• No results found

Ik heb twee mama’s en twee papa’s en jij?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ik heb twee mama’s en twee papa’s en jij?"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ik heb twee mama’s en

twee papa’s en jij?

Naam: Desiree Göbel Studentnummer: 10590293

Begeleidster: M.I. Peereboom-van Drunick Inleverdatum: 14 juli 2017

(2)

Abstract

In dit onderzoek is onderzocht of het wenselijk is dat er een regeling komt voor juridisch meerouderschap, deze vraag werd bekeken vanuit het oogpunt van het belang van het kind. In hoofdstuk 1 wordt de huidige regeling van het afstammingsrecht uiteengezet. In hoofdstuk 2 wordt het rapport herijking ouderschap besproken, de Staatscommissie stelt in haar rapport voor om meerouderschap wettelijk te reguleren, de toekomstige ouders moeten een

meerouderschapsovereenkomst sluiten waarin afspraken moeten staan over onder andere de opvoeding en verzorging van het kind, de hoofdverblijfplaats van het kind en de wijze waarop afspraken in de meerouderschapsovereenkomst gewijzigd kunnen worden. Deze

meerouderschapsovereenkomst moet goedgekeurd worden door de rechter. Om te kijken of deze voorstellen in het belang van het kind zijn, is er in hoofdstuk 3 eerst onderzocht wat er wordt verstaan onder het belang van het kind. Er is geen definitie voor het belang van het kind, wel zijn er een aantal overeenkomsten tussen het IVRK, het Best Interests of the Child (BIC)-model en de zeven punten van goed ouderschap uit het rapport, deze overeenkomsten kunnen een minimale definitie vormen van het belang van het kind. Het gaat om de volgende overeenkomsten: continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en verzorging, verzorging,

bescherming en veiligheid van het kind, een affectief klimaat en een ondersteunende

opvoedingsstructuur. Deze punten staan impliciet in het voorgestelde artikel 1:203 sub a BW1 en moeten worden vastgelegd in de meerouderschapsovereenkomst, maar het is niet duidelijk hoe uitgebreid deze afspraken moeten zijn en wat er gebeurt als een ouder zich niet aan de afspraken houdt, hierdoor wordt het belang van het kind niet genoeg gewaarborgd in de voorstellen van de Staatscommissie. Vanuit het oogpunt van het kind gezien is het daarom niet wenselijk dat er een regeling komt voor juridisch meerouderschap, mocht de regering besluiten om juridisch meerouderschap wel wettelijk te reguleren dan wordt er aanbevolen om de overeenkomsten tussen het IVRK, het BIC-model en de zeven punten van goed ouderschap op te nemen in de wet zodat de rechter meer houvast heeft als hij de

meerouderschapsovereenkomst moet toetsen aan het belang van het kind. Ook wordt er aanbevolen om toestemming van de rechter verplicht te stellen als de ouders de

meerouderschapsovereenkomst willen wijzigen, dit om het belang van het kind te beschermen.

Inhoudsopgave

1 Zie bijlage 5.

(3)

Inleiding 5 1. Huidige regeling afstammingsrecht

§ 1.1 Huidige regeling 7

§ 1.2 Verschillende soorten ouders 9

§ 1.3 Verschillen tussen een juridisch ouder en een niet-juridisch ouder 11

2. Rapport herijking ouderschap

§ 2.1 Totstandkoming Staatscommissie 13

§ 2.2 Samenstelling gezinnen 13

§ 2.3 Adviezen Staatscommissie 15

§ 2.3.1 Juridisch meerouderschap 15

§ 2.3.2 Eenvoudige adoptie 16

3. Belang van het kind

§ 3.1 Inleiding 19

§ 3.2 IVRK 19

§ 3.3 BIC-model 22

§ 3.4 Het belang van het kind in het rapport herijking ouderschap 24

§ 3.5 Gemene deler 26

4. Analyse en aanbevelingen

§ 4.1 Inleiding 28

§ 4.2 Voor- en nadelen meerouderschap 28

§ 4.3 Kritiek op het rapport 30

§ 4.4 Waarborgen voor het belang van het kind in het rapport herijking ouderschap 31

§ 4.5 Aanbevelingen 33

Conclusie 36

Literatuurlijst 37

(4)

I Juridisch ouderschap 42

II Huishoudenssamenstelling 42

III Combinatie huishoudsamenstelling en juridisch ouderschap 43

IV Juridisch ouderschap in gezinnen met twee vrouwen 43

V Aanbevolen wetswijzigingen 44

(5)

Aanleiding

Tegenwoordig zijn er steeds meer niet-traditionele gezinnen. Hierbij kan gedacht worden aan een vrouwenstel en een mannenstel die samen de zorg voor hun zoontje Quinten dragen.2 De ene week is hun zoontje bij zijn vaders en de andere week is hij bij zijn moeders. Eén moeder en één vader zijn de biologische ouders van Quinten, zij zijn tevens de juridische ouders van Quinten. De man en vrouw die niet de biologische ouders zijn van Quinten dragen wel de zorg voor Quinten, maar zij kunnen geen juridisch ouder van Quinten zijn, een kind kan immers maar maximaal twee juridische ouders hebben.3

Probleemstelling

In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Is het vanuit het belang van het kind gezien wenselijk dat er een nieuwe regeling komt voor juridisch ouderschap? In dit onderzoek wordt er gekeken naar intentionele meeroudergezinnen. Intentionele meeroudergezinnen zijn gezinnen ‘waar het vanaf de start duidelijk is dat er meer dan twee volwassenen betrokken zijn bij de verwekking en het leven van het kind’.4 Hierbij kan gedacht worden aan

bijvoorbeeld een lesbisch stel die met behulp van een bekende donor een kind krijgen. Het kan ook gaan om een homostel of heterostel die met behulp van een draagmoeder een kind krijgen en alle drie zorg willen dragen voor het kind. Ook een gezin zoals hierboven

beschreven met een vrouwenstel en een mannenstel die samen de zorg voor hun kind dragen valt onder het begrip intentioneel meeroudergezin. Bij niet-intentionele meeroudergezinnen gaat het om de situatie waarin door nieuwe relaties van de ouder(s), meerdere volwassenen in een later stadium betrokken raken bij de zorg van het kind.5 Bij niet-intentionele

meeroudergezinnen was het niet gepland dat zij een meeroudergezin zouden gaan vormen. In dit onderzoek staan de intentionele meeroudergezinnen centraal.

Opbouw

In hoofdstuk 1 wordt uiteengezet hoe de huidige regeling van het afstammingsrecht er uitziet en wat de verschillen zijn tussen een juridisch ouder en een niet-juridisch ouder.In hoofdstuk 2 wordt er eerst aandacht besteed aan de samenstelling van gezinnen in Nederland, vervolgens wordt er gekeken naar het rapport herijking ouderschap. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe volgens de Staatscommissie juridisch meerouderschap gerealiseerd dient te worden. In hoofdstuk 3 komt de vraag aan bod wat er onder het belang van het kind moet worden 2 http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2146842-twee-moeders-twee-vaders-volgt-nu-ook-de-wet.html, zie ook ‘Met het oog op morgen’, NOS, 6 dec. 2016.

3 Art. 1:198 BW, art. 1:199 BW, art. 1:204 lid 1 sub e BW & art. 1:207 lid 2 sub a BW, zie ook eind § 1.1. 4 Antokolskaia 2014, p. 31.

(6)

verstaan. Om antwoord te geven op deze vraag wordt het IVRK als grondslag gebruikt, vervolgens wordt er gekeken naar het Best Interests of the Child(BIC)-model en daarna wordt er gekeken wat de Staatscommissie in het rapport herijking ouderschap zegt over het belang van het kind. In de laatste paragraaf van hoofdstuk 3 wordt geëvalueerd of deze verschillende zienswijze over het belang van het kind een gemene deler hebben. In hoofdstuk 4 wordt de kritiek op het rapport herijking ouderschap besproken, vervolgens wordt een analyse gemaakt over de wenselijkheid van een nieuwe regeling van juridisch ouderschap. In de laatste

paragraaf van hoofdstuk 4 worden een aantal aanbevelingen gedaan. Als laatste volgt de conclusie.

Methode

In dit onderzoek wordt onderzocht of het wenselijk is dat er een nieuwe regeling komt die het mogelijk maakt dat een kind meer dan twee juridische ouders kan hebben, dit wordt bekeken vanuit het belang van het kind. Er wordt gebruik gemaakt van een literatuuronderzoek. De belangrijkste bron van dit onderzoek is het rapport herijking ouderschap waarin de

Staatscommissie een advies geeft over hoe de regeling van juridisch meerouderschap eruit zou moeten komen te zien. Dit onderzoek bevat een combinatie van drie verschillende invalshoeken. De eerste invalshoek is beschrijven, deze invalshoek wordt in hoofdstuk 1 gebruikt waar de huidige regeling van het afstammingsrecht wordt beschreven. De tweede invalshoek is evalueren, er wordt gekeken of het wenselijk is om de Staatscommissie te volgen en juridisch meerouderschap te regelen. De derde invalshoek is adviseren omdat er in paragraaf 4.4 een aantal aanbevelingen worden gedaan. Het doel van dit onderzoek is om een aanbeveling te geven of het vanuit het oogpunt van het belang van het kind gezien wenselijk is dat er een nieuwe regeling komt waardoor het mogelijk is om meer dan twee juridische ouders te hebben.

Leeswijzer

In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van het rapport herijking ouderschap, de

hoofdstukken 7 (gezag), 8(draagmoederschap binnen Nederland) en 10(ouderschap, gezag en draagmoederschap in internationaal privaatrechtelijk perspectief) van dit rapport blijven buiten beschouwing in dit onderzoek omdat deze hoofdstukken niet relevant zijn voor dit onderzoek.

