• No results found

Schuldhulpverlening aan jongeren in Amsterdam : een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en behoeften van jongeren die in een schuldhulpverleningstraject zitten of hebben gezeten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schuldhulpverlening aan jongeren in Amsterdam : een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en behoeften van jongeren die in een schuldhulpverleningstraject zitten of hebben gezeten"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Schuldhulpverlening aan Jongeren in Amsterdam

Een Kwalitatief Onderzoek naar de Ervaringen en Behoeften van Jongeren die in een Schuldhulpverleningstraject zitten of hebben gezeten.

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Departement Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

S.J.F. Pennington de Jongh (10284427)

Begeleider UvA: mw. dr. M. Hoeve Tweede beoordelaar UvA: mw. dr. K. Jurrius

(2)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

1

Abstract

This qualitative study examined the common and specific factors that influence the succes of dept-relief-programs, according to 18 youths who were attending such a program. This, in order to make recommendations for the theoretical foundation of this type of help, which currently isn’t comprehensive. Data was collected by individual, semi-structured interviews and the results were compared with known theories about child development, financial debt and social work. Using the SCIL-questionnaire, we examined to what extend young adults with potential mild intellectual disabilities herein differ from their average gifted peers. The results show that youths mention very few risk factors for debts as important elements in interventions. The participants report that paying more attention to the psychological aspect, stimulating the motivation and customizing the help (especially as regard to people with mild intellectual disabilities), contributes to the success of dept-relief-programs.

(3)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

2 Schuldenproblematiek onder jongeren komt steeds vaker voor, berichtte de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. Het aantal jongeren onder de 23 jaar dat financiële problemen heeft is in een aantal jaren verdubbeld, inmiddels kampen ruim 150.000 jongeren in Nederland met schulden. Zo’n 11% van hen zit in een langdurig schuld-saneringstraject, bij deze jongeren lopen de schulden op tot 80.000 euro, met uitschieters tot 150.000 euro (NVVK, 2013). In 2013 steeg het aantal jongeren met schulden met 18% ten opzichte van het jaar ervoor (Keizer, 2013). Ook het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud), een onafhankelijke stichting die informeert en adviseert over financiën, vond in haar onderzoek dat werd uitgevoerd in samenwerking met verschillende gerechtsdeurwaarders, een toename van het aantal jongeren onder de 25 jaar dat kampt met schuldenproblematiek (Nibud, 2008). Het Nibud sprak naar aanleiding van een onderzoek over de schuldensituatie van Mbo-studenten in Nederland, haar zorgen uit over deze groep kwetsbare jongeren (Nibud, 2011).

Diverse onderzoeken hebben aangetoond aan dat schuldenproblematiek bij jongeren regelmatig samenhangt met andersoortige problemen. Noorda en Pehlivan (2009) beschreven dat veel jongeren met schulden ook met huisvestings- en dagbestedingsproblematiek kampen. Verder blijkt het hebben van schulden samen te hangen met jeugddelinquentie: jongeren met meer schulden vertonen gemiddeld vaker delinquent gedrag dan jongeren met minder schulden (Hoeve, Jak, Stams, & Meeus, 2014). Bij jongeren met schulden komen gevoelens van stress en schaamte regelmatig voor. Deze gevoelens kunnen leiden tot middelengebruik, problemen op het gebied van dag- en vrijetijdsbesteding en depressief, agressief en gewelddadig gedrag (Noorda, Pehlivan, Clement, Ezzeroili, Neijboer, & Jurrius, 2009).

Dat het aantal jongeren met schulden toeneemt en er aanwijzingen zijn dat schulden een voorspeller zijn voor andersoortige problemen, maakt onderzoek naar schuldhulpverlening aan jongeren relevant. Er bestaat een tekort aan empirische kennis over deze vorm van hulpverlening, daarom richt het huidige onderzoek zich op ervaringen en behoeften van jongeren die in een schuldhulpverleningstraject zitten of hebben gezeten. De resultaten kunnen dienen als vertrekpunt voor verder onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van theoretisch goed onderbouwde schuldhulpverleningsinterventies.

Schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening, een interventie die wordt ingezet wanneer het iemand niet lukt om zelf de schuldenproblematiek op te lossen, laat een aantal tekortkomingen zien. Er is weinig bekend over welke specifieke competenties schuldhulpverleners zouden moeten bezitten en er ontbreekt binnen de schuldhulpverlening veelal een eenduidig plan over de opbouw van de

(4)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

3 gesprekken of over hoe mensen met schulden worden benaderd. Er wordt slechts beperkt vanuit een eenduidige methodiek gewerkt en de kwaliteit van de hulp wordt onvoldoende gemonitord (Jungmann, Van Geuns, Klaver, Wesdorp, & Van der Wolk, 2012).

Schuldhulpverlening gericht op de specifieke behoeften van jongeren is nog maar beperkt ontwikkeld; de bestaande programma’s richten zich veelal op volwassenen (McCormick, 2009) en er heerst een tekort aan empirische kennis over de effectiviteit en werkzame factoren van schuldhulpverlening aan jongeren (Tilburg, 2010). Er bestaan zelfs gemeenten in Nederland die geen schuldhulpverlening specifiek voor deze doelgroep aanbieden. Wanneer gemeenten wel een specifiek schuldhulpverleningsaanbod voor jongeren hebben, dan blijken hier haken en ogen aan te zitten. Ten eerste zet de hulp veelal niet in op de breedte van de problemen; veel programma’s richten zich enkel op het financiële aspect. Uit onderzoek blijkt echter dat schulden vaak samenhangen met risicofactoren op andere niveaus. Ook de andersoortige problemen die samenhangen met schulden zijn niet enkel financieel-specifiek (Hoeve, Jurrius, Van der Zouwen, Vergeer, Voogt, & Stams, 2011). Ten tweede is de effectiviteit van de programma’s veelal niet aangetoond; er is niet bewezen dat de gebruikte methoden werken in de specifieke situatie van schuldhulpverlening aan jongeren. Ten derde kampt deze vorm van hulpverlening met een hoge uitval. Zo blijkt uit cijfers over de jongerenschuldhulpverlening die Puurzuid in Amsterdam aanbiedt dat er in 2012 sprake was van een uitvalpercentage van 46,4% (Bos, 2013).

Theoretische Achtergrond

Ondanks het tekort aan empirische kennis over de effectiviteit en werkzame factoren van schuldhulpverlening aan jongeren bestaan er een aantal relevante theorieën over schuldenproblematiek en interventies in het algemeen. Zo is er het beginsel van behandelmodaliteit van de What Works Principes (Van der Laan & Slotboom, 2008). Deze principes bestaan uit een zestal beginselen waar een effectieve interventie aan moet voldoen. Een aantal beginselen betreffen de cliënt en zijn persoonlijkheid en achtergrond. Andere beginselen gaan over de gebruikte methoden en wijze van uitvoering. Het beginsel van behandelmodaliteit betreft de mate waarin de hulpverlener in staat is om de hulpverlening af te stemmen op de behoefte van de cliënt. Er moet ingezet worden op meerdere factoren die meewegen in de kans op recidive. Waar nodig moeten verschillende methoden en methodieken worden gecombineerd (Van der Laan & Slotboom, 2008). Dat jongeren met schulden vaak ook problemen hebben op andere (samenhangende) gebieden, maakt het beginsel van behandelmodaliteit zeer relevant in de jongerenschuldhulpverlening.

(5)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

4 Een andere relevante theorie betreft het sociaalecologisch ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner (1979). Dit model beschrijft vijf niveaus waarop specifiek werkzame factoren van invloed zijn en waarop men in wisselwerking staat met zijn omgeving. Het microsysteem verwijst naar de directe omgeving, het mesosysteem betreft de relaties tussen microsystemen onderling, het exosysteem betreft de setting waar jongeren niet direct deel van uitmaken maar waarbinnen de instituties wel van invloed zijn op het microsysteem en de jongere, het macro-systeem betreft de cultuur waar jongeren in leven en het chronomacro-systeem betreft de historische veranderingen. Het model is gericht op de ontwikkeling van kinderen en jongeren in het algemeen maar wordt op vele specifieke vormen van ontwikkeling en probleemgedrag toegepast en kan daarom relevant zijn voor financiële problemen en schuldhulp aan jongeren.

