• No results found

Ergotherapeutische behandelingen voor cliënten met problematiek in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen en prikkelverwerking Adviesrapport en theoretische onderbouwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ergotherapeutische behandelingen voor cliënten met problematiek in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen en prikkelverwerking Adviesrapport en theoretische onderbouwing"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ergotherapeutische behandelingen voor

cliënten met problematiek in de communicatie

en sociale interactie, gedragsproblemen en

prikkelverwerking

Adviesrapport en theoretische onderbouwing

Isabella Boyer

500630923

Iris van Perse

500780483

(2)

Afstudeerproject

“Ergotherapeutische behandelingen voor cliënten met problematiek in de

communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen en

prikkelverwerking”

Adviesrapport en theoretische onderbouwing

Isabella Boyer 500630923

Iris van Perse 500780483

Romy van Duijn 500771110

Datum 27-12-2020

Opleiding Ergotherapie Bachelor

Naam opdrachtgever Miriam van Reenen Jacqueline Coppers

Altrecht Neuropsychiatrie Vesalius Naam docentbegeleider Eric Tigchelaar

Groep FG_LE20-P8B

Aantal woorden 8189

Het copyright van dit adviesrapport en bijbehorend beroepsproduct blijft in handen van de Hogeschool van Amsterdam.

Amsterdam, September 2020

Hogeschool van Amsterdam, opleiding Ergotherapie In opdracht van Altrecht Neuropsychiatrie Vesalius

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het eindproduct van ons bachelor afstudeerproject “Ergotherapeutische behandelingen voor cliënten met problematiek in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen en prikkelverwerking”. Het onderzoek is gedaan door Isabella Boyer, Romy van Duijn en Iris van Perse, in opdracht van Jacqueline Coppers en Miriam van Reenen. Dit zijn ergotherapeuten werkzaam bij Neuropsychiatrie Vesalius, onderdeel van Altrecht.

Wij willen Jacqueline Coppers en Miriam van Reenen bedanken voor de ondersteuning en feedback tijdens het gehele proces. Eric Tigchelaar van de Hogeschool van Amsterdam voor de begeleiding tijdens het afstudeerproject.

Daarnaast bedanken wij Corine van Dal, ergotherapeut bij GGMD (geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening); Fiona Peyton, Hazel Foley en Craig Green, ergotherapeuten van het Birmingham and Solihull Mental Health NHS; Isabelle Peters, ergotherapeut bij Neuropsychiatrie Expertisecentrum Winkler Kliniek; Ine Lamers, ergotherapeut structuurpraktijk; Shani Volovic Shushan en Ofra Bareket-Srulevitch, ergotherapeuten Shalvata Mental Health Center; Dineke van Sermondt, ergotherapeut ACT-ergotherapie; Marinka Janssen, ergotherapeut evenals ASITT trainer en Jolanda Grootenhuis, ergotherapeut Mediant voor de interviews in het praktijkonderzoek. Tot slot willen wij ervaringsdeskundige Milou Schrijver en ergotherapeut Zohar Gildoni bedanken voor het verschaffen van achtergrondinformatie en uiteraard informatiespecialist Esther Verloop voor haar hulp tijdens het literatuuronderzoek.

(4)

Samenvatting Context

Niet aangeboren hersenletsel (NAH) kan grote gevolgen hebben voor de mentale gezondheid, waaronder psychiatrische problemen. Bij Neuropsychiatrie Vesalius komen veel cliënten met problemen in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen en prikkelverwerking. Momenteel is er een beperkt aanbod van geschikte specifieke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies voor deze drie gebieden.

Vraagstelling

Na inventarisatie van de gebieden is de volgende hoofdvraag opgesteld:

“Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies gericht op psychiatrische cliënten met problematiek in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen of problematiek in de prikkelverwerking zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?”

Bij deze hoofdvraag zijn drie deelvragen opgesteld die zich richten op de drie gebieden:

“Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van

problematiek in de communicatie en sociale interactie bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?”

“Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van

problematiek in de prikkelverwerking bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?”

“Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van gedragsproblemen bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?”

Methode

Om de hoofd- en deelvragen te beantwoorden is literatuuronderzoek uitgevoerd waarbij gezocht werd naar vormen van diagnostiek en behandelinterventies voor de drie gebieden. Hierna is een selectie gemaakt van diagnostiek en behandelinterventies die nader onderzocht zijn in het praktijkonderzoek. Dit praktijkonderzoek omvat acht semigestructureerde interviews met ergotherapeuten werkzaam in de GGZ of gespecialiseerd in een van de drie gebieden. In het praktijkonderzoek is nagevraagd welke vormen van diagnostiek en behandelinterventies als toepasbaar worden ingeschat door de respondenten.

Resultaten

Na het uitvoeren van het literatuur- en praktijkonderzoek zijn een aantal aanbevelingen opgesteld in het adviesrapport. Deze aanbevelingen zijn gesorteerd op de drie gebieden.

Conclusie

Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat een aantal ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies geschikt zijn gebleken voor de drie gebieden. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek zijn een aantal aanbevelingen gedaan in DEEL 1 - Adviesrapport.

Het onderzoeksverslag is te lezen in DEEL 2 - Onderzoeksverslag. Ook is er een basis gelegd voor een nieuw (afstudeer-)onderzoek, doordat er in het praktijkonderzoek een aantal nieuwe inzichten naar voren zijn gekomen, die nader onderzocht kunnen worden.

Discussie

(5)

Inhoudsopgave

DEEL I – ADVIESRAPPORT ... 6

Aanleiding en vraagbeschrijving ... 6

Aanbevelingen onderdeel I – Problematiek in de communicatie en sociale interactie ... 7

Aanbeveling Evaluation of Social Interaction ... 7

Aanbeveling Social Cognition and Interaction Training ... 7

Aanbeveling onderdeel II – Gedragsproblemen... 12

Aanbeveling Life Adaptation Skills Training ... 12

Aanbeveling onderdeel III – Problematiek in de prikkelverwerking ... 14

Aanbeveling Adult/Adolescent Sensory Profile ... 14

Aanbeveling Adult Sensory Integration Timmerman Treatment ... 14

Aanbeveling – Inzetbaar op onderdeel I, II en III ... 19

Aanbeveling Visual Analogue Scale ... 19

Aanbeveling Occupational-Based Family Therapy ... 19

Advies aan opdrachtgever ... 24

DEEL II – ONDERZOEKSVERSLAG ... 25 1. Inleiding ... 25 2. Aanleiding ... 26 3. Maatschappelijke relevantie ... 27 4. Theoretisch kader ... 28 5. Vraagstelling ... 29 5.1 Doelstelling ... 29 5.2 Hoofd- en deelvragen ... 29 6. Methoden ... 30 6.1 Werkwijze ... 30 6.2 Ethische aspecten ... 30 6.3 Fase I: Oriëntatie ... 30

6.4 Fase II: Literatuuronderzoek ... 31

6.5 Fase III: Praktijkonderzoek ... 34

6.6 Fase IV: Advies schrijven ... 35

6.7 Fase V: afronding... 35

(6)

7.1 Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van problematiek in de communicatie en sociale interactie bij psychiatrische patiënten zijn geschikt en worden als toepasbaar

ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ? ... 36

7.1.1 ACIS – Assessment of Communication and Interaction Skills ... 36

7.1.2 ESI – Evaluation of Social Interaction ... 37

7.1.3 SCIT – Social Cognition and Interaction Training ... 37

7.1.4 Niet specifiek genoeg ... 38

7.2 Deelvraag 2 ... 38

7.2.1 LAST – Life Adaptation Skills Training ... 38

7.3 Deelvraag 3 ... 38

7.3.1 AASP – Adult/Adolescent Sensory Profile ... 39

7.3.2 ASITT – Adult Sensory Integration Timmerman Treatment ... 39

7.3.3 Niet specifiek genoeg ... 40

7.4 Algemene behandelingen – Inzetbaar op deelvraag 1 t/m 3 ... 40

7.4.1 VAS – Visual Analogue Scale ... 40

7.4.2 DT en PL – Distress Thermometer en Problem List ... 41

7.4.3 OFT – Occupational-based Family Therapy ... 41

7.4.4 Niet specifiek genoeg ... 43

7.5 Nieuwe inzichten na praktijkonderzoek ... 43

7.5.1 ReAttach ... 43

7.5.2 Goldstein methode ... 43

7.5.3 Model Of Creative Ability (MOCA) ... 43

7.5.4 Residential Environment Impact Survery (REIS) ... 43

7.5.5 HOW-Observatiemethode ... 44

7.5.6 Mino-Activiteiten-Aanpak (MAA) ... 44

7.5.7 Vaardigheidstraining Emotie Regulatie Stoornis (VERS-training) ... 44

8. Discussie en conclusie ... 45

8.1 Conclusie ... 45

8.2 Discussie ... 46

8.3 Aanbevelingen ... 47

Literatuur ... 48

Bijlage I – Tabel voor het vastleggen van resultaten ... 54

Bijlage II – Mail/brief praktijkonderzoek ... 62

Bijlage III – Toestemmingsformulier deelname afstudeeronderzoek ... 64

(7)

DEEL I – ADVIESRAPPORT Aanleiding en vraagbeschrijving

De veranderingen in de GGZ vragen steeds meer om onderbouwing en bewijs voor de

ergotherapiebehandelingen. De opdrachtgevers hebben aangegeven dat zij een overzicht missen van onderbouwing vanuit de literatuur. Om dit beter in kaart te brengen is de hulp van vierdejaars ergotherapie studenten ingeschakeld voor een breed literatuur-en praktijkonderzoek.

Om richting te geven aan het onderzoek is de onderzoeksvraag opgesteld door de opdrachtgevers Miriam van Reenen en Jacqueline Coppers, ergotherapeuten werkzaam bij Neuropsychiatrie Vesalius. De onderzoeksvraag is: “Welke ergotherapeutische behandelproducten of

behandelprincipes zijn onderzocht en bruikbaar voor ergotherapiebehandelingen voor cliënten met psychiatrische problematiek gericht op (sociaal-)cognitief functioneren en gedragsproblemen?”. Om dit vervolgens te verwerken in een praktisch toepasbaar adviesrapport.

Na inventarisatie over de onderzoeksvraag is de hoofdvraag opgesteld en luidt als volgt:

“Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies gericht op psychiatrische cliënten met problematiek in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen of problematiek in de prikkelverwerking zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?”

De belangrijkste resultaten vanuit het literatuur- en praktijkonderzoek zijn verwerkt in DEEL I - adviesrapport. Hierin staan aanbevelingen per gevonden diagnostiek en behandelinterventie en het advies aan de opdrachtgevers. In DEEL II - onderzoeksverslag staat het proces en uitgebreide bevindingen van het onderzoek beschreven.

(8)

Aanbevelingen onderdeel I – Problematiek in de communicatie en sociale interactie

Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van problematiek in de communicatie en sociale interactie bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als

toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?

Aanbeveling Evaluation of Social Interaction

De ESI is een diagnostiek die zich richt op de sociale interactievaardigheden en is aan te bevelen omdat het is ontwikkeld om de sterkten en zwakten van deze vaardigheden inzichtelijk te maken. De ESI is speciaal ontwikkeld voor ergotherapeuten, omdat zij zich ten opzichte van andere disciplines specifieker richten op het handelen van de persoon in zijn omgeving. De ergotherapeut observeert de cliënt tijdens een betekenisvolle activiteit, wanneer de sociale interactie plaatsvindt met natuurlijke gesprekspartners. De items uit de ESI schetsen een beeld over de sociale

interactievaardigheden van de cliënt. Aan de hand van deze score kan er een gericht

ergotherapeutisch behandelplan worden opgesteld. De afname en scoreduur van de ESI is ongeveer twee uur. Vanuit het praktijkonderzoek waren er twee respondenten die bekend waren met de ESI, echter hadden ze er nog niet mee gewerkt. Wel waren zij geïnteresseerd in meer informatie hierover.

Een driedaagse cursus in het Engels wordt aangeboden via Ergotherapie Nederland. Na de cursus is het een vereiste om binnen drie maanden 10 mensen uit eigen omgeving of praktijk te hebben geobserveerd. De gegevens van de observatie moeten ingezonden worden voor analyse. Wanneer uit de analyse blijkt dat de ESI betrouwbaar wordt toegepast, wordt een code voor ijking toegekend. Hiermee kan gebruik gemaakt worden van het volledige ESI-computerprogramma. Meer informatie over de ESI vindt u in Tabel I – Evaluation of Social Interaction.

Aanbeveling Social Cognition and Interaction Training

De SCIT is een behandelinterventie in de vorm van (groeps-)psychotherapie die is ontworpen om het sociale functioneren te verbeteren en is bovendien bewezen effectief in het verbeteren van de emotionele perceptie, de sociale perceptie, Theory of Mind en attributiestijl bij cliënten met schizofrenie. Daarnaast kan de SCIT worden ingezet bij cliënten met psychotische symptomen en sociale problemen. De SCIT is gebaseerd op de filosofie dat verbeterd sociaal functioneren het beste mogelijk wordt gemaakt door echte sociale interactie. De SCIT wordt aanbevolen op basis van het literatuuronderzoek, waaronder het handboek van de SCIT en de getoonde interesse vanuit

meerdere respondenten, die overigens niet bekend waren met de behandelinterventie. Hoewel het niet een ergotherapeutische behandelinterventie is, kan de SCIT volgens het SCIT-handboek wel goed ingezet worden door ergotherapeuten in de GGZ.

Om over te SCIT te beschikken, is het handboek van de SCIT vereist. Vanaf bladzijde 43 van het handboek worden alle stappen benoemd van de therapiesessies en wat er nodig is. Daarnaast zijn er ook een reeks videovignetten en powerpoint-bestanden nodig, die te downloaden zijn via de SCIT-website. Meer informatie over de SCIT vindt u in Tabel II – Social Cognition and Interaction Training (SCIT).

Op de volgende pagina’s is de volledige uitwerking van deze diagnostiek en behandelinterventies te vinden, in tabel I – Evaluation of Social Interaction (ESI) en tabel II – Social Cognition and Interaction Training (SCIT)

(9)

Evaluation of Social Interaction (ESI)

A. Doel

De ESI is een ergotherapeutisch observatie instrument dat is ontwikkeld om de sterkten en zwakten van de sociale interactie inzichtelijk te maken.

B. Interventiebeschrijving

De ergotherapeut observeert de cliënt tijdens een betekenisvolle activiteit, in eigen omgeving, wanneer de sociale interactie plaatsvindt met natuurlijke gesprekspartners.

De ESI bestaat uit 27 sociale-interactievaardigheden, onder te verdelen in de volgende onderdelen:

• Starten en beëindigen van interactie;

• Produceren van interactie;

• Fysiek ondersteunen van interactie;

• Creëren van interactie;

• Interactie op gang houden.

Aan de hand van de resultaten kan de ergotherapeut tips geven aan de persoon en/of zijn

omgeving. De ESI geeft richtlijnen of naast de ergotherapeut ook de expertise van de logopedist of psycholoog inzet moet worden. De ACQ-SI is ontwikkeld als extra aanvulling op de ESI, dit is een instrument in de vorm van een interview. De ACQ-SI geeft het verschil aan tussen het

geobserveerde probleem van de ergotherapeut en het zelfinzicht van de cliënt. Dit assessment kan als aanvulling worden gebruikt op de ESI, maar het is niet noodzakelijk.

C. Doelgroep

Voor personen vanaf 2 jaar die problemen ondervinden in de communicatie en sociale interactie. D. Exclusiecriteria

Wanneer er geen problemen zijn op het gebied van sociale interactie. E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst

Elk van de 27 items wordt gescoord van 1 tot 4. De uiteindelijke score kan vergeleken worden met die van leeftijdsgenoten.

