• No results found

Talentontwikkeling bij jongeren door Scoop Welzijn: een kwalitatief studie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Talentontwikkeling bij jongeren door Scoop Welzijn: een kwalitatief studie"

Copied!
134
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthesis

Talentontwikkeling bij jongeren door Scoop Welzijn

Een kwalitatief studie

Naam: Florian Reinsch

Begeleiders: 1. Dr. C.H.C. Drossaert (Universiteit Twente) 2. Dr. M. Pieterse (Universiteit Twente)

3. Mevr. Gerdijanne Leestemaker (Scoop Welzijn) Datum: 17. Juni 2013

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting ...3

Summary ...4

1. Inleiding ...5

1.1 Jongerenwerk in het Welzijnssector ...5

1.1.1 Self-Determination Theory ...6

1.1.2 Empowerment ...8

1.2 Talentontwikkeling ...9

1.2.1 Wetenschappelijk evidentie voor de effectiviteit van talentontwikkeling ... 10

1.3 Scoop Welzijn ... 12

1.3.1 Doelen Scoop Jongerenwerk ... 13

1.3.2 Jongereninloop en Projecten ... 13

1.4. Samenhang tussen de verschillende theorieen ... 15

1.5 Onderzoeksvraag ... 16

2. Methode ... 16

2.1 Onderzoekspopulatie en procedure ... 17

2.2 Opbouw interviewschema ... 17

2.3 Data-analyse ... 19

3. Resultaten ... 20

3.1 Deelname activiteiten ... 20

3.2 Deelvraag 1: “Wat zijn de redenen voor de jongeren om naar de activiteiten te gaan?” 21 3.3 Deelvraag 2: “Wat leren de jongeren van de activiteiten die ze volgen?” ... 23

3.4 Deelvraag 3: “In hoeverre hebben de jongeren de beoogde talenten ontwikkelt ?” ... 26

3.4.1 Sport, Lijf en Gezondheid ... 27

3.4.2 Sociale Vaardigheden ... 27

3.4.3 Communicatie en Taalvaardigheid ... 27

3.4.4 Kunst en Cultuur ... 28

3.4.5 Techniek en ICT ... 28

3.4.6 Wetenschap en Natuur ... 28

3.5 Verbeterpunten ... 28

4. Discussie en Conclusie ... 29

4.1 Discussie ... 29

4.2 Beperkingen en mogelijk vervolgonderzoek ... 33

4.3 Conclusie ... 34

Referenties ... 35

Bijlage 1: Resultatentabellen ... 37

Bijlage 2: Interviewtranscripten ... 55

(3)

Samenvatting

In opdracht van Scoop Welzijn, een welzijnsorganisatie in Almelo, werd er een onderzoek uitgevoerd over de talentontwikkeling van jongeren, welke regelmatig aan hun activiteiten deelnemen.Voorbeelden van deze activiteiten zijn workshops (bv. over schilderen, rappen) of de Huttenland activiteit. Dat werd onderzoekt doormiddel van semigestructureerde interviews aftenemen aan 10 jongeren in de leeftijd 12 tot 21 jaar in de wijken Sluitersveld en

Schelfhorst. Hierbij werd eerst gekeken waarom ze naar de activiteiten komen, wat ze ervan leren en daarna word onderzoekt in hoeverre ze talenten in de volgende gebieden ontwikkeld hebben: Sociale Vaardigheden, Techniek en ICT, Communicatie en Taalvaardigheid,

Wetenschap en Natuur, Kunst en Cultuur, Sport, Lijf en Gezondheid. Hierbij werd vastgesteld, dat jongeren door de activiteiten een behoorlijk repertoire aan vaardigheden ontwikkelen, die grotendeels in het sociale sector liggen Van de voorgegeven gebieden vindt er tenminste een ontwikkeling van volgende talenten plaats: Sociale Vaardigheden,

Communicatie en Taalvaardigheden, Kunst en Cultuur, Sport, Lijf en Gezondheid. Het kan dus geconcludeerd worden, dat de aciviteiten van Scoop welzijn een positieve invloed op de talentontwikkeling bij jongeren hebben.

(4)

Summary

Commissioned by Scoop Welzijn, a welfare organisation in Almelo, a research project was conducted with the question how far talent development goes, for the youth who are participating regurlarly in the activities from Scoop. Examples of these activities are

workshops (eg on paint, rap) or “Huttenland”. The research question was investigated through the use of semi-structured interviews to 10 young people aged 12 to 21 years, who regularly come to the activities of Scoop Welzijn in the city districts Sluitersveld en Schelfhorst.

Thereby it was asked what their reasons are to come to an ability and which abilities they develop, influenced by the activities. Then it was examined to which extent the youth is developed in the previously from the researcher chosen areas: Social Skills, Technology and ICT, Communication and Language Skills, Science and Nature, Art and Culture, Sports, Body and Health. It was found that the participants develop a large repertoire of social skills, caused mainly by the interaction with other people. From the previously chosen areas, the youth develop talents in the areas: Social Skills, Communication and Language Skills, Art and Culture, Sports, Body and Health. It can de concluded, that the activities from Scoop have a positive effect on the talent development under the participating youth.

(5)

1. Inleiding

In dit deel wordt er eerst een overzicht over het huidige jongerenwerk in de welzijnssector gegeven. Daarna worden er in het jongerenwerk vaak toegepaste theorieën gepresenteerd en een korte beschrijving van het jongerenwerk bij Scoop Welzijn gegeven. In het laatste gedeelte wordt de onderzoeksvraag gepresenteerd.

1.1 Jongerenwerk in het Welzijnssector

Aangezien dit onderzoek zich in het milieu van het jongerenwerk afspeelt, is het noodzakelijk om dit gebied te definiëren en de inhoud van jongerenwerk in het kort uit te leggen.

Jongerenwerk vindt grotendeels in de vrije tijd van de jongeren plaats, dat wil zeggen buiten school en het gezin. In de literatuur zijn er vele verschillende definities van jongerenwerk te vinden: zo definieert van Ewijk (1989) in Stuijvenberg (2009) jeugdorganisaties als

organisaties voor jongeren, die niet op winst gericht zijn en de opgave hebben de jongeren in hun vrije tijd te plezieren, te vormen en hun te helpen. Voor Gemmeke et al. (2011) is

jongerenwerk een voorziening met laagdrempelige activiteiten, die in principe voor alle jongeren openstaat. Professionelle jongerenwerkers gaan hierbij vertrouwensrelaties met de jongeren aan en organiseren op basis hiervan activiteiten met hen. Het contact met de

jongeren wordt vaak op straat door ambulante jongerenwerkers gelegd, die dan in dialoog met de jongeren gaan. De leeftijd van de deelnemende jongeren is meestal tussen 12 en 23 jaar, en bij tienerwerk tussen 10 en 14 jaar. Het doel van jongerenwelzijnswerk is volgens Gemmeke et al. (2011) om zowel de persoonlijke ontwikkeling als de maatschappelijke participatie in hun omgeving, onderwijs en werk te verhogen. De Winter (2003) vat de twee hoofddoelen van jongerenwerk in Stuijvenberg (2009, p.13) samen als „het bieden van steun aan jongeren en hulp bij het stellen van grenzen“. Dat is volgens hem vooral belangrijk voor het vinden van de eigen identiteit en het leggen van sociale contacten.

In de literatuur zijn begrippen als “vorming”, “hulp bieden” en “grenzen stellen” vaak genoemde doelen als het om jongerenwerk gaat. Hiermee willen de jongerenwerkers een bijdrage leveren aan het verminderen van overlast en de eigen identiteit van de jongeren versterken. Identiteitsvorming is ook een belangrijk thema tijdens de adolescentie. De jongere ontdekt gedurende deze periode zijn eigen specifieke karaktertrekken . Hij leert wat zijn „I“

is en gaat op zoek naar een groep waar hij bij kan horen en zich zeker voelen, zoals bijv. het gezin of een peergroup (Elezovic, 2005). Volgens Elezovic (2005) is het belangrijk voor de jongere om ruimte en mogelijkheden te krijgen om zichzelf en zijn vaardigheden te testen, zodat hij zelfvertrouwen en vertrouwen in de wereld om hem heen kan ontwikkelen. Door dit

(6)

vertrouwen in zichzelf en de kennis van de eigen sterkten en zwakten is de jongere volgens Elezovic (2005) ook in staat om beslissingen voor de toekomst te maken en zijn eigen plaats in de maatschappij te vinden. Als een persoon niet in staat is om zijn plaats in de maatschappij te vinden, ontstaat er chaos en wordt een basis voor criminaliteit en geweld gelegd. Jongeren bij wie die waarschijnlijkheid groter is dat zij zich op deze manier negatief ontwikkelen, zijn zogenoemde „risicojongeren“. “Risicojongeren” worden volgens van Hoorik (2011, p.13) gedefinieerd als „jongeren bij wie zich problemen voordoen, waardoor de psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling wordt bedreigd, waardoor zij een gevaar voor zichzelf of hun omgeving zijn, of zelf gevaar lopen (vroegtijdig) buiten de maatschappij dreigen te vallen“.

