehanteerde theorieën

Binnen de sociale vaardigheidstrainingen is gedragsverandering het doel. De didactiek van het programma is gebaseerd op een tweetal psychologische theorieën, te weten de sociaal-cognitieve leertheorie van Bandura(1977) en de rationeel emotieve therapie (RE(B)T) van Ellis(1994). Er vinden vijf theoretische bijeenkomsten plaats in het project van de Ajax Campus. Ongeacht de duur van een traject zullen alle bijeenkomsten plaats vinden. In de theoretische bijeenkomsten staan de volgende thema’s centraal: de kernwaarden van Ajax, eigen waarden en normen, gedrag algemeen, eigen gedrag, gewenst gedrag op en rond het sportveld en gedrag in groepen. De thema’s zijn gebaseerd op de volgende theorieën.

De sociaal-cognitieve leertheorie

Het uitgangspunt van de sociaal-cognitieve leertheorie is dat gedragsveranderingen in belangrijke mate bewerkstelligd kunnen worden door beïnvloeding van denkprocessen van mensen (Bandura, 1977). Programma’s gericht op het aanleren van sociale en zelfregulatievaardigheden, zouden deze denkprocessen moeten ‘aanspreken’. Belangrijke methoden hiervoor zijn, volgens de theorie, ‘modeling’ (leren door te

observeren), ‘persuasion’ (leren door te horen, zien en verwerken), en ‘active attainment’ (leren door te imiteren en te oefenen). Deze methoden worden in het programma op de volgende manier gebruikt.

Leren door observeren (modeling):

In het programma wordt veel gebruik gemaakt van Ajax als metafoor. Het programma bevat veel beeldmateriaal van Ajax (DVD, foto’s, docenten). Voor veel Amsterdamse jongeren heeft Ajax een voorbeeldfunctie. De jongeren zijn supporters van Ajax. Ajax heeft invloed op hun doen en laten. In het programma wordt gebruik gemaakt van deze kracht van Ajax. De leerlingen leren door het zien van effectieve, geloofwaardige en aantrekkelijke voorbeelden.

Leren door horen, zien en verwerken(persuasion):

In het onderwijsprogramma zal de docent lesstof doceren. De leerlingen zullen presentaties over de lesstof volgen en verwerken. Deze presentaties zijn zeer interactief van aard. De leerlingen worden direct betrokken bij de inhoud door het stellen van vragen aan hen. Daarnaast is het aanreiken van stellingen een manier waarop betrokkenheid wordt gevraagd.

(13)

Leren door imiteren en oefenen(active attainment):

Het onderwijsprogramma is praktisch ingericht. Hiermee wordt bedoeld dat er veel wordt ‘gedaan’. Ook in de theoretische bijeenkomsten zijn de leerlingen actief bezig met de inhoud. Gedoeld wordt op ‘doen’ in de vorm van opdrachten, spelen, en samenwerkingsvormen.

Het unieke van het programma is dat er gebruik wordt gemaakt van Ajax als metafoor, als model, om de kernwaarden van Ajax (ambitieus, professioneel, innovatief, creatief en betrokken) over te dragen. Voor veel, zo niet alle supporters heeft Ajax een

voorbeeldfunctie. Het is deze kracht die additioneel en tevens kenmerkend is voor het programma.

Zelfeffectiviteit

Een ander belangrijk aspect binnen de sociaal-cognitieve theorie van Bandura is het gevoel van zelfeffectiviteit. Het is aangetoond dat een sterk gevoel van zelfeffectiviteit gerelateerd is aan een betere gezondheid, hogere prestaties en een betere sociale integratie (Schwarzer, 1992; Bandura, 1977). De constructie van de zelfeffectiviteit theorie is een belangrijk aspect binnen Bandura’s sociaal-cognitieve theorie (Bandura, 1977, 1997, 2000, 2001).

Zelfeffectiviteit is het vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld door een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen(Bandura, 1977). Personen zijn sneller gemotiveerd voor een bepaalde handeling als zij het idee hebben dat zij de bekwaamheid hebben om deze met succes te verrichten. Zij zullen volgens Bandura, die de

zelfeffectiviteit theorie heeft opgesteld, het gedrag sneller ontplooien en doorzetten wanneer ze zichzelf bekwaam vinden. Het is interessant om te onderzoeken hoe het gesteld is met het beeld van de deelnemers van hun zelfeffectiviteit.

Dit zelfbeeld kan namelijk van invloed zijn op het effect van het programma. Wanneer een deelnemer namelijk het zelfbeeld heeft dat hij het programma toch niet succesvol zal doorlopen zal het effect van het traject ook, volgens Bandura, minder groot zijn.

(14)

Rational Emotive Behavior Therapy

De andere theorie die wordt gehanteerd om de gedragsverandering te verwezenlijken is de Rational Emotive Behavior Therapy(RE(B)T) van Ellis(1994). Deze theorie stelt dat de overtuigingen van individuen grotendeels bepalen hoe zij zich voelen en gedragen tegenover gebeurtenissen in hun leven. Deze theorie stelt ook dat deze overtuigingen te veranderen zijn en als gevolg daarvan ook het gevoel en het gedrag. RET wordt in het basisprogramma gebruikt om manieren van denken, voelen en gedragen bij de supporters te beïnvloeden. Het richt zich op het anti-dramatiseren, een hoge tolerantie van frustratie en de acceptatie van zichzelf en anderen aan de hand van het ABCD(E)-model (Neenan, 2000).

Dit model ziet er als volgt uit:

A= Activiting Event(Activerende gebeurtenis) = De situatie B= Beliefs(Gedachten)

C= Consequences(Consequenties) = Gedrag en/of emoties

D= Disputing Disturbance(Redetwisten over de verstoring) = Goed nadenken over de gebeurtenis

E= Effective rational outlook accompanied by emotional and behavorial changes = Een relatieve kijk op de gebeurtenis door middel van emotionele en gedragsmatige

veranderingen.

1.8 Wetenschappelijke onderbouwing van de theorieën gekoppeld aan de praktijk Uit verschillende meta-analyses (Lyons & Woods, 1991; Engels, Garnefski & Diekstra, 1993) blijkt dat de RET op bepaalde gebieden effectief is. Dit model geeft bijvoorbeeld in het onderzoek van Engels et al. (1993) betere resultaten dan placebogroepen en groepen die geen behandeling kregen om hun gevoelens van welzijn te verbeteren. Verbetering van gevoelens van welzijn werden zowel op de korte als lange termijn aangegeven. Een

analyse (Gonzalez, et al., 2004) bevestigt de positieve resultaten van de RET. Deze analyse van negentien effectstudies naar het gebruik van de RET laat gunstige effecten zien op de uitkomstvariabelen angst, verstorend gedrag en zelfconcept. Zelfconcept is het begrip of denkbeeld van de eigen ik. De effecten waren gelijk voor jongeren met en zonder problemen. Dit zijn ook uitkomstvariabelen waar ruimte voor verbetering is bij de deelnemers aan het programma. Ze hebben een bepaald zelfbeeld dat ze niet succesvol kunnen zijn in de maatschappij en praten openlijk over criminele activiteiten die ze uitvoeren. Dit valt onder storend gedrag.

