• No results found

Wat is het verband tussen motoriek en cognitie? : Een onderzoek naar statische balans en wiskundige vaardigheden bij brugklasleerlingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat is het verband tussen motoriek en cognitie? : Een onderzoek naar statische balans en wiskundige vaardigheden bij brugklasleerlingen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek 2016 - 2017

Wat is het verband tussen motoriek en cognitie?

Een onderzoek naar statische balans en wiskundige vaardigheden bij

brugklasleerlingen.

Naam: Elodie van Oirschot

Studentnummer: 500 694874

Klas: 4Z

Product: Afstudeeronderzoek

Thema: Gezondheid

Docent: Manon Bakker

Opleiding: Academie voor Lichamelijke Opvoeding

(2)

Samenvatting

In de huidige studie is onderzocht of er een verband is tussen statische balans en wiskundige vaardigheden bij havoleerlingen in de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar. De totale steekproef bestaat uit 60 leerlingen van het Ashram College in Alphen aan den Rijn. Er hebben 23 jongens en 37 meisjes deelgenomen.

De statische balans is gemeten middels de Flamingo-test, welke deel uitmaakt van de Eurofit Test Batterij. De wiskundige vaardigheden zijn gemeten middels de VAS-toets Rekenen. Hieruit volgt een percentielscore op de taken ‘meten en meetkunde’, ‘verhoudingen’, ‘verbanden’, ‘getallen’ en een gemiddelde van deze taken.

Uit de Pearson’s correlatie test is gebleken dat er geen verband bestaat tussen de gemiddelde score Rekenen en statische balans (r = .127, p < .334). Tevens is er ook geen verband gevonden tussen één of meerdere taken van de VAS-toets Rekenen en statische balans (‘meten en meetkunde’ r = .132, p < .313; ‘verbanden’ r = .109, p < .405; ‘verhoudingen’ r = .075, p < .567; ‘getallen’ r = .065, p < .620).

Er kan geconcludeerd worden dat er geen relatie is gevonden tussen statische balans en wiskundige vaardigheden bij havoleerlingen van 12 tot en met 14 jaar.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4 Methode 7 Deelnemers 7 Meetinstrumenten 7 Procedure 8

Dataverzameling en statische analyse 8

Resultaten 10

Discussie 12

Referentielijst 15

Bijlagen 18

1. Voorbeeld leerling-rapport VAS toetsen 18

2. Brief aan ouders 19

3. Protocol Eurofit Test Batterij 20

(4)

Inleiding

Lichaamsbeweging houdt niet alleen het lichaam, maar ook het brein in conditie (Scherder, 2014). Uit onderzoek blijkt dat leerlingen met afwisseling, met meer sport en spel, met meer beweging en een beter lichaamsbesef cognitief beter presteren. Eenvoudig gezegd kan men stellen dat bewegen denken stimuleert en vice versa (Mieras, 2016).

Bewegen wordt mogelijk gemaakt door de motoriek (De Boer, 2013). Er wordt onderscheid gemaakt in de grove motoriek en fijne motoriek. Bij grove motoriek gaat het om grote, grove bewegingen zoals springen, hinken op één been en rennen. De fijne motoriek is verantwoordelijk voor de kleine bewegingen, zoals het gebruik van vork of lepel, knippen met een schaar en schrijven (Feldman, 2013).

De ontwikkeling van de grove motoriek gaat gepaard met myelinevorming rond neuronen in gebieden van de hersenen die te maken hebben met evenwicht en coördinatie, zoals het cerebellum, ook wel de kleine hersenen genoemd. Myeline is een vettige substantie die de celmembraan isoleert; het verhoogt de snelheid waarmee signalen worden doorgegeven (Feldman, 2013; Wilmore, Costill & Kenney, 2013). Dit proces moet eerst worden afgerond voordat er snelle reacties en vaardige bewegingen kunnen plaatsvinden, omdat de geleiding van een impuls over een zenuwvezel aanzienlijk langzamer is als de myelinisatie nog niet voltooid is (Wilmore, Costill & Kenney, 2013). Een sterk ontwikkelde motoriek heeft als voordeel dat kinderen kunnen deelnemen aan sport- en spelactiviteiten en het draagt bij aan het ontwikkelen van een gezonde leefstijl. Daarnaast heeft het een positief effect op de cognitieve ontwikkeling van kinderen (Murray et al., 2006; Piek, Dawson, Smith & Gasson, 2008).

De cognitieve ontwikkeling omvat verschillende denkactiviteiten. Niet alleen heeft cognitie te maken met intellectuele vaardigheden, het heeft ook betrekking op neuropsychologische vaardigheden zoals redeneren en problemen oplossen (Slot & Van Aken, 2013).