Voorts bestaan er een aantal risicofactoren waarvan bekend is dat ze samenhangen met schuldenproblematiek bij jongeren. Deze zijn relevant voor de theorievorming rondom schuldhulp omdat hiermee duidelijk wordt aan welke factoren schuldhulphulpprogramma’s aandacht moeten besteden om het ontstaan van nieuwe schulden te voorkomen. Risicofactoren voor schulden bij jongeren spelen zich af op verschillende niveaus; te weten het individuele, gezins-, groeps-, maatschappelijke en financieel-specifieke niveau (Hoeve, e.a., 2011). Risicofactoren op individueel niveau zijn: een externe locus of control, een gebrekkig sociaal functioneren en een laag zelfbeeld (Noorda & Pehlivan, 2009), het niet kunnen uitstellen van een beloning (Norvilitis, Merwin, Osberg, Roehling, Young, & Kamas, 2006), risicovol gedrag (Oosterbeek & Van den Broek, 2009), roken en alcoholgebruik (Jessop, Herberts, & Solomon, 2005), psychische problemen (Ross, Cleland, & MacLeod, 2006), een hoog opleidingsniveau en een studierichting met een lage salarisverwachting (Johnes, 1994; Van Heijst & Verhagen, 2009), iemands houding ten aanzien van schulden (Madern & Van der Schors, 2012) en een verminderd cognitief vermogen, het moeten omgaan met verantwoordelijkheden op jonge leeftijd en een sterke materialistische behoefte (Noorda & Pehlivan, 2009). Op gezinsniveau gelden het opleidingsniveau van ouders (Noorda, e.a., 2009), schuldenproblematiek binnen het gezin en (g)eenoudergezinnen (Barendregt & Rodenburg, 2013), een positieve attitude jegens schulden en een laag inkomen van ouders (Oosterbeek & Van den Broek, 2009) en een gebrek aan financiële ondersteuning (Lyons, 2004) en betrokkenheid (Palmer, Pinto, & Parente, 2001) als risicofactoren voor schulden bij jongeren. Het krijgen van verantwoordelijkheden op te jonge leeftijd en pedagogische verwaarlozing zijn volgens professionals van invloed op de kans op schulden. Voorts bestaan er volgens hen ook culturele invloeden; in bepaalde culturen wordt van jongeren verwacht dat ze al op jonge leeftijd voor zichzelf kunnen zorgen en zijn allochtone jongeren vaak gevoeliger voor status en eer (Noorda & Pehlivan, 2009). Wat betreft het

(6)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

5 groepsniveau hangen behoefte aan status (Nelissen & Van de Ven, 2011) en een klein sociaal netwerk (Wang & Xiao, 2009) samen met schuldenproblematiek bij jongeren. Juist risicofactoren op dit niveau maken dat jongeren in eerste instantie de voordelen van geld lenen op vinden wegen tegen de nadelen; status biedt hen eigenwaarde en een gevoel van controle, pas op latere leeftijd ervaren zij de gevolgen (Dwyer, McCloud, & Hodson, 2011). Verder zijn schulden inmiddels een onderdeel van de jeugdcultuur, deze cultuur wordt namelijk steeds materialistischer waardoor jongeren schulden maken om aan de eisen van de groep te voldoen (Noorda & Pehlivan, 2009). Risicofactoren op maatschappelijk niveau zijn opgroeien in armoede (Madern & Van der Schors, 2012), de vele mogelijkheden die jongeren tegenwoordig hebben om geld te lenen en dat het in de huidige maatschappij moeilijk is om werk te vinden (Noorda & Pehlivan, 2009) en dat de samenleving vaardigheden veronderstelt die bij sommige jongeren onvoldoende aanwezig zijn (Barendregt & Rodenburg, 2013). Tot slot hangen op financieel-specifiek niveau een gebrek aan financieel overzicht (Grable & Joo, 2006), het hebben van weinig (Norvilitis, e.a., 2006; Wang & Xiao, 2009) of juist veel (Robb & Sharpe, 2009) financiële kennis, iemands houding jegens schulden (Haultain, Kemp, & Chernyshenko, 2010) en financiële onwetendheid en weinig behoefte om te sparen en vooruit te plannen (Madern & Van der Schors, 2012) samen met schulden bij jongeren.

Voorts bestaan er een aantal factoren waarvan bekend is dat ze werkzaam zijn in de schuldhulp aan volwassenen. Zo is het van belang om het type cliënt te analyseren en vervolgens de individuele (beïnvloedbare of te compenseren) belemmeringen centraal te stellen in de interventie (Jungmann & Geuns, 2013). Heijst en Verhagen (2010) beschreven de rol van schuldhulpverleners; zij moeten voorlichting en informatie bieden, voorkomen dat schulden verergeren en niet-financiële professionals ondersteunen in hun kennis en vaardigheden op het gebied van de financiën van de cliënt. Verder blijken de inzet van vrijwilligers en een integrale aanpak (Nederland, Bulsink, & Stavenuiter, 2012) en vraaggericht werken (Hiemstra & De Vries, 2008) samen te hangen met het succes van de volwassenenschuldhulpverlening.

Tot slot zijn er een aantal algemeen werkzame factoren relevant. Deze zijn van invloed op het succes van de hulpverlening, ongeacht het soort interventie en de doelgroep. Algemeen werkzame factoren zijn het aansluiten bij de motivatie van de cliënt, een goede relatie tussen cliënt en behandelaar, een duidelijke structurering van de interventie, een aanpak die past bij de hulpvraag, een gedegen uitvoering van de interventie, professionaliteit en goede werkomstandigheden van de behandelaar en een doelstelling die inzet op zowel het verminderen van de invloed van risicofactoren, als wel het vergroten van de invloed van beschermende factoren (Van Yperen, 2003).

(7)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

6 Een nadeel van de benoemde theorieën is dat ze globaal van aard zijn. De theorieën richten zich op schuldenproblematiek of hulpverlening in het algemeen. Er bestaat een gebrek aan empirisch onderbouwde kennis over de specifieke situatie van schuldenproblematiek bij jongeren, alsmede over de effectiviteit en werkzame factoren in de hulpverlening hiervoor.

Jongeren met een Licht Verstandelijke Beperking

Onder jongeren met schulden komt een licht verstandelijke beperking regelmatig voor (LVB; Noorda & Pehlivan, 2009). Volgens de in Nederland gangbare definitie is er sprake van een LVB bij een mensen met een IQ tussen de 50 en 85, in combinatie met beperkingen in het aanpassingsgedrag (Moonen, Kaal, & Nijman, 2013). Verschillende onderzoeken bekeken hoe een LVB verband houdt met financiële problemen. Noorda en Pehlivan (2009) beschreven hoe deze jongeren door een gebrek aan kennis en vaardigheden op een onverantwoordelijke wijze met hun geld omgaan. Jongeren met een LVB maken vaak onbewust schulden, bijvoorbeeld door spullen op afbetaling te kopen of zich te laten gebruiken voor hosselpraktijken. Juist dit onbewuste aspect maakt dat ze onvoldoende inzien wat de gevolgen van de schulden zijn. Omdat deze jongeren veelal niet weten hoe de problematiek opgelost kan worden wordt er doorgaans pas laat ingegrepen, de problemen en schulden zijn dan al flink opgelopen. Bovendien blijkt de schuldhulpverlening niet altijd toereikend voor deze doelgroep (Noorda & Pehlivan, 2009). Van der Mei (2012) deed voor Stichting MEE een kwalitatief onderzoek naar valkuilen bij het omgaan met geld voor jongeren met een LVB. Zowel jongeren als professionals noemden moeite met het afwegen van gevolgen, afremmen van gedrag en aanpassen aan veranderingen als valkuilen. Verder weegt mee dat voor hen uitdaging en spanning vaak op de voorgrond staan, emoties en meningen van leeftijdsgenoten sterk sturend zijn en zij behoefte hebben aan een directe beloning. Dat deze jongeren vaak goedgelovig en impulsief zijn, er bij willen horen, ‘struisvogel-gedrag’ vertonen, moeite hebben met het inschatten van risico’s en er regelmatig sprake is van middelenmisbruik, zijn ook risicofactoren die volgens LVB-jongeren en professionals specifiek op deze doelgroep van toepassing zijn. Dat deze jongeren een verhoogd risico lopen op financiële problemen, er specifieke risicofactoren voor schuldenproblematiek voor hen bestaan en dat de huidige schuldhulpverlening niet altijd goed aansluit bij deze doelgroep maakt het interessant om de verschillen tussen de ervaringen en behoeften van jongeren met een mogelijke LVB en hun gemiddeld begaafde leeftijdgenoten te onderzoeken. Met de resultaten kunnen aanbevelingen worden gedaan ten behoeve van verder onderzoek naar verschillen in schuldhulpverlening aan jongeren met en zonder LVB.

(8)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

7

Onderzoeksvragen

Concluderend, omdat schuldenproblematiek onder jongeren steeds vaker voorkomt en schulden geregeld samengaan met andersoortige problemen is het van belang goede schuldhulpverleningsinterventies voor jongeren te ontwikkelen. Er is nog maar weinig bekend over wat werkt in de schuldhulp aan jongeren. De bekende theorieën zijn te globaal van aard omdat zij zich op schuldenproblematiek of hulpverlening in het algemeen richten. Ook wordt de effectiviteit van de huidige jongerenschuldhulpverlening onvoldoende onderzocht. De geringe cijfers die hierover bekend zijn tonen bovendien een uitvalspercentage van 46,4%.

Het tekort aan kennis maakt een inductieve manier van onderzoeken interessant. Boeije (2006) beschreef hoe in kwalitatief onderzoek ervaringen, motivaties, interpretaties en gevoelens van mensen worden onderzocht. Dit soort onderzoek is relevant wanneer er weinig over een onderwerp bekend is. Kwalitatief onderzoek is daarmee relevant voor de huidige vraagstelling; er is weinig bekend over de factoren die invloed hebben op het succes van de schuldhulpverlening aan jongeren. Het onderzoek bekijkt de ervaringen en behoeften van jongeren en vergelijkt deze met bekende theorieën over schuldenproblematiek en hulpverlening. De doelstelling van het onderzoek is het verkrijgen en analyseren van informatie over de ervaringen en behoeften van jongeren, met als doel bij te dragen aan de theorievorming rondom schuldhulpverlening aan deze doelgroep. De volgende vragen worden beantwoord:

1. Welke gevolgen van de schulden ervaren jongeren?

2. Wat maakt dat jongeren met schulden zich al dan niet aanmelden bij schuldhulpverlening? 3. Welke factoren zijn volgens jongeren die in een schuldhulpverleningstraject zitten of hebben gezeten van invloed op het succes van de schuldhulpverlening?

