• No results found

Bescherming van natuur in stedelijke gebieden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bescherming van natuur in stedelijke gebieden"

Copied!
152
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

De bescherming van natuur in

stedelijke gebieden

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van ‘Master in de

rechten’

Ingediend door

Anthony Wauters

(01606346)

Prof. dr. An Cliquet

Commissaris: Soete Anemoon

(2)
(3)

Voorwoord

Na het succesvol afronden van de studie rechtspraktijk te Hogeschool Gent besloot ik mij in te schrijven in de Rechten aan de Universiteit Gent om mijn interesse voor milieu, biodiversiteit en natuur verder achterna te gaan in deze opleiding.

Tijdens deze opleiding werd mijn kennis verruimd, mijn inzichten vernieuwd en mijn zin tot durven denken aangesterkt. Het is daarom dat ik de uitdaging niet uit de weg ging om de eerste stappen te zetten naar een onderzoek inzake het juridisch kader van stedelijke biodiversiteit. Deze masterproef is het einde van mijn traject aan de Universiteit van Gent en opent de deur naar een nieuw begin. Niet alleen heeft deze opleiding me doen groeien op academisch vlak, ook op persoonlijk vlak ben ik ontwikkeld. Zo werd mijn sociale kring vergroot en mijn netwerk uitgebreid. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om enkele van hen te bedanken voor de steun en het vertrouwen dat ik verkreeg gedurende dit traject.

In het bijzonder wil ik als eerste mijn promotor, prof. dr. An Cliquet bedanken. De masterproef ging niet alleen gepaard met opportuniteiten maar ook met enkele uitdagingen. De feedback, tips en bronnen die door mijn promotor ter beschikking werden gesteld, hebben mij enorm vooruit geholpen.

Verder wens ik prof. Myriam Dumortier, Geert Heyneman en Steven Geirnaert te bedanken om deel te nemen aan mijn interview en voor de interessante informatie die zij mij hebben verleend.

Ook mijn ouders wens ik te bedanken om mij de kans te geven om verder te studeren en mij in alle tijden hun onvoorwaardelijke steun te bieden. Mijn vrienden wil ik bedanken voor de ongelofelijke herinneringen en de beste studententijd die ik mij kon inbeelden.

Tot slot wens ik mijn vriendin te bedanken voor haar onvoorwaardelijke steun en liefde, zonder haar zou ik niet zijn wie ik nu ben.

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Inhoudsopgave ... 5 I. Inleiding ... 7 II. Onderzoeksvraag ... 8 III. Afbakening ... 8 IV. Methodologie ... 9

Hoofdstuk I - Ecologische aspecten van stedelijke biodiversiteit ... 10

Titel I - Begrippen van stedelijke biodiversiteit ... 10

1. Biodiversiteit ... 10

1.1. Begrip... 10

1.2. Hiërarchie van schalen ... 11

2. Ecosysteem ... 12

3. Ecosysteemdiensten ... 12

3.1. Begrip... 12

3.2. Relatie tussen biodiversiteit, ecosystemen en ecosysteemdiensten ... 14

3.3. Integratie ecosysteemdienstenconcept in beleid ... 15

4. Stedelijk ... 16

5. Groene ruimten ... 18

Titel II - Karakteristieken van stedelijke biodiversiteit ... 20

1. The four natures approach ... 20

2. Waarom stedelijke biodiversiteit? ... 23

2.1. Stedelijke gebieden bieden opportuniteiten voor biodiversiteit ... 23

2.2. Stedelijke biodiversiteit voorziet de mens van ecosysteemdiensten ... 25

Hoofdstuk II - Een juridisch kader voor stedelijke biodiversiteit? ... 26

Titel I - Internationaal juridisch kader ... 26

1. Het Biodiversiteitsverdrag ... 28

1.1. Juridische verplichtingen onder het Biodiversiteitsverdrag ... 30

1.2. CBD COP-beslissingen: sterkere rol voor lokale overheden ... 33

1.3. The Aichi-targets en de post-2020 periode ... 41

1.4. Knelpunten ... 47

2. De Bern Conventie ... 48

(6)

6

2.2. Aandacht voor stedelijke biodiversiteit ... 49

2.3. Soortengerichte maatregelen ... 50

Titel II - Europees juridisch kader ... 50

1. De Europese Biodiversiteits- en Groene infrastructuurstrategie ... 52

1.1. De Europese Biodiversiteitsstrategie 2020 ... 52

1.2. De Europese Groene infrastructuurstrategie ... 55

2. De Vogel- en Habitatrichtlijn ... 70

2.1. De Vogelrichtlijn ... 72

2.2. De Habitatrichtlijn ... 84

2.3. Knelpunten en opportuniteiten ... 100

Titel III - Vlaams juridisch kader ... 104

1. Grondwettelijk recht op een gezond leefmilieu en het streven naar een duurzame ontwikkeling ... 109

2. Bevoegdheidsverdeling in Vlaanderen ... 110

2.1. Gewestelijke bevoegdheden ... 110

2.2. Gemeentelijke bevoegdheden ... 110

3. Vlaamse instrumenten voor stedelijke biodiversiteit ... 110

3.1. Natuurdecreet ... 111

3.2. Ruimtelijke-ordening ... 120

Titel IV - Strategieën voor het voorzien van biodiverse groene ruimten: Case study stad Gent .... 130

1. Het in kaart brengen van biodiversiteit ... 130

2. Planologische bescherming en ontwikkeling van groengebieden ... 131

3. De kwaliteit van bestaande groene ruimten verbeteren ... 133

4. Groene ruimten verzekeren bij nieuw ontwikkelde of her-ontwikkelde gebieden ... 135

5. Inzetten op innovatieve methoden om moeilijke plaatsen te vergroenen... 135

6. Strategieën voor het behouden en uitbreiden van biodiversiteit op private eigendommen . 136 7. Conclusie... 137

Hoofdstuk IV - Eindconclusie ... 137

(7)

7

I. Inleiding

In de voorbije jaren is de aandacht voor de bescherming van biodiversiteit wereldwijd toegenomen. Biodiversiteit heeft niet enkel een intrinsieke waarde, het is ook een belangrijke voorwaarde voor de functionering van ecosystemen die de mens voorzien van verschillende voordelen (ecosysteemdiensten genaamd) die essentieel zijn voor het menselijk welzijn.

Met oog op de toename van de wereldbevolking dient vastgesteld te worden dat ook het aantal stedelijke gebieden op de aarde exponentieel stijgt. Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft, volgens de United Nations (UN) op vandaag in stedelijke gebieden (55% in 2018) 1. Tegen 2050 wordt verwacht dat 68% van de wereldbevolking in stedelijke gebieden zal leven2. Sinds het begin van de 21ste eeuw is het percentage van mensen die in steden leven op wereldschaal verviervoudigd en deze trend wordt voorspeld zich in de toekomst verder te zetten3.

De toename van mensen in steden doet vragen rijzen over hoe stedelijke gebieden in de toekomst verder moeten evolueren. Steden hebben immers een enorme impact op biodiversiteit met als gevolg dat heel wat ecosystemen degraderen en niet meer in staat zijn om de mens van essentiële ecosysteemdiensten te voorzien.

De impact van steden op biodiversiteit vindt zijn oorsprong in verschillende stedelijke processen zoals stedelijke ontwikkeling of de productie en consumptie van goederen en diensten (naast andere). Deze stedelijke processen dragen allen bij aan de directe oorzaken van biodiversiteitsverlies (namelijk, klimaatverandering, verontreiniging, wijzigingen in landgebruik of habitatvernietiging, de exploitatie van natuurlijke bronnen en de introductie van nieuwe soorten).

Indien de mens duurzaam wil voortbestaan, dienen belangrijke hervormingen (in het voordeel van biodiversiteit) van hedendaagse processen plaats te vinden. Voor stedelijke gebieden wordt in deze context de instandhouding en het herstel van stedelijke biodiversiteit als een noodzakelijk actie vooropgesteld.

Sinds het Verdrag inzake Biologische Diversiteit van 19924 (hierna ‘het Biodiversiteitsverdrag’) is de aandacht voor stedelijke biodiversiteit op academisch en politiek niveau aanzienlijk toegenomen. Dit onder meer omdat in verschillende wetenschappelijke studies werd aangetoond dat steden belangrijke opportuniteiten kunnen bieden voor biodiversiteit, die voordelen leveren voor mens en natuur (zie infra onder Hoofdstuk I, titel II – waarom stedelijke biodiversiteit?). Om deze opportuniteiten te benutten is het belangrijk dat de bescherming van stedelijke biodiversiteit niet theoretisch blijft, maar in de praktijk wordt omgezet. Hiervoor is een adequaat beleids- en juridisch kader op verschillende niveaus absoluut noodzakelijk.