Onderzoek bij kinderen met leerproblemen heeft aangetoond dat de motorische ontwikkeling samenhangt met de executieve functies (Hartman, Houwen, Scherder, & Visscher, 2010). De executieve functies maken het mogelijk gedrag te organiseren in nieuwe, onbekende situaties. Voorbeelden van deze functies zijn het werkgeheugen, inhibitie en flexibiliteit. Deze vaardigheden maken het mogelijk dat men controle heeft over zijn gedrag en zijn van essentieel belang voor sociale interactie en schooltaken als lezen en rekenen (Swanson, 2006; Zanolie & Crone, 2017). De ontwikkeling van de executieve functies loopt door tot ongeveer het vijfentwintigste levensjaar doordat de prefrontale cortex relatief laat volgroeid is (Huizinga, 2007).

(5)

Er is een verband tussen de hersendelen die actief zijn bij bewegingsvaardigheden en hogere cognitieve vaardigheden. In beide gevallen zijn de prefrontale cortex en het cerebellum betrokken (Diamond, 2000). Wanneer er doelgerichte bewegingsvaardigheden worden getraind, leidt dat tot structurele en functionele veranderingen in de hersenen zoals meer verbindingen tussen zenuwcellen (Driemeyer et al., 2008). Bovendien worden als gevolg van beweging de hersenen beter doorbloed, wat positief is voor het cognitief functioneren (Etnier et al., 2006; Stegeman, 2007).

De cognitieve ontwikkeling hangt voornamelijk af van het motorisch functioneren, stelde Piaget. Kennis is het resultaat van motorisch gedrag (Feldman, 2013). Wanneer een baby leert kruipen, is zijn mogelijkheid tot exploratie groter, wat maakt dat de cognitieve en motorische ontwikkeling op deze leeftijd sterk samenhangen (Son & Meisels, 2006).

Ook op latere leeftijd wordt er in verschillende onderzoeken een verband tussen motoriek en cognitie aangetoond (Payne & Isaacs, 1999; Piek et al. 2008; Son & Meisels, 2006; Westendorp et al. 2011). Piek et al. (2008) vond een positief verband tussen grove motorische vaardigheden en cognitieve vaardigheden zoals het werkgeheugen tijdens de schoolleeftijd (6 tot 12 jaar). Son en Meisels (2006) deden een soortgelijk onderzoek en toonden aan dat een goede grove motoriek bij 4-jarigen een positief verband heeft met lees- en rekenvaardigheden in groep 1 van de basisschool. Westendorp et al. (2011) onderzocht de balvaardigheid. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met een betere balvaardigheid hoger scoorden op de CITO rekentest. Gebleken is dat beide vaardigheden, de rekentest en de balvaardigheid, een beroep doen op ruimtelijk inzicht en visuele motorische integratie. Het verband met visuele motorische integratie zou zelfs nog sterker zijn dan het verband tussen de grove motoriek en rekenvaardigheden (Payne & Isaacs, 1999). Volgens Payne en Isaacs (1999) zijn visuele motorische vaardigheden een significante voorspeller voor de lees- en rekenvaardigheden voor kinderen van vier jaar. Tot slot komt balans in meerdere onderzoeken naar voren als voorspeller voor de rekenprestaties. Zo zouden leerlingen met een goed gevoel voor balans zich een jaar later sneller dan gemiddeld ontwikkelen wat betreft ruimtelijk inzicht, wat belangrijk is voor rekenen en wiskunde (Mieras, 2016; Vuijk et al., 2011).

Samenvattend blijkt er een relatie tussen cognitie en motoriek of specifieke variabelen hiervan. Echter, de onderzoeken zijn uitgevoerd in het primair onderwijs. Er is geen onderzoek te vinden over de relatie tussen cognitie en motoriek in het voortgezet onderwijs. Huidig onderzoek richt zich dan ook op de vraag: is er een verband tussen de resultaten op de Flamingo-test van de Eurofit Test Batterij en de resultaten van de Volg Advies Systeem (VAS) toets Rekenen bij havoleerlingen in de leeftijdscategorie 12 t/m 14 jaar?

Er wordt verwacht dat er een positief verband bestaat tussen de wiskundige vaardigheden die getoetst worden met de VAS toets Rekenen en de statische balans die wordt gemeten met de

(6)

Flamingo-test. Dit wordt verwacht omdat uit onderzoek blijkt dat leerlingen in het primair onderwijs met een beter evenwichtsgevoel, wat van belang is bij statische balans, een jaar later een meer dan gemiddelde vooruitgang hebben geboekt in het ruimtelijk inzicht, wat nodig is bij schoolvakken als wiskunde en rekenen (Mieras, 2016; Vuijk et al., 2011). Daarnaast zijn er verschillende onderzoeken die aangeven dat er een positief verband is tussen de grove motoriek in het algemeen en rekenprestaties (Payne & Isaacs, 1999; Son & Meisels, 2006; Westendorp et al.,2011).