Vele jongerenorganisaties hebben vooral met dit soort jongeren te maken en willen, door preventief met hen te werken, voorkomen dat deze jongeren buiten de maatschappij vallen en hun maatschappelijke participatie bevorderen.

Om deze doelen te bereiken, werd in het verleden vanuit de welzijnssector veelal met een pathologie-gebaseerd model gewerkt. Dat betekent dat de focus met name op zwakten en tekortkomingen van de jongeren werd gelegd en werd geprobeerd om deze weg te werken.

Omdat dit wegwerken van deficienties alleen niet genoeg is om een jongere tot een volwaardig lid van de maatschappij te vormen, richt het welzijns- en dus ook het

jongerenwerk zich sinds enkele jaren meer op de sterkten en bronnen (‘resources’) van de mensen (Lou et al., 2008). Van Ewijk (2010) merkt op dat tot nu toe vaak de nadruk op de herstellende kant van jongerenwerk werd gelegd en noemt onder andere de ontwikkeling van talent als een doel van het nieuwe jongerenwerk. Naast talentontwikkeling is empowerment (versterkingsproces) het tweede kernbegrip dat in het moderne jongerenwerk een rol speelt.

Met de zogenoemde “Self-Determination Theory” wordt de theoretische onderbouw voor dit onderzoek voltooid. Hieronder worden deze drie kernbegrippen nader verklaard en hun betekenis voor het jongerenwerk duidelijk gemaakt.

1.1.1 Self-Determination Theory

De grondslag voor een succesvolle positieve ontwikkeling van jongeren is een normaal ontwikkelde psyche en gezondheid. Volgens Hui en Tsang (2012) zijn bijvoorbeeld het bereiken van onafhankelijkheid en autonomie, het maken van plannen en het stellen van persoonlijke doelen ontwikkelingstaken die alle adolescenten in hun persoonlijke

ontwikkeling moeten realiseren. Om deze ontwikkelingsdoelen te realiseren, is een hoge mate van zelfbeschikking (self-determination) nodig (Hui, Tsang, 2012). Zelfbeschikking betekent dat mensen in staat zijn om op basis van hun eigen wil volitionele acties te vertonen. Mensen met een hoge mate aan zelfbeschikking „make things happen in their lives“ (Hui, Tsang,

(7)

2012, p.2). De achterliggende theorie wordt de „Self-Determination Theory” (SDT)

genoemd. Volgens Deci en Ryan (2000) stelt deze theorie, dat voor een psychisch welzijn en de persoonlijke groei van een mens drie fundamentele psychologische behoeften vervuld moeten zijn:

- Autonomie (de vaardigheid van een individu om zijn eigen gedrag te bepalen, door het zich bewust zijn van zijn eigen motieven en emoties);

- Competentie (het gevoel over de vaardigheden te beschikken om dagelijkse

uitdagingen onder de knie de krijgen en aan de eisen van de omgeving te voldoen);

- Gerelateerdheid (de behoefte aan een gevoel van verbondenheid, nabijheid en de affiliatie bij een groep).

Verder speelt de persoonlijke motivatie een grote rol. Motivatie betreft richting, energie, doorzettingsvermogen en equifinaliteit in het doorvoeren van acties (Deci en Ryan, 2000). Bij motivatie wordt vaak onderscheiden tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie betekent volgens Deci en Ryan (2000) een natuurlijke neiging in de richting van assimilatie, exploratie, beheersing en spontane interesse, die essentieel voor de cognitieve en sociale ontwikkeling is en gedurende het gehele leven een belangrijke bron van plezier en vitaliteit vormt. Zowel het hebben van een keuze als van mogelijkheden voor “selfdirection”

bleken de intrinsieke motivatie te verhogen, waardoor mensen ook een groter gevoel van autonomie wordt gegeven (Deci en Ryan, 2000). Naast het gevoel van autonomie en competentie is ook een zekere relationele basis belangrijk voor de expressie van intrinsieke motivatie (Deci en Ryan, 2000). Mensen met een hoge intrinsieke motivatie integreren de doelen van een activiteit en hun eigen zelf en reguleren de participatie ook zelf (Dawes en Larson, 2011). Extrinsieke motivatie staat in contrast met intrinsieke motivatie, waarbij een activiteit uitsluitend wordt uitgevoerd om een bepaald resultaat te bereiken, alhoewel de activiteit op zich minder plezier bereidt. Een voorbeeld hiervan is: „Ik leer goed voor dat statistiektentamen, omdat ik een goed cijfer wil krijgen, alhoewel ik statistiek doodsaai vind!“.

Waar is echter de relatie met het jongerenwerk? Volgens Dawes en Larson (2011) is het niet noodzakelijk, dat jongeren bij het instappen in een programma al een hoge mate aan

intrinsieke motivatie vertonen. Aanmoediging van de ouders en ambulante jongerenwerkers alsmede de wens om zich bij peers aan te sluiten kunnen een waardevol middel zijn om een groot aantal jongeren te bewegen activiteiten uit te voeren. Als deze jongeren dan gedurende een langere tijd deelnemen, is er een grote kans dat de identificatie met de organisatie

toeneemt en de jongeren de motivatie ontwikkelen om uit zichzelf activiteiten te volgen. Om

(8)

in de psychologische behoefte van gerelateerdheid te voorzien, is een positieve interactie met peers en jongerenwerkers van essentieel belang. Een middel om de jongeren te laten voelen dat ze competent en autonoom (volgens SDT de andere twee basisbehoeften) handelen, zijn zogeheten empowerment-strategieen.

1.1.2 Empowerment

Een tweede theorie die dus relevant is voor het jongerenwerk, is de empowerment-theorie.

Empowerment betekent dat er een versterkingsproces plaatsvindt dat tot gevolg heeft dat jongeren hun handelingsmogelijkheden en sociale participatie vergroten (van Hoorik, 2011), pro-actiever worden en de focus op hun krachten leggen (van Regenmortel, 2009).

Kernideeën van empowerment zijn volgens van Regenmortel (2009, p.23) „ sociale inclusie en actief burgerschap, vermaatschappelijking en kwartiermaken en eigen kracht en gedeelde verantwoordelijkheid“. De focus ligt op kwetsbare personen en groepen, en het impliceert een positieve basishouding van jongerenwerkers (van Regenmortel, 2009). Een groep waarop dus in bijzondere mate gelet wordt, zijn de reeds genoemde “risicojongeren” (van Hoorik, 2011).

Spierts (in van Regenmortel, 2009) benoemt drie wezenlijke aspecten van empowerment:

- Interactie: empowerment doet men niet alleen, men is altijd lid van een groep;

- Procesmatig karakter: alleen door activiteit krijgen mensen weer greep op hun eigen leven;

- Autonomie: weliswaar begrensd en ondersteund door het samenleven in een groep.