4. Hoe verhouden de gevonden factoren zich tot bekende theoretische factoren en indelingen? 4.1 Het sociaalecologisch ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner

4.2 Bekende risicofactoren voor schuldenproblematiek bij jongeren

4.3 Bekende werkzame factoren in de schuldhulpverlening aan volwassenen

5. In hoeverre noemen jongeren met een mogelijke licht verstandelijke beperking andere werkzame factoren dan hun gemiddeld begaafde leeftijdsgenoten?

Naar aanleiding van het hoge uitvalpercentage in de jongerenschuldhulpverlening wordt verwacht dat jongeren ervaren dat de hulp onvoldoende aansluit bij hun behoeften en belevingswereld. Wat betreft de derde onderzoeksvraag wordt verwacht dat een combinatie van de inzet op meerdere niveaus en aandacht voor verschillende risico- en werkzame factoren, een

(9)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

8

meer compleet beeld biedt over wat belangrijk is in de schuldhulpverlening aan jongeren. Wat betreft de vergelijking tussen jongeren met en zonder mogelijke LVB wordt verwacht dat

de werkzame factoren niet geheel overeenkomen. Onderzoek toonde namelijk aan dat jongeren met een LVB een verhoogd risico hebben op financiële problemen, er voor hen specifieke risicofactoren en valkuilen voor schuldenproblematiek gelden en reguliere hulpverlening niet altijd goed bij deze doelgroep aansluit.

Methode Participanten

De participanten voor het huidige onderzoek waren 18 jongeren tussen de 20 en 26 jaar oud. Zij woonden allen in Amsterdam, namen deel aan een schuldhulpverleningsprogramma en beschikten over de Nederlandse taal. Alle jongeren bevonden zich in een verder stadium dan de opstartende fase van het programma (zie Bijlage 1 voor een beschrijving), dat werd aangeboden door Doras, Dynamo, Fibu of Puurzuid. Voor de jongeren die bij wie de hulpverlening inmiddels gestopt was gold dat zijn maximaal een jaar geleden het laatste contact hadden. Wegens de beperkte tijd voor het huidige onderzoek werden de participanten geworven middels een selecte gemakkelijkheidssteekproef; de selectie gebeurde op basis van gemak en beschikbaarheid. De kans op systematische fouten is bij deze steekproef groot. Op basis van de resultaten kunnen slechts beperkt uitspraken gedaan worden over de gehele populatie (Hoyle, Jarris, & Judd, 2001). Wel is er aandacht besteed aan de variëteit van de onderzoeksgroep wat betreft de sekse, woonsituatie, hoogte van de schulden, schulpverleningsorganisatie en soort schuldhulpverlening van de participanten. Om een beeld te schetsen van de onderzoeksgroep worden in Bijlage 2 een aantal kenmerken van de participanten geanonimiseerd weergegeven. De participanten werden geworven via schuldhulpverleningsinstanties in Amsterdam die specifieke schuldhulp voor jongeren aanbieden. Jongeren werden via verschillende instanties geworven vanwege de representativiteit van de onderzoeksgroep, zo is voorkomen dat de data werden beïnvloed doordat de jongeren allen hetzelfde schuldhulpprogramma volgden of dezelfde schuldhulpverlener hadden. Tussen de verschillende organisaties en hun methoden en schuldhulpverleners is in de analyse geen onderscheid gemaakt. De SCIL toonde aan dat er bij 6 van de 18 jongeren mogelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking.

Instrumenten

Individuele interviews. De dataverzameling vond plaats aan de hand van individuele

(10)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

9 werden vragenderwijs geëxploreerd. Hier is voor gekozen omdat het inzetten van een minimale structuur ruimte biedt voor de brede interpretatie van de participanten (Baarda, de Goede, & Van der Meer-Middelburg, 1996). Het interview startte open, onvoorziene betekenissen en gedachten kregen zo de kans om aan bod te komen. Jongeren werden bijvoorbeeld gevraagd ‘wat vind je goed aan de schuldhulp?’ of ’wat zijn situaties waarin de schuldhulp moeilijk verloopt?’. Hierna werden een aantal thema’s besproken, te weten: individuele factoren, vrienden, de gezinssituatie, de maatschappij, financiële vaardigheden, de schuldhulpverlener, de relatie tussen cliënt en behandelaar en de inhoud van de hulp. Zo is geprobeerd te voorkomen dat jongere bepaalde factoren over het hoofd zagen. Er werd gebruik gemaakt van een semigestructureerde topiclijst welke een omschrijving van de thema’s en een aantal toegespitste vragen bevatte. Niet alle beschreven vragen werden gesteld, de invulling van de jongere bleef de leidraad voor het gesprek. Bijlage 3 biedt een voorbeeld van de uitwerking van een thema. De aanbevelingen van Baarda en collega’s (1996) dienden als leidraad voor de gespreksvoering voor wat betreft wanneer, in welke mate en op welke manier er doorgevraagd werd.

De individuele interviews boden jongeren de ruimte om te praten over persoonlijke onderwerpen. Schuldenproblematiek onder jongeren hangt samen met de behoefte aan status binnen de sociale groep en de groepsattitude (Nelissen & Van de Ven, 2011). Jongeren die behoefte hebben aan status zullen minder gauw een persoonlijk ervaring of afwijkende mening willen delen. Dat de interviews anoniem en individueel werden afgenomen, bood hen de ruimte om privégedragingen, -ervaringen en –opvattingen uit te spreken (Maso, 1989).

In het ontwerp en de uitvoering van de interviews werd rekening gehouden met het feit dat er bij jongeren met schulden regelmatig sprake is van een LVB. Moonen, de Wit en Hoogeveen (2011) beschreven dat deze jongeren moeite kunnen hebben met het generaliseren van kennis. Hierom werd in de interviews naar de ervaringen van jongeren gevaagd, in plaats van naar werkzame factoren in het algemeen. Verder werden op aanraden van Moonen en collega’s de vragen op een begrijpelijk niveau geformuleerd, het onderwerp regelmatig herhaald en werd bij zaken die de jongeren belangrijk vonden langer stil gestaan.

SCIL. Bij de jongeren is de Screener voor Intelligentie en Licht verstandelijke

beperking (SCIL; Moonen, Kaal, & Nijman, 2013) afgenomen. Dit instrument biedt de mogelijkheid om personen vanaf 18 jaar snel te screenen op de mogelijke aanwezigheid van een LVB. De screener start met een korte vragenlijst, waarin bijvoorbeeld gevraagd wordt of jongeren speciaal onderwijs hebben gevolgd en of ze wel eens een krant lezen. Vervolgens bevat de SCIL een aantal korte opdrachten, waaronder rekensommen en een dictee. Moonen en collega’s vonden dat de SCIL een hoge sensitiviteit (.94-.85) en specificiteit (.87-.83) heeft,

(11)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

10 hiermee is de voorspellende kracht van het instrument hoog. De SCIL-score zegt enkel iets over de mogelijke aanwezigheid van een LVB. Om daadwerkelijk een LVB vast te stellen is een diagnostisch onderzoek nodig (Moonen, e.a., 2013).

Procedure

Van de vijf benaderde schuldhulpverleningsinstanties hebben er drie deelgenomen aan het onderzoek. Met behulp van een wervingsbrief, welke uitleg over het onderwerp, het doel, de procedure en de anonimiteit van het onderzoek bevatte, werden jongeren gevraagd om deel te nemen. Jongeren hadden de mogelijkheid om deel te nemen zonder dat de schuld-hulpverleningsinstantie hiervan op de hoogte was. Toen na de eerste werving het aantal participanten te laag was is de sneeuwbalmethode ingezet; via de eerste lichting participanten (13) werd contact gelegd met andere jongeren (2) die aan de onderzoekscriteria voldeden (Boeije, 2006). Ook werden er jongeren (3) geworven middels de contacten van de onderzoeker bij het Atlantisplein, een maatschappelijke woonvoorziening voor jongeren in Amsterdam.

De onderzoeksopzet van het onderzoek is op 31 oktober 2013 goedgekeurd door de Commissie Ethiek van de programmagroep Afdeling Pedagogiek en Onderwijskunde en Lerarenopleiding. Het voorstel is gearchiveerd onder nummer 2013-POWL-3197. Voor de afname van de interviews werden de jongeren mondeling en schriftelijk ingelicht over het doel, de procedure, de vrijwilligheid en anonimiteit en de verwerking van de resultaten van het onderzoek. Alle jongeren ontvingen de contactgegevens van de verantwoordelijke onderzoeker en een lid van de Commissie Ethiek. De jongeren en de onderzoeker ondertekenden in tweevoud een toestemmingsformulier en na afloop van het interview ontvingen de jongeren als dank voor hun deelname een vergoeding van €5,00.

De jongeren bepaalden de locatie voor het interview, belangrijk was dat zij de locatie als prettig en vertrouwd ervoeren. De gesprekken vonden plaats in een horecagelegenheid (11), bij de jongere thuis (5), op een locatie van de schuldhulpverlening (1) of bij de jongere op school (1). De interviews werden, met toestemming van de jongeren, door middel van geluidsregistratie vastgelegd. De anonimiteit bleef gewaarborgd doordat de geluidsregistratie enkel diende om de data te transcriberen, hierna zijn de opnames verwijderd.

Eerder kwalitatief onderzoek toonde aan dat het lastig is om de gewenste grootte van de steekproef te bepalen. Hierom wordt gesteld dat wanneer er uit een aantal opeenvolgende interviews geen nieuwe informatie meer naar voren komt het verzadigingspunt is bereikt en er voldoende participanten zijn (Boeije, 2006). Tijdens de afname en analyse van de interviews

(12)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

11 trad het verzadigingspunt op toen er uit twee opeenvolgende interviews geen nieuwe input naar voren kwam, zodoende is er gekozen voor een onderzoeksgroep van 18 participanten.