(15)

Het RET-model richt zich op het beïnvloeden van inter- én intrapersoonlijke vaardigheden; de verandering van gedachten, gevoelens en gedrag.

Uit verschillende onderzoeken (o.a. Maher & Zins, 1987; Durlak & Wells, 1997) bleek dat het ondersteunen van jongeren door het bevorderen van inter- en intrapersoonlijke

vaardigheden positieve veranderingen teweeg kan brengen. Zoals een toename van

zelfcontrole, verbetering van de kwaliteit van relaties en het adequaat omgaan met sociale situaties (Gravesteijn, 2010).

Als gedragsverandering het doel is, moet er volgens de gehanteerde theorie die hierboven beschreven staan dus gewerkt worden aan de gedachten die het ongewenste gedrag tot stand hebben gebracht. Het idee is dat de deelnemers op het voetbalveld bepaalde

gedragingen of emoties zullen uiten als gevolg van bepaalde situaties. Door middel van de naam Ajax en de kernwaarden van Ajax(ambitieus, professioneel, innovatief, creatief en betrokken) probeert de Ajax Campus de gedachten onder kopje B te veranderen en daarmee het gedrag te veranderen.

1.9 Steun van de gemeente

Naast de pogingen tot het bewerkstelligen van gedragsverandering creëert de gemeente Amsterdam met de Ajax Campus de gelegenheid voor jongeren om te sporten, structuur op te bouwen en in contact te komen met werkgevers. Na het programma worden zij begeleid om te beginnen aan een stage, baan of geschikte opleiding. Burgemeester Van der Laan: “Het is mooi om een frisse en positieve manier te kunnen werken aan

oplossingen voor problemen in de stad. Sport, in dit geval Ajax, kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren.” Samen met de wethouder van der Burg (Sport) en wethouder Van Es (Werk en Inkomen) ondersteunt hij de totstandkoming van dit project.

1.10 Colo, werknemersvaardigheden gekoppeld aan Ajax’ kernwaarden Dit onderzoek van de Ajax Campus richt zich op de ontwikkeling van de deelnemers van de Ajax Campus. Om dit in kaart te kunnen brengen zal er eerst een methode ontwikkeld moeten worden waarmee de competentie ontwikkeling van deelnemers inzichtelijk kan worden gemaakt. Het meetinstrument moet uiteindelijk het effect van het traject van de Ajax Campus meetbaar kunnen maken op het gebied van werknemersvaardigheden. Het doel hiervan is om de ontwikkeling van de deelnemers op dit gebied in kaart te brengen.

(16)

werkwijze. Het hoofddoel is echter het in kaart brengen van de ontwikkeling van de deelnemers.

Het competentiemodel van Colo dat betrekking heeft op werknemersvaardigheden sluit aan bij dit onderzoek(Competentiemodel Kenniscentra, 2010). In dit model zijn

werknemersvaardigheden vereenvoudigd tot waarneembaar gedrag. Colo stelt namelijk dat competenties ontwikkelbare vermogens van mensen zijn waarmee ze in voorkomende situaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kunnen handelen.

Competenties zijn samengesteld op basis van karakter en relateren aan onderliggende vaardigheden, kennis en houding. Competenties krijgen pas betekenis in een context. Of iemand over de gevraagde competenties beschikt, wordt zichtbaar in gedrag dat, als één van de voorwaarden, leidt tot succes bij uitoefenen van het beroep(Competenties (n.d.)). Een deel van dit ‘waarneembaar gedrag’ kan zichtbaar worden tijdens de

voetbaltrainingen. Bijvoorbeeld: • Op tijd komen

• Een vraag stellen wanneer hij of zij iets niet weet • Motiveert zijn team/groep

• Draagt zorg over materialen

Dit zijn een aantal voorbeelden van waarneembaar gedrag dat zowel op de werkvloer als tijdens de voetbaltrainingen verwacht wordt van een werk- of deelnemer. Dit

waarneembare gedrag is op haar beurt weer te koppelen aan de kernwaarden van Ajax(ambitieus, professioneel, innovatief, creatief en betrokken) en sluit aan bij de werkwijze van de Ajax Campus. Op tijd komen wordt bij Ajax namelijk gezien als professioneel gedrag net als het zorg dragen over materialen. Het stellen van vragen is te koppelen aan betrokken zijn evenals het motiveren van zijn of haar team, dit geeft ook weer blijk van ambitie. Zo zijn er een aantal werknemersvaardigheden in de ogen van Ajax en de Ajax Campus te koppelen aan de kernwaarden. Deze koppeling wordt verder uitgewerkt onder de methode.

(17)

1.11 De onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag die gesteld wordt is:

Welke bijdrage levert het traject van de Ajax Campus, in samenwerking met het DWI en USG-restart, op de werknemersvaardigheden van de deelnemers?

De volgende deelvraag moet een bijdrage leveren aan de beantwoording van de onderzoeksvraag:

Is er een, significante vooruitgang in werknemersvaardigheden die deelnemers aan het traject op de Ajax Campus boeken, (in kaart gebracht door een gereduceerde

werknemerscompetentiescan van Colo), in de ogen van de Ajax Campus, het DWI, USG-restart en de deelnemer zelf?

De verwachting is dat beide vragen positief beantwoord worden. Uit eerder onderzoek van Paddenburg (Paddenburg, 2012) blijkt dat er een positieve bijdrage zichtbaar werd door de interventies van de Ajax Campus. Dit onderzoek heeft als doel aantonen dat ook bij een andere doelgroep succes van de Ajax Campus bewezen kan worden. Dit is gebaseerd op eerder soortgelijk onderzoek dat is uitgevoerd door student Paddenburg van de

Hogeschool van Amsterdam in het kader van zijn afstudeerscriptie. De 25 deelnemers scoren bij zijn onderzoek op 23 van de 24 gedragsindicatoren bij de nameting hoger dan bij de voormeting. Op 6 van die 23 gedragsindicatoren zijn de scores significant hoger geworden, bij een significantieniveau van 0.001(Paddenburg, 2012).

(18)

2. Methode

2.1 Beschrijving kenmerken deelnemers en instanties

De proefpersonen waren afkomstig uit twee trajecten. Een traject met Wajong-uitkering gerechtigden (‘van Wajong naar Godenzoon’), gerekruteerd door USG Restart (United Services Group Restart) die, vanaf september 2012, bij de Ajax Campus liepen. Het andere traject was met langdurig werklozen (‘Van Werkloos naar Godenzoon’) gerekruteerd door DWI (Dienst Werk & Inkomen) die, vanaf maart 2013, bij de Ajax Campus liepen.