1. Huidige regeling afstammingsrecht

§ 1.1 Huidige regeling

(7)

Het afstammingsrecht is geregeld in titel 1.11 van het Burgerlijk Wetboek. De artikelen die voor dit onderzoek van belang zijn, zullen hier even kort worden uitgelicht.

Artikel 1:197 BW bepaalt dat een kind in familierechtelijke betrekking staat tot zijn ouders en hun bloedverwanten. Ouders betekent hier de juridische ouders, als er in de wet staat ouder zonder dat er een verdere aanduiding wordt gebruikt, dan wordt de juridisch ouder bedoeld.

Moederschap

Op 1 april 2014 is de wet lesbisch ouderschap in werking getreden,6 hiermee is de aansluiting bij de biologische afstamming gedeeltelijk verlaten. Een vrouw kon vóór de inwerkingtreding van de wet lesbisch ouderschap maar op twee manieren juridisch moeder worden. Een vrouw werd moeder als zij het kind had gebaard of als zij het kind had geadopteerd.7 Een vrouw kan sinds de invoering van de wet lesbisch ouderschap op vijf verschillende manieren juridisch moeder worden van een kind.

De eerste manier om juridisch moeder te worden van het kind staat in artikel 1:198 lid 1 sub a BW: een vrouw wordt juridisch moeder van het kind dat zij heeft gebaard, dit gebeurt van rechtswege.

De tweede manier om juridisch moeder te worden staat in artikel 1:198 lid 1 sub b BW: een vrouw die getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft met de vrouw die het kind heeft gebaard, wordt ook van rechtswege juridisch moeder van het kind. Hierbij moet ze wel aan bepaalde eisen voldoen:

- Het kind is verwerkt door kunstmatige donorbevruchting. - De identiteit van de donor is onbekend.

- Er moet een verklaring worden afgegeven waaruit blijkt dat het gaat om een anonieme donor.

- De verklaring moet worden overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand bij de aangifte van het kind.

Als er aan één van deze vereisten niet is voldaan dan wordt de vrouw niet van rechtswege juridisch moeder op grond van artikel 1:198 lid 1 sub b BW. Indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap na de kunstmatige donorbevruchting en voor de geboorte van het kind door de dood van de echtgenote van de vrouw die het kind baart, wordt ontbonden, dan blijft de overleden echtgenote juridisch moeder van het kind als aan alle hierboven genoemde vereisten is voldaan, dit geldt ook indien de vrouw die het kind baart was hertrouwd of een

6 Stb. 2013, 480. 7 Art. 1:198 oud BW.

(8)

nieuw geregistreerd partnerschap was aangegaan. Als niet aan alle hierboven genoemde vereisten is voldaan wordt de vrouw dus niet van rechtswege juridisch moeder van het kind, maar de vrouw kan nog wel moeder worden van het kind op grond van artikel 1:198 lid 1 sub c-e BW.

De derde manier om juridisch moeder te worden staat in artikel 1:198 lid 1 sub c BW: een vrouw wordt juridisch moeder van het kind als zij het kind heeft erkend.

De vierde manier om juridisch moeder te worden staat in artikel 1:198 lid 1 sub d BW: de vrouw van wie het ouderschap gerechtelijk is vastgesteld, wordt juridisch moeder van het kind.

De vijfde manier om juridisch moeder te worden staat in artikel 1:198 lid 1 sub e BW: een vrouw wordt juridisch moeder van het kind als zij het kind heeft geadopteerd.

Als twee vrouwen met elkaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben en ze voldoen aan de eisen van artikel 1:198 lid 1 sub b BW, dan staan beide moeders van

rechtswege in familierechtelijke betrekking tot hun kind. Als ze niet getrouwd zijn dan staat de moeder die het kind heeft gebaard wel van rechtswege in familierechtelijke betrekking tot het kind, maar de duomoeder staat pas in familierechtelijke betrekking tot het kind als zij het kind heeft erkend, haar ouderschap gerechtelijk is vastgesteld of zij het kind heeft

geadopteerd.

Vaderschap

Het vaderschap is geregeld in artikel 1:199 BW. Een man kan op vijf verschillende manieren juridisch vader worden van het kind.

De eerste manier staat in artikel 1:199 sub a BW: een man wordt van rechtswege juridisch vader van het kind als hij getrouwd is of een geregistreerd partnerschap heeft met de vrouw die het kind heeft gebaard.

De tweede manier staat in artikel 1:199 sub b BW: een man wordt juridisch vader van het kind als zijn huwelijk met de vrouw die het kind heeft gebaard binnen 306 dagen voor de geboorte door zijn dood is ontbonden, dit geldt ook indien de moeder opnieuw getrouwd was of een geregistreerd partnerschap was aangegaan.

De derde manier staat in artikel 1:199 sub c BW: een man wordt juridisch vader als hij het kind heeft erkend.

De vierde manier staat in artikel 1:199 sub d BW: een man wordt juridisch vader als zijn vaderschap gerechtelijk is vastgesteld.

(9)

artikel 1:199 sub e BW: een man wordt juridisch vader van het kind als hij het kind heeft geadopteerd.

Zowel een man als een vrouw worden dus juridisch ouder van het kind als zij het kind hebben erkend, hun ouderschap gerechtelijk is vastgesteld of alszij het kind hebben geadopteerd. Als de ouders met elkaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, dan staan zowel de vader als de moeder van rechtswege in familierechtelijke betrekking tot hun kind. Als de ouders niet met elkaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben, dan staat de moeder wel van rechtswege in familierechtelijke betrekking tot het kind, maar de man staat pas in familierechtelijke betrekking tot het kind als hij het kind heeft erkend, zijn

vaderschap gerechtelijk is vastgesteld of hij het kind heeft geadopteerd, dan kan de man juridisch vader worden genoemd.

Erkenning, gerechtelijke vaststelling ouderschap en adoptie

In afdeling 3 van titel 1.11 BW wordt de erkenning geregeld, het belangrijkste artikel van deze afdeling voor dit onderzoek is artikel 1:204 lid 1 sub e BW, waarin staat dat een erkenning nietig is wanneer er al twee juridische ouders zijn.

In afdeling 4 van titel 1.11 BW wordt de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap geregeld. Net zoals bij erkenning kan de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap niet plaatsvinden als het kind al twee juridische ouders heeft, zie artikel 1:207 lid 2 sub a BW. Ook door adoptie kan een kind niet meer dan twee juridische ouders krijgen, want de adoptieouders komen in familierechtelijke betrekking te staan maar de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn oorspronkelijke ouders houdt op te bestaan, zie artikel 1:229 leden 1 en 2 BW.

Het is dus in de huidige regeling niet mogelijk om twee of meer juridische ouders te hebben.

§ 1.2 Verschillende soorten ouder

Er zijn verschillende soorten ouders. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de juridische ouder, de biologische ouder en de sociale ouder, omdat deze verschillende soorten ouderschap leiden tot verschillende rechtsgevolgen.

Juridisch ouder is degene die volgens de wet ouder is van het kind, degene die dus op basis van artikel 1:198 of 1:199 BW vader of moeder is geworden, zie de vorige paragraaf.

Biologisch moeder

Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de definitie die Henstra8 hanteert voor het 8 Henstra 2002, p. 68.

(10)

begrip biologische moeder. Er is voor de definitie van Henstra gekozen omdat zij onderscheid maakt tussen het genetisch aspect en het zwangerschapsaspect. Onder biologische moeder wordt verstaan de vrouw die het genetische materiaal heeft geleverd en die het kind ook heeft gedragen en heeft gebaard.9 Er kunnen dus twee verschillende aspecten van het biologisch moederschap worden onderscheiden, namelijk het genetisch aspect en het

zwangerschapsaspect. De vrouw die de eicel levert is de genetische moeder. De band tussen het kind en de genetische moeder wordt de genetische band genoemd. De vrouw die het kind draagt, is de geboortemoeder. De band tussen deze vrouw en het kind kan de geboorteband worden genoemd10 of er kan worden gesproken van zwangerschapszorg.11 Als door middel van IVF de eicel van de genetische moeder wordt geplaatst in de baarmoeder van de geboortemoeder kan een kind dus twee biologische moeders hebben.

Biologisch vader

De verwekker is degene die het kind op natuurlijke wijze heeft verwekt.12 De biologische vader/spermadonor is degene diehet genetisch materiaal heeft geleverd voor kunstmatige bevruchting.13 Zowel de verwekker als de biologische vader zijn vanuit medisch oogpunt vader van het kind, het kind heeft hun genetisch materiaal. In artikel 1:204 lid 3 BW wordt er een onderscheid gemaakt tussen de verwekker en de biologische vader. De verwekker kan vervangende toestemming vragen aan de rechtbank als hij het kind wil erkennen en de moeder of het kind dat ouder is dan twaalf jaar geen toestemming geeft. De biologische vader die niet de verwekker is van het kind kan ook vervangende toestemming vragen, maar hij moet anders dan de verwekker in een nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind. In dit onderzoek wordt er onder biologische vader zowel de verwekker als de biologische vader die geen verwekker is (spermadonor) verstaan.

Sociale ouder

Er bestaan verschillende definities voor sociaal ouderschap. Henstra verstaat onder sociale ouder degene die het kind verzorgt en opvoedt, maar die niet de biologische ouder van het kind is.14 Vlaardingerbroek verstaat onder sociale ouder degene die zorgt voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van het kind.15 In het rapport herijking ouderschap wordt onder

9 Henstra 2002, p. 68. 10 Idem.

11 Holtrust 1993, p. 12. 12 Asser/De Boer 1* 2010/693.

13 Van Mourik & Nuytinck 2015, nr. 177. 14 Henstra 2002, p. 38.

(11)

sociale ouder verstaan: ‘De volwassen persoon met een nauwe persoonlijke betrekking

(‘family life’) met het kind, die dit kind feitelijk verzorgt en opvoedt.’16 In dit onderzoek wordt vaak verwezen naar het rapport herijking ouderschap, daarom wordt er ook gebruik gemaakt van de definitie die staat in het rapport herijking ouderschap zodat er qua terminologie geen verschillen ontstaan tussen dit onderzoeken en het rapport herijking ouderschap.

