• No results found

Belastingheffing in het digitale tijdperk : Wat is de fiscale toekomst van Airbnb in de huidige deeleconomie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Belastingheffing in het digitale tijdperk : Wat is de fiscale toekomst van Airbnb in de huidige deeleconomie?"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BELASTINGHEFFING IN HET DIGITALE TIJDPERK Wat is de fiscale toekomst van Airbnb in de huidige deeleconomie?

Masterscriptie Nederlands Belastingrecht Auteur: L. L. Padding

Datum: 3 januari 2019

Begeleider: dhr. mr. F.B. Bax Aantal woorden: 12.438

(2)

Abstract

In dit onderzoek is de problematiek rondom de huidige deeleconomie onder de loep genomen. Deze nieuwe vorm van economie wordt gekenmerkt door het delen van onbenutte goederen. Airbnb is het grootste huizendeel platform binnen de deeleconomie en vormt daarom de leidraad van deze scriptie. De snel ontwikkelende deeleconomie en de stilstaande fiscale wetgeving zorgen ervoor dat Airbnb zich in een grijs gebied bevindt. Tot op het heden is er geen eenduidig antwoord te vinden op de vraag hoe verhuur van onroerend goed middels Airbnb gekwalificeerd moet worden binnen de huidige fiscale wet- en regelgeving. Door het verschil in fiscale behandeling en het van toepassing zijn van een ander effectief tarief per inkomenscategorie ontstaat veel onduidelijkheid. In dit onderzoek wordt gekeken naar bestaande internationale oplossingen om de problemen van Airbnb binnen de deeleconomie het hoofd te bieden. Tevens wordt beschreven wat mogelijke alternatieve nationale en Europese oplossingen zijn. Er kan worden gedacht aan het sluiten van een overeenkomst tussen Airbnb en de Belastingdienst waarbij Airbnb inhoudingsplichtig wordt. Tevens kan op Europees niveau secundaire wetgeving worden ontwikkeld waardoor alle inkomsten van de deeleconomie op gelijke wijze zullen worden belast. De aangedragen alternatieven zouden moeten leiden tot een effectievere heffing en een evenwichtige belasting van inkomsten behaald met Airbnb.

(3)

Lijst van gebruikte afkortingen

ATA-Directive Anti-belastingontwijkingsrichtlijn

Btw Belasting toegevoegde waarde

KOR Kleineondernemersregeling

MKB-winstvrijstelling Midden- en kleinbedrijf winstvrijstelling

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

PwC PricewaterhouseCoopers

Wet IB 2001 Wet inkomstenbelasting 2001

Wet OB 1968 Wet op de omzetbelasting 1968

(4)

Inhoudsopgave 1. Inleiding 6 1.1 Introductie 6 1.2 Deelvragen 6 2. De deeleconomie 8 2.1 Inleiding 8

2.2 Opkomst en gevolgen deeleconomie 9

2.2.1 Opkomst 9

2.2.2 Gevolgen 11

2.3 Hoofdrolspelers 12

2.3.1 Airbnb 12

2.4 Deelconclusie 13

3. Fiscale wet- en regelgeving met betrekking tot Airbnb 14

3.1 Fiscale problematiek deeleconomie 14

3.2 Inkomstenbelasting 14

3.2.1 Belastbare winst uit onderneming 15

3.2.1.1 Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid 16

3.2.1.2 Deelname aan het economisch verkeer 16

3.2.1.3 Winstoogmerk 16

3.2.2 Meer dan normaal vermogensbeheer 17

3.2.3 Resultaat uit overige werkzaamheden 19

3.2.4 Tijdelijke verhuur gehele woning 20

3.2.5 Tijdelijke versus permanente verhuur 22

3.2.6 Tijdelijke verhuur zelfstandig gedeelte eigen woning 22 3.2.7 Permanente verhuur zelfstandig gedeelte eigen woning 24

3.2.8 Tijdelijke en permanente verhuur kamer 25

3.2.9 Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 26

3.3 Omzetbelasting 27

3.3.1 Btw-positie van aanbieders 27

3.4 Toeristenbelasting 29

(5)

4. Geschiktheid van de huidige fiscale regelgeving om effectief belasting

te heffen over inkomsten uit de deeleconomie 32

4.1 Effectiviteit 32

4.2 Efficiëntie 33

4.3 Wenselijkheid en mogelijkheid van aanpassing fiscale wet- en regelgeving 33

4.4 Deelconclusie 34

5. Oplossingen en reikwijdte van aanpassing fiscale wet- en regelgeving 35

5.1 Inleiding 35 5.2 Nationale initiatieven 35 5.3 Internationale initiatieven 36 5.3.1 België 37 5.3.2 Italië 37 5.3.3 Frankrijk 37 5.3.4 Verenigd-Koninkrijk 37 5.3.5 Estland 38

5.4 Mogelijke oplossingen binnen de Nederlandse wet- en regelgeving 38

5.5 Mogelijke internationale oplossingen 40

5.6 Deelconclusie 40

6. Conclusie 42

6.1 Probleemstelling 42

6.2 Conclusie 42

(6)

1. Inleiding

1.1 Introductie

De deeleconomie of de ‘sharing economy’ wordt gekenmerkt door het delen van onbenutte goederen. Online deelplatformen zoals Uber, Helpling, Peerby en Blablacar zijn niet meer weg te denken uit de 21e eeuw. Binnen deze deeleconomie is Airbnb het grootste huizendeel platform en vormt daarmee een van de hoofdrolspelers. Ondanks een snel ontwikkelende economie is het fiscale beleid met betrekking tot de deeleconomie ongewijzigd gebleven en is de wetgeving stil blijven staan. Dit heeft tot gevolg dat Airbnb zich fiscaal in een grijs gebied bevindt. Er is geen eenduidig antwoord te vinden op de vraag hoe de voordelen behaald met (kortstondige) verhuur van onroerend goed middels een dergelijk platform moet worden gekwalificeerd binnen de huidige fiscale wet- en regelgeving. Verschil in fiscale behandeling en het van toepassing zijn van een ander effectief tarief per inkomenscategorie brengt

onduidelijkheid met zich mee. De centrale onderzoeksvraag van deze scriptie is daarom als volgt:

Is de huidige wet- en regelgeving geschikt om effectief belasting te heffen over inkomsten behaald met Airbnb en zo nee, op welke wijze kan dit verbeterd worden?

1.2 Deelvragen

Om tot een antwoord op de hoofdvraag te komen, zijn de volgende de volgende deelvragen opgesteld:

1. Wat is de deeleconomie en wie zijn daarin de hoofdrolspelers?

2. Hoe worden de huurinkomsten behaald met Airbnb onder het huidige systeem belast? 3. Is de huidige wet- en regelgeving geschikt om effectief belasting te heffen over

inkomsten uit de deeleconomie?

4. Wat is de wenselijkheid en mogelijkheid van aanpassing van de fiscale wet- en regelgeving en wat zou de reikwijdte van een dergelijke aanpak zijn?

Deze scriptie is zo ingedeeld dat in elk hoofdstuk volgend op de inleiding een deelvraag wordt beantwoord. In hoofdstuk 2 zal de deeleconomie in het algemeen worden behandeld. Hierbij wordt aandacht besteed aan de opkomst van de deeleconomie, de gevolgen en wie de

(7)

hoofdrolspelers zijn. In hoofdstuk 3 zal alle relevante wet- en regelgeving rondom inkomsten behaald met Airbnb worden behandeld. Hoofdstuk 4 gaat in op de geschiktheid van de huidige wet- en regelgeving om over deze inkomsten te heffen. Als laatste zal in hoofdstuk 5 worden ingegaan op de wenselijkheid en mogelijkheid tot aanpassing van de fiscale wet- en regelgeving. Hierbij wordt ook gekeken naar wat de reikwijdte van een dergelijke aanpak zou moeten zijn. Het laatste hoofdstuk zal bestaan uit de samenvatting en conclusie en daarmee het antwoord op de onderzoeksvraag.

(8)

2. De deeleconomie

2.1 Inleiding

De (digitale) deeleconomie – ook wel sharing economy – kan worden omschreven als een peer-to-peer activiteit van het verkrijgen, verstrekken en het delen van toegang tot goederen en diensten gefaciliteerd door een online platform. Echter, is er veel verwarring rondom het fenomeen van deze nieuwe economie en de terminologie loopt sterk uiteen. Enerzijds wordt de deeleconomie in enge zin aangemerkt als ‘het fenomeen dat consumenten elkaar gebruik laten maken van hun onbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betaling”.1 Hierbij staat duurzaamheid, genot van de activiteit en het economische voordeel centraal.2 Er is nog geen consensus over welke platformen tot de deeleconomie behoren. Frenken is van mening dat dit slechts de platformen zijn die het delen tussen particulieren mogelijk maakt.3 Anderzijds wordt het gezien als alle nieuwe economische activiteit waarbij het internet een belangrijke rol speelt.4 Daarnaast staat ter discussie wat er precies gedeeld wordt binnen de deeleconomie. Hiervoor wordt in de literatuur een onderscheid gemaakt tussen de deeleconomie, de op-afroep economie, de product-dienst economie en de tweedehandseconomie waarbij die laatste drie als gerelateerde vormen van de deeleconomie worden gezien (zie Afbeelding 1).5

Afbeelding 1. Onderverdeling van de deeleconomie (Frenken, 2016). 1 Meelen & Frenken, 2015, p. 4; Frenken e.a., 2015

2 Hamari, Sjӧklint & Ukkonen, 2016, p. 1 3 Frenken, 2016, p. 4

4 Mol-Verver, 2018 5 Frenken, 2016, p. 6

(9)

