• No results found

Ongewenschte elementen': reële veiligheidsdreiging of niet?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ongewenschte elementen': reële veiligheidsdreiging of niet?"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Ongewenschte elementen’: reële

veiligheidsdreiging of niet?

Een onderzoek naar het lokale veiligheidsbeleid in het kader van de opvang van vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 -1918) in de stedelijke gebieden Bergen op Zoom, Amsterdam en Rot terdam.

(Westbrabantsarchief beeldbank, 1914). Belgische vluchtelingen op het Stationsplein, Bergen op Zoom oktober 1914.

Masterthesis, augustus 2017 A.M.P. Jacobs (s1790080) Supervisor: Dr. C. Hijzen Tweede lezer: S. Wittendorp

MSc Crisis and Security Management Faculteit Governance and Global Affairs Universiteit Leiden

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie ten behoeve van het afstuderen van de Masteropleiding Crisis and Security Management aan de universiteit van Leiden. Het onderzoek analyseert het lokale veiligheidsbeleid met betrekking tot de opvang van burger- en militaire vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Het idee voor dit onderzoek is ontstaan door een

combinatie van factoren. Enerzijds was mijn interesse gewekt voor de Eerste Wereldoorlog periode als gevolg van mijn universitaire geschiedenis achtergrond en waardevolle stage in het Stadsarchief Rotterdam, waar ik mij bezig heb gehouden met het selecteren en

onderzoeken van materiaal uit deze periode. Anderzijds is dit onderwerp tot stand gekomen door het volgen van het vak ‘Security in Historical Perspective’, waardoor ik het belang in ging zien van het werpen van nieuw licht op een zeer actuele veiligheidsonderwerp; de vluchtelingenproblematiek.

Ik heb het schrijven van deze scriptie als een leerzame en plezierige periode ervaren. Naar mijn mening ben ik een stap verder gekomen in kundigheid en inzicht in het doen van wetenschappelijk onderzoek. Ik heb geleerd hoe ik een bestaande wetenschappelijke theorie kan inzetten om naar bepaalde gebeurtenissen uit het verleden te kijken en dat heeft

vernieuwende inzichten opgeleverd. Hoewel het doen van archiefonderzoek niet nieuw voor me was, heb ik er toch veel van geleerd en vond ik het leuk om te doen. Ik hoop dat mijn onderzoek andere mensen inspireert om huidige (lokale) veiligheidsproblemen vanuit een historische perspectief te belichten en daarnaast mee te geven hoe waardevol en actueel geschiedenis en haar archieven zijn.

Hierbij wil ik ook mijn dank uit brengen aan mijn begeleider vanuit de universiteit Leiden, dhr. Hijzen. Zijn tussentijdse feedback was zeer waardevol en heeft mij geholpen er een goed stuk van te maken.

Anna Jacobs,

(3)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen op welke manier de lokale verschillen in de wijze waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een

veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren zijn middels de Securitization-theorie. Deze doelstelling kwam voort uit het feit dat veel Nederlandse gemeenten te maken kregen met een diversiteit aan veiligheidskwesties als gevolg van de opvang van burger- en militaire vluchtelingen ten tijde van de Eerste

Wereldoorlog, maar hier tot op heden geen onderzoek (case-specifiek of vergelijkend) naar is verricht. Zo ontbreekt het aan onderzoek naar de manier waarop op lokaal niveau omgegaan werd met vluchtelingen, hoe de vluchtelingen als veiligheidsprobleem werden afgeschilderd, welke verschillen en overeenkomsten aan te wijzen zijn in het veiligheidsbeleid en in welke mate dit impact heeft gehad op de veiligheid. Gelet op de huidige vluchtelingenproblematiek en de veiligheidsproblemen die zich voordoen, zou dit wel wenselijk zijn, want dit zou nieuw licht kunnen werpen op het huidige veiligheidsbeleid van gemeenten omtrent de opvang van asielzoekers. Tijdens het onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal: ‘Op welke manier zijn de lokale verschillen in de wijze waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren?’

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd. Allereerst vond een literatuurstudie plaats met als doel om te achterhalen uit welke elementen de Securitization-theorie nader bestaat, welke factoren volgens de theorie het veiligheidsbeleid van een (lokale) overheid beïnvloeden, wat de praktische toepasbaarheid van de Securitization-theorie is en wat de kenmerken zijn van de opvang van vluchtelingen, in bijzonder op lokaal niveau, en het algehele veiligheidsbeleid tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vervolgens is middels een meervoudige casestudy aan de hand van archiefbronnen

geprobeerd aan de hand van de Securitization-theorie de verschillen en overeenkomsten in het veiligheidsbeleid tussen Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam te verklaren.

Uit de casestudy blijkt dat de steden Bergen op Zoom en Amsterdam op het eerste gezicht qua speech act op elkaar lijken, omdat deze zich op dezelfde terreinen voordeden (militair en maatschappelijke). Toch is naar voren gekomen dat er grote verschillen zijn in de manier waarop om is gegaan met de dreigingen en zijn ook andere maatregelen genomen met andere gevolgen voor de lokale veiligheid. Rotterdam wijkt af van Bergen op Zoom en Amsterdam. Vanwege de hevigheid van de dreiging (gezondheid, maatschappelijke en militair) was in

(4)

deze gemeente het meeste contact tussen de burgemeester en de rijksoverheid (ministeries), werden voorgestelde maatregelen sneller goedgekeurd en werden meer maatregelen ingevoerd dan in de andere twee steden.

Voor eventueel vervolgonderzoek zou het aan te raden zijn om meer specifieke

steden/gemeenten te onderzoeken waar vluchtelingen opgevangen zijn, zodat het mogelijk wordt om ook regionale/provinciale overeenkomsten, verschillen en patronen en de

onderliggende structuren van het uitgevoerde (lokale) veiligheidsbeleid nader te identificeren in het kader van de opvang van vluchtelingen en de bedreiging van de veiligheid. Ten tweede is het, om de interne betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen, aan te raden in

vervolgonderzoek meer gebruik te maken van andere bronnen. Daarbij is een spreiding van meer lokale en nationale kranten gewenst, evenals het bestuderen van burgerbronnen. Ten derde is het aan te raden om in vervolgonderzoek meer zoektermen te gebruiken en deze los te laten op meer lokale archieven, zoals bijvoorbeeld de Stadsarchieven van grote steden als Rotterdam, Amsterdam, Utrecht, Den Haag en provinciale archieven als het West-Brabants Archief.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 1 Samenvatting 2 Hoofdstuk 1 Inleiding 6 1.1 Introductie 6 1.2 Aanleiding 6

1.2.1 De vluchtelingencrisis in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 6

1.2.2 Oorlogsvluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam 7

1.2.3 Veiligheidskwesties in de literatuur 9

1.3 Huidige vluchtelingencrisis en veiligheidskwesties 10 1.4 Research gap en wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie onderzoek 11

1.5 Onderzoeksdoelstelling en onderzoeksvraag 12

1.6 Leeswijzer 13

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 14

2.1 Inleiding 14

2.2 Oorsprong en kenmerken Securitization-theorie 14

2.3 Beïnvloedende factoren 15

2.4 Toepassing Securitization-theorie 17

2.5 Conceptueel model 19

Hoofdstuk 3 Research design 20

3.1 Inleiding 20

3.2 Onderzoektypering- en opzet 20

3.3 Theoriestudie en deskresearch 21

3.3.1 Literatuurstudie 21

3.3.2 Operationalisatie Securitization-theorie 22

3.3.3 Deskresearch: secundaire publicaties 23

3.4 Archiefonderzoek: primaire bronnen 24

3.4.1 Bergen op Zoom 25 3.4.2 Amsterdam 27 3.4.3 Rotterdam 29 3.4.4 Bronnenkritiek archiefmateriaal 31 3.5 Validiteit en betrouwbaarheid 32 4.1 Inleiding 34

4.2 Veiligheidsbeleid: algemene achtergrond 34

4.2.1 Algemene achtergrond Eerste Wereldoorlog (1914-1918) 34

4.2.2 Vluchtelingenopvang Nederland 35

4.3 Opvang burgervluchtelingen 37

4.4 Militaire vluchtelingen 38

4.5 Nationale veiligheidskwesties 40

4.6 Gemeentelijke opvang vluchtelingen 42

4.7 Lokale veiligheidskwesties 44

4.7.1 Bergen op Zoom 44

4.7.2 Amsterdam 45

4.7.3 Rotterdam 48

(6)