F. Uitvoerenden Ergotherapeut.

G. Duur per sessie en aantal sessies

De afname en scoreduur van de ESI is ongeveer twee uur. H. Scholing en verkrijgbaarheid

Een driedaagse cursus in het Engels wordt aangeboden via Ergotherapie Nederland. Na de cursus moet de ergotherapeut binnen drie maanden 10 mensen uit eigen omgeving of in de praktijk hebben geobserveerd. De gegevens van de observatie moeten ingezonden worden voor analyse. Wanneer uit de analyse blijkt dat de ESI betrouwbaar wordt toegepast, wordt een code voor ijking toegekend. Hiermee kan gebruik gemaakt worden van het volledige ESI-computerprogramma. De kosten van de cursus ligt tussen de 945 euro en 995 euro.

(10)

I. Literatuur/ referenties

Witteveen, J., & Swart, B. (2018). De Evaluation of Social Interaction (ESI). Ergotherapie Magazine 2, 34–37.Geraadpleegd op 17-11-2020, van

https://www.ergotherapiejaarcongres.nl/new/wp-content/uploads/2019/03/EM-0218-ESIparticipren-op-school.pdf.

Simmons, C. D., Griswold, L. A., & Berg, B. (2010). Evaluation of Social Interaction During Occupational Engagement. American Journal of Occupational Therapy, 64(1), 10–17.

DOI: 10.5014/ajot.64.1.10

Ergotherapie Nederland. (2020). Cursus Evaluation of Social Interaction (ESI). Ledenportaal Ergotherapie. Geraadpleegd op 21-12-2020,

van https://info.ergotherapie.nl/cursus/cursus-evaluation-of-social-interaction-esi Tabel I – Evaluation of Social Interaction (ESI)

(11)

Social Cognition and Interaction Training (SCIT)

A. Doel

De SCIT is ontworpen om het sociale functioneren te verbeteren en is bovendien bewezen effectief in het verbeteren van de emotionele perceptie, de sociale perceptie, Theory of Mind en attributiestijl bij cliënten met schizofrenie. De SCIT is gebaseerd op de filosofie dat verbeterd sociaal functioneren het beste mogelijk wordt gemaakt door echte sociale interactie.

B. Interventiebeschrijving

De SCIT maakt gebruik van oefeningen, spelletjes, discussie en interactieve sociale stimuli om specifieke gebieden van sociale cognitieve vaardigheden te verbeteren. Hierbij worden de versterkende aspecten van sociale interactie gebruikt om de betrokkenheid van cliënten bij hun eigen zorg te maximaliseren.

SCIT-groepen komen wekelijks bijeen gedurende zes maanden en bestaat uit: 1. Emotionele herkenningstraining in sociale context;

2. Leren herkennen van verschillende attributiestijlen; 3. Integreren van deze vaardigheden in real-life situaties C. Doelgroep

Volwassenen met schizofrenie, psychotische symptomen, sociale problemen en andere psychische aandoeningen. Volgens het handboek van de SCIT kan het ook als individuele interventie worden gebruikt, hoewel er hier nog niets over is gepubliceerd. Mogelijk kunnen de SCIT-principes en oefeningen bij individuele therapie selectief geïntegreerd worden in de lopende therapie. D. Exclusiecriteria

Personen met ernstige cognitieve beperkingen (IQ lager dan 70) of personen met ernstig middelenmisbruik of afhankelijkheidsproblemen.

E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst

Om de emotionele perceptie en de sociale cognitieve vaardigheden te meten kan er gebruik gemaakt worden van de Face Emotion Identification, Task en Face Emotion Discrimination Task, the Emotion Recognition Test, de 40 Faces version of Hinting Task of The Awareness of Social Inference Task. Zie SCIT-handboek voor de overige meetinstrumenten.

F. Uitvoerenden

GGZ-professionals die werken met personen met (ernstige) psychische aandoeningen zijn ideale kandidaten voor het uitvoeren van de SCIT. Ergotherapeuten in de GGZ hebben een breed kenniskader omtrent psychische aandoeningen en zijn bovendien gespecialiseerd in het

analyseren van het handelen en het gedrag. Dit maakt ze uiterst geschikt voor het uitvoeren van de SCIT. Daarnaast kunnen de trainingen multidisciplinair worden ingezet, waardoor het mogelijk is om met andere GGZ-professionals samen te werken.

G. Duur per sessie en aantal sessies

De SCIT is ontworpen om ten minste één keer per week gedurende 20 tot 24 sessies gedurende 45 tot 60 minuten bijeen te komen.

H. Scholing en verkrijgbaarheid

Om over de SCIT te beschikken, is de SCIT-handleiding nodig die verkrijgbaar bij Oxford University Press (www.oup.com). Daarnaast zijn er ook een reeks videovignetten en powerpoint-bestanden nodig, die te downloaden zijn via: http://scit.web.unc.edu/.

(12)

I. Literatuur/referenties

Roberts, D. L., Penn, D. L., & Combs, D. R. (2015). Social Cognition and Interaction

Training (Scit): Group Psychotherapy for Schizophrenia and Other Psychotic Disorders, Clinician Guide (Treatments That Work) (Illustrated editie). Oxford University Press. Nakagome, K., Kanie, A., Kikuchi, A., Haga, D., Tanaka, Y., Ishida, A., Yorozuya, Y.,

Matsuda, Y., Morimoto, T., Fukuoka, T., Takazawa, S., Hagiya, K., Ozawa, S., Iwata, K., Ikebuchi, E., Nemoto, T., & Roberts, D. (2019). S28. THE FEASIBILITY AND EFFICACY OF SOCIAL COGNITION AND INTERACTION TRAINING FOR OUTPATIENTS WITH

SCHIZOPHRENIA IN JAPAN: A MULTICENTER RANDOMIZED CLINICAL TRIAL. Schizophrenia Bulletin, 2019(10), 1–9. https://doi.org/10.1093/schbul/sbz020.573

Verweij, T. (2015). Signaleringen Vroege Psychose juni 2013 - Kenniscentrum. Kenniscentrum Phrenos. Geraadpleegd op 05-11-2020, van

https://www.kenniscentrumphrenos.nl/signaliseringen-vroege-psychose/signaleringen-vroege-psychose-juni-2013/

(13)

Aanbeveling onderdeel II – Gedragsproblemen

Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van gedragsproblemen bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?

Aanbeveling Life Adaptation Skills Training

De LAST is een behandelinterventie in de vorm van groepstherapie die zich richt op het verbeteren van algemene vaardigheden (life skills). Het is een ergotherapeutische behandelinterventie en wordt aanbevolen mede door de resultaten van het literatuuronderzoek en de interesse vanuit enkele respondenten. De LAST lijkt goed aan te sluiten omdat veel van de cliënten met gedragsproblemen bij Neuropsychiatrie Vesalius kampen met problemen op verschillende levensgebieden.

Uit het literatuuronderzoek komt naar voren dat de LAST gedragsproblemen van cliënten kan aankaarten en deze middels het sociale contact kan verminderen. Zo leert de cliënt over

verschillende coping technieken door het sociale contact met anderen aan te gaan. Tijdens de sessies wordt er gericht op verschillende vaardigheden met betrekking tot een evenwichtig leven leiden, stress, relaties en omgaan met ziekte.Het verbeteren van de life skills kunnen depressieve gedachten verminderen en zorgen voor een betere nachtrust, een betere levensstijl en grotere sociale participatie.

Er zijn 24 groepssessies nodig, waarvan één sessie ongeveer een uur duurt. Tussen de groepssessies door vindt een individueel telefoongesprek plaats. Een nadeel is dat de behandelinterventie een langere periode bestrijkt met veel contactmomenten, wat een uitdaging kan vormen om de groep telkens weer bijeen te krijgen. Het programma zelf is te verkrijgen via Appendix A in “Life Adaptation Skills Training for persons with depression”. Meer informatie over de scholing van de LAST is

verkrijgbaar via de grondlegger van dit programma. Meer informatie over de LAST vindt u in Tabel II - Life Adaptation Skills Training.