(7)

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek deden in totaal 78 leerlingen van het voortgezet onderwijs mee. De groep bestond uit 30 jongens (38,5%) en 48 meisjes (61,5%) uit de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar. De deelnemers hebben een gemiddelde leeftijd van 12,82 (0,58) jaar. Alle deelnemers zijn havoleerlingen uit de brugklas van het Ashram College in Alphen aan den Rijn. Achttien deelnemers (N = 18) zijn uitgesloten van het onderzoek, omdat zij enkel aan één van de twee testen hebben deelgenomen. De uiteindelijke steekproef bestond uit 60 leerlingen; 23 jongens (38%) en 37 meisjes (62%) met een gemiddelde leeftijd van 12,80 (0,58) jaar.

Meetinstrumenten

Voor het meten van de wiskundige vaardigheden is er gebruik gemaakt van de VAS-entreetoets Rekenen (toets 0). Deze toets is een onderdeel van het Cito Volgsysteem en meet verschillende taken: ‘meten en meetkunde’, ‘verbanden’, ‘getallen’, ‘verhoudingen’ en een gemiddelde score van deze taken. Uit de toets volgt een percentiel bij elke taak dat aangeeft hoe de leerling scoort ten opzichte van alle andere leerlingen die deze toets hebben gemaakt. Tevens geeft de toets een niveau aanduiding bij iedere taak. Uit de VAS-toets volgt een leerling-rapport. Een voorbeeld hiervan is te vinden in bijlage 1.

In Nederland gebruiken 800 scholen van het voortgezet onderwijs het Cito Volgsysteem. De toetsen zijn objectief en methode-onafhankelijk. Het Cito Volgsysteem scoort het hoogst op betrouwbaarheid en validiteit en krijgt daarmee de beste COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland)-score. De gehele entreetoets heeft een zeer hoge betrouwbaarheid (α = .94). Het onderdeel Rekenen scoort lager (α = .0,87), maar wordt tevens geïnterpreteerd als goed (van Til & van Boxtel, 2015).

Het volgsysteem toetst op vier verschillende momenten het niveau en de voortgang van de leerlingen van de algemene beheersing van de kernvaardigheden voor Nederlands, Engels, Wiskunde en Rekenen. Deze verschillende momenten zijn:

- Toets 0 in de eerste klas: september of oktober; - Toets 1 in de eerste klas: april, mei, juni of juli;

- Toets 2 in de tweede klas: februari, maart, april of mei; - Toets 3 in de derde klas: april, mei, juni of juli.

Voor het meten van de lichamelijke fitheid is één onderdeel van de Eurofit Test Batterij gebruikt, namelijk de Flamingo-test (van Mechelen et al., 1991). Het doel van deze test is het meten

(8)

van de statische balans op één been. De validiteit van de Flamingo-test is matig en ligt tussen de 0,32 en 0,47. Er is voor deze test geen betrouwbaarheid bekend (Vrijkotte et al., 2007).

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek is er een brief gestuurd naar de ouders om hen te informeren over het onderzoek en toestemming te vragen voor de deelname van hun kind aan dit onderzoek. De brief is in bijlage 2 te vinden.

Binnen dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de scores van de VAS-toets Rekenen van leerlingen in de brugklas havo op het voortgezet onderwijs en van de scores op de ‘Flamingo-test’, één van de onderdelen van de Eurofit Test Batterij (van Mechelen et al., 1991).

Het Ashram College neemt de VAS-toetsen 0 tot en met 3 af. De VAS-entreetoets Rekenen is afgenomen in november. De resultaten van de leerlingen zijn anoniem verkregen en vergeleken met de resultaten op de ‘Flamingo-test’. De metingen van de statische balans hebben plaatsgevonden tijdens de mentorlessen. De metingen vonden plaats in een gymzaal waar op dat moment geen les werd gegeven, zodat de leerlingen niet afgeleid konden worden. Om de gemiste tijd in de mentorles te beperken, zijn er steeds drie tot vier leerlingen tegelijkertijd gemeten. De leerlingen stonden met hun rug naar elkaar toe, zodat zij elkaar niet konden afleiden. Voorafgaand aan de meting kregen de leerlingen de kans om het voorkeursbeen te bepalen. Bij elke leerling is de test eenmaal afgenomen. Het protocol is beschreven in bijlage 3.

Dataverzameling en statische analyse

Alle data zijn verzameld in Numbers en zijn vervolgens geïmporteerd in het programma SPSS 22.0. Voorafgaand aan de analyses is de data op uitschieters en normaliteit gecontroleerd middels een descriptieve analyse met onder andere een boxplot en een histogram met normaalcurve. Daarnaast is er gebruik gemaakt van Skewness en Kurtosis. Voor beiden geldt dat hoe verder de waarden van 0 afliggen, hoe groter de kans is dat de data niet normaal verdeeld is. Als Skewness <1 is, kan de verdeling als symmetrisch beschouwd worden. Voor Kurtosis geldt dat bij <1 de welving als normaal kan worden beschouwd (De Vocht, 2011). Alle data zijn bij benadering normaal verdeeld. Alle relevante SPSS outputs zijn te vinden in bijlage 4.