Groep ‘van Wajong naar Godenzoon’

De groep van Wajong bestond uit zeventien jongeren, allen mannelijk, met een leeftijd variërend van 18 tot 25 jaar. Wajong houdt in: ‘Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jongeren’. Deze voorziening is er voor jongeren die deels of volledig

arbeidsongeschikt zijn verklaard op basis van een fysieke of psychische beperking. Voorzieningen bestaan uit hulp bij het vinden van passend werk of ondersteuning tijdens een opleiding en (een aanvulling op het) inkomen. De uitkering en begeleiding komt vanuit uitkeringsinstantie UWV en USG Restart, een zijtak van UWV. Voorkomende beperkingen kunnen zijn; licht verstandelijk beperkt, syndroom van Down, langdurig ziek, chronisch ziek, fobieën.

Groep van DWI

De deelnemers uit de groep van DWI waren verdeeld over twee teams bestaande uit tien mannelijke jongvolwassenen per team, met een leeftijd van 25 tot 35 jaar.

Sinds maart 2012 is in Stadsdeel Zuid het participatiecentrum actief. De DWI en het stadsdeel begeleiden langdurige werklozen naar werk.

De DWI en Stadsdeel Zuid benaderen langdurige werklozen. Samen met de DWI en het stadsdeel bepalen zij dan hoe zij weer actief kunnen gaan deelnemen aan de

maatschappij.

De instanties USG Restart en DWI waren nauw betrokken bij het onderzoek. Ook hebben deze instanties literatuur van voorgaande onderzoeken aangeleverd aan de onderzoekers.

(19)

2.2 Beschrijving interventie/werkwijze 1. Voetbaltrainingen

2. Theoretische en praktische bijeenkomsten

Voetbaltrainingen Groep Wajong

De voetbaltrainingen vonden twee maal per week plaats. Het gehele traject, dat tot maart 2013 duurde, bleef deze werkwijze gelijk. De voetbaltrainingen vonden op maandag en woensdag van 8.30-10.30 uur op de voetbalvelden van de Toekomst plaats. Het team nam naast de voetbaltrainingen deel aan de Dutch Career Cup, een toernooi voor soortgelijke teams van andere voetbalclubs. Er waren vijf van deze toernooien verdeeld over het seizoen. Voorafgaand aan een toernooi vonden er theoretische bijeenkomsten plaats.

Groep van DWI

De voetbaltrainingen vonden wekelijks gedurende een periode van drie maanden op maandag en woensdag ochtend plaats. Daarnaast speelde de twee DWI teams twee wedstrijden tegen elkaar; een oefenwedstrijd en een afsluitende wedstrijd. Hierin konden zij doelpunten scoren door middel van goed gedrag te vertonen.

Theoretische en praktische bijeenkomsten

Er vinden vijf bijeenkomsten plaats in het project van de Ajax Campus, ongeacht de duur van een traject. In de theoretische bijeenkomsten staan de volgende thema’s centraal: de kernwaarden van Ajax, eigen waarden en normen, gedrag algemeen, eigen gedrag,

gewenst gedrag op en rond het sportveld en gedrag in groepen. De thema’s zijn gebaseerd op psychologische theorieën. De sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura, 1977) en de Rationeel Emotieve Therapie (Ellis, 1994). Deze theorie is beschreven in de inleiding en weergegeven in bijlage 5.

De praktische bijeenkomsten kunnen onder andere zijn het bezoeken van de Arena, het bezoeken van een wedstrijd van Ajax, het maken van een Bandieri(een spandoek) of het bijwonen van een presentatie van een Ajax trainer of speler. Bij beide groepen hebben de theoretische en praktische bijeenkomsten plaats gevonden.

(20)

2.3 Beschrijving meetinstrumenten

Het competentiemodel van Colo is de basis van het meet instrument dat gebruikt is voor de zelfscan. (bijlage 3) Daarnaast is er gebruikt gemaakt van de 24 gedragsindicatoren van Paddenburg die, met goedkeuring van de Hogeschool van Amsterdam en

ondersteuning van docenten van de Haagse Hogeschool, de koppeling naar competenties uit het competentiemodel van Colo heeft gemaakt. (bijlage 4)

Gebruik makend van de theorie zelfeffectiviteit van Bandura zijn er vragen ontwikkeld om de zelfeffectiviteit te meten. Deze vragen komen voort uit The General Self-efficacy scale (Schwarzer & Jerusalem, 1995). Schwarzer heeft vanaf 1979 wereldwijd onderzoek gedaan naar de zelfeffectiviteit in 25 verschillende landen middels een zelfeffectiviteit meetinstrument van 10 vragen. (bijlage 2)

Uiteindelijk is er een zelfscan ontwikkeld bestaande uit vragen die gericht zijn om inzicht te verkrijgen op werknemersvaardigheden. (bijlage 1)

De zelfscan werd door de deelnemers zelf ingevuld. De zelfscan werd door de Wajong groep en door twee DWI groepen ingevuld. De vragen in de scan waren gesloten met enkele open antwoorden die de deelnemers zelf konden invullen. Dit was voor de deelnemers gemakkelijk, duidelijk en snel. De antwoorden die de deelnemers gaven zijn in categorieën ingedeeld die ze moesten aankruisen. De lijst begon met een aantal persoonlijke vragen in: geslacht, leeftijd, woonsituatie en dergelijke. Na de persoonlijke vragen kwamen de vragen over de competenties en de 10 vragen wat betreft

zelfeffectiviteit.

Deelnemers mochten antwoorden aankruisen die voor hen van toepassing waren. Hierbij beoordeelden de deelnemers zichzelf op de gedragsvoorbeelden. Daarnaast beoordeelden de trainers van de Ajax Campus en de jobcoach, middels dezelfde scan, de deelnemers op dezelfde gedragsvoorbeelden waar de deelnemers zichzelf op beoordeeld hebben. (bijlage 1)

(21)

2.4 Betrouwbaarheid en validiteit meetmethode

Betrouwbaarheid.

Bij de betrouwbaarheid van een onderzoek gaat het om de vraag of bij herhaling van het onderzoek dezelfde resultaten worden geboekt. Dit kan middels een test-hertest en het uitvoeren op een controle groep.

Er is gebruik gemaakt van een ‘5- puntsschaal’ op basis van de aanbevelingen uit voorgaand onderzoek door Paddenburg die gebruik maakte van een 10- puntsschaal. In deze schaal zijn de antwoordcategorieën op basis van een betrouwbaar model

geformuleerd. Er hebben twee metingen, een 1-meting en een eindmeting, per groep plaatsgevonden. Het meten met een controle groep heeft niet gerealiseerd kunnen

worden. Om dit te bewerkstelligen waren wij afhankelijk van cliënten van gemeentelijke instanties. Deze gemeentelijke instanties wilden helaas geen medewerking verlenen. Bij de algemene vragen is de optie ‘anders namelijk;’ aan de antwoorden toegevoegd.

(Federatie Nederlandse Vakbeweging Bondgenoten, 2010)

Validiteit

Validiteit wil zeggen: de best mogelijke weergave van de feiten.

De validiteit is het centrale kenmerk van een goed meetinstrument. Een meetinstrument is valide als het meet wat het moet meten.