5.2 Bergen op Zoom 53

5.2.1 Militaire speech act: bewijs, maatregelen en gevolgen 53

5.2.2 Maatschappelijke speech act: bewijs, maatregelen en gevolgen 55

5.3 Amsterdam 58

5.3.1 militaire speech act: bewijs, maatregelen en gevolgen 58

5.3.2 maatschappelijke speech act: bewijs, maatregelen en gevolgen 60

5.4 Rotterdam 62

5.4.1 Maatschappelijke speech act: bewijs, maatregelen en gevolgen 63

5.4.2 Volksgezondheid speech act: bewijs, maatregelen en gevolgen 68

6.2 Deelconclusies 73

6.3 Antwoord hoofdvraag 77

6.4 Discussie 78

6.5 Aanbevelingen 79

Archiefbronnen 81

Historische kranten en dagbladen 83

Literatuur 84

(7)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Introductie

Het voorliggende onderzoek richt zich op lokale veiligheidsproblematiek die zich in verschillende Nederlandse gemeenten heeft voorgedaan ten tijde van de opvang van vluchtelingen gedurende de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) in de stedelijke gebieden. Onderzocht wordt op welke manier de lokale verschillen in de manier waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden

afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren zijn volgens de Securitization-theorie. In dit inleidende hoofdstuk wordt de context geschetst van het

onderzoek en zullen de aanleiding, relevantie en het wetenschappelijke ‘research gap’ belicht worden. Daarbij wordt stilgestaan bij Nederland ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, de massale toestroom van diverse groepen vluchtelingen en de Nederlandse neutraliteitspolitiek. Vervolgens wordt de manier waarop vluchtelingen in de drie gemeenten werden

ondergebracht, belicht. Tenslotte wordt kort stilgestaan bij de huidige vluchtelingenproblematiek en het belang van dit onderzoek voor het heden. 1.2 Aanleiding

1.2.1 De vluchtelingencrisis in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog

Toen op 4 augustus 1914 de Duitse legers België binnentrokken en eind september 1914 de aanval op Antwerpen werd geopend, kwam een grote stroom vluchtelingen naar Nederland op gang (Heuvel-Strasser, 1986, p. 184). Zo staken tussen begin augustus en half oktober 1914 ongeveer 100.000 Belgische oorlogsvluchtelingen in Limburg de grens over, gevolgd door 400.000 in Zeeuws-Vlaanderen en 500.000 in Noord-Brabant (Moeyes, 2014, p. 97). Zij verlieten in alle haast hun vertrouwde omgeving en zochten een veilig onderkomen in het Nederlandse buurland. Tegelijkertijd moesten ongeveer 32.000 Belgische militairen en duizenden Britten en Duitsers uitwijken naar Nederlands grondgebied (Roodt, 2000, p. 16). De Nederlandse regering moest hier direct op anticiperen. Dit viel echter niet mee, want om de politieke neutraliteit van Nederland te behouden, moest ons land zich onthouden van activiteiten die gericht waren tegen de oorlogvoerende landen en moest zelfs de neiging van partijdigheid worden voorkomen (Leenders & Orth-Sanders, 2016, p. 309). De

neutraliteitspolitiek had veel invloed op de manier waarop met de vluchtelingen werd omgegaan (Daalmans, 1999, p. 11).

(8)

Het eerste belang was het verspreiden van vluchtelingen over het land. Los van het feit dat het noodzakelijk was om de vluchtelingen te kunnen huisvesten en voeden, was de verspreiding uit militair oogpunt van belang: de enorme mensenmassa’s waren een obstakel voor de Nederlandse militairen bij het uitvoeren van de grensbewaking in oorlogs- en crisistijd (Roodt, 2000, p. 149). Hoewel het grootste gedeelte van de vluchtelingen uit België kwam, ontvluchtten in de loop van de oorlog ook duizenden Duitse deserteurs en Russische krijgsgevangenen uit Duitse krijgsgevangenkampen en trokken naar Nederland, evenals ontsnapte krijgsgevangenen met een andere nationaliteit (Britten, Fransen, Belgen Serviërs of Montenegrijnen) (Noort, 2016, p. 287). Aan het einde van de oorlog werkte de Nederlandse overheid mee aan de uitwisseling van krijgsgevangen tussen Engeland en Duitsland, waardoor ongeveer 11.000 Duitse en Britse krijgsgevangenen in ons land werden geïnterneerd.

Bovendien kwam in oktober en november 1918 opnieuw een grote stroom

burgervluchtelingen op gang, als gevolg van de aanhoudende gevechten in Noord-Frankrijk en België, waardoor ongeveer 40.000 Fransen burgers aankwamen in Nederland. In de laatste fase van de oorlog zochten ook andere militairen, die niet langer wilden vechten, een veilig onderkomen in Nederland (Roodt, 2000, p. 16).

1.2.2 Oorlogsvluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam

De meer dan een miljoen vluchtelingen op ruim zes miljoen Nederlanders zorgden voor een bevolkingstoename van maar liefst 15 % en vormde daarmee de grootse vluchtelingenstroom uit de Nederlandse geschiedenis (Heuvel-Strasser, 1986 p. 189-190). De opvang van de vluchtelingen was niet alleen gecompliceerd door het buitengewoon grote aantal, maar ook door de diversiteit. In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de manier waarop in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam werd omgegaan met de vluchtelingen. Deze steden zijn gekozen, omdat zich hier de meeste vluchtelingen vestigden.

Bergen op Zoom

De grensplaats Bergen op Zoom ving gedurende de oorlog veruit de meeste Belgische

vluchtelingen op. In 1914 alleen al kwamen ongeveer 110.000 Belgische burgervluchtelingen aan in de 16.625 inwoners tellende stad. Daar kwamen ook nog eens 35.000 Belgische

militairen bij, die met voorrang geïnterneerd dienden te worden (Bos, 2007; Rood, 2000). Volgens cijfers van het Nationaal Vluchtelingen Comité waren dit er zeker 250.000, gevolgd door 150.000 vluchtelingen die zich in oktober meldden.1 Het aantal Belgische

(9)

burgervluchtelingen was zo groot, dat de regering besloot om alle Belgen te concentreren in twee grote tentenkampen op de terreinen ‘Kijk in de Pot’ en ‘Plein XIII’ (Roodt, 2000, p. 158). Het plaatsingsbeleid van de Nederlandse vluchtoorden dwong armlastigen en

ongewenste elementen te verhuizen, terwijl ‘gegoede’ vluchtelingen hier niet noodzakelijk werden ondergebracht. De tweede helft van oktober vormde hierop een uitzondering: het grote tekort aan woonruimte maakte een selectie naar rang en stand onmogelijk (Daalmans, 1999, p.32). De straten waren in deze periode overvol en duizenden mensen kampeerden op pleinen en open terreinen. Zelfs de kleedkamers van het zwembad werden benut, omdat er nog steeds te weinig huisvesting was en vrijwel alle Bergenaren al huisvesting gaven aan een of meerdere Belgische vluchtelingen (Daalmans, 1999; Roodt, 2000, p. 144-145).

Amsterdam

Het totale aantal Belgische burgervluchtelingen liep in 1914 op tot 14.000, waarmee de gemeente Amsterdam haar grens had bereikt (Roodt, 2000, p. 153-154; Onderwater, 2014, p. 113). De ‘gegoede’ Belgen werden ondergebracht in hotels en de armen in opvangcentra aan de Keizersgracht, gebouwen in Artis en enkele loodsen aan de Handelskade en de

Sumatrakade (Roodt, 2000, p. 159). Volgens cijfers van het Nationaal Vluchtelingen Comité is gedurende de oorlog huisvesting verleend aan 20.000 mannen, vrouwen en kinderen.2 Vanaf de lente van 1918 trokken ook Duitse deserteurs naar de stad, maar hiervan zijn geen officiële cijfers bekend vanwege de inconsequente registratie (Roodt, 2000, p. 238-239). Rotterdam

Belgische vluchtelingen vormden de grootse groep, variërend van 5000 tot bijna 9000 aan het einde van de oorlog (Stienen, 2016, p. 334). Daarnaast was de stad tevens een toevluchtsoord voor gevluchte Britse en Belgische militairen, Duitse deserteurs, Russische en Oost-Europese krijgsgevangenen en in de laatste fase van de oorlog (1918) arriveerden duizenden Franse en Italianen (en ook weer Belgen) in de Rotterdamse stad (Stadsarchief Rotterdam, 2014). Naar schatting van de politie verbleven op 14 oktober 1914 23.000 vluchtelingen in Rotterdam. Daarvan waren grofweg 6000 mensen ondergebracht in allerlei accommodaties van de gemeente en bedrijven en 17.000 bij particulieren, verdeeld over 4500 Rotterdamse gezinnen (Roodt, 2000, p. 153).

(10)

1.2.3 Veiligheidskwesties in de literatuur

Lokaal werden verschillende initiatieven ontwikkeld om vluchtelingen in de gaten te houden. Indien nodig werden ze afgezonderd van de maatschappij. Hoewel verschillende studies verschenen zijn naar Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbinnen de opvang van vluchtelingen enige aandacht krijgt, wordt daarin niet stilgestaan bij veiligheidskwesties. De manier waarop de vreemdelingen als veiligheidsprobleem werden afgeschilderd, vanwege spionageactiviteiten, smokkel, politiek-getinte activiteiten, ontsnappingen van militairen, deserteurs en krijgsgevangenen en de stijging in drankmisbruik, prostitutie en criminaliteit, is tot op heden onderbelicht in (historisch) onderzoek. De verschillen in de manier waarop door gemeenten werd omgegaan met veiligheidskwesties is daarbij helemaal niet belicht. De meeste studies beperken zich tot het uitlichten van een incident, de manier waarop een bepaalde maatregel wel of niet paste binnen het nationale veiligheidsbeleid en de manier waarop de opvang plaatsvond.