1 https://population.un.org/wup/Publications/Files/WUP2018-Report.pdf, executive summary. 2

https://population.un.org/wup/Publications/Files/WUP2018-Report.pdf, executive summary. 3

M. MEHRA, Sustainable Development for Local Authorities, European Environment Agency, 1997, 34; https://population.un.org/wup/Publications/Files/WUP2018-Report.pdf, 9.

4

(8)

8

II. Onderzoeksvraag

Deze masterproef wenst bij te dragen aan het opkomende en toenemende academisch onderzoek inzake stedelijke biodiversiteit door het onderwerp juridisch en beleidsmatig te benaderen. Het juridisch onderzoek inzake stedelijke biodiversiteit bevindt zich in de startfase waardoor deze masterproef in een zekere mate een soort pioniersrol vervult. Veel instrumenten die op vandaag van belang zijn voor stedelijke biodiversiteit zijn zelfs veelal niet expliciet gericht op stedelijke biodiversiteit. Zoals in deze masterproef zal blijken, worden heel wat voordelen gekoppeld aan stedelijke biodiversiteit maar, blijkt een effectieve verwezenlijking ervan geen eenvoudige opdracht. Met inachtname van het bestaande ecologisch onderzoek, wens ik in deze masterproef:

Het juridisch- en beleidskader op internationaal, Europees en Vlaams niveau van belang voor de bescherming, het herstel of de ontwikkeling van stedelijke biodiversiteit te identificeren en dit met bijzondere aandacht voor de belangrijkste knelpunten (en opportuniteiten) met betrekking tot deze instrumenten.

Door op de verschillende niveaus stil te staan bij de belangrijkste juridische en beleidsinstrumenten inzake stedelijke biodiversiteit wordt een logische structuur gehanteerd die een mooi overzicht geeft van het hedendaags juridisch- en beleidskader. Daarnaast zal op het einde van de masterproef een beknopte case study van de stad Gent worden gemaakt, waardoor ook voor het lokale niveau aan de hand van een praktisch voorbeeld meer inzicht in dit onderwerp wordt verkregen.

Door het identificeren van de knelpunten en opportuniteiten van de verschillende instrumenten hoop ik dat de nodige inzichten worden verkregen in de huidige situatie van het onderwerp ‘stedelijke biodiversiteit’ zodat in de toekomst gerichte maatregelen kunnen worden genomen om hieraan tegemoet te komen.

Het eerste hoofdstuk zal enkele ecologische aspecten bespreken, waar enkele basisbegrippen inzake stedelijke biodiversiteit worden besproken en een algemene achtergrond rond dit onderwerp wordt geschetst. Dit hoofdstuk dient ter ondersteuning van de andere hoofdstukken.

III. Afbakening

Gelet op de complexiteit van het onderwerp ‘stedelijke biodiversiteit’ dient wel een strikte afbakening te worden gehanteerd. Dit is echter niet eenvoudig aangezien heel wat instrumenten op een of andere manier van belang zijn voor de bescherming, het herstel of de ontwikkeling van stedelijke biodiversiteit. Een bespreking van alle instrumenten relevant voor stedelijke biodiversiteit is binnen deze masterproef onmogelijk, daarom beperk ik mijn onderzoek tot de meest pertinente juridische- en beleidsinstrumenten op het internationale, Europese en Vlaamse niveau die gericht zijn op de algemene bescherming van biodiversiteit én van toepassing zijn op stedelijke biodiversiteit. Regelgeving inzake de bescherming van specifieke componenten van biodiversiteit (zoals bepaalde soorten of habitats) wordt niet besproken.

Bij de aanvang van elk hoofdstuk zal telkens worden verduidelijkt waarom de besproken instrumenten werden geselecteerd voor dit onderzoek.

(9)

9 Verder wens ik in deze masterproef een focus te leggen waar mogelijk op ‘lokale overheden’. Deze vertegenwoordigen immers de overheid op het dichtste niveau bij de burger, hebben een grondige kennis van lokale noden en zijn het best vertrouwd met de karakteristieken van het lokale landschap. Zij zijn daarnaast ook het best geplaatst om burgers en bedrijven aan te zetten tot actie5. Lokale overheden spelen ook een belangrijke rol voor de implementatie van internationale en Europese beleidsinitiatieven6. Hoewel biodiversiteitsverlies een wereldwijd probleem vormt, bestaat er weinig twijfel dat, in het bijzonder lokale initiatieven de meest efficiënte vorm uitmaken om het probleem aan te pakken7.

De stedelijke processen die een impact kunnen hebben op biodiversiteit kunnen zowel lokaal als grensoverschrijdend zijn. Een voorbeeld van een stedelijk proces met een grensoverschrijdende impact op biodiversiteit is de productie en consumptie van goederen en diensten. Deze impact van steden op biodiversiteit wordt niet beoogd door deze masterproef8. In de masterproef wordt nagegaan welke instrumenten op vandaag bestaan voor het behoud, herstel en mogelijks de ontwikkeling van biodiversiteit in stedelijke gebieden. In het ecologisch hoofdstuk zal verder worden gegaan op wat dient te worden verstaan onder ‘biodiversiteit’, ‘ecosysteemdiensten’, ‘stedelijk’ etc.

IV. Methodologie

Deze masterproef werd hoofzakelijk uitgevoerd op basis van een literatuurstudie. Oorspronkelijk was het ook de bedoeling dat verscheidene interviews met verschillende actoren uit de praktijk werden afgelegd, voornamelijk in het kader van de case study van de stad Gent.

Wegens de onvoorzienbare gevolgen van de COVID-19 epidemie werd het onderzoek voor deze masterproef op bepaalde aspecten beperkt. Naast de beperkte toegang tot de facultaire bibliotheek heeft de COVID-19 epidemie de werkdruk voor heel wat mensen verhoogd waardoor interviews niet altijd mogelijk waren.

Toch werd in het kader van deze masterproef een interview afgenomen van de volgende personen: - Geert Heyneman (stadsecoloog van Gent)

- prof. dr. ir. Myriam Dumortier (Professor aan de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan

de Universiteit van Gent, op de afdeling milieu)9

- Steven Geirnaert (Verantwoordelijke voor Milieubeleid, Pers, Beheer en Personeel bij het

Gent Milieufront (GMF))

5 https://www.cbd.int/doc/meetings/city/mayors-01/official/mayors-01-02-en.pdf. 6

PUPPIM DE OLIVERA J.A., BALABAN O., DOLL C.N.H., MORENO-PEÑARANDA R., GASPARATOS A., IOSSIFOVA D. en SUWA A., “Cities and biodiversity: Perspectives and governance challenges for implementing the convention on biological diversity (CBD) at the city level”, Elsevier, 2010, 1302.

7

CURIBITA DECLARATION ON CITIES AND BIODIVERSITY, 2007, preambule. 8

SAVARD J. -P.L., CLERGEAU P. en MENNECHEZ G., “Biodiversity concepts and urban ecosystems”, Elsevier, 2000, 132.

9

(10)

10

Hoofdstuk I - Ecologische aspecten van stedelijke biodiversiteit

Hoe complex het onderwerp stedelijke biodiversiteit ook is, het is en blijft in de eerste plaats een ecologisch onderwerp. De eerste stap richting het identificeren van het huidig juridisch en beleidskader vereist dan ook dat enkele ecologische kenmerken van stedelijke biodiversiteit worden besproken. Ecologisch onderzoek zal immers altijd het uitgangspunt zijn voor maatregelen ter bescherming, herstel of ontwikkeling van stedelijke biodiversiteit. Onder dit hoofdstuk wordt om die reden (1) gefocust op enkele begrippen die bepalend zijn voor de conceptualisering van het begrip stedelijke biodiversiteit en van belang zijn in de praktijk onder meer omdat ze veelvuldig worden gebruikt in juridische- of beleidsinstrumenten. (2) Verder wordt gefocust op enkele ecologische basiskenmerken van stedelijke biodiversiteit. Hier worden vragen beantwoord zoals ‘Hoe kan stedelijke biodiversiteit worden beschreven?’ en ‘Waarom dient stedelijke biodiversiteit te worden beschermd en ontwikkeld?’.

Titel I - Begrippen van stedelijke biodiversiteit

1. Biodiversiteit

1.1. Begrip

Het begrip ‘biodiversiteit’ is uit zijn aard complex en verschillende definities kunnen dan ook voor het begrip ‘biodiversiteit’ worden gevonden. De meest gehanteerde definitie komt uit artikel 2 van het Biodiversiteitsverdrag:

“De variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene, en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken. Biodiversiteit omvat diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen”10.

Biodiversiteit bestaat dus uit drie componenten. Diversiteit binnen genen, soorten en ecosystemen. De genetische diversiteit heeft betrekking op de erfelijke variatie binnen en tussen onderscheiden populaties van dezelfde soort organismen. Deze component van biodiversiteit is van belang omdat het zorgt voor natuurlijke, evolutionaire verandering en kunstmatige selectie11. De soortendiversiteit heeft betrekking op de variëteit aan soorten. Deze component is het meest gekende aspect van biodiversiteit in de praktijk12. De ecosysteemdiversiteit kent geen eenduidige overkoepelende definitie. Deze component wordt veelal geëvalueerd aan de hand van de diversiteit van soorten die deel uitmaken van deze ecosystemen13.