Hier is duidelijk de verwandschap met de “Self-determination Theory” te zien, omdat twee van de drie kernbergippen gelijk zijn: interactie (wordt in SDT “gerelateerdheid” genoemd) en autonomie. Het procesmatige karakter is daarentegen een groot verschil tussen deze theorieën. Bij de SDT gaat het om de vervulling van de drie basisbehoeften die het welzijn bevorderen. Bij empowerment vindt er een begeleid (bijv. door jongerenwerkers) proces plaats, waarbij wordt geprobeerd om vastgelegde doelen te bereiken. De uitdaging is volgens van Regenmortel (2009) om de balans te vinden tussen de „kracht van binnenuit“ van de jongeren (dus het ontwikkelen van individuele vaardigheden en talent) en de „power with“, te weten het vinden van krachtbronnen en sociale steun uit de omgeving. Een andere belangrijke term van empowerment is veerkracht („resilience“). Veerkracht is volgens van Regenmortel (2009), de vaardigheid om zich ondanks moeilijke levensomstandigheden positief te

ontwikkelen. Een zekere mate van hechting en een positief zelfbeeld zijn hierbij cruciaal. Ook moet een persoon het gevoel hebben iets te kunnen geven en de controle over hun leven te hebben.

(9)

Voor jongerenwerk betekent dit dat alleen maar “meedoen” hier niet genoeg is, maar dat ook zelf invloed moet worden uitgeoefend. De jongerenwerker speelt in het empowermentproces een cruciale rol, omdat de “procesmatige aanleg” van empowerment gedurende een langere tijd aanwezig is. De jongerenwerker dient volgens van Regenmortel (2009) als facilitator: hij opent nieuwe wegen, laat meerdere keuzemogelijkheden zien, bouwt bruggen naar andere hulpbronnen en sociale netwerken. Als de jongere door dit proces in staat is om zijn eigen krachten op waardevolle doelen te richten, heeft hij een fase bereikt waarin het mogelijk is om zijn eigen talenten te ontdekken en te ontplooien.

1.2 Talentontwikkeling

In het moderne jongerenwerk is de ontdekking en de verdere ontwikkeling van vaardigheden vaak een hoofddoel. Daarom richt een grote deel van de op dit gebied werkzame organisaties zich vooral op de ontwikkeling van talent. Het begrip talent verbinden wij meestal met toptalent, dus heel begaafde muzikanten, voetballers of wetenschappers. In het kader van dit onderzoek gaat het minder om toptalent, maar meer om een zekere mate van talent dat deze persoon kan gebruiken om een waardevol lid van de maatschappij te worden. Volgens Witte (2012) gaat het bij talentontwikkeling in het jongerenwerk niet om de ontwikkeling van toptalent, maar om het beste uit de jongeren te halen en daarmee hun potentieel maximaal te benutten.

Drenth en Zant (2007) hanteren vier criteria die een talent moet verenigen:

- Aanleg: het talent beschikt over een bijzondere aanleg voor de beoefening van een bepaalde discipline (dans, muziek e.d.); vaak komt deze aanleg al op jonge leeftijd tot uitdrukking;

- Affiniteit: het talent voelt zich aangetrokken tot een bepaalde discipline;

- Ambitie: het talent heeft de wens en de wil om deze artistieke aanleg verder te ontwikkelen en te verdiepen;

- Activiteit: het talent is bereid om zich in te spannen en een (groot) aantal opofferingen te doen om zich verder te bekwamen en te ontwikkelen.

Aanleg en affiniteit zijn hierbij meestal gegeven en bepalen of iemand op een zeker gebied getalenteerd is of helemaal niet. De ambitie en de activiteit bepalen tot welke mate een talent zich ontwikkeld. Zijn ambitie en activiteit hoog, kan er van een toptalent gesproken worden.

Zijn ambitie en activiteit laag, blijft het talent vaak onderontwikkeld. Natuurlijk kan iemand die op een gebied heel sterk is, op een ander gebied heel zwak zijn. Daarom onderscheidt de DMO el al. (2008) zes verschillende talentgebieden:

(10)

- Sport, Lijf & Gezondheid: Jongeren hebben kennis en bewustzijn van sport, beweegmogelijkheden en factoren die van invloed zijn op lijf en gezondheid. Ze ontwikkelen sportieve vaardigheden en gebruiken die als sporter (of sportbegeleider);

- Kunst & Cultuur: Jongeren doen kennis op van meerdere mogelijkheden om zich uit te drukken. Ze ontwikkelen hun creativiteit en gebruiken die op artistiek en muzikaal gebied:

- Techniek & ICT: Jongeren ontwerpen, onderzoeken en werken met nieuwe technologieën;

- Wetenschap & Natuur: Jongeren tellen en rekenen (wiskunde). Ze maken gebruik van (natuurkundige) onderzoeksmethodes. Ze herkennen samenhangen, maken

probleemanalyses en komen met oplossingen;

- Communicatie/Taalvaardigheid: Jongeren doen kennis op van taal, media- en communicatietechnieken. Ze weten hoe ze die kunnen gebruiken als ondernemer en als organisator;

- Sociale Vaardigheden: Jongeren zijn zich bewust van eigen en andermans identiteit en hun plek binnen de maatschappij. Ze nemen actief deel in de maatschappij,

bijvoorbeeld als ondernemer of organisator.

Naast de zes verschillende talentgebieden onderscheidt de DMO et al. (2008) nog vier verschillende ontwikkelingsniveaus: Kennismaking met een talent (ontdekken of je er talent voor hebt) -> Ontwikkelen/Participeren (talent ontwikkelen door bijvoorbeeld een cursus te volgen) -> Bekwamen/Presteren (lid van een vereniging worden of een opleiding volgen) ->

Topprestatie (toptalent). Omdat voor de ontwikkeling van een talent ook een groot

doorzettingsvermogen en veel oefening nodig is, hebben jongeren en vooral risicojongeren volgens van Hoorik (2011) een goede begeleiding/coaching, een goed doordacht plan en goede randvoorwaarden nodig. Het waarborgen van deze voorwaarden is een uitdaging voor welzijnsorganisaties en jongerenwerkers. De voordelen voor de jongeren zijn hierbij

overduidelijk: als jongeren hun talenten beter kennen, krijgen ze meer inzicht in hun mogelijkheden en sterkten en dus meer zelfvertrouwen, wat wederom positief is voor het ontwikkelen van de eigen identiteit, waardoor de jongeren een beter inzicht krijgen in hun toekomstige mogelijke loopbaan.

1.2.1 Wetenschappelijk evidentie voor de effectiviteit van talentontwikkeling

Hoewel uit de literatuurstudie blijkt dat talentontwikkeling een veelbelovende methodiek is, is er tot nog toe slechts weinig empirisch onderzoek naar gedaan. Er bestaat veel literatuur over het vinden van talenten onder topsporters of op bedrijfskundig gebied, dus het opsporen en

(11)

bevorderen van toptalenten. Alhoewel natuurlijk ook in de welzijnssector af en toe een toptalent kan worden ontdekt, was deze literatuur voor dit onderzoek echter van minder groot belang. Opvallend is dat veel van de werkzaamheden met betrekking tot talentontwikkeling in de praktijk plaatsvinden. Er zijn enkele onderzoeken en actieplannen te vinden die in

samenwerking met gemeenten heeft plaatsvonden, of door de gemeenten zelf zijn uitgevoerd.

Zo is bijvoorbeeld door de DMO et al. (2008) een actieplan opgesteld waarbij het erom gaat om talenten uit verschillende leeftijdsgroepen te stimuleren door systematisch activiteiten uit verschillende talentgebieden aan te bieden. Deze activiteiten worden dan in toekomst aan de hand van verschillende kwaliteitsnormen gescreend en beoordeeld. Deze kwaliteitsnormen toetsen de pedagogische component (is er een goede docent?), de educatieve component (vindt er een ontwikkeling plaats?), de artistieke component (is de activiteit inspirirend?), de sociale component (is er sprake van groepsdynamiek?) alsmede de economische component (is de activiteit makkelijk toegankelijk?). Een tweede voorbeeld uit de praktijk is van Drenth en Zant (2007), waarbij het erom ging om te identificeren in hoeverre er talentontwikkeling in de provincie Drenthe plaatsvindt. Als methode kozen de onderzoekers interviews met 38 sleutelpersonen die allemaal in de kunstsector werkten. Het ging dus grotendeels over talentontwikkeling in de sectoren Kunst en Cultuur. Verder werden er 15 talenten

geinterviewd. Er werd onder andere gevraagd wat de betrokkenen onder talentontwikkeling verstaan en wat de provincie Drenthe op het gebied van de stimulering van talenten juist of niet zo goed doet. Uitkomsten waren onder andere dat vele talenten ad-hoc en niet

systematisch worden gestimuleerd zich in een gebied te ontwikkelen en de samenwerking tussen kunstcentra onderling zou kunnen worden versterkt.

