• No results found

Homo's rond de Hofvijver. Sodomitische subcultuur en homoseksuele identiteit in Den Haag, 1730-1731

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Homo's rond de Hofvijver. Sodomitische subcultuur en homoseksuele identiteit in Den Haag, 1730-1731"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Homo’s rond de Hofvijver

Sodomitische subcultuur en homoseksuele

identiteit in Den Haag, 1730-1731

Elisabeth Simons 5750512

Masterscriptie geschiedenis Arjan Nobel

(2)

Inhoud

Inleiding 3 1. Context 11 1.1. Voor 1730 12 1.2. De omslag in 1730 13 1.3. Faan 16 1.4. Den Haag 18 2. Netwerk 21

2.1. Belangrijke figuren binnen het netwerk in de Republiek 23

2.2. Bezoekers van de Haagse sodomieten 26

2.3. Het lokale Haagse netwerk 28

3. Subcultuur 33 3.1. Plaatsen 34 3.2. Omgangsvormen en gebruiken 39 3.3. Jargon 41 4. Identiteit 44 4.1. Homoseksualiteit in de geschiedenis 45 4.2. Gevoelens en relaties 46

4.3. Een duidelijke voorkeur 48

Conclusie 51

Literatuur en bronnen 55

(3)

Inleiding

In 1726 reisde de negentienjarige Zacharias Wilsma, later bekend als de ‘hooft-sodomyt’, naar Breda. Daar aangekomen, leerde hij een paukenier genaamd Frederick Gurck kennen, die hem meenam naar zijn zomerhuis om daar seksuele gemeenschap met hem te hebben. Gurck, die al meer ervaring had met het plegen van ‘sodomitische daden’ en op de hoogte was van de mogelijkheden die hiertoe geboden werden, deelde enkele van zijn ervaringen met de jonge Wilsma. Gurck vertelde hem voornamelijk over Den Haag, waar hij in veertien dagen tijd met zo’n dertig mannen ‘wel hondert maelen’ seksuele gemeenschap had. Zo waren er vaste plekken waar liefhebbers van gelijkgeslachtelijke gemeenschap elkaar konden ontmoeten, zoals de Vijverberg en het Voorhout. Ook was hij in het huis van Backer geweest ‘alwaer hy verscheyde nagten hadde geslapen en die het hem ‘verscheyde malen van agteren hadde gedaen’.1 Gurck beschreef Den Haag als een paradijs voor sodomieten en een jaar later

verhuisde Wilsma naar de hofstad, vermoedelijk met deze reden.

Tegenwoordig staat Amsterdam bekend als de stad met de grootste ‘gay scene’ van Nederland. Homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders (LGBT) hebben hier veel mogelijkheden om bijeen te komen in cafés, clubs of op evenementen. Ook de jaarlijkse Gay Pride Parade wordt in deze stad gehouden. Dit feestelijke evenement heeft een emancipatoir, demonstratief en politiek karakter. Ondanks de overwegend grote acceptatie van LGBT’s in Nederland, is er nog altijd sprake van discriminatie en onderdrukking.2 Tijdens dit jaarlijkse

evenement wordt hiertegen gedemonstreerd, tonen enkele politieke partijen openlijk hun steun aan LGBT’s en wordt tegelijkertijd het overwegend homovriendelijke klimaat in Nederland gevierd.3 Dit is een internationale aangelegenheid en trekt ook veel toerisme vanuit het

buitenland. Op een feestelijke manier wordt hier een homoseksuele identiteit uitgedragen en een saamhorigheidsgevoel gecreëerd onder LGBT’s. Dit overwegend homovriendelijke klimaat in Nederland is er lang niet altijd geweest. Één van de dieptepunten in de geschiedenis op het gebied van tolerantie jegens liefhebbers van gelijkgeslachtelijke gemeenschap, was de sodomietenvervolging van 1730-1731.

In de achttiende eeuw werd er nog niet gesproken over ‘homoseksualiteit’, maar viel gelijkgeslachtelijke gemeenschap onder ‘sodomie’. Er was nog geen vrije ‘gay scene’ en evenementen als de Gay Pride Parade waren ondenkbaar. Voor 1730 was er überhaupt weinig aandacht voor gelijkgeslachtelijke gemeenschap, maar toen in Utrecht het bestaan van een

1 Boon, Dien godlosen hoop, 108-110. 2 Kreuzenkamp, Steeds gewoner, 14. 3 Hekma, ‘Gay life and culture’, 353.

(4)

netwerk van sodomieten aan het licht kwam dat zich uitstrekte over de gehele Republiek, resulteerde dit in een massale juridische vervolging van mannen die gelijkgeslachtelijke gemeenschap genoten. Hoewel er in deze periode zeker wel lesbiennes, travestieten en biseksuelen bestonden, kregen deze personen geen aandacht. Uit de verhoren van

gearresteerde sodomieten bleek dat het zwaartepunt van het netwerk van sodomieten en de sodomitische subcultuur niet in Amsterdam lag, zoals tegenwoordig, maar in Den Haag. Zoals Frederick Gurck aan Zacharias Wilsma vertelde, bood de hofstad veel mogelijkheden voor sodomieten om elkaar te ontmoeten en hun verlangens te bevredigen. Dit bleek ook uit de bekentenissen van Wilsma toen hij in 1730 als een van de eerste sodomieten opgepakt werd in Utrecht.

Het is merkwaardig dat er nog maar weinig specifiek onderzoek is gedaan naar

homoseksualiteit (avant la lettre) en sodomie rond 1730 in Den Haag. De meeste onderzoeken naar deze sodomietenvervolging zijn gericht op Amsterdam, Faan of op de Republiek in het algemeen. Het zwaartepunt van de sodomitische subcultuur wordt hierbij vaak geplaatst in Amsterdam, terwijl dit zwaartepunt in Den Haag lag. Tijdens de sodomietenvervolging werden de meeste vonnissen van de Republiek voltrokken in Den Haag en kwam er bijzonder veel informatie vrij, die wees op het bestaan van een specifieke homoseksuele subcultuur in de hofstad. Deze subcultuur die in 1730 aan het licht kwam, ligt ten grondslag aan de

hedendaagse ‘gay scene’ en biedt een bijzonder inzicht in het begin van de ontwikkeling van een, in het onderzoek onderbelichte homoseksuele identiteit.

Historiografie

De sodomietenvervolging van 1730-1731 in de Republiek der Verenigde Nederlanden eiste de levens van meer dan honderd mannen en dwong honderden andere mannen om op de vlucht te slaan en hun woonplaats voorgoed te verlaten. Ondanks de grootschalige vervolging en de onmiskenbare publieke belangstelling voor dit voorval, kreeg het binnen de

geschiedschrijving tot de jaren 1980 weinig tot geen aandacht. Historicus Ivo Schöffer schreef dit in de inleiding van het boek van L.J. Boon toe aan een collectieve verdringing van het voorval, die was te wijten aan de toenmalige seksuele preutsheid en het onaantrekkelijke onderwerp.4 Aan het eind van de negentiende eeuw veranderde de houding tegenover

gelijkgeslachtelijke gemeenschap. In deze periode ontstond de term homoseksualiteit en werd er niet langer louter gekeken naar de sodomitische handelingen, die als zonde werden

beschouwd. Vanaf dat moment werd er een homoseksuele identiteit toegeschreven aan de

(5)

personen die deze handelingen verrichtten. Homoseksualiteit werd gezien als een soort ziekte of onvermijdelijke aanleg en werd dan ook voornamelijk onderzocht vanuit medische,

criminologische en psychologische kringen. In de loop van de twintigste eeuw kwam er ook enige aandacht voor historische zaken rondom homoseksualiteit, bijvoorbeeld voor de sodomietenvervolging van 1730-1731 die in 1953 beschreven werd door de medicus J.J. Ovezall. Hij richtte dit onderzoek louter op Amsterdam. In 1972 deed historicus W.T. Vleer opnieuw onderzoek naar deze vervolging, waarbij hij de Faanse processen centraal stelde.5

Het was echter pas in de jaren 1980 dat historici zich specifiek richtten op deze sodomietenvervolging en er completere onderzoeken kwamen naar deze historische gebeurtenis. In de jaren 1960 en 1970 kwam er binnen de geschiedschrijving vooral uit cultureel-antropologische hoek aandacht voor menselijk gedrag, gender en seksualiteit. In de jaren 1980, tijdens de ‘Cultural turn’, bracht de aandacht voor mentaliteitsgeschiedenis en onderzoek naar minderheidsgroepen de sodomietenvervolging weer in de belangstelling. Historicus L.J. Boon was de eerste die nauwkeurig bronnenonderzoek deed naar deze vervolging. Al in 1970 schreef hij in Leiden zijn doctoraalscriptie over de voorvallen in Holland. In de jaren daarna zette hij zijn onderzoek voort en haalde hij bijzonder veel informatie uit onder andere gepubliceerde dagvaardingen en vonnissen uit deze periode. Hierin maakte hij ook gebruik van archiefstukken van stedelijke rechtbanken. Boon overleed echter voordat hij zijn onderzoek kon afronden. Pas in 1997 maakten zijn collega’s zijn onderzoek af en publiceerden zij dit. In de jaren voor deze publicatie, voornamelijk in de jaren tachtig van de twintigste eeuw, waren er wel enkele andere historici die zich ook met dit onderwerp bezighielden en naast hun eigen bronnenonderzoek gebruikmaakten van de informatie die Boon had gevonden in de archieven.6

Historici als Th. van der Meer en D.J. Noordam deden in de jaren tachtig en negentig onderzoek naar de sodomietenvervolging van 1730-1731. Van der Meer richtte zich in eerste instantie slechts op Amsterdam in zijn boek De wesentlijke sonde van sodomie en andere

vuyligheeden. Sodomietenvervolgingen in Amsterdam 1730-1811, waar ook de sodomitische

subcultuur al aan bod kwam.7 In de jaren daarna breidde hij zijn onderzoek uit en richtte hij

zich op de gehele Republiek. In 1995 bracht hij het boek Sodoms zaad in Nederland uit. Hierin beschreef hij niet alleen de feitelijke vervolging in de Republiek, maar had hij ook aandacht voor de sodomitische subcultuur en het bestaan van een zekere homoseksuele

5 Ibidem 9-10. 6 Ibidem 10-11.

(6)

identiteit.8 D.J. Noordam bracht in hetzelfde jaar het boek Riskante relaties uit, waarin

homoseksualiteit in Nederland in de periode 1233-1733 werd behandeld. In dit onderzoek lag de nadruk voornamelijk op de relatie tussen de sodomieten en de overheid, dus op de rol van sodomieten in de maatschappij en de maatregelen die vanuit de overheid getroffen werden.9 In

tegenstelling tot Van der Meer besteedde hij weinig aandacht aan de sodomitische subcultuur en de notie van een homoseksuele identiteit. Hij gaf echter wel duidelijk weer hoe

verschillende instellingen omgingen met de sodomitische zonde.