Om te onderzoeken of er een correlatie is tussen de statische balans (gemeten met de Flamingo-test van de Eurofit Test Batterij) en wiskundige vaardigheden op de middelbare school, (gemeten met de Cito VAS-toets Rekenen) is een Pearson’s correlatie test uitgevoerd. Tevens zijn de verschillende taken die de gemiddelde Rekenscore vormt apart onderzocht.

(9)

Voor alle analyses werd een significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

(10)

Resultaten

De betrouwbaarheid van de gehele steekproef (N = 60) is berekend met de Cronbach’s alpha. De betrouwbaarheid kan geïnterpreteerd worden als goed (α = .811) (Field, 2009).

Allereerst is er gekeken naar de gemiddelde scores van de verschillende variabelen. Dit geldt zowel voor de statische balans als voor de verschillende taken van Rekenen. De waarden zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde scores van de VAS-toets Rekenen en de Flamingo-test.

Meetinstrumenten n Mean SD Rekenen 60 39,32 27,63 Meten en meetkunde 60 35,73 31,87 Verbanden 60 42,70 32,44 Verhoudingen 60 37,53 30,09 Getallen 60 42,80 24,22 Statische balans 60 9,32 3,80

Tevens is er gekeken of er een relatie is tussen Rekenen en statische balans. De percentielscore Rekenen is een gemiddelde van de scores op de taken ‘meten en meetkunde’, ‘verbanden’, ‘verhoudingen’ en ‘getallen’. De statische balans wordt gemeten middels de Flamingo-test, welke een subtest is van de Eurofit Test Batterij. De relatie tussen Rekenen en statische balans is onderzocht middels het berekenen van Pearson’s correlatie (r). Het bleek dat er geen relatie is tussen beide variabelen (r = .127, p < .334).

Huidig onderzoek heeft tevens de correlatie tussen elk van de vier taken en de score op de Flamingo-test (statische balans) onderzocht. Dit met als doel te controleren of er mogelijk wel sprake is van een positieve correlatie tussen één of meerdere taken en statische balans, in tegenstelling tot de relatie tussen de gemiddelde score van de vier taken en de statische balans.

(11)

Alle relaties zijn onderzocht middels het berekenen van Pearson’s correlatie (r). Het bleek dat ‘meten en meetkunde’ en statische balans niet gerelateerd zijn (r = .132, p < .313). Verder bleek dat ‘verbanden’ en statische balans tevens niet gerelateerd zijn (r = .109, p < .405). Tot slot kwam uit de resultaten naar voren dat er geen relatie is tussen zowel ‘verhoudingen’ en statische balans (r = .075, p < .567), als tussen ‘getallen’ en statische balans (r = .065, p < .620). Alle waarden zijn weergegeven in tabel 2.

Tabel 2

Correlatie tussen statische balans en Rekenen.

Meetinstrumenten

Rekenen gemiddelde Pearson Correlation

Sig. (2-tailed)

,127 ,334

Meten en meetkunde Pearson Correlation

Sig. (2-tailed)

,132 ,313

Verbanden Pearson Correlation

Sig. (2-tailed)

,109 ,405

Verhoudingen Pearson Correlation

Sig. (2-tailed)

,075 ,567

Getallen Pearson Correlation

Sig. (2-tailed)

,065 ,620

(12)

Discussie

Het doel van de huidige studie was het onderzoeken of er een verband is tussen statische balans, gemeten met de Flamingo-test, en wiskundige vaardigheden, gemeten met de VAS-toets Rekenen, bij havoleerlingen in de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar. Er blijkt geen significant verband te zijn tussen statische balans en het gemiddelde van deze taken. Tevens is er ook geen verband gevonden tussen statische balans en één of meerdere taken van de VAS-toets Rekenen.

Op basis van de resultaten kan de hypothese dat er een verband bestaat tussen de wiskundige vaardigheden en de statische balans verworpen worden. Dit is in strijd met de literatuur (Mieras, 2016; Payne & Isaacs, 1999; Son & Meisels, 2006; Vuijk et al., 2011; Westendorp et al., 2011). Mieras (2016) stelde dat leerlingen met een beter evenwichtsgevoel een jaar later een meer dan gemiddelde vooruitgang geboekt hadden in ruimtelijk inzicht. Een eerste verklaring voor het ontbrekende verband in huidige studie is dat het meetinstrument voor de statische balans, wat overeenkomt met het beschreven evenwichtsgevoel, matig scoort op validiteit. Het kan daarom in twijfel worden getrokken of deze test daadwerkelijk de gewenste statische balans meet. Bovendien is er geen score van betrouwbaarheid bekend (Vrijkotte et al., 2007). Mogelijk wordt een

vergelijkbaar verband wel gevonden wanneer er een ander meetinstrument wordt gebruikt voor het meten van het evenwichtsgevoel.