Het meetinstrument bevat een valide vragenlijst, gebaseerd op The General Self-efficacy scale. Als tweede is de zelfscan, zoals eerder beschreven, ontwikkeld op basis van de 24 competenties uit het competentiemodel van Colo. Als derde is een pilot meting gedaan om in kaart te brengen wat aan het instrument verbeterd kon worden voordat het instrument voor alle proefpersonen gebruikt zou worden. De aanpassingen die voort

(22)

Er is gebruik gemaakt van de, door Paddenburg gemaakte, koppeling tussen gedragsindicatoren en de competenties uit het competentiemodel van Colo. Deze koppeling is niet wetenschappelijk bewezen wat daarmee invloed heeft op de validiteit.

2.5 Beschrijving procedure onderzoek (bijlage 17)

Het onderzoek werd, twee weken voor de eerste meting plaats vond, geïntroduceerd bij de proefpersonen. De meting vond, voorafgaand aan een theoretische bijeenkomst, plaats in een lokaal. De onderzoeker gaf instructie aan de proefpersonen over het invullen van de zelfscan en lichtte, daar waar nodig, vragen toe. Iedere meting die plaats vond werd door dezelfde onderzoeker ingeleid om vertaalfouten te voorkomen.

Bij de deelnemers van de Wajong groep vond de 1-meting plaats na goedkeuring van het onderzoeksvoorstel door de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. De eindmeting heeft tijdens de afsluitende bijeenkomst van het traject plaatsgevonden. Bij de deelnemers van DWI vond de 1-meting voorafgaand aan de eerste theorietraining plaats. De

eindmeting heeft 6 weken later na de vijfde en laatste theorietraining plaatsgevonden. De eindmeting kon vanwege het niet synchroon lopen van het onderzoekstraject en het traject van de Ajax Campus niet later plaatsvinden.

Na het invullen van de zelfscan, de dataverzameling, zijn de onderzoeksgegevens door de onderzoekers verwerkt in SPSS 20.

Het invullen van de zelfscan door de trainer en jobcoach en of klantmanager, heeft op dezelfde dag plaats gevonden als de invulling van de zelfscan door de deelnemers.

2.6 Beschrijving dataverzameling/statistische verwerking

Dataverzameling

De data zijn verzameld op twee momenten, bij de deelnemers en beoordelaars van de Wajong groep en bij de twee DWI groepen, door middel van het eerder genoemde meetinstrument.

Statistische verwerking

De statische verwerking is middels SPSS uitgevoerd. De gekozen toets is de Wilcoxon toets. De Wilcoxon Singed Rank Test is een niet-parametrische statistische hypothese test die wordt gebruikt bij het vergelijken van twee gekoppelde steekproeven van ordinaal meetniveau. Deze test lijkt op de t-toets voor gekoppelde steekproeven. De t-toets kan men echter alleen maar uitvoeren als metingen van scale niveau zijn. Bij de Wilcoxon

(23)

toets wordt voor iedere onderzoekseenheid het verschil tussen de twee metingen berekend. Deze verschillen worden geordend op rangscore. De rangscores van de positieve en negatieve verschillen worden apart opgeteld en met elkaar vergeleken. In dit onderzoek is er gekeken naar de scores op de zelfscan en de beoordeling door de trainer en coach in voor- en nameting en bij 2 verschillende onderzoeksgroepen. Door de Wilcoxon toets uit te voeren is het verschil tussen voor- en nameting in kaart gebracht en bekeken of dit op basis van toeval is of kan wordend toegeschreven aan de interventie. In de wereld van onderzoek bestaat een conventie die stelt dat wanneer de toeval kans kleiner is dan 5% er sprake is van een ‘significant’ verschil. In dat geval wordt het ontstane verschil toegeschreven aan de interventie. (Baarda, 2011)

Daarnaast is er middels de Wilcoxon toets het verschil tussen de zelfscore van de deelnemer en de beoordeling van de trainer en coach met in kaart gebracht.

(24)

3. Resultaten

3.1 Resultaten van 1- en eindmeting zelfscan

Deelnemers Wajong

De deelnemers scoren bij de eindmeting op 11 van de 24 gedragsvoorbeelden hoger, op 5 gedragsvoorbeelden gelijk en op 8 gedragsvoorbeelden lager dan de 1-meting. Van de 11 hogere scores zijn de gedragsvoorbeelden ‘Omgang met verlies’ (met een p-waarde van ,035) en ‘Omgaan met nieuwe situaties’ (p=,025) significant hoger gescoord. Dat geldt bij een significant verschil bij een P-waarde kleiner dan 0,05. (Tabel 1)

Beoordelaars Wajong

De beoordelaars beoordelen de deelnemers bij de eindmeting op alle 24

gedragsvoorbeelden hoger dan de 1-meting. Van de 24 gedragsvoorbeelden zijn er 20 significant hoger gescoord. De gedragsvoorbeelden die significant gescoord zijn; ‘Op tijd komen’ (p=,008), ‘Spullen en kleding op orde’ (p=,014), ‘Aangeven als er iets is’

(p=,002), ‘Laten zien graag mee te willen doen’ (p=,007), ‘Vragen stellen bij onduidelijkheid’ (p=,005), ‘Contact met anderen’ (p=,001), ‘Eigen vaardigheden

inschatten’ (p=,005), ‘Omgang met verlies’ (p=,013), ‘Zelf conflicten oplossen’ (p=,021), ‘Ideeën voor de toekomst’ (p=,018), ‘Benoemen als het goed gaat’ (p=,020), ‘Benoemen als het beter kan’ (p=,029), ‘Aangeven wat te willen leren’ (p=,007), ‘Omgaan met nieuwe situaties’ (p=,008), ‘Met oplossingen komen’ (p=,015), ‘Kunnen verwoorden en uiten’ (p=,007), ‘Team motiveren’ (p=,003), ‘Willen winnen/beter willen worden’ (p=,005), ‘Handelen door coaching van leiding’ (p=,008) en ‘Omgang met materiaal’ (p=,034).

De gedragsvoorbeelden ‘Hand geven bij aankomst en vertrek’, ‘Luisteren naar uitleg van de leiding’, ‘Kunnen beheersen’ en ‘Afspraken met jezelf maken’ zijn niet significant hoger gescoord. (Tabel 1)

(25)

Tabel 1: WAJONG

Wilcoxon Singed Rank Test (bijlage 6&7) Gedragsvoorbeeld Lagere score eindmeting Hogere score eindmeting Gelijke score eindmeting Aantal

metingen Sign. (p) Toeval?  (p≥0,05)