De op-afroepeconomie, ook wel de klusjeseconomie, houdt het aanbieden van diensten in zoals schoonmaakdiensten via Helpling of een taxirit via UberPop. Bij de product-dienst economie gaat het erom dat een consument toegang verkrijgt tot een product die in het bezit blijft van een bedrijf, zoals de verhuur van een auto door Greenwheels. Als laatste de tweedehandseconomie, waarbij consumenten onderling gebruikte goederen verkopen. Ook speelt het woord onbenut een belangrijke rol. Hiermee wordt een onderscheid gemaakt tussen de deeleconomie en het aanbieden van diensten onder consumenten. Er zit immers een verschil tussen het aanbieden van een onbenutte lege stoel via BlaBlaCar en het boeken van een rit via Uber. In tegenstelling tot het voorgaande wordt de deeleconomie anderzijds als iets groters gezien en niet slechts het zuiver delen alleen. Het omvat alle nieuwe economische activiteit met betrekking tot online transacties. Het kan worden gezien als een resource circulatiesysteem met een tweezijdige rol voor de consument, waarin zij zowel kunnen acteren als aanbieders als verkrijgers van goederen en diensten.6 Hierdoor lijkt de term deeleconomie misleidend te zijn. Hoewel de term niet helemaal lijkt te kloppen met de ruime betekenis die er tegenwoordig aan wordt gegeven, zal ik deze toch blijven aanhouden. Daarom beschouw ik platforms zoals Uber, ShareDnD en Helpling ook als onderdeel van de term deeleconomie in tegenstelling tot slechts de zuivere deelplatformen zoals BlaBlaCar, Airbnb en Peerby.

2.2 Opkomst en gevolgen van de deeleconomie 2.2.1 Opkomst

Hoewel de deeleconomie een relatief nieuwe term is, is het verstrekken en delen van goederen en diensten tussen personen iets van alle tijden. Voor 2012 leek de term deeleconomie vrijwel onbekend (zie Afbeelding 2). Tegenwoordig is dit fenomeen echter niet meer weg te denken. Het maakt onderdeel uit van het grotere fenomeen: de digitale economie.

Afbeelding 2. Zoekinteresse ‘Airbnb’ tussen 1 januari 2011 en nu. De waarde van 100 is de

piekpopulariteit.

(10)

In de literatuur worden vier aanjagers voor het ontstaan van de deeleconomie onderscheiden, te weten; 1) kostenbesparing 2) de opkomst van peer-to-peer technologie 3) zorgen over het milieu en 4) de gemeenschap wordt belangrijker dan het individu.7 De financiële voordelen (het besparen van geld dan wel geld verdienen) worden in veel onderzoeken als voornaamste reden gevonden om deel te nemen aan de deeleconomie.8 De financieel-economische crisis die in 2006 begon heeft een rol gespeeld in de toename van kostenbesparende behoeften bij consumenten. In die lijn zijn ook veel peer-to-peer verhuurdiensten (Airbnb, Wimdu en HomeAway) opgekomen tussen 2008 en 2010. Daarnaast speelt technologie en de opkomst van het internet een grote rol in het ontstaan van de deeleconomie. Het gebruik van

internetplatformen heeft tot gevolg dat er op grote schaal delen kan plaatsvinden. Ook is men zich meer bewust van duurzaamheid, wat resulteert in het hergebruik en minder verspilling9. Het langer en efficiënter omgaan met producten zorgt dat grondstoffen bespaard blijven en draagt bij aan duurzaamheid. De deeleconomie draagt ook bij aan de sociale duurzaamheid omdat meer mensen met elkaar in contact komen. Al met al kan worden gesteld dat de deeleconomie sociale voordelen, economische voordelen en milieuvoordelen met zich meebrengt.

Uit onderzoek van PricewaterhouseCoopers (PwC) bleek dat de omvang van de wereldwijde deeleconomie in 2015 werd gewaardeerd op $15 miljard.10 Zij verwachtten een toename in de omvang naar een waarde van $335 biljoen in 2025. Hoeveel deze waarde anno 2018 is, is niet duidelijk. Echter, uit recent onderzoek van PwC waar zes Europese landen werden onderzocht (Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Nederland, België en Turkije) bleek dat de totale marktwaarde van deze landen samen al op €71,5 biljoen werd gewaardeerd.11 Daarnaast bleek uit onderzoek van Kaleidos in 2016 dat 23% van de Nederlanders gebruikt maakt van online deelplatformen, terwijl dat in 2013 6% was.12 Uit het meest recente onderzoek van PwC blijkt dat dit 44% was in 2017.

2.2.2 Gevolgen

7 Botsman & Rogers, 2011

8 Wise, 2013; Campbell Mithun, 2013; The People Who Share, 2013 9 World Economic Forum, 2011

10 PwC, 2016 11 PwC, 2017 12 Kaleidos, 2016

(11)

De positieve gevolgen van de deeleconomie, hiervoor ook al kort aangestipt, worden in de literatuur onderscheiden als: people, planet en profit.13 People omvat de sociale voordelen van de deeleconomie. Het ontstaan van sociale contacten tussen vreemden en het gevoel van saamhorigheid worden bevorderd door het bestaan van de online platformen. Planet omvat de milieutechnische voordelen van de deeleconomie. Namelijk het duurzaam omgaan met bezittingen, minder productie en besparing van schaarse grondstoffen. Als laatste omvat

profit de economische voordelen van de deeleconomie. Enerzijds wordt er bespaard op de

aanschaf van spullen en anderzijds kan er geld worden verdiend met spullen die iemand al in zijn of haar bezit heeft.

De deeleconomie kent echter ook een keerzijde. Naast deze positieve aspecten, worden in de literatuur ook negatieve gevolgen van de deeleconomie aangekaart. Negatieve sociale effecten zijn bijvoorbeeld de economisering van het privéleven.14 Dit houdt in dat men eerst een economische afweging maakt voordat er besloten wordt om iets uit te lenen of te delen met vrienden en familie, wat voorheen vaak het geval was.

De positieve milieueffecten van de deeleconomie worden helaas deels tenietgedaan door het zogenaamde rebound-effect. Dit houdt in dat door het goedkoper worden van bijvoorbeeld huren, dit uiteindelijk leidt tot meer bestedingen.

Een voorbeeld van een negatief economisch effect is een toename in ongelijkheid in welvaart. De transactiekosten verdwijnen immers in de zakken van de platformeigenaren en slechts de mensen met veel bezittingen zijn in staat te delen. Hoewel er dus een toename in welvaart plaatsvindt, stijgt daarmee ook de ongelijkheid in die welvaart.15 Er wordt daarnaast veel belastinggeld misgelopen, omdat er nog geen toereikende fiscale wetgeving bestaat.

De snelle opkomst van de deeleconomie brengt ook onduidelijkheid over de toepassing van wet- en regelgeving met zich mee. Een eerste onduidelijkheid wordt

veroorzaakt door de verschuiving van eigendom naar gebruik. De huidige wetgeving gaat uit van één eigenaar, waardoor onduidelijkheden kunnen ontstaan met betrekking tot

aansprakelijkheid en eigendomsrechten. Ten tweede zorgt de verschuiving van consument naar producent voor een vervaging van het onderscheid tussen particulier en ondernemer waardoor onduidelijkheid ontstaat over de fiscale behandeling van deze twee.16

2.3 Hoofdrolspelers

13 Frenken 2016, p. 8 14 Schnitzler, 2015

15 ING Economisch Bureau, 2015, p. 14 16 Kamerstukken II 2015/2016, 33 009, nr. 12

(12)

In 2017 deed PwC onderzoek naar de sharing economy.17 Zij maakten daar onderscheid tussen verschillende segmenten van de sharing economy, te weten: media en entertainment,

accommodatie, transport, retail en consumentengoederen, services, financiën en machinerie. Voor Nederland specifiek werd het meest gebruik gemaakt van media en entertainment (35%), gevolgd door hotels en accommodatie (18%) en als derde transport (10%). PwC hanteert hier de ruime betekenis van de deeleconomie. Onder media en entertainment valt bijvoorbeeld het gebruik van online audioplatformen als Spotify en SoundCloud, wat niet slechts het zuiver delen inhoudt. Wat betreft transport is Uber de grootste, met 75 miljoen gebruikers, 3 miljoen bestuurders en een waarde van €53 miljard.18 Het huizendeel platform Airbnb met maar liefst 150 miljoen gebruikers, 640.000 hosts en een waarde van €27 miljard vormt in het segment accommodatie het meest voor de hand liggende voorbeeld.19 Onder het segment hotels en accommodaties valt alle verhuur van onroerend goed. Het is daarom van belang om op te merken dat voor verhuur van onroerend goed binnen de deeleconomie veel meer platformen bestaan dan alleen Airbnb. Voorbeelden zijn Wimdu, HomeAway, Flipkey, HouseTrip, Tripping.com en VayStays. Er kan zelfs worden gedacht aan het aanbieden van een woning op marktplaats. Omdat Airbnb het grootste huizendeel platform is wereldwijd en daarnaast het best past binnen de nauwe definitie van deeleconomie zal dit platform de leidraad vormen van deze scriptie.