De definitie van biodiversiteit is zeer ruim. Dit komt omdat biodiversiteit alle ruimtelijke- en tijdschalen overstijgt. Het heeft om die reden in de praktijk al aanleiding gegeven tot heel wat

10

Artikel 2 Biodiversiteitsverdrag. 11

CLIQUET A., Internationaal en Europees recht inzake biodiversiteit, Gent, Academia Press, 2013, 3. 12 CLIQUET A., Internationaal en Europees recht inzake biodiversiteit, Gent, Academia Press, 2013, 3. 13

(11)

11 verwarring en misverstanden. Desondanks kan het begrip, indien correct gebruikt, een kader bieden voor vele natuurbeschermingsinitiatieven14.

1.2. Hiërarchie van schalen

De complexiteit van het biodiversiteitsbegrip vereist dan ook een bepaalde methode van werken. Personen of instanties die betrokken zijn bij biodiversiteitsoverwegingen dienen rekening te houden met de verschillende niveaus van biologische organisatie. Het biodiversiteitsbegrip is vrij algemeen geformuleerd en op zich moeilijk te hanteren voor het formuleren van concrete instandhoudingsmaatregelen. Algemene uitspraken in beleidsteksten als: ‘het optimaliseren van biodiversiteit’ zullen wellicht onvoldoende gespecifieerd zijn om daadwerkelijk veranderingen op het veld te realiseren15.

Vooreerst is het dus van belang dat de betrokken entiteit (bv. een overheid) specifieert op welk niveau van biologische organisatie, of op welke organismen de maatregel, die zij wenst te nemen, gericht is16. Zo kan een bepaalde maatregel betrekking hebben op het management van een populatie ganzen in een stadspark, terwijl een andere maatregel betrekking zal hebben op het verhogen van het aantal vogelsoorten in de stad17.

Verder corresponderen de verschillende niveaus van biologische organisatie met specifieke ruimtelijke- en tijdsschalen die elk op hun passende schaal moeten worden behandeld. Om verwarring en misvattingen te vermijden dient de betrokken overheid per maatregel de ruimtelijke- en de tijdsschaal te identificeren die wordt beoogd door de maatregel18.

Het verduidelijken van de ruimtelijke schaal waarop men maatregelen wenst te nemen (bv. op het niveau van het stadspark, de volledige stad, het grondgebied van twee gemeenten, een bomenrij in een specifieke straat etc.) is niet enkel om redenen van duidelijkheid en efficiëntie. Het is ook van uitermate belang gelet op het feit dat resultaten uit ecologisch onderzoek regelmatig van elkaar verschillen en soms elkaar tegenspreken afhankelijk van de onderzochte schaal19. Voor stedelijke ecosystemen kan men de acties tot behoud en ontwikkeling van biodiversiteit nemen op schalen variërend van individuele planten tot de volledige stad en zelfs de omliggende gebieden20.

Ook tijdsschalen zijn belangrijk om in acht te nemen. Zo zal bijvoorbeeld het aantal en de diversiteit van bepaalde vogels in stedelijke gebieden sterk variëren van het seizoen of het jaar. Ook het gebruik

14

SAVARD J. -P. L., CLERGEAU P. en MENNECHEZ G., “Biodiversity concepts and urban ecosystems”, Elsevier, 2000, 132.

15

CLIQUET A., Internationaal en Europees recht inzake biodiversiteit, Gent, Academia Press, 2013. 16

Millennium Ecosystem Assessment (2005), Ecosystems and Human Well-being: Biodiversity Synthesis, World Resources Institute, Washington DC, 2.

17

SAVARD J. -P. L., CLERGEAU P. en MENNECHEZ G., “Biodiversity concepts and urban ecosystems”, Elsevier, 2000, 131.

18 SAVARD J. -P. L., CLERGEAU P. en MENNECHEZ G., “Biodiversity concepts and urban ecosystems”, Elsevier, 2000, 132.

19

SAVARD J. -P. L., CLERGEAU P. en MENNECHEZ G., “Biodiversity concepts and urban ecosystems”, Elsevier, 2000, 132.

20

(12)

12 van een stadspark door vogels zal variëren afhankelijk van het tijdstip van de dag waardoor het aantal en de diversiteit van vogels fluctueert21.

Bij wijze van voorbeeld geeft onderstaande tabel de verschillende acties weer om het aantal en de diversiteit van vogels in stedelijke ecosystemen te verhogen in relatie met de ruimtelijke schalen. Tabel 122

2. Ecosysteem

Het begrip ecosysteem wordt in het Biodiversiteitsverdrag gedefinieerd als: “een dynamisch complex van gemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving die op elkaar inwerken als een functionele eenheid.”23

Deze definitie vermeldt geen bepaalde ruimtelijke eenheid of schaal waardoor de term ecosysteem kan verwijzen naar elke functionerende eenheid op elke schaal. Er dient aldus geval per geval bekeken te worden welk ecosysteem betrokken is of op welk ecosysteem men zich wil richten24. Voorbeelden van ecosystemen zijn: een vijver, een bos, een stad, een stadspark, een groendak etc.

3. Ecosysteemdiensten

3.1. Begrip

Het begrip ‘ecosysteemdiensten’ (ecosystem services) werd opgenomen door de internationale gemeenschap vanaf de Millennium Ecosystem Assessment (2005)25 die het begrip eenvoudig definieert als: “de voordelen die mensen uit ecosystemen halen”26.

21

KOWARIK I., “Novel urban ecosystems, biodiversity, and conservation”, Elsevier, 2011, 1979. 22

SAVARD J. -P. L., CLERGEAU P. en MENNECHEZ G., “Biodiversity concepts and urban ecosystems”, Elsevier, 2000, 133.

23

Artikel 2 Biodiversiteitsverdrag. 24

Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2004), The Ecosystem Approach - CBD Guidelines, Secretariat of the Convention on Biological Diversity, Montreal, 6.

25

(13)

13 Ook in latere wetenschappelijke en politieke initiatieven als ‘The Economics of Ecosystems and Biodiversity’27 (hierna: ‘TEEB’) en de oprichting van het ‘Intergovernmental Panel on Biodiversity and Ecoystem Services’28 (Hierna ‘IPBES’) werd het concept verder verweven in de politieke agenda29. De Millennium Ecosystem Assessment deelt de ecosysteemdiensten op in vier categorieën:

(1) ondersteunende ecosysteemdiensten: zijn diensten die nodig zijn voor de productie van al de andere diensten. Het gaat bijvoorbeeld over voedingstoffenkringlopen en bodemvorming30. (2) voorzienende ecosysteemdiensten: zijn de producten die kunnen verkregen worden van

ecosystemen zoals voedsel, hout en drinkbaar water31.

(3) regulerende ecosysteemdiensten: zijn de voordelen verkregen van de regulering van ecosystemen, inclusief diensten als waterzuivering, overstromingsbeheer of het reguleren van klimaat door middel van de opslag van koolstofdioxide32.

(4) culturele ecosysteemdiensten: zijn de voordelen die mensen verkrijgen van ecosystemen door spirituele verrijking, cognitieve ontwikkeling, recreatie en esthetische ervaringen33. Wat de categorie van ondersteunende ecosysteemdiensten betreft dient opgemerkt te worden dat deze categorie misleidend is aangezien er geen menselijke vraag is naar deze diensten en zij aldus niet als een ecosysteemdienst kunnen worden aangemerkt. Deze ecologische processen liggen echter aan de basis van de functionering van ecosystemen en zijn in dat opzicht belangrijk voor de levering van ecosysteemdiensten34.

Zoals verder onder dit hoofdstuk nog aan bod zal komen, vormen deze ecosysteemdiensten één van de hoofdredenen waarom stedelijke biodiversiteit dient te worden beschermd, hersteld en ontwikkeld. Zij leveren namelijk verschillende ecologische, economische, sociale en andere voordelen die noodzakelijk zijn voor het duurzaam voortbestaan van de mens.

26 Science for Environment Policy (2015), Ecosystem Services and the Environment - In-depth Report 11 produced for the European Commission, DG Environment by the Science Communication Unit, UWE, Bristol, 4, https://ec.europa.eu/environment/integration/research/newsalert/pdf/ecosystem_services_biodiversity_IR11 _en.pdf.

27

TEEB (2011), TEEB manual for cities: Ecosystem Services in Urban Management, raadpleegbaar op www.teebweb.org.

28 https://ipbes.net/. 29

BOUWMA I., SCHLEYER C., PRIMMER E., WINKLER K. J., BERRY P., YOUNG J., CARMEN E., SPULEROVA J., BEZAK P., PREDA E. en VADINEANU A., Adoption of the ecosystem services concept in EU policies, Elsevier, 2018, 213.

