• No results found

Stadspromotie Nijmegen tussen 1945-2011.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stadspromotie Nijmegen tussen 1945-2011."

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Geurts, K. (Kay)

S4244095

STADSPROMOTIE

NIJMEGEN

TUSSEN

1945-2011

(2)

1

inhoud

inhoud 1

Inleiding 2

Eerste fase: ‘stad van natuurschoon en geschiedenis’ 12

Hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet? 19 Welke beeldvorming bestaat er over Nijmegen in de eerste fase? 15

Conclusie 17

Tweede fase: ‘Nijmegen in de markt’ 19

Hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet? 19 Welke beeldvorming bestaat er over Nijmegen in de tweede fase? 22

Conclusie 24

Derde fase ‘Altijd Nijmegen’ 27

Hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet? 27 Welke beeldvorming bestaat er over Nijmegen in de derde fase? 29

Conclusie 32

Conclusie 35

(3)

2

Inleiding

‘Nu ik, om aan het verlangen van mijn ouders te voldoen, bij hen in deze onbetekenende stad vertoef of beter gezegd in de vergetelheid raak […]. Ik zal, Deo volente, hier in Nijmegen de winter doorbrengen en ik kijk uit naar de dag met de eerste zwaluw waarop ik zal wegtrekken.’1

Bovenstaande woorden werden geschreven door de 28-jarige Johannes Smetius in een persoonlijke brief aan zijn mentor Pontanus. De oorspronkelijk uit Aken afkomstige geleerde Smetius had geen hoge pet op van de ‘onbetekenende stad’ waar zijn ouders woonden. Toch zou deze mening aan het eind van zijn leven veranderd zijn. De eerste zwaluw kwam weldegelijk, maar Smetius is nooit meer vertrokken uit Nijmegen. In eerste instantie hield een verslechterde gezondheid zijn vertrek tegen. Toen hij genezen was, bleef hij in Nijmegen om te dienen als predikant, wat hij de rest van zijn leven zou blijven doen. Naast zijn werk als predikant raakte Smetius geïnteresseerd in het verleden van Nijmegen. Het bestuderen van de in grote getale aanwezige archeologische vondsten groeide uit tot zijn voornaamste vrijetijdsbesteding.2 Door de veelvoud aan archeologische vondsten raakte Smetius ervan overtuigd dat Nijmegen de oudste stad in de Nederlanden moest zijn. In zijn werk Nijmegen, stad der Bataven, dat hij in 1644 publiceerde, trachtte Smetius te bewijzen dat Nijmegen de plek zou zijn geweest waar de Bataafse revolutie had plaatsgevonden. Aan het eind van zijn leven was Nijmegen in de ogen van Smetius dan ook de ‘stad der Batavieren’.

Het werk van Smetius staat niet op zich. Vanaf het begin van de zestiende eeuw was de regionale, of stads-, geschiedschrijving sterk opgebloeid. Vooral het door Tacitus benoemde gebied der Bataven dat in de Nederlanden zou hebben gelegen, sprak tot de verbeelding en zou leiden tot een getouwtrek tussen verschillende historici over de vestigingsplaats van dit volk. De uitkomst van deze ‘Bataafse kwestie’ zou bepalen welk gebied zich mocht beschouwen als de ware erven van de Batavieren. Al vóór Smetius had de in Nijmegen geboren geschiedschrijver Gerard van Geldenhouwer beargumenteerd dat de Batavieren zich niet in Holland, maar op de Betuwe en in het land van Maas en Waal hadden gevestigd. Dit in tegenstelling tot de humanist Cornelis Aurelius die overtuigd was dat de Batavieren zich in het westen van het land hadden gevestigd.3 Volgens Geldenhouwer was Nijmegen de hoofdstad van de Batavieren

1 Sandra Langereis, Johannes Smetius: Nijmegen stad der Bataven, 2 dln (Nijmegen, 1999), I: 18. 2 Ibidem, 18

3 István Bejczy, ‘Drie humanisten en een mythe. De betekenis van Erasmus, Aurelius en Geldenhouwer voor de Bataafse kwestie’, Tijdschrift voor Geschiedenis, 109:4 (1996), 467-484, alhier 467.

(4)

3 geweest. Nijmegen zou dus beschouwd moeten worden als de voornaamste opvolger van het oude Batavia. De beeldvorming van Nijmegen als stad der Batavieren zou lange tijd stand gehouden. In 1738 bracht de Nederlandse boekhandelaar Hans Kasper Arkstee een geschiedenis van de stad Nijmegen uit in dichtbundel. Dit werk kreeg de naam ‘De oude stad der Batavieren. In zijn voorwoord roemt hij Geldenhouwer en Smetius die de stad een ‘onsterfelijke naam hebben gegeven’ als stad der Batavieren.4 Aan het eind van de achttiende eeuw veranderde de beeldvorming over Nijmegen. Door de Bataafse Revolutie raakte Nijmegen haar autonome status als stad kwijt. Deze omwenteling leidde ertoe dat er opnieuw een opbloei kwam in het schrijven van stadsgeschiedenissen. Het waren toen vooral de erfgenamen van oude, heersende families die in Nijmegen de pen ter hand namen.5 Zij schreven over het grootse verleden van de stad en hoe die in verval was gekomen. In de negentiende eeuw kenmerkte de beeldvorming van de stad zich dan ook door verval en melancholie. De Nijmeegse oudheidkundige en raadslid Johannes in de Betouw publiceerde in 1818 zijn Chronijk van Nijmegen. Dit werk was een voortzetting van het werk waar eerder Johannes Smetius aan was begonnen en diens zoon had afgemaakt. In het werk van In de Betouw werd de stad niet meer als stad der Bataven omschreven, maar in plaats daarvan werd het grootse verleden van de stad bezongen en beschreven hoe de eerdere Rijksstad geworden was tot provinciestad.6 In 1861 verscheen het werk Troostrede aan het oude Nijmegen. In dit werk, van het uit Nijmegen afkomstige tweede kamerlid Justinus van der Brugghen, werd met vergelijkende melancholische toon over de stad gesproken. In zijn voorwoord schreef Brugghen aan Nijmegen: ‘Daarom, mijn oude vriend, wijl gij van de toekomst niet veel meer te wachten hebt, zoo laat ons zamen nederzitten en ons trachten te troosten met hetgeen gij geweest zijt’.7 Brugghen beschouwde de stad als vergane glorie maar prees in zijn werk wel de omgeving en natuur rondom de stad. ‘dat kan men ons ten minste niet ontnemen’ zo stelde hij.8

Hoewel de stad Nijmegen werd beschouwd als vergane glorie, had de romantiek van de negentiende eeuw juist een positief gevolg gehad voor de beeldvorming over de omliggende natuur van de stad. De romantische stroming zorgde voor een nieuwe waardering voor woeste en onbekende natuur. Het heuvelland ten oosten van de stad voldeed aan deze kenmerken en werd steeds meer een trekpleister voor schilders en toeristen. In 1801 schilderde Hendrik Hoogers het Gezicht op Beek dat zeer positief

4 Hans Kaspar Arksteé, de oude stad der Batavieren (1738, ‘s-Gravenhage), derde bladzijde van voorrede. 5 Anton van de Sande, ‘Met verjongden luister’, in: Jan Brabers (red.), Nijmegen: geschiedenis van de oudste stad

van Nederland (Wormer, 2005), 135-185, alhier 170.

6 Ibidem, 170.

7 Justinus van der Brugghen Troostrede aan het oude Nijmegen (1861, Utrecht) 2. 8 Ibidem, 27.

(5)

4 werd ontvangen in Amsterdam. Als gevolg hiervan trokken steeds meer Amsterdamse schilders richting Nijmegen om de omliggende natuur te schilderen.9 Langzamerhand begon de Nijmeegse omgeving naam te maken. Het duurde dan ook niet lang voor de eerste boekjes verschenen over het landschap. In 1826 schreef de in Nijmegen geboren notaris Cornelis ten Hoet Het Geldersch lustoord. Waarin hij de natuur rondom de stad ophemelde en de lezer uitnodigde op bezoek te komen. Tien jaar later verscheen De Stad Nijmegen en derzelver omstreken van de Nijmeegse tekenleraar Christiaan Hendrik Clemens. Beide werken besproken de geschiedenis van de stad en wat daarvan nog te zien was binnen de stadsmuren, maar bovenal prezen ze de natuur die rondom deze muren te vinden was.

Het contrast tussen de omgeving en de stad verviel toen de vestigingsstatus van Nijmegen werd opgeheven in 1874. In de jaren na de opheffing verdwenen de stadsmuren en militaire werken die Nijmegen zolang beperkt hadden. Door de geschiedschrijvers werd dit gezien als het einde van het verval en de start van een nieuwe bloei. De Nijmeegse stadsarchivaris Herman Diederik Joan van Schevichaven Schreef in 1901 in navolging van zowel Smetius als In de Betouw het werk Kroniek van

Nijmegen tot en met den jare 1900. Hierin stelde hij dat Nijmegen begonnen was aan een verjonging en

opbloei. Hij schrijft: ‘sedert het jaar van de gratie 1878, toen zij eindelijk bevrijd werd van het noodlottig dwangbuis de vestigingswerken’.10 De Arnhemse geschiedschrijver Jan Willem Staat Evers sprak de

negatieve beeldvorming van verval die Brugghen eerder had geschetst tegen. Hij stelde dat met de afbraak van de vestigingswerken de wedergeboorte van Nijmegen begonnen was.11

Als gevolg hiervan werd er vanaf 1874 niet langer meer over Nijmegen gesproken met melancholische of negatieve toon, maar werd de stad juist als een toeristische en mooie stad beschreven. Volgens sociaal en economisch historicus Paul Klep werd er door de gemeente ingezet op ‘Nijmegen als woonstad’. Dit is de eerste keer dat er vanuit de gemeente aan een vorm van stadspromotie werd gedaan. Nijmegen werd als groene en elitaire stad gepromoot. Deze beeldvorming werd door de rijken en middenklassen verkozen boven de komst van industrie. Er werd dan ook vanuit deze gedachte geïnvesteerd in de verfraaiing van de stadsparken en infrastructuur in plaats van het aantrekken van bedrijvigheid.12 Niet alleen de gemeente propageerde Nijmegen als een groene, rustieke en elitaire stad.