2.3.1 Airbnb

Zoals hiervoor al beschreven is Airbnb het grootste huizendeel platform binnen de

deeleconomie. Het is zelfs de grootste aanbieder van accommodatie services ter wereld.20 Het bedrijf is opgericht in 2008 in San Francisco en faciliteert wereldwijd de verhuur van meer dan 5 miljoen ruimtes.21 Nederland ontving in 2017 1.6 miljoen gasten die een ruimte huurden via Airbnb, waarvan dat in Amsterdam 22.000 ruimtes betrof.22 Airbnb hosts verdienen in Nederland gemiddeld €3.500 per jaar met het aanbieden van hun ruimtes. In Amsterdam is dit zelfs €4.300 per jaar, ook al is daar een limiet gesteld op het aantal dagen verhuur per jaar. Per 1 januari 2017 werd er door het college van burgemeesters en wethouders van Amsterdam een beperking van 60 dagen opgelegd voor de duur van de verhuur van de eigen woning via een 17 PwC, 2017

18 100 Amazing Uber Statistics, 2018 19 105 Airbnb Statistics and Facts, 2018 20 Wood, 2017

21 Airbnb Press Room, 2018 22 Gemeente Amsterdam, 2018

(13)

dergelijk platform als Airbnb.23 Daarnaast werd op 1 oktober 2017 een meldplicht ingevoerd omdat bleek dat veel huiseigenaren zich niet aan de 60 dagen regeling hielden.24 De termijn van 60 dagen wordt per 1 januari 2019 gehalveerd naar maximaal 30 dagen per jaar.25 Lange tijd was het onzeker of er voldoende juridische basis bestond om dit door te voeren, omdat er sprake moet zijn van woningonttrekking voordat de gemeente kan optreden tegen

vakantieverhuur. Tot de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 5 december 2017 waarin werd beslist dat ook bij incidentele vakantieverhuur sprake is van

woningonttrekking.26 Dit heeft mijns inziens geleid tot voldoende rechtszekerheid voor de gemeente Amsterdam om de termijn te halveren.

2.4 Deelconclusie

In dit hoofdstuk heb ik getracht een antwoord te vinden op de eerste deelvraag: ‘Wat is de deeleconomie en wie zijn daarin de hoofdrolspelers?’. De terminologie van deeleconomie loopt sterk uiteen. In enge zin wordt de deeleconomie aangemerkt als het fenomeen dat consumenten elkaar gebruik laten maken van hun onbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betaling. De ruime interpretatie die in de literatuur wordt gebruikt is alle nieuwe economische activiteit met betrekking tot online transacties. Hoewel in essentie de

deeleconomie slechts gaat om het zuiver delen alleen, is de ruime interpretatie zo ingeburgerd geraakt dat deze de voorkeur geniet. De sociale, milieutechnische en economische positieve gevolgen van de deeleconomie lijken groot. Toch heeft ieder van deze voordelen ook een keerzijde. Door de snelle opkomst van de deeleconomie ontstaat er ook onduidelijkheid over de toepassing van de huidige wet- en regelgeving. Op fiscaal gebied zijn dit met name kwalificatie problemen door vervaging van het onderscheid tussen consument en producent. De hoofdrolspeler binnen de deeleconomie is Airbnb. Het is niet alleen het grootste platform binnen de deeleconomie, ook is het momenteel de grootste aanbieder van accommodaties ter wereld. Daarnaast is Airbnb bij uitstek geschikt als leidraad van deze scriptie omdat het binnen de nauwe definitie van de deeleconomie valt.

3. Fiscale wet- en regelgeving met betrekking tot Airbnb

23 Artikel 3.1.2 lid 5 onderdeel b Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 24 Artikel 3.2.1 lid 5 onderdeel e Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 25 Persbericht College B&W, 2018

(14)

3.1 Fiscale problematiek deeleconomie

De sterke opkomst van de deeleconomie gaat gepaard met de vraag of de bestaande wet- en regelgeving wel toereikend is om effectief belasting te heffen over de inkomsten uit deze nieuwe digitale economie. Specifieker hoe particulieren die inkomsten generen door gebruik te maken van een platform als Airbnb op een effectieve wijze onder het huidige systeem van de inkomstenbelasting moeten worden belast. Het identificeren van belastingplichtigen is niet altijd eenvoudig. Met name omdat activiteiten binnen de deeleconomie dan wel op

professionele wijze kunnen worden uitgeoefend, dan wel incidenteel. Naast

inkomstenbelasting krijgen verhuurders die gebruik maken van Airbnb te maken met omzetbelasting en toeristenbelasting.

3.2 Inkomstenbelasting

Het ontbreken van specifieke wet- en regelgeving voor de deeleconomie wat betreft belastingheffing in Nederland brengt met zich mee dat de algemene regels van de

inkomstenbelasting gelden. Binnen de inkomstenbelasting wordt het draagkrachtbeginsel als uitgangspunt genomen.27 Hierbij geldt dat de inkomstenbelasting wordt geheven naar rato van ieders financiële draagkracht waarbij inkomen als belangrijkste maatstaf geldt. Belasting over het inkomen is geregeld in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Het

verzamelinkomen binnen de Wet IB 2001 bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Doordat de verhuur van (een deel van) de eigen woning binnen de Wet IB 2001 op verschillende manieren gekwalificeerd kan worden, bestaan er onduidelijkheden over de fiscale aspecten. De inkomsten van de verhuur van een onroerende zaak kunnen binnen de Wet IB 2001 gekwalificeerd worden als winst uit onderneming, resultaat uit overige

werkzaamheden, belastbaar inkomen uit eigen woning (eigenwoningregeling) of belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Ter voorkoming van dubbele heffing wordt in de inkomstenbelasting een rangorderegeling gehanteerd.28 Dit geldt niet slechts tussen de boxen, maar ook binnen de boxen. Deze rangorderegeling brengt met zich mee dat de huurinkomsten met Airbnb in de volgende volgorde moet worden getoetst: kwalificeren de inkomsten als winst uit onderneming; als resultaat uit overige werkzaamheden; als belastbaar inkomen uit eigen woning of als belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.

27Kempen, 2018

(15)

Het onderscheid tussen deze inkomenscategorieën is niet altijd even duidelijk. Inkomen uit sparen en beleggen is slechts mogelijk indien er geen sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. Wanneer er wel sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer komen de inkomenscategorieën winst uit onderneming en resultaat uit overige

werkzaamheden in beeld. Er moet echter aan de hand van de omstandigheden van ieder geval bepaald worden of er sprake is van winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden.

3.2.1 Belastbare winst uit onderneming

Hoewel de verhuur van een eigen woning in beginsel onder de eigenwoningregeling valt, kunnen verhuurinkomsten in bepaalde gevallen als belastbare winst uit onderneming worden gekwalificeerd. Deze kwalificatie hangt af van de manier waarop de verhuurder omgaat met de huurder. Te denken valt aan het aanbieden van extra diensten zoals het serveren van ontbijt of het geven van een rondleiding door de stad. Ingevolge artikel 3.2 Wet IB 2001 is de belastbare winst uit onderneming het gezamenlijke bedrag van de winst die de

belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen verminderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Hieruit volgt dat de verhuurder als

ondernemer moet kunnen worden aangemerkt en tevens een onderneming drijft. De Wet IB 2001 kent geen definitie van een onderneming. Deze valt wel uit

jurisprudentie en literatuur af te leiden als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid met behulp waarvan door middel van deelname aan het economische verkeer wordt beoogd winst te behalen en dit ook redelijkerwijs te verwachten is.29 Voor de beoordeling of sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid heeft de staatssecretaris wat richtlijnen geformuleerd:

“Bij de beoordeling of sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid spelen factoren een rol als de omvang van de organisatie, het financiële risico, de aard van de werkzaamheden, het aanwezige kapitaal en de duur van de werkzaamheden. Er wordt in de jurisprudentie vrij snel aangenomen dat sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Hierbij is van belang of het dienstonderdeel dat de activiteiten uitoefent op zodanige wijze is georganiseerd dat sprake is van een min of meer zelfstandige dienst die met eigen personeel (of toe te rekenen arbeid) en

bedrijfsmiddelen een organisatie vormt. Indien sprake is van normaal 29 Marres e.a., 2017, p. 92

(16)

vermogensbeheer is geen sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid.” 30

3.2.1.1 Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid

Voor de verhuur van een accommodatie via Airbnb wordt al de nodige arbeid verricht, zoals het nemen van foto’s en het creëren van een advertentie. Daarnaast zal er veelal arbeid plaatsvinden in de vorm van schoonmaakactiviteiten en bijvoorbeeld het vervangen van beddengoed. De vraag is echter of de arbeid die verricht wordt bij de verhuur van een (deel van de) woning via Airbnb toereikend is om te kunnen spreken van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Kapitaal heeft een minder prominente rol, het voldoen aan de factor arbeid is in de praktijk vaak voldoende om te kunnen spreken van een organisatie van kapitaal en arbeid.31 Ook activiteiten met een incidenteel karakter kunnen geen onderneming vormen. Het is dan ook zeer de vraag of Airbnb verhuurders wel aan de duurzaamheidseis kunnen voldoen, omdat het grootste deel slechts verhuurt voor een korte periode.

3.2.1.2 Deelname aan het economisch verkeer

Ook is deelname aan het economisch verkeer niet gedefinieerd in de Wet IB 2001. Werkzaamheden in de privésfeer ontnemen het karakter van een onderneming. In de literatuur wordt beschreven dat wanneer er voor een prestatie een vergoeding wordt ontvangen er sprake is van deelname aan het economisch verkeer, zelfs als deze vergoeding symbolisch is.32 Bij Airbnb is dit het geval, namelijk het ter beschikking stellen van een woning tegen een vergoeding met als doel het behalen van een positief resultaat.