Boon, Van der Meer en Noordam kunnen worden gezien als de autoriteiten in het onderzoek naar de sodomietenvervolging. Noordam en Boon richtten zich hierbij

voornamelijk op de strafrechtelijke aspecten, terwijl Van der Meer vooral in Sodoms zaad in

Nederland naast deze feitelijke aspecten diepgaand onderzoek verrichtte naar de kwestie

rondom homoseksuele identiteit. Hij gaf in dit onderzoek een reactie op de ideeën van de filosoof Michel Foucault, die in 1976 in zijn boek Histoire de la sexualité I. La volonté de

savoir (Nederlandse vertaling De wil tot weten) de overgang van sodomiet naar homoseksueel

beschreef. Aan de hand van het negentiende-eeuwse academische onderzoek ontstond de term homoseksualiteit, die verwees naar gelijkgeslachtelijke seksuele omgang of relaties. In de periode hiervoor viel gelijkgeslachtelijke omgang onder de noemer ‘sodomie’, een veel bredere term die verwees naar alle seksuele handelingen die niet gericht waren op de

voortplanting. Deze term omvatte louter de handeling en had geen betrekking op de identiteit van de persoon die deze handeling verrichtte. Foucault stelt hier echter bij dat er voor het ontstaan het begrip ‘homoseksualiteit’ in de tweede helft van de negentiende eeuw ook geen sprake was van homoseksuele gevoelens. Volgens hem ontstonden er totaal nieuwe sociale rollen en verlangens op het moment dat de term homoseksualiteit zijn intrede deed.10 Met

andere woorden, de sodomieten die de gelijkgeslachtelijke handelingen verrichtten voor de tweede helft van de negentiende eeuw, hadden geen homoseksuele identiteit of geaardheid. Homoseksueel gedrag was voor die tijd – zoals Van der Meer de tekst van Foucault

interpreteerde – ‘toevallig, openbaar, lichamelijk, niet exclusief, seksueel ongeremd en niet gedetermineerd door seksuele wensvoorstellingen en identificaties’.11 Van der Meer stelde, in

tegenstelling tot Foucault, dat deze negentiende-eeuwse nieuwe notie van homoseksualiteit niet betekent dat er in de periode hiervoor geen sprake was van een besef van een

homoseksuele identiteit bij sodomieten in culturele of mentale zin. Aan de hand van

8 Van der Meer, Sodoms zaad. 9 Noordam, Riskante relaties, 9-14.

10 Foucault, Geschiedenis van de homoseksualiteit, 45-46. 11 Van der Meer, Sodoms zaad, 48.

(7)

empirisch onderzoek, gebaseerd op bronnen uit de periode van de sodomietenvervolging, wist Van der Meer aan te tonen dat er wel degelijk een zeker homoseksueel identiteitsbesef bestond bij de berechte sodomieten.

Van der Meer biedt, in tegenstelling tot de andere academici die zich op dit onderwerp richten, een diepgaander inzicht in de identiteit en de cultuur van de berechte sodomieten in het bredere kader van de geschiedenis van homoseksualiteit. Historicus Gert Hekma lijkt de enige te zijn die in Nederland een standpunt inneemt ten opzichte van deze stelling van Foucault met betrekking tot sodomie in de vroegmoderne periode. Hij sluit zich hierin aan bij de visie van Foucault en stelt grofweg dat er geen sprake was van een homoseksuele identiteit voor 1900.12 Hekma richt zich echter niet specifiek op de sodomietenvervolging in zijn

onderzoek, maar bestudeerde het fenomeen homoseksualiteit van 1730 tot de moderne tijd. Er is hier geen sprake van een actieve discussie tussen de historici. In 1989 brachten Hekma en Kent Gerard – die gestudeerd heeft onder Foucault – het boek The pursuit of sodomy uit, waarin verschillende artikelen gebundeld zijn die homoseksualiteit in heel Europa in ten tijde van de Renaissance en de Verlichting behandelen. In dit boek zijn ook artikelen van Boon, Noordam en Van der Meer opgenomen over de achttiende-eeuwse Republiek, waar de identiteitskwestie niet aan bod komt en er geen sprake lijkt te zijn van een verschil in visie tussen Hekma en Van der Meer.13

De onderzoeken van Van der Meer, met betrekking tot de homoseksuele identiteit, richtten zich voornamelijk op Amsterdam of hadden een algemeen karakter dat verwees naar de hele Republiek. Andere historici nemen Amsterdam ook vaak als uitgangspunt voor vergelijkingen met andere steden in Europa en lijken hiermee het zwaartepunt van de sodomitische subcultuur in Amsterdam te plaatsen.14 Uit de bronnen komt echter naar voren

dat het zwaartepunt van het netwerk van sodomieten niet in Amsterdam, maar in Den Haag lag. Het is daarom merkwaardig dat er niet meer onderzoek is gedaan naar de Haagse sodomitische subcultuur en de ontwikkeling van een homoseksuele identiteit in deze stad. Den Haag lijkt bij uitstek de plaats te zijn geweest waar de sodomitische subcultuur zich vrij heeft kunnen ontwikkelen. Dit komt ook naar voren in het eerdergenoemde voorbeeld van Frederick Gurck en Zacharias Wilsma.

Er is wel enige literatuur die zich specifiek richt op Den Haag. Er is een korte bijdrage geleverd door Jori Zijlmans aan Den Haag. Geschiedenis van de stad II waarin de vervolging

12 Hekma, Homoseksualiteit in Nederland, 26. 13 Gerard en Hekma, The pursuit of sodomy. 14 Sibalis, ‘Male homosexuality’, 106, 107.

(8)

zeer beknopt beschreven wordt als onderdeel van een stadsgeschiedenis van Den Haag.15 Ook

heeft F.J.A.M. van der Helm in 2011 het boek Gesodemieter in Den Haag. Over homofilie en

de homovervolging in Den Haag anno 1730 uitgebracht, waarin hij zich wel specifiek richt op

de sodomietenvervolging in de hofstad.16 In dit boek tracht Van der Helm vijftien van de

minstens drieënvijftig berechte sodomieten een gezicht te geven. Hij besteedt ook aandacht aan de vaste ontmoetingsplaatsen en de signalen die sodomieten gebruikten om elkaar te herkennen, zonder specifiek te wijzen op een aanwezige subcultuur. Hij baseert zich in zijn onderzoek op enkele rechtbankverslagen van het Hof van Holland. Deze bronnen bieden bijzonder veel inzicht in de sodomitische subcultuur, de netwerken en de notie van een homoseksuele identiteit in Den Haag. Van der Helm heeft hier echter weinig significante informatie uitgehaald. Daarnaast wijst hij in veel beschrijvingen emoties en gedachten aan personen toe, terwijl de bronnen die hij aanhaalt geen inzicht bieden hierin. Zo stelt hij bijvoorbeeld over majoor Van Brakel dat hij ‘maar al te goed wist dat hij indruk had weten te maken op de volksjongen door zijn gewichtige en voorname uitstraling’ toen hij de jonge Jan Schut uitnodigde voor een wijntje.17 En bij Pieter van Steijn stelt hij dat zijn sodomitische

ervaringen met de heren Schoonewaldt en Sonck ‘allemaal onschuldig en opwindend’ begonnen. De bronnen die hij hiervoor gebruikt, geven slechts een droog overzicht van de gebeurtenissen en gaan verder niet in op de motivatie of gevoelens van de personen die hierin voorkomen. Van der Helm heeft hier onmogelijk dergelijke conclusies uit kunnen trekken.18

Ook gebruikt hij slechts een klein gedeelte van de beschikbare bronnen over dit onderwerp. Ondanks dit boek van Van der Helm zijn er nog veel lacunes in het onderzoek naar de sodomietenvervolging en homoseksualiteit in Den Haag omstreeks 1730.

Bronnen en onderzoek

In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre er omstreeks 1730 sprake was van een specifieke Haagse sodomitische subcultuur en in hoeverre er binnen deze subcultuur een homoseksuele identiteit werd ontwikkeld. Hiervoor wordt voornamelijk gebruik gemaakt van rechtbankverslagen en publicaties omtrent de sodomietenvervolging in Den Haag. Tijdens de verhoren van de opgepakte sodomieten kwam er veel informatie vrij over de netwerken, gebruiken en ontmoetingsplaatsen van deze mannen. Op 21 juli 1730 sprak het Hof van Holland twaalf doodvonnissen uit over sodomieten in Den Haag. Deze mannen waren enkele

15 Zijlmans, ‘Verfoeyelycke Criemen van Sodomie’. 16 Van der Helm, Gesodemieter in Den Haag. 17 Ibidem 161.

(9)

tijd hiervoor gearresteerd en werden herhaaldelijk verhoord over hun sodomitische daden en kennis van het sodomitische netwerk. Voornamelijk Pieter van Steijn, Jacobus Backer en Johannes Schut hadden een brede kennis van het Haagse netwerk. Daarnaast werd Zacharias Wilsma ook verhoord door het Hof van Holland nadat hij door Utrecht was uitgeleverd aan Den Haag. De verslagen van deze verhoren zijn bewaard gebleven in het Nationaal Archief in Den Haag. Naast deze verslagen is er ook een register van de crimineele sententien van het Hof van Holland. Hierin wordt per veroordeeld persoon een overzicht geboden van de daden waarop hun vonnis gebaseerd was.