30

LANGEMEYER J. en GÓMEZ-BAGGETHUN E., “Urban biodiversity and ecosystem services” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 40.

31 LANGEMEYER J. en GÓMEZ-BAGGETHUN E., “Urban biodiversity and ecosystem services” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 40.

32

LANGEMEYER J. en GÓMEZ-BAGGETHUN E., “Urban biodiversity and ecosystem services” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 39.

33

LANGEMEYER J. en GÓMEZ-BAGGETHUN E., “Urban biodiversity and ecosystem services” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 39-40

34 E. PORTMAN M., “Ecosystem services in practice: Challenges to real world implementation of ecosystem services across multiple landscapes – A critical review, Elsevier, 2013, 188.

(14)

14 3.2. Relatie tussen biodiversiteit, ecosystemen en ecosysteemdiensten

Om conceptueel meer duidelijkheid te verschaffen is het noodzakelijk om even stil te staan bij de relatie tussen biodiversiteit, ecosystemen en ecosysteemdiensten.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat biodiversiteit een essentiële rol speelt in de functionering van ecosystemen35. Deze wetenschappelijke duidelijkheid ontbreekt nog in bepaalde mate wat betreft het wetenschappelijk onderzoek naar de link tussen biodiversiteit en ecosysteemdiensten36. Desondanks wordt het steeds duidelijker dat biodiversiteit een essentiële rol speelt in de onderbouwing van verschillende ecosysteemdiensten en de stabiele voorziening ervan op lange termijn37. Ook in heel wat beleidsdocumenten wordt ondertussen biodiversiteit erkend als een essentiële voorwaarde voor de levering van verschillende ecosysteemdiensten (bv. de Europese Groene infrastructuurstrategie)38.

Zonder integraal in te gaan op de bestaande onderzoeksresultaten dient dus geconcludeerd te worden dat, op de vraag of biodiversiteit belangrijk is voor de voorziening van verschillende ecosysteemdiensten, het antwoord ondubbelzinnig ‘ja’ is. Ook op basis van het voorzorgsbeginsel dient immers, ondanks de wetenschappelijke onzekerheid met betrekking tot bepaalde aspecten, de nodige maatregelen te worden genomen ter bescherming van biodiversiteit met oog op de bescherming van ecosysteemdiensten39.

Wanneer men in de praktijk bepaalde ingrepen of maatregelen wenst te nemen waarbij biodiversiteit of componenten daarvan zijn betrokken, dient men het mogelijke effect van deze ingreep of maatregel op de levering van ecosysteemdiensten in rekening te brengen. Hiervoor dient men rekening te houden met het volledige systeem en met de multifunctionaliteit van dit systeem40. Wanneer een specifieke ecosysteemdienst zou worden onderzocht zonder rekening te houden met de multifunctionaliteit van het volledige systeem kan dit immers leiden tot beperkte conclusies die geen rekening houden met de totaliteit van de impact op alle ecosysteemdiensten en het menselijk welzijn. Bijvoorbeeld: de verwijdering van vegetatie op hellingen kan de zoetwaterproductie op korte termijn maximaliseren maar kan op lange termijn schadelijke effecten teweegbrengen met betrekking tot bodemerosie, waterkwaliteit en recreatie41.

Een ander voorbeeld van het belang om het volledige systeem en de multifunctionaliteit ervan in acht te nemen betreft de vaststelling dat biodiversiteitsverlies op één plaats nadelige gevolgen kan

35 Science for Environment Policy (2015), Ecosystem Services and the Environment - In-depth Report 11 produced for the European Commission, DG Environment by the Science Communication Unit, UWE, Bristol, 11.

36 LANGEMEYER J. en GÓMEZ-BAGGETHUN E., “Urban biodiversity and ecosystem services” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 38.

37

Science for Environment Policy (2015), Ecosystem Services and the Environment - In-depth Report 11 produced for the European Commission, DG Environment by the Science Communication Unit, UWE, Bristol, 11.

38

Zie infra onder Titel II – 1.2. De Europese Groene infrastructuurstrategie. 39 Ibid.

40

Science for Environment Policy (2015), Ecosystem Services and the Environment - In-depth Report 11 produced for the European Commission, DG Environment by the Science Communication Unit, UWE, Bristol, 10-11.

41 Ibid.

(15)

15 hebben op de levering van ecosysteemdiensten op een andere plaats42. De echte waarde van biodiversiteit kan enkel worden gezien wanneer men het volledige spectrum aan ecosysteemdiensten, met inbegrip van verschillende locaties en over vele jaren, in acht neemt. Er is aldus nood aan strategische en holistische plannen waartegen maatregelen kunnen worden afgetoetst voor de volledige regio43.

Het grootste knelpunt betreft op vandaag het gebrek aan kennis met betrekking tot de relatie tussen biodiversiteit en bepaalde ecosysteemdiensten. Lokale overheden kunnen op vandaag al verschillende maatregelen nemen met oog op de bevordering van bepaalde ecosysteemdiensten. Maar zeker wat betreft de meer technische of ‘onzichtbare’ ecosysteemdiensten (zoals bv. de ondersteunende ecosysteemdiensten) bestaat nog heel wat onduidelijkheid en is verder wetenschappelijk onderzoek vereist.

3.3. Integratie ecosysteemdienstenconcept in beleid

Zoals in deze masterproef zal blijken ligt het ecosysteemdienstenconcept vervat in verschillende beleidsdocumenten. Het is een belangrijk wereldwijd erkend beleidsinstrument in het kader van het streven naar een duurzame ontwikkeling, waar de biosfeer het kader schept voor menselijke activiteiten. In functie van stedelijke biodiversiteit werd het concept aangenomen in de natuurbescherming als een sterk argument voor de bescherming van biodiversiteit. In de stedelijke ruimtelijke-ordening als een manier om milieu-uitdagingen aan te pakken (regulerende ecosysteemdiensten) en om waarde toe te voegen aan de bebouwde omgeving (culturele ecosysteemdiensten). Het ecosysteemdienstenconcept is een tool om te werken met stedelijke biodiversiteitbescherming44.

Doorgaans kunnen verschillende voordelen worden gekoppeld aan het ecosysteemdienstenconcept. Hierna worden er enkele vermeldt. In de eerste plaats creëert het ecosysteemdienstenconcept een taal die over verschillende sectoren kan worden begrepen. Hierdoor wordt samenwerking tussen sectoren rond biodiversiteitbescherming ook eenvoudiger.

Ten tweede maakt het ecosysteemdienstenconcept het eenvoudiger voor stakeholders om de waarde van biodiversiteit te begrijpen. De bijdrage van biodiversiteit aan klimaatmitigatie- en adaptatie en verkoeling, recreatie etc. is voor veel mensen makkelijker te accepteren dan bv. de bescherming van een bepaalde zeldzame soort45. Zo wordt in een economische context vaak gesproken over ‘natuurlijk kapitaal’. ‘Natuurlijk kapitaal’ wordt in de Cities and Biodiversity Outlook gedefinieerd als de voorraad van goederen en diensten die worden geleverd door ecosystemen en

42

Science for Environment Policy (2015), Ecosystem Services and the Environment - In-depth Report 11 produced for the European Commission, DG Environment by the Science Communication Unit, UWE, Bristol, 10.

43

HAALAND C., KONIJNENDIJK VAN DEN BOSCH C., “Challenges and strategies for urban green-space planning in cities undergoing densification: A review”, Elsevier, 2015, 766.

44

BORGSTRÖM S., “Governance perspectives on urban biodiversity” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 159.

45 BORGSTRÖM S., “Governance perspectives on urban biodiversity” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 159-160.

(16)

16 vaak essentieel zijn voor de mensheid46. Om de voorziening van ecosysteemdiensten te kunnen vrijwaren moet biodiversiteit worden beschermd.

Ten derde houdt het ecosysteemdienstenconcept niet enkel rekening met de groene ruimten waar ecosysteemdiensten tot stand komen. Het houdt ook rekening met de plaatsen waar de ecosysteemdiensten gewenst zijn of gebruikt worden. Dit leidt tot een meer geïntegreerde visie van stedelijke natuur waar processen en linken in het volledige landschap worden erkend.

Ten vierde houdt het ecosysteemdienstenconcept rekening met linken op landschapsniveau net zoals nieuw ontwikkelde en herstelde natuur waardoor het wellicht een groter aandeel van de stedelijke natuur omvat dan traditionele natuurbescherming waarin voornamelijk wordt focust op zeldzame en bedreigde diersoorten47.

4. Stedelijk

Naast het hierboven besproken begrip ‘biodiversiteit’ is ook het begrip ‘stedelijk’ niet onbelangrijk. Een verduidelijking van dit begrip wordt als een uitdaging naar voor geschoven door LUEDERITZ et al. in het kader van de bescherming van stedelijke ecosystemen48. Deze auteurs stellen vast dat het begrip vaak wordt gebruikt zonder dat het wordt gedefinieerd of een definitie kan worden afgeleid. Een gebrek aan een uniforme definitie vormt een groot obstakel (bv. in het kader van cross-case analyses)49.