1. Op tijd komen Deelnemer 1 3 8 12 ,194 Ja

Beoordelaar 0 8 4 12 ,008 Nee

2. Hand geven bij aankomst en vertrek Deelnemer 1 1 10 12 1,000 Ja

Beoordelaar 1 2 9 12 ,414 Ja

3. Spullen en kleding op orde Deelnemer 4 2 7 12 ,317 Ja

Beoordelaar 0 6 6 12 ,014 Nee

4. Aangeven als er iets is Deelnemer 1 4 7 12 ,480 Ja

Beoordelaar 0 11 1 12 ,002 Nee

5. Laten zien graag mee te willen doen Deelnemer 2 2 8 12 1,000 Ja

Beoordelaar 0 8 4 12 ,007 Nee

6. Luisteren naar uitleg van de leiding Deelnemer 1 4 7 12 ,180 Ja

Beoordelaar 2 4 6 12 ,317 Ja

7. Vragen stellen bij onduidelijkheid Deelnemer 1 3 8 12 ,705 Ja

Beoordelaar 0 8 4 12 ,005 Nee

8. Contact met anderen Deelnemer 3 2 7 12 ,655 Ja

Beoordelaar 0 11 1 12 ,001 Nee

9. Eigen vaardigheden inschatten Deelnemer 2 2 8 12 1,000 Ja

Beoordelaar 1 11 0 12 ,005 Nee

10. Omgang met verlies Deelnemer 1 7 4 12 ,035 Nee

Beoordelaar 1 9 2 12 ,013 Nee

11. Zelf conflicten oplossen Deelnemer 4 2 6 12 ,414 Ja

Beoordelaar 1 8 3 12 ,021 Nee

12. Kunnen beheersen Deelnemer 1 3 8 12 ,257 Ja

Beoordelaar 1 8 3 12 ,075 Ja

13. Ideeën voor de toekomst Deelnemer 4 2 6 12 ,589 Ja

Beoordelaar 1 8 3 12 ,018 Nee

14. Benoemen als het goed gaat Deelnemer 4 4 4 12 1,000 Ja

Beoordelaar 0 6 6 12 ,020 Nee

15. Benoemen als het beter kan Deelnemer 2 1 9 12 ,564 Ja

Beoordelaar 2 9 1 12 ,029 Nee

16. Afspraken met jezelf maken Deelnemer 4 3 5 12 1,000 Ja

Beoordelaar 0 4 8 12 ,063 Ja

17. Aangeven wat te willen leren Deelnemer 1 3 8 12 ,317 Ja

Beoordelaar 0 8 4 12 ,007 Nee

18. Omgaan met nieuwe situaties Deelnemer 0 5 7 12 ,025 Nee

Beoordelaar 1 10 1 12 ,008 Nee

19. Met oplossingen komen Deelnemer 4 1 7 12 ,180 Ja

Beoordelaar 0 7 5 12 ,015 Nee

20. Kunnen verwoorden en uiten Deelnemer 1 1 10 12 1,000 Ja

(26)

       

3.2 Verschil tussen deelnemers en beoordelaars op basis van resultaten zelfscan

Verschil bij 1-meting Wajong

Bij de 1-meting is er een significant verschil waarneembaar bij 15 van de 24

gedragsvoorbeelden. Bij de 9 gedragsvoorbeelden ‘Op tijd komen’ (p=,238), ‘Hand geven bij aankomst en vertrek’ (p=,257), ‘Spullen en kleding op orde’(p=,058), ‘Luisteren naar uitleg van de leiding’ (p=,130), ‘Omgang met verlies’ (p=,201), ‘Benoemen als het goed gaat’ (p=,142), ‘Omgaan met nieuwe situaties’ (p=,084), ‘Kunnen verwoorden en uiten’ (p=,053) en ‘Omgang met materiaal’ (p=,581) is er geen significant verschil tussen de deelnemers en beoordelaars. (Tabel 2)

Verschil bij eindmeting Wajong

Bij de eindmeting is er een significant verschil waarneembaar bij 2 van de 24

gedragsvoorbeelden. Dit zijn gedragsvoorbeelden ‘Laten zien graag mee te willen doen’ (p=,020) en ‘Vragen stellen bij onduidelijkheid’ (p=,034). (Tabel 2)

Verschillen 1- en eindmeting Wajong

Bij 22 van de 24 gedragsvoorbeelden is het verschil kleiner geworden ten opzichte van de verschilscore tussen de 1-meting en eindmeting van de deelnemers en beoordelaars. Bij de gedragsvoorbeelden ‘Luisteren naar uitleg van de leiding’ en ‘Omgang met materiaal’ is het verschil niet kleiner geworden. (Tabel 2)

21. Team motiveren Deelnemer 0 3 9 12 ,102 Ja

Beoordelaar 0 10 2 12 ,003 Nee

22. Willen winnen/beter willen Deelnemer 2 1 9 12 ,564 Ja

worden Beoordelaar 0 9 3 12 ,005 Nee

23. Handelen door coaching van Deelnemer 0 3 9 12 ,102 Ja

leiding Beoordelaar 1 10 1 12 ,008 Nee

24. Omgang met materiaal Deelnemer 1 2 9 12 ,564 Ja

Beoordelaar 0 5 7 12 ,034 Nee Hoeveel deelnemers en beoordelingen van beoordelaars bij de eindmeting lager scoren op de gedragsvoorbeelden Hoeveel deelnemers en beoordelingen van beoordelaars bij de eindmeting hoger scoren op de gedragsvoorbeelden Hoeveel deelnemers en beoordelingen van beoordelaars bij de eindmeting gelijk scoren op de gedragsvoorbeelden Het totaal aantal deelnemers voor wie de score ingevuld is. Significanti eniveau (sign.) Verschil op toeval berust? Wel of niet.

Legenda tabel 1

 

(27)

Tabel 2: WAJONG

Gemiddelde scores & verschil (bijlage 8 & 9)

Gedragsvoorbeeld Ge mi dd el de zel fsco re 1-me ti ng Ge mi dd el de be oor de li ng 1-me ti ng Si gn . To ev al ? Ge mi dd el de zel fsco re ei nd m et in g Ge mi dd el de be oor de li ng ei nd m et in g Si gn . To ev al ? Verschil tussen zelfscore en beoordeling kleiner geworden? Op tijd komen 3,58 3,17 ,238 Ja 3,94 4,08 ,317 Ja Ja