Deze bronnen zijn juridisch van aard. Er werd regelmatig gebruik gemaakt van tortuur bij verhoren. Het is uit de processtukken van het Hof van Holland niet op te maken welke informatie vrijgegeven werd gedurende een pijniging, maar uit correspondentie en rekeningen van het Hof van Holland komt naar voren dat er meerdere malen een scherprechter uit

Haarlem werd ingezet voor deze ondervragingen.19 Dit is natuurlijk een dubieus middel om

een bekentenis af te dwingen. Hierdoor blijft het altijd de vraag in hoeverre een bekentenis overeenkwam met de werkelijkheid en of deze niet was afgelegd uit angst voor pijn. Er kan echter wel worden gesteld dat de bronnen in grote lijnen een accuraat beeld geven van de omvang en het karakter van het netwerk. Ook ontmoetingsplaatsen, gebruiken en veel namen komen in veel verschillende verhoren afzonderlijk van elkaar naar voren. Een ander probleem is dat de informatie die in de verhoren naar voren komt, louter beschrijvend is. Omdat

sodomie in het achttiende-eeuwse rechtssysteem slechts verwees naar een strafbare handeling, werd er geen notie gemaakt van emoties of motivaties van de personen die deze handelingen verrichtten. Deze beschrijvingen geven een duidelijk beeld van het netwerk, de gebruiken en de ontmoetingsplaatsen. Een ontwikkeling van een homoseksuele identiteit is hier echter moeilijker uit te onttrekken en zal voornamelijk gebaseerd worden op zichtbare liefdesrelaties en een duidelijke seksuele voorkeur die bij sommige personen naar voren komt.

Deze bronnen worden in dit onderzoek aangevuld door literatuur om vergelijkingen te kunnen trekken met andere steden of een breder kader aan te geven. Hiervoor worden

hoofdzakelijk de onderzoeken van Th. van der Meer, D.J. Noordam, G. Hekma en L.J. Boon gebruikt. Voor termen als ‘netwerk’, ‘subcultuur’ en ‘identiteit’ worden definities die

afkomstig zijn uit de sociologie gehanteerd, ondanks het historische karakter van dit

onderzoek. Deze sociologische concepten blijken uiterst bruikbaar om de groep sodomieten te typeren en de ontwikkeling van identiteitsvorming te duiden. De definities van deze termen worden nader toegelicht in de hoofdstukken.

(10)

Om een volledig beeld te kunnen schetsen van de sodomitische subcultuur van Den Haag en de mogelijke ontwikkeling van een homoseksuele identiteit, worden vier

deelonderwerpen gehanteerd. Allereerst wordt aandacht besteed aan de algemene achtergrond en context van het onderwerp. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat sodomie inhoudt, welke omslag er te zien is in 1730 en wat er na 1730 gebeurt. Ook komt hier de toenmalige situatie in Den Haag aan bod. In het tweede hoofdstuk staat het (sociale) netwerk van sodomieten dat uit de rechtbankverslagen van het Hof van Holland naar voren komt centraal. Hierin wordt gekeken naar welke structuren naar voren komen binnen het netwerk en welke personen hierin centraal staan. Er wordt aandacht besteed aan individuen die deel uit hebben gemaakt van de Haagse sodomitische subcultuur en de onderlinge relaties komen aan het licht. In het derde hoofdstuk wordt de sodomitische subcultuur behandeld. In dit hoofdstuk wordt nagegaan in hoeverre er te spreken valt over een specifieke Haagse sodomitische subcultuur aan de hand van de gebruiken, ontmoetingsplaatsen en taal van de sodomieten in Den Haag. In het vierde hoofdstuk komt het ontstaan van de homoseksuele identiteit aan bod. Hier wordt gekeken of het idee dat er pas sprake was van een homoseksuele identiteit vanaf het eind van de negentiende eeuw, zoals Foucault stelt, kan worden herzien. In hoeverre was er in 1730 al sprake van een homoseksuele identiteit onder sodomieten? Aan de hand van deze

deelonderwerpen zal naar voren komen in hoeverre er sprake was van een specifieke Haagse subcultuur en in hoeverre er een homoseksuele identiteit werd ontwikkeld binnen deze subcultuur.

(11)

1. Context

Sodomie was in de Republiek altijd al een strafbaar feit, maar er was vóór 1730 weinig aandacht voor. Wanneer er toch sprake was van een proces tegen iemand die zich schuldig maakte aan sodomie, werd dit vaak in het geheim voltrokken. Sodomie werd ook wel

aangeduid als de ‘stomme zonde’ of in de Romeinse en Nederlandse rechtteksten als ‘crimen nefandum’ of ‘crimen mutum’. Dit hield in dat er beter niet over de zonde kon worden gesproken.20 De schaamte en schande rondom deze zonde verklaart waarom het weinig

publieke aandacht kreeg. Daarnaast was er geen uniforme straf vastgesteld. Wanneer een sodomiet terecht werd gesteld, was dit vaak op grond van andere overtredingen, zoals verkrachting, travestie of bigamie.21

Naast het ontbreken van een uniforme straf, bestond er ook geen specifieke term die louter verwees naar seksueel contact tussen mannen. De zonde viel onder de noemer

‘sodomie’. Deze term had echter een bredere connotatie. De zonde van sodomie verwees naar de Bijbelse stad Sodom (Genesis 18:1 – 19:26), die samen met de stad Gomorra werd

verwoest door God vanwege de zonden die hier werden begaan. Deze zonden worden in het verhaal niet specifiek omschreven, waarbij het begrip ‘sodomie’ een connotatie kreeg die alle seksuele handelingen die niet op voortplanting gericht waren omvatte. Het achttiende-eeuwse justitiële apparaat definieerde sodomie uitsluitend als anaal contact. Hierbij werd geen

onderscheid gemaakt tussen contact tussen twee mannen, heteroseksueel anaal contact en bestialiteit. Tijdens de vervolging van 1730 werd de term sodomie voornamelijk gebruikt om gelijkgeslachtelijke gemeenschap of de poging hiertoe aan te duiden. In dit onderzoek wordt onder het begrip ‘sodomie’ daarom de afbakening van Noordam aangehouden, waarbij verwezen wordt naar ‘iedereen die homoseksuele activiteiten pleegt of van wie naar voren komt dat hij of zij ze wil plegen’.22 Ondanks dat de definitie die hier aangehouden wordt ook

vrouwelijk gedrag omvat, is dit onderzoek uitsluitend op mannen gericht. Processen tegen vrouwen omstreeks 1730 zijn tot nu toe onbekend en zijn ook niet terug te vinden in de processtukken van het Hof van Holland. De processen tegen vrouwen die bekend zijn, deden zich voor in Leiden in 1606 (één) en 1688 (twee) en in Amsterdam in 1641 (twee) en tussen 1792-1798 (dertien).23

20 Ibidem 19.

21 Noordam, ‘Sodomy in the Dutch Republic, 1600-1725’, 214. 22 Noordam, Riskante relaties, 14.

(12)

Dit hoofdstuk geeft weer hoe er voor 1730 werd omgegaan met sodomie in de

maatschappij en welke omslag er in dit jaar plaatsvond. Met deze omslag trad er een proces in werking van een systematische opsporing en veroordeling van sodomieten. In Utrecht, Faan, Amsterdam en Den Haag had deze massale vervolging grote gevolgen. Het karakter van de vervolging in Faan week af van de vervolging in de andere steden en wordt daarom apart beschreven. Omdat Den Haag centraal staat in dit onderzoek, wordt hier ook een algemene context geschetst van Den Haag rond 1730.

1.1. Voor 1730

Historicus Randolph Trumbach stelt dat er vanaf 1700 in Europa sprake was van een nieuw seksueel regime. In de eeuwen hiervoor was het heel gewoon en sociaal geaccepteerd om als man seksuele gevoelens te hebben voor zowel vrouwen als jonge mannen. Dit had te maken met de passieve seksuele rol die zowel de vrouw als de jonge man speelde. Dit was een traditie die in de achttiende eeuw nog steeds te vinden was in China en Japan. In de

Islamitische wereld bestaat deze traditie tot op heden.24 Deze visie wordt gedeeld door Gert

Hekma. Hij verduidelijkt dit in zijn boek Homoseksualiteit in Nederland van 1730 tot de

moderne tijd door de relaties van mannen onder te verdelen in verschillende vormen. Seksuele

relaties tussen mannen en jongens vielen onder pederastie, wat maatschappelijk geaccepteerd was en niet tot eerverlies leidde. Daarnaast was er ook seksueel contact tussen mannen, waarbij één de rol van de vrouw innam. Het belangrijkste aspect hierin was volgens Hekma de vorm van ongelijkheid in de relatie. Bij pederastie ging het om het leeftijdverschil en bij volwassen mannen om een verschil in gendertoeschrijving.25 Deze seksuele relaties werden

gezien als een gebrek aan seksuele beheersing, waarbij er geen homoseksuele identiteit aan de sodomieten werd toegeschreven.