Vanaf 1893 kreeg Nijmegen een eigen Vereniging Voor Vreemdelingenverkeer (VVV). Met het motto

9 Van de Sande, ‘Met verjongden luister’, 178.

10Herman Diederik Joan van Schevichaven, Kroniek van Nijmegen tot en met den jare 1900 (Nijmegen, 1901)

voorwoord.

11 Jan Willem Staat Evers, Nijmegen (Arnhem, 1891) 5.

12 Paul M. M. Klep, ‘Perioden van hausse en crisis’, in: Jan Brabers (red.), Nijmegen: geschiedenis van de oudste

(6)

5 ‘Nijmegen vooruit’ werd vanuit particulier initiatief getracht meer toeristen en inwoners naar de stad te krijgen.13 Vanaf 1925 wordt de VVV door de gemeente gesubsidieerd, aanvankelijk nog relatief

bescheiden met 200 gulden per jaar, maar dit is in 1930 al tot 3500 gulden gestegen.14 De promotie van

de VVV leidt tot werken als die van schrijvers Franciscus van Hoeck en Van Schevichaven waarin de stad werd geprezen als oudste stad van Nederland die het bezoeken waard is.15 De geschiedenis van de stad

blijft zodoende een belangrijke rol spelen. De focus op de geschiedenis veranderde echter in deze werken wel. Vooral aan de middeleeuwse tijd van Nijmegen wordt door deze schrijvers veel aandacht besteed. Nijmegen is niet langer de stad der Batavieren maar de middeleeuwen en in het bijzonder keizer Karel de grote gaan een hoofdrol spelen.16 Het is ook dan dat Nijmegen steeds vaker wordt benoemt als

‘keizerstad’.

Aan de beeldvorming van Nijmegen als toeristische en woonstad kwam echter ruw een einde. De tweede wereldoorlog heeft een grote impact op de stad gehad. Het bombardement van 22 februari 1944, de tijd van bommen en granaten en de gevechten hadden de stad verwoest achtergelaten. Al in 1946 schreef de journalist Ari Lammerts van Bueren in zijn ‘De verwoesting van een oude keizerstad’ over hoe de stad opnieuw zou moeten beginnen.17 In het voorwoord van dit werk schreef de toenmalige

burgemeester van Nijmegen Charles M. J. H. Hustinx dat de herinnering aan de ‘Eens zo schoone stad’ en de rampspoed die haar is overkomen de basis zou moeten vormen voor het herstel.18 De Nijmeegse

historicus Joost Rosendaal benoemde 1944 tot rampjaar en stelde dat Nijmegen haar hart en ziel verloor.19 Hij beargumenteerde in 2009 dat in tegenstelling tot Hustinx wens, de verwoesting van

Nijmegen in de periode na de oorlog op nationaal niveau maar weinig aandacht leek te krijgen. Uiteindelijk bleek met de Tweede Wereldoorlog een einde te zijn gekomen aan de beeldvorming van Nijmegen als rustieke, elitaire en groene woonstad. De schade in de stad en de wederopbouw vroegen om een andere aanpak.

Zowel de Nijmeegse cultuurhistoricus Jan Brabers als de Bredasche Historicus Rob Wolf trachtten in Nijmegen, een geschiedenis van de oudste stad van Nederland het Nijmegen van de twintigste eeuw te

13 Frank Holthuizen, 100 Jaar VVV voor Nijmegen en omstreken 1893 – 1993 (Nijmegen, 1992) 9. 14 Klep,Perioden van hausse en crisis, 288.

15Herman Diederik Joan van Schevichaven, ‘De stad om’, In: Nicole Hagemans (red.), Nijmeegse studiën XIV

(Nijmegen, 1988), 16-20.; Canisianus, Nijmegen en haar verleden (Nijmegen, 1930)

16 Van de Sande, ‘Met verjongden luister’, 183.

17 Ari Lammerts van Bueren, De verwoesting van een oude keizerstad; oorlogsrampen over Nijmegen 1940-1945 (Nijmegen, 1946) 17.

18 Ibidem, 6.

(7)

6 vatten. Hoewel beide heren voorop stellen dat het moeilijk, dan niet onmogelijk, is voor een historicus om met een aantal grote begrippen een eeuw van een stad te vatten, doen beide toch een poging. Beide werken maken een historische analyse van de evenementen, instanties, culturele aspecten en de bevolking van de stad. Ze stellen dat Nijmegen een ontwikkeling heeft doorgemaakt in de twintigste eeuw van een katholieke, ofwel ‘Roomse’, stad naar een politiek linkse, ofwel ‘rode’, stad.20 Hoewel de

Nijmeegse gemeente wel een rol speelt in beide werken is dit voornamelijk een faciliterende rol betreffende de beeldvorming van de stad. Of, en zo ja, welke visie de gemeente zelf uitdraagt over de beeldvorming van de stad komt niet aan bod.

De beeldvorming over Nijmegen is zo door de jaren heen verschillende malen veranderd in de werken van de historici. Gebaseerd op het verleden werd de stad beschouwd als stad der Batavieren en keizerstad. Ook werd er over de stad geschreven als een in verval geraakte stad of juist als een woonstad in het midden van een eigen renaissance. Over de periode na de Tweede Wereldoorlog werd geschreven dat Nijmegen eerst een katholieke stad was en dat later plaats werd gemaakt voor een links karakter met een tegencultuur. Echter, er is in de periode na de Tweede Wereldoorlog nog betrekkelijk weinig geschreven over welke beeldvorming aan de hand van stadspromotie het stadsbestuur van Nijmegen zelf naar buiten bracht.

Peter van der Schans stelde in zijn werk Doorbraak en wederopbouw, een boek over het handelen van de Nijmeegse PVDA tussen 1946 en 1953, dat Nijmegen noodgedwongen een andere koers is gaan varen na de Tweede Wereldoorlog. Nijmegen als woonstad promoten zoals dat voor de oorlog was gedaan, was niet langer houdbaar. Vanuit de nationale regering kwam er een industrialisatiebeleid waaraan ook Nijmegen moest meedoen. Tevens kwam er een nieuwe generatie aan waarvoor werk moest worden gecreëerd. De Nijmeegse gemeente ging zodoende een industrialisatiepolitiek voeren. Het aantrekken van nieuwe industrie verliep aanvankelijk moeizaam. Volgens het college van Burgemeester en Wethouders (college van B&W) kwam dit door het ontbreken van een stadscentrum als gevolg van de oorlog. Hierdoor had Nijmegen een nadelige positie ten opzichte van andere steden in de concurrentiestrijd die was losgebarsten. In het stadsbestuur verweet de oppositie het college van B&W er echter van te weinig aan propaganda te hebben gedaan.21 Het eerste succes kwam in 1953 toen het

20 Rob wolf, ‘gemoedelijk, links en academisch: Nijmegen 1985’, in: Jan Brabers (red.), Nijmegen: geschiedenis van

de oudste stad van Nederland (Wormer, 2005), 467-485, alhier 485.; Jan Brabers, ‘Stad in beweging, 1900-1985’,

in: Jan Brabers (red.), Nijmegen: geschiedenis van de oudste stad van Nederland (Wormer, 2005), 377-466, alhier 449.

21 Peter van der Schans, Doorbraak en wederopbouw: de Nijmeegse PvdA en haar gemeentepolitiek 1946 - 1954 (Nijmegen, 1983) 14

(8)

7 grote bedrijf Philips werd overtuigd zich in Nijmegen te vestigen. In 1964 werd volgens Klep het hoogtepunt van de industrialisatie van Nijmegen bereikt toen werkgevers buitenlandse arbeidskrachten naar de stad gingen halen.22

Buiten Van der Schans en Klep werd er zoals eerder al gesteld weinig geschreven over de stadspromotie vanuit de gemeente Nijmegen zelf. Het argument ‘omdat het niet eerder is gedaan’ is echter niet de enige reden waarom het waardevol is te kijken naar de Nijmeegse stadspromotie. De promotie van een stad kan namelijk inzicht geven in wat Rob Wolf beschreef als het ‘eigene’ van Nijmegen. Wolf en Brabers lijken in hun zoektocht naar het ‘eigene’ op zoek te zijn gegaan naar een overkoepelende stadsidentiteit van Nijmegen. Volgens de economisch geograaf en hoogleraar transitie in stad en regio Gert Jan Hospers bestaat er echter niet zoiets als één stadsidentiteit. Sinds de opkomst van het postmodernisme heeft er zich een nieuwe visie op identiteit ontwikkeld. Niet langer wordt identiteit beschouwd als een statisch iets, maar identiteit wordt gekenmerkt als dynamisch, veranderend en gefragmenteerd.23 Hosper beargumenteert dan ook dat individuen of groepen allemaal verschillende

identiteiten of beeldvormingen toekennen aan een stad. Het samenspel tussen deze identiteiten wordt in de praktijk vaak als één stadsidentiteit gezien maar bestaat dus uit een een conglomeraat van verschillende beeldvormingen van die stad.24

Dat men niet één stadsidentiteit kan definiëren van een stad betekent volgens de Delftse hoogleraar Wouter Jan Verheul echter niet dat het niet nuttig is te kijken naar de geproduceerde representaties over de stad. Het is zoals eerder gesteld niet mogelijk om de gehele stadsidentiteit te vatten, de geproduceerde representaties bestaan daarom altijd uit simplificaties van de werkelijkheid. Dit gesimplificeerde beeld van de stad gaat een eigen leven leiden, doordat mensen het als waar aannemen en zich gaan gedragen naar de geschetste identiteit van de stad. Als zodoende vormen de geproduceerde representaties van de stad een belangrijk deel van conglomeraat van beeldvormingen over de stad.25 Beeldvormingen over de stad hebben zo een identiteitsvormende functie.