§ 1.3 Verschillen tussen een juridisch en een niet-juridisch ouder

Een juridisch ouder en een niet-juridisch ouder hebben niet dezelfde rechten en plichten tegen over een kind. Hieronder volgen een aantal rechtsgevolgen van juridisch ouderschap:

- Er bestaat een familierechtelijke band tussen het kind en zijn juridische ouders en hun bloedverwanten.17

- De juridische ouders hebben samen het gezag over hun kind als zij zijn getrouwd of een geregistreerd partnerschap hebben.18 Als de juridische ouders niet zijn getrouwd of geen geregistreerd partnerschap hebben, heeft de moeder alleen het gezag over het kind.19 Juridische ouders die niet met elkaar getrouwd zijn of geen geregistreerd partnerschap hebben, oefenen wel samen het gezag uit over hun kind als dit op hun beider verzoek is ingeschreven in het register.20

- Het kind heeft dezelfde woonplaats als degene die gezag over hem uitoefent.21 - De juridische ouders kunnen kiezen of het kind de achternaam van de

vader/duomoeder krijgt of die van de biologische moeder. Als de juridische ouders niet kiezen dan krijgt het kind de achternaam van zijn vader/duomoeder.22

- Het kind krijgt van rechtswege de Nederlandse nationaliteit als zijn juridisch vader of juridisch moeder de Nederlandse nationaliteit heeft.23

- Bij het versterferfrecht erven kinderen van hun juridische ouders en de juridische ouders erven van hun kinderen.24 Ook hebben kinderen recht op de legitieme portie van de nalatenschap van hun juridische ouders.25

16 Rapport herijking ouderschap, p. 563. 17 Art. 1:197 BW. 18 Art. 1:251 en 1:253 BW. 19 Art. 1:253b BW. 20 Art. 1:252 BW. 21 Art. 1:12 BW. 22 Art. 1:5 lid 4-5 BW. 23 Art. 3 RWN. 24 Art. 4:10 BW. 25 Art. 4:63 BW.

(12)

- Juridische ouders hebben het recht en de plicht om hun kind te verzorgen en op te voeden.26 Een kind is jegens zijn juridische ouders verplicht te voorzien in hun levensonderhoud als zij behoeftig zijn.27

- Juridische ouders kunnen een verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk van hun kind verzoeken en ze kunnen het huwelijk stuiten.28

Deze rechten en plichten hebben juridische ouders, a contrario kan je redeneren dat niet-juridische ouders deze rechten en plichten dus niet hebben. Voor meeroudergezinnen zijn er verschillende problemen, het gezin uit de inleiding wordt als voorbeeld genomen. Het gezin uit het voorbeeld bestaat uit twee juridische ouders en twee niet-juridische ouders en hun zoontje Quinten. De niet-juridische ouders hebben dus geen familierechtelijke band met Quinten, zij hebben niet het gezag over Quinten, Quinten is niet hun versterferfgenaam, ze kunnen wel een testament maken en Quinten tot erfgenaam benoemen, Quinten heeft dan dezelfde rechten en plichten als erfgenamen bij versterf.29 De niet-juridische ouders kunnen geen paspoort aanvragen voor Quinten en als Quinten in het ziekenhuis ligt zijn zij niet bevoegd om beslissingen over Quinten te nemen, dit zijn twee praktische voorbeelden die aantonen dat het voor niet-juridische ouders soms best lastig kan zijn. Zij voelen zich wel ouder, maar ze missen de bevoegdheden. Hier ervaren de niet-juridische ouders van Quinten dus een probleem, Quinten zal hier echter geen probleem ervaren omdat het voor Quinten niet uitmaakt wie zijn paspoort aanvraagt of wie de beslissing voor hem neemt in het ziekenhuis.

2. Rapport herijking ouderschap

§ 2.1 Totstandkoming Staatscommissie

Eerste kamerlidQuik-Schuijt heeft tijdens de behandeling van het wetsvoorstel lesbisch ouderschap (de huidige Wet lesbisch ouderschap) een motie ingediend met het verzoek om 26 Art. 1:247 BW.

27 Art. 1:392 BW.

28 Art. 1:69, art. 1:50 jo. 1:51 BW. 29 Art. 4:115 jo. 4:116 BW.

(13)

een multidisciplinaire Staatscommissie in te stellen die een visie moet ontwikkelen en een advies moet geven over een wettelijke regeling die de verhouding moet regelen tussen juridische, biologische en sociale ouders en de kinderen die door deze ouders worden

opgevoed.30 Fred Teeven, de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,heeft deze Staatscommissie toegezegd.31 De Staatscommissie werd in de eerste plaats verzocht om de huidige uitgangspunten van het ontstaan van juridisch ouderschap te reflecteren. In de tweede plaats moest de Staatscommissie kijken naar de vragen die betrekking hebben op het creëren van onder andere een wettelijke regeling voor meerouderschap. Als de Staatscommissie tot het oordeel komt dat een wettelijke regeling van meerouderschap mogelijk moet worden, wordt de Staatscommissie verzocht om een advies te geven hoe de regeling eruit zou moeten komen te zien.32

§ 2.2 Samenstelling gezinnen

Door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zijn er nieuwe

gezinssamenstellingen ontstaan, op verzoek van de Staatscommissie heeft het CBS gegevens geleverd over de samenstelling van gezinnen in 1996 en 2014, in dit onderzoek wordt ook gebruik gemaakt van de gegevens van het CBS.

Zowel in 1996 als in 2014 had ruim 96% van de minderjarige kinderen een juridisch moeder en een juridisch vader, kanttekening hierbij is wel dat het in 1996 niet mogelijk was dat een kind twee juridische moeders of twee juridische vaders had. In 2014 had 0,1% van de kinderen twee juridische moeders,33 dit lijkt misschien niet veel, maar dit zijn in totaal 3383 kinderen die twee juridische moeders hebben. Juridisch ouderschap valt niet altijd samen met het sociale ouderschap, daarom moet er ook gekeken worden naar de feitelijke samenstelling van de huishoudens.34

In 1996 groeiden ongeveer 90% van de kinderen op bij een heterostel, in 2014 was dit ongeveer 85%. Het grote verschil is dat in 2014 ruim 17,5% van deze stellen ongehuwd was en in 1996 was dit slechts 4,5%. De vraag die nu gesteld moet worden is in hoeverre het juridisch ouderschap samenvalt met de ouders die het kind opvoeden. In 1996 groeiden ongeveer 87% van de kinderen op in een traditioneel gezin, in 2014 was dit 81%.35 Onder traditioneel gezin wordt in dit onderzoek verstaan een heterostel die beiden juridisch ouder 30 Kamerstukken I 2013/14, 33 032 en 33 514 (R1998), G. 31 Kamerstukken II, 2013/14, 33 836, nr. 2. 32 Kamerstukken II, 2013/14, 33 836, nr. 2. 33 Zie bijlage 1. 34 Zie bijlage 2. 35 Zie bijlage 3.

(14)

zijn, hieronder worden zowel gehuwde als ongehuwde stellen verstaan. Er is dus een daling van het aantal traditionele gezinnen in Nederland. De groep alleenstaande moeders stijgt van 9% in 1996 naar 13% in 2014. Bijna 0,3% van de kinderen groeiden in 2014 op bij twee moeders, het gaat hier om ongeveer 8500 kinderen. Deze gegevens zijn gebaseerd op het inschrijfadres van het kind. Het is mogelijk dat het vrouwenstel een verzorgingsconstructie heeft met een mannenstel, zoals in het voorbeeld uit de inleiding. Of er sprake is van zo’n verzorgingsconstructie kan niet worden afgeleid uit deze gegevens. 36 In bijna 35%37 van de gezinnen met twee vrouwen, is één vrouw juridisch ouder en de andere juridisch ouder woont buiten het huishouden. Het kan hier gaan om een bekende donor die zijn kind erkend heeft, bijvoorbeeld als de donor één van de mannen is waarmee het vrouwenstel een

verzorgingsconstructie heeft. Ook een alleenstaande moeder kan een verzorgingsconstructie hebben met bijvoorbeeld een mannenstel, ook dit kan niet worden afgeleid uit de gegevens. Het is niet mogelijk om een goed beeld te krijgen van de nieuwe gezinsvormen, zoals twee moeders en twee vaders of twee vaders en één moeder, dit komt doordat het (nog) niet mogelijk is in Nederland om meer dan twee juridische ouders te hebben en ook

meeroudergezag bestaat (nog) niet. Er is hier nog geen onderzoek naar gedaan. Hierdoor is het niet vast te stellen hoeveel kinderen er precies opgroeien in een gezin waarvoor de nieuwe regeling een oplossing zou bieden. Het is dus ook niet duidelijk hoeveel gezinnen van een nieuwe regeling gebruik zouden willen maken.