In Europa zorgde het ontstaan van de moderne maatschappij in het vroege stadium van de verlichting voor veranderende relaties binnen de familie, tussen jong en oud en tussen de verschillende geslachten. Voor mannen hield deze verandering in dat het niet langer werd geaccepteerd om seksuele gevoelens te koesteren voor jongens of andere mannen. Volgens Trumbach was er sprake van een herroeping van een lang bestaand Europees patroon. Als gevolg daarvan werden mannen die deze verlangens wel hadden, onderdeel van

minderheidsgroepen.26 Deze nieuwe visie ging gepaard met een strenger optreden vanuit de

overheid. Trumbach stelt dat de krant in het achttiende-eeuwse Londen melding maakte van

24 Trumbach, ‘The transformation of sodomy’, 833. 25 Hekma, Homoseksualiteit in Nederland, 27.

(13)

maar liefst vijfhonderd mannen die tijdens de sodomitische daad waren betrapt. Historicus Jeffrey Merrick stelt dat deze zelfde ontwikkeling zich voordeed in Parijs rond 1700. Vanaf dat moment wordt sodomie meer en meer gezien als een criminele daad.27

Dat er in de Republiek voor deze tijd sprake was van een maatschappelijke acceptatie van seksueel contact tussen jonge en oudere mannen valt echter te betwisten. Er zijn zaken bekend uit de zeventiende eeuw waarin oudere en jonge mannen terecht werden gesteld voor het hebben van gemeenschap. Zo was de schilder Carel de Lasco in 1636 samen met zijn jongere werkman terecht gesteld voor anale penetratie. Ook voormalig burgemeester van Utrecht Dirk de Goijer en zijn jonge seksuele partner werden in 1676 vervolgd voor deze daad.28 De schande rondom de ‘stomme zonde’ is moeilijk te verklaren als dit een algemeen

geaccepteerd fenomeen zou zijn. Er valt aan de hand van de onderzoeken van Trumbach en Merrick wel te stellen dat de plotselinge aandacht voor sodomitische daden vanuit de overheid geen geïsoleerd fenomeen was van de Republiek. Er was duidelijk sprake van een bredere maatschappelijke verandering met betrekking tot seksuele rollen. Ook was er meer aandacht voor seksualiteit vanuit de overheid en de maatschappij. Maar ondanks dat deze nieuwe aandacht voor sodomie zich leek te strekken over Europa, leek de plotselinge golf van

vervolgingen in 1730-1731 een specifiek fenomeen te zijn geweest van de Republiek. Tussen 1730 en 1732 werden in de Republiek ruim driehonderd personen vervolgd wegens

sodomie.29 Hiervan werden er minstens tweeëntachtig bestraft met de dood.30

1.2. De omslag in 1730

Op 11 januari 1730 werd Josua Wils, de toenmalige portier van de Utrechtse Domtoren, uitgebreid verhoord over zijn wangedrag tegenover bezoekers en omwonenden. Het middenschip van de Dom was in 1674 getroffen door een hevige storm. De overgebleven ruïne werd sindsdien veelvuldig gebruikt als ontmoetingsplaats voor personen die contacten wilden leggen of een biertje kwamen drinken. De baldadige Wils was hier echter niet van gediend en wist de bezoekers herhaaldelijk op te jagen door luidruchtig te schelden, met stenen te gooien of zijn geweer te gebruiken. Na verschillende klachten te hebben ontvangen over het gedrag van de portier, werd Wils gearresteerd en opgesloten in een cel in het huis Hasenberch aan de Oude Gracht. Tijdens zijn verhoor op de beruchte dag van 11 januari liet Wils zich ter verdediging van zijn gedrag uit over de mannelijke bezoekers van de Domtoren

27 Merrick, ‘Chaussons in the streets’, 167.

28 Noordam, ‘Sodomy in the Dutch Republic’, 210-212. 29 Van der Meer, Sodoms zaad, 18.

(14)

die herhaaldelijk ‘conversatie’ hadden in de ruïne. Met deze uitlating bracht Wils min of meer bij toeval de sodomietenvervolging van 1730-1731 op gang.31

Aan de hand van de verklaring van Wils, die bevestigd werd door zijn zoons, werd er een zoektocht opgezet naar de genoemde sodomieten. Met succes werd een zekere Van Baden opgespoord, die eerder onder de naam Gelis betrapt was op het hebben van

geslachtsgemeenschap met een zekere Louis. De ondervragingen van Van Baden toonden aan dat het hier niet slechts een geïsoleerd incident van sodomie betrof, maar dat er sprake was van een wijdverbreid netwerk van frequente sodomieten dat zich uitstrekte over de hele Republiek. Steeds meer namen kwamen aan het licht, waaronder de naam Zacharias Wilsma. Wilsma verdiende zijn bijnaam ‘hooft-sodomyt’ in de verhoren die hierop volgden. Zijn brede kennis van de actieve homoseksuele netwerken en zijn bereidheid deze kennis met de

autoriteiten te delen, zorgde ervoor dat de sodomietenvervolging buiten de grenzen trad van Utrecht.32 Op 5 mei 1730 lichtten de Utrechtse magistraten ook andere stedelijke rechtbanken

en het Hof van Holland in over de personen die zich volgens Wilsma schuldig hadden gemaakt aan sodomie en zich mogelijk op andere plaatsen binnen de Republiek bevonden.33

Omstreeks 20 mei vonden de eerste arrestaties al plaats in Amsterdam en Den Haag. Ondertussen kwam er een stroom van geruchten op gang rondom de vervolging van

sodomieten. Vele verdachten sloegen op de vlucht. Dit was genoeg reden voor de Staten van Holland en West-Friesland om serieuze maatregelen te nemen.34 Het resultaat was een

plakkaat dat op 21 juli werd uitgevaardigd (bijlage 1). Dit plakkaat werd de eerste officiële wet in de Republiek omtrent sodomie, die de strafrechtelijke vervolging enigszins reguleerde.

Volgens het plakkaat was de sodomitische zonde pas recentelijk aan het licht gekomen als openbaar verschijnsel. Gezien de eerdere gevallen van sodomie die voor deze periode al opgenomen waren in vonnissen die bewaard zijn gebleven, valt dit punt te betwisten. Deze processen tegen sodomie werden in het verleden echter in het geheim voltrokken door het schandelijke karakter van deze ‘stomme zonde’. Met dit plakkaat werd de eerste stap gezet in het openbaar maken van de vervolging van de zonde. Dit verklaart waarom er in het plakkaat niet wordt gerefereerd naar deze eerdere processen.35 Door sodomie te presenteren als een

nieuw verschijnsel, trachtten de staten het feit dat er nooit eerder een wet tegen opgesteld was te legitimeren.

31 Boon, Dien godlosen hoop van menschen, 34-37. 32 Ibidem 37-50.

33 Van der Meer, De wesentlijke sonde, 7. 34 Ibidem 41, 42.

(15)

De praktische punten die in het plakkaat opgesteld werden, betroffen onder andere dat sodomie in het vervolg publiekelijk moest worden gestraft en dat op deze zonde de doodstraf stond. Ook vermeldde het plakkaat dat ‘de soort van doodstraf sal worden gelaaten aan den regter’.36 Er werd dus geen uniforme strafwijze in het plakkaat vastgesteld. De rechter had

hierbij de vrijheid het vonnis te voltrekken op een wijze die afhankelijk was van de

omstandigheden. In de achttiende eeuw was het ook gebruikelijk een executie uit te voeren die in overeenstemming was met de misdaad. Voor sodomie was dit uiteraard moeilijk. Hierdoor werden de sodomieten in de meeste gevallen geëxecuteerd door middel van

wurging, een straf die destijds voornamelijk werd opgelegd aan vrouwen. Historicus Theo van der Meer geeft aan dat er ook vaak een symbolisch aspect zat aan de executies. Zo waren de gezichten van twee sodomieten die in 1730 in Amsterdam gewurgd werden, na hun dood verschroeid. Dit stond symbool voor de zuivering van het lichaam. Ook waren twee andere sodomieten op het schavot in vaten verdronken, wat symbolisch was voor het wegwassen van de zonden.37

Het plakkaat stelde ook dat de rechters de geëxecuteerden moesten laten verbranden, naar het galgenveld moesten brengen of in de zee moesten werpen, omdat de lichamen onwaardig waren om begraven te worden.38 Uit het plakkaat leek echter wel de intentie te

spreken de lichamen publiekelijk te tonen om een voorbeeld te stellen, ondanks dat in de praktijk de schaamte rondom de ‘stomme zonde’ nog altijd een rol speelde. De straffen voor sodomieten varieerden, afhankelijk van het bewijs en de precieze handelingen die begaan waren. Er werd dus niet direct overgegaan op de doodstraf die het plakkaat oplegde. Degenen die wederzijdse masturbatie bekenden of van wie niet genoeg bewijs was, werden meestal opgesloten. Anderen die aangeklaagd werden voor wederzijdse masturbatie, maar dit ontkenden, werden verbannen of voorwaardelijk vrijgelaten.39 Andere maatregelen die

opgesteld waren in het plakkaat, waren het medeplichtig stellen van personen die hun huizen beschikbaar stelden voor het plegen van sodomie. Hierop stond vanaf dat moment ook de doodstraf. Daarnaast werden ook de voortvluchtige verdachten opgeroepen terug te keren naar de provincie, waarbij ook alle personen die plotseling afwezig waren tussen mei en augustus, gezien werden als mogelijke verdachten. Wie deze oproep niet respecteerde, werd

verbannen.40

36 Archief Rijksmuseum, FMH 3718.

37 Van der Meer, ‘The persecutions of sodomites’, 269. 38 Archief Rijksmuseum, FMH 3718.

39 Van der Meer, ‘The persecutions of sodomites’, 270. 40 Archief Rijksmuseum, FMH 3718.

(16)

Als gevolg van het op 21 juli uitgebrachte plakkaat vond er dus een grootschalige vervolging van sodomieten plaats in de Republiek. Het plakkaat leidde echter ook tot een verandering van de plaats van homoseksualiteit in de maatschappij. Sodomie veranderde van een ‘stomme zonde’ die in de doofpot werd gestopt en in het geheim werd bestraft, in een publiekelijk bekend fenomeen dat duidelijk speelde binnen de maatschappij. Aan de hand van het plakkaat volgde er een enorme stroom aan publicaties van een dusdanige omvang dat de Staten van Holland en West-Friesland zich zorgen maakten over de hoeveelheid illegale kopieën van publicaties van dagvaardingen en executies die werden gedrukt.41 Ook werden er

in verschillende steden liederen gepubliceerd over de executies (bijlage 2). Deze liederen werden gezongen op de melodie van bekende liederen, waardoor het volk aan de hand van de publicaties mee kon zingen.42

1.3. Faan

‘Een groote schare volgt den stoet. Wij vinden onder hen vele bekenden, huisgenooten van

veroordeelden, die hun vaders en mannen een laatst vaarwel toeroepen. […] Men voerde de gevangenen ter strafplaats. Daar aangekomen werden de gevangenen één voor één aan de paal gebonden en geworgd, zooals het vonnis zoo pas aangehaald had aangewezen. Nadat allen gedood waren, werden ze op den brandstapel op een rij naast elkander gelegd, waarna het hout aan brand werd gestoken.’43

De grootste sodomietenvervolging, die ook de meeste aandacht heeft gekregen, speelde zich af in het Groningse plaatsje Faan. Op 24 september 1731 werden op de executieplaats in Zuidhorn tweeëntwintig mannen openbaar gewurgd aan een paal en op de brandstapel gegooid. Deze executie in Faan was de grootste publieke executie van sodomieten in de Republiek.44

Een week voordat het plakkaat in Holland en West-Friesland werd uitgevaardigd, hadden de ‘Burgermeesteren ende Raadt in Groningen’ al een eigen plakkaat opgesteld en verspreid. In dit plakkaat werden – anders dan in Holland en West-Friesland – de burgers opgeroepen om sodomieten aan te geven aan de autoriteiten. Personen die gedetailleerde informatie leverden over de verblijfplaats en de namen van sodomieten, konden rekenen op een beloning van honderd zilveren dukaten. Anderzijds werden personen die deze informatie verzwegen zwaar gestraft.45

41 Van der Meer, De wesentlijke sonde, 149.

42 AR, FMH 3715, Lied over de terechtstelling van vijf mannen te Den Haag wegens sodomie. 43 Poort, Rudolph de Mepsche ,69.