Leenders en Orth-Sanders (2016, p. 222-224), die onderzoek hebben gedaan naar Belgische vluchtelingen in Rotterdam, staan bijvoorbeeld alleen kort stil bij de activiteiten van

Belgische vluchtelingen die de Nederlandse neutraliteit in gevaar konden brengen en de anticipatie daarop door de Rotterdamse politie. Ook Stienen (2016) gaat alleen globaal in op mogelijke veiligheidsrisico’s. Benoemd wordt dat het vervoeren van 100.000

krijgsgevangenen niet zonder risico’s was, aangezien aan de oostgrens de Spaanse Griep heerste (Stienen, 2016, p. 341). Ook wordt vermeld dat de gevluchte Pools-Russische burgers en Russische krijgsgevangenen de meest ‘roemruchtige’ groep in Rotterdam vormden, maar daar blijft het bij (Stienen, 2016, p. 334). Daalmans (1999) en Nagtegaal (2014) blijven eveneens algemeen. Daalmans (1999) stelt dat het logisch is dat de tijdelijke

bevolkingstoename zorgde voor een toename aan criminaliteit en aantasting van de openbare orde en Nagtegaal (2014) stelt alleen dat de vluchtelingen een risico vormden voor het handhaven van de neutraliteit. In de studie van Eijl (2005) tenslotte wordt de verandering in het vreemdelingenbeleid door de grote vluchtelingenstromen benadrukt. Zij stelt dat het buiten werking stellen van de vreemdelingenwet leidde tot de behoefte aan meer controle op het vreemdelingenverkeer en dat deze behoefte toenam door de internationale politieke situatie na de Russische revolutie en de angst voor ‘bolsjewistisch agitatie’ in Europa. Het resultaat was een aanzienlijke strenge controle van vreemdelingen en een uitbreiding van de grenstroepen en het bureaucratisch apparaat (Eijl, 2005, p. 141).

(11)

Meer onderzoek naar veiligheid tijdens de opvang van vluchtelingen in Nederland is niet voorhanden. Het betreft voornamelijk onderzoek naar het vreemdelingenbeleid, maar niet naar het veiligheidsbeleid in samenhang met de vluchtelingen en de manier waarop de vluchtelingen als een veiligheidsprobleem werden beschouwd. Dit lijkt vreemd, aangezien veiligheidskwesties gedurende andere oorlogen uitgebreid bestudeerd zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan de communisten in het Westen ten tijde van de Koude Oorlog (1945-1989), die beschouwd werden als de vijfde colonne van Moskou, waaraan talloze onderzoeken zijn gewijd (Buzan, 2008; Friedman, 2011; Engelen, 2007; Hijzen, 2016; Madrell, 2013). Echter, deze onderzoeken zijn vanuit een ander perspectief verricht als voorliggend onderzoek, waarin geanalyseerd wordt op welke manier de lokale verschillen in de manier waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd te verklaren zijn.

1.3 Huidige vluchtelingencrisis en veiligheidskwesties

Vanaf 2015 is een massale vluchtelingenstroom op gang gekomen naar Europese landen, waarbij tussen 2015 en 2016 bijna 90.000 vluchtelingen uit met name Syrië, Afghanistan en Irak in Nederland asiel hebben aangevraagd (Bolle, 2017). In een aantal gemeenten heeft dit felle protesten opgeleverd tegen de komst van asielzoekerscentra (AZC’s): burgemeesters, wethouders en raadsleden kregen doodsbedreigingen en een politieauto ging in vlammen op. De protesten waren het gevolg van veiligheidskwesties die speelden rondom sommige centra: van aanrandingen, aanvallen op homoseksuelen, van mensenmokkel- en handel, tot

mishandelingen, intimidatie, vernielingen, diefstal, hongerstakingen, zelfverminking en pogingen tot zelfmoord (Kuiper et al., 2016). Daarmee kan gesteld worden dat de

vluchtelingenopvang gepaard gaat met de nodige risico’s voor de publieke veiligheid. De frustratie over het lange, onzekere verblijf in een sober opvangcentrum kan er daarnaast toe leiden dat asielzoekers radicaliseren (Bakker, 2015), waardoor terrorisme in de hand gewerkt wordt. Ondanks dat tot nu toe geen sprake is geweest van terroristische activiteiten onder Nederlandse asielzoekers, waren in 2016 welke enkele asielzoekers aantoonbaar betrokken bij aanslagen in Europa (NCTV, 2016). Ook benadrukt de terreurbestrijdingsdienst NCTV (2016) dat ISIS veelvuldig gebruik heeft gemaakt van de vluchtelingenstroom en operatives de asielprocedure hebben gebruikt om slapende cellen in Europa te vormen of te ondersteunen. Als gevolg van deze verontrustende ontwikkelingen buigen veel gemeenten zich over de veiligheid omtrent vluchtelingenopvang. Geweldsdelicten, openbare-ordeverstoringen,

(12)

maatschappelijke onrust, mensensmokkel, discriminatie en radicalisering moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Gemeenten reageren echter wisselend op incidenten en schilderen de vluchtelingen op verschillende manieren af als een veiligheidsprobleem. Sommige gemeenten berichten het liefst zo min mogelijk over incidenten, omdat het bekend maken van incidenten, vergrijpen of strafbare handelingen van asielzoekers, volgens sommige lokale bestuurders het draagvlak voor een azc binnen een gemeente verkleint en asielzoekers stigmatiseert. Daarentegen zijn er ook gemeenten, waaronder Amsterdam, die aangekondigd hebben regelmatig een lijst van incidenten binnen de azc’s te gaan publiceren. Het kabinet heeft inmiddels besloten dit voor heel Nederland te gaan doen (Kuiper et al., 2016). 1.4 Research gap en wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie onderzoek De meeste studies naar de Eerste Wereldoorlog in Nederland concentreren zich op de handhaving van de neutraliteitspolitiek en de invloed daarvan op de samenleving. Hoewel enkele onderzoeken verricht zijn naar de impact van de opvang van oorlogsvluchtelingen op de veiligheid, wordt nergens specifiek stilgestaan bij lokale verschillen in het

veiligheidsbeleid, terwijl bekend is dat veel gemeenten te maken kregen met een diversiteit aan veiligheidskwesties als gevolg van de opvang van vluchtelingen. Zo is geen onderzoek verricht naar de manier waarop op lokaal niveau omgegaan werd met vluchtelingen, hoe de vluchtelingen als veiligheidsprobleem werden afgeschilderd, welke verschillen en

overeenkomsten aan te wijzen zijn in het veiligheidsbeleid en in welke mate dit impact heeft gehad op de veiligheid. Gelet op de huidige vluchtelingenproblematiek en de

veiligheidsproblemen die zich voordoen, zou dit wel wenselijk zijn. Immers, door naar het verleden te kijken, kan nieuw licht geworpen worden op het huidige veiligheidsbeleid van gemeenten.

Hoewel bekend was dat in de gemeenten Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam de meeste vluchtelingen werden opgevangen en zich met bepaalde groepen regelmatig veiligheidsproblemen voordeden, is niet eerder onderzocht wat de verschillende

consequenties waren van de manier waarop de vluchtelingen als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd en hoe hiernaar gehandeld werd. Het is niet duidelijk in hoeverre de keuzes die op lokaal niveau gemaakt werden door gemeenten juist incidenten veroorzaakten of voorkomen hebben en wat de algehele impact daarvan is geweest op de veiligheid van de Nederlandse samenleving in die periode.

(13)

Dit is niet alleen wetenschappelijk gezien een ‘leemte’ die opgevuld moet worden, maar tevens heeft dergelijk onderzoek ook een grote maatschappelijke en praktische meerwaarde. Immers, de uitkomsten ervan kunnen bijdragen aan een andere, genuanceerdere of kritische kijk op het huidige lokale vluchtelingenbeleid. Het bestuderen van de drie historische casussen kan helpen om te ontdekken welke factoren een rol spelen bij lokale

veiligheidskwesties, welke effecten bepaalde veiligheidsmaatregelen hadden en welke lessen daaruit kunnen worden getrokken voor een efficiënter veiligheidsbeleid voor de Nederlandse overheid en gemeenten ten aanzien van de opvang van vluchtelingen. Dergelijk onderzoek zal vanuit de Securitization-theorie worden verricht, omdat dit een raamwerk biedt om te kunnen analyseren op welke wijze bepaalde kwesties veranderen in een veiligheidsissue. Dit

conceptuele raamwerk is toegepast op kwesties als immigratie, gezondheid, politieke dissidentie en rechten van minderheden, met name in de context van na 2001 door de VS geleide war on terror (McDonald, 2008, p. 1).