§ 2.3 Adviezen van de Staatscommissie § 2.3.1 Juridisch meerouderschap

36 Rapport herijking ouderschap, p. 79. 37 Zie bijlage 4.

(15)

De Staatscommissie adviseert om juridisch meerouderschap wettelijk mogelijk te maken,38 hierbij geeft de Staatscommissie wel een aantal voorwaarden/adviezen. Het eerste advies is dat juridisch meerouderschap niet in strijd mag zijn met de rechten van het kind.39

Het tweede advies van de Staatscommissie is dat meerouderschap voor de conceptie van het kind moet worden geregeld, de Staatscommissie adviseert om een overgangsregeling te maken voor de meeroudergezinnen die al bestaan op het moment van inwerkingtreding.40 Het derde advies van de Staatscommissie is dat maximaal vier personen juridisch ouder kunnen worden van het kind en dat deze vier personen maximaal twee huishoudens vormen, hierdoor groeit een kind op in maximaal twee verschillende huishoudens.41 De

Staatscommissie adviseert om een natuurlijke beperking in te stellen aan juridisch meerouderschap. De regeling van juridisch meerouderschap staat alleen open voor de geboortemoeder, voor de personen die een genetische band met het kind hebben en de partners van deze personen. Als door vruchtbaarheidsproblemen personen hier niet aan kunnen voldoen, kunnen zij naar de rechter om juridisch meerouderschap te realiseren via adoptie,42 de regeling van adoptie wordt in de volgende paragraaf besproken.

Het vierde advies van de Staatscommissie is het verplicht stellen van een rechtelijke beslissing, dit vanwege de complexiteit van de opvoedingssituatie die ontstaat door

meerouderschap. De rechter moet bij zijn beslissing het belang van het kind voorop stellen.43 Wat er wordt verstaan onder het belang van het kind wordt in het volgende hoofdstuk besproken.

Het vijfde advies van de Staatscommissie is het verplicht stellen van een

meerouderschapsovereenkomst, hierdoor moeten de betrokken goed nadenken over hoe zij het meerouderschap in willen vullen en of zij het juridisch meerouderschap daadwerkelijk

willen.44 Om te zorgen dat de meerouderschapsovereenkomst vol getoetst wordt door de rechter adviseert de Staatscommissie om een bijzonder curator in te stellen die het belang van het kind moet verwoorden.45 De meerouderschapsovereenkomst moet na goedkeuring van de rechter worden geregistreerd bij het register ontstaansgeschiedenis (ROG). Aanvaarding van 38 Rapport herijking ouderschap, blz. 428.

39 Rapport herijking ouderschap, blz. 428. 40 Idem, p. 429. 41 Idem, p. 430. 42 Idem. 43 Idem, p. 430-431. 44 Idem, p. 431-432. 45 Idem.

(16)

het ouderschap geschiedt door een akte van aanvaarding op te laten maken bij de burgerlijke stand, hierbij moeten de betrokkenen het bewijs van inschrijving in het register

ontstaansgeschiedenis overhandigen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.46

De adviezen die hierboven zijn genoemd heeft de Staatscommissie omgezet in een aantal aanbevolen wijzigingen van de huidige wetstekst. In bijlage 1 van het rapport zit de wetstekst met de aanbevolen wijzigingen van de Staatscommissie. Alleen de artikelen die relevant zijn voor dit onderzoek zullen hier besproken worden. De huidige artikelen 1:198 en 1:199 BW worden samengevoegd er wordt gesproken van het sekseneutrale begrip ouderschap, inhoudelijk blijft het artikel hetzelfde. De belangrijkste artikelen voor dit onderzoek zijn artikel 1:202 en 1:203 BW.47 In artikel 1:202 BW verwerkt de Staatscommissie al zijn adviezen die hiervoor zijn besproken. In artikel 1:203 BW wordt geregeld wat er in ieder geval in de meerouderschapsovereenkomst moet worden opgenomen. De volgende dingen moeten in ieder geval opgenomen worden in de meerouderschapsovereenkomst: de

hoofdverblijfplaats van het kind, de naamkeuze voor het kind, hoe het kind geïnformeerd gaat worden over zijn ontstaansgeschiedenis, de verdeling van de kosten van de opvoeding en verzorging, de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen, de wijze waarop afspraken die staan in de meerouderschapsovereenkomst kunnen worden gewijzigd en de wijze waarop de verzorgings- en opvoedingstaken worden uitgevoerd. Dit laatste punt heeft betrekking op het ouderlijk gezag,48 de meerouderschapsovereenkomst is dus tevens een meerpersoonsgezagsovereenkomst.

§ 2.3.2 Eenvoudige adoptie

Er zijn twee verschillende soorten adoptie, namelijk de sterke adoptie en de zwakke adoptie. Bij een sterke adoptie wordt de familierechtelijke betrekking tussen het kind en zijn

oorspronkelijke ouders en hun bloedverwanten verbroken en er ontstaat een familierechtelijke betrekking tussen het kind en zijn adoptieouders. In Nederland is alleen de sterke adoptie mogelijk.49 De familierechtelijke betrekking tussen het kind en zijn ouder blijft wel intact indien de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder het kind adopteert.50 Bij een zwakke adoptie ontstaat er een familierechtelijke betrekking tussen het 46 Idem, p. 433.

47 Zie bijlage 5.

48 Art. 1:203 sub a BW verwijst naar artikel 1:247 BW over gezag, zie bijlage 5. 49 Art. 1:229 lid 1 en 2 BW.

(17)

kind en zijn adoptieouders, maar blijft de familierechtelijke betrekking tussen het kind en zijn oorspronkelijke ouders bestaan.51 Hierdoor kunnen meer dan twee ouders juridisch ouder worden, namelijk twee ouders door afstamming (de oorspronkelijke ouders) en twee ouders door zwakke adoptie (de adoptieouders). Er zijn verschillende vormen van de zwakke adoptie, sommige zwakke adopties komen grotendeels overeen met de sterke adopties, andere zwakke adoptie staan daar juist ver vanaf, de rechtsgevolgen van een zwakke adoptie verschillen dan ook per land.52

De Staatscommissie adviseert om eenvoudige adoptie wettelijk te reguleren.53 Juridisch meerouderschap kan hierdoor gerealiseerd worden via de regeling van adoptie. De eenvoudige adoptie wordt geregeld in de artikelen 1:213-1:216 BW.54 Maximaal vier personen kunnen via de regeling van adoptie juridisch ouder worden van het kind.55De betrokkenen moeten een verzoek indienen bij de rechtbank, dit verzoek wordt alleen toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is en er aan de

voorwaarden van artikel 1:215 BW wordt voldaan.56 Kennelijk in het belang van het kind is een strengere eis dan die volgt uit de meerouderschapsregeling daar mag het belang van het kind zich niet verzetten tegen juridisch meerouderschap.57 Het belang van het kind komt in het volgende hoofdstuk aanbod. Op het verzoek van de betrokkenen zijn de meeste vereisten van de meerouderschapsregeling van overeenkomstige toepassing.58 De regeling van adoptie bevat zelf een regeling over het belang van het kind en over het maximum aantal ouders, daarom zijn sub g en sub h van artikel 1:202 lid 2 BW59 niet van overeenkomstige toepassing. Het belangrijkste verschil tussen de meerouderschapsregeling en de regeling van eenvoudige adoptie is dat eenvoudige adoptie ook mogelijk is als het kind al geboren is, de eis dat de geboortemoeder nog niet zwanger is van het kind geldt niet bij de adoptie. Eenvoudige adoptie is dus een oplossing voor meeroudergezinnen die meerouderschap willen over hun reeds geboren kind.

De voorstellen van de Staatscommissie zijn zeer vooruitstrevend, in Europa zijn er nog geen landen die een meerouderschapsregeling hebben op grond van afstamming, wel is in België,

51 Schmidt 1996, p. 19.

52 Idem en Sikorska, Kruger & Swennen, 2015, p. 22. 53 Rapport herijking ouderschap, p. 435.

54 Zie bijlage 5.

55 Art. 1:214 lid 3 jo. 1:216 lid 3 BW, zie bijlage 5. 56 Art. 1:214 lid 1 jo. 1:213 lid 3 sub a en c, zie bijlage 5. 57 Art. 1:202 lid 2 sub g BW, zie bijlage 5.

58 Art. 1:214 lid 2, zie bijlage 5. 59 Zie bijlage 5.

(18)

Frankrijk en Luxemburg een vorm van eenvoudige adoptie mogelijk.60 Alleen de Canadese provincie British Columbia heeft een uitgebreide meerouderschapsregeling.61

3. Belang van het kind

3.1 Inleiding

Het belang van het kind wordt soms als ‘toverformule’ gebruikt. Als ouders ruzie hebben beroept één van de twee zich al snel op het belang van het kind, optie A of optie B is in het

60 Zie voor een bespreking van de eenvoudige adoptie in België, Frankrijk en Luxemburg: Sikorska, Kurger en Swennen 2015.

61 Zie voor een uitgebreide bespreking van de meerouderschapsregeling in British Columbia: Vonk, rapport over het meerouderschap in British Columbia.

(19)

belang van het kind dus daarom zou er voor die optie moeten worden gekozen, maar wat houdt het belang van het kind precies in? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord. Er is geen vaste definitie voor het belang van het kind. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van het IVRK, het Best Interests of the Child (BIC)-model en het rapport herijking ouderschap een minimale definitie gegeven van het begrip belang van het kind.

3.2 IVRK

Ontwikkeling belang van het kind

Het belang van het kind wordt al sinds 1959 gezien als een fundamenteel uitgangspunt,62 het heeft wel een ontwikkeling doorgemaakt. Zoals ook blijkt uit de Verklaring voor de Rechten van het kind van 1959 draaide het belang van het kind vooral om de bescherming van het kind omdat het kind kwetsbaar en afhankelijk is. Vanaf de jaren zestig en zeventig kwam er ook aandacht voor de rechten van het kind. Kinderen werden niet meer alleen gezien als kwetsbaar en afhankelijk, maar ze werden gezien als personen met eigen rechten die zij net als

volwassenen zelfstandig uit moeten kunnen oefenen.63 Als gevolg van deze ontwikkeling is het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) ontwikkeld.

Inwerkingtreding IVRK

In 1989 is het IVRK aanvaard door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en het IVRK is in werking getreden in 1990.64 Voor Nederland is het IVRK op 8 maart 1995 in werking getreden.65 Niet alleen de rechten van het kind hebben een plek gekregen in het IVRK, maar ook het belang van het kind heeft een plek gekregen in het IVRK.