Hand geven bij aankomst en vertrek 4,67 4,42 ,257 Ja 4,67 4,58 ,655 Ja Ja

Spullen en kleding op orde 4,42 3,92 ,058 Ja 4,17 4,42 ,366 Ja Ja

Aangeven als er iets is 3,92 2,5 ,003 Nee 4,08 3,75 ,102 Ja Ja

Laten zien graag mee te willen doen 4,17 2,83 ,011 Nee 4,17 3,58 ,020 Nee Ja

Luisteren naar uitleg van de leiding 4,08 3,58 ,130 Ja 4,33 3,83 ,084 Ja Nee

Vragen stellen bij onduidelijkheid 4 2,92 ,006 Nee 4,08 3,58 ,034 Nee Ja

Contact met anderen 4 3,17 ,008 Nee 3,92 4,17 ,317 Ja Ja

Eigen vaardigheden inschatten 4 2,5 ,007 Nee 4 3,67 ,206 Ja Ja

Omgang met verlies 3,17 2,67 ,201 Ja 3,75 3,58 ,516 Ja Ja

Zelf conflicten oplossen 3,92 2,83 ,006 Nee 3,75 3,5 ,317 Ja Ja

Kunnen beheersen 3,83 3 ,031 Nee 4,08 3,67 ,157 Ja Ja

Ideeën voor de toekomst 3,67 2,25 ,004 Nee 3,5 3,17 ,206 Ja Ja

Benoemen als het goed gaat 3,92 3,33 ,142 Ja 3,92 3,92 1,000 Ja Ja

Benoemen als het beter kan 3,83 2,58 ,007 Nee 3,75 3,33 ,132 Ja Ja

Afspraken met jezelf maken 3,5 2,67 ,034 Nee 3,5 3,17 ,102 Ja Ja

Aangeven wat te willen leren 3,58 2,67 ,020 Nee 3,75 3,42 ,102 Ja Ja

Omgaan met nieuwe situaties 3,33 2,83 ,084 Ja 3,75 3,67 ,655 Ja Ja

Met oplossingen komen 3,67 2,67 ,022 Nee 3,42 3,5 ,739 Ja Ja

Kunnen verwoorden en uiten 3,83 3,25 ,053 Ja 3,83 4 ,414 Ja Ja

Team motiveren 3,83 2,58 ,016 Nee 4,17 3,58 ,070 Ja Ja

Willen winnen/beter willen worden 4,25 3,08 ,011 Nee 4,17 4 ,317 Ja Ja

Handelen door coaching van leiding 3,67 3,08 ,020 Nee 4 4 1,000 Ja Ja

(28)

3.3 Resultaten van 1- en eindmeting zelfscan

Deelnemers DWI

Deelnemers scoren bij de eindmeting op 11 van de 24 gedragsvoorbeelden hoger, op 2 gedragsvoorbeelden exact gelijk en op 11 gedragsvoorbeelden lager dan de 1-meting. Van de 11 hogere scores zijn de gedragsvoorbeelden ‘Spullen en kleding op orde’ (p=,003), ‘Benoemen als het beter kan’ (p=,014) en ‘Omgang met materiaal’ (p=,034) significant hoger gescoord. De 11 van de 24 gedragsvoorbeelden die lager zijn gescoord zijn berust op toeval. (Tabel 3)

Beoordelaars DWI

De beoordelaars beoordelen de deelnemers bij de eindmeting op 24 van de 24

gedragsvoorbeelden hoger dan de 1-meting. Van deze 24 gedragsvoorbeelden zijn er 23 significant hoger gescoord. De gedragsvoorbeelden die significant gescoord zijn; ‘Hand geven bij aankomst en vertrek’ (p=,001), ‘Spullen en kleding op orde’ (p=,003),

‘Aangeven als er iets is’ (p=0), ‘Laten zien graag mee te willen doen’ (p=0), ‘Luisteren naar uitleg van de leiding’ (p=,002), ‘Vragen stellen bij onduidelijkheid’ (p=0), ‘Contact met anderen’ (p=0), ‘Eigen vaardigheden inschatten’ (p=0), ‘Omgang met verlies’ (p=0), ‘Zelf conflicten oplossen’ (p=0), ‘Kunnen beheersen’ (p=,001), ‘Ideeën voor de

toekomst’ (p=0), ‘Benoemen als het goed gaat’ (p=0), ‘Benoemen als het beter kan’ (p=0), ‘Afspraken met jezelf maken’ (p=0) ‘Aangeven wat te willen leren’ (p=0), ‘Omgaan met nieuwe situaties’ (p=,001), ‘Met oplossingen komen’ (p=,001), ‘Kunnen verwoorden en uiten’ (p=0), ‘Team motiveren’ (p=0), ‘Willen winnen/beter willen worden’ (p=0), ‘Handelen door coaching van leiding’ (p=0) en ‘Omgang met materiaal’ (p=,008).

(29)

1. Op tijd komen   Deelnemer 3 4 6 13 0,792 Ja

  Beoordelaar 2 12 6 20 0,14 Ja

2. Hand geven bij aankomst en vertrek   Deelnemer 0 4 10 14 0,059 Ja

  Beoordelaar 0 13 7 20 0,001 Nee

3. Spullen en kleding op orde   Deelnemer 0 10 4 14 0,003 Nee

  Beoordelaar 0 11 9 20 0,003 Nee

4. Aangeven als er iets is   Deelnemer 2 3 7 12 1 Ja

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

5. Laten zien graag mee te willen doen Deelnemer 3 2 9 14 0,655 Ja

Beoordelaar 0 15 5 20 0 Nee

6. Luisteren naar uitleg van de leiding   Deelnemer 1 5 8 14 0,102 Ja

  Beoordelaar 0 11 9 20 0,002 Nee

7. Vragen stellen bij onduidelijkheid   Deelnemer 3 2 9 14 0,655 Ja

  Beoordelaar 0 15 5 20 0 Nee

8. Contact met anderen   Deelnemer 1 4 9 14 0,18 Ja

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

9. Eigen vaardigheden inschatten   Deelnemer 3 4 7 14 1 Ja

  Beoordelaar 0 17 3 20 0 Nee

10. Omgang met verlies   Deelnemer 3 5 6 14 0,48 Ja

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

11. Zelf conflicten oplossen   Deelnemer 6 2 5 13 0,305 Ja

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

12. Kunnen beheersen   Deelnemer 3 5 6 14 0,763 Ja

  Beoordelaar 0 13 7 20 0,001 Nee

13. Ideeën voor de toekomst   Deelnemer 5 3 6 14 0,48 Ja

  Beoordelaar 0 19 1 20 0 Nee

14. Benoemen als het goed gaat   Deelnemer 3 4 6 13 1 Ja

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

15. Benoemen als het beter kan   Deelnemer 0 6 8 14 0,014 Nee

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

16. Afspraken met jezelf maken   Deelnemer 1 4 8 13 0,492 Ja

  Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

17. Aangeven wat te willen leren   Deelnemer 5 3 6 14 0,48 Ja

  Beoordelaar 0 15 5 20 0 Nee

18. Omgaan met nieuwe situaties   Deelnemer 2 6 6 14 0,132 Ja

  Beoordelaar 1 14 5 20 0,001 Nee

19. Met oplossingen komen   Deelnemer 1 5 8 14 0,096 Ja

  Beoordelaar 0 14 6 20 0,001 Nee

20. Kunnen verwoorden en uiten   Deelnemer 1 5 7 13 0,084 Ja

Tabel 3: DWI

Wilcoxon Singed Rank Test bijlage 11 & 12

Gedragsvoorbeeld Lagere score eindmeting Hogere score eindmeting Gelijke score eindmeting Aantal

(30)

21. Team motiveren   Deelnemer 3 4 7 14 0,861 Ja

  Beoordelaar 0 15 5 20 0 Nee

22. Willen winnen/beter willen   Deelnemer 2 5 6 13 0,527 Ja

worden   Beoordelaar 0 18 2 20 0 Nee

23. Handelen door coaching van   Deelnemer 2 3 9 14 1 Ja

leiding   Beoordelaar 0 17 3 20 0 Nee

24. Omgang met materiaal   Deelnemer 0 5 9 14 0,034 Nee

  Beoordelaar 2 10 8 20 0,008 Nee

Legenda tabel 3

Hoeveel deelnemers en beoordelingen van beoordelaars bij de eindmeting lager scoren op de gedragsvoorbeelden Hoeveel deelnemers en beoordelingen van beoordelaars bij de eindmeting hoger scoren op de gedragsvoorbeelden Hoeveel deelnemers en beoordelingen van beoordelaars bij de eindmeting gelijk scoren op de gedragsvoorbeelden Het totaal aantal deelnemers voor wie de score ingevuld is. Significanti eniveau (sign.) Verschil op toeval berust? Wel of niet.