Het gebrek aan een uniforme definitie maakt de identificering van stedelijke ecosystemen en ecosysteemdiensten moeilijk. Het definiëren van het begrip ‘stedelijk’ vereist immers een ondubbelzinnige beschrijving van de milieu-, ruimtelijke- en socio-economische context50. Een bijzonder moeilijke uitdaging betreft onder meer de geografische afbakening van het ‘stedelijk gebied’.

Ook in functie van deze masterproef vormt de definiëring van het begrip ‘stedelijk’ een obstakel. Deze masterproef focust op ‘stedelijke biodiversiteit’, maar er bestaat op vandaag veel onduidelijkheid over wat hier precies onder mag worden verstaan.

Toch kunnen enkele definities van stedelijke biodiversiteit worden gevonden. De definitie van het begrip ‘stedelijke biodiversiteit’ in de Cities and Biodiversity Outlook (2012)51 geeft alvast enkele

46

Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook, Montreal, 6. 47

BORGSTRÖM S., “Governance perspectives on urban biodiversity” in OSSOLA A. en NIEMELÄ J. (eds.), Urban biodiversity from research to practice, Abingdon, Routledge, 2018, 159-160.

48

LUEDERITZ C., BRINK E., GRALLA F., HERMELINGMEIER V., MEYER M., NIVEN L., PANZER L., PARTELOW S., RAU A-L., SASAKI R., ABSON D. J., LANG D. J., WAMSLER C. en VON WEHRDEN H., “A review of urban ecosystem services: six key challenges for future research”, Elsevier 2015, 108.

49

LUEDERITZ C., BRINK E., GRALLA F., HERMELINGMEIER V., MEYER M., NIVEN L., PANZER L., PARTELOW S., RAU A-L., SASAKI R., ABSON D. J., LANG D. J., WAMSLER C. en VON WEHRDEN H., “A review of urban ecosystem services: six key challenges for future research”, Elsevier 2015, 108.

50

SIRAKAYA A., CLIQUET A., en HARRIS J., “Ecosystem services in cities : Towards the international legal protection of ecosystem services in urban environments”, Elsevier, 2017, 2.

51 Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook, Montreal, https://www.cbd.int/doc/health/cbo-action-policy-en.pdf.

(17)

17 indicaties met betrekking tot wat juist onder ‘stedelijk’ moet worden begrepen. Stedelijke biodiversiteit wordt hier gedefinieerd als:

“The variety and richness of living organisms (including genetic variation) and habitat diversity found in and on the edge of human settlements. This biodiversity ranges from the rural fringe to the urban core. At the landscape and habitat level it includes:

- Remnants of natural landscapes (e.g. leftovers of primeval forests). - Traditional agricultural landscapes (e.g. meadows, areas of arable land).

- Urban–industrial landscapes (e.g. city centers, residential areas, industrial parks, railway areas, formal parks and gardens, brownfields)”52.

Deze definitie geeft aan dat stedelijke biodiversiteit kan worden gevonden in en op de rand van menselijke nederzettingen. Daarnaast geeft de definitie aan dat de biodiversiteit strekt van de plattelandsrand tot de stadskern. Deze definitie lijkt als onderscheidend criterium zich te baseren op de mate van verstedelijking (graad van verharding en densiteit van bebouwing) om te bepalen tot waar het stedelijk gebied reikt.

De definitie is echter nog te vaag geformuleerd om daadwerkelijk te kunnen worden gehanteerd in de praktijk. Er is nood aan een meer pragmatische en uniforme definitie die kan gehanteerd worden door beleidsmakers bv. in het kader van de ruimtelijke ordening.

Het is alvast belangrijk om de stadsbiotoop als één functioneel geheel te beschouwen dat op ecologisch vlak verschilt van andere ecosystemen53. De eigen karakteristieken en noden van een stedelijk ecosysteem, waar de mens een cruciale rol in speelt, vereist dan ook dat de stadsbiotoop, op zijn minst als een (stedelijk) ecosysteem wordt erkend.

Vanuit ecologisch perspectief valt er dus heel wat te zeggen voor een definitie van stedelijke biodiversiteit die rekening houdt met ecologische criteria. Dit wordt bijvoorbeeld weerspiegeld door NIEMELÄ et. al. waarbij de volgende opmerking werd gemaakt inzake de afbakening van de studie54: “We deal with ecosystem services at the scale of urban regions, rather than at the scale of a city. This is because a city as an administrative unit is interacting with its surroundings and thus cannot realistically be considered a functional unit for ecosystem services.”

Er mag dus geen rekening worden gehouden met administratieve grenzen bij het definiëren van begrippen zoals ‘stedelijke biodiversiteit’ of ‘stedelijk ecosysteem’. Dit is logisch aangezien de natuur geen rekening houdt met fictief ingestelde administratieve grenzen55.

52

Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook, Montreal, 26. 53 Informatie verkregen uit het interview met Geert Heyneman.

54

NIEMELÄ J., SAARELA S., SÖDERMAN T. et al., “Using the ecosystem services approach for better planning and conservation of urban green spaces: a Finland case study”, Biodivers Conserv 19, 2010, 3225–3243, https://link.springer.com/article/10.1007/s10531-010-9888-8.

55

KNUTH L., “Legal and institutional aspects of urban and peri-urban forestry and greening”, FAO, 2005, 3; Niemelä, J., Saarela, S., Söderman, T. et al. Using the ecosystem services approach for better planning and conservation of urban green spaces: a Finland case study. Biodivers Conserv 19, 3225–3243 (2010), https://link.springer.com/article/10.1007/s10531-010-9888-8 ;HANSEN R., RALL E., CHAPMAN E., ROLF W.,

(18)

18 Het feit dat rekening moet worden gehouden met het stedelijk ecosysteem als functionele eenheid, heeft tot gevolg dat intergemeentelijke samenwerking56 noodzakelijk zal zijn indien beide jurisdicties als één functionele eenheid of stedelijk ecosysteem kunnen worden gezien. Intergemeentelijke samenwerking zal ook noodzakelijk zijn wanneer voor bepaalde lineaire natuurelementen zoals rivieren en andere structurele ecologische verbindingen.

Verder moet nog worden opgemerkt dat een gebrek aan een concrete definitie en methode van afbakening van het stedelijk ecosysteem het gevaar met zich meebrengt dat lokale overheden het stedelijk ecosysteem zodanig afbakenen dat het groene ruimten omvat maar, die op zich geen ecosysteemdiensten leveren aan de stadsbewoners57. Aangezien de mens een vooraanstaande rol speelt in het stedelijk ecosysteem is het noodzakelijk om de ecosysteemdiensten die de mens verkrijgt van stedelijke biodiversiteit mee in rekening te nemen bij de definiëring van het begrip. Geconcludeerd kan worden dat er nood is aan een uniforme pragmatische en op ecologische maatstaven gebaseerde definitie die niet enkel cross-case analyses mogelijk maakt, maar ook voor lokale overheden een basis biedt om niet enkel het betrokken stedelijk ecosysteem af te bakenen, stedelijke ecosysteemdiensten te identificeren maar, ook intergemeentelijke samenwerking mogelijk maakt.

In functie van deze masterproef zal gesproken worden over ‘stedelijke gebieden’ of ‘stedelijke ecosystemen’ en ‘steden’. Deze begrippen worden als synoniemen van elkaar gebruikt. Verder wens ik nog op te merken dat het begrip ‘stedelijk’ niet per definitie enkel op ‘steden’ slaat maar tevens ook dorpen kan omvatten58. Dorpen bevatten in heel wat gevallen ook gebieden van natuurtypen 3 en 4 (zie infra onder Titel II - 1. The four natures approach).

5. Groene ruimten

Een ander niet onbelangrijk begrip betreft het begrip ‘groene ruimten’. Het is een begrip dat zeker in beleidsdocumenten veelvoudig voorkomt. De vraag is echter wat hier precies mee wordt bedoeld. Kunnen groene ruimten als een synoniem worden gehanteerd van biodiversiteit of moet toch een onderscheid worden gemaakt?

Het nut van groene ruimten in stedelijke gebieden wordt steeds meer erkend door beleidsmakers. De rol van biodiversiteit is echter veel minder bekend en wordt zelfs vaak vergeten. Deze begrippen vormen geen synoniemen, integendeel. In de praktijk durven biodiversiteit en groene ruimten zelfs tegen elkaar strijden bij het nemen van bepaalde maatregelen59. Desondanks bieden ze beiden

PAULEIT S. (eds., 2017). Urban Green Infrastructure Planning: A Guide for Practitioners, Green Surge, 13, http://greensurge.eu/working-packages/wp5/

56

HANSEN R., RALL, E., CHAPMAN, E., ROLF W., PAULEIT S. (eds., 2017), Urban Green Infrastructure Planning: A Guide for Practitioners, Green Surge, 13, http://greensurge.eu/working-packages/wp5/.