Boeije (2006) beschreef dat in kwalitatief onderzoek de onderzoeker het instrument is. Om de validiteit van het onderzoek te waarborgen en het aantal systematische fouten te beperken is gebruik gemaakt van diverse literatuur over kwalitatief onderzoek. Bij de afweging wanneer, in welke mate en op welke manier er doorgevraagd moest worden werd vastgehouden aan de concrete aanbevelingen van Baarda en collega’s (1996). In de discussie wordt bovendien de rol van de onderzoeker en diens invloed op de resultaten besproken.

Analyse

De interviews werden volledig getranscribeerd. De getranscribeerde tekst werd gecodeerd en geanalyseerd in het computerprogramma MaxQDA. Bij de analyse werden de aanbevelingen van Boeije (2006) gehanteerd. Het onderzoekproces wisselde dataverzameling en data analyse af, wat maakte dat deze fasen cyclisch verband hielden. Hierdoor werd het exploratieve vermogen van het onderzoek vergroot en konden hypothesen tussentijds worden getoetst. Onderwerpen (en verbanden daartussen) waarover tijdens de tussentijdse analyses nog onduidelijkheid bleek te bestaan, werden verder uitgevraagd in de nieuwe dataverzameling. De analyse werd uitgevoerd aan de hand van een specifiek model: de onderzoeksslang (Boeije, 2006), welke schematisch in kaart is gebracht in Bijlage 4. Deze methode biedt houvast om kwalitatieve data te schiften, samen te vatten en met elkaar in verband te brengen. Het model bevat drie vormen van coderen: open-, axiaal- en selectief coderen. De eerste stap was het open coderen; alle verzamelde data werden zorgvuldig doorgelezen en in categorieën ingedeeld en met elkaar vergeleken. De volgende stap was het axiaal coderen waarin de categorieën uit de eerste fase werden geordend en werd bepaald wat de hoofd- en subcategorieën waren. De codeboom die in deze fase ontstond is weergegeven in Bijlage 5. De derde stap was het selectief coderen, waarin werd gekeken welke thema’s steeds terugkwamen en hoe de verschillende categorieën zich tot elkaar verhielden. In deze laatste stap werden verbanden gezocht en vastgelegd.

De factoren en categorieën die uit de geanalyseerde data naar voren kwamen werden vervolgens vergeleken met bekende factoren en indelingen uit de literatuur. Op basis van de SCIL-score werden de jongeren verdeeld in twee groepen; één met zes jongeren waarbij aanwijzingen voor een LVB werden gevonden en één met twaalf jongeren waarbij dat niet het geval was. De resultaten werden tussen beide groepen vergeleken.

(13)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

12

Resultaten 1. Welke Gevolgen van de Schulden ervaren Jongeren?

Jongeren ervaren een zeer sterke negatieve impact van de schulden. De gevolgen van de schulden spelen vooral op sociaal vlak. Zo beperkt een verminderd budget jongeren in het ondernemen van sociale activiteiten. Ook hebben de schulden gevolgen op gezinsniveau doordat er regelmatig conflicten ontstaan. Psychische effecten zoals stress, verdriet, angst, schaamte en uitzichtloosheid komen voort uit de bovengenoemde sociale beperkingen. Schulden kunnen bovendien leiden tot gezondheidsproblemen door de lichamelijke effecten van stress, de neiging om middelen te gebruiken om de problemen te vergeten en een tekort aan geld voor een doktersbezoek of medicijnen. Jongeren geven aan dat de genoemde uitzichtloosheid, welke het gevolg is van de schulden, kan leiden tot criminele activiteiten. Tot slot blijken schulden van invloed op de toekomst van jongeren. Ten eerste doordat een BKR-registratie het onmogelijk maakt om een hypotheek af te sluiten. Ten tweede doordat de genoemde stress het verloop van de dagbesteding kan verstoren, wat de ontwikkeling en volwassenwording van de jongeren belemmerd. Bovendien beperkt schuldenproblematiek de mogelijkheid om een opleiding te volgen doordat studeren duur is en studiefinanciering door de schuldhulp niet altijd als inkomen wordt gezien en jongeren zodoende soms kiezen om onopgeleid te gaan werken om de schulden af te betalen.

2. Wat maakt dat Jongeren zich al dan niet Aanmelden bij Schuldhulpverlening?

In veel gevallen werden de jongeren pas aangemeld bij schuldhulpverlening toen de schulden en problemen al flink waren opgelopen. Jongeren beschrijven een periode waarin ze wisten dat ze de problemen niet meer zelf op konden lossen, maar waarin ze hun problemen niet durfde te erkennen en zodoende niet naar de schuldhulpverlening stapten.

Een tweetal redenen lijkt hier de oorzaak van. Ten eerste zijn jongeren geneigd om hun kop in ‘t zand te steken wanneer hun financiële overzicht vertroebelt. In deze eerste fase lijken jongeren zich onvoldoende te realiseren dat ze daadwerkelijk in de problemen raken. Wanneer later de aanmaningen toenemen en schulden naar incassobureaus of deurwaarders worden gestuurd raken jongeren het overzicht kwijt. Op dit moment kiezen ze er veelal voor om niet in te grijpen, wellicht door de later beschreven schaamte. Jongeren beschrijven hoe ze in deze fase geen uitweg meer zien.

‘Ik zag door de bomen het bos niet meer, op een gegeven moment ging ik m’n post niet meer openmaken, ik dacht laat maar. Ik kreeg zo veel brieven van allerlei incassobureaus.’

(14)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

13 Een tweede veelgenoemde reden om niet naar de schuldhulpverlening te stappen is schaamte. Schulden worden gezien als een zeer privé onderwerp, jongeren praten er niet graag over. Ze schamen zich omdat het hen niet gelukt is om aan de verantwoordelijkheden die ze kregen te voldoen. Dit voelt voor hen als een falen. Veel jongeren durven hierom de problemen niet aan te kaarten bij hun ouders of omgeving en grijpen zodoende te laat in.

‘Maar ja, dat wilde ik ook niet tegen m’n ouders zeggen want ik wilde alles zelf doen. En ik wilde naar hen toe niet onverantwoordelijk overkomen.’

Toch is bij de jongeren de knop omgegaan en zagen zij in dat er geen andere uitweg was dan naar de schuldhulpverlening te stappen. Schuldhulpverlening is vaak noodzakelijk voor jongeren omdat het voor hen moeilijk, of zelfs onhaalbaar is om zelf de schulden op te lossen; dit door moeite met het begrijpen van formele brieven, een gebrekkige financiële kennis en het feit dat veel schuldeisers jongeren niet serieus nemen. In de periode voor de aanmelding bij schuldhulp liepen de problemen in een hoog tempo op, daarom is besproken wat had kunnen bijdragen om eerder in te grijpen. Jongeren vinden veelal dat de verantwoordelijkheid bij de jongere zelf ligt. De overheid, scholen en familieleden kunnen hierin enkel een rol spelen door te informeren en te motiveren. Wel blijken jongeren in deze fase baat te hebben bij een duwtje in de rug en een meer outreachende benadering.

‘Niet verplicht maar dat het je wordt aangeboden. Van: ‘Dan en dan is er een meeting en daar is iemand die je kan uitleggen. ‘Zit in je de shit? Hier komt ‘t door, hier ben je de mist in gegaan en zo kun je er uit komen. En als je wilt, kan je die hulp ook van ons krijgen’’.’

Een andere manier om jongeren te stimuleren zich bijtijds aan te melden bij schuldhulpverlening is middels de inzet van ervaringsdeskundige leeftijdsgenoten. Jongeren krijgen zo het gevoel niet de enige te zijn, wat het schaamtegevoel kan verminderen. Bovendien kan het hen hoop en zicht op een schuldenvrije toekomst bieden. Verder is het in deze fase van belang om eerlijk en direct tegen jongeren te zijn; de situatie moet niet mooier gemaakt worden dan hij is, een realistisch maar hoopvolle benadering is hierin passend.

‘Ik denk gewoon eerlijk van: ‘Beter begin je er nu mee, want over 3 jaar zit je nog in de schulden en is het alleen maar erger. Als je nu begint kun je nog een nieuw leven beginnen’.’

(15)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

14

3. Welke Factoren zijn volgens Jongeren die in een Schuldhulpverleningstraject zitten of hebben gezeten van Invloed op het Succes van de Schuldhulpverlening?

De factoren die jongeren noemden zijn zowel specifiek als algemeen werkzaam. Allereerst worden de belemmerende en bevorderende specifiek werkzame factoren beschreven, vervolgens wordt beschreven in hoeverre de algemeen werkzame factoren volgens jongeren van invloed zijn op het succes van de hulp.

Belemmerende specifiek werkzame factoren. Jongeren zijn doorgaans opgelucht en

hoopvol wanneer zij worden aangemeld bij schuldhulpverlening. Echter, in bepaalde gevallen maken deze emoties later plaats voor moedeloosheid en pessimisme. Een aantal factoren werken deze negatieve emoties en gedemotiveerde gedachten in de hand en bemoeilijken zodoende de schuldhulpverlening.