Alhoewel het begrip “talentontwikkeling” in de wetenschappelijke literatuur over jongerenwerk niet vaak opduikt, is er wel veel te vinden over jongerenwerk in de welzijnssector, de ontwikkeling van jongeren (en hun sterkten) in jongerenprogrammas, empowerment, de Self–Determination Theory en de bevordering van welzijn bij jongeren – dus allemaal aan talentontwikkeling gerelateerde gebieden.

Een interessant onderzoek hebben bijvoorbeeld Larson et al. (2005) uitgevoerd. Hierbij werd gekeken in welke mate jongerenwerkers de activeiten, de ontwikkeling van vaardigheden en het talent van de jongeren beïnvloedt. Dit werd gedaan door middel van kwalitatieve

interviews te voeren - zowel met de leiders van de onderzoekte 4 activiteiten, als ook per activiteit met 10 tot 13 van de deelnemende jongeren. Uit de onderzoek bleek dat wanneer jongerenwerkers veel invloed uitoefenen bij het uitvoeren van een activiteit, vooral specifieke talenten van de jongeren werden getraind. Als de jongeren een grote invloed op het uitvoeren

(12)

van de programma’s hadden, bleek dat in dit geval leiderschap en planningsvaardigheden goed werden getraind. Een ander interessant onderzoek hebben Dawes en Larson (2011) gedaan. Hierbij werd onderzocht waardoor de mate van psychologische betrokkenheid aan activiteiten bij jongeren wordt beïnvloedt. Het onderzoek werd uitgevoerd door in totaal 100 jongeren van in totaal 10 verschillende programma’s longitudinaal te interviewen. Een belangrijke uitkomst was onder andere dat 44 van de 100 jongeren door het programma meer gemotiveerd raakten. Een ander resultaat was, dat de belangrijkste doelen die het mogelijk maken dat de jongeren zich meer met een activiteit kunnen identificeren het ontwikkelen van competenties, het leren van iets voor de toekomst en het nastreven van een bepaald doel zijn.

Een derde interessante voorbeeldstudie heeft betrekking op de rol van de jongerenwerker in het empowermentproces. Hiervoor hebben Hilfinger Messias et al. (2005) 20 jongerenwerkers geinterviewd, met hun interactieve groep discussies gevoerd en observaties gedaan.

Uitkomsten bevatten onder andere de vaststelling van 6 verschillende hoofddoelen voor de jongerenwerker in het empowermentproces: “putting youth first; raising the bar for youth performance; creating the space and making things happen; being in relationships; exerting influence, control, and authority; and communicating and connecting with the broader community” (p.320).

In het algemeen kan worden gesteld dat een groot deel van de bekeken studies gebruik maken van kwalitatieve interviews om zich in de ervarings - en belevingswereld van de jongeren of de jongerenwerkers te kunnen inleven. Er wordt dus minder op observeerbare objectieve kenmerken gelet, maar meer op innerlijke aspecten (zoals gedachten, emoties, percepties) en subjectieve ervaringen.

Ook in het kader van deze studie wordt getracht om zich in te voelen in de belevingswereld van jongeren, een antwoord op de vraag te vinden in hoeverre door een jongerenorganisatie (in dit geval Scoop Welzijn) aangeboden activiteiten het ontwikkelen van vaardigheden en talenten van deze jongeren kan beïnvloeden alsmede welke talenten dat zijn. Om dit te kunnen bereiken, lijken directe gesprekken met de jongeren een goede methode, zoals ook in drie van de vijf bovengenoemde studies is gedaan.

1.3 Scoop Welzijn

Scoop is een welzijnsorganisatie in Almelo die in 2006 is ontstaan door het fuseren van de

„Stichting welzijn ouderen“, „Voca“ en de „Stichting netwerk“. De organisatie werkt met 48 beroepskwalificeerde professionals, 570 vrijwilligers en ruim 90 stagiaires op meer dan 35

(13)

verschillende locaties door de hele stad en op straat. Ook vindt nauwe samenwerking met rond 120 andere organisaties plaats.

De activiteiten van Scoop verdelen zich over volgende gebieden:

- Voorschoolse educatie;

- Opvoedingsondersteuning (bijv. jonge moederswerk, waarbij moeders tot rond 23 jaar bij het opvoeden van hun kind worden ondersteund);

- Kinder-, tiener- en jongerenwerk;

- Brede buurtschool en verlengde schooldag:

- Wijkondersteuning (bv. door buurtgespreken en vrijwilligersondersteuning);

- Vrijwilligerswerk inclusief maatschappelijke stages;

- Ouderenwerk (bv. taalcursussen, sporten, dansen, bepaalde spelletjes spelen (bijv.

bridge);

Dit onderzoek richt zich alleen op de activiteiten van het jongerenwerk in de wijken Sluitersveld en Schelfhorst in Almelo.

1.3.1 Doelen Scoop Jongerenwerk

Sinds vorig jaar probeert Scoop het jongerenwerk te hervormen met een nieuw concept.

Scoop zelf heeft hiervoor 8 pijlers voor hun jongerenwerk „nieuwe stijl“ opgesteld, die grotendeels aan talentonwikkeling zijn ontleend:

- Gericht op de vraag achter de vraag;

- Gebaseerd op eigen kracht van de jongenen:

- Direct eropaf (outreachend);

- Formeel en informeel in optimale verhouding;

- Doordachte balans van collectief en individueel;

- Integraal werken;

- Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;

- Gebaseerd op ruimte voor de professional.

Hierdoor verwacht men dat de jongeren zich tot proactieve burgers ontwikkelen, door talenten, een hoge mate aan zelfbeschikking (self-determination) en vertrouwen (bijv. door jongerenwerkers) te kunnen ontwikkelen.

1.3.2 Jongereninloop en Projecten Jongereninloop

Scoop biedt in het centrum in Schelfhorst de mogelijkheid om te tafelvoetballen,

tafeltennissen, gamen, darten of gewoon te chillen. De jongereninloop is voor jongeren van 14

(14)

t/m rond 21 jaar iedere vrijdag van 20.00 uur tot 22.00 uur geopend (tienerinloop voor 10- tot 13-jarigen is woensdag 15.30 tot 17.00 uur). In Sluitersveld is de inloop iedere

woensdagavond van 19.00 tot 21.00 uur. Jongeren kunnen hier darten, gamen en chillen (tienerinloop is donderdag 15.30 tot 17.00 uur).

Projecten Talent-–N–Oost

Behalve op de jongereninlopen focust dit onderzoek zich ook op door Scoop geïnitieerde activiteiten voor jongeren in Sluitersveld en Schelfhorst. Een project is hierbij “Talent–N–

Oost”, waarbij Scoop nauw met de gemeente Almelo en andere partners uit de maatschappij samenwerkt. Dit project loopt gedurende een jaar (van mei/juni 2012 tot mei/juni 2013) en heeft als doelgroep jongeren uit de wijken Sluitersveld en Schelfhorst. Het project is met name gericht op kwetsbare jongeren. De centrale doelestellingen van dit project zijn:

- Het ontwikkelen van talent door de deelname en het opzetten van een project: dit zal daardoor bereikt worden dat de jongeren ervaren hoe positief het is om iets te doen voor een ander, en door professionals te worden ondersteund bij het in de praktijk brengen van hun ideeën. Daarbij is het de bedoeling dat de jongeren iets terugdoen voor de wijk met hun verworven talent;

- Het ontwikkelen van eigen kracht, verantwoordelijkheid en een pro-actieve attitude:

dit wordt als belangrijk aspect voor talentontwikkeling beschouwd;

- Ontmoeting: verschillende groepen jongeren komen met elkaar in aanraking, wat als katalysator voor de samenleving zal worden gebruikt;

- Een volwaardige positie in de samenleving creëren: dit zal bereikt worden door het werken aan de maatschappelijke dromen van de jongeren;

- Een diverse groep werkt samen met een mooiere samenleving: hierbij zullen jongeren met buurtbewoners en organisaties verbonden worden, waardoor wederom de

problemen in de wijk/buurt worden opgelost;

- Hulp en Steun voor jongeren: waar het nodig is wordt hulp verleend aan jongeren en hun gezinssysteem om het afglijden van de jongeren te voorkomen.