1.5 Onderzoeksdoelstelling en onderzoeksvraag

Het doel van deze scriptie is om in kaart te brengen op welke wijze de lokale verschillen in de manier waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een

veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren zijn middels de Securitization-theorie. Daarbij staat de volgende hoofdvraag centraal: Op welke manier zijn de lokale verschillen in de wijze waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren?’

Hierbij horen de volgende deelvragen:

1. Welke factoren beïnvloeden volgens de Securitization-theorie het veiligheidsbeleid van een (lokale) overheid?

2. Wat zijn de kenmerken van de opvang van vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en in het bijzonder voor Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam?

3.Op welke manier werd in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam omgegaan met de vluchtelingen en hoe heeft dit vanuit de Securitization-theorie bekeken de lokale veiligheid beïnvloed?

Voordat in bronnen gezocht kan worden naar de manier waarop in de drie gemeenten werd omgegaan met de vluchtelingen en hoe dit de lokale veiligheid beïnvloed heeft per gemeente,

(14)

is het eerst noodzakelijk om een conceptueel kader te schetsen, waarmee de bronnen gefilterd kunnen worden. Dit wordt gedaan door stil te staan bij het belang en de kenmerken van de

Securitization-theorie, zodat achterhaald kan worden welke factoren het veiligheidsbeleid van een (lokale) overheid beïnvloeden. Vervolgens wordt nader ingegaan op de kenmerken van de opvang van vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en in het bijzonder hoe dit de drie steden afzonderlijk afging. Tenslotte zal door het bestuderen van verschillende casussen (de drie gemeenten), waarin archiefbronnen bestudeerd worden, achterhaald worden hoe de manier waarop de drie gemeenten omgingen met de vluchtelingenopvang en de

veiligheidsproblemen die zich daarbij voordeden, de lokale veiligheid beïnvloedde, welke verschillen en overeenkomsten zich daarbij voordeden en hoe deze te verklaren zijn vanuit de

Securitization-theorie. 1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk een zijn de aanleiding, probleemanalyse onderzoeksvragen en doelstelling weergegeven, gevolgd door de relevantie van het onderzoek. In hoofdstuk twee wordt het theoretisch kader geschetst met betrekking tot de Securitization-theorie, dat resulteert in een conceptueel model. In hoofdstuk drie staat het onderzoeksdesign centraal en wordt de gehanteerde onderzoeksmethode en operationalisatie toegelicht. Tevens wordt stilgestaan bij de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Het vierde hoofdstuk biedt een

achtergrondschets van de Eerste Wereldoorlog in Nederland en de manier waarop met de vluchtelingen en veiligheidskwesties werd omgegaan. In hoofdstuk vijf worden de drie casestudies (Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam) stuk voor stuk behandeld. De scriptie wordt tenslotte afgesloten met de conclusies in hoofdstuk zes, gevolgd door de discussie en aanbevelingen.

(15)

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader

2.1 Inleiding

Om het onderzoek te kunnen uitvoeren, is het van belang om eerst stil te staan bij de

Securitization-theorie van de Copenhagen School. De oorsprong en kenmerken van de theorie zullen belicht worden (2.2), evenals de verschillende factoren die volgens de theorie invloed uitoefenen op de veiligheid en veiligheidsissue (2.3). Vervolgens wordt stilgestaan bij de toepassingsmogelijkheden van de theorie voor dit onderzoek (2.4) en wordt het conceptueel kader weergegeven (2.5).

2.2 Oorsprong en kenmerken Securitization-theorie

Waar veiligheidsstudies voorheen onderdeel uitmaakten van het vakgebied Internationale Betrekkingen, heeft het zich na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) tot een aparte

academische en professionele stroming ontwikkeld. De academische en praktische stroming hield zich bezig met de bescherming van de staat en de ontwikkeling van een

wetenschappelijke agenda die een bijdrage moest leveren aan de beveiliging van de natiestaat tegen definieerbare bedreigingen om de status-quo te handhaven. Tot het einde van de Koude Oorlog (1946-1989) werd het vakgebied gedomineerd door het Anglo-Amerikaans denken, waardoor in veiligheidsstudies (strategische studies) een militaire focus aangehouden werd. Deze positivistische benadering kwam onder druk te staan tijdens en na de Koude Oorlog (Williams, 2008, p. 2-4) toen wetenschappers gingen debatteren over de reikwijdte en invulling van het vakgebied. Hoewel dit in eerste instantie resulteerde in een pleidooi voor een beperking van veiligheidsstudies gecentreerd rond de dreiging met of het daadwerkelijk gebruik van geweld (Buzan, Wæver & de Wilde, 1998, p. 2), won het idee dat de definitie verbreed zou moeten worden terrein. Critici, waaronder Ullman (1983); Jahn, Lemaitre, & Weaver (1987); Nye & Lynn-Jones (1988); Matthews (1989) en Brown (1989), waren nadrukkelijk voor de verbreding van security met als argumentatie de urgentie van nieuwe, vaak niet-militaire bronnen van dreiging (Buzan et al., 1998, p. 2).

Wæver (1995; 2004) stelt dat niets een veiligheidsprobleem op zichzelf is, maar pas een veiligheidsprobleem wordt als iemand het als zodanig labelt. Deze gedachte komt voort uit het sociaalconstructivisme, waarin wordt gesteld dat mensen en staten hun (sociale)

werkelijkheid construeren door te interacteren met elkaar en vele waarheden naast elkaar bestaan. De subjectiviteit van menselijke waarneming en oordelen geldt daarbij als

(16)

uitgangspunt. Immers, mensen gaan in hun omgang met de werkelijkheid vooral af op de interpretatie ervan ingegeven door de (sub)cultuur waar zij deel vanuit maken. Sociaal-constructivisten denken derhalve in termen van betekenis-constructieprocessen die in

interacties tussen mensen en gebonden aan culturen en subculturen tot stand komen (Gergen, 1985). In navolging van de conceptualisering van veiligheid van Waever, kwam de

Copenhagen School met een alternatieve methode voor het analyseren van

veiligheidsproblemen: de Securitization-theorie (Buzan et al., 1998, p. 32). Het doel van de Securitization-theorie is om de modus operandi van bestaande security actoren te begrijpen en niet om hierover een normatief oordeel te geven (Buzan et. al., 1998, p. 33). Het centrale begrip ‘securitisering’ wordt gebruikt om te wijzen op een discursieve constructie van zaken als veiligheidsdreiging. De Securitization-theorie suggereert dat security bezien moet worden als een speech act, waar de centrale kwestie of bedreigingen echt kunnen zijn of niet, maar het er vooral om gaat hoe een bepaald onderwerp (troepenbewegingen, migratie, of aantasting van het milieu) sociaal geconstrueerd kan worden als een bedreiging, waardoor dit

daadwerkelijk als een dreiging beschouwd wordt (Munster, 2012).

Binnen de theorie wordt uitgegaan van twee centrale concepten: ‘sector’ en regionale veiligheidscomplexen. De sector heeft betrekking op het gebied waarbinnen de veiligheidsdreigingen worden waargenomen. Dat kan op politiek, economisch,

maatschappelijk, militair of ecologisch terrein zijn. Sectoren zijn doorgaans met elkaar verbonden, waardoor de veiligheidsanalyse doorgaans meerdere terreinen beslaat, omdat aspecten van het ene terrein de veiligheid op een ander terrein kan beïnvloeden (Buzan et al., 1998). Daarnaast is sprake van regionale beïnvloeding, oftewel regionale

veiligheidscomplexen: “a set of units whose major processes of securitization,

de-securitization or both are so interlinked that their security problems cannot reasonably be analysed or resolved apart from one another” (Buzan, et al., 1998, p. 201). Vaak zijn bepaalde regionale, internationale en globale veiligheidscomplexen niet op zichzelfstaand maar gaan over grenzen heen. Dit impliceert dat veiligheid geen nationaal of statisch iets is, maar een relationeel en interstatelijk begrip is. Een voorbeeld hiervan is de stijging van het internationaal terrorisme (Boot et al., 2017).

2.3 Beïnvloedende factoren

Zoals hierboven al aangeven draait het binnen de Securitization-theorie vooral om de speech act. Deze brengt iets in werking, want door iets te bestempelen als ‘veiligheidsprobleem’,

(17)

komt een kwestie pas als problematisch op de kaart te staan, of dit nu werkelijk zo is, of niet. Een speech act zorgt ervoor dat de betreffende kwestie voorrang krijgt boven alle andere problemen, want “[…] if we do not tackle this problem, everything else will be irrelevant (because we will not be here or be free to deal with it in our own way)” (Buzan et al., 1998, p. 24). De theorie stelt daarmee dat security uiteindelijk een resultaat is van een bijzonder

sociaal proces, oftewel de speech act in plaats van objectieve voorwaarden (Williams, 2003, p. 513). Als vanuit deze gedachte naar migratie gekeken wordt, betekent dit dat de speech act migratie en vluchtelingen als zodanige existentiële bedreigingen worden gepresenteerd, dat maatregelen buiten de normale grenzen van de politiek procedures worden gerechtvaardigd (Buzan et al., 1998, p. 23-24). Migratie en vluchtelingen worden een veiligheidsprobleem, niet noodzakelijkerwijs door de aard of het objectieve belang van de bedreiging, maar omdat het als zodanig wordt gepresenteerd. De speech act fungeert als een van de belangrijkste katalysatoren voor de constructie van een discours van angst en verspreiding van gevaren rondom migratie.

