AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 77
Lapilli
Larsvanden Hoek+Ostende
De olifantvan60
miljoen
Het
practicum ligt
alweermeerdantwintig jaar
achtermij.
In dietijd
washeteenmooieafspiegeling
vanwatwe wis-ten.Heel veel vanoveral,
maarverdomdweinig
uit Afri-ka. En daar isgelukkig
in dietwintig jaar
wel heteen en ander aanveranderd. Uit Noord Afrikazijn
steedsmeer ensteeds ouderepaleogene
vindplaatsen
bekendgewor-den. En
sommige
vandievindplaatsen
hebben ook Prob-oscideaopgeleverd,
waardoorweinmiddels delijn
altot in hetallervroegste
Eoceenterugkondenvolgen.
Phos-phatherium
uit Marokkohad,
netalsMoeritheriumoveri-gens,een
levenswijze
die nog hetmeestdoet denkenaan die vannijlpaarden.
Alleen zagPhosphatherium
ermetzijn geschatte lichaamsgewicht
van 15 kilonatuurlijk
wel heel anders uit.Dezelfde
paleontoloog
diePhosphatherium ontdekte,
heeftnude
evolutielijn
vande Proboscideadoorgetrokken
totin het Paleoceen. Nota bene in dezelfdemijn
waarinhij
eer-Er is niets Afrikaanser daneen olifant.
Goed,
ik weetook wel daterIndische olifantenbestaan,
enje
hoeft meecht niet uitteleggen
dat demammoet ookeenolifant was. Maarneem numaar vanmij
aan dater niets Afri-kaanser is daneenolifant. Hetis hetslagschip
vandeAf-rotheria,
eenop heteerstegezicht
watonwaarschijnlijke
superorde
binnen dezoogdieren. Op
basisvanhun DNA werdenolifanten, zeekoeien,
klipdassen
enaardvarkens alseengroepbeschouwd. Maartotdie groep behoren ook kleine dieren alsgoudmollen, olifantsspitsmuizen
enten-recs. U
begrijpt
waaromik de olifanttotslagschip
geko-zenheb:quabekendheid steekthij
metkop
enschouders boven derestuit.Maareris nogeenandere reden datvoor
mij
alspaleon-toloog
de olifanteneenbijzondere plek
innemenende af-rotherenbij
uitstekzijn.
Ze hebbeneenuitgebreide
fossie-leoverlevering,
waaraande evolutievande verschillendegroepen
goed
is aftelezen. Als studentvolgde
ik het prac-ticum‘Mens,paard,
olifant’. De evolutievan deProbos-cidea,
oftewel deslurfdragers,
moesten weherleidenaan de handvanafgietsels.
Diewarenvanbeestenvan overde hele wereld.Mastodonten, bunomastodonten, stegodonten,
deinotherenennatuurlijk
onzeeigen
mammoet. Aan de basis vande verschillendeevolutielijnen
stond hetenige
Afrikaanse fossiel dat desetrijk
was, Moeritherium uit hetOligoceen
vandeFayüm
inEgypte.
Een beest waarinje,
zonder al die andereafgietsels,
als student nietzosnel eenslurfdrager
zouherkennen.AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 78
der
Phosphatherium
gevonden had,
ontdekte EmmanuelGheerbrandteen
slurfdrager
dienog
kleiner,
nogprimitie-verenvooral nog ouder is. In de PNASvan30
juni
presen-teerde
hij zijn
Eritheriumazzouzorum(lit. 2).
Ouderbetekent in dit
geval
Paleoceen. Eritheriumzoumeteenouderdomvan60
miljoen jaar
zo’nvijf miljoen jaar
ouderzijn
danPhosphatherium.
Hetgewicht
vandenieu-we
slurfdrager (die overigens
duswaarschijnlijk
geenslurfhad)
wordtgeschat
opzo’n
vijf
kilo. Dat het hiergaatom eenproboscide,
wordtmetnamelijk duidelijk
door dever-grote,
rechtnaarvorenstekendesnijtanden.