3.2.1.3 Winstoogmerk

Er moet sprake zijn van het subjectieve oogmerk om voordeel te behalen. Dit winstoogmerk is tevens voorzien van een objectieve toets, namelijk dat dit voordeel

redelijkerwijs te verwachten is. Dit is om te voorkomen dat een negatief resultaat aftrekbaar is bij activiteiten die volgens belastingplichtige wel met een winstoogmerk geschieden, maar waarmee redelijkerwijs geen positief voordeel zal worden behaald.33 Of er bij verhuur van een woning via Airbnb wordt voldaan aan het winstoogmerk zal moeten worden bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden van ieder geval. Zoals in paragraaf 2.2.1 al is

30 Kamerstukken II 2014/2015, 34003, nr.3, pag. 11 31 HR 21 juni 1946, B. 8137

32 SVLO-notitie, 2015, p. 2 33 Marres e.a., 2017, p. 92

(17)

beschreven zijn de financiële voordelen de voornaamste reden om deel te nemen aan de deeleconomie. Een verhuurder zal dan ook zeer waarschijnlijk de intentie hebben om een voordeel te behalen met de verhuur via Airbnb. Of dit voordeel ook redelijkerwijs te

verwachten is zal afhangen van bijvoorbeeld de huurprijs die wordt gevraagd, de locatie van de woning en de eisen die worden gesteld aan de verhuurder. Dit soort aspecten kunnen de kans op verhuur verlagen wat meebrengt dat er mogelijk geen voordeel kan worden verwacht.

Indien de verhuuropbrengsten gekwalificeerd kunnen worden als winst uit

onderneming en dus belast worden in box 1, brengt dit een aantal gunstige fiscale gevolgen met zich mee. Er kan gebruik worden gemaakt van verschillende ondernemersfaciliteiten zoals de investeringsaftrek, de herinvesteringsreserve, de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling.34 Er moet echter wel voldaan worden aan het urencriterium en de verhuurder moet kwalificeren als ondernemer wil hij gebruik kunnen maken van deze

ondernemersfaciliteiten.35 Ingevolge art. 3.4 Wet IB is een ondernemer degene voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Een ondernemer voldoet aan het urencriterium indien hij gedurende een kalenderjaar ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor één of meer ondernemingen besteedt.36 Als er de voorgaande vijf jaren al sprake was van

ondernemerschap, dan geldt als extra voorwaarde dat er meer tijd moet worden besteed aan die onderneming(en) dan aan andere werkzaamheden.

3.2.2 Meer dan normaal vermogensbeheer

Zoals hiervoor beschreven maakt meer dan normaal vermogensbeheer het onderscheid tussen enerzijds inkomen uit sparen en beleggen en anderzijds winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden. Het vormt een hulpmiddel bij de kwalificatie van het criterium ‘organisatie van kapitaal en arbeid’. Meer dan normaal vermogensbeheer is afhankelijk van de hoedanigheid van de geleverde arbeid. De Wet IB 2001 kent geen definitie van meer dan normaal vermogensbeheer en kan worden afgeleid uit een uitspraak van de Hoge Raad:

“Het rendabel maken van de onroerende zaken door middel van arbeid welke de eigenaar van de onroerende zaken verricht en deze arbeid naar haar aard en omvang

34 Art. 3.40 t/m 3.52, art. 3.54, art. 3.74 t/m 3.79 en art. 3.79a Wet IB 2001 35 Art. 3.2, art. 3.4 en art. 3.6 Wet IB 2001

(18)

onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van voordelen uit de onroerende zaken, welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan.”37

Wat uit deze uitspraak kan worden opgemaakt is dat allereerst de werkzaamheden persoonlijk moeten worden verricht door de eigenaar van de onroerende zaak. Daarnaast moet de aard en omvang van de arbeid tot doel hebben dat meer voordeel wordt behaald dan het rendement dat wordt behaald met normaal vermogensbeheer. Voor de beoordeling of sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer moet dan ook eerst worden vastgesteld welke werkzaamheden vallen onder normaal vermogensbeheer bij vastgoed. De grens tussen meer dan normaal vermogensbeheer en normaal vermogensbeheer is zeer arbitrair. Uit de jurisprudentie blijkt dat telkens uit het feitencomplex moet blijken of al dan niet voldaan is aan het criterium meer dan normaal vermogensbeheer. In een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden werd

geoordeeld dat het onderhouden van contact met huurders, het opstellen van

huurovereenkomsten en het actief zijn binnen verenigingen van eigenaren behoren tot activiteiten van normaal vermogensbeheer.38 Het gaat er hier in feite om dat de

werkzaamheden meer omvatten dan louter de kale verhuur van vastgoed. In het geval dat men zich richt op het rendabel maken van eigen capaciteiten, arbeidskracht en ervaring, wordt de vastgoedexploitatie in eigen beheer verricht. Dit is een belangrijke aanwijzing dat de

werkzaamheden het normale vermogensbeheer te boven gaan.

Of er sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer bij de verhuur via Airbnb kan worden bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval. Er kunnen bijvoorbeeld extra diensten worden aangeboden zoals het serveren van ontbijt of het geven van een rondleiding door de stad. Het aanbieden van deze extra diensten creëert een

meerwaarde voor de huurder en brengt met zich mee dat de werkzaamheden meer omvatten dan de kale verhuur van vastgoed. Er zal dan dus sprake zijn van meer dan normaal

vermogensbeheer.

Indien in een bepaald geval de activiteiten het normale vermogensbeheer niet te boven gaan, wordt het behaalde rendement forfaitair belast als voordeel uit sparen en beleggen in box 3.39 In de literatuur wordt het onderscheid tussen een ondernemer en belegger gemaakt aan de hand van het al dan niet scheppen van een meerwaarde met het kapitaal en arbeid; er

37 HR 17 augustus 1994, nr. 29755, BNB 1994/319

38 Hof Arnhem-Leeuwarden 5 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8439 39 Hof Den Haag, 8 december 2009, nr 09/00033, NTFR 2010/1193

(19)

moet een intentie bestaan om een waarde creërende prestatie te leveren aan een derde met arbeid.40

3.2.3 Resultaat uit overige werkzaamheden

Indien sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer kan sprake zijn van ofwel winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Het onderscheid tussen deze twee categorieën is echter ambigu. Indien er sprake is van een onderneming is er een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, welke ontbreekt bij resultaat uit overige werkzaamheden. Indien niet aan de vereisten van een onderneming wordt voldaan kunnen de huurbaten worden belast als inkomsten uit overige werkzaamheden (of box 3 inkomen als er sprake is van normaal vermogensbeheer). Aan het vereiste van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid wordt eerder voldaan als er sprake is van een permanente verhuur via Airbnb. Echter is daarbij wel de intentie van de verhuurder leidend en niet de daadwerkelijke verhuurperiode.41 Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wordt in de Wet IB 2001 als volgend

gedefinieerd:

‘Het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren verminderd met de

terbeschikkingstellingsvrijstelling’ 42

Uit vaste fiscale rechtspraak blijkt dat er sprake moet zijn van een bron van inkomen voordat inkomsten kunnen kwalificeren als resultaat uit overige werkzaamheden.43 De bron vereisten zijn: 1) er moet sprake zijn van arbeid; 2) waarmee in het economische verkeer; 3) voordeel wordt beoogd; 4) en dat voordeel ook redelijkerwijs voorzienbaar is.

Indien de inkomsten worden belast als resultaat overige werkzaamheden worden deze inkomsten volledig belast in box 1 en de kosten zijn aftrekbaar. Over het verhuurde deel van de woning kan worden afgeschreven, welke is beperkt tot de bodemwaarde. Voor een gebouw dat bestemd is als belegging, geldt de WOZ-waarde als bodemwaarde. Voor een ander

40 van Dijck, 1976, p. 148

41 Pipping-van der Storm, 2015, p. 38 42 Art. 3.90 Wet IB 2001

(20)

gebouw (een gebouw in eigen gebruik) geldt 50% van de WOZ-waarde.44 Gezien het karakter van Airbnb zal in de meeste gevallen het laatste van toepassing zijn.

3.2.4 Tijdelijke verhuur gehele woning

De tijdelijke verhuur van de gehele eigen woning is de meest gebruikte vorm van verhuur via Airbnb (zie Afbeelding 3).45

Afbeelding 3. Percentuele verdeling van

type accommodaties verhuur via Airbnb 1 november 2018

Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn ingevolge artikel 3.1 lid 2 onderdeel e Wet IB 2001 ondergebracht in box 1 met als gevolg een aftrekbare hypotheekrente. Onder eigen woning wordt verstaan een duurzaam aan een plaats gebonden (gedeelte) van een gebouw, schip of woonwagen en anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat aan de belastingplichtige.46 De woning wordt fiscaal gekwalificeerd als eigen woning en valt daarmee in box 1 indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. De woning moet eigendom zijn van de belastingplichtige of zijn partner en als

hoofdverblijf dienen. Daadwerkelijke bewoning maakt dat de woning wordt gezien als hoofdverblijf.

2. Op de belastingplichtige of zijn partner drukken de kosten en lasten van de woning. 3. De waardeverandering van de woning komt grotendeels (voor ten minste 50%) voor

rekening van de belastingplichtige of zijn partner.