(31)

3.4 Verschil tussen deelnemers en beoordelaars op basis van resultaten zelfscan

Verschil bij 1-meting DWI

Bij de 1-meting is er een significant verschil waarneembaar bij 22 van de 24

gedragsvoorbeelden. Bij de 2 gedragsvoorbeelden ‘Op tijd komen’ (p=,051) en ‘Spullen en kleding op orde’ (p=,074) is geen significant verschil waarneembaar. (Tabel 4)

Verschil bij eindmeting DWI

Bij de eindmeting is er een significant verschil waarneembaar bij 5 van de 24

gedragsvoorbeelden. Dit zijn de gedragsvoorbeelden ‘Aangeven als er iets is’ (p=018), ‘Laten zien graag mee te willen doen’ (p=,034), ‘Luisteren naar uitleg van de leiding’ (p=,013), ‘Contact met anderen’ en ‘Willen winnen/beter willen worden’ (p=,026). (Tabel 4)

Verschillen 1- en eindmeting DWI

Bij 24 van de 24 gedragsvoorbeelden is het verschil kleiner geworden ten opzichte van de verschilscore tussen de 1-meting en eindmeting van de deelnemers en beoordelaars. (Tabel 4)

(32)

Tabel 4: DWI

Gemiddelde scores & verschil bijlage 13 & 14

Gedragsvoorbeeld Ge mi dd el de zel fsco re 1-me ti ng Ge mi dd el de be oor de li ng 1-me ti ng Si gn . To ev al ? Ge mi dd el de zel fsco re ei nd m et in g Ge mi dd el de be oor de li ng ei nd m et in g Si gn . To ev al ? Verschil tussen zelfscore en beoordeling kleiner geworden? Op tijd komen 4,39 3,75 ,051 Ja 4,4 4,6 0,527 Ja Ja

Hand geven bij aankomst en vertrek 4,68 3,5 ,003 Nee 5 4,95 0,317 Ja Ja

Spullen en kleding op orde 4,21 3,75 ,074 Ja 5 4,8 0,317 Ja Ja

Aangeven als er iets is 4,5 2,4 0 Nee 4,5 3,65 0,018 Nee Ja

Laten zien graag mee te willen doen 4,58 2,9 ,001 Nee 4,47 4,1 0,034 Nee Ja

Luisteren naar uitleg van de leiding 4,47 3,25 ,002 Nee 4,73 4,05 0,013 Nee Ja

Vragen stellen bij onduidelijkheid 4,11 2,55 0 Nee 3,93 3,5 0,1 Ja Ja

Contact met anderen 4,47 2,7 0 Nee 4,6 4,1 0,02 Nee Ja

Eigen vaardigheden inschatten 3,89 2,7 ,004 Nee 4,07 3,85 0,49 Ja Ja

Omgang met verlies 3,63 2,4 ,002 Nee 3,47 3,65 0,71 Ja Ja

Zelf conflicten oplossen 4 2,35 ,001 Nee 3,73 3,65 0,566 Ja Ja

Kunnen beheersen 4 2,85 ,011 Nee 4 3,85 0,684 Ja Ja

Ideeën voor de toekomst 3,95 2,35 ,001 Nee 3,73 3,9 1 Ja Ja

Benoemen als het goed gaat 3,94 2,75 ,005 Nee 3,93 3,95 0,958 Ja Ja

Benoemen als het beter kan 3,68 2,8 ,009 Nee 3,8 3,85 1 Ja Ja

Afspraken met jezelf maken 3,94 2,7 ,003 Nee 3,93 3,75 0,257 Ja Ja

Aangeven wat te willen leren 4,11 2,5 ,002 Nee 3,8 3,6 0,458 Ja Ja

Omgaan met nieuwe situaties 3,74 2,8 ,004 Nee 3,87 3,7 0,512 Ja Ja

Met oplossingen komen 3,63 2,65 ,009 Nee 3,93 3,7 0,417 Ja Ja

Kunnen verwoorden en uiten 3,84 2,4 ,002 Nee 4,21 3,85 0,417 Ja Ja

Team motiveren 4 2,35 0 Nee 3,8 3,5 0,217 Ja Ja

Willen winnen/beter willen worden 4,44 2,5 0 Nee 4,53 3,85 0,026 Nee Ja

Handelen door coaching van leiding 3,95 2,9 ,002 Nee 3,67 4,3 0,131 Ja Ja

(33)

3.5 Resultaten meetinstrument zelfeffectiviteit

De Wajong-deelnemers scoorden voorafgaande aan het traject een 2,941 op een schaal van 4 met een standaarddeviatie van 0,6617. Na afloop van het traject scoorden zij een 3,058 op een schaal van 4 met een standaarddeviatie van 0,5293. Er is echter geen significante toename waarneembaar tussen de 1- en de eindmeting. Dit geldt ook voor de deelnemers van DWI. Zij scoorden bij de 1-meting gemiddeld een 3,085 op een schaal van 4 met een standaarddeviatie van 0,6913. Bij de eindmeting scoorden zij een 3,266 op een schaal van 4 met een standaarddeviatie van 0,6444.

Er is geen significant verschil tussen de 1- en de eindmeting waarmee het op toeval is gebaseerd.

3.6 Correlatie van de resultaten

De 24 gedragsvoorbeelden gebaseerd op werknemersvaardigheden zijn door de Ajax Campus gekoppeld aan de vijf kernwaarden van Ajax. Er is, middels het uitvoeren van Spearman’s rangcorrelatiecoëfficiënt (rho), nagegaan of er tussen ordinale variabelen een positief verband bestaat. Bij de onderzoeksgroep DWI komt de kernwaarde ‘ambitie’ naar voren als een kernwaarde waarbij de variabelen(in dit geval de gedragsvoorbeelden) elkaar positief beïnvloeden. Gedragsvoorbeelden die vallen onder de kernwaarde ambitie zijn ‘Laten zien graag mee te willen doen’, ‘Ideeën voor de toekomst’, Afspraken met jezelf maken’, ‘Aangeven wat te willen leren’ en ‘Willen winnen / beter willen worden’. Zij staan allen positief met elkaar in verband waarbij de correlatie bij 9 van de 10

resultaten significant is met 0,01 of lager en bij 1 resultaat de correlatie met 0,032 significant is. (bijlage 16)

Bij de onderzoeksgroep Wajong is er geen kernwaarde waarbij de correlatie significant is. Wel valt op dat gedragsvoorbeelden ‘Op tijd komen’, ‘Hand geven bij aankomst en vertrek’ en ‘Spullen en kleding op orde’ significant met elkaar verbonden zijn, deze vallen echter niet onder één kernwaarde. Op basis van deze resultaten kan gesteld worden dat, wanneer een deelnemer op tijd komt, de deelnemer ook zijn spullen op orde heeft en bij binnenkomst van de kleedkamer iedereen een hand geeft.