Voorbeelden van activiteiten bij “TNO” zijn onder andere workshops (bijv. schilderen of een dartworkshop) of een talentenjacht (hier krijgen jongeren de mogelijkheid om verschillende vaardigheden tegen een kleine vergoeding bij de partnerorganisatie Naxt te oefenen (bijv.

dansen).

(15)

Huttenland

Huttenland is een activiteit voor jongeren in de leeftijd van 8-14 jaar. Het vindt ieder jaar gedurende rond 2,5 week in de zomervakantie plaats. De jongeren werken hier in groepjes aan een hut. De doelen die Scoop met deze activiteit nastreeft zijn het zelfstandig werken, het samenwerken met andere kinderen en het opdoen van ambachtelijke vaardigheden.

1.4. Samenhang tussen de verschillende theorieen

Alhoewel “talentontwikkeling” het centrale begrip in dit onderzoek is, spelen de “SDT” en

“empowerment” voor de ontwikkeling van talenten een belangrijke ondersteunende rol. Zo hangen bijvoorbeeld de vervulling van de drie basisbehoeften volgens de “SDT” (autonomie, competentie, gerelateerdheid) en het ontwikkelen van een talent samen. Volgens de DMO et al. (2008) zijn “sociale vaardigheden” al een eigen talentgebied. Deze sociale vaardigheden zijn noodzakelijk als een jongere een gerelateerdheid met zijn omgeving wil bereiken.

Gerelateerdheid is wederom noodzakelijk als de jongere nog andere competenties wil

ontwikkelen (bijv. op de talengebieden “Kunst en Cultuur” of “Sport, Lijf en Gezondheid”).

Om zich op een talentgebied verder te kunnen ontwikkelen en eventueel ook te presteren, vergt het een grote mate aan autonomie, omdat de jongere zelfstandig in staat moet zijn om, bepaalde doelen voor zichzelf te formuleren. Ook een hoge mate aan instrinsieke motivatie is voor een goede prestatie op een gebied cruciaal, omdat er meestal veel training zonder hier direct op volgende beloning is vereist. Autonomie en de verhoging hiervan speelt ook bij

“empowerment” een grote rol. In het jongerenwerk hebben de jongerenwerkers de taak om samen met de jongeren hun sterkten en talenten te vinden en te kijken in hoeverre ze op een bepaald gebied over talent beschikken. Dit gebeurt meestal in een groep, dus ook hiervoor zijn “sociale vaardigheden” weer noodzakelijk. Als een jongere een talent voor zichzelf heeft ontdekt en zich ook autonoom genoeg voelt om dit op een eigen manier verder te

ontwikkelen, bijv. door de participatie in een voetbalvereniging, is het nu de opgave van andere personen, bijv. de voetbalcoach, om de jongere te “empoweren” en naar een nog hoger talentniveau te brengen (bijv. bekwamen/presteren).

Ook Scoop Welzijn heeft als doel om jongeren door het ontwikkelen van eigen kracht en zelfbeschikking in hun talentontwikkeling te bevorderen. In hoeverre dat lukt, zal dit onderzoek proberen te achterhalen.

(16)

1.5 Onderzoeksvraag

De hoofdvraag van dit onderzoek is “In hoeverre helpen de activiteiten van Scoop Welzijn bij de ontwikkeling van talenten bij jongeren?”. Omdat uit bovenstaande literatuur blijkt dat voor de ontwikkeling van talent enkele voorwaarden nodig zijn, is het handiger de

onderzoeksvraag in drie deelvragen op te splitsen. De eerste deelvraag hierbij is “Wat zijn de redenen voor de jongeren om naar de activiteiten te gaan?”. Hier wordt verwacht dat er een overzicht over de behoeften van de jongeren ontstaat, wat handig is om uit te vinden wat jongeren van een activiteit in hun vrije tijd verwachten. De uitkomsten zullen vooral voor Scoop Welzijn interessant zijn, omdat hiermee een basis voor de ontwikkeling van nieuwe actviteiten kan worden gelegd. Verder kunnen de resultaten er al een aanwijzing voor zijn met welke talentgebieden de jongeren uit eigen beweging graag kennismaken. De tweede

deelvraag is “Wat leren de jongeren van de activiteiten die ze doen?”. Hierbij wordt de focus gelegd op de wijze waarop de uitkomsten van gevolgde activiteiten door de jongeren worden ervaren en hoe ze deze in hun leven kunnen integreren. In dit verband spelen met name de eigen ervaringen en waarnemingen van de jongeren over hun ontwikkelde sterkten een rol. Er kunnen al indicaties te vinden zijn welke talentgebieden vaak ontwikkeld worden en waarom.

De derde deelvraag is: “In hoeverre hebben de jongeren de beoogde talenten ontwikkeld?”.

De “beoogde talenten” zijn hierbij de zes talentgebieden, die in deel “1.2 Talentonwikkeling”

van het DMO et al. (2008) worden genoemd. Daardoor zal vastgesteld worden of er bepaalde gebieden in bijzondere mate ontwikkeld zijn, wat de redenen hiervoor zijn en of er een relatie met de deelname aan de activiteiten bij Scoop bestaat. Verder kan gekeken worden in

hoeverre deze talenten ontwikkeld zijn en of ook de twee hoogste prestatieniveaus zijn bereikt (Bekwamen/Presteren en Topprestatie). Verwacht wordt dat vooral de gebieden van de

“Sociale Vaardigheden”, “Kunst en Cultuur” en “Sport, Lijf en Gezondheid” vaak door de jongeren zullen worden genoemd (DMO et al., 2008)

2. Methode

Naar aanleiding van de onderzoeksvragen heeft een kwalitatief onderzoek plaatsgevonden op basis van van semi-gestructureerde interviews. Dit onderzoek werd uitgevoerd in de wijcentra in Sluitersveld en Schelfhorst in Almelo onder de deelnemende jongeren die regelmatig activiteiten van Scoop Welzijn bezoeken.

(17)

2.1 Onderzoekspopulatie en procedure

In totaal werden bij 10 jongeren interviews afgenomen. De jongeren werden door

convenience sampling geworven, dat betekent dat tijdens de jongereninlopen in Sluitersveld en Schelfhorst werd gekeken welke jongeren aan een interview wilden meedoen. Hierbij heeft de onderzoeker meestal aan de aanwezige jongerenwerkers gevraagd welke jongeren

regelmatig en gedurende langere tijd naar de activiteiten bij Scoop Welzijn komen en de jongerenwerkers als “gatekeeper” gebruikt om contacten met de jongeren te leggen. Verder werd ervoor gezorgd dat de deelneemers ten minste 12 jaar of ouder waren, zodat ze nog aan de onderkant van de gedefineerde leeftijd van jongeren zouden liggen. Vijf van de 10

geinterviewde jongeren deden bij “Talent–N–Oost” mee. De leeftijd van de deelnemers aan steekproef varieerde van 12 tot 21 jaar. De gemiddelde leeftijd was 16.2 jaar. Zes van de jongeren waren jongens geweest en 4 waren meisjes. Twee deelnemers zijn niet in Nederland geboren en hadden dus een allochtone achtergrond. Twee deelnemers (allebei 12 jaar oud) volgden nog de tienerinloop bij Scoop in plaats van de jongereninloop.

Er zijn 3 jongeren in het wijkcentrum Schelfhorst en 7 jongeren in het wijkcentrum

Sluitersveld geinterviewd. De interviews werden opgenomen met een geluidsrecorder. Voor de afname werden de jongeren er door interviewer over geïnformeerd dat hun gegevens volledig anoniem verwerkt zouden worden en werd hen verteld hoe lang het interview

ongeveer zou duren. Ook werden ze erop gewezen dat ze op ieder willekeurig tijdstip met het interview zouden mogen stoppen. Aan het eind werd om persoonlijke toestemming gevraagd.

De afnameduur per persoon inclusief uitleg varieerde tussen 25 en 35 minuten.