De schuldhulp start met een intake waarin, ten behoeve van het opbouwen van een vertrouwensband, wordt kennisgemaakt met de schuldhulpverlener. Echter, het kan frustrerend werken dat er tijd wordt genomen om elkaar te leren kennen en het ontstaan van de schulden te bespreken, omdat jongeren graag snel aan de slag willen met hun schulden. Het bespreken van het ontstaan van de schulden is volgens jongeren enkel relevant wanneer de risicofactoren nog steeds van toepassing zijn of als de schulden zijn ontstaan door een gebrek aan financiële kennis of vaardigheden. Bovendien moet de jongere in kwestie er voor open staan; hierin moet worden uitgegaan van de individuele behoefte omdat een niet passende aanpak frustrerend werkt.

‘Dat is wel vervelend als je met al die zorgen binnenkomt, en dan moet je eerst nog praten en ga je niks regelen.’

Ondanks het feit dat jongeren zich vrijwillig aanmeldden bij de schuldhulp, voelen ze zich afhankelijk van de hulp doordat het voor hen moeilijk is om zelf de schulden op te lossen. Dit gevoel van afhankelijkheid geeft jongeren een onvrij en beklemmend gevoel.

‘Schuldhulp is ook wel een soort van gedwongen hoor, want je kan het bijna niet alleen oplossen, dus misschien dat jongeren dat ook wel vervelend vinden.’

Wanneer een jongere zijn financiële beheer uit handen geeft kan dit, naast praktische problemen, ook machteloosheid teweeg brengen. Dit machtsverlies maakt bij jongeren veel emoties los; ze voelen zich er gefrustreerd, onvrij, boos en gekleineerd door. Een gekleineerd

(16)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

15 gevoel, gecombineerd met de genoemde schaamte maakt dat jongeren geneigd zijn om te denken dat de schuldhulpverlener hen ziet als ‘dom’ en dat er op hen wordt neergekeken.

‘Van: ‘Je weet toch dat je schulden niet voor niks hebt…’. Maar ja, dat weet ik toch, daarom ben ik toch hier, waarom moet je het dan nog een keer zeggen!?’

Jongeren vinden het moeilijk om hun fouten toe te geven en hulp te vragen. Dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het onderhouden van het contact met de schuldhulpverlener geeft hen het gevoel iedere keer opnieuw de drempel over te moeten om hun fouten toe te geven. Een risico hiervan is dat jongeren geneigd zijn terug te gaan naar de ‘kop in ‘t zand’-fase.

Meerdere jongeren noemen dat schuldhulpverleners zich niet altijd aan de afspraken houden en fouten maken. Toch blijkt er in veel gevallen nooit daadwerkelijk een fout gemaakt te zijn, slechts enkele jongeren kunnen een voorbeeld noemen. Er lijkt hier dan ook sprake te zijn van een slecht imago van de schuldhulp of een reactie op het controleverlies.

‘Dan zou ik alles naar hun rekening moeten storten en dan zouden zij alles betalen. Maar toen had ik zoiets van, hoe weet ik dan of het daadwerkelijk gedaan wordt?’

Voorts kunnen een aantal specifieke eigenschappen van jongeren het proces belemmeren. Ten eerste noemen de jongeren dat jongeren vaak lui zijn; ze hebben moeite met vroeg opstaan, op tijd komen en afspraken onthouden. Ten tweede beseffen niet alle jongeren zich de ernst van de problemen. Dit komt doordat jongeren doorgaans nog maar weinig verantwoordelijkheden hebben en ze hierdoor weinig druk ervaren om de problemen op te lossen. Tot slot zijn jongeren eigenwijs en geneigd zich af te zetten tegen gezag omdat ze niet zwak over willen komen.

De lange duur van het traject werkt versterkend op de belemmerende factoren. Jongeren zijn in eerste instantie gemotiveerd en bereid om de consequenties van de schuldhulp te aanvaarden. Het blijkt echter lastig om deze motivatie vast te houden en gedurende een lange periode met minder geld en weinig macht over de eigen situatie om te gaan.

Bevorderende specifiek werkzame factoren. Voorts bestaan er een aantal factoren die

bijdragen aan het succes van de hulp. Op individueel niveau wordt duidelijk dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan de impact van de schulden. Deze aandacht kan worden vormgegeven door jongeren de ruimte te bieden om hun hart te luchten.

(17)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

16

‘Ik denk ook dat het werkt als je eens in de zoveel tijd een gesprek houdt van: ‘Hoe gaat het?, waar zit je mee?, heb je nog problemen?, lukt het nog wel met bepaalde dingen?’ Dat ze ook de problemen die ze krijgen, dat ze die gewoon ook op tafel kunnen zetten.’

De nadelen en psychische invloed van schulden zijn voor jongeren een belangrijk onderwerp. Depressieve gevoelens, hopeloosheid en eenzaamheid kunnen de motivatie van jongeren negatief beïnvloeden. Het is daarom van belang de schuldhulp breder te zien dan enkel het financieel specifieke vlak, bijvoorbeeld door samenwerking met maatschappelijk werk of een eenmalig verplicht gesprek met een vertrouwenspersoon. Verder is het belangrijk om rekening te houden met eventuele beperkingen van jongeren, bijvoorbeeld in het geval van psychische of psychiatrische problematiek of een verminderd verstandelijk vermogen.

Wanneer wordt gevraagd wie zou moeten bepalen wat een jongere nodig heeft, achten jongeren veelal een combinatie tussen de inschatting van de schuldhulpverlener en de eigen hulpvraag wenselijk. Wanneer er niet naar de hulpvraag van jongeren wordt geluisterd zijn zij geneigd om de hakken in het zand te zetten. Dit blijkt grotendeels gevoelsmatig, jongeren lijken niet per se zelf inhoudelijk het proces te willen bepalen, ze willen voornamelijk het gevoel hebben dat er in de hulp naar hen persoonlijk wordt gekeken en dat hun stem wordt gehoord.

‘Veel jongeren hebben van alles meegemaakt, misschien met ouders of in hun jeugd ofzo. Die zitten er echt niet op te wachten dat alles voor hun wordt bepaald. Misschien dat zij het ook wel goed vinden als iemand aan hun vraagt van: ‘Wat wil jij eigenlijk zelf?’.’

Wat betreft de mate van bemoeienis in de schuldhulp blijkt er een driedeling in behoeften te bestaan. Er is een groep jongeren die aangeeft veel waarde te hechten aan de eigen verantwoordelijkheid, ze vinden het vervelend wanneer er te veel uit handen wordt genomen. Deze jongeren denken goed met geld om te kunnen gaan, ze denken hun lesje geleerd te hebben en willen de controle over hun geld terug. Deze jongeren zien de schuldhulp het liefst in een adviserende vorm; hulp bij het afbetalen van de schulden, maar wel in het tempo dat zij zelf willen. Een belangrijke valkuil voor deze jongeren is een dwingende houding van de schuldhulpverlener, dat kan hen een onderdrukt gevoel geven waardoor ze nog sterker de behoefte krijgen aan zelfstandigheid, wat knelpunten in de schuldhulp kan veroorzaken.

Het tweede type jongeren is gematigder, zij zien de schuldhulp als iets wat ze samen met de hulpverlener doen. Ze zijn onzeker over hun financiële vaardigheden en willen dit graag ontwikkelen. Doordat zij zich vaak veel zorgen maken over de schulden is regelmatig contact

(18)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

17 met de schuldhulpverlener voor dit type jongere van belang. Hun financiële onzekerheid maakt het voor hen een valkuil om te vrij gelaten te worden. Regelmatig contact, het aanleren van financiële vaardigheden en het gevoel er samen voor te gaan staat voor hen voorop.

Het derde type jongeren heeft behoefte aan een zeer proactieve schuldhulpverlener. Zij hebben doorgaans veel andere zorgen en willen graag dat er veel uit handen wordt genomen omdat dit hun rust kan bieden. Ook voor dit type jongere is regelmatig contact met de schuldhulpverlener van belang. Verder is het in hun geval belangrijk om duidelijk af te spreken wie waarvoor verantwoordelijk is. Een aantal van hen ziet het namelijk als taak van de schuldhulpverlener om de verantwoordelijkheid geheel op zich te nemen.

Wat betreft het gezinsniveau is met jongeren besproken in hoeverre familie of vrienden kunnen bijdragen aan het succes van de hulp. Jongeren geven veelal aan de schulden zelf op te willen lossen, zij willen hierbij geen hulp van vrienden of familie. Op dit niveau wordt duidelijk dat jongeren behoefte hebben om volwassen en onafhankelijk te zijn. Dat het de jongeren in het verleden niet gelukt is om verantwoordelijkheden te dragen, versterkt deze behoefte.

Volgens jongeren wordt de kans op een succesvol verloop van de schuldhulp aanzienlijk verhoogd wanneer zij hulp krijgen bij het vinden en behouden van een dagbesteding, jongeren ervaren hier namelijk regelmatig moeilijkheden bij. Dit is van belang omdat het hebben van een inkomen een voorwaarde voor de schuldhulp is, maar ook omdat een dagbesteding jongeren toekomstperspectief biedt. Officieel is dagbesteding niet het terrein van de schuldhulpverlener, maar gezien de samenhang van problemen op het gebied van dagbesteding en schulden achten jongeren een verwijzende of adviserende rol vanuit de schuldhulpverlening toch relevant.

‘Toen ik geen baan had werd ik nog gefrustreerder, want ze kunnen je niet helpen als je geen inkomen hebt. Ik denk dan van, help me dan met een inkomen!’

Met de jongeren is besproken wat zij leren in de schuldhulpverlening en wat zij hierin missen. Allereerst blijkt het van belang om naast het aflossen van de huidige schulden, te voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan. Wanneer er nog risico’s voor schulden aanwezig zijn moet hier aandacht aan worden besteed. Onderwerpen die hierin aandacht behoeven zijn: leren nee zeggen, omgaan met groepsdruk en omgaan met negatieve gevoelens. Ook het stellen van prioriteiten is een leerpunt; jongeren moeten opnieuw discipline aanleren en een balans vinden tussen genieten enerzijds, maar het afbetalen van de schulden anderzijds.