44 Art. 3.30a Wet IB 2001 45 AirDNA, 2018 46 Art. 3.111 Wet IB 2001

(21)

Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan valt de woning in box 3. Dit is bijvoorbeeld het geval bij langdurige verhuur van de woning waarbij de woning weliswaar nog als eigendom kwalificeert maar niet meer als hoofdverblijf. Voor de tijdelijke verhuur van de eigen woning aan derden kent de Wet IB 2001 een speciale regeling, de eigenwoningregeling.47 Het tijdelijk ter beschikking stellen van de eigen woning aan derden brengt niet met zich mee dat de woning hierdoor niet meer als hoofdverblijf wordt gezien.48 Op grond van deze regeling moet naast het eigenwoningforfait 70% van het saldo van de huurinkomsten en de daarmee verband houdende kosten worden opgegeven als voordeel uit eigen woning. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat kosten die samenhangen met de verhuur van de eigen woning, zoals gas-, water- en elektriciteitskosten, wel aftrekbaar zijn.49 De tijdelijke verhuurregeling is slechts van toepassing indien het hoofdverblijf niet wordt verplaatst. Dit is het geval wanneer het gaat om vakanties of kortstondig verblijf in het buitenland.50 Echter, wat de exacte grens is tussen tijdelijke verhuur en permanente verhuur blijft onduidelijk en zal moeten blijken uit

toekomstige jurisprudentie.

Zoals hiervoor beschreven worden de huurinkomsten belast als voordelen uit eigen woning. Hierbij wordt 70% van de huurinkomsten belast als inkomsten uit eigen woning in box 1, verminderd met de aftrekbare lasten met betrekking tot de eigen woning die

samenhangen met de verhuur van de eigen woning.51 Dit saldo wordt opgeteld bij het

eigenwoningforfait.52 Vervolgens mogen de financieringskosten53 die verband houden met de verhuurde eigen woning hierop in aftrek worden gebracht wat resulteert in een positief of negatief resultaat uit eigen woning. Hieronder volgt een rekenvoorbeeld met een woning met een WOZ-waarde van € 250.000. Hierbij bedraagt het eigenwoningforfait 0,70% (2018) x € 250.000 = € 1.75054. In dit fictieve voorbeeld is € 1.000 aan huur ontvangen waarvan € 300 aan kosten die samenhangen met de verhuur van de woning en geldt een hypotheekrente van € 6.000.

47 Art. 3.113 Wet IB 2001 48 Art. 3.111 lid 7 Wet IB 2001

49 HR 9 september 1987, BNB 1987/298 50 Besluit Staatssecretaris, 2009 51 HR 9 september 1987, BNB 1987/298 52 Art. 3.113 Wet IB 2001 53 Art. 3.120 Wet IB 2001 54 Art. 3.112 Wet IB 2001

(22)

Huurinkomsten tijdelijke verhuur Airbnb € 1.000

Af: huurderskosten - € 300

Netto huuropbrengst € 700

Hiervan is 70% belast € 490

Bij: eigenwoningforfait (zie hierboven) € 1.750

€ 2.240

Af: hypotheekrente - € 6.000

Negatieve opbrengst uit eigen woning € 3.760

3.2.5 Tijdelijke versus permanente verhuur

Zoals hiervoor beschreven blijkt uit de jurisprudentie nog geen duidelijke grens tussen tijdelijke en permanente verhuur. Ingevolge artikel 3.111 lid 7 Wet IB 2001 wordt het

karakter hoofdverblijf niet ontnomen bij tijdelijke verhuur via Airbnb. Bij de kwalificatie van de status hoofdverblijf gaat het om de intentie van de verhuurder. De duur van de

verhuurperiode is van ondergeschikt belang. Hierbij wordt per verhuurperiode beoordeeld of de woning al dan niet de status van hoofdverblijf behoudt.55 Zo lang dit het geval is, blijft de eigenwoningregeling en het eigenwoningforfait gelden voor de Airbnb verhuurder. Tijdelijke verhuur past bij het karakter en de idealen van Airbnb. In 2015 stelden verhuurders in

Amsterdam hun woning gemiddeld 28 dagen open voor verhuur via Airbnb.56 De verhuur via Airbnb zal daarom niet snel kwalificeren als permanente verhuur en dus zal de woning de status van hoofdverblijf in de meeste gevallen behouden. Indien er toch sprake is van permanente verhuur zal de status hoofdverblijf vervallen en zal de woning worden aangemerkt als tweede woning. In dat geval wordt de woning betrokken in de forfaitaire heffing van box 3 of aangemerkt als winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden in box 1.

3.2.6 Tijdelijke verhuur zelfstandig gedeelte eigen woning

Een gedeelte van een woning kwalificeert als zelfstandig indien er sprake is van een eigen toegang en een eigen keuken en toilet.57 De verhuur hiervan bevindt zich echter in een grijs gebied. In een recent arrest van de Rechtbank Noord-Holland werd geoordeeld over de vraag of inkomsten uit tijdelijke verhuur van een gedeelte van een eigen woning al dan niet belast 55 Pipping-van der Storm, 2015

56 de Waard, 2016 57 Rijksoverheid, 2018

(23)

zijn op grond van artikel 3.113 Wet IB 2001.58 De rechtbank oordeelde dat art. 3.113 Wet IB 2001 slechts van toepassing is bij tijdelijke verhuur van de gehele woning. Dit oordeel werd primair gebaseerd op de grammaticale interpretatie van het betreffende artikel omdat woorden als ‘voor zover’ of ‘geheel of gedeeltelijk’ ontbreken. Daarnaast is de rechtbank van mening dat dit ook volgt uit de parlementaire toelichting:

“De regeling is van belang voor woningen die normaliter hoofdverblijf zijn maar bijvoorbeeld door verblijf in het buitenland dan wel tijdens de vakantie tijdelijk aan derden, zijn verhuurd.”59

Als laatste komt de rechtbank tot de conclusie dat de wetsgeschiedenis niet leidt tot een andersluidende conclusie. Inkomsten uit tijdelijke verhuur van een eigen woning werden voor de Wet IB 2001 belast op grond van artikel 42a lid 8 Wet IB 1964, luidende:

“Voor zover een woning ten gevolge van het tijdelijk ter beschikking stellen van derden niet als eigen woning kan worden aangemerkt, worden, in afwijking in zoverre van de derde afdeling van dit hoofdstuk, de inkomsten gesteld op drie kwart van de ter zake van dat ter beschikking stellen verkregen voordelen en andere voordelen uit de onroerende zaak niet in aanmerking genomen.”

Uit het ontbreken van de term ‘voor zover’ in het huidige artikel 3.113 Wet IB 2001 trekt de rechtbank kennelijk de conclusie dat de wetgever heeft bedoeld om tijdelijke verhuur van een gedeelte van de woning uit te sluiten.

Het oordeel van de rechtbank lijkt niet te stroken met de bedoeling van de wetgever. In de parlementaire toelichting heeft de wetgever expliciet aangegeven dat artikel 3.113 in de huidige Wet IB 2001 de vervanger is van artikel 42a lid 8 Wet IB 1964.60 Daarnaast kan uit meerdere bronnen worden opgemaakt dat deze regeling nadrukkelijk wel van toepassing was op de tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning.61 Het lijkt naar mijn idee dan ook de bedoeling van de wetgever om het huidige artikel 3.113 Wet IB 2001 ook van

toepassing te laten zijn op de tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning, hoewel 58 Rechtbank Noord-Holland, 30 mei 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:4343

59 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26727, nr. 3, p. 147 60 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26727, nr. 3, p. 147

61 Kamerstukken II 1991/92, 22336, B, p. 4; Kamerstukken II 1991/92, 22336, nr. 3, p. 3-4; Besluit Staatssecretaris, 2002

(24)

dit niet direct blijkt uit de wettekst. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld door de Belastingdienst. Tot die tijd is het onzeker of de huurbaten verkregen met de tijdelijke verhuur van een gedeelte van de woning zijn belast.

Het oordeel van de rechtbank brengt mee dat de verhuurinkomsten bij tijdelijke verhuur van een gedeelte van de woning onbelast blijven. Ingevolge de rangorderegeling van artikel 2.14, eerste lid van de Wet IB 2001 worden de huurinkomsten uitsluitend als

bestanddeel van één van de belastbare inkomens aangemerkt en dan in volgorde van het eerste van toepassing zijnde hoofdstuk. Dit heeft tot gevolg dat de verhuurinkomsten van een gedeelte van de eigen woning niet in aanmerking worden genomen als bestanddeel voor het inkomen uit sparen en beleggen. Het gedeelte van de eigen woning wordt immers al in aanmerking genomen bij de heffingsgrondslag voor het belastbaar inkomen uit werk en woning. Het feit dat er geen daadwerkelijk voordeel in aanmerking wordt genomen op grond van artikel 3.113 Wet IB 2001 doet hier niet aan af.

Indien het oordeel van de rechtbank uiteindelijk onjuist blijkt te zijn en ook een gedeelte van de woning onder de regeling valt zal dezelfde fiscale behandeling gelden als voor de tijdelijke verhuur van de gehele woning.