Op de volgende pagina is de volledige uitwerking van deze behandelinterventie te vinden, in tabel III – Life Adaptation Skills Training (LAST).

(14)

Life Adaptation Skills Training (LAST)

A. Doel

Het verbeteren van ‘life skills’ en deze toepassen in real-life situaties. B. Interventiebeschrijving

Middels 24 groepssessies wordt er gewerkt aan ‘life skills’, door middel van oefeningen en gesprekken. Tussen deze sessies door worden er telefonische sessies gehouden om de voortgang te bespreken.

C. Doelgroep

Volwassenen met depressieve klachten en andere klachten in de psychische gezondheid. D. Exclusiecriteria

Patiënten zonder depressieve klachten of zonder slechte copingstijl en verminderde sociale participatie.

E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst

Door middel van gesprekken met de patiënt wordt het resultaat getoetst. De patiënt geeft in deze gesprekken aan wat goed gaat en waar nog verbetering mogelijk is.

F. Uitvoerenden Ergotherapeut.

G. Duur per sessie en aantal sessies

Één sessie duurt ongeveer een uur, er zijn 24 groepssessies nodig. Tussen de groepssessies door vindt een individueel telefoongesprek plaats.

H. Scholing en verkrijgbaarheid

Informatie over de scholing van de LAST is verkrijgbaar via de grondlegger van dit programma, Y. L. Chen, ergotherapeut in Taiwan. Het programma zelf is te verkrijgen via Appendix A in “Life

Adaptation Skills Training for persons with depression”. I. Literatuur/ referenties

Chen, Y.-L., Pan, A.-W., Hsiung, P.-C., Chung, L., Lai, J.-S., Shur-Fen Gau, S., & Chen, T.-J. (2015). Life Adaptation Skills Training (LAST) for persons with depression: A randomized controlled study. Journal of Affective Disorders, 185, 108–114.

https://doi.org/10.1016/j.jad.2015.06.022

D’Amico, M. L., Jaffe, L. E., & Gardner, J. A. (2018). Evidence for Interventions to Improve and Maintain Occupational Performance and Participation for People with Serious Mental Illness: A Systematic Review. American Journal of Occupational Therapy, 72(5), 4. https://doi.org/10.5014/ajot.2018.033332

(15)

Aanbeveling onderdeel III – Problematiek in de prikkelverwerking

Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van problematiek in de prikkelverwerking bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?

Aanbeveling Adult/Adolescent Sensory Profile

De AASP is een diagnostiek in de vorm van een zelfbeoordelingslijst die zich richt op problemen in de prikkelverwerking. Deze kan tevens worden ingezet door ergotherapeuten.

Uit het literatuuronderzoek en meerdere interviews is naar voren gekomen dat de AASP een geschikte diagnostiek is voor het meten van verwerkingsstoornissen in de sensorische systemen. De persoon beantwoordt vragen over de manier waarop hij of zij gewoonlijk op prikkels reageert, in tegenstelling tot de manier waarop hij of zij op een bepaald moment reageert. Op deze manier zijn met het instrument iemands stabielere en blijvende voorkeuren op het gebied van sensorische prikkelverwerking vast te leggen.

De AASP wordt door meerdere respondenten ingezet. Vanwege deze bevindingen wordt de AASP sterk aanbevolen voor ergotherapeuten in de GGZ die zich richten op dit gebied. De AASP, waarvan de kwadranten zijn gebaseerd op Dunn’s Model of Sensory Processing, geeft de mogelijkheid tot uitgebreide informatie over op welke wijze de cliënt reageert op prikkels. Enkele respondenten benoemden ter aanvulling van de AASP het boek ‘Leven met sensaties’ van Winnie Dunn, waarvan één respondent aangaf soms gebruik te maken van de vragenlijst ‘sensorische patronen’.

Volgens deze respondent is het boek een goede aanvulling omdat het de ergotherapeut zelfbewust maakt hoe (eigen) zintuigen een rol spelen, wat handvatten geeft voor de omgang met prikkels. Voor implementatie van de AASP is er een scholing in de sensorische integratie vereist, evenals enige kennis omtrent de achterliggende theorie over sensorische informatieverwerking van Winnie Dunn. De handleiding en scoreformulieren zijn te verkrijgen via de website. Meer informatie over de AASP vindt u in tabel IV.

Aanbeveling Adult Sensory Integration Timmerman Treatment

De ASITT is een behandelinterventie in de vorm van een intake/observatie- en behandelprotocol en richt zich op de prikkelverwerking. Hierbij wordt aangeleerd hoe er met prikkels kan worden omgegaan in plaats van ze te vermijden. Één respondent evenals ASITT-trainer was zeer te spreken over de ASITT en vertelde dat de ASITT gebaseerd is op de behandelinterventie van ergotherapeut Elizabeth-Bakker Timmerman. Timmerman werkte eerder in een ziekenhuis voor kinderen met sensorische integratieproblemen. Vanuit deze hoek is de ASITT verder ontwikkeld voor volwassenen. Zo vertelt de respondent dat volwassenen zichzelf hebben aangeleerd om door te zetten op

wilskracht of doorzettingsvermogen, waardoor ze door blijven functioneren terwijl het misschien helemaal niet gaat. Er is dan vaker sprake van overmatige spierspanning, zoals tijdens het goed stevig zitten in een stoel. Hierdoor raakt men meer energie kwijt aan overbodige langdurige spierspanning, wat vervolgens weer vermoeidheid met zich meebrengt. Het doel van de ASITT is om de belasting en belastbaarheid te vergroten middels compensatiestrategieën, demptechnieken en

gewenningsoefeningen. Door inzicht te geven in de invloed van de prikkelverwerking bij elke activiteit, kan er geleerd worden om de activiteit op zodanige wijze uit te voeren dat er meer evenwicht ontstaat in de belasting en belastbaarheid. Dit geeft meer regie over de eigen dag- en weekindeling en zorgt ervoor dat er meer ruimte is om betekenisvolle activiteiten uit te voeren. Naar aanleiding van het literatuuronderzoek en (met name) het praktijkonderzoek wordt de ASITT sterk aanbevolen voor de ergotherapeuten in de GGZ die zich richten op de prikkelverwerking. Ook werd er tijdens de interviews veel interesse getoond vanuit meerdere respondenten.

(16)

Voor implementatie van de ASITT is er een cursus “sensorische integratie bij volwassenen-ASITT” vereist, bestaande uit vijf praktijkdagen en online lessen, waarin stap voor stap aangeleerd wordt hoe het intake/observatie- en behandelprotocol kan worden toegepast. Meer informatie over de ASITT vindt u in tabel V.

Op de volgende pagina’s is de volledige uitwerking van deze diagnostiek en behandelinterventies te vinden, in tabel IV – Adult/ Adolescent Sensory Profile (AASP) en tabel V – Adult Sensory Integration Timmerman Treatment (ASITT)

(17)

Adult/ Adolescent Sensory Profile (AASP)

A. Doel

De AASP is een gestandaardiseerde beoordeling die de sensorische verwerking meet. De AASP kijkt naar informatie over het reactievermogen op verschillende zintuiglijke prikkels. Het identificeert verwerkingsstoornissen in de sensorische systemen die mensen ervan weerhoudt om deel te nemen aan dagelijkse activiteiten.

B. Interventiebeschrijving

Het is een vragenlijst die bestaat uit 60 mogelijke reacties van de cliënt op sensorische informatie. De AASP is onderverdeeld in vier kwadranten op basis van het Dunn’s Model of Sensory Processing (DMSP): • Lage registratie; • Sensatie zoeken; • Sensorische gevoeligheid; • Sensatie vermijden. C. Doelgroep

Adolescenten en volwassenen ouder dan 11 jaar. D. Exclusiecriteria

Wanneer er geen problemen zijn op het gebied van zintuiglijke overprikkeling. E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst

De cliënt geeft met een vijf-puntenschaal aan of dit 1. Bijna nooit, 2. Zelden, 3. Af en toe, 4. Vaak of 5. Bijna altijd voorkomt. Met de score van de vragenlijst van richting worden gegeven aan de behandeling.