44 Boon, Dien godlosen hoop van menschen, 251. 45 Ter Veen, Protestants fundamentalisme, 81.

(17)

In Groningen werd de vervolging van sodomieten sterk gestimuleerd vanuit de calvinistische kerk. In deze periode publiceerden verschillende predikanten boeken en

artikelen over de Bijbelse achtergrond van sodomie. De algemene strekking van deze stukken was dat God op het punt stond om de Republiek te vernietigen, zoals hij met Sodom had gedaan, tenzij de overheid zou ingrijpen. Een verschil met Holland en West-Friesland was dat niet alleen het anale contact werd bestraft. Ook onanie, het verspillen van zaad, werd gezien als een belangrijke en kwalijke factor van sodomie.46 De eerste publicatie van dominee Beels

verscheen op 16 juli 1730, nog voor de uitvaardiging van het plakkaat van Holland en West-Friesland. Dit boek, Sodoms Zonde en Straf of Streng Wraakrecht over Vervloekte Boosheyt.

En Lots vrouw verandert in een Zoutpilaar, schreef hij in opdracht van de wereldlijke en

kerkelijke bestuurders. Hij beschreef uitvoerig de gevaarlijke situatie waarin de Republiek zich bevond. Daarnaast gaf hij een duidelijke invulling van ‘sodoms zonde’, namelijk ‘de onnatuurlijke vermenging met mensen of met beesten’. Dit was net als onanie een schending en ontheiliging van het door God ingestelde huwelijksverbond.47 Dit boek verkocht dusdanig

goed dat er op 29 juli een tweede druk en begin oktober een derde druk verscheen.

Een andere belangrijke publicatie was het boek Helsche boosheit van de calvinistische dominee Van Byler. Dit boek was sterk wetenschappelijk onderbouwd met werken van juristen en theologen. Hij ging uitvoerig in op de geschiedenis van sodomie. Volgens Van Byler zetten de Joden deze sodomitische praktijken voort na de verwoesting van Sodom. Hierna sloeg dit over naar de Grieken en zorgen de Romeinen er later voor dat dit verspreid werd door Italië. Volgens hem waren diverse pausen vervent sodomiet en werd de zonde vaak begaan in de kloosters buiten Rome. Dit was een zware kritiek op de katholieke kerk. Volgens Van Byler had de zonde zich later vanuit Italië verspreid naar Spanje, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Azië. Tijdens de vredesconferentie vanwege de Spaanse Successieoorlog in 1713 in Utrecht, was de zonde door rooms-katholieken meegenomen naar de Republiek.48 In

deze publicatie riep Van Byler de wereldlijke leiders op om deze zonde te bestrijden.

Historicus D.J. Noordam stelt dat er weinig betekenis gehecht moet worden aan de publicaties van deze predikanten. Ter Veen gaat hier echter tegenin door de invloed van het

protestantisme op de achttiende-eeuwse samenleving te benadrukken. Volgens hem hoorden de rechters, politie, goede vaderen, notabelen en het volk elke zondag over bijbelse wetgeving en konden zij de publicaties thuis ook nog nalezen. Volgens hem gaf de publicatie van Van Byler de aanzet voor de grootschalige Faanse executie, mede doordat zijn boek in handen

46 Ibidem 85. 47 Ibidem 86-87. 48 Ibidem 95-97.

(18)

kwam van grietman en rechter Rudolph de Mepsche.49 De Mepsche gaf op 15 september 1731

het bevel voor de executie van de tweeëntwintig sodomieten. Byler opende en sloot het doodvonnis met een gebed en dankzegging.50

Het op zichzelf staande plakkaat van Groningen, de opneming van de zonde van onanie en de sterke ondersteuning vanuit de kerk met publicaties, onderscheidden de processen in Faan van de processen in Holland en Friesland. In Holland en West-Friesland werd de vervolging voornamelijk aangespoord vanuit de wereldlijk leiders, niet vanuit de kerk. Deze executies in Faan hebben slechts zijdelings te maken met de

vervolgingen in de andere gewesten. Dit is omdat zij volledig los staan van het circuit waarin Zacharias Wilsma zich bevond, wat het uitgangspunt was voor de vervolgingen elders in de Republiek.51

1.4. Den Haag

Naast Faan en Utrecht, waren Amsterdam en Den Haag de belangrijkste plekken voor de sodomietenvervolging. In deze plaatsen zijn ook de meeste sodomieten veroordeeld. Aan de hand van de verklaringen van Wilsma, vond de eerste arrestatie in Amsterdam plaats op 19 mei 1730. In de jaren 1730-1731 werden in deze stad vijf sodomieten ter dood veroordeeld en zeventien sodomieten verbannen.52 In Amsterdam was het sodomietencircuit in deze jaren

echter veel kleiner dan in Den Haag. Over vaste ontmoetingsplaatsen en ‘flaneerroutes’ in Amsterdam wordt niet gesproken in de bronnen, terwijl deze in de Haagse bronnen wel aanwezig zijn. Ook waren in Amsterdam geen exclusieve kroegen of huizen voor sodomieten. Er waren slechts twee kroegen, het Serpent en de Druyf, waar onder andere sodomieten kwamen. Er werd ongetwijfeld meer sodomie gepleegd dan bekend is, maar pas aan het eind van de achttiende eeuw ontwikkelde Amsterdam zich als belangrijke plaats binnen het sodomietencircuit.

De grootste vervolging van sodomieten binnen de gewesten Holland en

West-Friesland vond plaats in Den Haag. Uit het register van de Crimineele Sententien van het Hof van Holland komt naar voren dat er in Den Haag drieënvijftig processen werden gevoerd. Hiervan werden twaalf personen ‘met de koorde gestraft’, aldus ter dood gebracht door

49 Ibidem 98-99.

50 Poort, Rudolph de Mepsche, 65-69. 51 Van der Meer, De wesentlijke sonde, 7.

(19)

middel van wurging.53 In verhouding voerde het Hof van Holland de meeste processen tegen

sodomie in de hele Republiek.54

Het is merkwaardig dat alle processen tegen sodomieten in Den Haag gevoerd werden door het Hof van Holland en niet gedeeltelijk door de gemeentelijke rechtbank. Het bestuur van Den Haag bestond uit een magistraat en een grafelijkheid, die beiden de macht claimden. De grafelijkheid bestond in eerste instantie uit twee colleges: het Hof van Holland en de Grafelijkheids Rekenkamer. In de zestiende eeuw kwam hier de Hoge Raad bij. Door de veelheid aan colleges, waren zij gedwongen om een samenwerkingsverband te organiseren. Dit deden zij in de Sociëteit van Den Haag. Dit was de vijfde instelling en een overkoepeld orgaan, waar alle instellingen bij elkaar kwamen. Dit werd ook het voornaamste

overheidsorgaan.55 Dit betekende echter niet dat de magistraat hierdoor weinig macht had. Er

was een scheiding in politiemacht tussen de magistraat en het Hof van Holland. Het Hof van Holland stond onder de leiding van de procureur-generaal, die de drost van het hof en zijn dienaars inzette om de politie te handhaven. De gemeentelijke politie van de magistraat stond onder de bevelen van de baljuw. Onder de baljuw werkte een schout met twee substituut-schouten en enkele dienders. Het Hof van Holland had jurisdictie over de edelen en

suppoosten en de baljuw over gewone burgers en inwoners van Den Haag. Deze scheiding zorgde vaak voor conflict wanneer een zaak zowel een edelman als een gewone burger betrof.56 In de sodomiezaken van 1730-1731 kwamen zowel gewone burgers en knechten

voor, als hoge heren die zich schuldig maakten aan het plegen van sodomie. Officieel zou de baljuw verantwoordelijk moeten zijn voor een gedeelte van de processen. Alle zaken zijn echter gevoerd door het Hof van Holland.

Binnen de bestuurlijke kringen van Den Haag bevonden zich dikwijls personen die deel uitmaakten van sodomitische netwerken, tenminste vóór het begin van de vervolging in 1730. Knechten verleenden hun seksuele diensten aan personen uit deze hogere kringen in ruil voor geld, goed of begunstiging. De eerder genoemde Frederick Gurck vermeldde in zijn gesprek met Wilsma ook dat hij in Den Haag seksueel contact had met de drost van het hof. Dit was volgens hem niet de enige van de ‘luyden van fatzoen’ geweest binnen het Haagse netwerk van sodomieten.57 Het overgrote deel van de veroordeelden in de gehele Republiek

behoorde tot de welgestelden.58 De aanwezigheid van sodomieten in de regentenklasse in Den

53 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 47r. – fol. 343r. 54 Zijlmans, ‘Verfoeyelycke Criemen van Sodomie’, 140. 55 Wagenaar, ‘Haagse bestuurders’, 120.