2.2 Opbouw interviewschema

Bij iedere jongere werd een semi-gestructureerd interview afgenomen waarbij weliswaar bepaalde onderwerpen waren vastgelegd, de precieze volgorde en verwoording echter spontaan door de onderzoeker konden worden vastgelegd. Voor het gebruik maken van dit type interview waren verschillende redenen. Omdat de vragen weinig gestandaardiseerd waren, hadden zowel onderzoeker als de geïnterviewde veel ruimte om op spontane gedachten te reageren. In een dergelijk geval had de onderzoeker de taak om door te vragen. Typische vragen waarmee werd geprobeerd om dieper op een onderwerp in te gaan, waren onder meer:

“Kun je daar iets meer over vertellen?”, “Heb je hier een voorbeeld van?”, “Wat vind je er precies goed/slecht aan?” . Als de participant een bepaalde vraag niet goed verstond,

probeerde de onderzoeker meestal om dezelfde vraag anders te verwoorden om toch nog een antwoord te krijgen. De veelvoud aan kwalitatieve onderzoeken op het gebied van

(18)

jongerenwerk en talentontwikkeling zoals beschreven in deel “1.2.1 Wetenschappelijke evidentie voor de effectiviteit van talentontwikkeling”, vormde voor de onderzoeker

buitengewoon een bevestiging, dat semi-gestructureerd interview voor dit onderzoek een goed gekozen instrument was. De opbouw van het interviewschema was zo gemaakt dat werd geprobeerd om op elk van de drie onderzoeksdeelvragen een antwoord te krijgen. De eerste deelvraag “Wat zijn de redenen voor de jongeren om naar de activiteiten te gaan?” is terug te vinden in het onderwerp “Deelname Inlopen/Projecten Scoop” . De tweede deelvraag “Wat leren de jongeren van de activiteiten die ze volgen?” werd grotendeels in het onderwerp

“Mening Inlopen/Projecten Scoop”, verwacht. Nadat de participant de door hem gevolgde activiteiten opgenoemd en beschreven had, vroeg de onderzoeker meestal naar een leereffect en probeerde ook een verband met de bruikbaarheid van (eventueel) opgedane vaardigheden in het normale leven te leggen. De derde deelvraag “ In hoeverre hebben de jongeren de beoogde talenten ontwikked?” werd door het onderwerp “Beoogde talenten” in het

interviewschema vertegenwoordigd. Hierbij heeft de onderzoeker zes kaartjes gemaakt die korte beschrijvingen van de verschillende talentgebieden bevatten. De talentkaartjes zijn gebaseerd op de theorie van het DMO et al. (2008) en als volgt geformuleerd:

Sport, Lijf & Gezondheid: Jij hebt kennis en bewustzijn van sport, beweegmogelijkheden en jij weet veel over dingen die van invloed zijn op lijf en gezondheid. Jij gaat graag sporten.

Kunst & Cultuur: Jij kent vele mogelijkheden om jezelf uit te drukken (bijv. niet alleen door middel van taal, maar ook van muziek etc.). Jij bent creatief, bijvoorbeeld op artistiek en muzikaal gebied.

Techniek & ICT: Jij ontwerpt, onderzoekt en werkt graag met nieuwe technologieën (bijv.

computers).

Wetenschap & Natuur: Jij rekent graag (wiskunde). Jij maakt gebruik van (natuurkundige) onderzoeksmethodes. Jij herkent snel verbanden, maakt probleemanalyses en komt met oplossingen aan.

Communicatie/Taalvaardigheid: Jij doet graag kennis op van taal, media- en

communicatietechnieken. Jij weet bijv. hoe jij deze kennis kunt gebruiken voor taken op ondernemende of organisatorisch gebied.

Sociale Vaardigheden: Jij bent jezelf bewust van jouw eigen identiteit en je kent jouw eigen sterkten en zwakten. Jij neemt actief deel in de maatschappij, bijvoorbeeld als ondernemer of organisator.

De participant kreeg vervolgens de tijd deze kaartjes door te lezen en de voor hem geschikte uit te kiezen. Hierbij stelde de onderzoeker geen beperkingen – de participant kon dus alle

(19)

kaartjes of ook geen enkel kaartje kiezen. Daarna werd weer doorgevraagd met als doel om achter om de redenen voor de beslissing van de participant te komen en eventueel passende voorbeelden te krijgen. Aan het eind van ieder interview werd altijd naar

verbeteringsmogelijkheden van Scoop gevraagd. In het begin van de interviewafnames werden er twee proefinterviews gevoerd om te testen in hoeverre het interviewschema werkte en eventuele zwakten te kunnen verbeteren. Deze interviews zijn ook opgenomen in de resultaten.

Tabel 1: Interviewschema

Onderwerp Vraag

Algemene Informatie Hoe oud ben je ?

Hoe lang woon je al in Almelo ? OV 1: Wat zijn de redenen voor de jongeren om naar de activiteiten te gaan ? Deelname Inlopen/Projecten Scoop Hoe heb je met scoop kennis gemaakt ?

Hoe lang ga je al naar de inloop/ activteiten bij scoop ?

Welke activiteiten heb je er ongeveer meegemaakt sinds je hier bent ? Wat zijn jouw reden om naar de activiteiten te gaan/niet te gaan ? OV 2: Wat leren de jongeren van de activiteiten, die ze volgen ?

Beoordeling Inlopen/Projecten Scoop Wat vond je in het begin van de Activiteiten ? Wat vind je nu van de activiteiten ?

In hoeverre worden jouw behoeften/interesses hier vervuld ? Wat heb je geleerd van de activiteiten ?

Hoe is jouw relatie met de begeleiders hier ? OV 3: In hoeverre hebben de jongeren de beoorgde talenten ontwikkeld ?

Beoogde talentgebieden (verklaring van de 6 talentgebieden)

In welk van deze gebieden ben je goed en wil je dat per gebied toelichten ?

Welk van deze talentgebieden heb je sinds je bij Scoop bent nieuw ontdekt ? In hoeverre konde je deze gebieden verderontwikkelen ? Verbetering Wat zie jezelf voor verbeteringsmogelijkheden bij de

inlopen/projecten bij Scoop ? Wil je nog iets kwijt over Scoop ?

2.3 Data-analyse

De data-analyse begon ermee dat de opgenomen interviews letterlijk uitgetypt werden.

Namen van bijv. jongerenwerkers werden omwille van de anonimiteit door neutrale woorden bijv. “de jongerenwerker” vervangen. Daarna werd per onderzoeksvraag een resultatentabel

(20)

opgesteld waaruit betekenisvolle fragementen uit de antwoorden werden geselecteerd. Voor de fragmenten werd geprobeerd om in een iteratief proces passende labels te vinden. De opgestelde labels met fragmenten zijn in Bijlage 1 te vinden. Deze labels werden later in thema’s en subthemas opgedeeld of samengevat, om het onderzoeksmateriaal verder te reduceren. Deze thema’s en subthema’s zijn in het Resultatendeel in dit verslag te vinden. Dit proces wordt ook open coderen genoemt. Omdat er maar één onderzoeker bij dit onderzoek was betrokken, kon de intersubjectiviteit niet worden getest. Voor de eerste twee

onderzoeksdeelvragen heeft de onderzoeker zelf subthema’s en thema’s uit de fragmenten opgesteld en kon dus geheel vrij combineren en samenhangen bedenken, zonder hierbij een theorie te moeten volgen. De onderzoeker heeft dus een inductieve analyse gemaakt. Voor de derde onderzoeksdeelvraag waren de talentgebieden al gegeven, zodat de onderzoeker hierbij de opgave had om erachter te komen welke van de voorgegeven talentgebieden bij de meeste participanten waren ontwikkeld en waarom dat zo was. Omdat hierbij al een voorgegeven theorie werd gehanteerd, wordt dit een deductieve analyse genoemd.

3. Resultaten

In dit deel volgen de geanalyseerde resultaten vanuit de interviews. Hiervoor worden eerst nog kort enkele feiten over de deelname van de jongeren aan de activiteiten gegeven. Daarna wordt voor de eerste twee onderzoeksdeelvragen beschreven welke thema’s en eventuele subthema’s er zijn gevonden en worden er bovendien passende voorbeeldcitaten gegeven.

Voor de derde onderzoeksdeelvraag word per talentgebied toegelicht in hoeverre de jongeren de talenten bij zich ontwikkeld zien en welke mogelijke redenen ze hiervoor aangeven.