F. Uitvoerenden

De AASP moet worden gescoord door een ergotherapeut of professional die geschoold is in sensorische informatieverwerking.

G. Duur per sessie en aantal sessies

De vragenlijst afnemen duurt ongeveer 15 minuten. H. Scholing en verkrijgbaarheid

Scholing in de sensorische integratie vereist. De handleiding en scoreformulieren zijn te verkrijgen via Pearsons clinical. De aanschafkosten zijn €202,05.

I. Literatuur/ referenties

Brown, C. E. & Dunn, W. (2002). Adolescent/Adult Sensory Profile: User’s Manual. San Antonio, TX: Psychological Corporation.

Brown, C. E., Stoffel, V. C., & Munoz, J. P. (2019). Occupational Therapy in Mental Health: A Vision for Participation. F.A. Davis Company.

Pearsons Clinical. (2020). AASP | Adolescent Adult Sensory Profile. Pearson Clinical & Talent Assessment. Geraadpleegd op 21-12-2020, van https://www.pearsonclinical.nl/aasp-adolescent-adult-sensory-profile

(18)

Adult Sensory Integration Timmerman Treatment (ASITT)

A. Doel

Het ASITT-protocol is ontwikkeld om prikkels te leren managen in plaats van prikkels leren verminderen of vermijden. Het doel is om het evenwicht in belasting en belastbaarheid verbeteren, waardoor het dagelijks functioneren gemakkelijker wordt.

B. Interventiebeschrijving

Het ASITT-protocol geeft inzicht door uitleg en informatie en leert compensatiestrategieën en demptechnieken en geeft gewenningsoefeningen:

• Compensatiestrategieën geven inzicht in wat het effect is van verschillende prikkels en hoe iemand het in zijn dagelijks leven kan aanpassen zodat er controle over de prikkels komt;

• Demptechnieken helpen op momenten wanneer iemand overprikkeld is. Door andere prikkels toe te voegen kan het een dempende werking hebben;

• Gewenningsoefeningen zodat het zenuwstelsel bepaalde prikkelverwerking als ‘normaal’ gaat registreren en niet meer als overprikkeling.

De ergotherapeut geeft de cliënt een programma van oefeningen gericht op compensatiestrategieën, demptechnieken en gewenningsoefeningen.

Het advies is om tijdens het intakeproces de COPM (Canadian Occupational Performance Measure) en de AASP (Adolescent and Adult Sensory Profile) af te nemen. Het COPM wordt afgenomen door middel van een open interview, waarbij de beperkingen en belemmeringen worden gewogen en gewaardeerd. De AASP om extra informatie te verstrekken of de ASITT een bruikbare interventie is voor de cliënt. Wanneer er veel klachten zijn omtrent visuele waarneming, kan overwogen worden om het fixatie disparatie-vragenlijst af te nemen. Aan de hand van de verkregen informatie wordt besproken welke behandeling het beste aansluit.

C. Doelgroep

Volwassenen die problemen hebben in de prikkelverwerking. D. Exclusiecriteria

Wanneer er geen tekenen zijn van overprikkeling of problemen in de prikkelverwerking. E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst

Op basis van de intake komt de ergotherapeut met een programma van oefeningen

(compenseren, dempen en gewenning). Elke behandeling wordt gekeken hoe het programma van oefeningen is gegaan en of er vooruitgang is.

F. Uitvoerenden Ergotherapeut.

G. Duur per sessie en aantal sessies

De therapie vindt één keer in de 1 tot 3 weken plaats over een periode van 3 tot 6 maanden. Elke behandeling duurt maximaal een uur en vindt plaats op de praktijk of in de thuissituatie.

(19)

H. Scholing en verkrijgbaarheid

De cursus “sensorische integratie bij volwassenen-ASITT” bestaat uit vijf praktijkdagen/ online lessen. Hierbij leer je stap voor stap het intake/observatie- en behandelprotocol toe te passen. De cursus bedraagt €1650,-.

I. Literatuur/ referenties

Kwaliteitsregister paramedici. (2020). ASITT (Adult Sensory Integration Timmerman

Treatment) Sensorische Integratie bij volwassenen (ID nummer: 404925). pe-online. Geraadpleegd op 09-11-2020, van

https://www.pe-online.org/public/OpleidingDetail.aspx?courseID=404925&pid=95

Ergotherapie Gouda. (2020b, september 23). ASITT | Ergotherapie Gouda E.O. Ergotherapie Gouda e.o. https://ergotherapiegouda.nl/asitt/

Ergotherapie Gouda. (2020). Sensorische Integratie bij volwassenen (ASITT). Geraadpleegd op 09-11-2020, van https://ergotherapiegouda.nl/wp-content/uploads/2020/03/asitt-voor-consumenten.pdf

Ayres, A. J., Robbins, J., McAtee, S., & Pediatric Therapy Network. (2005). Sensory Integration and the Child. Western Psychological Services.

(20)

Aanbeveling – Inzetbaar op onderdeel I, II en III Aanbeveling Visual Analogue Scale

De VAS is een diagnostiek die bepaalde gevoelens van een cliënt tijdens het gehele behandelproces goed in kaart kan brengen. Het gaat hierbij om gevoelens zoals spanning, angst, vermoeidheid, opvliegendheid en depressieve stemmingen. De cliënt beschrijft de mate van aanwezigheid van deze gevoelens door dit aan te geven op een lijnstuk, dat steeds herhaald kan worden tijdens het gehele behandelproces. Op deze manier kunnen veranderingen in gevoelens worden gemeten.

Bovendien kan de VAS worden toegepast door ergotherapeuten en is deze gemakkelijk af te nemen. Verder kan de VAS worden ingezet voor alle drie de gebieden, omdat elke cliënt verschillende gevoelens ervaart bij sociale interactie en communicatie, bepaald gedrag en het ontvangen van prikkels. De VAS lijkt dan ook een geschikte diagnostiek omdat het de ergotherapeut inzicht geeft in de gevoelens van de cliënt tijdens het gehele behandelproces. Daarnaast kan de cliënt meer inzicht verkrijgen in zijn eigen gevoelens en zijn eigen voortgang.

Er was één respondent die de VAS zelf ook toepast, echter werd deze ingezet om gevoelens van pijn te meten. Verder waren er enkele respondenten die interesse hadden in de VAS.

Er is weinig nodig om de VAS te implementeren. Zo is de VAS gratis op te vragen en te downloaden via de website. Voor het afnemen van de VAS is verder geen scholing vereist. Meer informatie over de VAS vindt u in tabel VI.

Aanbeveling Occupational-Based Family Therapy

De OFT is een ergotherapeutische behandelinterventie uit Israël die is ontworpen om de principes van systemische gezinstherapie en ergotherapie te combineren. Het is gebaseerd op een

familiesysteem perspectief, volgens welke het hele gezin als geheel moet worden behandeld om de problemen van een individueel familielid aan te pakken. Middels het uitvoeren van gezamenlijke betekenisvolle (familie)activiteiten en reflectie hierop, zou het gezin als geheel beter kunnen functioneren. Daarnaast geeft de OFT de mogelijkheid tot een inkijk in het leven en de rollen van de familieleden tijdens het uitvoeren van deze activiteiten. De familie is volgens de respondenten en tevens grondleggers van de OFT een belangrijke factor, omdat de meeste activiteiten in de wereld van cliënt worden uitgevoerd. Dit is vaak thuis, bij de familie. Tijdens het literatuur- en (met name) het praktijkonderzoek, waarin overigens veel interesse werd getoond vanuit veel respondenten, werd duidelijk dat de OFT sterk aan te bevelen is voor alle drie de gebieden. De OFT kan dan ook voor alle soorten problemen ingezet worden. Het idee is dat de problemen van een persoon nooit helemaal in één gebied liggen, maar dat er een samenhang is met andere gebieden. De problemen in één gebied hebben weer gevolgen voor het andere gebied. Wanneer men problemen ondervindt in de sociale interactie en de communicatie, kan de OFT een waardevolle bijdrage leveren door gezamenlijk met de familie aan deze sociale problemen te werken. Hetzelfde geldt voor overprikkeling en gedragsproblematiek.

