• No results found

In dit hoofdstuk wordt door middel van deelconclusies een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag van het onderzoek, gevolgd door een discussie en praktische aanbevelingen. 6.2 Deelconclusies

Deelconclusie 1. Welke factoren beïnvloeden volgens de Securitization-theorie het veiligheidsbeleid van een (lokale) overheid?

Binnen de Securitization-theorie wordt uitgegaan van de gedachte dat security een resultaat is van een bijzonder sociaal proces/katalysator, oftewel de speech act. Daarbij gaat het er vooral om hoe een bepaald onderwerp sociaal geconstrueerd wordt als een bedreiging. Dat kan in geschrift, woord en beeld zijn. De speecht act stelt iets in werking, waardoor security kan gezien worden als een handeling waarmee allerlei zaken (militaire, politieke, economische en ecologische) kunnen worden aangevoerd als een bedreiging.

Pas als hiervan sprake is, kan iets bestempeld worden als een ‘veiligheidsprobleem’, of dit nu werkelijk zo is, of niet. Om een speech act te kunnen waarnemen, is het normaliter van belang inzicht te hebben in de verhouding tussen het referent object, het referent subject, de

securitiserende actor(en), het publiek en de faciliterende voorwaarden. Het referent object is de entiteit die wordt bedreigd, alsook het bestaan ervan. Het referent subject is de entiteit die bedreigt (ingebeeld of echt). Dit kan een andere staat zijn, een tegengestelde cultuur of transnationale migranten zijn. De securitiserende actor betreft degene(n) die een referent object als een bedreiging ziet en neerzet. Traditioneel verwijst het naar een representatieve regering, de ‘stem van de staat’ die spreekt namens haar burgers, maar het kan ook verwijzen naar de media of een politiek-economische elite. Het publiek is van belang omdat deze ervan overtuigd moet zijn dat de veiligheidsdreiging reëel is. Indien geen tekenen zijn van

aanvaarding met betrekking tot de betreffende dreiging, kan alleen gesproken worden van een ‘securitizing move’. De faciliterende voorwaarden zijn bepalende factoren waaronder een speech act (of een securitizing move) werkt en door het publiek wordt geaccepteerd. Zij bestaan uit: (1) de interne eis van de speech-act om de taalkundige-grammaticale vorm van security te volgen (2) de relatie tussen de spreker en het publiek en de waarschijnlijkheid dat het publiek de bewering(en) aanvaard in een poging tot securitisering en (3) gebruik maken van vermeende bedreigingen die securitisering verhindert/bevordert.

Deelconclusie 2. Wat zijn de kenmerken van de opvang van vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en in het bijzonder voor Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam?

Tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Nederland meer dan een miljoen oorlogsvluchtelingen opgevangen, van burgervluchtelingen en militairen tot krijgsgevangenen en deserteurs. Om de grote aantallen burgervluchtelingen op te kunnen vangen werden vluchtoorden opgericht. Hierin verbleven grote groepen armlastige en hulpbehoevende burgervluchtelingen. De zieken en verzwakten werden vanaf oktober 1918 ondergebracht in noodziekenhuizen van het Rode Kruis. Naast de vluchtoorden werden vluchtelingen in steden ondergebracht, in publieke gebouwen of leegstaande fabrieken, het interneringsdepot Gaasterland en leegstaande kamp Zeist. De gevluchte Belgische, Duitse, Britse en Russische militairen werden op verschillende plekken geïnterneerd. Belgische militairen werden ondergebracht in Harderwijk, Gaasterland, Oldebroek, Amersfoort-Zeist, Kampen, Assen, Loosduinen, Nunspeet en Zwolle; Duitsers in Bergen en Britten in Groningen en Leeuwarden. Om gehoorzaamheid van de militairen af te dwingen en ontsnappingen uit de depots te reduceren werden officieren onder verscherpt toezicht gesteld in Urk en werden interne strafkampen en een tuchtkamp in Vlissingen ingericht. De Russische militaire krijgsgevangenen werd onderdak verleend in verschillende logementen in Rotterdam.

Gemeenten kregen vluchtelingen toebedeeld en dienden zich te houden aan de

regeringsrichtlijnen. Dit hield in dat de vluchtelingen zoveel mogelijk geconcentreerd moesten worden en de richtlijnen voor de hoogte van uitkeringen, voedseldistributie en het terugkeerbeleid van vluchtelingen zoals vanuit de Rijksoverheid was opgelegd, gevolgd dienden te worden. De regering droeg bij in de kostenvoorziening van de

vluchtelingenopvang en stond dag uitkeringen toe voor voeding en onderdak. In de praktijk bleek de landelijke regelgeving te beperkt, waardoor gemeenten in zekere mate ruimte kregen om een eigen beleid te voeren.