3.2.7 Permanente verhuur zelfstandig gedeelte eigen woning

Indien een zelfstandig gedeelte van de eigen woning permanent wordt verhuurd, zullen deze inkomsten in aanmerking worden genomen bij de heffingsgrondslag inkomen uit sparen en beleggen.62 Hiermee eindigt voor dat deel van de woning de eigenwoningregeling van box 1 en daarmee ook de hypotheekrenteaftrek (voor zover dit wel van toepassing is voor een zelfstandig gedeelte: zie 3.3.7). De woning kan immers niet meer als eigen woning

gekwalificeerd worden (zie vereisten 3.3.4). In box 3 worden woningen gewaardeerd op basis van de WOZ-waarde.63 De waarde van dit deel van de woning wordt aangemerkt als bezitting en wordt forfaitair belast. De waarde van de woning wordt bij gehele of gedeeltelijke verhuur aangepast naar de WOZ-waarde vermenigvuldigd met de leegwaarderatio.64 Om de waarde in box 3 te bepalen wordt de brutojaarhuur gedeeld door de WOZ-waarde. Naast deze

leegwaarderatio gelden er twee correcties in bijzondere gevallen, te weten in het geval van erfpacht of ten aanzien van ongesplitst onroerend goed.65 Bij erfpacht houdt dit in dat een zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag aan erfpachtcanon mag worden afgetrokken van de 62 Afdeling 5.1 Wet IB 2001

63 Art. 5.19 jo art. 5.20 Wet IB 2001

64 Art. 17a lid 1 Uitvoeringsbesluit Wet IB 2001 65 Marres e.a., 2017, p. 235

(25)

WOZ-waarde.66 Wat betreft ongesplitst onroerend goed geldt een eventuele verlaging van € 20.000 van de WOZ-waarde van het onroerend goed.67 Bij ongesplitst onroerend goed waar sprake is van erfpacht wordt de hiervoor genoemde factor van 17 vervangen door 20. Indien de toepassing van de leegwaarderatio in samenhang met het gebruik van de WOZ-waarde leidt tot een waardering van 10% (of meer) hoger dan de waarde in het economisch verkeer van de verhuurde woning dan dient deze te worden gewaardeerd op de werkelijke waarde.68 Het deel van de eigen woning dat niet wordt verhuurd blijft belast in box 1 en alleen over dit deel wordt het eigenwoningforfait berekend. Voor het verhuurde gedeelte wordt de hiervoor geldende waarde in aanmerking genomen in box 3 en de huurbaten zijn onbelast.

3.2.8 Tijdelijke en permanente verhuur kamer

In de Wet IB 2001 is een regeling opgenomen voor de meer dan tijdelijke verhuur van een niet zelfstandig gedeelte van de eigen woning (een kamer) waarbij de kwalificatie van hoofdverblijf behouden blijft, te weten de kamerverhuurvrijstelling.69 De

kamerverhuurvrijstelling houdt een vrijstelling in voor de meer dan tijdelijke ter beschikking stelling van een woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en deel uitmaakt van de eigen woning van de belastingplichtige waarbij de huurbaten niet meer dan € 5.246 per jaar mogen bedragen.70 Dit bedrag is exclusief de vergoedingen voor het ter beschikking stellen van gas, water, elektriciteit, stoffering en meubilair.71 Daarnaast moeten zowel de verhuurder als huurder ingeschreven staan op het adres in de basisadministratie van de gemeente.72 Indien aan de voorwaarden voor de kamerverhuurvrijstelling wordt voldaan blijft het

eigenwoningforfait van toepassing op de gehele eigen woning en blijven de huurbaten onbelast.

De vraag is of deze kamerverhuurvrijstelling ook toegepast kan worden op permanente verhuur van een kamer via Airbnb. Indien er permanent een kamer wordt verhuurd via Airbnb zal worden voldaan aan het vereiste van geen zelfstandig onderdeel van de eigen woning, het gaat immers om een kamer. Daarnaast is de verhuur meer dan tijdelijk, namelijk permanent. Echter zal aan de eis dat zowel huurder als verhuurder ingeschreven moeten staan op

66 Art. 17b Uitvoeringsbesluit Wet IB 2001 67 Art. 17a lid 4 Uitvoeringsbesluit Wet IB 2001 68 HR 3 april 2015, BNB 2015/174-175

69 Art. 3.114 Wet IB 2001 70 Art. 3.114 lid 1 Wet IB 2001 71 Soerdjan, 2011

(26)

hetzelfde adres niet snel worden voldaan. Airbnb is namelijk gericht op toeristische en

tijdelijke verhuur. Het permanent verhuren van een kamer zal dan ook zeer waarschijnlijk aan verschillende huurders gebeuren waarbij het onwaarschijnlijk is dat zij zich zullen inschrijven op dit adres. De relatie met de deeleconomie lijkt naar mijn mening te ontbreken bij de kamerverhuurvrijstelling, door het permanente karakter van de verhuur en de ratio achter de regeling. De regeling is namelijk ingevoerd in de Wet IB 1964 met het doel om het aanbod van kamers voor jongeren te vergroten omdat er een tekort aan woonruimte bestond.73 Omdat niet aan alle eisen is voldaan zal de kamerverhuurvrijstelling niet gelden en zal de kamer forfaitair worden belast in box 3. Dit brengt met zich mee dat de waarde van dat deel van de eigen woning en de daarbij horende eigenwoningschuld moeten worden aangegeven in box 3, waarbij de financieringsrente niet mag worden afgetrokken. De ontvangen huurbaten zijn hierbij onbelast.

Indien het gaat om tijdelijke verhuur van een kamer via Airbnb zal zeker niet worden voldaan aan de eis dat verhuurder en huurder ingeschreven moeten staan op hetzelfde adres en daarnaast zorgt het tijdelijke karakter van de verhuur ervoor dat de regeling geen toepassing kan vinden. In dit geval worden de huurbaten op dezelfde wijze belast als de huurbaten bij tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning (zie 3.2.6).

3.2.9 Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen met betrekking tot verhuur van onroerend goed zal sprake zijn als een tweede woning wordt verhuurd. Deze tweede woning, die niet kwalificeert als eigen woning hoort bij het box 3 vermogen. De rendementsgrondslag is de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. De tweede woning kwalificeert als een bezitting.74 In beginsel worden woningen anders dan de eigen woning van een belastingplichtige belast als bezit van onroerend goed in box 3. Schulden kunnen hierbij in aftrek worden gebracht op de waarde van dit onroerend goed. Bij de verhuur via Airbnb van een dergelijke woning zijn de huurbaten onbelast en de waarde van (het deel van) de woning en de bijbehorende eigenwoningschuld worden aangegeven in box 3. Het

belastingtarief is een samenstelling van 0,36% en 5,38%, afhankelijk van de grondslag.75 De financieringsrente mag niet worden afgetrokken. Echter, indien sprake is van meer dan

73 Kamerstukken II 1991-1992, 22336 nr. 3 (MvT) 74 Art. 5.3 lid 1 en lid 2 Wet IB 2001

(27)

normaal vermogensbeheer kunnen de huurbaten toch in box 1 worden belast, als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden.

3.3 Omzetbelasting

Ook de omzetbelasting speelt een belangrijke rol in de deeleconomie en daarom dient er gestreefd te worden naar een eerlijke en efficiënte btw-heffing. Dit niet alleen wat betreft de particuliere aanbieders die gebruiken maken van de deelplatforms, maar ook de deelplatforms zelf. Vragen die hierbij opkomen in verband met Airbnb zijn bijvoorbeeld wie nou feitelijk de aanbieder is van een woning en op welke wijze deze huurbaten in de belastingheffing

betrokken dienen te worden. Het uitgangspunt van de btw is dat het een algemene indirecte verbruiksbelasting is dat verlangt dat al het particulier verbruik belast wordt. Daarom dienen ook de goederen en diensten binnen de deeleconomie op een gelijke wijze met btw belast te worden.

3.3.1 Btw-positie van aanbieders

In artikel 9 tot en met 13 van de Btw-richtlijn zijn de bepalingen inzake belastingplicht met betrekking tot de btw opgenomen. De term ‘belastingplichtige’ is een uniform Europees begrip en in de nationale Wet op de Omzetbelasting 1968 wordt de term ondernemer hiermee gelijkgesteld. Dat wil zeggen dat artikel 7 Wet OB 1968 richtlijnconform moet worden uitgelegd.76 Ingevolge artikel 9 lid 1 van de Btw-richtlijn is een belastingplichtige eenieder die, ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Hierbij is vooral de vraag in welke mate een economische activiteit verricht wordt bij de verhuur via Airbnb. Uit artikel 9 van de Btw-richtlijn blijkt de ruime reikwijdte van het begrip ‘economische activiteit’. Uit deze bepaling volgt dat alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee

gelijkgestelde beroepen als economische activiteit worden beschouwd. Daarnaast wordt nog in het bijzonder gesproken van de exploitatie van een lichamelijk of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Indien prestaties uitsluitend worden verricht om niet worden deze niet als economische activiteit beschouwd.77 Dit staat dus los van het feit dat aan het oogmerk of resultaat van de activiteit geen belang toe komt. Daarnaast volgt uit artikel 2 lid 1 onder a tot en met c dat prestaties onder bezwarende titel dienen te worden verricht. Dit 76 HR 2 mei 1984, BNB 1984/295

(28)

leidt echter niet vanzelfsprekend tot een economische activiteit.78 Activiteiten die incidenteel worden verricht vallen hier namelijk niet onder, er moet sprake zijn van een duurzame prestatie.79 De vraag is nu in hoeverre aanbieders op een deelplatform als Airbnb een

economische activiteit verrichten. De verhuur van de woning is immers vaak slechts voor de duur van een vakantie, wat als een incidentele activiteit kan worden beschouwd. Het Btw-comité heeft wel geoordeeld dat het aanmelden op een deelplatform als een economische activiteit kan worden beschouwd. Over de belastingplicht blijven zij echter onduidelijk. Het Btw-comité merkt namelijk op dat dit niet direct betekent dat dergelijke activiteiten belast zijn.80 Waar de grens ligt bij het al dan niet deelnemen aan het economisch verkeer blijft daarom onduidelijk. Hiermee blijft de vraag of en in hoeverre verhuurders die hun woning verhuren via Airbnb belast zijn met btw onbeantwoord. Wel valt op te merken dat verhuur van onroerende zaken is vrijgesteld van btw op grond van art. 11 lid 1 onderdeel b wet OB 1968. Echter, de kortstondige verhuur van onroerend goed in het kader van hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf vormt een uitzondering op deze hoofdregel en is dus van rechtswege belast met btw.81 Tijdelijke verhuur sluit aan bij het karakter van Airbnb en dus zullen de huurbaten in de meeste gevallen belast zijn met btw.