3.1 Deelname activiteiten

Alle 10 geïnterviewde jongeren nemen regelmatig aan de inloop deel en hebben daarnaast tenminste één of meerdere activiteiten bij Scoop Welzijn gevolgd. Omdat Scoop ook heel vele kleine activiteiten aanbiedt, is het niet zinvol om hier alle gevolgde activiteiten op te noemen.

Een kort overzicht kan echter een indruk geven: 5 jongeren zijn op het moment bij het “TNO- project” betrokken, 4 jongeren hebben tenminste één keer aan de Huttenland-activiteit

deelgenomen, 4 jongeren hebben tenminste één keer aan een dagtrip meegedaan (bijv.

paintballen, trip naar een andere stad etc.), 6 jongeren hebben al sportieve activiteiten bij Scoop gedaan (bijv. zaalvoetbal) en 6 jongeren zijn tenminste één keer als vrijwilligers betrokken geweest. De tijd die de jongeren al bij Scoop zijn, ligt bij gemiddeld 5,4 jaar,

(21)

waarbij één jongere aangaf niet te weten hoe lang hij al bij Scoop is. De kortste tijdsperiode is hierbij 1 jaar, de langste tijdsperiode 10 jaar.

3.2 Deelvraag 1: “Wat zijn de redenen voor de jongeren om naar de activiteiten te gaan?”

Hier wordt een overzicht gegeven van de door jongeren genoemde redenen om naar de activiteiten van Scoop te gaan. Achter de thema’s of subthema’s staat tussen haakjes bij hoeveel deelnemers deze motieven in de interviews naar voren kwamen. In de tekst erachter wordt uitgelegd wat de jongeren precies met deze uitspraken bedoelden.

Tabel 2: Overzicht redenen voor deelname

Thema Subthema Voorbeeldcitaat Sociale

acpecten

Gezelligheid (6) Ja, ik vond het leuk, gezellig, er waren niet zo heel veel mensen, maar ondanks dat was het heel gezellig.

Contact met leeftijdsgenoten (5)

Het is gewoon een plek, waar zeg maar alle vrienden bij elkaar horen – weet je. Ook als je nieuw bent hier, maak je ook kennis met anderen, maak je ook vrienden met anderen [...].

Motivatie door vrienden (3)

Een vriend van mij zei - dat is daar en daar en zijn we daar naartoegegaan.

Jongerenwer kers

Geven

Vertrouwen (4)

Hij staat altijd voor je klaar - nog steeds. Er is niks verandert - je kan altijd bij hem komen, voor problemen, of mee te praten kan je bij hem zijn.

Zijn Aardig (4) Ze vertellen alles een beetje op een aardige manier.

Vertonen Overeenkomste n (3)

Ze zijn wel spontaan enzo en ze hebben wel interesses in dingen, die ik ook leuk vindt enzo en ik ben ook wel bezig met nagels enzo en ze vinden dat ook wel leuk en daar praten ze heel leuk mee.

Vertonen Empathie (3)

Dat ze zich in jouw kunnen verplaatsen, dat vind ik heel goed.

Verspreiden positieve sfeer (2)

Het zijn leuke begeleiders[...] ze doen ook een beetje grappig mee, dat vind ik wel leuk.

Autonomie (1) Er zijn geen mensen hier, die zeggen, wat jij moet doen, wat jij mag doen hier, wat jij leuk vind om te doen.

Zijn zelf vrijwilligers

Voldoening (3) Ja, dat is toch hartstikke leuk, als je weet dat ze blij met je zijn op dat moment en je ziet ook dat alles goed verloopt en dan zie je achteraf die blije gezichter en daar doe ik het volgens mij voor.

(22)

Thema Subthema Voorbeeldcitaten Jongeren

ontwikkelen (3)

Het is gewoon een van de belangrijkste dingen hier, dat je jongeren ontwikkelt. Dat is gewoon een hele uitdaging, de doelgroep, dat is gewoon het leuke van de jongeren.

Is een hobby (2) Ik moet ook heel eerlijk zeggen ik ben heel veel bij Scoop – dat is het gewoon, want ik vindt het leuk in mijn vrije tijd, dat is gewoon een van mijn hobby's om te helpen.

Collega’s (1) Dat is het leukste - hier kan je gewoon dolen met iedereen zonder dat ze op de tenen zijn getrapt.

Jongeren van straat afhouden (1)

Het was gewoon om meer jongeren van straat aftehouden en meer jongeren te laten zien, wat ze meer kunnen doen, dan alleen op straat hangen.

Tijdverdrijf Afwisseling (4) Een beetje iets anderes maken, niet alleen in de buurt komen spelen, maar toch een keer ergens anders naartoe een beetje, lui maken in een pretpark of lui maken bij andere dingen doen.

Verveling tegengaan (2)

Ja, zo te zeggen, ben ik er naartoegegaan, heb ja toch niks te doen...een beetje rondfietsen is niks aan...buiten staan...kunnen wij even daar kijken.

Nieuwsgierighei d (1)

Ik ben altijd heel nieuwsgierig in dingen, zoals mijn moeder die zei van dat ze dat had en vroeg dan “wat is dat ?”, dus ik was gelijk heel erg

nieuwsgierig om dingen mee te doen.

Hobby’s uitoefenen (4)

Ja, ik ging er vroeger wel naar activiteiten - maar het was meer zaalvoetbal.

Kunnen productief zijn (3)

Daar heb je weer een leuke ervaring voor later...wat heb je gedaan ? Heb je daar iets vanzelf gedaan, of heb je alleen maar niks gedaan ?

Goedkoop (2) Mensen zijn arm en die kunnen niet op vakantie. [...] en 3 weken Huttenland, dat is eigenlijk een vakantie voor die kinderen.

Zekerheid (2)

Als je op straat bent en je krijgt bijvoorbeeld een discussie loopt het altijd af op ruzie en je gaat meteen iemand slaan of noem maar op. En bij scoop gebeurt dat niet.

Beschrijving Resultaten

De redenen waarom jongeren naar de activiteiten komen, zijn heel verschillend. Sociale aspecten spelen hierbij een zeer belangrijke rol. Vele jongeren willen graag met andere mensen samen zijn en bij een groep behoren. Het woord “gezellig” wordt heel vaak genoemd – meestal als beschrijving van een positief groepsgevoel, het niet alleen zijn, het ontmoeten

(23)

jongeren gaan ook expliciet op het samenzijn met andere leeftijdgenoten in, meestal vrienden, en het doen van specifieke activiteiten met hen, waardoor een gevoel van vriendschap wordt ervaren. Vrienden zijn dus een belangrijke factor als het erom gaat een activiteit leuk te maken. Ze kunnen ook als motivator dienen om de jongeren naar de activiteiten te brengen.

Echter niet alleen het contact met leeftijdgenoten, ook de relatie met de jongerenwerkers kunnen een drijfveer voor de deelname aan de activiteiten zijn. De jongeren beschrijven de relatie altijd als positief en noemen met name vriendschappelijke kenmerken, zoals hetzelfde gevoel voor humor, het ontdekken van overeenkomsten, vertrouwen en het gevoel begrepen te worden.

Zes van de 10 jongeren zijn niet alleen passieve deelnemers van activiteiten, maar hebben tenminste één keer ook zelf als vrijwilligers deelgenomen. Dit wordt ook grotendeels als positief ervaren. Sommige vrijwilligers voelen daarbij een gevoel van voldoening – dat kan ontstaan door andere jongeren verder te ontwikkelen, of het vrijwilligerswerk als waardevolle hobby te zien.

Voor andere jongeren zijn de activiteiten een tijdverdrijf, een manier om zich niet te vervelen of ook eens andere dingen te beleven, bijv. om uit de wijk te komen, een andere stad te zien of plezierige activiteiten te ondernemen (bijv. paintballen). Ook hobby’s worden bij Scoop graag uitgeoefend (bij jongeren sportieve, bij meisjes meestal creatieve activiteiten). Maar vele jongeren zijn het ook gewend activiteiten zonder zichtbare resultaten in hun vrije tijd te volgen en genieten dus ook van het gevoel productief te zijn, wat uitsluitend door de

deelnemers aan het TNO–project werd genoemd. Voormalige “hangjongeren” ervaren bij de activiteiten bij Scoop ook een gevoel van zekerheid, omdat ze nu niet meer vaak in een ruzie op straat terechtkomen, terwijl het voor jongeren uit sociaal zwakkere families een voordeel is dat vele activiteiten bij Scoop ook voor hen betaalbaar zijn.