Om een speech act te kunnen waarnemen, is het van belang inzicht te hebben in de verhouding tussen het referent object, het referent subject, de securitiserende actor, het publiek en de faciliterende voorwaarden (Buzan et al., 1998, p. 32, 35-37):

1) Het referent object: betreft de entiteit die wordt bedreigd, alsook het bestaan ervan. Deze groep, staat, land of beginsel moet bevoegd zijn om voor het bestaan en overleving als een groep, efficiënt genoeg zijn om een security status op het object te leggen.

2) Het referent subject: dit betreft de entiteit die bedreigt (ingebeeld of echt). Dit kan een andere staat zijn, een tegengestelde cultuur of transnationale migranten.

3) De securitiserende actor: betreft degene(n) die een referent object als een bedreiging ziet. Traditioneel verwijst het naar een representatieve regering, de ‘stem van de staat’ die spreekt namens haar burgers. Het kan echter ook verwijzen naar de media of een

politiek-economische elite. De voorwaarde voor securitisering is dat de securitising actor wordt gesteund om namens de bedreigde groep (het referent object) te handelen.

4) Publiek: de securitisering wordt als voltooid gezien indien de relevante doelgroepen (de publieke opinie, politici en militairen) ervan overtuigd zijn dat de kwestie een bedreiging

(18)

vormt voor het referent object en om die reden de voorgestelde maatregelen van actie door de securitising actor zullen accepteren. Aangezien securitisering een intersubjectief proces is, moet de veiligheid worden benadrukt en gerechtvaardigd in een dialoog tussen de actor en het publiek. Het publiek staat het gebruik van tegenmaatregelen buiten de normale grenzen van de politieke procedures toe vanwege de urgentie (Balzacq, 2015; Buzan et al., 1998). De

Copenhagen School benadrukt: “Accept does not necessarily mean in civilized, dominance-free discussion; it only means that an order always rest on coercion as well as on consent. Since securitization can never only be imposed, there is some need to argue one’s case” (Buzan et al., 1998, p. 25). Indien geen tekenen zijn van aanvaarding met betrekking tot de betreffende dreiging, kan alleen gesproken worden van een ‘securitizing move’, niet van daadwerkelijke securitisering van het object (Balzacq, 2015; Buzan et al., 1998). Het is belangrijk om op te merken dat het publiek zeer specifiek is en daarmee brede

bevolkingsgroepen uitsluit, omdat het uitsluitend bestaat uit politieke elites en een aantal overheidsinstellingen, zoals het leger (Does, 2013; Emmers, 2011, p. 140). Zelfs als de algemene bevolking een security discours verwerpt en oordeelt dat de buitengewone maatregelen onwettig zijn, kan de securitisering nog steeds succesvol zijn, als zij door een kleiner elite publiek wordt aanvaard (Collins, 2005; Does, 2013).

5) Faciliterende voorwaarden: dit zijn bepalende factoren waaronder een speech act (of een securitizing move) werkt en door het publiek wordt geaccepteerd. Zij bestaan uit: (1) de

interne eis van de speech-act om de taalkundige-grammaticale vorm van security te volgen (2) de relatie tussen de spreker en het publiek en de waarschijnlijkheid dat het publiek de

bewering(en) aanvaard in een poging tot securitisering en (3) gebruik maken van vermeende bedreigingen die securitisering verhindert/bevordert (Buzan et. al 1998, p. 33).

2.4 Toepassing Securitization-theorie

De speech act lijkt de centrale focus te krijgen binnen de Securitization-theorie, waardoor het ontstaan en de aanwezigheid van mogelijke veiligheidsproblemen kunnen worden

geïdentificeerd. Toch wijzen enkele auteurs op zwakke punten van de theorie. Volgens Huysman (2006) zou een te grote focus liggen op de speech act, waardoor de theorie in mindere mate toepasbaar zou zijn voor het bestuderen van lange-termijn processen en praktijken. Daarmee samen hangt een mogelijke te grote nadruk op de speech act en de daarmee gepaard gaande nadruk op taal, wat met zich mee kan brengen dat andere vormen van representatie (zoals bijvoorbeeld bureaucratische praktijken en afbeeldingen), die een

(19)

belangrijk rol spelen in het construeren en het communiceren van veiligheidsproblemen, genegeerd worden (McDonald, 2008; Balzacq, 2011b). Ook wordt gesuggereerd dat

immigratie als veiligheidsdreiging in de Europese context lastig past binnen het securitisering kader vanwege de focus op ‘momenten’ van interventie en opschorting van de normale politiek (Balzacq, 2005, 2011a & 2011b; Stritzel, 2007; McDonald, 2008). Verschillende auteurs (McSweeney, 1999; Knudsen, 2001; Hansen, 2000; Balzacq, 2005; Aradau, 2004; Williams, 2003; Doty, 1998/9); Booth, 2005) pleitten daarom voor uitbreiding van de verschillende factoren naast de speech act (securitizing move).

Desalniettemin lijkt de Securitization-theorie voor dit onderzoek zeer relevant, omdat het gaat om een geïsoleerde periode (1914-1918) en een afgebakende context van de

immigratie/vluchtelingenproblematiek (de drie gemeenten). Daardoor kan de Securitization-theorie heel gericht worden ingezet om middels bronnenonderzoek te achterhalen welke lokale speech acts ontdekt kunnen worden. Door per gemeente te analyseren van welke referent objecten, referent subjecten, securitiserende actoren sprake was en in kaart te brengen hoe en in welke mate dit resulteerde in speech acts en bepaalde maatregelen en gevolgen, kan verklaard worden op welke manier de lokale verschillen in de manier waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog te verklaren zijn. De meerwaarde van de Securitization-theorie is dat het veiligheidsbeleid niet gezien wordt als een ‘black box’, waarbij niet alleen de uitkomst van het securitiseringsproces relevant is, maar inzicht

verkregen wordt in historische contingenties en bestuurlijke, politieke en persoonlijke keuzes die een rol spelen binnen het veiligheidsbeleid (De Graaf, 2012, p. 308). Het belichten van deze aspecten kan verklaren dat vergelijkbare incidenten en dreigingen op verschillende momenten in de drie verschillende gemeenten hebben geleid tot een ander veiligheidsbeleid. Daar komt bij dat het, in het kader van de probleemstelling van dit onderzoek, van belang is om de ideeën van de Securitization-theorie niet te bezien als een bindende theorie, maar eerder als een efficiënte ‘tool kit’ van toepasbare sociaalwetenschappelijke concepten, waardoor het proces van securitisering een uitgangspunt kan vormen voor een meer systematische analyse van het lokale veiligheidsbeleid door de tijd heen. Doordat het

veiligheidsonderzoek van meer historische diepgang wordt voorzien, kan gekomen worden tot een ‘historisering van veiligheid’. Daarbij is het streven zowel het proces als de uitkomsten van het veiligheidsbeleid in een historische context te plaatsten (De Graaf, 2012, p. 308).

(20)

2.5 Conceptueel model

Binnen de Securitization-theorie wordt uitgegaan van de gedachte dat security een resultaat is van een bijzonder sociaal proces/katalysator, oftewel de speech act. Daarbij gaat het er vooral om hoe een bepaald onderwerp sociaal geconstrueerd wordt als een bedreiging. Dat kan in geschrift, woord en beeld zijn. Pas als hiervan sprake is, kan iets bestempeld worden als een ‘veiligheidsprobleem’, of dit nu werkelijk zo is, of niet. Om een speech act te kunnen waarnemen, is het normaliter van belang inzicht te hebben in de verhouding tussen het referent object, het referent subject, de securitiserende actor(en), het publiek en de faciliterende voorwaarden. Echter, in dit onderzoek draait het om het achterhalen van de manier waarop de lokale overheden met de dreiging van de vluchtelingen omging en zal niet gekeken worden naar de mening van het publiek en de faciliterende voorwaarden. De

maatregelen die genomen zijn, hingen voornamelijk af van de mening van

overheidsinstellingen (rijksoverheid, politie, leger, politieke elites en andere gemeenten) en van een rol van het publiek was daarbij nauwelijks tot geen sprake. Daarnaast is het van belang te kijken naar de sector(en) waar de dreiging plaatsvindt en moet goed in kaart gebracht worden hoe bepaalde sectoren mogelijk met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden en of eventueel sprake is van eventuele regionale beïnvloeding.