Ten tweede is eerder gedaan onderzoek naar specifieke verbanden tussen motoriek en cognitie voornamelijk gericht op baby’s en kinderen op de basisschool. Zo vonden Vuijk et al. (2011) en Westendorp et al. (2011) specifieke relaties tussen bewegingsvaardigheden en

schoolvaardigheden bij kinderen op de basisschool. Deze onderzoeken zijn gebaseerd op resultaten van de Cito-toets, afgenomen in groep 8. De Cito-toets in groep 8 draagt een grote prestatiedruk met zich mee, omdat dit een belangrijk selectie-instrument is voor middelbare scholen. Men kan er van uit gaan dat scholieren hun best doen bij het maken van deze toets (De Regt, 2004). Dit komt niet overeen met de VAS-toets van de Cito, welke enkel wordt gebruikt om de ontwikkeling van een leerling op het voortgezet onderwijs te volgen. Het is mogelijk dat leerlingen geen druk om te presteren ervaren bij het maken van de VAS-toets. De gemiddelde scores van de VAS-toets Rekenen laten zien dat er onderling zeer grote verschillen zijn, wat opmerkelijk is aangezien alle deelnemers havoleerlingen zijn. Zo zijn er zelfs enkele leerlingen die 1% hebben gescoord, wat inhoudt dat 99% van de brugklasleerlingen in Nederland die deze toets hebben gemaakt beter scoren. Een mogelijke verklaring voor dit verschijnsel is een gebrek aan motivatie. Dit kan er voor gezorgd hebben dat er een vertekend beeld is ontstaan van de wiskundige vaardigheden.

Hierop aansluitend bevinden de deelnemers in huidig onderzoek zich in de vroege puberteit (Feldman, 2013). De puberteit brengt een aantal sociale ontwikkelingen met zich mee, welke de

(13)

opvallende scores zouden kunnen verklaren. Aandacht en begeleiding van ouders wordt in deze fase steeds meer afgewezen en leeftijdsgenoten krijgen steeds meer invloed. Het ‘erbij willen horen’ is voor sommigen belangrijker dan de prestaties op school (Meijs, 2006).

Son en Meisels (2006) richtten zich in hun onderzoek op kinderen op de kleuterschool. Zij vonden een significant verband tussen motoriek en latere schoolprestaties, waarbij het gevonden verband tussen motoriek en rekenprestaties groter was dan het verband tussen motoriek en leesprestaties. Een kanttekening in de discussie schetst dat het verband significant is, maar de grootte van het effect is zeer klein. Dit zeer kleine effect is gevonden bij een steekproef van 12.583 kinderen. De huidige studie beperkt zich tot slechts 60 deelnemers, wat de kans op het vinden van een dergelijk effect zeer klein maakt. Wanneer de steekproefgrootte toeneemt, is de verwachting dat een gevonden effect toeneemt. Des te kleiner de steekproef is, des te sterker het effect moet zijn om een significant verband te vinden (Steerneman, 1987).

Tevens kunnen de resultaten verklaard worden door het verschil in cognitieve- en

motorische ontwikkeling tussen kinderen op de basisschool en kinderen op de middelbare school. Uit onderzoek blijkt dat de ontwikkeling van cognitieve- en motorische vaardigheden een

soortgelijk tijdspatroon hebben, waarbij er een versnelling plaatsvindt tussen de 5 en 10 jaar (Anderson et al., 2001). Dit gelijke ontwikkelingspatroon wordt gezien als een verklaring voor het verband tussen cognitie en motoriek. Echter, dit gelijke patroon verdwijnt naarmate men ouder wordt. Zo is de cognitieve ontwikkeling later voltooid dan de motorische ontwikkeling (Feldman, 2013).

Tot slot sluiten de resultaten aan bij het onderzoek van Fels et al. (2015). Deze studie richtte zich op een verband tussen motorische- en cognitieve vaardigheden bij kinderen van 4 tot 16 jaar. Fels et al. (2015) toonden aan dat er enkel een zwak verband is tussen onderliggende categorieën van motorische- en cognitieve vaardigheden, zoals de fijne motoriek en bilaterale coördinatie. Balans en kracht waren minder gerelateerd aan cognitieve vaardigheden, wat overeenkomt met de gevonden resultaten. Als verklaring wordt gegeven dat de fijne motoriek en bilaterale coördinatie hogere cognitieve vaardigheden vereisen dan balans en kracht.

Huidig onderzoek heeft een aantal beperkingen. In deze studie zijn de wiskundige vaardigheden gemeten met een Cito-toets. Zoals al eerder is benoemd, zijn de Cito-toetsen momentopnames; de toets meet dat wat de leerling op dat moment laat zien en niet wat de

potentiële capaciteit is. Er zijn dus meerdere factoren dan enkel de capaciteiten die meespelen bij het tot stand komen van de score uit de VAS-toets Rekenen (De Regt, 2004). Daarnaast bestaat de onderzoeksgroep uit 60 leerlingen. Het onderzoek leverde geen verband op, wat in tegenstrijd is met de verwachtingen gebaseerd op eerder gedaan onderzoek. Mogelijk is dit het gevolg van de