56 Van Gelder, ’s-Gravenhage in zeven eeuwen, 199. 57 Boon, Dien godlosen hoop van menschen, 110. 58 Ter Veen, Protestants fundamentalisme, 53.

(20)

Haag en hun geheimhouding van het sodomietencircuit, kan een verklaring zijn voor de bekendheid van Den Haag als de stad waar sodomieten ongestoord hun seksuele behoeftes konden bevredigen.

Den Haag had door de vestiging van het stadhouderlijke hof een ander karakter dan andere grote steden in Holland. Dit kwam voornamelijk door het internationale karakter. Er verbleven veel buitenlandse gezanten, waardoor er veel verscheidenheid onder de inwoners bestond.59 Dit zorgde wellicht ook voor het relatief tolerante karakter van Den Haag tegenover

verschillende gebruiken en opvattingen. Deze verscheidenheid in bevolking, tolerantie tegenover ander gedrag en de deelname van aristocraten en regenten aan sodomitische activiteiten zorgden voor een relatief vrij klimaat voor de sodomieten. Dit kan ook een verklaring vormen voor de reputatie van Den Haag als het paradijs voor mannen met gelijkgeslachtelijke verlangens.

(21)

2. Netwerk

Binnen de sociologie wordt veel gebruik gemaakt van het concept ‘netwerk’ of ‘sociaal netwerk’ om structuren in de maatschappij te duiden. Een (sociaal) netwerk geeft de structuren van relaties tussen (sociale) actoren weer en maakt het hierdoor mogelijk om bepaalde groepen te duiden. Ook in historisch onderzoek naar sociale groepen is dit een zeer bruikbare methode. Netwerken voorzien actoren van emotionele steun in tijden van crisis, maar ook van praktische steun wanneer dit nodig is. Deze netwerken vormen een basis voor actoren om op terug te vallen wanneer zich problemen voordoen. Identiteiten worden gevormd aan de hand van de locatie van de persoon in het netwerk. Ook worden opinies gevormd en beslissingen gemaakt op basis van de informatie die zich via de connecties binnen het netwerk verspreid.60 Het is daarom belangrijk om eerst een helder beeld te hebben

van het sodomitische netwerk binnen Den Haag, voordat er kan worden gekeken naar de mogelijke subcultuur en de identiteiten die hierbinnen werden gevormd. Welke structuren zijn hierin te herkennen en welke figuren bekleden de sleutelposities?

In voorgaande onderzoeken naar de sodomietenvervolging van 1730-1731 waarin enkele aandacht werd besteed aan netwerk, subcultuur en identiteit, heeft niemand getracht een volledig netwerk uiteen te zetten. Theo van der Meer geeft in Sodoms zaad enige structuren in het Republiekwijde netwerk weer, zoals veelvoorkomende seksuele

gemeenschap tussen heren en knechten en het circuit van prostitutie in Den Haag.61 Noordam

doet hetzelfde als Van der Meer in zijn boek Riskante relaties, maar dan aan de hand van andere voorbeelden.62 Boon geeft in Dien godlosen hoop van menschen per stad een overzicht

van de belangrijkste berechte figuren.63 Dit lijkt hij echter niet te doen met de intentie om een

netwerk te analyseren, maar om het verloop van de processen tegen sodomieten weer te geven. In al deze onderzoeken komt geen duidelijk alomvattend beeld naar voren van het grote netwerk in de Republiek of de lokale netwerken, terwijl het noodzakelijk is om een beeld te hebben van de leden en de vorm van een subcultuur, voordat er gekeken kan worden naar de specifieke kenmerken.

De meest passende onderzoeksbenadering voor het sodomitische netwerk van Den Haag is een combinatie van de sociocentrische en de egocentrische benadering. Met de sociocentrische benadering wordt het complete netwerk van actoren en al hun relaties

60 Van Marsden, ‘Social networks’, 2727. 61 Van der Meer, Sodoms zaad, 231-242. 62 Noordam, Riskante relaties, 175-189. 63 Boon, Dien godlosen hoop, 89-141.

(22)

onderzocht. Hier ligt de aandacht op globale proporties van een netwerk en de posities van elke persoon met betrekking tot alle andere personen. In de egocentrische benadering wordt de analyse gemaakt vanuit de perspectieven van individuele actoren en de persoonlijke netwerken die hen omringen. Hier ligt de focus op de lokale structuren van interpersoonlijke omgevingen.64 Het sodomitische netwerk van Den Haag was een onderdeel van het bredere

netwerk dat zich uitstrekte over de hele Republiek. Er was een vaste kern binnen het Haagse netwerk van personen die vóór 1730 woonachtig waren in Den Haag en hier in grote mate ook berecht waren door het Hof van Holland. Door de mobiliteit van veel personen binnen het bredere netwerk van de Republiek – vaak gerelateerd aan hoge functies van mannen die door het land reisden – waren er ook actoren uit andere steden of landen die zich sporadisch binnen de geografische kern van dit Haagse netwerk bevonden. Andersom waren mannen uit de kern van het Haagse netwerk ook een onderdeel van de netwerken in andere steden. Om het Haagse netwerk van sodomieten te analyseren, moet onderscheid gemaakt worden tussen personen die sporadisch deel uitmaakten van dit netwerk en de vaste figuren die zich binnen dit netwerk bevonden en een hechte connectie met elkaar hadden. De personen die Den Haag bezochten en in dit netwerk verkeerden, worden verdeeld in twee groepen: belangrijke figuren binnen het bredere netwerk van de Republiek en andere personen die bezoeken brachten aan Den Haag. De eerstgenoemde groep wordt als belangrijk geclassificeerd omdat de personen die hier aan bod komen te beschouwen zijn als sleutelfiguren in het landelijke netwerk. Door de rol van deze bezoekers van Den Haag in dit netwerk te behandelen, wordt niet louter het Haagse netwerk belicht, maar wordt ook de kern van het bredere sodomitische netwerk in de Republiek duidelijk.

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de processtukken van 1730-1731 van het Hof van Holland nagegaan hoe het netwerk van sodomieten in Den Haag eruit zag. Dit is een sociocentrische benadering. Het netwerk is echter dusdanig complex doordat vrijwel alle sodomieten een zeker verband met elkaar hadden, dat het noodzakelijk is ook gebruik te maken van een egocentrische benadering. Dit wordt gedaan door middel van het centraal stellen van enkele hoofdpersonen binnen dit netwerk en al hun seksuele relaties te tonen. De keuze voor de connectie op basis van seksuele relaties is gebaseerd op de beschikbare informatie. In de rechtbankverslagen is het vonnis gebaseerd op seksuele handelingen, die uitvoerig beschreven worden. Het is op basis van deze bronnen vrijwel onmogelijk om een duidelijk netwerk op te stellen op basis van andere banden tussen personen, omdat deze vaak impliciet of niet naar voren komen.Allereerst komen de figuren die belangrijk waren binnen

(23)

de Republiek in het algemeen en hun bezoeken aan Den Haag aan bod. Hierna komen de andere figuren die Den Haag bezochten naar voren, waarna over wordt gegaan op het lokale Haagse netwerk.

2.1. Belangrijke figuren binnen het netwerk in de Republiek

Het netwerk dat we kunnen opstellen aan de hand van de verhoren in Utrecht in 1730, was zeer complex en immens groot. Aan de hand van de verhoren van Zacharias Wilsma werd duidelijk dat het netwerk vrijwel de gehele Republiek omspande. Daarnaast bevonden sodomieten zich in elke laag van de samenleving. Het varieerde van simpele knechten tot hoge heren. Namen als Zacharias Wilsma, Jacobus Backer, Pieter Martijn, Dirk Cuylman en Willem Six duiken in verschillende steden op. De zogenaamde ‘lolhuysen’ in Den Haag vormden echter belangrijke knooppunten in het landelijke netwerk. 65 De bovengenoemde

heren begaven zich regelmatig op deze plaatsen en veel van hun contacten en activiteiten in Den Haag zijn terug te vinden in de verslagen van de verhoren aan het Hof van Holland.

‘Hooft-sodomyt’ Zacharias Wilsma was geboren en opgegroeid in Leeuwarden. In 1726 vertrok hij op 19-jarige leeftijd naar Breda, waar hij gemeenschap had met Frederick Gurck. Gurck vertelde hem over de vele mogelijkheden die Den Haag bood voor sodomieten. Voordat Wilsma naar Den Haag vertrok diende hij in Breda nog enige tijd als knecht onder een zekere kapitein Haarsma. Hier nam hij Adriaen van Wijck en de Haagse officier Gerrit de With mee naar de stallen van de heer Daverhout, waar zij elkaar van achteren hebben

genomen.66 In Den Haag maakte Wilsma zich ook herhaaldelijk schuldig aan sodomie. In zijn

latere getuigenissen noemt hij verschillende personen waarmee hij in dat jaar het ‘vuyle werck’ verrichtte in Den Haag. Zo pleegde hij met de Heer van Schoonewaldt en de schoenmaker Frans van der Heijden het ‘vuyle werk van agteren’ in het ‘Vossentuijntje’.67

Wilsma had een brede kennis van het Haagse netwerk. Niet alleen pleegde hij het ‘vuyle werck’ met een groot gedeelte van de bekende sodomieten, maar hij was ook zeer sociaal en op de hoogte van relaties tussen andere sodomieten. De kennis die hij tijdens zijn verblijf op deed, zorgde ervoor dat er in 1730-1732 drieënvijftig personen werden veroordeeld in Den Haag. Op de zogenaamde ‘Kruysbaan’ op het Voorhout was Wilsma vaak te vinden met de eerder genoemde sodomieten Pieter Martijn en Dirk Cuylman. Vaak werden zij vergezeld door ene Blenk. Ook waren zij vaker in het gezelschap van ene Jacob, die zonder achternaam wordt vermeld in het register van de crimineele sententien van het Hof van Holland en de

65 Van der Meer, Sodoms zaad, 228.

66 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5424, verhoor Zacharias Wilsma 23 februari 1730. 67 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Zacharias Wilsma 23 februari 1730.