Artikel 281 tot en met 294 van de Btw-richtlijn geven lidstaten de mogelijkheid om vereenvoudigde regels op te stellen voor de belastingheffing en belastinginning van kleine ondernemingen. In Nederland is hiervan gebruik gemaakt door invoering van de

kleineondernemingsregeling (hierna: KOR). Indien het btw-bedrag verschuldigd in een jaar niet hoger is dan €1.345 wordt een volledige vrijstelling van btw verleend. Een verschuldigd btw-bedrag tussen de €1.345 en €1.883 geeft de belastingplichtige recht op vermindering van de verschuldigde btw.82 Ook al zouden verhuurders op een Airbnb platform dus kwalificeren als belastingplichtige voor de btw, zij zullen in het algemeen geen btw verschuldigd zijn over de verrichtte prestaties. Indien toch btw verschuldigd is, is de btw op goederen en diensten voor zover deze worden gebruikt voor belaste handelingen aftrekbaar.83 Om de

administratieve lasten te beperken is het tevens mogelijk om op grond van art. 25 lid 3 Wet OB 1968 te verzoeken om ontheffing van administratieve lasten.

78 HvJ EU 12 mei 2016, nr. C-520/14 (Gemeente Borsele), r.o. 28

79 HvJ EG 26 september 1996, nr. C-230/94 (Renate Enkler), r.o. 20; HvJ EG 13 december 2007, nr. C-408/-6 (Franz Götz), r.o. 18

80 Working Paper, 2015, p. 6 81 Art. 11 lid 1 onderdeel b sub 2

82 Art. 25 Wet OB 1968 en art. 24-25a Uitvoeringsbeschikking OB 1968 83 Art. 2 Wet OB 1968

(29)

De vraag is of de KOR met het oog op de deeleconomie wenselijk is. Er wordt immers direct in concurrentie getreden met hotels. Daar waar Airbnb niet of nauwelijks is gebonden aan bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften en het beschikken over vergunningen, moet de hotelbranche aan allerlei strikte regels voldoen. Daarnaast is het zo dat de drempel om deel te nemen aan de nieuwe economie veel lager is dan deel te nemen aan de oude economie. Echter, mijns inziens wordt oneerlijke concurrentie nu al tegengegaan door beperking van aantal dagen verhuur en door de overeenkomsten die worden gesloten tussen overheden en Airbnb. De populariteit van Airbnb geeft aan dat klassieke hotelbranche moet innoveren en investeren om deze concurrentie te voorkomen. Tevens blijkt uit een analyse van de

Rabobank dat de gevolgen voor de klassieke hotelbranche niet erg groot zijn.84 3.4 Toeristenbelasting

Bij de verhuur van een woning kan men te maken krijgen met toeristenbelasting. Niet alle gemeenten heffen toeristenbelasting en daarnaast verschilt de hoogte per gemeente. Airbnb heeft een overeenkomst gesloten met de gemeente Amsterdam om lokale belastingen zoals toeristenbelasting namens de verhuurders te innen en af te dragen. Dit wordt gedaan door deze belasting te innen tijdens het reserveren, wat vervolgens door Airbnb wordt afgedragen namens de verhuurders aan de gemeente. Artikel 224 van de Gemeentewet voorziet

gemeenten van de bevoegdheid om toeristenbelasting te heffen ter zake van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven. In Amsterdam is dit bijvoorbeeld 6% over de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht.85 Dit wordt dan ook ingehouden en afgedragen door Airbnb aan de gemeente Amsterdam die erop moet vertrouwen dat dit op correcte wijze plaatsvindt aangezien zij geen inzage hebben in de gegevens van de

verhuurders. Indien er geen sprake is van een overeenkomst tussen Airbnb en de gemeente, zal er in veel gevallen geen toeristenbelasting worden geheven. Dit komt doordat verhuurders zich er vaak niet van bewust zijn dat ze dit moeten afdragen en daarnaast hebben gemeenten geen inzage in gegevens van Airbnb. Dit draagt bij aan oneerlijke concurrentie en juist om die reden is er een dergelijke overeenkomst gesloten tussen Airbnb en de gemeente Amsterdam. Tevens is Airbnb van plan om een overkoepelende overeenkomst met gemeenten te sluiten om informatie-uitwisseling en de betaling van toeristenbelasting te bevorderen.86

84 Rabobank, 2017

85 Art. 4 en 5 Verordening Toeristenbelasting 2018, Gemeente Amsterdam 86 Hoeks, 2018

(30)

3.5 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is de fiscale wet- en regelgeving rondom Airbnb behandeld. Aan de hand hiervan kan een antwoord worden gevormd op de tweede deelvraag: ‘Hoe worden de huurinkomsten behaald met Airbnb onder het huidige systeem belast?’. Binnen de inkomstenbelasting geldt de zogenaamde rangorderegeling om inkomsten en

vermogensbestanddelen toe te rekenen aan verschillende boxen. De huurinkomsten verkregen met Airbnb kunnen in box 1 worden belast als winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden of als inkomsten uit eigen woning. Daarnaast kunnen huurinkomsten worden gekwalificeerd als belastbaar inkomen uit sparen en beleggen of onder de

kamerverhuurvrijstelling vallen. Hieronder schematisch de verschillende scenario’s met gevolgen weergegeven.

Tabel 1. Verschillende vormen van verhuur met fiscale gevolgen

Kwalificatie Toepassing Gevolgen

Eigenwoningregeling Box 1 De eigenwoningregeling is van toepassing bij

incidentele verhuur van de gehele eigen woning.

70% van de huurinkomsten belast als voordelen uit eigen woning, verminderd met de aftrekbare lasten met betrekking tot de eigen woning die samenhangen met de verhuur van de eigen woning. Dit saldo wordt opgeteld bij het

eigenwoningforfait. Winst uit onderneming Box 1 Huurbaten vallen onder

WUO indien er sprake is van meer dan normaal

vermogensbeheer en er sprake is van een onderneming.

Huurbaten belast in box 1. Gebruik kan worden gemaakt van verschillende ondernemersfaciliteiten zoals de MKB-winstvrijstelling, ondernemersaftrek en de herinvesteringsreserve.

Resultaat uit overige werkzaamheden

Box 1 Huurbaten vallen onder ROW indien er sprake is van meer dan normaal

vermogensbeheer, maar geen sprake is van een

onderneming.

Huurbaten belast in box 1. Hierbij zijn de kosten aftrekbaar en over het verhuurde gedeelte van de woning kan worden afgeschreven.

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Box 3 Permanente verhuur van (een gedeelte van) de woning (verhuur tweede woning).

De huurbaten blijven onbelast. De woning wordt gewaardeerd op de WOZ-waarde en met de bijbehorende

eigenwoningschuld wordt dit aangegeven in box 3.

(31)

Kamerverhuurvrijstellin g

Box 1 Meer dan tijdelijke ter beschikking stelling van een onzelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van de eigen woning.

Indien de huurbaten minder bedragen dan €5.246 en zowel huurder als verhuurder op hetzelfde adres staan ingeschreven blijven de huurbaten onbelast. Het eigenwoningforfait blijft van toepassing op de gehele woning. Onbelast - Tijdelijke verhuur van een

gedeelte van de woning.

Blijft onbelast

De vraag of de verhuurinkomsten belast zijn met btw hangt ervan af of er al dan niet wordt deelgenomen aan het economisch verkeer. Wanneer iets als een economische activiteit kan worden beschouwd is echter nog onduidelijk en bestaat er een grijs gebied. Daarnaast is door invoering van de KOR de vraag of Airbnb verhuurders überhaupt wel in de btw-heffing worden betrokken. Het platform Airbnb wordt wel in de btw-heffing betrokken. Het platform wordt gezien als een bemiddelaar. Dit heeft tot gevolg dat slechts de vergoeding voor

bemiddeling onderworpen is aan de heffing van btw.

Als laatste is er toeristenbelasting verschuldigd, dit verschilt echter per gemeente.

4. Geschiktheid van de huidige fiscale regelgeving om effectief belasting te heffen over inkomsten uit de deeleconomie

(32)

Met effectiviteit, ook wel doeltreffendheid, wordt de mate waarin de beoogde doelstellingen worden gerealiseerd bedoeld. De doelstellingen van de Wet inkomstenbelasting 2001 die blijken uit de parlementaire toelichting zijn primair het komen tot een meer rechtvaardige heffing door middel van invoering van het boxenstelsel en een stelsel van forfaitair rendement voor inkomen uit sparen en beleggen.87 Verschillende soorten inkomsten worden onder de Wet IB 2001 tegen een verschillend effectief tarief belast. Het toepassen van geldende heffingsregels op de nieuwe deeleconomie waarvoor zij niet ontworpen zijn, brengt onduidelijkheid met zich mee. Tot dusver is er geen eenduidig antwoord te geven op hoe voordelen behaald met online platformen gekwalificeerd moeten worden binnen de Wet IB 2001. Per situatie zijn de omstandigheden van het geval doorslaggevend. Hoewel Airbnb wel een meer specifieke wetgeving kent (o.a. eigenwoningregeling en overeenkomsten met lokale overheden), blijft de wijze waarop huurinkomsten moeten worden belast onduidelijk.