3.3 Deelvraag 2: “Wat leren de jongeren van de activiteiten die ze volgen?”

Hier wordt ingegaan op de vraag wat de jongeren leren van de activiteiten waaraan ze bij Scoop Welzijn deelnemen of deelgenomen hebben. Hierbij werd er met name aandacht aan besteed dat de jongeren zelf met bepaalde motieven kwamen, waarna er werd doorgevraagd.

Soms werd de jongeren ook na het tonen van de talentgebieden gevraagd of ze ook nog andere sterktegebieden kennen die hier niet werden opgenoemd. De desbetreffende resultaten zijn eveneens in dit deel opgenomen. Verder wordt in Tabel 3 samengevat welke thema’s er werden genoemd, en zijn er representatieve citaten opgenomen. Achter het thema of subthema staat tussen haakjes hoeveel jongeren het betreffende motief noemden.

(24)

Tabel 3: Opgedane Kennis/Vaardigheden

Thema Subthema Voorbeeldcitaat

Sociale vaardigheden

Openheid tegenover mensen (4)

Ja dat je gewoon snel met mensen gaat praten, die je ook niet kent, want eerst kende ik heel weinig mensen en dan kwam ik met hen praten en nu ken ik ze wel langer.

Maatschappelijk Engagement (3)

Ze geven je iets te doen, iets voor jouw...zoals bij Naxt kan je zingen of draaien en kan je iets voor hun weer terugdoen. Dus ik heb dit eigenlijk teruggedaan, dus ik vindt het leuk en ik ziet het eigenlijk niet als terugdoen en ik ben er zeg, maar vrijwilliger geweest...ook.

Zelfvertrouwen (3) Omdat ik eerst als heel klein jongetje kwam, toen ik nog helemaal niks kon. En toen daarop ging ik steeds meer zelfvertrouwen krijgen.

Emoties controleren (3)

Ja, ik had een discussie met een medevrijwilliger en ik wou er meteen op ingaan, de strijd aangaan, en ik weet niet meer precies wie het was, maar die heeft mij achteruit getrokken van “Meisje, ga zitten en laat het gaan !” – dat soort dingen.

Respect (2) Kijk, iedereen kan zeggen, ik heb respect, maar het gaat niet alleen om hier, het gaat ook om buiten, buiten dat gebouw, dus als je zegt “Ik heb respect !”, laat het zien dan.

Specifieke vaardigheid uit activiteit

Bomen Klimmen (1)

Ja, gewoon bomen klimmen, maar je moet ook rekening houden met, waar de wind een beetje vandaar komt, dat je niet uit de boom valt of zo.

Dansen (1) Dus nu kan ik ook dansen, dat heb ik dan ook alweer geleerd en misschien is dat ook wel eens want dat doe ik ook wel lang.

Tekenen (1) Ja, het is wel beter, als je kijkt naar het tekenen enzo – het ziet er niet meer uit zoals op driejarig niveau, dus dat is wel beter geworden.

Ambachtelijke Vaardigheden (1)

Ik kon een beetje leren de hamer vasthouden, een beetje sterk op de planken te tillen en een spijk goed in het hout te slaan.

Organiseren (3) Ik vind het altijd leuk te organiseren en Scoop heeft mij ook geholpen, dat ik de kans krijg, dat ik soms kan organiseren.

Beroepskeuze (3)

Ik ben bijvoorbeeld achtergekomen, dat ik liever met jongeren of tieners wil werken en niet met verstandelijk beperkte of

bejaarden, omdat dat niet mijn doelgroep is.

Taal (1) Ik leerde hier ook goed Nederlands praten, als ik foute zinnen, zeg maar, foute grammatica, dan leren ze mij, hoe ik het goed moet zeggen.

(25)

Beschrijving resultaten

Door alle jongeren werd tenminste één subthema uit het grote thema “Sociale Vaardigheiden”

genoemd, wat dus een gebied is waarop iedere deelnemer vaardigheden heeft ontwikkeld.

Veelal gaven de jongeren te kennen dat ze nu beter op mensen kunnen afstappen, wat bijvoorbeeld helpt om nieuwe mensen te leren kennen, vooroordelen af te bouwen of conflicten op te lossen. Deze vaardigheid kan dus ook goed buiten Scoop worden gebruikt.

Belangrijk is in dit verband vaak het zelfvertrouwen dat is opgedaan, wat bijv. door de interactie met vele verschillende mensen ontstaat en het ontwikkelen en de bewustwording van de eigen sterkten. Ook leren de jongeren respect te tonen in de omgang met andere mensen, dat wil zeggen dat zij grenzen accepteren en zich aan bepaalde regels houden. Voor vrijwilligers is het leren om zich maatschappelijk te engageren een vaak genoemde positieve uitkomst van hun taak bij Scoop. Deze behoefte onstond volgens de vrijwilligers in de tijd bij Scoop, alhoewel het begrip “maatschappelijk engagement” nooit direct is gevallen. Drie jongeren beschreven ook hoe ze hun emoties nu beter kunnen controleren. Dat ligt volgens de jongeren vooral aan de begeleiders, die de jongeren kennen en hen ook duidelijke grenzen stellen.

Er werden door de jongeren ook speciefieke vaardigheden genoemd die ze in het kader van de activiteiten hebben ontwikkeld. Dit waren aan de ene kant creatieve activiteiten, zoals bijv.

dansen of tekenen (allebei aangegeven door meisjes), aan de aandere kant werden fysieke activiteiten genoemd, zoals in bomen klimmen of het opdoen van ambachtelijke vaardigheden (genoemd door jongens). Vele jongeren zeiden ook dat ze wel graag aan de activiteiten

meedoen, maar de hierbij ontwikkelde vaardigheden niet zelf als sterkte zien.

Drie van de 5 deelnemers aan het TNO-project gaven aan de vaardigheid “organiseren”

tijdens de activiteiten bij Scoop te hebben opgedaan, terwijl ze buiten Scoop niet de

mogelijkheid hebben om dit ergens anders te doen. Eén jongere vind het organiseren zo leuk dat hij zich wel kon voorstellen om hiervan zijn beroep te maken (een eigen winkel hebben), waar hij deze vaardigheid vaak kan gebruiken. Een andere jongere is er bij Scoop achter gekomen dat hij timmerman wil worden. Hierbij heeft hem vooral de deelname aan de

Huttenland-activiteit geholpen. Een vrijwilliger wil in de toekomst professioneel met jongeren werken.

Eén jongere, die pas sinds 3 jaarein Nederland woont, zei ook, dat hij door de deelname aan de inlopen beter Nederlands kan praten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor iemand met een anciënniteit van 27 jaar in de bijzondere jeugdzorg en houder van een HOBU-di- ploma in een instelling met een capaciteit van minder dan 76 jongeren, betekent

Om de koopkrachteffecten te mitigeren wordt het volgende compensatiepakket ingevoerd: (1) een verhoging van de algemene heffingskorting voor 65-plussers met 1.059 euro

© Malmberg, 's-Hertogenbosch | blz 1 van 4 Argus Clou Natuur en Techniek | groep 7/8 | Je ziet het niet, maar het is er wel?. ARGUS CLOU NATUUR EN TECHNIEK | LESSUGGESTIE |

Het NOVA-WEBA-instrument dat ontworpen werd vanuit een subjectieve invals- hoek en normaal gezien door de werknemers zelf moet worden ingevuld, werd hier dus ook gebruikt voor

Kijken we naar de verschillen tussen de groepen dan zien we dat eigen regie en coaching met vrijlating niet (significant) verschillen van elkaar maar dat de intensieve

De betrokken partijen hebben te hoge verwachtingen van de eigen kracht van de kwetsbare inwoner met psychische problemen die geen acute zorg meer nodig heef, of die geen gevaar

Daarentegen zijn er ook zielen die deze zaken juist wel allemaal doorleefd hebben, maar die zichzelf niet kunnen verklaren, en nog minder de opgeblazen woorden zouden

› De klantmanagers geven bij alle vier stappen en bijbehorende taken van methodisch werken aan dat zij dat in de toekomst meer willen doen.. Hier spreekt een grote wens