In deloop
van de evolutie ontwikkelen dezesnijtanden
zichtot de vaak enormeslagtanden
vanlatereolifantsachtigen.
Delevens-wijze
vanEritherium zal niet veelverschildhebbenvanzijn
directenakomelingen.
Lekker chillen in enrond het water,enje
daartegoed
doenaandewaterplanten.
Het nieuwe fossielmaaktedeProboscideaeen vande mo-dernezoogdierordes
dietothetverstin het verleden iste-rugtevoeren. En daarmee is Eritheriummeteen interes-santvoordealsmaarwoedende discussietussen
DNA-fy-logenetici
enpaleontologen
overde evolutievande vroe-gezoogdieren.
De heb het daar al eerderovergehad
in deze rubriek. Kortsamengevat:DNAgeeft
aandat de
superor-des,
waaronder deAfrotheria,
alafsplitsen
op 100
miljoen
jaar,
dik in hetKrijt
dus. Een verdereopsplitsing
vindtplaats
aanhetbegin
vanhetEoceen,
hetzogenaamde
lan-ge lonteffect.Paleontologen
zien echter degroteradiatie vanzoogdieren optreden
directna het uitstervenvan de dinosauriërs.Zij
houden veelmeervastaanhet conventi-onelebeeld,
dat de evolutieeenflinke douwkreeg
ophet momentdatallerlei niches
vrijkwamen.
Evolutiemet een heel kortlontje
dus.Gheerbrant zelf ziet in Eritherium
ondersteuning
voorhet korte lont model. Maar ik ben het daargeloof
ik niet hele-maalmee eens. Tussen deregels
vanzijn
artikel door leesik,
dat Eritheriumweleens eenbrug
kanvormentussen de korteendelange
lonten.Dat,
zoals Gheerbrantineen inter-viewzei,
Eritheriumzoprimitief
is dathij
nooiteenlange
voorgeschiedenis gehad
kanhebben, geef
ik hem cadeau. Discussiesoverevolutiesnelhedenzijn eindeloos,
dus die kanje
betermaarmeteenlaten schieten. En alswedaaruitdanmoetenconcluderen dat de
slurfdragers
pasnahet uit-stervenvande dinosauriërszijn
ontstaan,vind ik dat ookprima.
Maar omdat de Proboscideamaar eenorde is binnen deAfrotheria,
betekent dat dan wel dat deafsplitsing
van de afrotheren zelf dus wel in hetKrijt
kan- of misschienzelfs welmoet- hebben
plaatsgevonden.
Daarmeezouje
dus hierineen
voorzichtige bevestiging
van deDNA-fy-logenie
kunnen zien. En weliswaar heeft de Fransepale-ontoloog
nuaangetoond
dat de ordevandeslurfdragers
er voorhet Eoceen alwas,maartegelijkertijd schrijft hij
wel dat de radiatie binnen diegroep pasgoed
op gang komt aanhetbegin
vanhet Eoceen. En datpastdanweeraardig
inwatdelange
lontersproberen
tezeggen.
Het
probleem
in de helediscussie,
zoals in elkewetenschap-pelijke discussie,
is daternog zoveel is datwenietweten. En danmet nameover de relatietussen DNAenmorfo-logie.
Toen de DNA-mensen de Afrotheriatotgroep ver-klaarden,washetvoor
morfologen
eenhele klus om unie-kegemeenschappelijke
eigenschappen
(synapomorfieën)
tevindenvoorolifanten, klipdassen, olifantsspitsmuizen
enderest.Die waren erwel,
maarje
moetevenzoeken. Zozijn bijvoorbeeld bij
al deze dieren de teelballen nietuitgedaald (oftewel,
eris dus geen zakaan).