(14)

grootte van de steekproef; een grotere onderzoeksgroep zou wellicht meer resultaten opleveren (Baarda & de Goede, 2006). Tevens zat er een half jaar tussen het afnemen van de VAS-toets Rekenen en het afnemen van de Flamingo-test. In de meest ideale situatie worden beide testen in dezelfde periode afgenomen, zodat een mogelijke ontwikkeling bij één van de variabelen in de tussentijd voorkomen wordt. Ten slotte is de Flamingo-test afgenomen bij een viertal leerlingen tegelijk. Het is mogelijk dat de leerlingen door de aanwezigheid van anderen zijn afgeleid tijdens het afnemen van de test. Dit kan voorkomen worden door één leerling per keer te meten in een stille ruimte.

In toekomstig onderzoek is het aan te raden een ander meetinstrument te gebruiken om de wiskundige vaardigheden te meten, om te voorkomen dat er een vertekende score bestaat als gevolg van een momentopname (De Regt, 2004). Mogelijk wordt er dan een verband gevonden tussen beide variabelen. Tevens zou een ander meetinstrument voor de statische balans eveneens een aanrader zijn, omdat de betrouwbaarheid van de Flamingo-test ontbreekt en de validiteit matig is (Vrijkotte et al., 2007). Verder is het interessant om het verband tussen wiskundige vaardigheden en de statische balans in het voortgezet onderwijs te onderzoeken bij een grotere steekproef. In het huidige onderzoek wordt er geen verband gevonden, wellicht bij een grotere steekproef wel (Baarda & de Goede, 2006). Tot slot is het in toekomstig onderzoek interessant om te kijken naar meer motorische vaardigheden dan enkel de statische balans. De sterkste verbanden zijn gevonden bij complexere vormen van motorische vaardigheden, zoals fijne motoriek, bilaterale coördinatie en sequentiële bewegingen en hogere orde cognitieve vaardigheden, zoals schoolvaardigheden (Van der Fels et al., 2015).

Een aanbeveling voor de beroepspraktijk ontbreekt in huidig onderzoek, aangezien er geen verbanden zijn gevonden. Hierover kan dus geen uitspraak worden gedaan.

Concluderend kan er gesteld worden dat het verband tussen statische balans, gemeten met de Flamingo-test, en wiskundige vaardigheden, gemeten met de VAS-toets Rekenen, in de huidige studie niet is aangetoond. Dit geldt zowel voor statische balans en de gemiddelde score op de VAS-toets Rekenen, als voor statische balans en een of meerdere taken die de gemiddelde score van de VAS-toets vormen.

(15)

Referentielijst

Anderson, V., Anderson, P., Northam, E., Jacobs, R., & Catroppa, C. (2001). Development of Executive Functions Through Late Childhood and Adolescence in an Australian Sample. Developmental Neuropsychology, 20(1).

Baarda, D. B., & Goede, M. P. M. de. (2006). Basisboek Methoden en Technieken: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Boer, de. (2013). Pocketwoordenboek Nederlands. Utrecht: Van Dale Uitgevers.

Cito. (2009). Volg- en Adviessysteem (VAS). Arnhem: Cito B.V.

Cito. (2017). Cito volgsysteem voortgezet onderwijs. Geraadpleegd op 30 maart 2017, van http:// www.cito.nl/onderwijs/voortgezet%20onderwijs/cito_volgsysteem_vo

Diamond, A. (2000). Close interrelation of motor development and cognitive development and of the cerebellum and prefrontal cortex. Child Development, 71, 44-56.

Driemeyer, J., Boyke, J., Gaser, C., Büchel, C. & May, A. (2008). Changes in gray matter induced by learning. Nature Medicine, 3(7).

Etnier, J.L., Nowell, P.M., Landers, D.M. & Sibley, B.A. (2006). A meta-regression to examine the relationship between aerobic fitness and cognitive performance. Brain Rechearch Reviews, 52, 119-130.

Feldman, R. S. (2013). Ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Pearson Education Benelux.

Fels, I. van der., Wierike, S. te., Hartman, E., Elferink-Gemser, M. T., Smith, J., & Visscher, C. (2015). The relationship between motor skills and cognitive skills in 4-16 year old typically developing children: A systematic review. Journal of Science and Medicine in Sports, 18, 697-703.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS (third edition). London: SAGE Publications Ltd. Hartman, E., Houwen, S, Scherder, E., & Visscher, C. (2010). On the relationship between motor performance and executive functioning in children with intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research, 54, 468-477.

Huizinga, M. (2007). De ontwikkeling van executieve functies tussen kindertijd en jongvolwassenheid. Neuropraxis, 11(3), 69-76.

Mechelen, W. van., Lier, H. van., Hlobil, H., Crolla, I., & Kemper, H.C.G. (1991). Eurofit, handleiding met referentieschalen voor 12- tot en met 16-jarige jongens en meisjes in Nederland. Haarlem: de Vrieseborch.