(24)

bijbehoren verslagen van verhoren.68 Met Jacobus Backer pleegde hij sodomie in het huis van

een zekere Van der Horst op het Blijenburg, waarna zij naar het huis van Backer zijn gegaan.69 In dit huis van Backer nam Wilsma op andere momenten de mannelijkheid van

zowel Cornelis van der Pleijn als Albert Sonck de Vries in de hand.70 Ook gebruikte hij

Nicolaas Schouten van achteren in een van de kamers van Backer.71 Wilsma bracht enige tijd

door in Leeuwarden, Breda, Den Haag, Amsterdam, Haarlem en Utrecht. In Utrecht werd hij, zoals eerder gesteld, uiteindelijk opgepakt. Omdat hij tijdens de vervolging van 1730-1731 de belangrijkste informatiebron was voor verschillende steden, werd hij na zijn arrestatie

opnieuw naar deze steden gebracht om zijn kennis over de lokale netwerken van sodomieten met de rechtbanken te delen.

Zacharias Wilsma kan gezien worden als de belangrijkste persoon binnen het Republiekwijde netwerk van sodomieten, dat aan het licht kwam in de processen van 1730-1731. Theo van der Meer heeft het ook over het ‘Wilsma circuit’ wanneer hij het over het netwerk in Holland en West-Friesland heeft.72 Dit is uiteraard gebaseerd op de grote

hoeveelheid informatie die Wilsma vrijgaf in zijn verhoren, wat niet direct hoeft te betekenen dat hij werkelijk een centrale rol speelde in het netwerk. Op basis van zijn enorme kennis over het netwerk en de contacten die hij had, valt wel te stellen dat hij een sleutelpositie innam in het Republiekwijde netwerk. Dit is ook omdat hij deel uitmaakte van veel verschillende lokale netwerken tijdens zijn reizen.

Ook de naam Jacobus Backer duikt op in verschillende steden. Jacobus Backer was de drost van Buren en de broer van de Amsterdamse schout. In 1727 erfde hij bij de dood van zijn vrouw een bedrag van 160.000 gulden, waarmee hij een rijk leven leidde.73 Deze Jacobus

Backer moet niet verward worden met Jacobus Backer ‘de Besteder’, die een belangrijke positie had in het lokale Haagse netwerk. Zij kenden elkaar echter wel. De beide mannen waren samen in Den Haag in het voorkamertje van het wijnhuis op het Buitenhof, aan het begin van de Singel geweest. Hier aanschouwden zij hoe de knecht van de heer Van Renswoude, met de naam Hendrik of Gerrit Versteegh, de mannelijkheid van Zacharias Wilsma in de mond nam ‘het zaat daer uijt gesogen, hadde uijtgespogen, en alsoo met de wijn

68 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423.16, verhoor Zacharias Wilsma 20 juli 1730. 69 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Pieter van Steijn 24 mei 1730.

70 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5430, verhoor Zacharias Wilsma 25 mei 1730. en NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 232r. – fol. 237r.

71 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5424, verhoor Zacharias Wilsma 23 februari 1730. 72 Van der Meer, De wesentlijke sonde, 7.

(25)

vermengt hadde ingedronken’.74 Over de verdere betrekkingen van de drost van Buren in Den

Haag is weinig bekend.

Een andere bekende sodomiet in de Republiek was de ‘beunhaasmakelaar’ Pieter Martijn.75 Deze Pieter Martijn, zoon van Martijn aan de Venestraat in Den Haag, was een heer

van Groningen. Hij verbleef veelvuldig in Den Haag en was daar regelmatig te vinden op de Kruysbaan op het Voorhout, waar hij ook Zacharias Wilsma leerde kennen. Hij was hier vaak in het gezelschap van de heer Blenk uit Groningen en de Amsterdamse Dirk Cuylman.76 Ook

de eerder genoemde Jacob en een zekere Wolbrand Maas sloten zich van tijd tot tijd aan bij dit gezelschap.77 Over de Amsterdamse koopman Dirk Cuylman was dit ook de enige

informatie die in de verhoren van de sodomieten naar kwam. Deze groep heren had geen vaste plaats in het Haagse netwerk van sodomieten, maar maakte slechts gebruik van de faciliteiten op hun reizen naar de hofstad.

De laatste figuur die op veel plekken in de Republiek bekendheid genoot en vaak een bezoek bracht aan Den Haag, was de heer Six uit Haarlem. Deze heer komt louter naar voren in de verhoren van Pieter van Steijn, maar leek een alom bekende reputatie te hebben. De heer had namelijk een bijzonder groot geslachtsdeel. Zo was bekend dat lichaam van Hermanus de knecht zo geforceerd was door de grote mannelijkheid van de heer Six, dat hij hem in het vervolg niet meer toe wilde laten. Ook had ‘Belgrado de Smous’, ofwel Samuel Cohen de Valenzo, het gedaan met de heer Six op de Nagtegaalspaden. Achteraf vertelde hij Pieter van Steijn eveneens over de grote mannelijkheid van deze heer. Pieter van Steijn reisde later af naar Haarlem, waar hij bij de wever Abram Sonneveldt langsging. In ditzelfde huis verbleef de heer Six. Sonneveldt vertelde Steijn dat hij gewoon was met zijn twintigen, waaronder de heer Six, bijeen te komen bij een grote boom die met planken bespijkerd was in De Hout. Hier pleegden zij ‘het vuyle werck’ met elkaar, waar de heer Six door zijn grote mannelijkheid vaak als eerst zijn partner mocht kiezen.78

Zacharias Wilsma, Jacobus Backer, Pieter Martijn, Dirk Cuylman en Willem Six waren Republiekwijd de belangrijkste sleutelfiguren die in het sodomitische netwerk naar voren kwamen in de processtukken van 1730-1731. Deze mannen maakten onderdeel uit en hadden kennis van veel lokale netwerken omdat zij regelmatig verschillende steden

bezochten. Binnen het lokale netwerk van Den Haag waren zij slechts bezoekers die sporadisch gebruikmaakten van de mogelijkheden die Den Haag bood.

74 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 214v. 75 Van der Meer, Sodoms zaad, 229.

76 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Zacharias Wilsma 25 mei 1730. 77 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423, verhoor Zacharias Wilsma 20 juli 1730. 78 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Pieter van Steijn 8 juni 1730.

(26)

2.2. Bezoekers van de Haagse sodomieten

Naast deze bovengenoemde heren, kwamen er ook andere personen voor in de verhoren van de Haagse sodomieten, die niet woonachtig waren in Den Haag. Deze heren kwamen zowel voor werkgerelateerde zaken als voor (sodomitisch) vermaak naar de hofstad. De heren Schoonewaldt en Sonck kwamen regelmatig naar Den Haag en waren zeer bekend bij veel Haagse sodomieten. De heren waren afkomstig uit Hoorn en behoorden tot de regentenklasse. De heer Schoonewaldt was de echtgenoot van de nicht van de ongehuwde Sonck. Beiden hadden in Den Haag de reputatie dat zij ‘op alle jonge knechten liepen’.79 Sonck werd in de

jaren 1730-1734 frequent verhoord door het Hof van Holland over zijn daden. Ondanks de grote hoeveelheid beschuldigingen door andere sodomieten, was hij nooit veroordeeld. Uit de verhoren van Pieter van Steijn, Jacobus Backer en Zacharias Wilsma kwam veel informatie over de heren naar voren. Schoonewaldt en Sonck verkeerden vaak in het gezelschap van Willem Schaars, ofwel ‘Blonte Willem’. Deze Blonte Willem werd op 5 oktober 1731 verbannen door het Hof van Holland. Het drietal kwam regelmatig aan het huis van Jacobus Backer ‘de Besteder’ om zich ‘met kneghts vrolijck te maeken’. Zij namen deze knechten dan later mee naar het bos en andere rustige plekken. Ook was het drietal gezien in een herberg op de Bezuijdenhoutse Wegh, waar zij bij het voorbij gaan van Backer de Besteder de gordijnen sloten.80 Op een andere gelegenheid logeerden de drie heren in de herberg Het Parlement van

Engeland.

Schoonewaldt wordt alleen genoemd in gedeelde situaties met Sonck. Sonck was echter ook individueel heel actief geweest in Den Haag. Hij was vaker gezien bij Backer de Besteder met Belgrado de Smous en Jan Witwilder, die later verbannen werd door het Hof van Holland. Ook met Backer had Sonck het ‘uit de hand gedaan’. Tevens bezocht hij ook de andere ‘lolhuysen’. Backer zag hem in het huis van Sermonis en in het huis van Johannes Schut. In dit laatste huis was hij in het gezelschap van Blonte Willem en Eduard Seljado.81

Deze Eduardt Seljado was samen met zijn broer Antonie Seljado dikwijls te vinden in de Haagse lolhuysen. Backer de Besteder had al voor hij van Leiden verhuisde naar Den Haag contact met Sonck. Bij meerdere gelegenheden was Sonck samen met Wilsma bij Backer thuis en hebben zij het ‘uit de hand gedaan’, ofwel gemasturbeerd. 82 Sonck en Wilsma

hadden ook buiten Backer om contact met elkaar. Op een zekere avond had Wilsma zijn

79 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Pieter van Steijn 24 mei 1730. 80 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 219r – 226r.

81 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5430, verhoor Jacobus Backer 6 juni 1730. 82 Ibidem.

(27)

sleutel aan Sonck gegeven, zodat hij de volgende nacht het huis kon betreden om sodomie te plegen. Sonck was echter de sleutel verloren, waardoor de nacht niet door kon gaan.83 Hoewel

Sonck veel losse contacten had, leek zijn relatie met Blonte Willem zeer hecht. Bij elk bezoek aan Den Haag, had hij contact met deze Willem. Zij bezochten samen de kermis en woonden zelfs enige tijd samen.84 Ondanks dat Sonck een bezoeker was van Den Haag, maakt hij wel

een wezenlijk onderdeel uit van het lokale Haagse netwerk van sodomieten.