De grondleggers passen de OFT zelf regelmatig toe tijdens hun behandelingen en zijn zeer positief over de resultaten van de behandeling. Zij merken dan ook dat familieleden elkaars rol beter begrijpen en dat deze rollen in het familiesysteem sterker zijn geworden dan voorheen. Tijdens de toepassing van de OFT komt ergotherapie echt tot zijn recht door het ‘doen’.

Zo wordt er niet alleen gesproken over een activiteit, maar wordt deze ook daadwerkelijk (met de ergotherapeut) uitgevoerd.

Voor de implementatie van de OFT wordt het proces van de reguliere ergotherapie gebruikt. Het verschil is dat het hele gezin hierin wordt meegenomen. Wel is er enige kennis vereist over systemische gezinstherapie. Daarnaast is het van groot belang dat de ergotherapeut de cultuur van familie begrijpt. Meer informatie over de OFT vindt u in tabel VII.

(21)

Op de volgende pagina’s is de volledige uitwerking van deze diagnostiek en behandelinterventies te vinden, in tabel VI – Visual Analogue Scale (VAS) en in tabel VII – Occupational-based Family Therapy (OFT).

(22)

Visual Analogue Scale (VAS)

A. Doel

Het meten van gevoelens van depressieve stemming, spanning, angst, vermoeidheid en opvliegendheid tijdens de gehele behandeling.

B. Interventiebeschrijving

De cliënt beschrijft de mate van aanwezigheid van bovenstaande gevoelens door dit aan te geven op een lijnstuk van 100 mm. Daarbij is 0 mm: ik ervaar deze gevoelens niet en 100 mm: ik ervaar deze gevoelens heel vaak. De therapeut kan de Visual Analogue Scale meerdere keren laten invullen door de cliënt, tijdens de gehele behandelperiode. Hiermee worden veranderingen in bovenstaande gevoelens gemeten.

C. Doelgroep

Volwassenen met klachten in bovenstaande gevoelens. D. Exclusiecriteria

• Geen klachten met betrekking tot gevoelens van depressieve stemming, spanning, angst, vermoeidheid en opvliegendheid;

• Niet kunnen inschatten hoeveel de gevoelens ervaren worden met betrekking tot de plaats op de lijn.

E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst

Veranderingen op het lijnstuk en veranderingen in de klachten kunnen gemakkelijk gemeten worden door de lijnstukken van verschillende sessies te vergelijken.

F. Uitvoerenden Ergotherapeut.

G. Duur per sessie en aantal sessies

Duur per sessie en aantal sessies is variabel. Één sessie kan gedaan worden naast de reguliere behandeling in de reguliere behandeltijd, hier is geen extra behandeltijd voor nodig. Aantal sessies naar behoefte van de cliënt en op inschatting van de therapeut. De duur kan variabel zijn omdat eventueel de gevoelens besproken kunnen worden.

H. Scholing en verkrijgbaarheid

Gratis op te vragen en te downloaden via www.meetinstrumentenzorg.nl (van Engelsen et al., 2014). Voor het afnemen van de VAS is geen scholing vereist.

I. Literatuur/ referenties

Van Engelsen, E. I. S. M., Jungen, M. J. H., & Bokhorst, M. L. (2014). Visual Analogue Scale (VAS). Meetinstrumentenzorg.nl.

https://meetinstrumentenzorg.nl/wp-content/uploads/instrumenten/VAS-form.pdf

Yamashita, H., Terao, T., & Mizokami, Y. (2011). The Effects of Single and Repeated Psychiatric Occupational Therapy on Psychiatric Symptoms: Assessment Using a Visual Analogue Scale. Stress and Health, 28(2), 98–101. https://doi.org/10.1002/smi.1408

(23)

Occupation-based Family Therapy (OFT)

A. Doel

De Occupational-based Family Therapy (OFT) is een interventieprogramma dat is ontworpen om de principes van systemische gezinstherapie en ergotherapie te combineren. De OFT is gebaseerd op een familiesysteemperspectief, volgens welke het hele gezin als geheel moet worden

behandeld om de problemen van een individueel familielid aan te pakken. Het doel is om het functioneren van het gezin te verbeteren middels het uitvoeren van gezamenlijke betekenisvolle (familie)activiteiten.

B. Interventiebeschrijving

Het programma omvat vijf belangrijke stappen en gebaseerd op de reguliere ergotherapie: 1. Assessment: in deze fase onderzoekt de ergotherapeut de problemen en sterke punten

van het gezin;

2. Verwachtingen uitspreken en haalbare, meetbare doelen stellen: Doelen en prioriteiten vaststellen die zinvol zijn voor betrokkenheid en passen bij de mogelijkheden van het gezin;

3. Uitvoeren de activiteit: In eerste instantie zal de gezinstaak worden uitgevoerd tijdens de therapiesessies, later zal er een overgang plaatsvinden waarbij de taken zullen worden uitgevoerd in de natuurlijke omgeving zoals thuis;

4. Evaluatie en reflectie: Het gezin komt bijeen om te bespreken hoe de taak is verlopen. Daarna worden de ouders of hoofd van het gezin uitgenodigd voor een aparte sessie, waarin meer ruimte is voor het onderzoeken van verbeterpunten.

5. Zelfstandig oefenen en meten van verandering: De familie kiest na een gezamenlijk overleg (tussen ouders) een passende taak die moet worden uitgevoerd zonder de begeleiding van de ergotherapeut. Op deze manier kunnen de veranderingen worden gemeten door de familieleden zelf.

C. Doelgroep

Mensen met problemen in de sociale interactie en communicatie, gedragsproblemen en prikkelverwerking, voornamelijk ouders met jonge kinderen.

D. Exclusiecriteria

Alleenwonenden zonder steunsysteem.

E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst Volgens de reguliere ergotherapie.

F. Uitvoerenden Ergotherapeut.

G. Duur per sessie en aantal sessies

Duur en aantal sessies is variabel. Aantal sessies naar behoefte van de cliënt en op inschatting van de therapeut.

H. Scholing en verkrijgbaarheid

Vereist enige kennis over systeemtherapie.

(24)

Hirschmann, D., Volovic Shushan, S., & Bareket-Srulevitch, O. (2014). The importance of

an Occupational-based Family Therapy in mental health: a survey study of occupational therapists’ perspectives. World Federation of Occupational Therapists Bulletin, 70(1), 22– 29. https://doi.org/10.1179/otb.2014.70.1.007

Hirschmann, D., Vovolic Shushan, S., & Baraket-Srulevitch, O. (2014). Regaining Family Function Through Occupation-Based Family Therapy: Case Study. The Israeli Journal of Occupation Therapy, 77–78.

http://www.isot.org.il/Emall/Shops/1872/imgBank/Regaining%20Family%20Function%20T hrough%20Occupation-Based%20Family%20Therapy%20ריצקת.pdf

(25)

Advies aan opdrachtgever

Het advies aan de opdrachtgever is om de AASP aan te schaffen, een scholing te volgen in de ASITT en zich te verdiepen in de OFT. De implementatie voor de AASP en de OFT zal 4 weken duren, omdat de AASP aangeschaft moet worden en de handleiding moet worden doorgelezen. Voor de

implementatie van de OFT is deze tijd nodig voor de verdieping in systeemtherapie en om een plan te vormen hoe familiebetrokkenheid geïmplementeerd kan worden in het behandeltraject. De implementatie van de ASITT duurt 18 maanden omdat de eerstvolgende beschikbare cursus begint op 18 januari 2022, bestaande uit 5 cursusdagen en online lessen die op 25 juni 2022 worden afgerond.