De grensplaats Bergen op Zoom ving de meeste Belgische vluchtelingen op: circa 150.000. Zij werden geconcentreerd in grote tentenkampen op de terreinen ‘Kijk in de Pot’ en ‘Plein XIII’. Na een periode te hebben doorgebracht in de brakkenkampen in Plein XIII werden de meeste Belgische vluchtelingen overgeplaatst naar Nunspeet of keerden terug naar huis. Vanaf mei 1915 bestond het vluchtoord in Bergen op Zoom uitsluitend uit wagenkampen.

In Amsterdam werden in 1914 circa 20.000 Belgische vluchtelingen ondergebracht. De ‘gegoede’ Belgen verbleven in hotels en de armeren in opvangcentra aan de Keizersgracht of gebouwen in Artis. 4000 van hen werden ondergebracht in loodsen aan de Handelskade en Sumatrakade. De stad was zeer terughoudend met de opvang en in november 1914 werd begonnen met de ontruiming van de kadeloodsen. De Belgen kregen de keuze om terug te keren naar hun eigen land of te verhuizen naar het vluchtoord Nunspeet.

Naar schatting verbleven er in het begin van de oorlog op 14 oktober 1914 23.000

vluchtelingen in Rotterdam. Daarvan had het merendeel de Belgische nationaliteit. Zij werden ondergebracht in accommodaties van de gemeente en bedrijven en particulieren/gezinnen. In september 1918 verbleven ongeveer 16.000 tot 17.000 vluchtelingen in de stad, waarvan 9000 Belgen, 35000 Russen en ongeveer 4000 anderen. Het aantal Duitse deserteurs in Rotterdam wisselde voortdurend en de politie schatte het aantal in oktober 1917 op ongeveer 350 en in november 1918 ongeveer 1660. Het werkelijke aantal lag waarschijnlijk veel hoger, omdat velen zich niet registreerden. De Russische (civiele en militaire) vluchtelingen werden door het Russische consulaat ondergebracht in logementen in Rotterdam West en Schiedam. Vanaf april 1917 werden ‘ongewenste elementen’ geconcentreerd op een isolatievoertuig in de Parkhaven.

Deelconclusie 3. Op welke manier werd in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam omgegaan met de vluchtelingen en hoe heeft dit vanuit de Securitization-theorie bekeken de lokale veiligheid beïnvloed?

Hoewel in alle steden een maatschappelijke speech act zichtbaar is, zijn er grote verschillen zichtbaar in de manier waarop om is gegaan met de dreiging van vluchtelingen en zijn ook andere maatregelen genomen met andere gevolgen voor de lokale veiligheid. In Bergen op Zoom heeft de maatschappelijke speech act betrekking op de manier waarop burgemeester Hulshof, de commissaris van de politie en de kranten hun zorgen uitten over de toegenomen criminaliteit als gevolg van de aanwezigheid van de Belgische vluchtelingen. Zij werden in diverse kranten en in de documentatie van het Centraal Vluchtelingen Comité openlijk aangewezen als de oorzaak van de toegenomen criminele activiteiten, waaronder diefstallen en geweldsincidenten. Zo werden Belgische burgervluchtelingen naar het kamp van Nunspeet overgebracht, zodat de binnenstad werd ontlast van criminelen. De maatschappelijke speech act in Amsterdam heeft betrekking op de manier waarop wethouder Jitta, hoofdcommissaris Broekhoff en de minister van Justitie hun zorgen uitten over de aanwezigheid van Belgische

burgervluchtelingen, ‘anti-sociale vreemdelingen’. Zij werden openlijk aangewezen als een bedreiging voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. Amsterdam bracht haar prostituees naar Nunspeet, maar weigerde het aanbod van de minister van Justitie om een isolatievoertuig voor antisociale (gelijk aan Rotterdam) in de stad te implementeren. In plaats daarvan trof de lokale recherche maatregelen om de Duitse deserteurs-smokkelaars buiten de stad te houden. In Rotterdam heeft de maatschappelijke speech act betrekking op de manier waarop burgemeester Zimmerman en hoofdcommissaris Sirks van de politie hun zorgen uitten over de aanwezigheid van Pools-Russische burgervluchtelingen, Russische krijgsgevangenen, Duitse deserteurs en Belgische burgervluchtelingen. Zij werden in diverse brieven naar de minister van Binnenlandse Zaken en de procureur-generaal openlijk aangewezen als veroorzakers van criminele activiteit, waaronder diefstal, smokkel, oplichting,