(19)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

18 Jongeren vinden het belangrijk om in de schuldhulp hun financiële vaardigheden te ontwikkelen. Ze willen daarom graag leren administreren en budgetteren om zo later de eigen financiën weer te kunnen beheren.

Tot slot zouden een aantal jongeren hulp willen bij hun beperkte budget, dit in de vorm van tips of groepsbijeenkomsten over bij bijvoorbeeld het doen van goedkope boodschappen.

De genoemde leerpunten zullen enkel aanslaan bij de jongeren die hiervoor gemotiveerd zijn en denken er iets van te leren. Wanneer jongeren verplicht trainingen moeten volgen voelt dit kleinerend, wat kan leiden tot frustratie en afzetgedrag.

‘Ik denk dat als je ze iets probeert te leren waarvan die persoon denkt dat ie ‘t al kan, dat dat juist niet helpt, dat ze dan eerder zich er tegen afzetten.’

Drie methoden waarop jongeren dingen kunnen leren zijn:

1. Belonen: ‘Ik zou misschien eerder zo’n cursus doen als er een beloning aan vast zat. Niet perse geld, maar dat je na de cursus wat gezelligs gaat doen met de groep ofzo.’

2. Jongeren onderling in contact brengen: ‘Ik heb er vooral veel van geleerd door anderen te zien. Sowieso dat je niet de enige bent, maar ook dat het nog veel erger had kunnen zijn.’ 3. Het inzetten van ervaringsdeskundige jongeren. Dit helpt namelijk bij het inzien van het belang van schuldhulp, kan een waarschuwende rol hebben en hoop bieden: ‘Of dat er ook nog iemand kan komen die uit de schuldhulp is gekomen en dat die ook kan vertellen van ‘Ik heb het heel moeilijk gehad om er uit te komen, maar er is wel een uitkomst’.’

Algemeen werkzame factoren. Het aansluiten bij de motivatie van de cliënt blijkt in

de schuldhulp van groot belang. Jongeren moeten rondkomen met minder geld en dat beperkt hen op sociaal vlak. De negatieve gevolgen hiervan (een geïsoleerd bestaan en gevoelens van schaamte, depressiviteit en eenzaamheid) werken demotiverend. Met de jongeren is besproken wat kan bijdragen aan hun motivatie. Een eerste punt betreft de steun die jongeren aan elkaar kunnen hebben. Wanneer jongeren met schulden met elkaar in contact worden gebracht kan dat eenzaamheid verminderen en hen het gevoel geven er niet alleen voor te staan. Bovendien kan contact met ervaringsdeskundige jongeren hoop bieden op een schuldenvrije toekomst.

Een aantal jongeren is sceptisch over de hulp en acht de slagingskans klein, dit komt veelal door een gebrek aan duidelijkheid over het traject en doordat de schulden samenhangen met andersoortige problemen. Een afgebroken opleiding of het ontbreken van een geschikte baan biedt jongeren weinig perspectief voor de toekomst. Juist deze uitzichtloosheid is voor

(20)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

19 jongeren reden om zich weer op de korte termijn te richten. Het bieden van optimisme en zingeving is daarom van belang.

‘Van ‘Ik begrijp dat je wilt vluchten, maar laten we positief zijn (…) Dan kun je echt trots terugkijken over drie jaar van, het is me gelukt’. Dus ook hoop bieden en positief blijven.’

Jongeren vinden de schulden veelal hun eigen schuld en daarmee verantwoordelijkheid. Zij beschrijven ‘hard gevallen te zijn’ en daardoor nu hun eigen aandeel in de problemen in te zien. Dit inzicht is een randvoorwaarde voor het slagen van de schuldhulp. Echter, voor het stimuleren van jongeren in dit inzicht blijkt geen pasklare oplossing te bestaan. Het besef manifesteert zich doorgaans door persoonlijke gebeurtenissen en individuele ontwikkeling. Wel kan het bieden van duidelijke informatie over de schuldhulp en hiermee de hoop op een oplossing, bijdragen aan het zelfinzicht. Wat verder bijdraagt aan de motivatie van jongeren is het ‘motiverende praatje’ van de schuldhulpverlener. Het is voor jongeren van belang dat de hulpverlener een actieve houding aanneemt. Wanneer jongeren het gevoel hebben dat de schuldhulpverlener actief aan de slag wil motiveert dat hen om ook in actie te komen. Veel jongeren vinden het moeilijk om hulp te vragen, daarom is het prettig wanneer de schuldhulpverlener de hulp actief aanreikt en nazorg biedt.

‘Want soms sturen ze ook iets door en dan vragen ze nooit meer van: ‘Hoe is het gegaan, is het nog gelukt?’ Ze sturen je van hier naar daar en er wordt nooit meer naar gevraagd.’

Verder is een goede relatie met de schuldhulpverlener van belang. Jongeren hebben behoefte aan een vertrouwensband omdat zij schulden als een zeer privacygevoelig onderwerp zien. Een goede relatie draagt bij aan het succes van de hulp doordat jongeren dan eerlijk kunnen zijn over moeilijkheden in het proces. Het hebben van een vaste schuldhulpverlener blijkt wenselijk. Dat is ten eerste praktischer, omdat de schuldhulpverlener dan goed op de hoogte is van de situatie. Anderzijds is het voor jongeren gevoelsmatig ook prettiger om de situatie met één en dezelfde persoon te bespreken. Een gebrekkige telefonische bereikbaarheid en slechte communicatie in het geval van afwezigheid van de schuldhulpverlener kunnen de relatie met de schuldhulpverlener belemmeren. Het niet kunnen bereiken van de hulpverlener kan bovendien leiden tot stress en wantrouwen. Schuldhulpverleners hebben doorgaans erg veel cliënten, waardoor zij slechts een beperkte hoeveelheid tijd aan jongeren kunnen besteden. Jongeren vinden veelal dat er onvoldoende tijd voor hen is, wat maakt dat zij zich niet serieus

(21)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

20 genomen voelen. Verder moet een schuldhulpverlener eerlijk en direct zijn en zijn afspraken nakomen.

‘Lukt iets niet binnen een bepaalde tijd, zeg van: ‘Het gaat nu niet lukken, het komt over een maand of 2-3’. Dan is die persoon tenminste eerlijk, in plaats van dat je zegt: ‘Nee het is al gedaan’ en dan kom je er later achter dat het nog niet is gedaan.’

Wat betreft de houding van de schuldhulpverlener blijken een begripvolle, betrokken, en professionele bejegening gepast. Het tonen van begrip is van belang omdat jongeren het belangrijk vinden dat de schuldhulpverlener inziet hoe vervelend de situatie voor hen is. Door jongeren serieus te nemen en de gevolgen van de schulden niet te bagatelliseren worden jongeren gesterkt in hun eigenwaarde, wat bij kan dragen aan het succes van de schuldhulp. Verder werkt het motiverend wanneer jongeren het gevoel hebben dat de schuldhulpverlener betrokken is, dit door goed op de hoogte te zijn van diens situatie.

Voorts is het bieden van duidelijke structurering in de hulp van belang. Uitleg over het belang en de inhoud van de hulp kan bijdragen aan het succes ervan. Niet alle jongeren blijken goed op de hoogte van de inhoud van de schuldhulp. Dit komt doordat het te snel, in te moeilijke woorden of slechts eenmaal werd uitgelegd. Het schematisch in kaart brengen van het traject middels een stappenplan met de verschillende fases en bijbehorende doelen is voor deze doelgroep wenselijk. Wanneer jongeren weten in welke fase van de schuldhulp ze zich bevinden en een duidelijk doel voor ogen hebben zijn ze meer betrokkenen en gemotiveerd. Verder is niet altijd goed afgestemd wie waarvoor verantwoordelijk is. Een duidelijke taakverdeling kan voorkomen dat jongeren zich gefrustreerd en niet geholpen voelen.

‘Je hebt om die hulp gevraagd en dan verwacht je dat ook. Zij gaan er mee akkoord dat jij het in hun handen legt. Dan kunnen ze niet verwachten dat ik er zelf ook nog naar kijk.’

Het huidige onderzoek onderstreept het belang van een aanpak die passend is bij de hulpvraag van de cliënt, al speelt de inschatting van de schuldhulpverlener ook een belangrijke rol. De schuldhulp moet aansluiten bij de behoeften van de individuele jongeren omdat een niet passende aanpak frustrerend werkt, bovendien sluit het aan bij de behoefte van jongeren om serieus genomen te worden. Maatwerk kan vormgegeven worden op verschillende vlakken. Een eerste punt betreft de flexibiliteit in de hulpverlening. Enerzijds praktisch; wat betreft de mogelijkheid om een uitzondering te maken in een noodsituatie. Anderzijds is deze flexibiliteit

(22)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

21 ook gevoelsmatig; dat hulpverleners volgens ‘het boekje’ moeten werken geeft jongeren het gevoel dat er onvoldoende naar hun individuele situatie wordt gekeken.

Voorts is het van belang dat een interventie gedegen wordt uitgevoerd. Schuldhulpverlening is een praktische interventie is die inzet op ofwel het afbetalen van de schulden, ofwel het aanvragen van een saneringskrediet, en dit gebeurd dan ook in de schuldhulp. Wel zijn er een aantal praktische belemmeringen die de uitvoering in de weg staan, te weten: een gebrekkige bereikbaarheid, onvoldoende tijd per cliënt en de lengte van het traject. Een aantal jongeren noemt dat de schuldhulpverleners fouten maken. Echter, hier lijkt eerder sprake te zijn van een slecht imago dan een ondegelijke uitvoering.