De Haagse borduurder Pieter van Steijn had met veel verschillende bezoekers van Den Haag gemeenschap of contact. Ook de heren Sonck en Schoonewaldt waren vaker bij hem thuis geweest. Door Sonck en Schoonewaldt was hij herhaaldelijk uitgenodigd naar een huis te komen op de Kalvermarkt, waar zij gemeenschap konden hebben met de heer La Faille van Delut wanneer hij de stad bezocht. Van Steijn ging niet op dit aanbod in, maar verscheen wel vaker op dit adres op verzoek van een veertig jaar oude, dikke kruidenier uit Delft, genaamd Hoogeveen.85 Ook uit Delft kwam een zekere Krevel, die Schut van achteren gebruikte toen

hij kwam overnachten. Daarnaast had hij gemeenschap met Antoni Seljado en een zekere kapitein Van Kerchen in het huis van Backer de Besteder. In het Haagse bos en op het Voorhout had hij seksuele contacten met een zekere Wolfswinkel en de knecht van de heer Terera.86 Door de vele contacten die Van Steijn had met bezoekers van Den Haag, vormde hij

een belangrijke schakel tussen het lokale Haagse netwerk en het Republiekwijde netwerk. De heer Van Brakel, die met de bekende Haagse sodomiet Johannes Schut de daad van achteren pleegde, komt een maal voor in een verhoor van Zacharias Wilsma. Schut was na de daad ‘soodanigh getroffen, dat hij qualijk, in de tijdt van drie dagen, op zijn agterlijv hadde konnen sitten’. Deze informatie deelde Schut later met Wilsma.87 Hiernaast worden buiten de

bekende Haagse sodomieten die hierna worden behandeld nog twee figuren genoemd. Een chirurgijn genaamd Hendrick Lauk kwam regelmatig aan het huis van Pieter Schouten en een zekere Boudewijn had omgang gehad met de Hagenaar Wolbrand Maas.88 Deze informatie

komt louter naar voren in twee verhoren van Wilsma. Deze personen komen verder nergens voor in de verhoren aan het Hof van Holland en lijken niet bekend bij de andere Haagse sodomieten.

83 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5430, verhoor Zacharias Wilsma 25 mei 1730. 84 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423, verhoor Jan Schut 2 juni 1730.

85 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Pieter van Steijn 24 mei 1730. 86 Ibidem.

87 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Zacharias Wilsma 31 mei 1730.

88 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423, verhoor Zacharias Wilsma 24 mei 1730. en NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423, verhoor Zacharias Wilsma 20 juli 1730.

(28)

Veel van de bovengenoemde mannen waren slechts bezoekers van Den Haag die geen bijzondere positie hadden in het lokale of het Republiekwijde netwerk. Sonck vormt hierin een uitzondering omdat hij Den Haag vaak bezocht en daar dusdanig veel contacten had, dat hij als buitenstaander een wezenlijk onderdeel was van het lokale Haagse netwerk. Wel toont de hoeveelheid bezoekers aan dat de mogelijkheden voor sodomie die Den Haag bood frequent gebruikt werden door mannen van buiten Den Haag.

2.3. Het lokale Haagse netwerk

Ondanks het grote aantal sodomieten uit andere steden dat actief was in Den Haag, was er ook sprake van een vaste groep sodomieten in Den Haag die onderlinge contacten onderhielden. Belangrijke personen waren de eigenaren van de ‘lolhuysen’, Jacobus Backer ‘de Besteder’, Cornelis Sermonis ofwel Simonis, Pieter Schouten en Johannes Schut. Deze heren fungeerden als tussenpersonen en hun huizen waren vaste ontmoetingspunten voor sodomieten.Deze mannen bekleedden de sleutelposities binnen het lokale Haagse netwerk. Zij kenden vrijwel alle sodomieten binnen Den Haag omdat zij de belangrijkste ontmoetingspunten beheerden. Daarnaast kwamen sodomieten van buiten Den Haag vaak in hun ‘lolhuysen’ om te verblijven of contacten te leggen met knechten of Haagse sodomieten, waardoor deze mannen een belangrijke link vormden met het Republiekwijde netwerk.89

De Haagse Jacobus Backer was geboren in Maastricht en woonachtig in Den Haag aan de Lange Graght. Hij stond bekend als een ‘besteder van kneghts’, aangezien hij zijn huis openstelde voor sodomieten en hen – wanneer gewenst – voorzag van gezelschap.90 Deze

‘Backer de besteder’ trad op als bemiddelaar tussen sodomieten en verhuurde kamers. Hierdoor had hij, net als Wilsma, een brede kennis over het sodomietennetwerk in Den Haag en kende hij veel figuren die een bezoek brachten aan de hofstad. Op 12 juni 1730 werd zijn vonnis uitgesproken in Den Haag. Hij werd met ‘met de koorde gestraft’ en zijn lichaam werd verbrand.91 Backer was een van de eersten die werd opgepakt en veelvuldig werd verhoord.

Op dat moment kwam naar voren dat hij de bekende Haagse sodomiet Pieter van Steijn van achteren had gebruikt in het Haagse Bos nadat zij elkaar op straat hadden ontmoet. Dit bleef niet bij één keer. Ze spraken later nogmaals af in café ‘De Dolfijn’. Daar had Backer de ‘manlijkheyt van hem [Pieter van Steijn] gevange genomen in de mondt en het saadt daar uytgesoogen’. Daarna spraken zij nog een laatste maal af in de eerste herberg op de

89 Boon, Dien godlosen hoop, 102-103.

90 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 104r. – fol. 105r. 91 Ibidem, fol. 47r.

(29)

Besuijdenhoutse Wegh.92 Backer had het ook ‘uit de hand gedaan’ met verscheidene

personen, waaronder de mattenverkoper Abraham Lapeer, Meijnard Albert Sonck de Vries en de knechten Jan Peijse en Gerrit van Dalen.93 Verder pleegde hij sodomie met medeherbergier

Pieter Schouten, die zijn huis op de hoek van ’t Vossentuintje eveneens beschikbaar stelde voor sodomieten.94 Ook kwam hij geregeld in het huis van Johannes Schut in de Molestraat,

op de hoek van de Prinsenstraat. Hier was hij familiair geweest met Samuel Cohen de Valenzo alias ‘Belgrado de Smous’, die bekend stond om zijn lelijke verschijning.95 De

eigenaren van de verschillende herbergen die zich leenden voor ‘het vuyle werck’, ofwel ‘lolhuysen’, onderhielden contacten met elkaar en maakten gebruik van elkaars faciliteiten. Hierdoor kende vrijwel iedere sodomiet binnen het Haagse netwerk elkaar en waren zij op de hoogte van bezoekers uit andere steden.

Op de hoek van de Bagijnestraat en de Kalvermarkt woonde Cornelis Sermonis, ook wel aangeduid als Cornelis Simonis. Hij verhuurde hier gestoffeerde kamers en tapte wijn. De woning stond bekend als een plek waar ‘de perpetranten van sodomie telkens in grooten getaele hun hadden laeten vinden’.96 Sermonis trok van sommige heren wekelijks geld en loon

en had hierdoor een goed bestaan. Hij verhuurde zowel kamers voor lange duur, als kamers voor een avond of nacht. Zo was Jan Cavalier, een knecht uit Delft, permanent woonachtig in het huis van Sermonis.97 Sermonis had ook seksuele contacten met zijn klanten. In zijn huis

pleegde hij onder andere de daad met Zacharias Wilsma, Gerrith de With, Hermanus Mouljon en Anthonij van Lith.98 Hij dronk dan vaak eerst met zijn gezelschap wijn voordat zij zich

naar een kamer begaven. Hij had naast een veelheid aan toeristen en personen die sporadisch bij hem langskwamen ook een vaste klantenkring. Willem van Waveren, een koopman in worst, boter en eieren, was hier een van.99 Ook Hendrik Westhoven bevond zich dagelijks in

het huis van Sermonis.100 Naast zijn huis aan de Bagijnestraat en de Kalvermart, had hij ook

een tuin in het Zieken. Deze tuin gebruikte hij voornamelijk voor zijn eigen seksuele contacten, zoals Jacobus le Febve die hij hier van achteren gebruikte.101 Sermonis wist Den

92 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5420.3, verhoor Pieter van Steijn 24 mei 1730.

93 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5425, verhoor Jacobus Backer 27 mei 1730. en NA, Hof van Holland, inv. nr. 5426, verhoor Jacobus Backer 11 juni 1730.

94 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423, verhoor Zacharias Wilsma 24 mei 1730. 95 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 183r-191v.

96 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5427, verhoor Zacharias Wilsma 24 mei 1730.

97 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5424, Examen gehouden op t Raad-huijs der stad Delft 14 juli 1730.

98 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5427, verhoor Zacharias Wilsma 25 februari 1730; NA, Hof van Holland, inv. nr. 5661, fol. 102v.-fol 119v NA, Hof van Holland, inv. nr. 5427, verhoor Hermanus Mouljon 10 juni 1730; NA, Hof van Holland, inv. nr. 5423, verhoor Anthonij van Bijwegen 19 juli 1730.

99 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5427, verhoor Pieter van Steijn 1 juni 1730. 100 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5427, verhoor Zacharias Wilsma 24 mei 1730. 101 NA, Hof van Holland, inv. nr. 5427, verhoor Jacobus le Febve 27 juni 1730.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Hij liet weten dat het Ten Kate was ~~weest, en niet <?rimm, die de allereerste grondslagen had gelegd van de verge- lij~ende grammatica van de Germaanse talen:

De mens is echt mens, dat wil zeggen persoon; niet een wezen dat slechts 'reageert', passief, maar een wezen dat beseft aange- sproken te worden en tegelijk - door zijn antwoord -

increases. Consequently, computer time increases with increasing K. As in the steady case, a special case is used to verify the complex induced velocity

Anders dan de grote, beeldbepalende oorlogsmusea houden de vele lokale oorlogsmusea ‘lang niet altijd gelijke tred met heersende geschiedopvattingen, noch lopen ze in de pas met

Furthermore, the most effective techniques for noise reduction and for binarization have been identified, based on their recognition performance on invoice

We evaluated four patients with established childhood-onset neurogenetic disorders and involuntary jerky movements, who visited our young-onset movement disorder outpatient

The above zero-one laws and other limit laws have found applications in database theory and AI.In this article, we are interested in zero-one laws for some modal logics that