Een belangrijke actor in de identiteitsvorming is volgens Verheul het stadsbestuur. Hoewel het stadsbestuur niet de enige actor is in het creeëren van beeldvormingen over de stad is het wel belangrijk om naar de representaties van het stadsbestuur te kijken. Dit omdat het bestuur van een stad een actieve rol heeft in het proces van identiteitsvorming. Het stadsbestuur zal proberen de gemeenschappelijke

22 Klep, Perioden van hausse en crisis, 295.

23 Wouter Jan Verheul, Stedelijke iconen: het ontstaan van van beeldbepalende projecten tussen beeld en beton (Den Haag, 2012) 58.

24 Gert Jan Hospers, geografie en gevoel: wat plekken met ons doen (Assen, 2013) 46. 25 Verheul, Stedelijke iconen, 60.

(9)

8 identiteit aan te sterken, evenals zij trachtte de stad een positief imago te geven in vergelijking met concurrerende steden. Een stadsbestuur zal dus bewust keuzes maken om een bepaalde door hen gekozen identiteit van de stad uit te dragen. Ashworth benadrukt dat het bestuur van een stad veranderlijk van aard is. Om deze reden kan de gekozen identiteit die een stad van zichzelf uitdraagt dus ook per bestuur veranderen.26 Volgens Verheul zijn er twee manieren waarop een stadsbestuur aan de identiteitsvorming bijdraagt. Ten eerste zullen bestuurders van de stad in openbare toespraken de identiteitsdefiniërende narratieven benadrukken. Er wordt dan veelal verwezen naar sociale, historische of geografische kenmerken om het samenhorigheidsgevoel aan te sterken.27 Ten tweede zal het stadsbestuur door promotie de beeldvorming actief proberen uit te dragen of te ‘verkopen’ aan de buitenwereld. Pas vanaf de jaren 80 kan er gesproken worden van ‘citymarketing’, waarbij hele campagnes werden opgezet om een bepaalde beeldvorming van de stad te benadrukken. Maar ook al voor de jaren 80 zette het stadsbestuur promotie in om het imago van de stad op te poetsen.

Schrijvers als Hospers, Verheul en Ashworth beargumenteren dat een stadsidentiteit een constructie is die door een stadsbestuur in meer of mindere mate kan worden aangepast. Dé stadsidentiteit van een stad is zodoende niet kenbaar, maar een sociale constructie. Deze manier van denken is, zoals eerder gesteld, opgekomen sinds het postmodernisme zijn opwachting heeft gemaakt en wordt beschreven als de constructivistische visie. Constructivisten zullen beargumenteren dat stadsidentiteit een proces is dat wordt gestuurd door de verschillende actoren die er invloed op hebben. Schrijvers die behoren tot de essentialistische visie zijn echter van mening dat de stadsidentiteit niet zo veranderlijk van aard is als bovenstaande schrijvers dat beargumenteren. De essentialistische schrijvers beargumenteren dat de identiteit van eens stad moeilijk te definiëren valt, maar desalniettemin wel kenbaar en communiceerbaar is. Omdat er volgens de essentialisten dus wel een kenbare stadsidentiteit bestaat, zullen schrijvers met deze visie minder nadruk leggen op de handelende actoren en meer op de stadspromotie zelf. Dit doordat de stadspromotie volgens hen geen oorzaak, maar juist een gevolg is van de stadsidentiteit.28

Auteurs als de Nederlandse directeur van het Instituut voor Sociaal-wetenschappelijk Beleidsonderzoek Theodorus Noordman en de Hoogleraar Sociale geografie Jan Buursink behoren tot deze essentialistische school. Buursink beargumenteert in zijn boek Steden in de markt dat de identiteit

26 Gregory J. Ashworth, Pluralising Pasts: Heritage, Identity and Place in Multicultural Societies (London, 2007) 6. 27 Wouter jan verheul, ‘Plaatsgebonden identiteit: het anker voor stedelijke ontwikkeling’, In: Wim Hafkamp e.a. (red.) de stad kennen, de stad maken inleiding en inhoud (Delft, 2015) 35 - 48 alhier 40.

28 Stefan Dormans, Henk van Houtum en Arnoud Lagendijk, De verbeelding van de stad: De constructie van

(10)

9 van een stad gebaseerd is op vijf elementen die voor elke stad uniek zijn. Deze elementen zijn de ligging, leeftijd, uiterlijk, grootte en de attributen van een stad. Stadspromotie heeft in de theorie van Buursink geen identiteitsdefiniërende functie, maar stadspromotie kan enkel worden ingezet om de naamsbekendheid van de stad en haar identiteit te vergroten.29 Noordman beargumenteert dat er drie elementen van een stadsidentiteit bestaan. Ten eerste zijn er de structurele elementen. Deze structurele elementen bestaan uit de geschiedenis en locatie van een stad. Structurele elementen vormen de kern van de identiteit doordat ze een permanent karakter hebben. Noordman stelt dat structurele elementen niet te veranderen zijn. Vervolgens zijn er de de semi-statische elementen van stadsidentiteit. Deze elementen bestaan uit de omvang, het uiterlijk en het innerlijk van een stad. Semi-statische elementen kunnen niet op de korte termijn worden veranderd. Om deze elementen aan te passen, moet over meerdere generaties heen worden gedacht. Tot slot zijn er de inkleurende elementen. Dit zijn de symbolische en communicatieve uitingen van een gemeente. Door de inkleurende elementen te veranderen, zoals nieuwe logo’s of een nieuwe slagzin, denken veel gemeenten de stadsidentiteit te kunnen veranderen. Noordman beargumenteert dat dit niet het geval is, doordat de structurele en semi-statische elementen de basis vormen voor de stadsidentiteit. De inkleurende elementen brengen deze identiteit enkel tot uitdrukking.30

De constructivistische visie beargumenteert dat er niet één stadsidentiteit bestaat, maar dat het een sociale constructie is van verschillende beeldvormingen die er bestaan over de stad. Zodoende is de identiteit van de stad maakbaar en veranderlijk van aard. Het gemeentebestuur is een actieve speler in het creëren van beeldvormingen over de stad en tracht de stadsidentiteit aan te passen aan de hand van stadspromotie. De essentialistische visie stelt echter dat een stadsidentiteit weldegelijk permanente en semi-statische elementen kent. Deze elementen laten zich niet of slechts over een lange termijn veranderen. Het bestuur van een stad kan zo volgens de essentialistische visie niet de stadsidentiteit aanpassen of creëren. Stadspromotie kan enkel worden ingezet om de bestaande stadsidentiteit te benadrukken en zo de naamsbekendheid van een stad te vergroten.

Om een beter inzicht te krijgen van de Nijmeegse stadsidentiteit in de periode na de Tweede Wereldoorlog zal dit onderzoek zich richten op de vraag: Hoe heeft de Nijmeegse stadspromotie zich tussen 1945 en 2011 ontwikkeld en hoe verhoudt de stadspromotie zich tot stadsidentiteit en de maakbaarheid hiervan? De onderzoeksperiode start in 1945 omdat de Tweede Wereldoorlog, zoals

29 Jan Buursink, steden in de markt: het elan van citymarketing (Muiderberg, 1991) 94. 30 Theodorus B.J. Noordman, Cultuur in de citymarketing (2004, s-Gravenhage) 108.

(11)

10 hierboven omschreven, een breuk vormt met de periode daarvoor. De stad is ernstig beschadigd en begint vanaf dat moment met de wederopbouw. Om de ontwikkeling van de Nijmeegse stadspromotie duidelijk in kaart te brengen is de onderzoeksperiode opgedeeld in drie verschillende fases. De fases lopen respectievelijk van 1945 tot 1980, 1981 tot 2005 en 2005 tot 2011. Elk van deze fases wordt gekenmerkt door een andere omgang met stadspromotie van de Nijmeegse gemeente. Bij elke fase zal dan ook worden gekeken naar de vragen: hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet? Welke middelen werden gebruikt om de stad te verkopen of aan te prijzen? Tevens wordt er per fase gekeken welke beeldvorming over de stad werd gerepresenteerd door de Nijmeegse gemeente? Welke ontwikkelingen zijn er te zien in de beeldvorming? Elke fase wordt besproken in een eigen hoofdstuk. De fases zullen in chronologische volgorde worden behandeld, waarna er afgesloten wordt met een concluderend hoofdstuk.