Kernbeginselen

Het IVRK heeft vier kernbeginselen.66 Het belang van het kind is één van de vier

kernbeginselen, de andere kernbeginselen zijn het non-discriminatiebeginsel,67 het recht op leven, overleven en ontwikkeling van het kind68 en het recht van het kind om zijn mening en standpunten te laten horen.69

Het belang van het kind staat in artikel 3 lid 1 IVRK: ‘Bij alle maatregelen betreffende

kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor

62 Verklaring voor de Rechten van het Kind van 1959, Principles 2 & 7. 63 Commissie Wiarda 1971, p. 58. 64 Trb. 1990, 170. 65 Trb. 1995, 92. 66 General comment 5, p. 4. 67 Art. 2 IVRK. 68 Art. 6 IVRK. 69 Art. 12 IVRK.

(20)

maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging’. Jurisprudentie artikel 3 IVRK

De Nederlandse rechtspraak is verdeeld over de vraag of artikel 3 IVRK rechtstreekse werking heeft. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt tot het oordeel dat artikel 3 IVRK geen rechtstreekse werking heeft, volgens de afdeling bestuursrechtspraak bevat artikel 3 IVRK ‘gelet op haar formulering, geen norm die vatbaar is voor rechtstreekse toepassing door de rechter, aangezien zij niet voldoende concreet is voor zodanige toepassing en derhalve nadere uitwerking behoeft in nationale wet- en regelgeving.’70Ook het hof Den

Haag komt expliciet tot het oordeel dat artikel 3 IVRK geen rechtstreekse werking heeft.71 Andere rechters komen expliciet tot het oordeel dat artikel 3 IVRK wel rechtstreekse werking heeft.72 Het komt vaker voor dat de rechtstreekse werking van 3 IVRK niet expliciet genoemd wordt, maar is af te leiden uit de rechtspraak.73 Artikel 3 IVRK werkt in de Nederlandse rechtspraak vooral door via verdragsconforme uitleg en toepassing,74 hierdoor is het een belangrijk artikel voor de Nederlandse rechters.

Deelbelangen

Door het IVRK is het belang van het kind onlosmakelijk verbonden met de rechten van het kind. Het belang van het kind is gericht op het volledige en effectieve genot van alle rechten die genoemd worden in het IVRK. Het belang van het kind is ook ter bescherming van de holistische ontwikkeling van het kind. Ontwikkeling moet volgens het VN-Comité door Staten als volgt worden geïnterpreteerd: ‘as a holistic concept, embracing the child´s

physical, mental, spiritual, moral, psychological and social development.’75 Het IVRK geeft

geen definitie van het begrip belang van het kind, wel heeft het VN- Comité in General comment nummer 14 een aantal deelbelangen genoemd waar rekening mee gehouden moet worden.

Het eerste deelbelang is de mening van het kind,76 dit is geregeld in artikel 12 lid 1 IVRK. Een kind moet zijn standpunt kunnen uitdrukken in elke beslissing die hem beïnvloedt. Aan het

70 ECLI:NL:RVS:2007:BA3394. 71 ECLI:NL:GHSGR:2009:BK4259.

72 ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ0759, ECLI:NL:RBALK:2009:BK8473 & ECLI:NL:RBUTR:2010:BP5703. 73 Bahadur 2012, p. 12 o.a. ECLI:NL:RBROE:2009:BK5011, ECLI:NL:RBROE:2009:BK5155 &

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5097.

74 Zie voor een lijst van uitspraken: Bahadur 2012, p. 18. 75 General comment 5, p. 4.

(21)

standpunt van het kind moet een passend belang worden gehecht, hierbij moet rekening worden gehouden met de leeftijd en de ontwikkeling van het kind.

Het tweede deelbelang is de identiteit van het kind. De identiteit van het kind is geregeld in artikel 7 en 8 IVRK. De identiteit van het kind bevat kenmerken zoals geslacht, seksuele geaardheid, nationaliteit, culturele identiteit, persoonlijkheid en religie. Kinderen en jong volwassenen delen dezelfde fundamentele universele behoefte, maar de uiting van deze behoeften is bij ieder kind verschillend. Dit hangt af van onder andere hun persoonlijke, fysieke, sociale en culturele aspecten.77

Het derde deelbelang is het behoud van de familieomgeving en het behouden van relaties. Voor dit deelbelang zijn de artikelen 9, 18 en 20 van het IVRK van belang. Dit zijn niet alleen elementen om te kijken of iets in het belang van het kind is, maar dit zijn concrete rechten van het kind.78 Artikel 9 IVRK bepaalt dat een kind niet gescheiden mag worden van zijn ouders tegen hun wil, tenzij dit in het belang van het kind is. Dit kan het geval zijn als het kind wordt verwaarloosd of wordt misbruikt. In artikel 18 IVRK staat het beginsel dat in principe beide ouders gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen om voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kind te zorgen. Als het kind tijdelijk of permanent niet meer bij zijn ouders woont, heeft het kind recht op bijzondere bescherming van de staat, zie artikel 20 IVRK.

Het vierde deelbelang is de zorg, bescherming en veiligheid van het kind. De Staat moet het kind verzekeren dat het kind de bescherming en zorg krijgt die hij of zij nodig heeft voor zijn of haar welzijn, zie artikel 3 lid 2 IVRK. De begrippen bescherming en zorg dienen ruim te worden uitgelegd. Onder welzijn van het kind wordt onder andere verstaan zijn lichamelijke, educatieve en emotionele behoeften, maar ook zijn behoeften voor affectie en veiligheid.79 Met de veiligheid van het kind wordt bedoeld het recht van het kind op bescherming tegen lichamelijk geweld, mentaal geweld, letsel of misbruik (zie artikel 19 IVRK), seksuele intimidatie, pesten, vernederende behandeling, alle vormen van uitbuiting, drugs en bescherming tijdens een gewapend conflict. Deze beschermingen die een kind nodig heeft voor zijn veiligheid zijn geregeld in de artikelen 32-39 van het IVRK.

Het vijfde deelbelang is de kwetsbaarheid van het kind. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de handicap van een kind, een kind uit een minderheidsgroep, een kind dat gevlucht is of een kind dat slachtoffer is geweest van misbruik. Het bepalen van het belang 77 General comment 14, p. 13.

78 Idem, p. 14. 79 Idem, p. 15.

(22)

van een kind in een kwetsbare situatie moet zowel betrekking hebben op het volledige genot van de rechten die genoemd worden in het IVRK als op andere mensenrechtennormen die van toepassing zijn in de specifieke situaties.80

Het zesde deelbelang is het recht van het kind op gezondheid.81 Het recht op gezondheid en de feitelijke gezondheid van het kind moeten centraal staat bij het bepalen of iets in het belang van het kind is.

Het zevende en laatste deelbelang is het recht op onderwijs.82 Het is in het belang van het kind om goed onderwijs te krijgen, het kind kan zich hierdoor beter ontwikkelen.

Opgemerkt dient te worden dat deze zeven deelbelangen niet even zwaar hoeven te wegen en dat deze deelbelangen ook niet in elke situatie allemaal relevant hoeven te zijn. Er moet per concreet geval worden gekeken welke deelbelangen relevant zijn en welk gewicht aan welk deelbelang moet worden toegekend. Elk kind is namelijk anders en de concrete

omstandigheden van elke leefsituatie van een kind is ook steeds anders.

Hoe deze 7 deelbelangen zich verhouden tot het BIC-model en de 7 punten van goed ouderschap uit het rapport herijking ouderschap wordt in paragraaf 3.4 behandeld.

3.3 BIC-model

Kalverboer en Zijlstra hebben het Best Interests of the Child (BIC)-model ontwikkeld. Het BIC-model is gebaseerd op de omgevingscondities van Heiner en Bartels.83 Heiner en Bartels beschreven het belang van het kind als volgt: ‘het belang van zijn ontwikkeling, van in de

gegeven omstandigheden zo gunstig mogelijke ontwikkelingskansen, van in de gegeven omstandigheden zo gunstig mogelijke condities voor die ontwikkeling.’84 Het belang van het

kind wordt door Heiner en Bartels en het BIC-model dus ingevuld aan de hand van de ontwikkeling van het kind, het BIC-model bestaat uit 14 ontwikkelingsvoorwaarden die een goede kindertijd en de ontwikkelingen van het kind moeten waarborgen. Om de grenzen tussen de verschillende condities duidelijker te maken, is het BIC-model in verschillende niveaus onderverdeeld.85 Het BIC-model86 ziet er als volgt uit:

80 General comment 14, p. 16. 81 Idem.

82 Idem, p. 17.

83 Heiner & Bartels, FJR 1989/3, p. 62 84 Idem, p. 61.

85 Kalverboer & Zijlstra 2006, p. 31. 86 Idem, p. 31-32.

(23)

Gezin: actuele situaties

Fysiek welzijn:

1. Adequate verzorging. Het gaat hierbij om de zorg voor de gezondheid en het fysieke welzijn van het kind.

2. Een veilige fysieke directe omgeving. Deze conditie heeft betrekking op de lichamelijke bescherming van het kind, dit houdt in dat er geen gevaar is in de woning, er geen

mishandeling plaatsvindt en er geen geweld wordt gebruikt in de directe omgeving van het kind.

Opvoeding:

3. Affectief klimaat. Een ouder moet het kind de liefde, steun en begrip geven die het kind nodig heeft.

4. Een ondersteunende flexibele opvoedingsstructuur. Er moet voldoende regelmaat zijn in de alledaagse dingen, er moeten grenzen en regels zijn waaraan het kind zich moet houden, maar daarnaast moet het kind vrijheid krijgen om dingen zelf te experimenteren.