Verder is de professionaliteit van de hulpverlener een voorwaarde voor het succes van een interventie. Jongeren blijken veelal tevreden te zijn over de praktische kant van de hulp, het zijn vooral de gevoels- en procesmatige factoren die worden genoemd als aandachtpunten. Voor de professionaliteit van de schuldhulpverlener achten jongeren het van belang dat deze geordend is en afspraken nakomt. Jongeren nemen de schuldhulpverlener zeer serieus, een professionele manier van communiceren draagt bij aan de motivatie en het privacy-gevoel.

De werkomstandigheden van de behandelaar zijn van invloed op het succes van de hulp. Schuldhulpverleners hebben een hoge caseload waardoor ze slechts een beperkte hoeveelheid tijd aan jongeren kunnen besteden. Ze zijn hierdoor niet altijd goed bereikbaar, wat bij jongeren stress veroorzaakt en hen het gevoel geeft niet serieus genomen te worden. Door de geringe tijd per cliënt zijn de schuldhulpverleners beperkt in staat om betrokken te zijn bij hun cliënten, een actieve rol aan te nemen en nazorg te bieden.

Een laatste algemeen werkzame factor is het nastreven van een doelstelling die inzet op zowel het verminderen van de invloed van risicofactoren, als wel het vergroten van de invloed van beschermende factoren. Inzake de schuldhulp aan jongeren gaat deze factor niet geheel op. Het bespreken van het ontstaan van de schulden en het inzetten op risicofactoren is volgens jongeren enkel relevant wanneer de schulden zijn ontstaan door een gebrek aan financiële vaardigheden of wanneer de risicofactoren nog steeds aanwezig zijn. Het vergroten van beschermende factoren is relevanter in de schuldhulp; bijvoorbeeld in de vorm van ondersteuning bij het vinden en behouden van werk, aandacht voor de relatie met de schuldhulpverlener en het vergroten van het zelfvertrouwen van jongeren.

(23)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

22

4.1 Hoe verhouden de Resultaten zich tot het Sociaalecologisch Ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner?

Wanneer de resultaten binnen het sociaalecologisch ontwikkelingsmodel worden geplaatst wordt duidelijk op welke niveaus werkzame factoren volgens jongeren meer en minder van invloed zijn. In de jongerenschuldhulp blijken niet alle niveaus relevant. Dit is opvallend omdat Bronfenbrenner middels zijn model verdedigt dat juist de samenwerking tussen verschillende niveaus van gunstige invloed is omdat de ontwikkeling van een jongere wordt beïnvloed door de mensen, gebeurtenissen en ontwikkelingen in zijn omgeving.

Een eerste niveau binnen het model van Bronfenbrenner betreft het microsysteem. Op dit niveau komt de behoefte van jongeren om zelfstandig te zijn duidelijk naar voren. Jongeren denken hun lesje geleerd te hebben, het betrekken van de directe omgeving bij de schuldhulp ervaren jongeren daarom eerder als betuttelend dan steunend. Wel hebben jongeren op dit niveau behoefte aan ondersteuning bij het vinden en behouden van dagbesteding. Bovendien moet er aandacht uitgaan naar eventuele risicofactoren die op dit niveau nog aanwezig zijn.

Het mesosysteem speelt vooral een rol in het negatieve imago dat de schuldhulpverlening heeft. De negatieve gevolgen van en belemmeringen in de schuldhulp kunnen hier een verklaring voor bieden. Jongeren voelen zich doorgaans afhankelijk van de hulp. Deze machteloosheid leidt tot frustratie, waardoor jongeren geneigd zijn hun hakken in het zand te zetten. De hieruit voorkomende belemmeringen in de schuldhulp leiden tot faalervaringen welke het negatieve imago in de hand werken en versterken.

Wat betreft het exosysteem achten jongeren veelal hun omgeving niet meer van invloed, dit niveau wordt dan ook nauwelijks benoemd. Wel blijken de genoemde praktische belemmeringen in de schuldhulp zich veelal op dit niveau te bevinden.

Het macrosysteem blijkt voornamelijk van invloed op het ontstaan van de schulden en is volgens jongeren minder relevant in de schuldhulpverlening. Wel speelt op dit niveau dagbesteding en inkomen een grote rol. De sociaaleconomische status van deze jongeren (de mate waarin zij over meer of minder kennis, arbeid en bezit beschikken en daarmee aanzien vergaren) is in veel gevallen laag.

Aandacht voor het chronosysteem achten jongeren enkel van belang wanneer er nog steeds risicofactoren van invloed zijn. Beïnvloeding door de maatschappij gebeurd onder andere door snel vernieuwende technologieën, doordat media een onrealistisch beeld schetsen en door het feit dat kopen op afbetaling een stuk makkelijker is geworden door de komst van het internet. Verder wijten sommige jongeren hun beperkte geldkennis en -vaardigheden aan

(24)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

23 het chronosysteem. Zij bemerken een cultuurverandering waarin jongeren zich minder bewust zijn van de waarde van geld en beschikken over minder financiële kennis en vaardigheden.

Concluderend hangt het ontstaan van schulden doorgaans samen met risicofactoren op verschillende niveaus. Echter, jongeren vinden niet alle niveaus ook relevant in de schuldhulp. Een verklaring hiervoor is de behoefte van jongeren om volwassen en onafhankelijk te zijn. Jongeren hebben veelal het gevoel dat het ontstaan van de schulden in het verleden ligt, en dat ze nu enkel nog voor de consequenties opdraaien. Soms kan aandacht voor de verschillende niveaus wel van belang zijn, bijvoorbeeld wanneer er nog risicofactoren voor nieuwe schulden aanwezig zijn. Verder zijn ondersteuning bij het vinden en behouden van een dagbesteding (microniveau), aandacht voor het negatieve imago van de schuldhulp en inzetten op het gevoel van zelfbeschikking (mesosysteem), verhelpen van praktische belemmeringen (exosysteem), vergroten van de sociaaleconomische status van jongeren (macrosysteem) en aandacht voor de cultuurverandering waarin jongeren steeds minder beschikken over financiële kennis (chronosysteem), aanbevelingen welke kunnen bijdragen aan het succes van de hulp.

4.2 Hoe verhouden de Resultaten zich tot Bekende Risicofactoren voor Schulden bij Jongeren?

Op individueel niveau speelde volgens jongeren vooral hun relatief jonge leeftijd mee in het ontstaan van de schulden. Ze dachten hierdoor voornamelijk in het hier en nu en zagen slechts beperkt de gevolgen van hun keuzes in. Dit sluit aan bij het onderzoek van Norvilitis en collega’s (2006), zij noemen het niet kunnen uitstellen van een beloning als risicofactor. De jongeren uit het huidige onderzoek noemden een sterke drang naar zelfstandigheid enerzijds, maar anderzijds een gebrek aan inzicht en inkomen om ook echt zelf verantwoordelijk te kunnen zijn. Juist deze wens om zelfstandig te zijn maakt dat jongeren niet aan de bel trekken wanneer zij in financiële problemen raken, met als gevolg dat de schulden hoog oplopen. Barendregt en Rodenburg (2013) stelden hierover dat een combinatie van beperkte vaardigheden en jeugdige overmoed, risico verhogend kan werken. Opvallend is dat de jongeren uit het huidige onderzoek aangaven zich weldegelijk bewust te zijn geweest van hun tekort aan financiële vaardigheden. Het lijkt dan ook niet zozeer overmoed, maar eerder de drang naar zelfstandigheid en het niet willen toegeven van fouten, wat maakt dat jongeren in de problemen raken. Tot slot noemden jongeren onzekerheid, eenzaamheid en stress als individuele risicofactoren. Dit sluit aan bij het onderzoek van Hoeve en collega’s (2011), zij benoemden moeilijkheden bij het omgaan met stressvolle ervaringen en een tekort aan eigenwaarde als risico verhogend. Risicofactoren op psychisch gebied zijn volgens jongeren

(25)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

24 regelmatig nog aanwezig wanneer jongeren aangemeld worden bij schuldhulp, zodoende dat jongeren het van belang achten dat hier aandacht aan wordt besteed in de schuldhulp.

Op gezinsniveau ziet een aantal jongeren hun ouders deels als oorzaak van de schulden. Dit doordat zij te weinig voorlichting gaven, zelf ook een gebrek aan financiële kennis hadden of jongeren zodanig verwenden dat zij nooit hebben geleerd om met geld om te gaan. Verder zijn volgens jongeren een gebrek aan toezicht en betrokkenheid van ouders, opgroeien in armoede en een onstabiele thuissituatie van invloed op het ontstaan van schulden. Dit vonden ook Hoeve en collega’s (2009), zij noemden het opleidingsniveau en inkomen van ouders en een beperkte betrokkenheid bij de financiële situatie van hun kinderen, als risicofactoren. Jongeren zien de risicofactoren op dit niveau veelal als factoren uit het verleden, daarom behoeft dit geen aandacht in de schuldhulp. Wel vinden jongeren dit niveau een zeer belangrijk onderwerp en aandachtsgebied voor de preventie van schuldenproblematiek onder jongeren.