De bronnen die worden gebruikt in het onderzoek zijn hoofdzakelijk afkomstig uit het Regionaal Archief Nijmegen (RAN). Hoewel er per fase andere bronnen aan bod zullen komen, is voor de grote lijn van de Nijmeegse stadspromotie gekeken naar de nieuwjaarstoespraken en algemene beschouwingen van de Burgemeesters tussen 1945 - 2001. In deze toespraken zal worden gekeken naar de eerder door Verheul benoemde identiteitsdefiniërende narratieven van de burgemeesters. Naar welke aspecten van de stad verwijzen zij in hun toespraken? Welke beeldvorming over Nijmegen blijkt hieruit? De nieuwjaarstoespraken tussen 1945-1983 zijn te vinden in het regionaal archief. Voor de periode na 1983 is de het archief van de gemeente nog semi-dynamisch. Echter, de RAN heeft toegang verschaft tot de notulen van de raadsvergadering voor de periode 1983 - 2001, waardoor het mogelijk is geweest om naar de algemene beschouwing te kijken. Voor de periode 1983 - 2001 wordt er naar de algemene beschouwingen gekeken omdat de nieuwjaarstoespraken voor deze periode niet zijn opgeslagen in het archief. In de nieuwjaarstoespraken is enkel de burgemeester aan het woord. In de algemene beschouwingen is dit echter niet het geval. Om een goed afgebakend beeld te behouden, is ervoor gekozen ook in de algemene beschouwingen enkel te kijken naar de identiteitsdefiniërende narratieven van de burgemeester.

Om het stadspromotiebeleid van de gemeente in kaart te brengen, is er gekeken naar nota’s en wetsvoorstellen die door de Nijmeegse gemeente zijn uitgegeven. Deze nota’s en wetsvoorstellen zijn gebruikt om te onderzoeken hoe Nijmegen aan de stadspromotie deed en welke onderwerpen of thema’s de gemeente daarvoor centraal stelde. Voor de periode tussen 1945 - 2001 zijn deze documenten wederom verkregen via het RAN. Voor de derde fase is er een interview geweest met de huidige projectmanager citymarketing van Nijmegen, Wijnand Kok. De heer Kok heeft de toegang verschaft tot de

(12)

11 nota’s en andere stukken voor de periode na 2001. Naast Nota’s en Wetsvoorstellen is er ook gekeken naar de daadwerkelijke promotie van de stad. een groot aantal van de Brochures, advertenties en artikelen die de gemeente heeft laten plaatsen in verschillende kranten of tijdschriften liggen opgeslagen in het RAN. Dit promotiemateriaal is gebruikt om een beeld te krijgen van de onderwerpen en thema’s die gebruikt werden voor de Nijmeegse stadspromotie.

(13)

12

Eerste fase: ‘stad van natuurschoon en geschiedenis’

Hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet?

De periode na de oorlog liet zich in Nijmegen vooral kennen als een periode van wederopbouw. Het bombardement van 1944, de ‘granatentijd’ en de gevechten hadden grote delen van de stad vernield. Naast alle fysieke schade had het rampjaar van Nijmegen ook gevolgen voor de beeldvorming. Van Bueren stelde dat de oude keizerstad vernietigd was.31 De stad moest opnieuw beginnen. De eerste fase van de Nijmeegse stadspromotie na 1945 staat dan ook in het teken van de wederopbouw. Het creëren van werkgelegenheid door het aantrekken van industrie werd gestimuleerd door de gemeente. Ook wordt stadspromotie ingezet om de naam van de stad als toeristische trekpleister te herstellen.

Hustinx bespreekt in zijn nieuwjaarsrede van 1958 dat Nijmegen voor de oorlog door het verzorgingsgebied rond de stad een echte toeristenstad was. Dit heeft de gemeente in de periode vanaf 1945 ertoe doen aanzetten extra aandacht te besteden aan het weer doen opbloeien van het toerisme in de stad. Als grootste wapenfeit voor het aantrekken van toeristen zag de gemeente het organiseren van evenementen in de stad. Tussen 1945 en 1958 zien we dan ook vele door het gemeentebestuur georganiseerde festiviteiten. Zo waren er onder andere feestelijkheden omtrent de bevrijding van Nijmegen, het nationale zwemkampioenschap, het veertigjarig bestaan van de luchtmacht en de vierdaagse.32 Voor al deze evenementen benadrukt Hustinx tevens de belangrijke samenwerking tussen het stadsbestuur en de Nijmeegse middenstand.

Het is dan ook deze middenstand waarop de Nijmeegse burgemeester een beroep doet als het organiseren van evenementen voor de gemeente onmogelijk wordt. Door de vanuit de nationale staat ingevoerde bezuinigingen kon Nijmegen het vanaf 1956 niet meer veroorloven om te investeren in evenementen. Hustinx spreekt later het vertrouwen uit over de Nijmeegse middenstand die deze taak naar zijn verwachting zal overnemen. De ondernemers van Nijmegen zijn echter niet zo ondernemend als de Burgemeester had gehoopt. In 1958 stelt Hustinx dat er door het gebrek aan burgerinitiatieven een

31 Bueren, De verwoesting van een oude keizerstad, 17.

32Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2345, Nieuwjaarsrede 1954 van Burgemeester Hustinx, 5.

(14)

13 onvermijdelijke mindering in toeristisch verkeer in Nijmegen heeft plaatsgevonden.33 Dat deze vermindering het gemeentebestuur bezighoudt, blijkt wanneer het onderwerp van burgerparticipatie een jaar later weer besproken wordt. Wederom wordt besproken dat de burgerij te weinig doet om het toerisme op pijl te houden. Als er al wat gedaan wordt, wordt er volledige financiële steun van de gemeente verwacht. Er wordt voorgesteld om instanties die zich op het terrein van toerisme bezighouden hechter te coördineren. In het verleden is er wel financiële hulp geboden aan kleine, verspreide organisaties, maar het gemeentebestuur is van mening dat die kosten niet meer tegen de baten opwegen.34 Hiermee lijkt het actief organiseren van evenementen vanuit de gemeente om de toerismebranche gaande te houden te stranden.

Dit was echter niet het enige wapenfeit van Nijmegen om zich te promoten. Al in 1949 werd door de gemeenteraad de afdeling Voorlichting in het leven geroepen. Deze afdeling was bedoeld om ‘via de pers voorlichting te geven aan de gehele burgerij, in al zijn geledingen’.35 In eerste instantie had het voorlichten vooral te maken met de wederopbouw. De afdeling organiseerde in de eerste jaren van haar bestaan wederopbouwvoorlichtingsdagen in samenwerking met het departement voor de wederopbouw. Daarnaast organiseerde ze excursies voor de gemeenteraad naar het nieuwe havengebied van Nijmegen en naar Rotterdam waar de wederopbouw aldaar bekeken werd.36 Tevens was de afdeling Voorlichting verantwoordelijk voor de uitgaven van verschillende artikelen ter promotie van het nieuwe industriegebied en een uitgebreid artikel in het blad ‘bouw’ over de wederopbouwplannen in Nijmegen.37

Uiteindelijk werd de afdeling Voorlichting de spil tussen de gemeente Nijmegen en de nationale, maar ook internationale, pers. De afdeling koopt advertentieruimte in nationale en internationale tijdschriften op om reclame te maken voor de stad. In eerste instantie is het aantrekken van nieuwe industrie het doel van de advertenties. Hoewel dit een doel blijft, publiceert de afdeling vanaf 1956 ook stukken om toeristen aan te trekken. Er werden onder andere advertenties geplaatst over Nijmegen in

33Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2346, Nieuwjaarsrede 1958 van Burgemeester Hustinx, 4.

34 Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2346, Nieuwjaarsrede 1959 van Burgemeester Hustinx, 5.

35 Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2344, Nieuwjaarsrede 1950 van Burgemeester Hustinx, 9.

36 RAN, 1209, 2344, Nieuwjaarsrede 1950 van Burgemeester Hustinx, 9.

37 Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 847, Tijdschrift ‘Bouw’.

(15)

14 het Duitse ‘Zeitschrift über die Niederlande’ en het Vlaamse ‘De Toerist’.3839 Ook werden er advertenties gekocht in Nederlandse blaadjes.

De afdeling Voorlichting zelf bestond in principe uit één persoon. Vanaf de oprichting tot 1961 was dat F.J. Dickmans. Daarna zou tot 1981 A. Uijen deze taak op zich nemen. Er was enkel één persoon verantwoordelijk voor de advertenties die over Nijmegen verschenen. Als er advertenties werden gekocht, dan werd er door Dickmans of Uijen precies gesteld wat er moest komen te staan en hoe het er moest komen uit te zien. Als er aan de stad werd gevraagd of er een stuk tekst geleverd kon worden voor een tijdschrift of krant, dan werd dit tevens door de afdeling Voorlichting geschreven. Naast het schrijven van stukken hield de afdeling zich ook bezig met het controleren van informatie die er over de stad verscheen. Zo spreekt Uijen de Nijmeegse VVV er in 1979 op aan dat de door hen gepubliceerde evenementenagenda niet volledig is.40 Twee jaar eerder schrijft de afdeling Voorlichting een boze brief aan het toeristenblaadje Welcome to happy Holland, omdat hierin Maastricht wordt genoemd als oudste stad van Nederland.41

Het plaatsen van advertenties, het aanleveren van informatie/teksten en het controleren van uitgaande informatie zijn de drie handelingswijzen waar de afdeling Voorlichting zich mee bezighoudt. Het kopen en plaatsen van advertenties is een vaak gehanteerde handelswijze in het begin van de organisatie. Dit veranderde echter in de jaren 70, wanneer Nijmegen in een crisisperiode terecht kwam. Lonen die sneller stegen dan de productie, wegtrekkende industrie en groeiende concurrentie van andere steden door de realisatie van de Europese samenwerking leiden ertoe dat de Nijmeegse economie het zwaar kreeg.42 Vanaf 1970 wordt er dan ook geen advertentie meer gekocht en houdt de afdeling Voorlichting zich enkel nog bezig met het controleren van informatie en het aanleveren van teksten. Dat het niet meer kopen van advertentieruimte een gevolg is van gemeentelijke bezuinigingen blijkt wanneer Uijen een verzoek krijgt om te adverteren in Die Welt. Hij schrijft dan terug: ‘op zich aantrekkelijk, maar geen geld’.43 Als gevolg hiervan neemt het aantal publicaties over Nijmegen in de jaren 70 sterk terug.