(16)

Mieras, M. (2016). Een nauwe relatie tussen leren en bewegen. KVLO, 104(3), 9-11.

Payne, V. G., & Isaacs, L. D. (1999). Human motor development: A lifespan approach (4th ed.). Mountain View, CA: Mayfield.

Piek, J. P., Dawson, L., Smith, L. M., & Gasson, N. (2008). The role of early fine and gross motor development on later motor and cognitive ability. Human Movement Science, 27, 668-681. Regt, A. de. (2004). ‘Welkom in de ratrace’. Over de dwang van de Cito-toets. Amsterdams

Sociologisch Tijdschrift, 31(3), 307-308.

Scherder, E. (2014). Laat je hersenen niet zitten. Amsterdam: Athenaeum.

Son, S. & Meisels, S. J. (2006). The relationship of young children’s motor skills to later reading and math achievement. Merril-Palmer Quarterly, 52(4), 755-756.

Slot, W. & Aken, M. van. (2013). Psychologie van de adolescentie. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Steerneman, A. G. M. (1987). On the Choiceh of Varibles in Discriminant and Regression Analysis, s.n.

Stegeman, H. (2007). Effecten van sport en bewegen op school: Een literatuuronderzoek naar de relatie van fysieke activiteit met cognitieve, affectieve en sociale ontwikkeling. s-

Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.

Swanson, H. (2006). Cognitive processes that underlie mathematical precociousness in young children. Journal of Experimental Child Psychology, 93(3), 239-264.

Til, A. van., & Boxtel, H. van. (2015). Wetenschappelijke verantwoording Toets 0 t/m 3, tweede generatie. Arnhem: Cito B.V.

Vocht, A. de. (2011). Basishandboek SPSS 19. Utrecht: Bijleveld Press.

Vrijkotte, S., Vries, S. de., & Jongert, T. (2007). Fitheidstesten voor de jeugd. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven.

Vuijk, P.J., Hartman, E., Scherder, E.J.A., & Visscher, C. (2011). Associations between the Academic and Motor Performance in a heterogeneous sample of Children with Learning Disabilities. Journal of Learning Disabilities, 44(3), 276-282.

Westendorp, M., Hartman, E., Houwen, S., Smith, J., & Visscher, C. (2011). The relationship between gross motor skills and academic achievement in children with learning disabilities. Research in Developmental Disabilities, 32, 2773-2279.

Wilmore, J.H., Costill, D.L. & Kenney, W.L. (2013). Inspannings- en sportfysiologie. Amsterdam: Reed Business Education.

(17)

Zanolie, K. & Crone, E. A. (2017). Development of Cognitive Control across Childhood and Adolescence In J. Wixted (Ed.). The Stevens' Handbook of Experimental Psychology and Cognitive Neuroscience, 5th edition: Volume 3, Developmental & Social Psychology. New York: Wiley.

(18)

Bijlagen

(19)

2. Brief aan ouders

Aan de ouder(s)/verzorger(s) van onze leerlingen in 1Ha, 1Hb en 1Hc Alphen aan den Rijn, 20 april 2017

kenmerk: 2017943.HWkz betreft: toestemming gevraagd Beste ouder(s)/verzorger(s),

Sinds februari loop ik mijn eindstage bij de sectie LO op het Ashram College. Ik ben een vierdejaars studente aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam en verwacht in juli af te studeren.

Momenteel ben ik gestart met het schrijven van mijn scriptie. Hiervoor houd ik mij bezig met het verband tussen cognitie en motoriek. Hier is al veel onderzoek naar gedaan. Eenvoudig gezegd kan men stellen dat bewegen denken stimuleert en vice versa. Met mijn scriptie hoop ik er achter te komen of er een verband bestaat tussen balanceren en wiskundige vaardigheden. Uit verschillende onderzoeken bij basisschoolkinderen is namelijk gebleken dat er een verband is tussen een goed gevoel voor balans en ruimtelijk inzicht. Ik wil onderzoeken of dit effect nog zichtbaar is in het voortgezet onderwijs.

Hiervoor heb ik in de genoemde drie klassen tijdens de mentorles een test van de Eurofit Test Batterij uitgevoerd om de balans te meten, namelijk de ‘Flamingo-test’. Nu zou ik graag gebruik willen maken van de resultaten van de Cito-VAS toets, die uw kind eerder dit jaar heeft gemaakt; ik gebruik alleen de uitkomsten van het rekengedeelte. Vervolgens zal ik de resultaten van deze twee testen met elkaar vergelijken om te kijken of er een verband is tussen beiden. Ik krijg de resultaten van de VAS-toets anoniem van het Ashram College, er zullen dus geen namen genoemd worden in mijn scriptie.

In de loop van de maand juni verwacht ik mijn scriptie af te ronden. Mocht u geïnteresseerd zijn in de uitkomsten, dan is mijn scriptie ook voor u beschikbaar op de ouderportal.