57 SIRAKAYA A., CLIQUET A., en HARRIS J., “Ecosystem services in cities : Towards the international legal protection of ecosystem services in urban environments”, Elsevier, 2017, 2.

58

https://www.nationalgeographic.org/encyclopedia/urban-area/.

59 SUNDTSETH K. en RAEYMAEKERS G., “Biodiversity and Natura 2000 in urban areas – nature in cities across Europe: A review of key issues and experiences”, ECOSYSTEMS LTD, Brussels, 2006, i.

(19)

19 waardevolle en erg gewaardeerde opportuniteiten voor sport, sociale interactie, ontspanning etc. waardoor ze op die manier significant bijdragen aan de levenskwaliteit van stadsbewoners60.

Zoals reeds al is aangehaald wordt biodiversiteit gedefinieerd als: “de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene, en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken. Biodiversiteit omvat diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen”.

Hoewel het begrip ‘groene ruimten’ telkens anders wordt gedefinieerd, kan er toch een bepaalde rode draad gevonden worden bij het vergelijken van verschillende beleidsdocumenten. Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van definities van groene ruimten:

Bv. “Green space is defined as any vegetated land or water within or adjoining an urban area. It includes amenity grasslands, parks and gardens, green corridors (disused railway lines, rivers and canals), outdoor sports facilities, playing fields and children's play areas, derelict, vacant and contaminated land that has the potential to be transformed and countryside immediately adjoining a town which people can access from their homes61

.”

Bv. “Urban green space: The term usually encompasses all areas of vegetation found within a city including parks, allotments, residential gardens or roadside trees.62

Bv. “Urban green space: any vegetation found in the urban environment, including parks, open spaces, residential gardens, or street trees”63

Ook in het recente biodiversiteitsplan 2020-2030 voor de UGent wordt een gelijkaardige definitie van ‘groen’ gebruikt:

“Onder groen begrijpen we hier alle oppervlakte met vegetatie. Het is dus een hoeveelheid groene ruimte, onafhankelijk van de kwaliteit ervan, en reikt van soortenarme gazons tot structuurrijk goed ontwikkeld bos.”64

We kunnen besluiten dat de term ‘groen’, ‘groene ruimte’ of ‘stadsgroen’ etc. alle gebieden met vegetatie omvatten ongeacht de omvang, kwaliteit, functie, management of eigendomsstatuut en ongeacht of zij biodiversiteitsrijk zijn of niet. Zo zal een kort gemaaid graspleintje (bv. een openbaar speelplein of een private tuin) niet biodiversiteitsrijk zijn maar wel onder het begrip groene ruimte vallen.

Biodiversiteit wordt gehanteerd als versterking van de kwaliteit en de functies van groene gebieden zoals stadsparken. Stadsparken en andere groene gebieden in steden vervullen namelijk meerdere functies: recreatieve functie, landschappelijke functie, natuurfunctie etc. Het komt aan het

60

SUNDTSETH K. en RAEYMAEKERS G., “Biodiversity and Natura 2000 in urban areas – nature in cities across Europe: A review of key issues and experiences”, ECOSYSTEMS LTD, Brussels, 2006, i.

61

KNUTH L., “Legal and institutional aspects of urban and peri-urban forestry and greening”, FAO, 2005, 3. 62

ARTMANN M., BASTIAN O. en GRUNEWALD K., “Using the concepts of Green Infrastructure and Ecosystem Services to Specify Leitbilder for Compact and Green Cities – the example of the Landscape Plan of Dresden (Germany)”, Sustainability, 2017, 6, https://www.mdpi.com/journal/sustainability.

63

HAALAND C., KONIJNENDIJK VAN DEN BOSCH C., “Challenges and strategies for urban green-space planning in cities undergoing densification: A review”, Elsevier, 2015, 761.

64

(20)

20 stadsbestuur toe om voor de verschillende groene gebieden te bepalen wat de doelstelling vormt van dat specifiek gebied. Bijvoorbeeld wanneer de verhoging van biodiversiteit geen direct doel uitmaakt van een stadspark zal het noodzakelijk zijn om zorgvuldig de verschillende functies van dat stadspark met elkaar af te stemmen. Eerst dient geanalyseerd te worden wat de functies van het betreffende stadspark zijn in het kader van het beoogde doel. Daarna kan per functie in beeld worden gebracht hoe biodiversiteit kan bijdragen aan de kwaliteit van deze functie65. Biodiversiteit kan dus de functies van verschillende groene gebieden versterken wanneer deze op maat wordt aangebracht. Zo kan bijvoorbeeld de biodiversiteit in een park verhoogd worden door een groter gevarieerder gebied te creëren, door verbindingen met het buitengebied te leggen, een goede waterkwaliteit te verzekeren en ecologisch groenbeheer te hanteren66.

Geconcludeerd kan worden dat het gevaar dat biodiversiteit wordt verdrongen onder de noemer groene ruimte moet worden vermeden. Zoals hierboven aangeduid kan er een duidelijk onderscheid tussen groene ruimte en biodiversiteit worden gehanteerd, en dit onderscheid dient ook naar boven te komen in beleidsdocumenten (zoals een stedelijk groenplan). Biodiversiteit kan onder de noemer van groene ruimte worden gebracht maar dient wel specifieke aandacht te verkrijgen. Het is belangrijk dat lokale overheden en beleidsmakers rekening houden met het feit dat de stad ‘ver-groenen’ niet per definitie inhoudt dat de biodiversiteit zal worden verhoogd. Een mooi voorbeeld van een beleid waarbij duidelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘groen’ en ‘biodiversiteit’ is het hierboven aangehaalde biodiversiteitsplan 2020-2030 voor de UGent. Beide begrippen worden naar waarde geschat en aparte maatregelen voor de realisatie van zowel groene ruimten als biodiversiteit worden ontwikkeld.

Titel II - Karakteristieken van stedelijke biodiversiteit

Onder deze titel wordt onder subtitel 1 eerst stilgestaan bij een methode die op een eenvoudige wijze stedelijke natuur beschrijft. Erna wordt onder subtitel 2 stilgestaan bij de vraag waarom de mens stedelijk biodiversiteit moet beschermen, herstellen en ontwikkelen.

1. The four natures approach

De natuur in stedelijke gebieden kan eenvoudig beschreven worden aan de hand van de “four natures approach” van KOWARIK.

De “four natures approach” beschrijft steden als een mozaïek van gefragmenteerde habitats welke vanuit historisch oogpunt, maar ook in tempo en niveau, sterk van elkaar verschillen in hun transformatie van ongerepte naar stedelijke ecosystemen67.

Om dit duidelijk weer te geven hanteert KOWARIK een landmatrix waarin de vier grote typen ecosystemen worden onderscheiden die in stedelijke gebieden kunnen voorkomen. De vier typen van ecosystemen geven de verschillende stadia van transformatie weer waarin elk van de ecosystemen zich bevindt. Deze transformatie wordt veroorzaakt door menselijk ingrijpen in de natuur en meer bepaald door verstedelijking.

65

MESSELINK R., “Functies in stadsparken”, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2002, 44. 66 MESSELINK R., “Functies in stadsparken”, Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, 2002, 7. 67

(21)

21 De vier typen ecosystemen worden door KOWARIK geconceptualiseerd als ‘vier typen natuur’. Deze worden in onderstaande tabel weergegeven:

Tabel 268

Waar KOWARIK vier typen natuur onderscheid, dient toch te worden vastgesteld dat sommige instanties opteren om drie typen natuur te onderscheiden. Daarbij wordt natuurtype 3 geschrapt en wordt deze natuur onder natuurtype 4 geplaatst69. Zo worden bijvoorbeeld parken en tuinen die volgens KOWARIK onder natuurtype 3 vallen, onder natuurtype 4 geplaatst (Dit is bijvoorbeeld het geval in de hierboven aangehaalde definitie van het begrip ‘stedelijke biodiversiteit’ uit de Cities and Biodiversity Outlook).

De “four natures approach” is een handig middel om zogenaamde ‘novel ecosystems’ te identificeren. Het zijn de meest getransformeerde gebieden, zoals natuurtypen 3 en 4, die kunnen gekwalificeerd worden als ‘novel ecosystems’. Dit zijn namelijk gebieden of plaatsen binnen de stedelijke matrix waar er (1) grote door de mens teweeggebrachte veranderingen aan het abiotisch milieu hebben plaatsgevonden en (2) waar er significante wijzigingen in de soortenrijkdom hebben plaatsgevonden, veroorzaakt door lokale uitsterving van soorten of de introductie van nieuwe biotische elementen met de potentie om de werking van ecosystemen te wijzigen70.

Afbeelding 171

68

KOWARIK I., “Novel urban ecosystems, biodiversity, and conservation”, Elsevier, 2011, 1978.