Een andere belangrijke speler wat betreft de stadspromotie is de Nijmeegse VVV. Al vanaf de oprichting in 1893 hield deze organisatie zich bezig met het promoten van de stad. Tijdens de Tweede

38Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 848 - 849, Publicaties Zeitschrift über die Niederlande 1958, 1959, 1960, 1961.

39RAN, 1209, 847, Publicatie ‘De Toerist’ 1956.

40 RAN, 1209, 849, Brief Ab Uijen aan VVV over niet volledig zijn agenda 1979. 41 RAN, 1209, 849, Publicatie Welcome to happy Holland 1977.

42 Paul M. M. Klep ‘de crisisperiode 1973-1990’ in Nijmegen, een geschiedenis van de oudste stad van Nederland 298 - 301 alhier 298.

(16)

15 Wereldoorlog was het werk van de VVV stil komen te liggen, maar vanaf 1945 pakte de organisatie haar taken weer op. In eerste instantie werd dit bekostigd uit particuliere financiële steun en donaties.44 Vanaf 1948 zou de gemeente Nijmegen de VVV gaan subsidiëren. Hoewel de burgemeester van Nijmegen erelid was en het hoofd van de afdeling Voorlichting optrad als gemeentelijke vertegenwoordiger opereerde de VVV onafhankelijk van de gemeente. Ab Uijen houdt als gemeentelijke vertegenwoordiger in de vergaderingen van de VVV een zeer passieve houding aan. Dit doet vermoeden dat hij eerder optrad als contactpersoon dan als onderdeel van het bestuur.45

Welke beeldvorming bestaat er over Nijmegen in de eerste fase?

Nijmegen wil in de periode na de Tweede Wereldoorlog werkgelegenheid creëren door industrie aan te trekken en het toerisme weer op gang te krijgen. Dit werd gedaan door evenementen te organiseren en actief over de stad te publiceren. Het doel van de promotie was zodoende duidelijk. Maar welke beeldvorming over de stad bracht de gemeente naar buiten in de promotie?

Wat wordt benadrukt als goede reden om naar Nijmegen te komen, is de natuur en de omgeving van de stad. Dit geldt zowel voor industrie als voor toeristen. Door het natuurschoon en de ruimte die de stad biedt, wordt Nijmegen neergezet als een fijne stad om te wonen en werken.46 Toeristen worden gelokt door de nadruk te leggen op de afwisseling in het natuurschoon in en rondom Nijmegen.47 De verscheidenheid aan soorten natuur met onder andere bossen, heides en reservaten in de omgeving en de kleine afstand tussen stad en groen worden gepresenteerd als elementen die Nijmegen als stad uniek maken.

Ook worden de geschiedenis en de tradities van de stad gebruikt als promotie. Dit wordt op twee manieren gedaan. Allereerst worden er evenementen georganiseerd die de leeftijd van de stad benadrukken. In 1955 is het 1850 jaar geleden dat Nijmegen Romeinse stadsrechten heeft verkregen. Volgens de gemeenteraad is het belangrijk dat dit groots gevierd wordt.48 Ten tweede wordt in nagenoeg

44 Holthuizen, Nijmegen vooruit, 74.

45Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 9111-9112, Jaarverslagen en notulen van de VVV Nijmegen.

46Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 848,Publicatie Voormalig Verzet Nederland 1963.

47RAN, 1209, 848, Publicatie Voormalig Verzet Nederland 1968.

48Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2345, Nieuwjaarsrede 1955 van Burgemeester Hustinx, 7.

(17)

16 elke publicatie een verwijzing gemaakt naar de leeftijd van de stad. Opmerkelijk is dat elke historische verwijzing gepaard gaat met een verwijzing over hoe bruisend de stad nog altijd is. Uijen adverteert de stad als een ‘stad van historische traditie en dynamische toekomstplannen’.49 Later wordt dit veranderd in: ‘Stad aller tijden, met haar vierdaagse en andere kleurrijke tradities gezegend met een rijk geschakeerd natuurschoon’. Net als in de stadspromotie benoemt burgemeester Hustinx ook veelvuldig leeftijd en geschiedenis van de stad in zijn nieuwjaarsredes.

De geschiedenis en de tradities zijn belangrijke aspecten van de Nijmeegse promotie. Het geeft de stad legitimiteit en het feit dat het de oudste stad van Nederland zou zijn, maakt de stad nog unieker.50 Het belang van de geschiedenis voor de promotie wordt benadrukt in de verdedigende houding die Uijen aanneemt als hij in 1977 in het toeristenblaadje welcome to happy Holland leest dat Maastricht de oudste stad van Nederland zou zijn en Utrecht de op één na oudste. In een boze brief stelt hij dat dit niet waar is en dat dit recht gezet dient te worden.51

In de raadsvergaderingen wordt de katholieke universiteit van Nijmegen vanaf de jaren 60 steeds meer benoemd. Er wordt in de jaren 50 wel al gesproken over de congressen in de stad, waardoor de academische en intellectuele wereld haar aandacht zou vestigen op Nijmegen.52 In 1964 stelt Hustinx dat de universiteit almaar blijft groeien en zo meer en meer een onlosmakelijk deel van Nijmegen aan het worden is dat ‘een steeds merkbaardere stempel op de stad drukt’.53 Dat de universiteit vanaf de jaren 60 steeds merkbaarder aanwezig is in de stad is te verklaren door de groei die de onderwijsinstelling vanaf 1960 meemaakt. Door de algemene bevolkingsgroei en de toenemende toegankelijkheid van het onderwijs stijgt het aantal studenten van 1900 in 1955 naar 10.00 in 1970. In deze periode bereidt de universiteit zich tevens uit met nieuwe faculteiten.54 Het is dan ook vanaf dan dat de universiteit en de congressen die gehouden worden bijna jaarlijks geprezen worden in de nieuwjaarsrede. De universiteit lijkt een steeds nadrukkelijkere plaats in te nemen in de beeldvorming over de stad. Dit uit zich echter niet in de publicaties van de afdeling Voorlichting. Er zijn in het archief geen publicaties waarin Dickmans of Uijen iets laten publiceren over de universiteit. Ook wordt de stad niet voorgesteld als universiteitsstad door de beide heren.

49Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 848,Publicatie Voormalig Verzet Nederland 1965.

50 Ashworth, Pluralising Pasts, 5.

51RAN, 1209, 849, Brief van Uijen aan welcome to happy Holland 1977 52 RAN, 1209, 2346, Nieuwjaarsrede 1957 van Burgemeester Hustinx 5.

53 Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2347, Nieuwjaarsrede 1964 van Burgemeester Hustinx, 7.

(18)

17 In de periode na de Tweede Wereldoorlog wordt Nijmegen voornamelijk neergezet als een stad met geschiedenis en natuurschoon. Deze twee elementen worden ingezet voor het aantrekken van zowel toeristen als bedrijven. Hoewel er wordt benadrukt dat de Radboud Universiteit een steeds grotere positieve stempel drukt op de stad wordt dat in deze periode niet gebruikt om mensen of industrieën aan te trekken.

Conclusie

In de periode na de Tweede Wereldoorlog ziet Nijmegen het als noodzaak om de naam als toeristenstad weer terug te brengen. Ook acht de gemeenteraad het als zijn taak om werkgelegenheid te creëren. Er waren twee manieren waarop de gemeente dit voor elkaar probeerde te krijgen. Ten eerste werden er evenementen in de stad georganiseerd. Ten tweede werden er advertenties over de stad geplaatst in nationale en internationale tijdschriften.

Hoewel de gemeente het adverteren van de stad als belangrijk beschouwde, wordt er geen overkoepelend plan voor gecreëerd. Het kopen, controleren en schrijven van de publicaties over Nijmegen in tijdschriften wordt een taak van de afdeling Voorlichting. Deze afdeling bestond echter maar uit één persoon. Er bestond geen promotieplan waarin afspraken werden gemaakt over hoe, waar en waarom er geadverteerd moest worden. De keuzes van de tijdschriften waarin gepubliceerd ging worden, maar ook de inhoud van die advertenties werden door één persoon gemaakt. Deze persoon plaatse zelf advertenties in uiteenlopende bladen. Tevens werd er gereageerd op verzoeken van tijdschriften om iets te publiceren. Hierdoor kende de promotie van Nijmegen in tijdschriften geen structureel karakter.

Ook de georganiseerde evenementen in deze periode lijken meer ad-hocbeslissingen te zijn geweest. Als er een reden kwam om iets te organiseren dan werd dit aangegrepen voor de promotie. Een voorbeeld hiervan is het 40-jarig bestaan van de luchtmacht dat gevierd werd, maar ook het vieren van het 1850-jarig jubileum van de Nijmeegse stadsrechten. Doordat er geen promotieplan was, hadden de georganiseerde evenementen geen samenhang of algemeen thema. Het organiseren van evenementen in de stad lijkt het doel van de promotie op zich.