5. Adequaat voorbeeldgedrag ouder. Een kind neemt waarden en normen over van zijn ouders, deze waarden en normen zijn belangrijk voor zijn ontwikkeling.

6. Interesse. De ouder toont interesse in het kind en luistert naar het kind.

Gezin: toekomst en verleden

7. Continuïteit in opvoeding en verzorging, toekomstperspectief. De ouder bouwt een band op met het kind en zorgt voor stabiliteit in de opvoeding van het kind, veranderingen worden eerst aangekondigd zodat het kind zich er op voor kan bereiden. Onder dit punt valt ook de afstammingsidentiteit van het kind. Vooral jongeren kunnen op een gegeven moment vragen hebben over hun verleden. Het is de taak van de ouder om deze vragen te beantwoorden, als de ouder geen antwoord heeft op deze vragen dan helpt de ouder het kind bij de zoektocht naar deze antwoorden.87

Samenleving: actuele situatie

8. Een veilige fysieke wijdere omgeving. De buurt en samenleving waar het kind opgroeit is veilig.

9. Respect. De omgeving van het kind respecteert zijn gevoelens, behoeftes en wensen. 10. Sociaal netwerk. Het kind kan naar verschillende mensen toegaan als hij of zij hulp nodig heeft.

11. Educatie. Het kind krijgt het onderwijs die hij of zij nodig heeft en krijgt de kans om zijn 87 Idem , p. 46.

(24)

of haar talenten te ontplooien, bijvoorbeeld voetballen of paardrijden.

12. Omgang met leeftijdgenoten. Kinderen passen zich aan hun leeftijdgenootjes aan en nemen dingen van hen over. Vooral bij tieners is het belang van vrienden groot. Zij zorgen voor steun en ze helpen bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden.88

13. Adequaat voorbeeldgedrag samenleving. Het kind neemt gedrag en waarden en normen over van de mensen om hen heen, dit gedrag en deze waarden en normen kan het kind zowel nu als later gebruiken.

Samenleving: toekomst en verleden

14. Stabiliteit in levensomstandigheden, toekomstperspectief. De omgeving van het kind verandert niet plotseling, veranderingen worden aangekondigd en uitgelegd aan het kind. Als er aan deze 14 ontwikkelingsvoorwaarden wordt voldaan kan het kind opgroeien in een veilige en goede leefomgeving en kan het kind zich goed ontwikkelen. Als er gedurende een langere periode niet aan deze condities wordt voldaan dan schaadt dit de belangen van het kind en kan het kind zich minder goed ontwikkelen.

3.4 Het belang van het kind in het rapport herijking ouderschap

De Staatscommissie zegt in haar rapport het volgende over het belang van het kind: ‘De

belangen van het kind draaien in de kern om het welzijn van kinderen en om een gezonde, volledige en harmonieuze ontwikkeling van kinderen naar zelfstandige en sociaal

verantwoordelijke individuen’.89

De Staatscommissie gebruikt ‘goed ouderschap’ om invulling te geven aan het belang van het kind. Goed ouderschap bestaat uit zeven verschillende punten, deze punten zouden

beschikbaar moeten zijn voor elk kind.90

Het eerste punt is onvoorwaardelijke persoonlijke commitment.91 Dit punt hoeft nauwelijks uitleg, een kind heeft een toegewijde ouder nodig die hem opvoedt, voor hem zorgt en hem liefde geeft.

Het tweede punt is continuïteit in de opvoedingsrelatie.92 Een kind heeft zekerheid nodig, een kind moet erop kunnen vertrouwen dat zijn ouders hem opvoeden en voor hem zorgen totdat

88 Kalverboer & Zijlstra 2006, p. 28. 89 Rapport herijking ouderschap, p. 22. 90 Rapport herijking ouderschap, p. 46 91 Idem, p. 42.

(25)

hij zelfstandig is, dit komt overeen met artikel 9 IVRK waarin staat dat de overheid er voor moet zorgen dat het kind niet gescheiden wordt van zijn ouders.

Het derde punt is verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn. Het gaat hier niet alleen om verzorging en het kind eten en drinken geven, dit punt wordt breder uitgelegd. Het gaat ook om toezicht, het kind beschermen tegen onveilige situaties en zorg en hulp inschakelen als dat nodig is.93 Dit punt komt ook terug in het IVRK, namelijk in art. 3 lid 2, artikel 5 en artikel 19 IVRK.

Het vierde punt is het kind opvoeden tot een zelfstandig persoon en zorgen voor sociale en maatschappelijke participatie.94 Ouders moeten hun kind begeleiden en stimuleren in zijn proces om volwassen te worden. Kinderen moeten leren zich aan de maatschappelijke regels te houden, zij moeten leren in een samenleving te leven. Tegelijkertijd moet het kind de kans krijgen om zijn talenten te ontplooien en het kind moet de mogelijkheid krijgen om zijn eigen keuzes te maken, zowel goede als slechte keuzes. Het belang van begeleiding van de ouders is ook in het IVRK geregeld, namelijk in artikel 5 IVRK.

Het vijfde punt is het organiseren en het bewaken van de opvoeding in de drie opvoedmilieus. De drie opvoedmilieus zijn het gezin, school en het publieke domein.95 Een belangrijke taak van ouders is het organiseren van de opvoeding van het kind en de kwaliteit en veiligheid van de opvoeding te bewaken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om welke videogames een kind mag spelen, hoe wordt er om gegaan met sociale media, naar welke school gaat het kind en hoe laat moet het kind thuis zijn.

Het zesde punt is de afstammingsidentiteit van het kind waarborgen. Het kind heeft recht op informatie over zijn ontstaansgeschiedenis. Wie zijn de biologische ouders van het kind? Het kind heeft ook recht op informatie waarom er bijvoorbeeld gekozen is voor adoptie. Ook op basis van het IVRK heeft het kind recht op informatie over zijn ontstaansgeschiedenis, dit ligt besloten in artikel 7 en 8 IVRK.96

Het zevende en laats punt is het zorgen voor contact tussen het kind en belangrijke personen voor het kind. Dit kan bijvoorbeeld de zaaddonor zijn.

93 Idem. 94 Idem. 95 Idem, p. 44.

(26)

Elk kind heeft speciale behoeften en wensen waardoor de invulling van de zeven punten goed ouderschap per kind en per ouder anders kunnen uitpakken. De ouders moeten er samen voorzorgen dat aan de zeven punten voor goed ouderschap wordt voldaan, dit wil niet zeggen dat elk van de ouders aan elk van de zeven punten moet voldoen.97 Het kind zal met elke ouder een andere relatie hebben.

3.5 Gemene deler

Het IVRK, het BIC-model en het rapport herijking ouderschap geven elk op hun eigen manier invulling aan het belang van het kind. Het IVRK doet dit aan de hand van rechten van het kind uit andere artikelen van het IVRK, het BIC-model kijkt naar de beste

ontwikkelingskansen voor het kind en het rapport herijking ouderschap gebruikt goed ouderschap om invulling te geven aan het belang van het kind. Ze geven alle drie dus op een andere manier invulling aan het belang van het kind, maar wat zijn de overeenkomsten tussen deze drie?

De eerste overeenkomst is continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en verzorging.98 Het is in het belang van het kind dat hij of zij opgroeit in een stabiel gezin, het kind heeft zekerheid nodig, het is belangrijk dat het kind weet waar hij aan toe is. In beginsel zal dit gezin bestaan uit zijn juridische ouders en eventuele broers/zussen, tenzij het in het belang van het kind is dat hij wordt gescheiden van zijn ouders.99

Zoals blijkt uit paragraaf 3.2 legt het VN- Comité het begrip welzijn heel ruim uit. Het omvat zowel het fysieke welzijn van het kind, als zijn mentale welzijn (educatieve en emotionele behoeften en behoeften voor affectie en veiligheid). Voor de overzichtelijkheid wordt er een onderscheid gemaakt tussen het fysieke welzijn van het kind en het mentale welzijn van het kind. De tweede overeenkomst heeft betrekking op het fysieke welzijn van het kind, namelijk de verzorging, bescherming en veiligheid van het kind.100 Het kind moet beschermt worden tegen onveilige situaties, het gaat zowel om onveilige situaties binnenshuis als buitenshuis. De derde overeenkomst is een affectief klimaat,101 dit punt heeft betrekking op het mentale welzijn van het kind. Het kind heeft voor zijn mentale welzijn liefde, steun en begrip nodig van zijn ouders/verzorgers.

97 Idem, p. 143.

98 Zie derde deelbelang IVRK, punt 7 BIC-model en punt 2 goed ouderschap. 99 Art. 9 lid 1 IVRK.

100 Zie vierde en zesde deelbelang IVRK, punt 1, 2 en 8 BIC-model en punt 3 goed ouderschap. 101 Zie vierde deelbelang IVRK, punt 3 BIC-model en punt 1 goed ouderschap.

(27)

De vierde overeenkomst is een ondersteunende opvoedingsstructuur. 102Dit is niet één van de deelbelangen die het VN- Comité noemt, maar dit punt staat wel in artikel 5 IVRK. Het kind moet opgevoed worden tot een zelfstandig persoon, het kind moet leren waar de grenzen liggen en hoe hij of zij om moet gaan met regels en verantwoordelijkheden.

De overeenkomsten tussen het IVRK, het BIC-model en de zeven punten van goed

ouderschap uit het rapport herijking ouderschap die hierboven zijn genoemd, zouden samen gezien kunnen worden als een minimale definitie van het begrip belang van het kind. Om het belang van het kind te waarborgen moet er in ieder geval aan deze punten zijn voldaan. Hoe het belang van het kind concreet ingevuld moet worden, is voor een gedeelte afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Ieder kind is verschillend, hierdoor heeft niet elk kind dezelfde dingen nodig voor zijn welzijn en ontwikkeling. Wat in het belang van het kind is, kan dus per situatie verschillend zijn.