69 Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook, Montreal; MULLER N. en KAMADA M., “URBIO: an introduction to the International Network in Urban Biodiversity and Design”, international consortium of Landscape and Ecological Engineering and Springer 2011.

70 KOWARIK I., “Novel urban ecosystems, biodiversity, and conservation”, Elsevier, 2011, 1978. 71

(22)

22 Het concept ‘novel ecosystems’ is echter het voorwerp van discussie in de academische literatuur. In het kader van deze masterproef zal dan ook niet op dit concept worden voortgebouwd.

Losstaand van het ‘novel ecosystems’ concept is het inderdaad zo dat er een grote wijziging kan vastgesteld worden in de soortensamenstelling naarmate de verstedelijking toeneemt. Het gaat dan voornamelijk over uitheemse en/of opportunistische soorten die ten gevolge van verstedelijking zich daar hebben kunnen vestigen. Deze nieuwe mix aan soorten brengt vanzelfsprekend enkele instandhoudingsvragen met zich mee.

Het dient alvast opgemerkt te worden dat het aantal en de diversiteit van inheemse soorten niet noodzakelijk lager ligt dan de uitheemse soorten binnen stedelijke gebieden. Voor zowel inheemse als uitheemse soorten kunnen stedelijke ecosystemen opportuniteiten bieden. Zo kunnen bijvoorbeeld stedelijke gebieden rijker zijn aan plantensoorten, inclusief inheemse soorten, in vergelijking met de omliggende rurale gebieden. Een mooi voorbeeld betreft een oud groendak op een filterinstallatie in Zurich in Zwitserland welke een habitat vormt voor 170 plantsoorten inclusief 9 zeldzame en bedreigde soorten orchideeën72.

Waar men klassiek in natuurbescherming uitgaat dat inheemse soorten moeten worden beschermd en uitheemse soorten moeten worden vermeden of bestreden, wordt deze methode vandaag in vraag gesteld voor stedelijke ecosystemen. Invasieve soorten dienen uiteraard te worden bestreden omdat deze een enorme bedreiging vormen voor de plaatselijke fauna en flora maar, uitheemse soorten zijn niet per definitie invasieve soorten. Uitheemse soorten kunnen immers naast homogenisatie ook leiden tot differentiatie in en tussen stedelijke gebieden. De meeste hedendaagse natuurbeschermingsbenaderingen zijn geneigd om enkel te focussen op relict habitats en inheemse soorten in stedelijke gebieden. Dit is zonder twijfel noodzakelijk maar, dit is enkel zo wanneer de betrokken soort op lange termijn zelfvoorzienende en levensvatbare populaties kan voortbrengen in het stedelijk gebied. Indien dit niet het geval is zal de betrokken soort vroeg of laat uit het stedelijk gebied verdwijnen73.

Ook in de Green Surge stedelijke groene infrastructuurgids voor beoefenaars wordt het volgende aangeraden met betrekking tot het volledige spectrum van stedelijke natuur: “Efforts to promote biodiversity need to be designed based on local conditions and consider the variety of urban biodiversity. In some cases it might be more appropriate to protect or enhance biotopes for locally-evolved and introduced flora and fauna rather than (or as well as) habitats for native species”74. Het is uitermate belangrijk om te benadrukken dat algemeen, de meest verstedelijkte gebieden (natuurtype 3 en 4) de werking van natuurlijke ecosystemen als habitats niet kunnen vervangen voor een brede schaal aan soorten, zeker voor soorten die zeldzaam of bedreigd zijn of uitermate gevoelig zijn voor fragmentatie. Strategieën om (half-) natuurlijke restanten (natuur typen één, twee en soms drie) of bedreigde en zeldzame diersoorten (die een zelfvoorzienende populatie kunnen

72 KOWARIK I., “Novel urban ecosystems, biodiversity, and conservation”, Elsevier, 2011, 1978. 73

HANSEN R., RALL E., CHAPMAN E., ROLF W., PAULEIT S. (eds., 2017). Urban Green Infrastructure Planning: A Guide for Practitioners, Green Surge, 13, http://greensurge.eu/working-packages/wp5/

74 HANSEN R., RALL E., CHAPMAN E., ROLF W., PAULEIT S. (eds., 2017). Urban Green Infrastructure Planning: A Guide for Practitioners, Green Surge, 13, http://greensurge.eu/working-packages/wp5/

(23)

23 voortbrengen) in stedelijke gebieden te beschermen zijn en blijven dan ook van uitermate belang om de negatieve gevolgen van verdere urbanisatie voor biodiversiteit te minimaliseren en voor de levering van ecosysteemdiensten te garanderen.

KOWARIK pleit echter voor meer aandacht aan de bescherming van soorten, habitats of biotopen van soorten die bijdragen aan het stedelijk ecosysteem maar op vandaag nog niet worden beschermd. Het betreft dan voornamelijk de nieuwigheid van sommige stedelijke ecosystemen (natuurtypen 3 en 4) die vaak gelinkt zijn aan de aanwezigheid van een groot aantal uitheemse en opportunistische soorten. Het meer in rekening brengen van deze soorten in het natuurbeschermingsbeleid in steden zou veelbelovend kunnen zijn gelet op de ecosysteemdiensten die kunnen geassocieerd worden met deze soorten en de mogelijke bijdrage die ze kunnen leveren aan biodiversiteitbescherming75. Verder wetenschappelijk onderzoek op de populatie en habitatschaal zal hiervoor wel noodzakelijk zijn. De “four natures approach” is tevens ook een handig instrument voor natuurbescherming. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van een praktisch voorbeeld. Wanneer wordt vastgesteld dat een bepaalde zeldzame soort een voorkeur heeft voor natuurtypen 1 en 2, dan kan deze vaststelling aan de basis liggen van het besluit om deze natuurtypen in stedelijke gebieden te gaan beschermen of kwalitatief te verbeteren (bv. omdat dezelfde typen natuur in de omliggende rurale gebieden vanwege de intensifiëring van agrarische en bosbouwkundige praktijken sterk gedegradeerd zijn). Samengevat kan besloten worden dat de “four natures approach” het niet alleen eenvoudiger maakt om de verschillende ecosystemen in stedelijke gebieden te identificeren. Het is ook een belangrijk instrument dat een kader voorziet waarbinnen natuurbeschermingsmaatregelen in stedelijke gebieden kunnen worden geplaatst.

2. Waarom stedelijke biodiversiteit?

Er bestaan twee hoofdredenen waarom de mens stedelijke biodiversiteit moet beschermen, herstellen en ontwikkelen. Stedelijke biodiversiteit76:

1) levert een noodzakelijk bijdrage in de strijd tegen biodiversiteitsverlies en;

2) is noodzakelijk om de sociale functies en andere ecosysteemdiensten mogelijk te maken die geassocieerd zijn met stedelijke natuur.

2.1. Stedelijke gebieden bieden opportuniteiten voor biodiversiteit

In de loop der jaren is het bewijs toegenomen dat in stedelijke gebieden een rijke biodiversiteit kan bestaan77. Het idee dat stedelijke gebieden voornamelijk nefaste effecten hebben op biodiversiteit wordt stillaan verlaten en verschillende opportuniteiten worden geïdentificeerd voor biodiversiteit in deze door de mens gedomineerde ecosystemen. Het kan gaan over wilde stukjes natuur in steden, spontaan groeiende planten op verharde infrastructuur (zoals voetpaden), het ecologisch beheren van wegbermen, het aanleggen van groendaken, groengevels en biodiversiteit in openbare- en privétuinen. De kansen voor biodiversiteit reiken heel ver.

75

KOWARIK I., “Novel urban ecosystems, biodiversity, and conservation”, Elsevier, 2011, 1974. 76

KOWARIK I., “Novel urban ecosystems, biodiversity, and conservation”, Elsevier, 2011, 1978.

77 Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook—Executive Summary, Montreal, 5.

(24)

24 Echter, de mate waarin stedelijke gebieden opportuniteiten creëren voor het langdurig voortbestaan van (populaties) van soorten is zeer afhankelijk van verschillende factoren zoals de betrokken soort, de grootte van de leefgebieden en de mate van fragmentatie, vervuiling of verstoring etc.78 Ook de resultaten uit wetenschappelijk onderzoek naar biodiversiteit variëren afhankelijk van de gehanteerde schaal waarop onderzocht werd of van de plaats op de ruraal-stedelijke gradiënt (die van minder verstedelijkte gebieden naar meer verstedelijkte gebieden loopt)79.