geweldsincidenten en onzedelijkheid. In Rotterdam werden de meest actieve maatregelen voorgesteld en getroffen tegen de maatschappelijke overlast. Hoewel de maatregelen in Amsterdam en Rotterdam effectief bleken, bleven zich in Bergen op Zoom regelmatig incidenten voordoen in het vluchtoord ‘Plein XIII’. Dit nam pas af, nadat veel overlast veroorzakende bewoners met wagens en al vervoerd werden naar vluchtoord Nunspeet. Zowel in Amsterdam als in Bergen op Zoom zijn militaire speech acts zichtbaar. In

Amsterdam heeft de speech act betrekking op de manier waarop Generaal-Majoor Ophorst, de centrale recherche, de commandant van het Internerings-depot Bergen en (lokale) kranten hun zorgen uitten over de aanwezigheid van vreemdelingen en spionnen van ‘verschillende nationaliteiten’. Zij werden door diverse kranten en in ambtelijke correspondentie openlijk aangewezen als gevaar voor de Stelling van Amsterdam (het militaire hoofdkwartier). In Bergen op Zoom heeft de militaire speech act betrekking op de manier waarop de Heer Generaal-Majoor, Commandant der Divisiegroep ‘’Brabant’’zijn zorgen openlijk uitte aan andere leden van de politieke elite (lokaal en landelijk) over de aanwezigheid van de

Belgische vluchtelingen in het woonwagenpark Plein XIII. Zij werden openlijk aangewezen als een bron onrust en een bedreiging voor de in de stad gepositioneerde militairen.

De volksgezondheid speech act heeft betrekking op de manier waarop burgemeester Zimmerman, de inspecteur van politie Dijkstra (vreemdelingendienst Rotterdam) en de Genees-Directeur Burgerhout openlijk hun zorgen uitten over de aanwezigheid van Pools- Russische burgervluchtelingen, Russische krijgsgevangenen en Duitse deserteurs en dit heeft geresulteerd in maatregelen. In de stad werd vanaf januari 1917 met succes gebruik gemaakt

van een quarantainemaatregel in een speciaal daarvoor ingericht gemeentelijk ontsmettingsvaartuig.

6.3 Antwoord hoofdvraag

Op welke manier zijn de lokale verschillen in de wijze waarop vluchtelingen in Bergen op Zoom, Amsterdam en Rotterdam als een veiligheidsprobleem werden afgeschilderd tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te verklaren?

De steden Bergen op Zoom en Amsterdam lijken op het eerste gezicht qua speech acts op elkaar, omdat deze zich op dezelfde terreinen voordeden (militair en maatschappelijke). Toch zitten er grote verschillen in de manier waarop om is gegaan met de dreigingen van

vluchtelingen en zijn ook andere maatregelen genomen met andere gevolgen voor de lokale veiligheid. In Amsterdam was de politieke elite veel dominanter en werd harder opgetreden, terwijl het in Bergen op Zoom langer duurde voordat maatregelen werden genomen. Toch had Bergen op Zoom te maken met realistischere dreiging als het gaat om maatschappelijke dreigingen. Zo was er veel onrust in het Vluchtoord Plein XIII en brak in februari 1916 een grootschalige rel uit met dodelijk afloop. De militaire dreiging was in Amsterdam groter, vanwege de stelling (het militaire hoofdkwartier) en het beschermen daarvan tegen spionnen. Zo werden vijf kelners (waarvan vier Duitsers) van het Amstel Hotel verdacht van mogelijke spionage. De dreiging was reëel, omdat Amsterdam nog steeds onder de gewone

rechtstoestand viel. Om die reden werden hiertegen meer maatregelen genomen dan in Bergen op Zoom, waar ook minder militaire mankracht was.

Rotterdam wijkt op twee manieren af van Bergen op Zoom en Amsterdam. Zo had de stad veruit de meest complexe situatie, omdat hier zich de meeste vluchtelingen groeperingen vestigden (zowel diverse nationaliteiten burgervluchtelingen als diverse nationaliteiten

militaire vluchtelingen) met uiteenlopende problemen. De stad was het internationale bolwerk van spionage en huisvestte ook nog eens bijna alle Pools-Russische burgervluchtelingen en Russische krijsgevangenen, die bekend stonden om hun criminele activiteiten en onrust. Zo werden zij openlijk aangewezen als de veroorzakers van onder meer, diefstal, oplichting, geweldsincidenten en onzedelijkheid. De maatschappelijke onrust in de stad was daarom veruit het grootst van de drie steden. Bovendien was de gezondheidsdreiging groot als gevolg de Russische krijgsgevangenen, Pools-Russische burgers, Duitse deserteurs en de Belgische vluchtelingen die vanuit Duitsland waren gevlucht, en waren maatregelen nodig om de verspreiding van de besmettelijke ziekten (huid- en geslachtsaandoeningen) tegen te gaan.