4. Analyse en aanbevelingen

§ 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden eerst de voordelen en de nadelen van juridisch meerouderschap besproken. In paragraaf drie wordt de kritiek op het rapport herijking ouderschap besproken. In paragraaf vier wordt gekeken of het belang van het kind genoeg gewaarborgd wordt in de adviezen van de Staatscommissie om vervolgens tot een aantal aanbevelingen te komen in paragraaf vijf.

§ 4.2 Voor- en nadelen meerouderschap

Boone noemt als voordeel dat juridisch ouderschap bescherming biedt aan het sociaal ouderschap en daardoor kan bijdragen aan de continuïteit van de ouderschapsrelatie en de

(28)

verbetering van de rechtspositie van het kind,103 bijvoorbeeld wat betreft het erfrecht.104 Ook de feitelijke positie van het kind en zijn ouders verbetert, er zijn nu allerlei praktische

problemen doordat maar twee ouders gezag hebben over het kind, deze problemen verdwijnen als juridisch meerouderschap wettelijk wordt geregeld. Ook zorgt dit voor duidelijkheid voor het kind, het kind weet wie zeggenschap over hem heeft als juridisch meerouderschap wordt geregeld,105 namelijk alle drie of alle vier zijn ouders.

Onderzoek heeft aangetoond dat heteroseksuele ouders geen indicatie zijn voor een succesvol gezin en een goede opvoeding van het kind, kinderen van ouders van gelijk geslacht

ontwikkelen zich net zo goed als kinderen van heteroseksuele ouders.106 Ook de genetische band tussen ouder en kind is hiervoor geen indicatie. In plaats daarvan gaat het om de band die het kind met zijn ouders heeft, deze band is wel een indicatie voor het emotionele welzijn van het kind.107 Belangrijker dan de samenstelling van het gezin zijn dus de intenties en de inhoud van de relaties binnen het gezin. De intenties bij een meeroudergezin zijn goed, als de intenties van de betrokken niet goed zouden zijn, zouden de betrokken geen overeenstemming kunnen bereiken over de afspraken die in de meerouderschapsovereenkomst moeten komen te staan.

Onderzoek heeft ook aangetoond dat het gunstig is voor kinderen om meer dan één toegewijde ouder te hebben, dit komt niet omdat een kind dan een vader en moeder heeft, maar simpelweg omdat het er meer zijn.108 Dit lijkt een argument voor meerouderschap, maar dit onderzoek toont alleen aan dat het gunstig is voor een kind om twee toegewijde ouders te hebben in plaats van één. Of drie toegewijde ouders gunstiger zijn dan twee toegewijde ouders is nog niet onderzocht.

Een ander voordeel van het hebben van drie of vier ouders is dat als er iets zou gebeuren, bijvoorbeeld tijdelijke vermindering van de fysieke, psychologische of economische capaciteit om te zorgen voor je kind, of overlijden van een ouder, er altijd nog een andere ouder is die voor het kind kan zorgen, dit geldt natuurlijk ook als een kind twee ouders heeft in plaats van één. Als een kind drie of vier ouders heeft, geldt dit argument des te meer. Dit argument heeft vooral betrekking op de opvoeding van het kind, hiervoor is het niet perse

103 Boone, FJR 2017/27, p. 122.

104 Een kind erft via het versterferfrecht van zijn juridische ouders art. 4:10 BW, ook heeft het kind recht op een legitieme portie van de nalatenschap van zijn juridisch ouder art. 4:64 BW.

105 Rapport herijking ouderschap, p. 444.

106 Cutas, Journal of medical ethics 2011/37, p. 735. 107 Idem.

(29)

noodzakelijk dat ouders ook juridisch ouder zijn, sociaal ouder is daarvoor genoeg. Dit argument kan ook een tegenargument worden, want hoe meer ouders hoe meer kans op verlies, scheiding, meningsverschillen en conflicten.

Een nadeel van meerdere ouders kan zijn dat de besluitvorming moeilijker wordt en in ieder geval langzamer gaat, omdat de ouders moeten overleggen en tot een compromis moeten komen als ze het niet met elkaar eens zijn. Dit is soms al lastig als twee ouders tot een beslissing moeten komen, laat staan als drie of vier ouders samen tot een beslissing moeten komen. Extra complicerend hierbij kan zijn dat twee ouders een coalitie sluiten omdat zij samenwonen, de derde ouder die apart woont, kan hierdoor buitenspel worden gezet. De hoeveelheid personen is niet de enige factor die een rol speelt bij de besluitvorming, het hangt ook af van andere factoren zoals de belangen van alle betrokkenen, onderwijs, gedeelde doelen of juist een gebrek aan gedeelde doelen.109

Een ander nadeel van meerouderschap is dat er meer onzekerheid voor het kind is. Welke leefregels gelden er? Wat mag er wel en wat mag er niet? Welke ouder is strenger? Het zal voor het kind minder overzichtelijk zijn wat hij wel en niet mag, omdat meerdere ouders er verschillend over kunnen denken. Ook kunnen de regels per huishouden verschillen als het kind in twee huishoudens opgroeit. Twee ouders hebben soms al moeite om één duidelijke lijn te trekken voor het kind, laat staan hoe drie of vier ouders dit moeten doen. Ze moeten het kind zekerheid kunnen bieden, hiervoor is het noodzakelijk dat zij het eens zijn over belangrijke beslissingen

§ 4.3 Kritiek op het rapport herijking ouderschap

Verschillende auteurs hebben kritiek op de voorstellen van de Staatscommissie. Het eerste kritiekpunt is dat meer ouders zal leiden tot meer onenigheid, voor twee ouders is het soms al lastig om het eens te worden over verschillende opvoedingskwesties zoals bijvoorbeeld de keuze voor de naam van het toekomstige kind, zakgeld, bedtijden en de schoolkeuze bijvoorbeeld een christelijke basisschool of een openbare basisschool. Voor drie of vier ouders zal het alleen maar lastiger worden om overeenstemming te bereiken over

opvoedingskwesties, elke ouder heeft namelijk een eigen mening en die zal lang niet altijd overeenkomen met de meningen van de andere ouders. Dit punt wordt onder andere genoemd door Boone, Hoksbergen, Kalverboer, Vlaardingerbroek, Weijers en Wortmann.110 De

109 Idem, p. 737.

110 Boone, FJR 2017/27, p. 123, Hoksbergen, hoorzitting rondetafelgesprek rapport herijking ouderschap, Kalverboer, hoorzitting rondetafelgesprek rapport herijking ouderschap, Vlaardingerbroek, FJR 2017/30, p. 146, Weijers, JIP 2017/1, p. 43 en Wortmann, WPNR 2017/7138.

(30)

Staatscommissie zegt het volgende over dit punt: ‘Als er meer volwassenen als opvoeder zijn

betrokken bij het kind, zal er in potentie meer onzekerheid zijn, minder overzichtelijkheid, minder duidelijkheid over gezagsstructuren en leefregels en minder zekerheid over veilige gehechtheidsrelatie in de eerste levensjaren.’111 De Staatscommissie ziet dit kritiekpunt dus

ook, maar stapt hier makkelijk overheen door te zeggen dat er geen onderzoek is die deze hypothese bevestigt en dat het conflict oplossend vermogen ook toeneemt als er meerdere ouders zijn,112 er is echter geen onderzoek die deze hypothese van de Staatscommissie bevestigt.

In Nederland eindigt bijna 40% van de huwelijken door een echtscheiding.113 Mathematisch gezien is die kans bij een meeroudergezin die bestaat uit twee ouderparen dubbel zo groot, toch heeft de Staatscommissie niet stil gestaan bij de vraag wat er moet gebeuren als één ouderpaar of beide ouderparen uit elkaar gaan, Weijers vindt dit verbazingwekkend114 en ook Boone, Kalverboer en Vonk noemen dit kritiekpunt.115 Er is geen reden om aan te nemen dat het scheidingspercentage bij partners die onderdeel zijn van een meeroudergezin lager ligt dan bij een standaard gezin. Ze moeten wel van tevoren een meerouderschapsovereenkomst maken waardoor zij misschien beter voorbereid zijn op de komst van het kind dan een standaard stel, maar ook een standaard stel gaat trouwen en krijgen kinderen met de beste intenties, deze intenties zijn helaas geen garantie voor de toekomst.

Het derde kritiekpunt gaat over de meerouderschapsovereenkomst, onder andere Boone, Doek, Vlaardingerbroek, Vonk en Wortmann116 zetten vraagtekens bij de

meerouderschapsovereenkomst. De kritiek op de meerouderschapsovereenkomst bestaat uit twee punten. Het eerste punt is de nakoming van het contract,117 betrokkenen kunnen allerlei afspraken hebben gemaakt voor de conceptie van het kind, maar wat gebeurt er als er na de geboorte van het kind onenigheid ontstaat over deze afspraken? Ook kunnen de betrokkenen niet van tevoren over alles afspraken maken, ze weten immers niet wat de toekomst hen brengt. Het tweede punt is hoe het belang van het toekomstige kind zich verhoudt tot de meerouderschapsovereenkomst,118 hoe moet de rechter het belang van het toekomstige kind 111 Rapport herijking ouderschap, p. 151.

112 Idem, p. 151-152.

113 CBS, Huwelijksontbindingen; door echtscheiding en door overlijden 2016. 114 Weijers, JIP 2017/1, p. 45.

115 Boone, FJR 2017/27, p. 125, Kalverboer, hoorzitting rondetafelgesprek rapport herijking ouderschap en Vonk, hoorzitting rondetafelgesprek rapport herijking ouderschap.

116 Boone, FJR 2017/27, p. 125, Doek, FJR 2017/31, p. 150, Vlaardingerbroek, FJR 2017/30, p.145, Vonk, hoorzitting rondetafelgesprek rapport herijking ouderschap en Wortmann, WPNR 2017/7138.