Bovengenoemde verbanden zien er schematisch als volgt uit:

Figuur 1: conceptueel model

Speech act

Referent subject Veiligheidsdreiging

Actor(en) Referent object

Veiligheidsbeleid:

sector

(21)

Hoofdstuk 3 Research design

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de gekozen onderzoeksmethoden- en instrumenten onderbouwd en wordt nader ingegaan op de bronnen die gebruikt zijn, evenals de validiteit en

betrouwbaarheid van het onderzoek. 3.2 Onderzoektypering- en opzet

Afgaande op de onderzoekcyclus van Verschuren & Doorewaard (2007) is dit onderzoek diagnostisch, want de nadruk ligt op het bestuderen van de achtergronden van en

samenhangen in de problematiek in kwestie. Daarbij is het doel om in kaart te brengen op welke manier de lokale verschillen in de manier waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren zijn vanuit de Securitization-theorie. Om deze

doelstelling te kunnen realiseren, is op verschillende manieren en met verschillende databronnen onderzoek verricht.

Om de factoren die volgens de theorie het veiligheidsbeleid van een (lokale) overheid

beïnvloeden te achterhalen en tot een conceptueel model te kunnen komen waarmee de Securitization-theorie geoperationaliseerd kon worden naar een geschikt framework voor het praktijkonderzoek, is de wetenschappelijke literatuur geraadpleegd. Hiermee is inzicht

verkregen in de oorsprong en kenmerken van de theorie, de verschillende factoren die invloed uitoefenen op de veiligheid en veiligheidsbeleid en de toepassingsmogelijkheden van de theorie voor dit onderzoek. Daarnaast is primaire en secundaire literatuur bestudeerd om inzicht te verkrijgen in de kenmerken van de opvang van vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland, en in het bijzonder voor Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam.

Vervolgens is aan de hand van een meervoudige casestudy archiefonderzoek verricht met als doel om te achterhalen op welke manier in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam werd omgegaan met de vluchtelingen en hoe dit vanuit de Securitization-theorie bekeken de lokale veiligheid heeft beïnvloed. Hoewel bijna alle Nederlandse gemeente te maken kregen met de opvang van vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, is bewust gekozen voor deze drie gemeenten, omdat deze gemeenten de meeste vluchtelingen opgevangen hebben. Een casestudy kenmerkt zich door bij onderzoekseenheden één of een klein aantal specifieke situaties intensief

(22)

te onderzoeken. Deze methode is volgens Verschuren & Doorewaard (2007: 65) geschikt voor vragen over het waarom en het verloop van bepaalde processen en dat is precies waar in dit praktijkonderzoek de nadruk op ligt. Het bestuderen van de drie historische casussen kan helpen om te ontdekken welke factoren in welke mate invloed hebben uitgeoefend op het ontstaan van speech acts en hoe dit vervolgens doorgewerkt heeft op de manier waarop door de gemeenten werd omgegaan met de vluchtelingen en welke invloed dit had op het lokale veiligheidsbeleid. Daarbij wordt nader ingestaan op de invloed van bepaalde actoren bij het creëren van speech acts en welke lessen daarvan kunnen worden geleerd voor het huidige vluchtelingenbeleid in Nederlandse gemeenten.

Binnen de casestudy wordt gebruik gemaakt van primaire archiefbronnen. Daarbij is vooral gebruik gemaakt van overheidsarchieven en bronnen van (politieke) elites, zoals brieven van burgemeesters, wethouders, hoge ambtenaren, ministers en ministeries, aangevuld met bronnen van vluchtelingen opvangcomités en enkele lokale dagbladen/kranten, om een iets breder perspectief aan te houden en nuances te kunnen aanbrengen in meningen en

vertekeningen te voorkomen. Een archiefonderzoeksstrategie is gericht op het verleden en de veranderingen in de loop van de tijd. Het vermogen om zulke vragen te beantwoorden, wordt echter beperkt door de aard van de administratieve gegevens en documenten. Zelfs als

documenten bestaan, bevatten ze wellicht niet precies de informatie die nodig is om volledig inzicht te krijgen in de manier waarop in de drie gemeentenomgegaan werd met de

vluchtelingen en hoe dit vanuit de Securitization-theorie bekeken de lokale veiligheid heeft beïnvloed. Zo kunnen bijvoorbeeld gegevens ontbreken, is geen toegang tot bepaalde

gegevens of zijn gegevens gecensureerd vanwege de vertrouwelijkheid. Om die reden wordt in aanvulling op de verkregen data uit het archiefonderzoek ook gebruik gemaakt van deskresearch en bestaande publicaties (Saunders et al., 2004).

3.3 Theoriestudie en deskresearch

3.3.1 Literatuurstudie

Voor de literatuurstudie is de volgende zoekstrategie gehanteerd: Via de online bibliotheek van de Universiteit Leiden is gebruik gemaakt van (1) de ‘UBL Get Access’ en (2) de Thuistoegang via de catalogus en ook met Google Scholar is gezocht naar artikelen met de volgende zoektermen: The Copenhagen School, Security Studies, International Relations

(23)

Securitization, Speech act, Securitization move, Criticism of Copenhagen School, Criticism of Securitization Theory, Securitization and refugees, Securitization and migration.

Om geschikte literatuur te kunnen gebruiken, zijn de volgende inclusie- en exclusiecriteria gehanteerd:

Tabel 1: selectiecriteria literatuur

Inclusiecriteria Exclusiecriteria

Publicaties hebben betrekking op The Copenhagen

School, Securitization-theorie of bekritiseren de

Securitization-theorie.

Publicaties die betrekking hebben op andere veiligheidsstromingen binnen de internationale betrekkingen.

Publicaties zijn Nederlands- of Engelstalig. Publicaties geschreven in andere talen dan Nederlands en Engels.

Publicaties zijn in fulltext beschikbaar en zonder betaling toegankelijk.

Publicaties die beschikbaar zijn tegen betaling.

Publicaties zijn afkomstig van een betrouwbare bron en hebben een wetenschappelijke onderbouwing (internet- of tijdschriftenartikelen, vakliteratuur, boeken). Ook zijn de publicaties meerdere malen geciteerd door andere wetenschappers, want dit bewijst de betrouwbaarheid van de publicatie.

Publicaties die niet geciteerd zijn.

Publicaties hebben een of meerdere zoektermen in de titel of ondertitel of abstract.

Indien de zoektermen niet voorkomen in de titel of abstract.

Dit heeft tot de volgende literatuurlijst geleid: Balzacq (2005, 2011b, 2015); Buzan et al. (1998); Collins (2005); Does (2013); Gergen (1985); Huysmans (2006); McDonald (2008); Munster (2012); Wæver (1995, 2004); Williams (2008). De relevante literatuur is allereerst gebruikt om het probleem nader in te kaderen en de in- en aanleiding vorm en richting te kunnen geven, zodat gekomen kon worden tot een relevante doelstelling en onderzoeksvraag. Vervolgens is de literatuur gebruikt om het theoretisch kader vorm te kunnen geven en om de kenmerken van de opvang van vluchtelingen en het algehele veiligheidsbeleid tijdens de Eerste Wereldoorlog in kaart te brengen.

3.3.2 Operationalisatie Securitization-theorie

De leidraad binnen het archiefonderzoek wordt gevormd door een aantal aan de

Securitization-theorie ontleende belangrijke factoren. In hoofdstuk twee is aangegeven dat de speech act centraal staat en de aanwezigheid hiervan bepaalt of een kwestie als een

veiligheidsdreiging bestempeld wordt en er als zodanig maatregelen tegen genomen worden. Om een speech act te kunnen waarnemen, is het normaliter van belang inzicht te krijgen in de verhouding tussen het referent object, het referent subject, de securitiserende actor(en), het

(24)

publiek en de faciliterende voorwaarden. Aangezien het in dit onderzoek draait om de manier waarop de lokale overheden en de daar aanwezige politieke elites met de dreiging van de vluchtelingen omgingen, zullen de factoren publiek en de faciliterende voorwaarden buiten beschouwing gelaten worden. Wel wordt gekeken naar de sector(en) waar de

veiligheidsdreiging betrekking op heeft, evenals regionale beïnvloeding.

Om te achterhalen hoe een bepaalde kwestie sociaal geconstrueerd is als een bedreiging (en daarmee sprake is van een speech act), die geleid heeft tot bepaalde maatregelen en gevolgen, is gekeken wat de invloed/rol is geweest binnen de afzonderlijke gemeenten van het referent object, referent subject en de securitiserende actor(en) voor bepaalde sectoren waar zich veiligheidskwesties hebben voorgedaan door de komst van de vluchtelingen. In tabel 2 wordt de operationalisatie van de factoren en indicatoren weergegeven.