De Nijmeegse stadspromotie tussen 1945 en 1980 bestaat uit onsamenhangende activiteiten die een gevolg zijn van ad-hocbeslissingen. Ondanks het gebrek aan een promotieplan zijn er wel gelijkenissen te vinden in de beeldvorming van de stad die wordt gepromoot. Deze is tweeledig, het afwisselende ‘niet Nederlandse’ natuurschoon wordt benadrukt als een uniek aspect van de stad. Deze beeldvorming van

(19)

18 groene stad wordt ingezet voor zowel het aantrekken van toerisme als voor de industrie. Ten tweede speelt de geschiedenis van de stad een rol in de beeldvorming van de eerste fase. niet alleen worden er verschillende evenementen georganiseerd door de gemeente omtrent de geschiedenis van de stad. Maar tevens wordt de geschiedenis van de stad veelvuldig benoemt in de promoties en in de speeches van de burgemeester. Hoewel de Universiteit wel wordt besproken en aangemerkt als belangrijk onderdeel van de stad speelt het in de promotie van de gemeente nog geen rol.

(20)

19

Tweede fase: ‘Nijmegen in de markt’

Hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet?

Wat de gemeente ook probeert, de economie van Nijmegen lijkt halverwege de twintigste eeuw blijvend in het slop te zitten. Vanaf 1963 waren de lonen explosief gestegen in verhouding tot de productie, hierdoor liep de winst van de bedrijven terug en stagneerde ook de werkgelegenheid. Als in de jaren 70 het economische landschap verandert en ook de concurrentie van andere steden toeneemt door een steeds intensiever wordende Europese samenwerking breekt een crisisperiode aan.55 Het stadsgewest Nijmegen, de gemeente Nijmegen, de Kamer van Koophandel en fabrieken voor Nijmegen en negen omliggende gemeenten besluiten in 1976 om nauwer samen te gaan werken. Het samenwerkingsverband stelt dat er onderzoek gedaan moet worden naar de economie. Het Aktieprogramma Regionale Ekonomie (A.R.E.) wordt in het leven geroepen. De taak van deze organisatie luidt: ‘het blijvend inzichtelijk maken van de ekonomische struktuur van de regio Nijmegen, het aangeven van de te verwachten ontwikkelingen van deze structuur bij gelijkblijvend beleid, het geven van inzicht in de mogelijkheden om deze ontwikkeling te beïnvloeden en het waar mogelijk aanreiken van de stuurmiddelen die daartoe moeten worden aangewend’.56 Het onderzoek zal leiden tot het beleidsplan ‘Aan de slag’ van het A.R.E., dat in 1980 wordt aangenomen.

Het voornaamste doel van het beleidsplan was het in balans brengen van de werkgelegenheid in de regio Nijmegen. Dit betekende dat er per saldo 16.000 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd dienden te worden in een periode van tien jaar.57 Om dit mogelijk te maken hanteert het A.R.E. in eerste instantie acht actievelden. Deze werden echter al snel teruggebracht naar vier actievelden, te weten: stimulering bedrijfsleven, ruimtelijke en milieuaspecten, toerisme en arbeidsmarkt. Voor het aantrekken van toerisme en het stimuleren van het bedrijfsleven ziet het A.R.E. stadspromotie als een belangrijk middel. Het A.R.E. beschouwt het echter niet als hun taak om deze stadspromotie zelf te initiëren. In plaats daarvan wil de organisatie als bemiddelaar optreden en samenwerking bevorderen.

55Klep,Perioden van hausse en crisis, 298

56Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 1473, Onderzoek actieprogramma regionale economie: regio Nijmegen, 1979. 1.

57Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1220, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2780, Rapport ‘A.R.E aan de slag’ en evaluatie van het samenwerkingsverband, 1982, 10.

(21)

20 Het actieveld toerisme wordt in het reflectieverslag over het A.R.E. kritisch bekeken. Er worden vraagtekens geplaatst bij het nut van dit actieveld, omdat er al meerdere instanties zich bezighouden met het aantrekken van toerisme. Het Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan (TROP), de streek-VVV en de recreatieschappen vormen hier het speelveld. Het A.R.E. stelt zichzelf dan ook als hoofddoel om contact te houden tussen deze verschillende spelers. Tevens houdt het A.R.E. zich bezig met het stimuleren van promotieactiviteiten en het bevorderen van nieuwe initiatieven.58 Het zelf actief promoten van de regio/stad zal zich vooral richten op het aantrekken van congressen. Dit wordt gezien als een nuttige zaak, omdat het de stad bekendheid en aanzien geeft. De overige stadspromotie dient vanuit de andere instanties te komen, hierin zou het A.R.E. wel een ondersteunende rol kunnen spelen.59 Wat betreft de stadspromotie gericht op het aantrekken van toerisme vormt het A.R.E. de eerste poging om de gefragmenteerde promotie meer samen te trekken. Ook voor het stimuleren van het bedrijfsleven acht het A.R.E. stadspromotie als belangrijk middel. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen promotie en acquisitie. Met acquisitie worden alle activiteiten bedoeld voor het aantrekken van nieuwe bedrijven en industrieën. Het A.R.E. acht het niet nuttig om zich bezig te houden met specifieke acquisitie. In plaats daarvan houdt het zich bezig met de meer ‘ad-hocactiviteiten’, zoals het maken van folders en advertenties. Dit is volgens het A.R.E. meer ‘in de sfeer van het promoten in bredere zin liggen’.60

Het Aktieplan Regionale Ekonomie Nijmegen wordt begin jaren 80 in het leven geroepen om meer inzicht te krijgen in de economie van niet alleen de stad, maar ook haar omgeving. Hoewel de hoofddoelstelling in 1982 niet gehaald is, besluit de gemeente het A.R.E. aan te passen, maar wel te behouden, aangezien de organisatie op verschillende punten belangrijke toevoegingen heeft. De coördinerende taken die het samenwerkingsverband had in het actieveld toerisme worden geprezen. Er wordt gesteld dat deze uitgebouwd dienen te worden. Ook het actieveld ‘stimulering bedrijfsleven’ wordt uitgebreid. Hier komt onder andere het ondersteunen van de activiteiten rondom het promoten van een Nijmeegs ‘science-park’ bij.

Vanaf 1984 besluit Nijmegen naast de regionale samenwerking ook zelf een instantie in het leven te roepen om de nog altijd prangende problemen van de stadseconomie aan te pakken. De Dienst Economische Zaken die wordt opgericht heeft als een van zijn hoofdtaken ‘werving van nieuwe

58RAN, 1220, 2780, 16.

59Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1220, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 2723, actieprogramma Regionale Economie ARE Regio Nijmegen : Beleidsverslag 1981,

actieprogramma 1982, 1983, 9. 60 RAN, 1220, 2780, 13.

(22)

21 bedrijvigheid en werkgelegenheid (acquisitie)’.61 Een jaar later worden de plannen gepubliceerd met betrekking tot het Nijmeegse acquisitie-/promotiebeleid. De Dienst Economische Zaken gaat zich bezighouden met zowel het aantrekken van industrie als het vergroten van de toeristische toestroom. Het acquisitiebeleid dient een systematische aanpak te krijgen die erop gericht is de economie structureel te verbeteren en de werkloosheid tegen te gaan. Dit moet gerealiseerd worden door het opzetten van actieplannen en projecten met langetermijndoelstellingen. Advertenties, deelname aan beurzen, voorlichtings- en promotiemateriaal, audiovisuele dia-series en wervingsbrochures worden door de Dienst Economische Zaken als ‘onontbeerlijke middelen’ gezien om de verkoopboodschap aan de man te brengen.62 Er wordt benadrukt dat de markt erg veranderlijk van aard is. De ingezette middelen zullen om die reden dan ook afgestemd moeten worden op de actuele omstandigheden.

Voor het aantrekken van buitenlandse industrie richt de Dienst Economische Zaken zich op Amerika en Japan. De keuze is gebaseerd op het feit dat de economieën van de beide landen in deze tijd een sterke groei doormaken. Vanaf 1979 zijn er al verschillende gemeentelijke delegaties naar Amerika afgereisd om bedrijven te overtuigen zich in Nijmegen te vestigen. Deze acquisities worden beschouwd als succesvol en dienen door de Dienst Economische Zaken voortgezet te worden. Daarbij dient wel vernieuwing plaats te vinden in de inhoudelijke aspecten van de verkoopboodschap.63 Naar Japan is reeds in 1982 een Nijmeegse delegatie onder leiding van Burgemeester Hermsen afgereisd. De Dienst Economische Zaken gaat het acquisitiebeleid richting Japan stevig opvoeren. Onder andere het direct mailing van in Duitsland gevestigde Japanse bedrijven en het met vaste regelmaat verspreiden van de Nijmegen investment newsletter zullen worden ingezet om een herkenbaar imago op te bouwen. Er wordt gesteld dat het belangrijk is voor de acquisitie richting Japan dat er langdurige, aanhoudende inspanningen worden gedaan. Dit wordt van belang geacht, omdat Japan een andere cultuur en mentaliteit kent dan Amerika wat betreft investeringsbesluitsvorming.64

Tevens wordt het vergroten van de toeristische toestroom naar de stad een taak van de Dienst Economische Zaken. In de nota wordt de toeristische sector aangeduid als een nog niet volledig ontwikkeld gebied van de Nijmeegse economie. Er wordt benadrukt dat er weldegelijk projecten zijn gestart met betrekking tot het aantrekken van toerisme, zoals de verbouwing van de Waalkade en de

61Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 1435, Interim rapportage van de verandering groep economische zaken 1984, 1.

62Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, 1209, Secretarie Gemeente Nijmegen / Organisme - Algemeen 1946 - 1984, 1437, Analyse economische problematiek, bedrijfskader en activiteiten 1985, 34.