117 Boone, FJR 2017/27, p. 123, Vlaardingerbroek, FJR 2017/30, p. 145 en Wortmann, WPNR 2017/7138. 118 Boone, FJR 2017/27, p. 125 en Doek, FJR 2017/31, p. 150.

(31)

toetsen? Elk kind heeft bepaalde basisbehoeften nodig, maar ieder kind is uniek en heeft speciale dingen nodig voor zijn ontwikkeling, dit kan de rechter niet toetsen omdat het kind nog niet geboren is en er dus ook niet bekend is wat dit specifieke kind nodig heeft.

§ 4.4 Waarborgen voor het belang van het kind in het rapport herijking ouderschap

In deze paragraaf wordt gekeken of het belang van het kind (hoofdstuk 3) genoeg

gewaarborgd wordt in de voorstellen van de Staatscommissie (hoofdstuk 2). Het belang van het kind moet de belangrijkste reden zijn om meerouderschap juridisch te regelen. Uit

paragraaf 3.5 blijkt dat er een aantal overeenkomsten zijn tussen het IVRK, het BIC-model en de zeven punten van goed ouderschap uit het rapport herijking ouderschap. De eerste

overeenkomst tussen het IVRK, het BIC-model en de 7 punten van goed ouderschap uit het rapport herijking ouderschap is continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en verzorging, dit punt wordt gewaarborgd in de nieuwe regeling in de meerouderschapsovereenkomst moet namelijk staan wat de hoofdverblijfplaats is van het kind en hoe de betrokkenen de

verzorgings- en opvoedingstaken verdelen.119

De tweede overeenkomst is de verzorging, bescherming en veiligheid van het kind. Dit punt wordt gewaarborgd door artikel 1:203 sub a BW,120hierin wordt namelijk verwezen naar artikel 1:247 BW. Artikel 1:247 BW bevat een algemene regeling over het ouderlijk gezag. Het ouderlijk gezag omvat de plicht om het kind te verzorgen en op te voeden, hieronder wordt ook verstaan de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind alsmede de veiligheid van het kind.121 In de meerouderschapsovereenkomst moeten dus afspraken worden opgenomen hoe de betrokkenen gaan zorgen voor het lichamelijk welzijn van het kind en de veiligheid van het kind.

De derde overeenkomst is een affectief klimaat. Een affectief klimaat heeft betrekking op het mentale welzijn van het kind, dit punt wordt net zoals het lichamelijk welzijn genoemd in artikel 1:247 lid 2, volgens artikel 1:203 sub a BW122 moeten hierover dus afspraken gemaakt worden. Voor zijn mentale welzijn heeft het kind onder andere liefde, steun en begrip nodig. Het is niet makkelijk om hierover afspraken te maken, je kan niet vastleggen hoeveel liefde een ouder het kind moet geven, bovendien zal dit ook niet nodig zijn omdat (bijna) elke ouder

119 Art. 1:203 sub a en b, zie bijlage 5. 120 Zie bijlage 5.

121 Art. 1:247 lid 2 BW. 122 Zie bijlage 5.

(32)

onvoorwaardelijk van zijn kind houdt en hem of haar de liefde en steun geeft die hij of zij nodig heeft.

De vierde overeenkomst is een ondersteunende opvoedingsstructuur, ook voor dit punt moeten we naar artikel 1:203 sub a BW.123 De afspraken die de betrokkenen maken in de meerouderschapsovereenkomst zijn dus zeer belangrijk voor het belang van het kind. De rechter moet de meerouderschapsovereenkomst goedkeuren, hij keurt de

meerouderschapsovereenkomst niet goed als de meerouderschapsovereenkomst niet de onderdelen bevat van artikel 1:203 BW of onzorgvuldig tot stand is gekomen.124 De meerouderschapsovereenkomst hoeft alleen de onderdelen van artikel 1:203 BW125 te bevatten, maar hoe uitgebreid dit moet zijn is niet duidelijk waardoor dit onvoldoende waarborg biedt voor het belang van het kind.

De Staatscommissie heeft nog een andere waarborg ingebouwd in de wijzigingen die zij aanbeveelt, namelijk artikel 1:202 lid 2 sub g BW.126De rechter verleent alleen toestemming als het belang van het kind zich niet tegen de toestemming verzet. De rechter zal dus een belangenafweging moeten maken om te kijken of het belang van het toekomstige kind zich verzet tegen meerouderschap. Om te zorgen dat het belang van het kind goed genoeg

gewaarborgd en verdedigd wordt bij het verzoek om meerouderschap wordt er een bijzondere curator ingesteld die het belang van het kind moet verdedigen. Voor de eenvoudige adoptie geldt dezelfde bescherming, ook hier wordt een bijzondere curator ingesteld die het belang van het minderjarige kind verdedigt. Dit lijkt op het eerste gezicht een goede waarborg voor het belang van het kind, maar schijn bedriegt. Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken is er geen definitie voor het belang van het kind, de rechter heeft dus geen houvast als hij het belang van het kind moet toetsen waardoor ook artikel 1:202 lid 2 sub g BW127 onvoldoende waarborg biedt voor het belang van het kind. Het belang van het kind staat volgens de

Staatscommissie centraal,128 dit belang wordt echter onvoldoende gewaarborgd in de adviezen van de Staatscommissie.

§ 4.5 Aanbevelingen

123 Zie bijlage 5.

124 Art. 1:202 lid 4, zie bijlage 5. 125 Zie bijlage 5.

126 Zie bijlage 5. 127 Zie bijlage 5.

(33)

Een goede meerouderschapsovereenkomst is essentieel voor het belang van het kind, zoals blijkt uit de vorige paragraaf is in de meerouderschapsovereenkomst de belangrijkste waarborg voor het belang van het kind het punt dat in artikel 1:203 sub a BW129 wordt genoemd, namelijk de wijze waarop de verzorgings- en opvoedingstaken worden verdeeld. Deze waarborg voor het belang van het kind is naar mijn mening onvoldoende omdat niet duidelijk is hoe uitgebreid de afspraken moeten zijn die de betrokkenen moeten maken en er is geen waarborg dat de betrokkenen de afspraken ook daadwerkelijk gaan naleven.

De meerouderschapsovereenkomst wordt al gesloten voor de conceptie van het kind. Allerlei afspraken liggen dus al vastvoordat het kind geboren wordt, maar wat gebeurt er als de ouders na de geboorte van het kind anders over bepaalde afspraken gaan denken? Of als de situatie verandert? Zolang de ouders het met elkaar eens zijn zullen er geen problemen ontstaan, maar wat gebeurt er als de ouders het niet met elkaar eens zijn? Kan de meerouderschapsovereenkomst dan nog gewijzigd worden? De

meerouderschapsovereenkomst kan gewijzigd worden op de manier die de betrokkenen hebben afgesproken,130hoe ver deze wijzigingsbevoegdheid reikt, blijkt niet uit het rapport herijking ouderschap. De betrokkenen zijn ook niet verplicht om langs de rechter te gaan als zij hun meerouderschapsovereenkomst willen wijzigen, dit lijkt mij gezien vanuit het belang van het kind niet wenselijk, de betrokkenen kunnen immers afspraken wijzigen waardoor het belang van het kind wordt geschaad, er is geen rechter die toetst of de wijzigingen in belang van het kind zijn.

De voordelen van juridisch meerouderschap die genoemd zijn in paragraaf 4.1: verbetering rechtspositie van het kind en de intenties van de betrokkenen zijn belangrijker dan de

samenstelling van het gezin, wegen niet op tegen de nadelen en het kritiek op het rapport. De besluitvorming zal lastiger worden als meerdere personen een besluit moeten nemen, ieder heeft een eigen mening. Meer ouders zal ook zorgen voor meer conflicten, hiermee wordt het belang van het kind niet gediend. Bovendien wordt er in het rapport herijking ouderschap geen aandacht besteedt aan de situatie dat de ouders uit elkaar gaan, wat de gevolgen hiervan zijn voor de meerouderschapsovereenkomst en voor het belang van het kind is niet duidelijk. Alles in beschouwing genomen beveel ik aan om de voorstellen van de Staatscommissie niet te volgen en juridisch meerouderschap niet in te voeren omdat het belang van het kind niet genoeg gewaarborgd wordt in de voorstellen van de Staatscommissie.

129 Zie bijlage 5.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waar God uw vrouw, ofschoon zij een zondares is, genade geeft, genade des levens, opdat zij niet sterve, maar eeuwig voor Zijn aangezicht leve, daar zult gij, man, slechts dan

Het enkelbandje van Sproutling doet nog meer: het meet temperatuur, licht en geluid in de babykamer, stuurt een waarschuwing naar de ouders vlak voor het kind ont- waakt en

b Teken de lichtstralen die van beide lampen op de randen van de spiegel vallen voor en na weerkaatsing.. d Teken in de figuur hieronder het spiegelbeeld

Zij weet dat hij eerst wat lawaaierig terug aan het werk zal gaan alsof hij haar geruststellen moet: het is veilig, Miranda, ik ben aan het werk, jij kunt zonnebaden in je nakie,

(Foto hieronder) Tip: Bespreek met je kapoen wat er allemaal op zo’n postkaartje/de omslag aanwezig moet zijn zoals: het adres, een postzegel, de naam van de ontvanger, … En

2 woorden waarvan de betekenis in relatie tot andere woorden duidelijk wordt:.. vader, zoon,

Kies dan voor een uitbouw en een inpandige studio... Niet voor niets was ‘licht’ één van de ingrediënten in het ontwerp van monument De Hooge Riet. En niet voor niets

De Mosjes gaan weer niet zonder Zalm-Forel naar huis.. Het is er maar eentje...maar ik was er zeer