Ook vanwege de ligging en de haven van Rotterdam (ontsnappingsroute naar Groot

Brittannië), was de dreiging groot. Militaire dreigden te ontsnappen en in de haven moest de politie alles streng controleren. Vanwege de hevigheid van de dreiging was in deze gemeente het meeste contact tussen de burgemeester en de rijksoverheid (ministeries), werden

voorgestelde maatregelen sneller goedgekeurd en werden meer maatregelen ingevoerd dan in de andere twee steden.

6.4 Discussie

Het is vanzelfsprekend dat elk onderzoek zijn beperkingen heeft, hetzij door factoren die de onderzoeker gewoon niet kan beïnvloeden of meten of door afbakening van de onderzoeker zelf. Middels een strategische steekproef is gekozen voor de drie gemeenten die de grootste groepen vluchtelingen hadden, wat de externe validiteit van het onderzoek verhoogt. Toch zou het nog beter zijn geweest om nog meer steden/gemeenten te onderzoeken waar

vluchtelingen opgevangen zijn. Dit was echter gelet op de scope van dit onderzoek en de tijd waarin dit moest gebeuren, niet mogelijk. Daarnaast is de interne validiteit mogelijk ook aangetast, doordat een beperkt aantal zoektermen is gebruikt, die bovendien vrij algemeen zijn en daardoor niet alle onderdelen van het veiligheidsbeleid (dat niet eenduidig is en vele factoren kent) gemeten zijn. Daardoor zijn sommige archiefbronnen misschien niet aan het licht gekomen die voor bepaalde zaken nieuwe inzichten hadden opgeleverd.

De gebruikte bronnen hebben mogelijk ook de interne betrouwbaarheid aangetast. Zo is binnen de casestudies slechts gebruikt gemaakt van een beperkt aantal dagbladen en lokale kranten. Hoewel binnen de scope van de opdracht is geprobeerd een genuanceerd beeld neer te zetten vanuit de media door zowel gebruik te maken van links als rechts georiënteerde kranten, wat bijdraagt aan de interne betrouwbaarheid van het onderzoek (triangulatie), kunnen mogelijk toch verstoringen zijn opgetreden. Immers, doordat grotendeels gebruik is gemaakt van overheidsarchieven (brieven van burgemeesters, ministers en

overheidsinstanties), kan dit geleid hebben tot een eenzijdig beeld. De vraag is namelijk in hoeverre deze bronnen niet voornamelijk politiek correcte geformuleerd zijn. Om de

betrouwbaarheid te vergroten, zou het aan te raden zijn om in vervolgonderzoek ook andere, (burger)bronnen te gebruiken. Daarnaast zijn alle archiefbronnen afkomstig uit het Nationaal Archief, en is het denkbaar dat lokale bestuurders, hulporganisaties en de politiestaf onderling herhaaldelijk hebben gecommuniceerd over bepaalde dreigingen, die zij niet of maar ten dele

gecommuniceerd hebben naar de nationale overheid. Dit soort bronnen ontbreken in dit onderzoek.

6.5 Aanbevelingen

Aangezien het onderzoek zich beperkt heeft tot drie gemeenten, zou het allereerst nuttig zijn om meer specifieke steden/gemeenten te onderzoeken waar vluchtelingen opgevangen zijn. Voor vervolgonderzoek zou het aan te raden zijn om bijvoorbeeld van iedere provincie een aantal (3 of 5 steden) te onderzoeken, zodat het mogelijk wordt om ook regionale/provinciale overeenkomsten, verschillen en patronen en de onderliggende structuren van het uitgevoerde (lokale) veiligheidsbeleid nader te identificeren in het kader van de opvang van vluchtelingen en de bedreiging van de veiligheid.