Op groepsniveau leidt groepsdruk en ‘er bij willen horen’ er toe dat jongeren meer geld uitgeven dan ze hebben. Dat risico’s op dit niveau zich op deze manier manifesteren vonden ook Hoeve en collega’s (2009), zij beschreven hoe behoefte aan status binnen de groep samenhangt met schuldenproblematiek bij jongeren. Dit niveau behoeft aandacht in de schuldhulp doordat sommige jongeren moeten leren nee zeggen en omgaan met groepsdruk.

Op maatschappelijk niveau vonden Noorda en collega’s (2009) dat schulden inmiddels een onderdeel van de jeugdcultuur zijn. De huidige jeugdcultuur wordt steeds materialistischer, wat maakt dat jongeren zich eerder in de schulden steken om aan de eisen van de groep te voldoen. Jongeren uit het huidige onderzoek herkennen deze veranderende jeugdcultuur, maar wijten de toename van het aantal jongeren met schulden hier niet geheel aan. Zij benoemen dat de komst van het internet ook een belangrijke maatschappelijke verandering teweeg heeft gebracht. Het internet heeft geleid tot snel vernieuwende technologieën en maakt bovendien kopen op afbetaling een stuk laagdrempeliger voor jongeren.

Op financieel specifiek niveau achtten jongeren hun geldkennis en financiële vaardigheden van invloed op het ontstaan van hun schulden. Dingen die zij onvoldoende wisten of beheersten betreffen: het omgaan met geld (budgetteren, kennis over financiële verantwoordelijkheden en praktisch informatie over belastingaangifte, zorgtoeslag, etc.), het omgaan met schulden (begrijpen van en kunnen omgaan met formele brieven) en kennis over schuldhulp (informatie vinden over schulden en schuldhulp). Bovendien noemen veel jongeren dat zij de waarde van geld niet goed kenden. Deze resultaten bevestigen de risicofactoren voor schulden zoals deze werden gevonden door Madern en van der Schors (2012), zij beschreven dat beperkt financieel toezicht en financiële onwetendheid het risico op schulden kunnen

(26)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

25 verhogen. Aan dit niveau moet volgens jongeren absoluut aandacht worden besteedt in de schuldhulp. Het omgaan met administratie, budgetteren en rondkomen met weinig geld, zijn belangrijke leerpunten om te voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan en om een gezonde financiële situatie te bewerkstelligen.

4.3 Hoe verhouden de Resultaten zich tot de Bekende Werkzame Factoren in de Schuldhulpverlening aan Volwassenen?

Er werd verwacht dat een specifieke schuldenaanpak voor jongeren van belang zou zijn omdat volwassenhulpverlening vaak niet goed aansluit bij de belevingswereld van jongeren. Wanneer echter de resultaten worden vergeleken met de werkzame factoren voor volwassenen, blijken deze doelgroepen toch behoorlijk overeen te komen. Jungmann en Geuns (2013) beschreven het belang om het type cliënt te analyseren en vervolgens de individuele belemmeringen als onderwerp van de interventie te nemen. Anderzijds beschreven Hiemstra en de Vries (2008) het belang van een vraaggerichte aanpak. Deze combinatie kwam in het huidige onderzoek ook terug. Toen werd gevraagd wie de inhoud van de schuldhulp zou moeten bepalen werd een combinatie tussen de inschatting van de schuldhulpverlener en de eigen hulpvraag wenselijk geacht. Maatwerk lijkt hierin de sleutel, de inhoud en het proces van de schuldhulp moet worden aangepast aan de behoeften van de individuele jongere.

Heijst en Verhagen (2010) concludeerden dat professionals een rol moeten hebben in het bieden van voorlichting en informatie aan cliënten. Ook in het huidige onderzoek komt deze bevinding naar voren; duidelijke uitleg over het belang en de inhoud van de schuldhulp is een speerpunt. Dit kan bijdragen aan het succes van de schuldhulp doordat jongeren meer betrokken en gemotiveerd zijn wanneer ze op de hoogte zijn van de fase waarin ze zich bevinden. Tevens is het goed afstemmen van de taakverdeling hierin belangrijk.

De inzet van vrijwilligers bleek in de volwassenenschuldhulpverlening bij te dragen aan het succes ervan (Nederland et al., 2012). In de jongerenschuldhulpverlening blijkt vooral de inzet van leeftijdsgenoten en ervaringsdeskundigen belangrijk. Ten eerste kan de inzet hiervan helpen bij de moeilijkheden en schaamte omtrent de aanmelding bij schuldhulp. Ten tweede kan dit bijdragen aan de motivatie doordat het eenzaamheid verminderd, het jongeren het gevoel biedt er niet alleen voor te staan en uitzicht en hoop op een schuldenvrije toekomst geeft.

Concluderend blijken veel van de werkzame factoren in de schuldhulpverlening aan volwassenen ook van toepassing te zijn op de schuldhulp aan jongeren. Echter, dit betreffen enkel onderdelen of losse uitgangspunten binnen de schuldhulp, een alles overkoepelende theorie over schuldhulpverlening aan volwassenen is niet bekend. Bovendien vond het huidige

(27)

ERVARINGEN EN BEHOEFTEN VAN JONGEREN IN DE SCHULDHULPVERLENING

26 onderzoek een aantal belemmeringen die specifiek samenhangen met de jonge leeftijd van jongeren, namelijk laksheid, de neiging zich af te zetten tegen gezag, beperkt inzicht in de ernst van de problemen en een gebrek aan discipline. Gezien de talrijke jongeren-specifieke eigenschappen, lijkt aparte schuldhulp voor deze doelgroep daarom toch relevant.

5. In hoeverre noemen Jongeren met een Mogelijke Licht Verstandelijke Beperking andere Werkzame Factoren dan hun Gemiddeld Begaafde Leeftijdsgenoten?

Jongeren met een mogelijke licht verstandelijke beperking noemen op een aantal punten andere werkzame factoren dan hun gemiddeld begaafde leeftijdsgenoten. Jongeren met een mogelijke LVB noemen regelmatig dat zij het traject als erg lang ervaren. Ze vinden het lastig om weinig direct resultaat te zien; het lange-termijn belang van de schuldhulpverlening lijkt bij hen minder goed doorgedrongen. De jongeren noemen regelmatig voorbeelden waarin ze door noodsituaties in de problemen kwamen. Dat er beperkte flexibiliteit mogelijk is in de schuldhulp en het budgetbeheer ervaren veel van hen als storend.

Verder is opvallend is dat veel van de jongeren met een mogelijke LVB problemen hebben gehad op het gebied van dagbesteding. Vaker dan anderen noemen zij de moeite met het vinden en behouden van een baan. Deze jongeren lijken de problemen in de dagbesteding en schuldhulp vaak buiten zichzelf te leggen, ze stellen bijvoorbeeld regelmatig dat hun probleemgedrag het gevolg is van het gedrag van de schuldhulpverlener. Bovendien noemen zij vaker allerlei praktische redenen waardoor de schuldhulp niet goed verloopt.

Jongeren met een mogelijke LVB noemen opvallend vaak het belang van een goede relatie met de hulpverlener. De jongeren hebben behoefte aan een vertrouwenspersoon met wie ze kunnen praten. Ze vinden het jammer dat de schuldhulpverlener niet meer mag doen dan alleen de schulden aanpakken, juist omdat de schulden zo veel impact op hen hebben. Jongeren met een mogelijke LVB noemen regelmatig dat een schuldhulpverlener begripvol moet zijn. Het uitspreken van begrip, alsmede het meedenken en -zoeken naar oplossingen, vinden deze jongeren belangrijk. Ze willen op een volwassen toon aangesproken worden en vinden het vervelend om ‘kleinerend’ bejegend te worden.

De jongeren met een mogelijke LVB noemen bijna allemaal dat ze de schuldhulpverlener zeer serieus nemen als professional. Het gevolg hiervan is echter dat sommigen een onrealistische verwachting hebben van de taakverdeling. Zo verwachten een aantal van hen dat de schuldhulpverlener alle problemen voor hen oplost en zien ze hun eigen rol hierin als beperkt. Opvallend is dat deze jongeren veelal het gevoel hebben dat de genoemde punten de plicht van de schuldhulpverlener is, waar jongeren zonder LVB eerder aangeven dit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat huizen, voorzieningen en huisdieren niet onlosmakelijk zijn verbonden met de wijk de Hoogte kan het hierdoor zijn dat jongeren een minder sterke binding hebben met de

Dit kunnen problemen zijn waar jongeren al eens op hebben gezocht, maar het kunnen ook problemen zijn waar jongeren op zouden willen zoeken of het zouden volgens jongeren problemen

Het is voor hun wel een vakantie, maar in het eind moet er wel een competitie inzitten, want anders is het ook niet leuk meer, gewoon uitdagingen maken, want waarom zou je als 13

Uit het dagboekonderzoek, dat is gehouden onder 14 jongeren, komt naar voren dat het gemiddelde aantal alcoholreclames dat daadwerkelijk wordt waargenomen door jongeren ligt op 9

The Peer Learning on the participation of young people with mental health issues has been an initiative of the Youth Directorate of the Dutch Ministry of Health, Welfare and Sport

Onderhoudsmedewerkers uit het deeltijds secundair onderwijs Max 1 deeltijdse onderhoudsmedewerker per scholengemeenschap Aantal plaatsen voor DBSO’ers bleef na hervorming

Om NEET breed in beeld te brengen interviewden de onder- zoekers zowel jongeren die zich momenteel in een NEET-situatie bevinden (vijf op de tien van de ge- interviewden),

toekomstverbeelding buitengewoon persoonlijk is, zo dus ook die van de deelnemende leerlingen. De grotendeelse overeenkomst in de gerapporteerde ervaringen van de leerlingen