Als de Afro-theria zo’n oude groepis,
is het niet vreemd daternietzo veelsynapomorfieën
teherkennenzijn
in derecentever-tegenwoordigers.
Inopeenvolgende radiaties, waarbij
ver-schillendelijnen
hele anderespecialisaties zijn
gaanvol-gen, zullen doorconvergenteevolutie veel van de
oor-spronkelijke
gezamenlijke
kenmerken verlorenzijn
ge-gaan. Envoor onspaleontologen zijn
diepaardie overge-blevenzijn
nietaltijd
interessant. Zo hebbenwij
de ballen verstandvantestikels.Ik
gaervan
uit,
dat DNA nietliegt. Morfologie
wel. Devis-hagedis
is geendolfijn,
de hazelworm is geenslang
endegoudmol
isgeenmol. Maar
tegelijkertijd
is het demorfo-logie
die directbepaalt
hoeeendierfunctioneert,
endus hoe het evolueert.Natuurlijk
iser nahet uitstervenvande dinosauriërs ruimtevoorallerlei nieuwemodelletjes
in dezoogdieren,
ennatuurlijk
ontstaan die. Misschien veran-dert dan ook het DNAsneller;
eris veelwat weniet we-ten. En als wedemeestezoogdierordes
zien ontstaan in hetVroeg Eoceen,
dan zaler best welsprake zijn
van een tweedevemieuwingsgolf,
metnieuwegroepen,of zoals
bij
deProboscidea,
eenuitbreiding
vandemogelijkheden
binneneengroep.
Lang lont,
kortlont,
het isomheteven.Hetbegin
vanhet Caenozoïcum zag dezoogdieren knallen,
endat kan best metmeerdereevolutie-explosies gepaard zijn
gegaan.Kort-om, iedereen heeftgelijk.
Ik beneenkindvandesixties,
daar hou ikvan.Maar ik
hoop tegelijkertijd
dat deweten-schappers
zelfnog nietop het idee komen dathet allemaal omheteven is. Deze discussies makentespannend
lees-voer om er nualmeeoptehouden.Een
overmoedig
aapje
Even beheerstezede
wereld,
onzekleine Ida.Op
de troongeholpen
doorSir DavidAttenborough,
dieeen BBC-documentairewijdde
aanditbijzondere fossiel,
bemachtig-deze eenpositie
die slechts voorweinigen
isweggelegd:
zewerdvoor een
dag
onderdeelvanhetGoogle-logo.
Het
probleem
metal die aandachtwasechter,
dat deklei-neIda al sneltotMiss
Missing
Link werduitgeroepen.
Dat wreefeenaantalevolutiebiologen
flinktegendeharen,
en de kritiekwasnietvande lucht. DeWiki-pagina
dieaan het fossielgewijd is,
vertelt onder anderemeer overdepo-lemiek,
danoverhetdiertje
zelf. Het ishoog tijd
voor eenbeetje
eerherstel. Want zelfs alwas snelduidelijk
dat deovermoedige
claimvan eenmissing
link nietwaargemaakt
konworden,
Idaisenblijft
zoweleenprachtig,
alseenbe-langrijk
fossiel. EnAFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 79
Voor
degenen
die het nieuws nietzogevolgd hebben,
Ida is debijnaam
vanhetholotype
vanDarwiniusmassilae,
denieuwste
grote ontdekking
van Messel. Al decennialang
staathet Eocene kratermeer in deomgeving
vanDarmstadt garantvoorde mooiste fossielen.Nog
nietzolang geleden
warendeze
prachtige
resten vankrokodillen, vissen,
oer-paardjes
enprimitieve knaagdieren
hetonderwerp
van eententoonstelling
in Naturalis. DeLagerstatte
leverde ookmysterieuze
vondsten op, zoals deEuropese
miereneterEumtamandua.Restenvan
primaten
warenook op deten-toonstelling
tezien,
maargezien
de diversiteit diewe ken-nenvanandere Eocenevindplaatsen,
warenzetot dusver maarspaarzaamvertegenwoordigd
in Messel.Wie de vitrines met fossielen
gezien heeft,
zal niet ver-wonderdzijn
om te horen dat devindplaats
beschermd cultureelerfgoed
is. Maar dat is nietaltijd
zogeweest.Ik herinnermenogdatop congressende
petities rondgingen
omMessel voordeondergang
tebehoeden. Hetgatin degrond
wasvoorbestemdom eenvuilstortplaats
teworden. Erwaszelfseentijd
vannoodopgravingen,
omnogte red-denwat er tereddenviel,
voordat devuilniswagens
zou-den gaanrijden.