63 RAN, 1209, 1437, 36. 64 Ibidem, 37.

(23)

22 komst van het casino. Echter, de Dienst Economische Zaken pleit ervoor dat er een samenhangend gemeentelijk beleids- en actieplan wordt opgesteld. Met dit plan hoopt men dat er een duidelijke lijn komt, waardoor de gehele promotie effectiever zal zijn. Het beleidsplan dat zou moeten worden opgesteld, dient makkelijk te moeten kunnen worden omgezet in projecten en acties door overheidsinstanties, particulieren en de streek-VVV. Dit alles moet gerealiseerd worden door een gemeentelijk coördinatiepunt in het leven te roepen. De Dienst Economische Zaken stelt voor deze organistatie bij zichzelf onder te brengen. Er komt dan een toeristische contactfunctionaris, die als aanspreekpunt zal dienen voor alle verschillende actoren die zich bezighouden met de promotie van Nijmegen omwille van het toerisme.65

Naast het acquisitie-/promotiebeleid tracht de Dienst Economische Zaken Nijmegen een grotere bekendheid te geven door het organiseren van evenementen. Ook op dit gebied wordt benadrukt dat er al evenementen worden georganiseerd, maar dat een gecoördineerde werkwijze een succesvoller resultaat zou hebben. Wat de evenementen betreft, stelt Dienst Economische Zaken voor om congressen te organiseren. Ze stellen een samenwerking voor tussen de katholieke universiteit en de streek-VVV. Deze drie instanties zouden congressen of symposia kunnen gaan organiseren die van belangrijke promotionele waarde zijn voor de stad.66

De tweede fase van stadspromotie kent een meer gestructureerde werkwijze, waarbij samenwerking centraal staat. Er wordt onderzoek gedaan naar de blijvende problematiek in de economie. De groeiende kennis van de gemeentelijke, regionale, maar ook de provinciale financiële structuren zijn het startschot geweest voor de nieuwe werkwijze. Zoals blijkt uit de acquisitie richting Japan en Amerika wordt er eerst onderzoek gedaan naar de markt en wordt de manier van promotie/acquisitie daarop afgestemd. Net als in fase 1 blijft het benadrukken van sterke punten van de stad of gemeente de manier die wordt gebruikt om een zo positief mogelijk beeld van de stad te creëren.67

Welke beeldvorming bestaat er over Nijmegen in de tweede fase?

65 Ibidem, 44.

66 Regionaal Archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, Historische literatuur, br 2804, ‘Nijmegen in de markt’ het stedelijk economisch beleidsplan 86’ - 89’,1986 5.

(24)

23 Voor het aantrekken van toeristen en industrie wordt er geprobeerd een positieve beeldvorming over de stad te creëren. De Dienst Economische Zaken stelt dat dit gedaan moet worden door het ‘specifieke en unieke van stad en regio over te brengen en aan de man te brengen’.68 Ook in de manier waarop Nijmegen in de markt wordt gezet, is er een verschil tussen de op toeristen afgestemde promotie en de op industrie gerichte acquisitie.

Aangezien Japan en Amerika de sterkste en snelst groeiende economieën zijn, wordt ervoor gekozen in deze twee landen te acquireren. In de doelstelling wordt benadrukt dat het van belang is elke markt individueel te bekijken en ook blijvend in de gaten te houden. Markten zijn veranderlijk van aard en daarom moet de acquisitie steeds opnieuw worden overwogen.69 De acquisitie naar Amerika en Japan krijgt een internationaler karakter. In zowel de Amerikaanse als de Japanse acquisitie wordt de ligging van Nijmegen benadrukt als een sterk argument om je als bedrijf hier te vestigen. De stad ligt strategisch tussen de Randstad en het Ruhrgebied en bevindt zich tussen twee grote handelsrivieren. Zodoende plaatst Nijmegen zich in een Europees perspectief. Het hoge werkloosheidspercentage in Nijmegen wordt voor de acquisitie juist ingezet als een positief punt. Hierdoor is er een groot arbeidspotentieel voor de nieuwe bedrijven. Tevens wordt Nijmegen aantrekkelijk gemaakt door de investeringspremieregeling (I.P.R.). Deze regeling biedt financiële voordelen aan nieuwe bedrijven en wordt dan ook als zeer belangrijk gezien voor het aantrekken van nieuwe industrieën.70

Voor de promotie die gericht is op het stimuleren van toerisme stellen zowel het A.R.E. als de Dienst Economische Zaken dat de VVV hier een leidende rol in zal gaan spelen. Het is dus nuttig om te kijken welk beeld de Nijmeegse streek-VVV naar buiten brengt over de stad in deze periode. Hieruit komt een vertrouwd beeld van stadspromotie naar voren. In de jaren 80 wordt namelijk de campagne ‘Rijk van Nijmegen: ons binnenste buitenland’ gelanceerd. De VVV zet hierbij in op de niet-Nederlandse natuurlijke omgeving van Nijmegen. Nijmegen wordt als uniek gepromoot, omdat je nergens in Nederland zo een buitenlands landschap zou kunnen treffen.71

Een nieuw element in de Nijmeegse stadspromotie is het promoten van de stad als congresstad. Zowel bij het A.R.E. als bij de Dienst Economische Zaken wordt dit aangemerkt als een belangrijk element. Zoals eerder gesteld is de katholieke universiteit vanaf de jaren 60 een steeds grotere rol gaan spelen in de stad en beide organisaties willen dit economisch exploiteren aan de hand van stadspromotie. Volgens

68RAN, 1209, 1437, 36.

69Ibdem, 36. 70 RAN, br 2804, 10.

(25)

24 het A.R.E. moet er vooral in worden gezet op kleine congressen en vergaderingen. Ze menen dat er voor Nijmegen op het internationale congres niveau minder kansen liggen. Ook de Dienst Economische Zaken zet in op Nijmegen als congresstad. In samenwerking met de universiteit en de streek-VVV achtte de dienst meer ‘spraakmakende’ congressen te organiseren die positief zouden zijn voor de beeldvorming en de economie van Nijmegen.72 Een Nijmegen dat bekend staat als congresstad zou een positieve aantrekkingskracht hebben op nieuwe bedrijven.

In fase één van de Nijmeegse stadspromotie speelden de geschiedenis en tradities van de stad een belangrijke rol. Dit element blijkt in de tweede fase wat afgenomen te zijn. De acquisitie richt zich meer op de zakelijke voordelen voor de bedrijven en de VVV plaatst promotioneel het omliggende natuurschoon voorop. Er wordt in de brochures van de VVV nog wel opgemerkt dat Nijmegen de oudste stad van Nederland is. Dit komt echter slechts zeer kort aan bod.73 Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in de organisatie van de VVV zelf. Vanaf 1969 was de Nijmeegse VVV samengegaan met die van de omliggende gemeenten.74 Hierdoor wordt er in de promotie veel aandacht besteed aan de omgeving en de natuur die de omringende gemeenten bezitten. Dat Nijmegen een oude stad is, speelt dan in de promotie van de VVV nog maar een kleine rol. In de nota ‘Nijmegen in de markt’ stelt de Dienst Economische Zaken wel nog dat het aantrekkelijk kan zijn voor het toerisme om meer aandacht te besteden aan het Romeinse verleden en aan de historisch-archeologische vondsten van de stad. Echter, zaken als het Waalkade Project en het nieuwe casino lijken in deze fase meer nadruk te krijgen dan de geschiedenis van de stad. beide projecten werden gerealiseerd door geld dat de gemeente kreeg om werkgelegenheid te vergroten. Door de Waalkade op te knappen en een casino te bouwen tracht de stad werkgelegenheid te creëren door de komst van meer toeristen.75

Conclusie

De tweede fase van de Nijmeegse stadspromotie begint wanneer er onderzoek wordt gedaan naar de structurele problemen van de regionale economie. Uit dit onderzoek volgt een rapport waarin

72 RAN, br 2804, 5.

73 Regionaal archief Nijmegen (RAN), Nijmegen, Historische literatuur, br 1029, brochure Rijk van Nijmegen : ons binnenste buitenland, 1987.

74 betreffende gemeenten Wijchen, Groesbeek (heilige landstichting), Mook, Heumen, Beek-Ubbergen, Berg en Dal, Beuningen en Millingen aan de Rijn.

(26)

25 stadspromotie als belangrijk middel wordt gezien om de situatie te kunnen veranderen. Om dit te bewerkstelligen, wordt het A.R.E. in het leven geroepen. Het A.R.E. doet zelf echter niet aan stadspromotie, maar het tracht de samenwerking te bevorderen tussen de al bestaande instanties. In navolging van dit regionale samenwerkingsverband start de gemeente Nijmegen een eigen instantie die zich bezig gaat houden met de stadspromotie. De Dienst Economische Zaken zal zich meer op de stad richten. Hoewel deze instantie ook de samenwerking wil bevorderen, gaan zij voor een actievere houding met betrekking tot de stadspromotie.

Zowel het A.R.E. als de Dienst Economische Zaken tracht het gefragmenteerde karakter van stadspromotie tegen te gaan. Er dient samengewerkt te worden en een beleidsplan te worden gemaakt om efficiënter te werk te gaan. Net als in de eerste fase wordt stadspromotie als belangrijk middel gezien om de economie te verbeteren. Hiervoor moeten er echter wel langetermijndoelen worden opgesteld en beleidsplannen worden gemaakt. Op het eerste gezicht lijkt de aanhoudende economische malaise van de regio de voornaamste aanleiding van de nieuwe ideeën over stadspromotie. Dit verklaart echter niet dat de nieuwe ideeën juist in de jaren 80 van de grond kwamen. De werkloosheid in Nijmegen was immers al een veel ouder probleem. Het is aannemelijker dat de nieuwe manier van stadspromotie een gevolg is van een diepere kennis over de markt en economie. Het onderzoek dat vooraf ging aan het ontstaan van de A.R.E. en de Dienst Economische Zaken maakte de economische regionale structuren inzichtelijk. Wilde men deze structuur veranderen, dan was een langetermijnplan en samenwerking nodig. Zodoende was de gefragmenteerde en ad-hocwerkwijze die in fase één gehanteerd werd niet meer bruikbaar.