In stedelijke gebieden worden de soorten opgedeeld in 3 categorieën. De eerste categorie zijn de zogenaamde ‘urban avoiders’, deze soorten zijn zeer gevoelig aan de aanwezigheid van mensen, verstoring of andere aspecten van het stedelijke milieu. Zij kunnen enkel langdurig blijven bestaan in fragmenten minder verstedelijkte habitat zoals bossen of moerassen. Het gaat bv. over grotere zoogdieren zoals herten of wolven80. De tweede categorie zijn de ‘urban adapters’, deze soorten kunnen in stedelijke habitats blijven bestaan omdat ze een breed dieet hebben en in staat zijn om nieuw verstoorde habitats te bewonen, zeker in afwezigheid van hun predatoren die meestal worden verjaagd door menselijke activiteiten. Deze soorten komen voor in matig verstedelijkte en voorstedelijke gebieden. Het gaat bv. over mollen en konijnen, roodborstjes, kraaien, paardenbloemen etc81. De derde categorie worden de ‘urban exploiters’ genoemd, deze soorten doen het zeer goed in stedelijke habitats omdat ze zeer goed bestand zijn tegen vervuiling, verstoring, menselijke aanwezigheid en zich goed kunnen verspreiden etc., het gaat bijvoorbeeld over slechtvalken, duiven, ratten en muizen, lieveheersbeestjes etc.82.

Verder kunnen ook de types habitats in stedelijke gebieden worden opgedeeld in 4 categorieën. De eerste categorie bestaat uit de zogenaamde ‘built-up habitats’ die voornamelijk uit menselijke constructies bestaan zoals groendaken, hoge gebouwen, kaaimuren etc. De tweede categorie zijn de zogenaamde ‘waste habitats’ die ontstaan zijn door wat de mens afdankt (zoals brownfields). De derde categorie zijn de ‘green habitats’ die voornamelijk uit vegetatie bestaan (zoals bossen, parken, begraafplaatsen, speelplaatsen, golfterreinen, tuinen, wegbermen, straatbomen etc.) en tot slot de ‘aquatic habitats’ die voornamelijk uit water bestaan (zoals stromen en rivieren)83.

Verschillende voorbeelden van biodiversiteit in stedelijke gebieden kunnen worden opgesomd. Een mooi voorbeeld van een nationaal park waar een rijke biodiversiteit bestaat is het nationaal park van Stockholm dat 2700 hectare groot is en midden in het centrum is gelegen84. Ook privétuinen kunnen een rijke biodiversiteit bevatten en zijn zelfs ontzettend belangrijk aangezien ze vaak een groot deel

78

https://link.springer.com/article/10.1007/s10531-010-9888-8 79

MCKINNEY M. L., “Urbanisation, Biodiversity, and Conservation, BioScience, 2002, 884; Schneiders A., Thoonen M., Alaerts K. (2016). Hoofdstuk 2 – 50 tinten groen. Naar een gemeenschappelijke beleidsstrategie voor groene infrastructuur (INBO.R.2016.12342848). In Van Gossum et al. (eds.), Natuurrapport – Aan de slag met ecosysteemdiensten. Technisch rapport. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.M.2016.12342456, Brussel, 25.

80 MCKINNEY M. L., “Urbanisation, Biodiversity, and Conservation, BioScience, 2002, 887. 81

MCKINNEY M. L., “Urbanisation, Biodiversity, and Conservation, BioScience, 2002, 887. 82

ADLER R. F. en TANNER J. C., Urban Ecosystems – Ecological Principles for the Built Environment, Cambridge, Cambridge University Press, 2013, 19.

83

ADLER R. F. en TANNER J. C., Urban Ecosystems – Ecological Principles for the Built Environment, Cambridge, Cambridge University Press, 2013, 6.

84 Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook—Executive Summary, Montreal, 5.

(25)

25 van het stedelijke groen bevatten85. Uit een studie van 61 tuinen in de stad Sheffield, UK werden 4000 ongewervelde diersoorten, 80 soorten korstmossen en meer dan 1000 soorten planten geïdentificeerd86. Ook zeldzame en bedreigde soorten, die het algemeen moeilijker hebben met de effecten van verstedelijking, kunnen langdurig voortbestaan in stedelijke gebieden in de juiste omstandigheden87 (zie supra met betrekking tot het groendak op een zuiverinstallatie in Zürich). 2.2. Stedelijke biodiversiteit voorziet de mens van ecosysteemdiensten

Naast de opportuniteiten die stedelijke gebieden kunnen voorzien voor biodiversiteit, levert een rijke biodiversiteit in het stedelijk gebied talrijke voordelen op voor de mens. Deze ‘voordelen’ worden, zoals eerder al werd aangegeven, ook ‘ecosysteemdiensten’ genoemd. Deze ecosysteemdiensten zijn cruciaal voor het welzijn van de mens en het garanderen van de leefbaarheid van het stedelijk gebied.

Groene biodiverse ruimten zoals parken, tuintjes, groendaken en stadslandbouw kunnen allemaal bijdragen aan het leveren van ecosysteemdiensten.

Voorzienende ecosysteemdiensten leveren producten als voedsel, water en hout. Maar wellicht nog belangrijker zijn de regulerende ecosysteemdiensten. Deze verminderen lucht-, geluid- en watervervuiling, verlenen een bescherming tegen overstromingen, droogte en hittegolven en dragen bij aan klimaatadaptatie- en mitigatie88.

Culturele ecosysteemdiensten zorgen voor aangename steden om in te leven. Het biedt de mens de kans om ook in het stedelijk gebied met natuur in contact te komen en zich te ontspannen en het heeft een positieve invloed op het psychologisch welzijn van de mens. Daarnaast kan biodiversiteit het stedelijk gebied esthetisch opwaarderen. Zo kunnen straten opgewaardeerd worden door het aanbrengen van groen, dat tevens de nodige verkoeling brengt in de zomer en kansen creëert voor biodiversiteit waardoor de mens in contact kan komen met dieren zoals vogels, vlinders, kevers etc. Door voldoende natuur in de stad kunnen volkstuintjes, stadslandbouw en natuureducatie mogelijk worden gemaakt. Door dergelijke initiatieven verhoogt ook het draagvlak bij de bevolking voor biodiversiteitsprojecten in het stedelijk gebied.

Ook de huidige COVID-19 epidemie toont het belang aan van voldoende groen en biodiversiteit in de stad. Mensen hebben de behoefte om aan groene ruimten met een hoge biodiversiteit maar dienen zich hiervoor meestal ver van huis te verplaatsen. Voldoende stedelijke biodiversiteit kan er voor

85 A. GODDARD M., J. DOUGILL A. en G. BENTON T., “Scaling up from gardens: biodiversity conservation in urban environments”, Elsevier, 2009, 95; AERTSENS J., DE NOCKER L., LAUWERS H., NORGA K., SIMOENS I., MEIRESONNE L., TURKELBOOM F. en BROEKX S., “Daarom groen – Waarom u wint bij groen in uw stad of gemeente”, Studie uitgevoerd in opdracht van: ANB – Afdeling Natuur en Bos, (144) 132.

86

Secretariat of the Convention on Biological Diversity (2012), Cities and Biodiversity Outlook—Executive Summary, Montreal, 5.

87 SUNDSETH K. en RAEYMAEKERS G., “Biodiversity and Natura 2000 in Urban Areas Nature in Cities across Europe: A Review of Key Issues and Experiences”, Brussel, 2006, X.

88

COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS, EU Biodiversity Strategy for 2030 Bringing nature back into our lives, Brussels, COM(2020) 380 final; PUPPIM DE OLIVERA J.A., BALABAN O., DOLL C.N.H., MORENO-PEÑARANDA R., GASPARATOS A., IOSSIFOVA D. en SUWA A., “Cities and biodiversity: Perspectives and governance challenges for implementing the convention on biological diversity (CBD) at the city level”, Elsevier, 2010, 1305.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat is het effect van groene ruimten op het ontstaan van sociale contacten tussen bewoners van vroeg-naoorlogse wijken en laat-naoorlogse wijken en op welke manier wordt er

nàaig zijn. Natuur is echter niet vervangbaar, ieder stukje natuur is uniek. Met natuirtec-hnische milieubouw kan men bovendien enkel relatief jonge en dus

Het huidige ruimtelijke beleid wordt sinds tien jaar bepaald onder andere door de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINEX). Compacte steden en restrictief beleid buiten de steden

Mensen die homozygoot zijn voor het allel Gly83, maar ook mensen die hiervoor heterozygoot zijn, hebben een grotere kans op hartfalen. De groep Nederlanders die dit risico loopt

De bezettingsgraad is onder andere afhankelijk van de mate waarin planten zich via zaden kunnen verspreiden (dispersiecapaciteit), de levensduur van de planten en die van de zaden.

Voor het antwoord dat de netto primaire productie wordt berekend uit de afgifte van zuurstof / de opname van koolstofdioxide overdag, en de bruto primaire productie wordt

− Als na het maaien het maaisel niet wordt verwijderd, kan eutrofiëring plaatsvinden en kunnen snel woekerende soorten de overhand krijgen.. − Door te maaien vóór zaadvorming

Voor het antwoord dat de netto primaire productie wordt berekend uit de afgifte van zuurstof / de opname van koolstofdioxide overdag, en de bruto primaire productie wordt