Een budget van 205 euro moet beschikbaar gesteld worden voor de aanschaf van de AASP. Voor de cursus van de ASITT moet een budget van 1650 euro per ergotherapeut beschikbaar worden gesteld. Aan de implementatie van de OFT zijn geen kosten verbonden.

Als aanvulling op dit advies wordt de opdrachtgevers geadviseerd om een cursus van de ESI te volgen, de SCIT aan te schaffen en te verdiepen in de LAST en de VAS. De eerstvolgende cursusdatum van de ESI is nog niet bekend, aan de hand van die datum kan de duur van implementatie bepaald worden. De cursus bestaat uit drie dagen, daarna moet de ergotherapeut binnen drie maanden 10 mensen uit eigen omgeving of praktijk hebben geobserveerd en geanalyseerd. De implementatie van de SCIT duurt vier weken, omdat de handleiding doorgelezen moet worden en de videovignetten en de PowerPointpresentaties bekeken moeten worden. De implementatie van de LAST en de VAS neemt ook een tijdsbestek van vier weken in beslag om te verdiepen in deze diagnostiek en behandelinterventie. De VAS kan direct geïmplementeerd worden, deze diagnostiek is namelijk direct toepasbaar.

Een budget van 995 euro per ergotherapeut moet beschikbaar worden gesteld voor het volgen van de cursus van de ESI. Voor de aanschaf van de SCIT moet een budget van 49 euro beschikbaar worden gesteld voor de handleiding. Aan de aanschaf van de LAST en de VAS zijn geen kosten verbonden, deze zijn gratis te downloaden.

(26)

DEEL II – ONDERZOEKSVERSLAG 1. Inleiding

Drie ergotherapie studenten aan de Hogeschool van Amsterdam zijn een afstudeeronderzoek gestart naar ergotherapeutische behandelingen voor cliënten met psychiatrische klachten.

De opdrachtgevers zijn twee ergotherapeuten Miriam van Reenen en Jacqueline Coppers die werkzaam zijn bij ‘Neuropsychiatrie Vesalius’ (Neuropsychiatrie Vesalius, 2020).

Neuropsychiatrie Vesalius is voor mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) en bijkomende psychiatrische stoornissen.

Als gevolg van NAH kunnen mensen naast cognitieve stoornissen ernstige problemen ondervinden zoals angst, depressie, gedragsproblemen, veranderingen in persoonlijkheid en karakter (Onzichtbare gevolgen van hersenletsel, 2020) (Cranenburgh, 2014). De cliënten die bij Neuropsychiatrie Vesalius worden behandeld, hebben de motorische revalidatie (indien dit nodig was) afgerond en er wordt nu (verder) behandeld op cognitief, psychiatrisch of gedragsmatig gebied. De behandelingen bij

Neuropsychiatrie Vesalius richten zich op herstel en het kunnen functioneren ondanks zijn/haar beperkingen.

In dit gehele onderzoeksverslag is gebruikgemaakt van APA, 7e editie als bronvermelding (Smits, 2020).

(27)

2. Aanleiding

Jaarlijks komen er in Nederland 130.000 nieuwe cliënten met NAH bij (Zadoks & Hersenz, 2015). Onderzoek van Fann et al. (2004) toont aan dat van de mensen die matig tot ernstig hersenletsel hebben opgelopen, 49% in het eerste jaar een psychiatrische stoornis ontwikkelt. Uit de richtlijn: “Behandeling van neuropsychiatrische gevolgen van niet-aangeboren hersenletsel” (Richtlijn Behandeling van neuropsychiatrische gevolgen van niet-aangeboren hersenletsel, 2007) blijkt dat psychiatrische stoornissen en gedragsproblemen veel voorkomend zijn bij cliënten met NAH. De veranderingen in de GGZ vragen om steeds meer onderbouwing en bewijs van de ergotherapie behandelingen. Hierdoor wordt er steeds meer druk gelegd op het beroep ergotherapie

(Nederlandse Zorgautoriteit, 2015). Binnen de ergotherapie in de GGZ wordt steeds meer onderzoek gedaan, maar er ligt nog steeds een grote behoefte naar meer kwaliteitsonderzoek (Brown et al., 2019). De ergotherapeuten van Neuropsychiatrie Vesalius hebben behoefte aan wetenschappelijk bewijs voor ergotherapeutische producten en/of behandelingen. Om tot een adviesrapport te komen heeft er een breed literatuur- en praktijkgericht onderzoek plaatsgevonden (Benders, 2020; Krul, 2017).

(28)

3. Maatschappelijke relevantie

Voor de maatschappelijke relevantie is gekeken wie of wat er baat heeft bij de resultaten van het onderzoek.

De opdrachtgevers, Jacqueline Coppers en Miriam van Reenen, hebben allereerst baat bij de resultaten van dit onderzoek. Zij kunnen zich, naar de organisatie toe, verantwoorden over de diagnostiek en behandelingen die zij geven die geschikt en toepasbaar zijn gebleken uit dit

onderzoek. Daarnaast zijn door de resultaten van het onderzoek nieuwe bevindingen ontstaan, wat een extra impuls geeft voor een vervolgonderzoek.

Naast de opdrachtgevers zelf heeft de organisatie, Neuropsychiatrie Vesalius, baat bij de resultaten van het onderzoek. Zij krijgen op deze manier inzicht en handvatten van welke diagnostiek en behandelinterventies er bestaan voor ergotherapie en wat de ergotherapeut kan bijdragen voor het team.

Verder hebben de cliënten van Neuropsychiatrie Vesalius die problematiek ervaren in (een van) deze drie gebieden mogelijk baat bij de resultaten van dit onderzoek. Het niveau van hun behandeling wordt hopelijk na implementatie naar een hoger niveau getild, waardoor de klachten en problemen sneller en/of beter behandeld kunnen worden.

(29)

4. Theoretisch kader

Het theoretisch kader is opgesteld als basis voor een goed literatuur- en praktijkonderzoek. Ernstig hersenletsel gaat vaak gepaard met gedragsproblemen (Alderman, 2007; Boelen, 2017a), stoornissen in de communicatie en sociale interactie (Boelen, 2017b; Cicerone & Tanenbaum, 1997; Milders et al., 2003) en problemen in de prikkelverwerking (Callahan & Lim, 2018).

Stoornissen in de communicatie en sociale interactie gaan gepaard met problemen in het

waarnemen van sociale informatie zoals het herkennen van gezichtsuitdrukkingen, het invoelen in een ander en het eigen gedrag afstemmen op bepaalde situaties (Adolphs, 2001).

Gedragsproblemen kunnen beperkend en belastend zijn voor de cliënten en hun directe omgeving (Ylvisaker et al., 2007). Veel voorkomende gedragsproblemen zijn: prikkelbaarheid, sociale

teruggetrokkenheid, apathie, ontremd gedrag en agressie of agitatie (Boelen, 2017a).

Er is sprake van overprikkeling wanneer de hoeveelheid informatie die binnenkomt via de zintuigen niet meer door de hersenen gefilterd kan worden (Overprikkeling, 2020). Het gaat hierbij om zowel externe prikkels (zien, horen, proeven, ruiken, voelen) als interne prikkels (gedachten of het lichaam, thermoceptie, proprioceptie, nociceptie en informatie uit het vestibulaire systeem).

Er is nog weinig bekend over ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies gericht op de gebieden communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen en prikkelverwerking voor cliënten met psychiatrische problematiek. Om deze reden is ervoor gekozen het onderzoek specifiek op deze drie gebieden te richten.

(30)

5. Vraagstelling 5.1 Doelstelling

De doelstelling van het onderzoek is het adviseren van de opdrachtgever op het gebied van

diagnostiek en behandelinterventies voor cliënten met psychiatrische klachten. Hierbij gaat het om problemen in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen of prikkelverwerking. De resultaten worden gepresenteerd in de vorm van een adviesrapport.