(34)

4. Discussie

4.1 Samenvatting van de resultaten

4.1.1 Resultaten van 1- en eindmeting zelfscan

De Wajong-deelnemers scoren bij de gedragsvoorbeelden ‘Omgang met verlies’ (p=,035) en ‘Omgaan met nieuwe situaties’ (p=,025) significant hoger. Bij de beoordeling van de Wajong-deelnemers zijn 20 van de 24 gedragsvoorbeelden significant hoger gescoord bij de eindmeting met een p-waarde variërend tussen p = 0,001 en p = 0,034. De DWI-deelnemers scoren bij de gedragsvoorbeelden ‘Spullen en kleding op orde’ (p=,003), ‘Benoemen als het beter kan’ (p=,014) en ‘Omgang met materiaal’ (p=,034) significant hoger. Bij de beoordeling van de DWI-deelnemers zijn 23 van de 24 gedragsvoorbeelden significant hoger gescoord met een p-waarde variërend tussen p = 0 en p = 0,008.

4.1.2 Verschil tussen deelnemers en beoordelaars op basis van resultaten zelfscan Bij 22 van de 24 gedragsvoorbeelden is het verschil tussen de Wajong-deelnemers en de beoordelaars kleiner geworden ten opzichte van de verschilscore tussen de 1-meting en eindmeting. Bij de gedragsvoorbeelden ‘Luisteren naar uitleg van de leiding’ en

‘Omgang met materiaal’ is het verschil niet kleiner geworden. Bij het verschil tussen de DWI-deelnemers en de beoordelaars is alle 24 gedragsvoorbeelden het verschil kleiner geworden ten opzichte van de verschilscore tussen de 1-meting en eindmeting.

4.2 Interpretatie van de resultaten

Uit de resultaten blijkt dat er op de meeste gedragsvoorbeelden en daarmee op

werknemersvaardigheden vooruitgang wordt geboekt volgens de beoordelaars. Dit geldt zowel voor de Wajong-deelnemers(20/24) als voor de doelgroep van DWI(23/24).

Volgens de beoordelaars, die als het ware fungeren als vertegenwoordigers van potentiële werkgevers, is er dus duidelijk een vooruitgang geboekt op de vele

werknemersvaardigheden.

Volgens de deelnemers is dit echter niet het geval. De Wajong-deelnemers schatten zichzelf namelijk maar op 2 van de 24 gedragsvoorbeelden significant hoger in aan het eind van het traject. Voor de deelnemers van DWI geldt dat voor 3 van de 24

gedragsvoorbeelden. Een verklaring voor dit resultaat wordt later gegeven bij de koppeling met de literatuur.

(35)

Het verschil tussen de beoordeling van de deelnemer en de beoordelaar is bij de Wajong-deelnemers op 22 van de 24 gedragsvoorbeelden kleiner geworden. Voor de Wajong-deelnemers van DWI geldt dit zelfs voor 24 van de 24 gedragsvoorbeelden. Met dit resultaat kan er gesteld worden dat de gedachten van de deelnemers over hun gedrag beter aansluiten op de manier waarop hun gedrag overkomt op anderen. In dit geval zijn de anderen de beoordelaars, in een ander geval kunnen dat werkgevers zijn. De beoordelaars beoordelen het gedrag dat wordt getoond door de deelnemers. Hoe bewuster de deelnemers zich worden van de manier waarop hun gedrag overkomt op anderen hoe beter zij in staat zullen zijn om dit gedrag te veranderen of juist te herhalen.

De resultaten van het onderzoek bevestigen de verwachting dat er een positief significant verschil waarneembaar is op de onderzochte gedragsvoorbeelden van voor en na afloop van het traject in de ogen van de beoordelaar.

Een verklaring vanuit de literatuur volgt onder het volgende kopje.

4.3 Bespreking van de resultaten in relatie tot literatuur

Er is geen eerder onderzoek gedaan bij deelnemers, aangeleverd door DWI, bij de Ajax Campus. Op basis van literatuur, eerder onderzoek uitgevoerd bij een groep Wajong-deelnemers en informatie uit de praktijk is een meetinstrument opgesteld. Dit

meetinstrument kan de ontwikkeling van deelnemers meten en naar verwachting een succesvollere re-integratie van deze deelnemers voorspellen. Het hoofddoel van dit onderzoek is echter niet het voorspellen van een succesvolle re-integratie. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de ontwikkeling die deelnemers doormaken tijdens het traject van de Ajax Campus.

4.3.1 Verklaring van de resultaten van de beoordelaars

De verklaring voor de in het voorgaande kopje genoemde resultaten kan gezocht worden binnen verschillende literatuur. Ten eerste blijkt het een succes te zijn om

gedragsverandering als doel te hebben binnen een sport-zorgtraject. Dit is een

aanbeveling van Buysse en Duijvestijn(2010) en gehanteerd door de Ajax Campus. Dit zal bijgedragen hebben aan het resultaat.

Daarnaast zijn de twee psychologische theorieën, de sociaal-cognitieve leertheorie van Bandura(1977) en de rationeel emotieve therapie (RE(B)T) van Ellis(1994), als een rode draad door het programma terug te vinden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gebruik in je uitleg informatie uit tekst 3 waaruit deze soort sociale ongelijkheid blijkt.. 2p 22 Leg uit dat uit tekst 3 blijkt dat het feit dat mbo’ers niet als student

Deze toestand zou gemakkelijk kunnen worden verholpen indien de VLAM aan de bakkers die ook nog andere activiteiten uitoefenen, zou vragen aangifte te willen doen van het

Terwijl binnen deze uitspraken het daadwerkelijk uitvoeren van werk in het geleden lag, gaven twee respondenten aan, sinds het volgen van de interventie werk te hebben

Een arts die als medisch adviseur een discrepantie con- stateert tussen de informatie die door de verschillende partijen ís aangeleverd, zonder daaraan een waardeoor-

[r]

De afspraken gel- den voor alle Gentse kleuter- en lagere scholen, dus zowel voor het stedelijke, het katholieke en het gemeenschapsonderwijs, als voor de niet-netgebonden scholen,

Aan het seminarie Johannes XXIII in Leuven studeren twaalf priester- kandidaten, van wie drie eerste- jaars: een voor het aartsbisdom Mechelen-Brussel, een voor het

Om uit de juridische impasse te geraken en om op korte termijn op het terrein tot een daad- werkelijke aanpak van de bodemverontreini- ging te komen, is er tussen Umicore NV en de