Verwarring ontstaat met name door het verschil tussen tijdelijke en permanente verhuur, wanneer een ruimte kwalificeert als (een gedeelte van de) eigen woning en of sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. Een andere fiscale behandeling kan hiervan bijvoorbeeld het gevolg zijn, enerzijds als ondernemer op grond van afdeling 3.2 Wet IB 2001 en

anderzijds als resultaatgenieter op grond van afdeling 3.4 Wet IB 2001. Dit brengt mee dat uiteindelijk een ander effectief tarief van toepassing is op ieder van deze

inkomenscategorieën. Door deze verschillen in fiscale behandeling blijven huurbaten mogelijk onbelast, of worden verschillende tarieven toegepast. Dit is naar mijn idee niet in overeenstemming met de doelstellingen van de Wet IB 2001. Hoewel het verschillend belasten van inkomsten die in een verschillende bron vallen in overeenstemming is met de Wet IB 2001, lijkt dit met betrekking tot Airbnb niet te stroken met de bedoeling van de wetgever. Dit omdat juist op vrijwel identieke verhuur situaties verschillende

inkomenscategorieën van toepassing zijn. Dit heeft tot gevolg dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld.

4.2 Efficiëntie

Efficiëntie, ook wel doelmatigheid, is de verhouding tussen de middelen en het te bereiken doel. Wat efficiëntie betreft kan worden gekeken naar de openbaarheid van gegevens van deelplatformen. Ingevolge de recent ingevoerde algemene verordening gegevensbescherming

(33)

kunnen deelplatformen niet verplicht worden om persoonsgegevens af te staan aan

overheden.88 Dit wordt gedaan met het oog op waarborgen van privacy. Het garandeert zowel gebruikers als aanbieders die gebruik maken van een deelplatform dat hun persoonsgegevens op de juiste wijze worden beschermd.89 Dit heeft tot gevolg dat mogelijk een groot deel van de inkomsten behaald deelplatformen buiten het zicht van de Belastingdienst blijft en er dus geen heffing plaatsvindt. Het is dan ook een grote kostenpost voor de Belastingdienst om dit te controleren.

Ook is het eigenwoningregime een zeer gecompliceerd wettelijk construct wat zowel moeilijk te begrijpen als moeilijk uitvoerbaar is.90 In de literatuur wordt op een aanpassing dan wel een vereenvoudiging van de huidige regeling gehamerd.91 Hierin wordt de overgang naar box 3 als oplossing aangedragen. Niet alleen wordt het systeem dan begrijpelijker en eenvoudiger, ook zal er dan geen verschil meer zijn in fiscale behandeling met overig kapitaalinkomen. Overheveling naar box 3 zal zorgen voor neutraliteit tussen verschillende soorten particulier vermogen.

4.3 Wenselijkheid en mogelijkheid van aanpassing fiscale wet- en regelgeving

De groeiende deeleconomie met een grote mate aan variëteit roept veel vragen op. De vraag hoe de wet- en regelgeving rondom Airbnb aangepast zou moeten worden om tot een

effectieve heffing te komen, is eigenlijk een vraag die geldt voor de deeleconomie als geheel. Airbnb is slechts een klein onderdeel van een veel groter fenomeen. De grootste uitdaging voor de Belastingdienst is het handhaven en controleren binnen de deeleconomie. De beperkte mate van gegevensuitwisseling, het gebrek aan fiscale kennis van deelnemers aan de

deeleconomie en de kleine kans dat zij gepakt worden brengt mee dat er geen juiste

belastingaangifte wordt gedaan. De verscheidenheid aan mogelijke heffingsgrondslagen en de moeilijke uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst als gevolg van beperkte

informatie-uitwisseling, brengen met zich mee dat de huidige wet- en regelgeving niet toereikend is om effectief te heffen over inkomsten uit deze nieuwe economie. Anderzijds kan worden

beargumenteerd dat bij het formuleren van nieuwe dan wel aanpassing van huidige fiscale wet- en regelgeving geen rekening kan worden gehouden met deze snel ontwikkelende

88 Verordening (EU) 2016/679 89 COM(2016)

90 Caminada & Stevens, 2017 91 van den Dool, 2017

(34)

nieuwe economie. In de literatuur wordt beargumenteerd dat de bestaande open normen afdoende zijn om deze problemen het hoofd te bieden.92

4.4 Deelconclusie

Aan de hand van dit hoofdstuk moet een antwoord op de volgende deelvraag worden

geformuleerd: Is de huidige wet- en regelgeving geschikt om effectief belasting te heffen over inkomsten uit de deeleconomie? De geldende heffingsregels moeten worden toegepast op de nieuwe deeleconomie waarvoor zij niet ontworpen zijn. Dit brengt veel onduidelijkheid met zich mee. Enerzijds wordt in de literatuur beargumenteerd dat de huidige fiscale wetgeving wel toereikend is om te heffen over inkomsten uit de deeleconomie. Echter, de verhuur inkomsten behaald met Airbnb zijn nu op verschillende manieren te kwalificeren, wat het zowel particulieren als de Belastingdienst onnodig moeilijk maakt. De verschillen in fiscale behandeling en toepassing van verschillende tarieven maakt dat de huidige wet- en

regelgeving de inkomsten uit de deeleconomie niet effectief belast.

5. Oplossingen en reikwijdte van aanpassing fiscale wet- en regelgeving

5.1 Inleiding

(35)

De onduidelijkheid bij de toepassing van bestaande heffingsregels en het uitblijven van nieuwe wetgevingsinitiatieven op het gebied van de deeleconomie vraagt om verandering van de huidige wet- en regelgeving. Mogelijke oplossingen om de inkomsten uit de deeleconomie effectief te belasten zijn daarom wenselijk.

5.2 Nationale initiatieven

In Nederland wordt wijziging van het bestaande fiscale stelsel aangemoedigd door

verschillende experts op het gebied van de deeleconomie.93 Het kabinet is echter van mening dat de Nederlandse wet- en regelgeving wel toereikend is. Dit blijkt uit een kamerbrief met een kabinetsreactie op het rapport van het Rathenau Instituut over de deeleconomie.94 De staatssecretaris is wel van mening dat de opkomende deeleconomie uitdagingen meebrengt voor de belastingheffing. Maar toch, ondanks de vervaging van grenzen tussen

inkomensvormen en lastige uitvoerbaarheid voor de belastingdienst, is hij van mening dat het huidige wettelijke fiscale kader toereikend is om deze nieuwe verdienmodellen effectief te belasten. Het huidige stelsel is volgens hem toereikend, omdat de inkomsten in de

deeleconomie tot belastbare bronnen van inkomen kunnen worden gerekend. Hij is daarom van mening dat de extra informatie en handvatten die worden geboden op de website van de Belastingdienst een afdoende oplossing vormen.95 Dit houdt in een uitleg omtrent de fiscale regels wat betreft de meest voorkomende activiteiten van de deeleconomie, waaronder het delen van woningen. Aan de hand hiervan kunnen belastingplichtigen hun fiscale positie eenvoudig bepalen, wat tevens het werk van de Belastingdienst zou moeten

vergemakkelijken. Echter, zoals blijkt uit hoofdstuk 3 van deze scriptie worden niet alle vormen van verhuur evenwichtig belast. Er is echter wel een motie betreffende nader onderzoek naar het huidige belastingstelsel en mogelijke aanpassing om digitale diensten in de belastingheffing te betrekken aangenomen, waarbij ook wordt gekeken naar de rol van deelplatformen.96 Uit het Belastingplan 2018 blijkt vooralsnog dat het kabinet van mening is dat het huidige systeem toereikend is om de inkomsten uit de deeleconomie in te passen.97 Wel blijkt uit deze kamerstukken dat het kabinet onderzoek wil doen naar hoe de

belastingheffing het best vormgegeven kan worden en op welke wijze het meest effectief de inkomsten behaald door activiteiten op deelplatformen belast kunnen worden. Hierbij zal er 93 Mol-Verver, 2017 en Renkers, 2017

94 Frenken e.a., 2017 en Kamerbrief, 2018 95 Belastingdienst, Oktober 2018

96 Kamerstukken II 2017/2018, 34 785 nr. 57 97 Kamerstukken II 2017/2018, 34785, nr. G, p. 20

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Staatssecretaris stelt in zijn antwoord op de kamervragen: 'Ter vermijding van misver­ standen zal de Belastingdienst er nog expliciet op worden gewezen dat dit laatste

Hoofstuk 10: Sintese van doelwitte D en E - Metateoretiese beginsels oor hoe prediking geestelike groei in 'n gemeente kan bevorder.. Die doel van hierdie navorsing i s om

Door de invoering van de WNRA behouden werknemers wel de arbeidsvoorwaarden die voortvloeien uit de thans geldende cao, maar de WNRA regelt niet dat werknemers automatisch

Het is de taak van de samenleving om alles in het werk te stellen om te voor- komen dat mensen door hun beperking geen deel kunnen nemen aan een normaal leven, niet gewoon

Hierin werden opgenomen de ontwikkelingen op het gebied van de ademanalyse en een samenvatting van een discussienota die de SWOV in 1979 maakte voor de

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

2p 23 Leg uit dat als dit jaar de staatsschuld afneemt, hierdoor in latere jaren ruimte ontstaat voor hogere overheidsuitgaven voor 65

Op welke manier heeft de politie in loop der tijd het voorspellen van criminaliteit steeds verder omarmd en welke knelpunten kunnen bij de implementatie van predictive