Tabel 2: operationalisatie schema securitization-theorie

Factoren Begripsomschrijvingen

Het referent object De entiteit die wordt bedreigd, alsook het bestaan ervan. Deze groep, staat, land of beginsel moet bevoegd zijn om voor het bestaan en overleving als een groep, efficiënt genoeg zijn om een security status op het object te leggen (Buzan et al., 1998, p. 23-24)

Het referent subject De entiteit die bedreigd (ingebeeld of echt). Dit kan een andere staat zijn, een tegengestelde cultuur of transnationale migranten (Buzan et al., 1998, p. 23-24)

De securitiserende

actor

Degene (of groepen) die een referent object als een bedreiging ziet (Buzan et al., 1998, p. 23-24)

Speech act Een speech act brengt iets in werking, waardoor ‘security’ kan gezien worden als een handeling waarmee zaken kunnen worden aangevoerd als een bedreiging (Buzan et al., 1998, p. 24; Munster, 2012).

Regional security complexes

“a set of units whose major processes of securitization, de-securitization or both are so interlinked that their security problems cannot reasonably be analysed or resolved apart from one another” (Buzan,

2003, p. 141).

3.3.3 Deskresearch: secundaire publicaties

Bij deskresearch gaat het om het verzamelen en analyseren van bekende en bestaande, feitelijke gegevens en onderzoeksdata (secundaire publicaties) (Kooiker et al., 2011). In dit geval had het deskresearch als doel om de bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur aan te vullen en de kenmerken van de (lokale) opvang van vluchtelingen en het algehele veiligheidsbeleid tijdens de Eerste Wereldoorlog in kaart te brengen. Hierbij is onder meer gebruikgemaakt van Roodt (2000), die een uitgebreid overzicht van de (lokale) opvang van verschillende vluchtelingen

(25)

groeperingen belicht vanuit een politiek, juridisch en sociale invalshoek, Moeyes (2014) die ook een overzicht geeft van de verschillende vluchtelingenstromen, maar meer gericht is op de impact van de vluchtelingenopvang en Eijl (2005) die de verandering en verscherping van het vreemdelingenbeleid en wetgeving schets, onder meer als gevolg van de verschillende vluchtelingen groeperingen. De bovengenoemde drie auteurs bieden een waardevol overzicht in de algemene (en lokale) kenmerken van de opvang van vluchtelingen en de veranderingen in het veiligheidsbeleid tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. De auteurs Blom et al. (2014), Daalmans (1999), Heuvel-Strasser (1986), Klinkert (2014) en Linden et al. (2016) concentreren zich specifiek op de gebeurtenissen in en rondom Bergen op Zoom, Amsterdam of Rotterdam ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. De literatuur beschrijft de lokale kenmerken van de vluchtelingengroepering en/of vluchtelingenopvang, waardoor meer inzicht wordt gegeven in de verschillen en/of overeenkomsten in de drie steden.

3.4 Archiefonderzoek: primaire bronnen

De toegevoegde waarde van het gebruiken van archiefmateriaal is dat de archiefbronnen nieuw licht kunnen werpen op de manier waarop in de gemeenten Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam de vluchtelingen als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog. De archiefbronnen kunnen inzicht bieden in de manier waarop werd omgegaan met de vluchtelingen en hoe dit de lokale veiligheid heeft beïnvloed. Het vernieuwende aan dit onderzoek is dat materiaal is gebruikt dat ten dele nieuw is, en voor zover bekend, niet eerder bekeken of besproken door andere historici. Zie daarvoor de tabellen 5, 7, 9, 11 en 13.

Tabel 3: selectiecriteria archiefonderzoek

Inclusiecriteria Exclusiecriteria

Archieven hebben betrekking op militaire en burgers vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam, Rotterdam

en zijn specifiek gefocust op (veiligheid)incidenten /kwesties en de omgang

van de lokale overheden.

Archieven die betrekking hebben op vluchtelingen in andere lokale gemeenten, archieven die ingaan op de inhoud van sociale instanties en hulpverlening aan de vluchtelingen.

Archieven zijn zichtbaar in de online inventaris, te reserveren en te bestuderen

in de studiezaal van het Nationaal Archief.

Archieven zijn niet zichtbaar in het online inventaris en alleen als kopie te raadplegen op een microfilm of microfiche.

Archieven zijn volledig openbaar en kent geen materiële beperkingen.

Archieven zijn bij voorkeur getypt of in een duidelijk leesbaar handschrift geschreven.

Niet leesbare handschriften of onduidelijke aantekeningen.

(26)

Full-tekst optie is aanwezig is, waardoor

tegelijkertijd in verschillende inventarissen gezocht kan worden.

3.4.1 Bergen op Zoom

Voor de archiefstudie is via het Nationaal Archief is gebruik gemaakt van de online database via www.gahetna.nl/collectie en is in de archiefinventarissen gezocht naar documenten met de In tabel 4 zijn de zoektermen weergegeven die gebruikt zijn en in tabel 5 is te zien welke archiefbronnen zijn gebruikt en wat de toegevoegde waarde daarvan is.

Tabel 4: gebruikte zoektermen archiefstudie Bergen op Zoom

Nederlands Periode

Bergen op Zoom vluchtelingen (*)

Bergen op Zoom 1914-1918 Vluchtelingenkamp Vluchtoord Ongewenschte elementen Belgische vluchtelingen (*) Kijk in de Pot

Plein XIII (Plein 13)

Smokkel (*) (Bergen op Zoom) 1914-1918

Spionage (*) (Bergen op Zoom) 1914-1918

(*) verhoogt de zoekcriteria naar meerdere onbekende karakters

Tabel 5: gebruikte archiefbronnen Bergen op Zoom

Archiefbronnen Toegevoegde waarde

Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Vluchtelingen Comité, nummer toegang 2.04.33, inventarisnummer 44: Noord-Brabant, Bergen op Zoom.

(27)

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Oorlog: Verbaalarchief (gewoon en geheim), nummer toegang 2.13.01, inventarisnummer 4953: brief burgemeester Bergen op Zoom aan de regeringscommissaris voor de vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland, 23 september 1915.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Oorlog: Verbaalarchief (gewoon en geheim), nummer toegang 2.13.01, inventarisnummer 4953: brief

regeringscommissaris voor de vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland aan den Minister Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, 27 september 1915.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Oorlog: Verbaalarchief (gewoon en geheim), nummer toegang 2.13.01, inventarisnummer 4953: brief Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, 16 octerber 1916.

Niet eerder besproken.

Voor de aanvullende primaire bronnen is via www.delpher.nl/nl/krantenen gezocht naar (lokale) kranten en dagbladen. In tabel 6 is te zien welke zoektermen zijn gebruikt en in tabel 7 welke krantenartikelen gebruikt zijn.

Tabel 6: gebruikte zoektermen kranten Bergen op Zoom

Kranten Periode

Ongewenschte elementen (Bergen op Zoom) (*) 1914-1918 Wagenkamp (Wagenbewoners) Plein XIII (*) 1914-1918

Plein XIII (Vluchtoord) (*) 1914-1918

Ziekten vluchtelingen (Bergen op Zoom) (*) 1914-1918 * Zoeken met historische spellingvarianten

Tabel 7: gebruikte krantenartikelen Bergen op Zoom

Kranten en dagbladen Toegevoegde waarde

Algemeen Handelsblad (1914, 21 oktober). Bergen op

Zoom.

Niet eerder besproken.

Eindhovensch dagblad (1916, 3 februari). Een

Noodlottige vergissing.

Incident is bekend.

Haagse Courant (1916, 2 februari). Onlusten in het

vluchtelingenkamp te Bergen-op-Zoom.

Incident is bekend. Algemeen Handelsblad (1916, 7 maart). Jaarverslag

Gezondheidscommissie Bergen-op-Zoom 1915.

(28)

Algemeen Handelsblad (1916, 27 mei). Wagenkamp te

Bergen-op-Zoom.

Inhoud bekend.

Algemeen Handelsblad (1916, 16 februari). Het

woonwagenkamp te Bergen-op-Zoom.

Inhoud bekend.

Algemeen Handelsblad (5 maart, 1915) Ziekten onder de

vluchtelingen.

Niet eerder besproken. Algemeen Handelsblad (1914, 11 oktober) Zieke

vluchtelingen.

Quarantaine maatregel bekend. Bron niet eerder besproken.

Bredasche courant (1914, 18 december) Belgische

vluchtelingen te Bergen-op-Zoom.

Niet eerder besproken.

3.4.2 Amsterdam

Via www.gahetna.nl/collectie van het Nationaal Archief is in de archiefinventarissen gezocht naar documenten. In tabel 8 is te zien welke zoektermen zijn gebruikt en in tabel 9 welke archieven gebruikt zijn.

Tabel 8: gebruikte zoektermen archief Amsterdam

Nederlands Periode

Vluchtelingen (*)

Amsterdam 1914-1918

Vluchtelingen Amsterdam (*)

Krijgsgevangenen (Russische, Duitsche) Deserteurs (Duitsche)

Ongewenschte elementen

Smokkel (*) (Amsterdam) 1914-1918

Spionage (*) (Amsterdam) 1914-1918

(*) verhoogt de zoekcriteria naar meerdere onbekende karakters

Tabel 9: gebruikte archieven Amsterdam

Archiefbronnen Toegevoegde waarde

Nationaal Archief, Den Haag, Generale Staf, nummer toegang 2.13.70, inventarisnummer 2: brief Generaal-Majoor aan Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, 7 april 1915.