Hierbij vraag ik u om toestemming om de resultaten uw kind te gebruiken. Indien u bezwaar heeft, kunt u dat tot en met dinsdag 25 april aangeven door een mail te sturen aan h.wiegant@ashramcollege.nl. De resultaten van uw kind worden dan niet gebruikt.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet,

Elodie van Oirschot Stagiaire

(20)

3. Protocol Eurofit Test Batterij

Flamingo test: statische balans

• Doel: Het meten van de statische balansvaardigheden op één been. • Materialen:

o Een evenwichtsbalk van 50 cm lang, 4 cm hoog en 3 cm breed. (evenwichtsbalk moet stabiel staan). Dit kan ook een omgekeerde bank zijn uit de gymzaal. o Chronometer.

o Pen en papier. • Procedure

o De deelnemer staat met zijn voorkeurvoet op een evenwichtsbalk van 50 cm lang, 4 cm hoog en 3 cm breed. Het andere vrije been dient achterwaarts te worden gebogen waarbij de deelnemer de wreef van de voet vast pakt. Dit moet met de hand aan dezelfde zijde gebeuren. De vrije arm mag gebruikt worden om het evenwicht te bewaren.

o De deelnemer mag eerst zijn evenwicht zoeken met behulp van de schouder van de testafnemer.

o Zodra de deelnemer de schouder loslaat begint de test. De deelnemer moet proberen in deze positie te blijven staan en dit gedurende 1 minuut.

o Telkens als de deelnemer het achterste been loslaat of als de deelnemer met een lichaamsdeel de grond raakt stopt de testafnemer de tijdsmeting. Herstart de tijd totdat de deelnemer opnieuw zijn evenwicht verliest. Dit gedurende 60 sec. o De test wordt één maal uitgevoerd.

o De score wordt uitgedrukt in punten.

o Voorbeeld: een deelnemer verliest in 1 minuut, 5 maal zijn evenwicht, dan krijgt hij een score van 5.

• Let op:

o De test wordt gestopt als de deelnemer binnen de minuut, 15 maal zijn evenwicht verliest. De score is dan 15.

o Neem de test af in een rustige omgeving.

o Geef de deelnemer één proefpoging om zijn voorkeurvoet te bepalen.

Scores per leeftijdscategorie (punten)

Leeftijd Onvoldoende Zwak Voldoende Goed Zeer goed Uitstekend

-12 15 14 - 11 10 - 7 6 - 5 3 < 3

-13 > 12 12 - 9 8 - 6 5 - 3 2 < 2

-14 > 10 10 - 8 7 - 5 4 - 3 2 < 2

-15 > 12 12 - 8 7 - 6 5 - 3 2 < 2

(21)

4. Relevante SPSS outputs

(22)
(23)
(24)

Statische balans: Flamingo-test

(25)
(26)

Betrouwbaarheid van de meetinstrumenten

(27)

Correlatie tussen VAS-toets Rekenen en statische balans

(28)

5. Inleverbewijs Ephorus

Beste Elodie Van Oirschot

Je document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Dit is de bevestiging; we raden je aan om deze e-mail op te slaan of uit te printen.

Bevestiging:

Unieke code: 2f1cb267-25c0-409a-8e19-2c8552987194 Inlevercode: 4016AONDPA

Datum: maandag 1 mei 2017 11:44:07 uur CEST

Docent:

Naam: Ramon Stuart

E-mail adres: r.stuart@hva.nl

Jouw gegevens:

Naam: Elodie Van Oirschot Studentnummer: 500694874

E-mail adres: Elodie.van.Oirschot@hva.nl

Commentaar: [van Oirschot][500694874][Manon Bakker]

Dit is een automatisch gegenereerde e-mail.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This class of Cauchy problems covers in particular the wave equation, the trans- port equation and the Timoshenko beam equation, and also coupled beam and wave equations...

De resultaten van het onderzoek laten geen verschillen zien tussen de narratieven van de kinderen met ASS en typisch ontwikkelende kinderen met betrekking tot

Als P2O5 vooral aan drogestof gehecht is, verwachten we dat:  De hoeveelheid P2O5 die wordt geproduceerd in dikke fractie hoger is bij een hogere productie van dikke fractie immers,

MijnNN blijkt uit zowel het literatuuronderzoek als het praktijkonderzoek bij NN, het optimale kanaal te zijn. De intermediair heeft een grote voorkeur om dit kanaal

‘In hoeverre en op welke wijze komt de huidige inrichting van het budgetteringsproces als onderdeel van de managementcontrole binnen bancaire organisaties overeen met reeds

as bioink stained pink, and PEG–alginate supplemented with thrombin as bath. ii) Schematic of the polymerization reaction between fibrinogen and thrombin forming fibrin. iii)

We'll [America will] continue to support the Syrian people through our pressure on the Assad regime, our commitment to the opposition, our care for the displaced, and our pursuit of

Het overlappend-politieke element zit in de overeenstemming tussen de lidstaten omtrent het belang van de menselijke waardigheid, het (redelijke) pluralistische aspect zit