Ten tweede is het, om de interne betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen, aan te raden in vervolgonderzoek meer gebruik te maken van andere bronnen. Daarbij is een spreiding van meer lokale en nationale kranten gewenst, evenals het bestuderen van burgerbronnen. Hierbij kan bijvoorbeeld onder meer gedacht worden aan dagboeken van vluchtelingen, of berichten van kampbewakers, verplegers (Rode Kruis archief) en militairen. Ten derde is het aan te raden om in vervolgonderzoek meer zoektermen te gebruiken en deze los te laten op meer lokale archieven, zoals bijvoorbeeld de Stadsarchieven van grote steden als Rotterdam, Amsterdam, Utrecht, Den Haag en provinciale archieven als het West- Brabants Archief. Zo zullen meer bronnen gevonden worden, vanuit meer verschillende invalshoeken, waardoor het onderwerp nader belicht zal worden en de conclusies mogelijk genuanceerd worden. Ook zou mogelijk nieuw inzicht verleend kunnen worden indien de Securitization-theorie op een andere manier wordt geoperationaliseerd. In dit onderzoek is er bewust voor gekozen om de sector(en) waar de veiligheidsdreiging betrekking op heeft, evenals regionale beïnvloeding en de drie basisconcepten het referent object, het referent subject en de securitiserende actor(en) van de Securitization-theorie te gebruiken als een framework om het (lokale) veiligheidsbeleid te analyseren, maar dit is niet de enige manier waarop de Securitization-theorie gebruikt kan worden. Het is normaliter van belang om inzicht te krijgen in de verhouding tussen het referent object, het referent subject, de securitiserende actor(en), het publiek en de faciliterende voorwaarden. Zo kan ingegaan worden op de factoren waaronder een speech act succesvol is en door het publiek wordt geaccepteerd.

Tenslotte zijn tijdens dit onderzoek verschillende ideeën en potentiele onderwerpen voor toekomstig onderzoek ontstaan, waardoor meer inzicht verkregen kan worden in het (lokale) veiligheidsbeleid in het kader van de opvang van vluchtelingen. Zo zou het een interessant onderwerp voor vervolgonderzoek zijn om drie hedendaagse gemeenten/steden waar de opvang van asielzoekers het grootst is aan eenzelfde analyse te onderwerpen. Ook is het relevant om in vervolgonderzoek stil te staan bij een vergelijking tussen de drie steden toen en nu en de verschillen en overeenkomsten tussen de vluchtelingenproblematiek en veiligheid in kaart te brengen, de manier waarop vreemdelingen toen en nu als veiligheidsprobleem werden en worden afgeschilderd en de impact daarvan op het lokale veiligheidsbeleid.

Archiefbronnen

Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Vluchtelingen Comité, nummer toegang 2.04.33, inventarisnummer 44: Noord-Brabant, Bergen op Zoom.

Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Vluchtelingen Comité, nummer toegang 2.04.33, inventarisnummer 44: Noord-Holland, Amsterdam.

Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Vluchtelingen Comité, nummer toegang 2.04.33, inventarisnummer 44: Noord-Holland, Rotterdam.

Nationaal Archief, Den Haag, Generale Staf, nummer toegang 2.13.70, inventarisnummer 2: brief Generaal-Majoor aan Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, 7 april 1915.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: brief Algemeen hoofdkwartier Afdeling Interneering aan Minister van Binnenlandsche Zaken, 21 juni 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 137: afschrift burgemeester Rotterdam aan minister van Binnenlandse Zaken, 8 mei 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid en Armwezen, 2.04.54, inv.nr. 137: geheime brief Minister van Justitie aan Minister van Binnenlandsche Zaken, 16 april 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid en Armenwezen, 2.04.54, inv.nr. 137: brief van de Minister van Justitie 2 mei 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: geheime brief politie Rotterdam Generaal-Bureau aan Procureur-Generaal by het Gerechtshof fd. Directeur van Politie te ’s Gravenhage, 10 januari 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 26 maart 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam

aan Binnenlandsche Zaken, 26 maart 1917, bijlage 1: Gemeenteziekenhuis aan de Coolsingel, 9 Maart 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 26 maart 1917, bijlage 2: Politie Rotterdam Vreemdelingendienst, 23 maart 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 21 april 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken 21 april 1917, bijlage 1: Politie Rotterdam Centraal Bureau Rotterdam, 20 april 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 23 juli 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Binnenlandsche Zaken, 23 juli 1917, bijlage 1: Politie Rotterdam, 18 juli 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 139: brief burgemeester Rotterdam aan Minister van Buitenlandsche Zaken, 12 juni 1917.

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken: Volksgezondheid en Armwezen, nummer toegang 2.04.54, inventarisnummer 133: telegram stellingscommandant Limburg, 10 februari 1917.