Het is in dezeroerige tijd
dat het verhaal vanIdabegon.
Precieswanneer endoor wiezeis
opgegraven,weten we niet. Hetmoetin 1983geweest
zijn,
enhetmoetgeweestzijn
door iemand die wistwathij
deed. De olieschalie is weliswaar hetgeheim
achter debijzondere preservatie
van defossielen,
maartegelijkertijd
ishij
ookmoeilijk
optegra-ven.Uren nadateenfossiel is
blootgelegd, begint
de schalie al uittedrogen
entebrokkelen. Er iseenpreparateurdiemethars kan omgaan
nodig,
omhet fossielteredden. Van Darwinius massilae werden op die manier zoweleenplaat
methetgrootste
gedeelte
vanhetskelet,
alseentegenplaat
gepreserveerd.
Deplaat
laatnaasthet skelet bovendien nog eenafdrukvande lichaamsomtrek zien. De ontbrekende delenvandetegenplaat
werdenaangevuld
omhet stukaan-trekkelijker
temakenvoordefossielenmarkt.Inmiddels isduidelijk
dat ditgedaan
is door iemand die ook hetoriginele
fossiel kende. Detegenplaat
vondzijn
wegnaar eenklein museum in
Wyoming.
Eenvandebelangrijkste
aspecten vandit stuk is dat deze demaaginhoud
vanhetdiertje,
be-staande uit vruchtenenbladeren,
laat zien. Dat het echtergrotendeels
eennepfossiel
was, werd al in 1994 door de Baselsepaleontoloog
Jens Franzen herkend.De
plaat
verdween uit beeld in de collectievan eenprivé-verzamelaar.
Twintig jaar
later werd het viaeenfossielen-handelaarweeropde markt
gebracht. Vraagprijs:
1mil-joen
dollar. Duitsemuseahaaktenbij
ditbedrag af,
maar Jom Hurumvanhetmuseumin Oslozagerwel brood in.Hij
kocht het fossielenverzameldeeenlegertje
specialis-ten, waaronderware
Messelveteranen,
omvoorhetweten-schappelijke gedeelte
tezorgen.Op
19 mei van ditjaar publiceerden
dewetenschappers,
onderleiding
vanJensFranzen,dewetenschappelijke
be-schrijving
vanDarwinius massilae. Hurum had ondertus-sen ook aleenheel mediacircusgeorkestreerd,
zodat denieuwste
telg
aandeprimatenboom
met veelpoeha
kon worden verwelkomd.Die
beschrijving
in PLoSONEgetuigt
van eenstukje
Deutsche Gründlichkeit
(lit. 1).
Het skelet werd helemaaldoorgelicht
enminutieus beschreven.Doorgelicht
moet uhierletterlijk
nemen, wantröntgenapparatuur
en CT-scans vormdenbelangrijke hulpmiddelen bij
het bestude-ren vanhet fossiel.Het artikel richt zich in deeerste
plaats
op depaleobiolo-gie
vanhetdiertje.
Watvoorbeestje
wasDarwinius? Hetholotype
isduidelijk
van eennog nietvolgroeid exemplaar,
enhet ontbrekenvan een
penisbot geeft
aandat het ske-letvan eenvrouwtje
is. Zewaszo’n 58 centimetergroot,de
lange
staart nietmeegerekend.