De nieuwe, meer gestructureerde en zakelijke manier van stadspromotie heeft ook invloed op de beeldvorming die de stad over zichzelf naar buiten brengt. Voor de acquisitie werd er gekozen voor specifieke markten die voor de stad van belang kunnen zijn. De beeldvorming wordt dan ook zakelijker aangepast voor deze markten. Voor de internationale industrieën wordt een internationaal beeld geschept van een Nijmegen dat tussen twee belangrijke industriegebieden van Europa ligt. Een goede geografische positie en een werkloosheidspercentage worden gebruikt om nieuwe industrieën aan te trekken. Een meer toegespitste, zakelijke acquisitie zorgt ervoor dat Nijmegen in een Europees kader wordt gepositioneerd wat betreft de internationale promotie.

De katholieke universiteit groeit enorm in deze periode en begint dan ook steeds een belangrijkere factor te worden in de beeldvorming over de stad. Het A.R.E. en de Dienst Economische Zaken trachtten dit te benadrukken door Nijmegen als congresstad aan te prijzen. Door het organiseren van kleine, nationale, maar wel spraakmakende, congressen in de stad, kan de stad zich meer gaan presenteren als onderwijsstad. DIt zou de stad een beter imago geven voor industrieën en toeristen.

(27)

26 Voor de stadspromotie die bedoeld is om het toerisme te bevorderen wordt er net als in de eerdere periode ingezet op het natuurschoon rondom Nijmegen. De VVV start de campagne ‘Rijk van Nijmegen: ons binnenste buitenland’, waarin de regio vooral wordt neergezet als een ‘niet Nederlands’ en daardoor mooi en uniek landschap. De VVV is niet meer enkel voor Nijmegen maar is samengegaan met die van de omliggende gemeenten in een streek-VVV. Dit kan verklaren waarom in deze periode de geschiedenis van Nijmegen minder wordt gebruikt in de beeldvorming van de stad. De focus op de omliggende natuur is voor de hele streek een promotiemiddel, waar de geschiedenis en tradities van Nijmegen alleen voor de stad gelden als promotiemiddel. Op die manier komt de geschiedenis van de stad minder naar voren in de beeldvorming in de tweede fase.

(28)

27

Derde fase ‘Altijd Nijmegen’

Hoe wordt stadspromotie door de Nijmeegse gemeente ingezet?

De derde fase van stadspromotie vindt zijn oorsprong in de discussienota citymarketing van 23 maart 2005. Er wordt gesteld dat Nijmegen de wijken sterk en de stad sociaal moet houden. Om dit te bereiken is het volgens deze nota belangrijk dat de stad gaat samenwerken met mensen en organisaties. Deze twee groepen hebben echter de keuze uit Nijmegen en andere steden. De concurrentie kan ervoor zorgen dat mensen of organisaties in de eerste plaats niet naar Nijmegen komen of uit de stad vertrekken. Als remedie voor dit probleem wordt citymarketing geopperd. Met citymarketing wordt bedoeld dat ‘we de stad en de communicatie erover optimaal afstemmen op de wensen van de voor de stad belangrijke doelgroepen’.76

De discussienota stelt dat er gestreefd moet worden naar een gewenst imago door de gemeente. Er wordt een aantal eisen benoemd waaraan zo’n gewenst imago zou moeten voldoen. Ten eerste mag het nieuwe imago niet al te veel afwijken van het al bestaande imago van de stad. Dit zou enkel leiden tot verwarring. Tevens zou het risico gelopen worden dat de communicatie over de stad ongeloofwaardig wordt. Het imago van een stad kan alleen bestaan uit waarheidsgetrouwe elementen. Ten tweede moet een imago simpel verwoord kunnen worden. De hoofdboodschap van de stad moet in maximaal drie statements uitgedragen worden. Voorkomen moet worden dat er lijstjes of opsommingen met sterke elementen van de stad gebruikt worden. Tot slot moet er per doelgroep worden bekeken welk imago wordt uitgedragen. Echter, deze imago’s mogen elkaar niet tegenspreken. Het is niet ondenkelijk dat mensen zich binnen verschillende doelgroepen bevinden. In een ideale situatie moeten alle imago’s voor de verschillende doelgroepen onder één algemeen imago vallen.77

Nieuw in deze manier van stadspromotie is de focus op de al aanwezige inwoners en ondernemers van de stad. Als hoofddoelgroep wordt in de discussienota dan ook ‘de Nijmegenaar’ genoemd. De inwoners van de stad worden aangemerkt als ‘met afstand het krachtigste promotiemiddel’.78 Wanneer Nijmeegse inwoners of ondernemers zelf trots zijn op hun stad zullen zij als ambassadeur van de stad

76 Gemeente Nijmegen, verkregen via Wijnand Kok, Discussienota (2005) 1. 77 Gemeente Nijmegen, Discussienota, 9-10.

(29)

28 optreden. De trots op de stad zal via de citymarketing gestimuleerd worden door het promoten van een positief imago. Tevens wordt er gesteld dat het belangrijk is om sociale eenheid te creëren. Om de sociale eenheid te bevorderen, moeten mensen zich over de breedte meer betrokken voelen met andere Nijmegenaren. In de discussienota wordt dan ook gesuggereerd dat de gemeente ontmoetingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen van Nijmegen moet stimuleren.79

De discussienota werd goed ontvangen door het college van burgemeesters en de wethouders onder leiding van Guusje ter Horst. Er werd een collegevoorstel gedaan over het oprichten van een stichting Nijmegen promotion. Deze stichting zou het citymarketingbeleid uit moeten gaan voeren. Als voornaamste taken had de stichting het ontwikkelen van promotiecampagnes, het creëren van het Nijmegen-ambassadeursschap en de themajaren 2007 en 2009.80 Stichting promotion Nijmegen lijkt echter net goed en wel onderweg met het uitvoeren van deze taken als de stekker uit het project wordt getrokken. De in 2007 nieuw aangestelde burgemeester Thom de Graaf en zijn college besluiten namelijk kort na hun aanstellen dat de gemeente meer inspraak moet hebben wanneer het gaat over citymarketing. Hoe dichter de gemeente bij de besluitvorming is betrokken, hoe beter de stadspromotie aansluit bij de gemeentelijke programma's. Deze manier van werken zou tevens de haalbaarheid van de evenementen vergroten.81 Dit alles wordt besloten tijdens de voorbereiding van het themajaar ‘gezonde stad’ dat nog datzelfde jaar zal plaatsvinden. De taken omtrent het organiseren en uitvoeren van dit themajaar worden uitgevoerd door de gemeente zelf, wat het einde betekent van het al uiterst korte leven van de stichting Nijmegen promotion.

De discussienota citymarketing wordt echter niet vergeten. Na het organiseren van het themajaar ‘de gezonde stad’ besluit de gemeente door te zetten met het citymarketingbeleid. Dit moet echter wel op een andere manier. In 2008 wordt er besloten dat er op systematische wijze gewerkt moet worden aan een samenhangende en onderscheidende profilering van de stad. Effectief houdt dit in dat de gemeente een tweesporenbeleid gaat voeren. Het eerste spoor hiervan is de profilering van de stad. Dit houdt in dat de gemeente een aantal elementen kiest die de unieke eigenschappen van Nijmegen als stad benadrukken. In het beleidsplan wordt gesteld dat dit het profiel van de stad zal ‘aanscherpen en inkleuren’. Als tweede spoor benoemt de gemeente de promotionele activiteiten. Dit spoor staat niet los van het eerste. De gemeente gaat de stad neerzetten als merk. Er worden een slogan en een beeldmerk ontwikkeld die een paraplufunctie hebben over de geprofileerde elementen van de stad. Zodoende zullen

79 Ibidem, 19

80 Gemeente Nijmegen, verkregen via Wijnand Kok, Collegevoorstel stichting Nijmegen promotie (15-09-2006), 1. 81 Gemeente Nijmegen, verkregen via Wijnand Kok, Uitvoering themajaar gezonde stad (21-01-2007) 2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

OBS De Muze wil dat nieuwe leerkrachten in de school zich snel thuis voelen en goed worden ingewerkt en begeleid, zodat deze nieuwe leerkrachten optimaal kunnen functioneren en

Niet alleen omdat erom gevraagd wordt, maar ook omdat de regio ervan overtuigd is dat samenwerking toegevoegde waarde heeft voor burgers en bedrijven.. Op het so- ciaal

Gelet op het feit dat het dagelijks bestuur de reacties moet bundelen en eventueel van reactie moet voorzien, ten behoeve van de behandeling in het algemeen bestuur op 5 juli

Financieel was het een heel spannend jaar voor de ODRN: Bij inputfinanciering is de uitgavenkant onzeker en de inkomstenkant zeker. De overgang naar outputfinanciering betekent

In het kader van deze transitie zijn per 1 januari 2016 de, tot die datum, binnen de GR Breed uitgevoerde activiteiten en de daaraan verbonden vermogensbestanddelen

Een lid van het algemeen bestuur is de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de wet verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur

De werkmethoden en werkwijzen zullen in 2014 verder geoptimaliseerd worden zodat de efficiency taakstelling gerealiseerd kan gaan worden en er op een effectieve en doelmatige

Huisarts, Praktijkondersteuner Huisarts, Zorgtrajectbegeleider en Wijkverpleging bepalen samen wie de coördinator van de cliënt wordt. Afhankelijk daarvan wordt het