(29)

Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Vluchtelingen Comité, nummer toegang 2.04.33, inventarisnummer 44: Noord-Holland, Amsterdam.

Numerieke informatie bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: brief Algemeen hoofdkwartier Afdeling Interneering aan Minister van Binnenlandsche Zaken, 21 juni 1917.

Bronmateriaal alleen bekend met betrekking tot Rotterdam.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 133: telegram stellingscommandant Limburg, 10 februari 1917.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 133: bericht Interneringsdepot Bergen aan politie Opperbevelhebber Land- en Zeemacht afd. Internering, 16 januari 1918.

Niet eerder besproken.

Voor de aanvullende primaire bronnen is via www.delpher.nl/nl/krantenen gezocht naar (lokale) kranten en dagbladen. In tabel 10 is te zien welke zoektermen zijn gebruikt en in tabel 11 welke krantenartikelen zijn gebruikt.

Tabel 10: gebruikte zoektermen kranten Amsterdam

Kranten Periode

Spionage* (Duitse deserteurs) (Amsterdam) 1914-1918

Vluchtelingen* (Amsterdam) 1914-1918

Hugo Delmes (Michael im Sumpf) 1917-1918

Ongewenschte elementen (Amsterdam) 1914-1918

* Zoeken met historische spellingvarianten

Tabel 11: gebruikte krantenartikelen Amsterdam

Kranten Toegevoegde waarde

(30)

Het Volk: dagblad voor de arbeiderspartij (1918, 25 april). Een arrestatie.

Incident is bekend.

De Tribune: sociaal democratisch weekblad (1918, 1 mei). Hugo Delmes in Vrijheid.

Incident is bekend.

De Telegraaf (1918, 1 mei). Ontslagen uit het kamp te

Bergen.

Incident is bekend.

3.4.3 Rotterdam

Via www.gahetna.nl/collectie van het Nationaal Archief is in de archiefinventarissen gezocht naar documenten. In tabel 12 is te zien welke zoektermen zijn gebruikt en in tabel 13 welke archieven gebruikt zijn.

Tabel 12: gebruikte zoektermen archief Rotterdam

Nederlands Periode

Vluchtelingen (*)

Rotterdam 1914-1918

Vluchtelingen Rotterdam (*)

Krijgsgevangenen (Russische, Duitsche)

Deserteurs (Duitsche) Belgische vluchtelingen Ongewenschte elementen Buitenlandse militairen Geïnterneerden Smokkel (*) (Rotterdam) 1914-1918 Spionage (*) (Rotterdam) 1914-1918

(31)

Tabel 13: gebruikte archieven Rotterdam

Archiefbronnen Toegevoegde waarde

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: brief Algemeen hoofdkwartier Afdeling Interneering aan Minister van Binnenlandsc he Zaken, 21 juni 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: geheime brief politie Rotterdam Generaal-Bureau aan Procureur-Generaal by het Gerechtshof fd. Directeur van Politie te ’s Gravenhage, 10 januari 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 26 maart 1917.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 26 maart 1917, bijlage 1: Gemeenteziekenhuis aan de Coolsingel, 9 Maart 1917.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 26 maart 1917, bijlage 2: Politie Rotterdam

Vreemdelingendienst, 23 maart 1917.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 21 april 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken 21 april 1917, bijlage 1: Politie Rotterdam Centraal Bureau Rotterdam, 20 april 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 23 juli 1917.

(32)

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 23 juli 1917, bijlage 1: Politie Rotterdam, 18 juli 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Minister van Buitenlandsche Zaken, 12 juni 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: afschrift burgemeester Rotterdam aan minister van Binnenlandse Zaken, 8 mei 1917.

Inhoud van de bron bekend.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: geheime brief Minister van Justitie aan Minister van Binnenlandsche Zaken, 16 april 1917.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van

Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: brief van de Minister van Justitie 2 mei 1917.

Niet eerder besproken.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken: A-dossiers, nummer toegang 2.05.03, inventarisnummer 756 : brief van De Minister van Staat Minister van Binnenlandsche Zaken aan den Minister De Secretaris-Generaal

Niet eerder besproken.

3.4.4 Bronnenkritiek archiefmateriaal

De archiefbronnen zijn vooral bronnen die weergeven hoe binnen een overheidsinstantie gedacht en gehandeld werd, waardoor dit mogelijk een eenzijdig perspectief weergeeft. De archiefbronnen zijn mogelijk gekleurd en kunnen daardoor een vertekend beeld opleveren, indien de auteurs/afkomst van de bronnen eenzijdig is (vanuit de overheid alleen). Dit is ten eerste niet goed voor de externe validiteit: zo krijg je geen volledig representatief beeld van de mening van alle betrokkenen, waardoor mogelijke vertekeningen optreden en de validiteit en de uitkomsten (enigszins) aangetast wordt. Daarnaast moet kritisch gedacht worden in hoeverre een type bron (voornamelijk overheidsdocumentatie) alleen betrouwbaar is en wat dit doet met de betrouwbaarheid van het onderzoek: mogelijk hebben overheidsdocumenten bepaalde kwesties/incidenten gunstiger of minder gunstig afgeschilderd dan daadwerkelijk het geval was of helemaal niet beschreven, en zijn hierdoor onwaarheden in het onderzoek

(33)

wordt ook gebruik gemaakt van een aantal lokale kranten. Vanwege de scope van de opdracht is het niet mogelijk om de elite percepties te vergelijken met ideologische belangen of

mogelijke afwijkende opinies vanuit de Nederlandse samenleving, maar dit zou wel goed zijn om aan triangulatie te doen en mogelijke vertekeningen en verstoringen te voorkomen. Toch is het goed materiaal, want de ambitie is om te analyseren op welke wijze de lokale overheden met de dreiging van vluchtelingen omging, dat ertoe leidt dat archiefmateriaal van lokale overheidsvertegenwoordigers wordt gevonden.

3.5 Validiteit en betrouwbaarheid

In een kwalitatief onderzoek heeft de validiteit betrekking op de geldigheid van het onderzoek; meet je wat je vooraf wilde meten. De interne validiteit heeft betrekking op de mate waarin vertekeningen zijn opgetreden en de externe validiteit op de mate waarin de onderzoeksresultaten te generaliseren zijn naar andere situaties (Cox et al., 2012). Om de interne validiteit te waarborgen is gestreefd naar een stabiel meetinstrument, dit wordt bereikt door bovenstaande heldere operationalisering van de sleutelbegrippen en

onderzoeksvariabelen. Ook is het van belang om eenduidige definities te hanteren en moeten de onderzoeksomstandigheden te allen tijde hetzelfde zijn.

De betrouwbaarheid van de bronnen wordt aangetoond door de in- en exclusiecriteria en inzicht in de zoektermen die zijn gebruikt in de verschillende selectieprocessen, waardoor mogelijke vertekeningen worden voorkomen. Ook wordt de navolgbaarheid en

betrouwbaarheid verhoogt doordat inzicht gegeven wordt in de inventarisnummers / vindplaats van de gebruikte archieven, zodat geen informatie verloren kan gaan. Het

onderzoek heeft externe validiteit omdat aan de hand van een strategische steekproef gekozen is voor de drie gemeenten Rotterdam, Amsterdam en Bergen op Zoom. Deze steden zijn representatief voor de onderzoeksproblematiek, want hier waren de meeste vluchtelingen. In kwalitatief onderzoek is de betrouwbaarheid (afwezigheid van toevallige bias) gericht op de vraag in welke mate de verkregen onderzoeksresultaten beïnvloed worden door

veronderstellingen en voordelen. De interne betrouwbaarheid van het onderzoek richt zich op mogelijke bias van de onderzoeksresultaten als gevolg van de invloed van de individuele onderzoeker. De externe betrouwbaarheid richt zich op de mogelijkheid tot de

repliceerbaarheid van het onderzoek. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te

garanderen is het noodzakelijk dat inzicht wordt verleend in de gehanteerde methoden en de positie van de onderzoeker en de context van het onderzoek (Cox et al., 2012). Om de interne

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

393 Stukken betreffende de benoeming als lid en als voorzitter van de Raad van Toezicht van het Algemeen Psychiatrisch Centrum (APC) Amsterdam-Oost/Zuid- Oost, alsmede

Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig.. Er zijn

Nationaal Archief, Den Haag, Raad van Beroep Sociale Verzekeringen te Rotterdam, nummer toegang 3.03.78.02, inventarisnummer

ongen.q Geneeskundige verklaring betreffende: B.v.d.Woude, 1940, stuk ongen.r Geneeskundige verklaring betreffende: Johannes Akse, 1940, stuk ongen.s Geneeskundige

Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig.. Er zijn

In de Stuurgroep zijn de deelnemende ministeries vertegenwoordigd, te weten VROM, voor deze het Directoraat-Generaal Milieubeheer en Economische Zaken, Financiën, Verkeer

Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële

30 Stukken betreffende een voorontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Werktijdenbesluit voor fabrieken of werkplaatsen... 312