Hetlichaamsgewicht
wordtgeschat
opiets minder daneen
pond,
maar eenvol-groeide
Darwinius zaltussen de 600 en900 gram gewo-genhebben. Dat het skeletzocompleet
is-slechtseen van de
achterpoten
ontbreekt-duidteropdat Ida kortnaarhaar dood in het kratermeer
gevallen
isen in de zacht modder van de meerbodem isweggezakt. Mogelijk
werdze be-vangen doordateenhoeveelheidkooldioxidevrijkwam
uit hetmeer.Datsoortgasbellen zijn
bekendvanhedendaag-sevulkanischemeren.
Wat deauteurs vooral niet wilden
doen,
is eenvolledige
fylogenetische
analyse
van de nieuwesoort geven. Nu is hetnatuurlijk altijd wijs
omalsje
iets niet wildoen,
het ookdaadwerkelijk
niettedoen. Maaraanhet skeletwa-ren eenaantal zakentezien die toch echt
opgemerkt
moes-tenworden. Betergezegd,
er waren eenaantaldingen
niet tezien. Darwinius kendegeenkamklauwaan de voet,engeen
zogenaamde
tandenkam. En ditzij
nutypische
struc-turen voorbinnen de lemuren. Devoorzichtige
conclusieis dan ook dat Darwiniuseen
stapje hoger
staatdan dele-muren, enal op weg is naarde echte apen. En
mogelijk
geldt
dit welvoorde heleAdapiformes,
de groep waarbin-nenDarwinius valt.In het hele mediacircus rond de vondst was echter geen ruimtevoor
voorzichtige
conclusies.Ida, overigens
ver-noemdnaardezesjarige
dochtervan JomHurum,was démissing
linktussen lemurenende echteapen.
Weten-schappers
die deze boudebewering gingen
toetsenaan deoorspronkelijke publicatie,
warenteleurgesteld,
enlieten hun gram horen in de pers. Vooral Amerikaansecollega’s,
die in
eigen
land veelal geensoortgepubliceerd
kunnenkrijgen
zondereenvolledige fylogenetische analyse,
vie-lenoverde
wijze
waarop deDuitsers,overigens geheel
in deEuropese
cultuur,
hetpuntvandeafstemming
haddenaangepakt.
Niet door rücksichtslos 300 kenmerken in decomputer
tegooien,
maardoordertig geselecteerde
ken-merkentebespreken.
Eversosorry, maar
Europese
zoog-dierpaleontologen
denken liever zelfna overwat kenmer-ken betekenmer-kenen.Ik vind het
jammer
enonterecht dat Ida zoveelweinig
kri-tische kritiekteverdurenkreeg.
Ook Nederlandsecolle-ga’s
hebben zichoverigens
daaraanschuldig gemaakt.
Ida isprachtig,
Darwinius massilae zalonsnog veel lerenoverAFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 80
de vroege
ontwikkeling
vandeprimaten.
Een bescheidenaapje,
meteentragische voortijdige
dood. Dat haarontdek-king overmoedig gebracht is,
mogeduidelijk zijn.
Maar dat kunnenwehaar,
noch dewetenschappers
die haar nauw-gezetbestudeerdhebben,
nietaanrekenen.Literatuur
1
Franzen, J.L.,
P.D.Gingerich,
J.Habersetzer,
J.H.Hu-rum, W. von
Koenigswald
& B.Holly Smith,
2009.Complete
Primate Skeleton from the Middle Eocene of Messel inGermany: Morphology
andPaleobiolo-gy. PLoS ONE
4(5),
e5723. 2Gheerbrant, E.,
2009. Paleoceneemergenceof
elephant
relatives and therapid
radiation of Africanungulates.
Proceedings
NationalAcademy
ofSciences,
106(26),
10717-10721.*Larsvanden HoekOstende,Nationaal Natuurhistorisch
Museum,