5.2 Hoofd- en deelvragen

In overleg met de opdrachtgevers is besloten dat het adviesrapport gericht is op ergotherapie bij psychiatrische klachten. De opdrachtgever maakt vervolgens zelf de vertaalslag naar ergotherapie bij cliënten met psychiatrische klachten bij NAH. Daarom zal er vanaf nu gesproken worden over ergotherapeuten in de GGZ en niet meer over de ergotherapeuten van Neuropsychiatrie Vesalius. Vanuit dit kader is in samenwerking met de opdrachtgevers de volgende vraagstelling opgesteld. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies gericht op psychiatrische cliënten met problematiek in de communicatie en sociale interactie, gedragsproblemen of problematiek in de prikkelverwerking zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?”.

Op basis van deze hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld:

• Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van problematiek in de communicatie en sociale interactie bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?

• Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van gedragsproblemen bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?

• Welke ergotherapeutische diagnostiek en behandelinterventies ten aanzien van

problematiek in de prikkelverwerking bij psychiatrische cliënten zijn geschikt en worden als toepasbaar ingeschat door ergotherapeuten werkzaam in de GGZ?

(31)

6. Methoden

Om antwoord te kunnen geven op de hoofd- en deelvragen is er gebruik gemaakt van een aantal onderzoeksmethoden. Na de gesprekken met de projectgroep, de opdrachtgevers en de

docentbegeleider werd er geconcludeerd worden dat literatuur- en praktijkonderzoek de beste methoden zijn om de meeste informatie te verkrijgen over de drie gebieden. Op deze manier kan vanuit de literatuur worden ondervonden of de diagnostiek en behandelinterventies geschikt zijn en vanuit het praktijkonderzoek of de diagnostiek en interventies toepasbaar zijn. In dit hoofdstuk wordt stapsgewijs toegelicht op welke wijze het onderzoek tot stand is gekomen.

6.1 Werkwijze

Tijdens het onderzoek zijn er regelmatig contactmomenten geweest met de opdrachtgevers. Dit heeft ondersteuning geboden om richting te geven aan het onderzoek en de focus op de juiste gebieden te leggen. In samenspraak met de opdrachtgevers is een selectie gemaakt van de

diagnostiek en de behandelinterventies. Naast het regelmatige contact met de opdrachtgevers zijn er veel contactmomenten geweest met de docentbegeleider, waarin de ontwikkelingen en bevindingen werden voorgelegd. De feedback van zowel de docentbegeleider als de opdrachtgevers is verwerkt in het onderzoek.

6.2 Ethische aspecten

Tijdens het benaderen van de ergotherapeuten voor het praktijkonderzoek is er rekening gehouden met de Nederlandse gedragscode (KNAW; NFU; NWO; TO2-federatie; Vereniging Hogescholen; VSNU, 2018). Zo is er voorafgaand het interview een (Nederlandstalig en Engelstalig)

toestemmingsformulier voor deelname van het onderzoek opgesteld waarin toestemming gevraagd wordt voor het delen en opnemen van informatie, dit toestemmingsformulier is te vinden in bijlage III - Toestemmingsformulier deelname afstudeeronderzoek. De audio-opnames werden na afloop getranscribeerd en vernietigd. Daarnaast is er afgesproken om de ergotherapeuten een kopie van het adviesrapport op te sturen.

Gedurende dit proces zijn de algemene regels van de Nederlandse gedragscode aangehouden. Zo dienen wij het professionele en maatschappelijk belang en zijn we respectvol. Daarnaast werken we zorgvuldig, zijn we integer en verantwoorden we onze keuzes en gedrag.Tevens is tijdens het onderzoek rekening gehouden met de privacy van de ergotherapeuten en ervaringsdeskundige door gebruik te maken van het toestemmingsformulier. Het toestemmingsformulier is voorafgaand aan elk interview gemaild naar de deelnemende ergotherapeuten en de ervaringsdeskundige.

In het begin van elk interview is het toestemmingsformulier nogmaals benoemd om misverstanden te voorkomen. Dit toestemmingsformulier is te vinden in bijlage III - Toestemmingsformulier deelname afstudeeronderzoek.

6.3 Fase I: Oriëntatie

In de oriëntatiefase is er contact gelegd met de opdrachtgevers en werd er onderzocht welke vraag zij hebben.

Ter oriëntatie, om zelf bekwaam te worden voor het onderzoek en om de vraag beter in beeld te krijgen, is er gesproken met de ervaringsdeskundige van Neuropsychiatrie Vesalius, die hersenletsel heeft opgelopen. Zij geeft aan het meest aan ergotherapie gehad te hebben tijdens haar behandeling bij Neuropsychiatrie Vesalius. Ook vertelde ze dat ze zich tijdens haar herstel graag meer had willen openstellen voor de hulp van haar naasten en familieleden. Zo is uit onderzoek gebleken dat cliënten met NAH sneller en beter revalideren mede door een goede betrokkenheid van hun naasten

(Witteveen, 2012). Op basis hiervan en het verhaal van de ervaringsdeskundige wordt er tijdens het onderzoek ook rekening gehouden met familiegerichte behandelinterventies. Aan de hand van de

(32)

verkregen informatie van de opdrachtgevers, ervaringsdeskundige en docentbegeleider is er een plan van aanpak opgesteld, dat handvatten heeft geboden tijdens het onderzoek.

6.4 Fase II: Literatuuronderzoek

Na het verzamelen van de informatie en het formuleren van de vraag, is er gestart met fase II: het literatuuronderzoek. In dit hoofdstuk vindt u verschillende tabellen die zijn opgesteld om te laten zien op welke wijze het literatuuronderzoek uitgevoerd is.

In- en exclusiecriteria

Allereerst zijn in- en exclusiecriteria opgesteld om een kader te stellen waarin gezocht werd. Deze in- en exclusiecriteria zijn te vinden in de tabel hieronder: Tabel VIII – In- en exclusiecriteria literatuuronderzoek Inclusiecriteria Exclusiecriteria • Artikelen/boeken/websites • Kinderen/ jongvolwassenen/ volwassenen/ ouderen • Ergotherapeutische behandeling/ diagnostiek • NAH • Psychiatrische problematiek

• Communicatie en sociale interactie

• Sociale cognitie

• Prikkelverwerking

• Gedragsproblematiek

• Engels/Nederlands

• Mensen met problemen in de executieve en cognitieve functies zonder andere

psychiatrische ziektebeelden

• Ouderen met dementie in een vergevorderd stadium zonder andere psychiatrische ziektebeelden

• Literatuur voor interventies ouder dan 25 jaar

• Literatuur voor diagnostiek ouder dan 50 jaar

(33)

Zoektermen

Vervolgens zijn zoektermen opgesteld die in de databanken ingevoerd konden worden. Er is gezocht met deze zoektermen omdat deze betrekking hebben op de drie gebieden. Er is vooral gezocht in het Engels, omdat het grootste gedeelte van de literatuur omtrent deze gebieden vaak Engelstalig is. In de tabel hieronder, Tabel IX – Zoektermen, vindt u informatie over de termen die zijn gebruikt tijdens het zoeken naar relevante bronnen op de databanken.

Ergotherapie Doelgroep Gedragsproblemen Communicatie en sociale interactie Prikkelverwerking Nederlandse zoektermen Ergotherapie Interventie/ diagnostiek

Gedragsproblemen Sociale cognitie Prikkelverwerking

Ergotherapeut Psychiatrie Communicatie Overprikkeling Ergotherap* Niet aangeboren hersenletsel Sociale interactie Engelse zoektermen Occupational therapy Mental illness

Problem behavior Social situations Overstimulation/ overstimulate/ overstimulated/ overstimulating/ overstimulat* Occupational therapist Mental health Behavioral problems Cognitive processes Reduction of irritability Occupational therap*

Assessment Disruptive behavior Recognize facial expressions

Sensory overstimulation Intervention/

diagnostics

Social cognition Sensory processing Cognition Sensory disorder Social

interaction Communication Tabel IX – Zoektermen

Databanken

Na het opstellen van de zoektermen is er een keuze gemaakt voor databanken, onderstaand de vier databanken waarvan gebruik is gemaakt:

1. PubMed; 2. CINAHL; 3. ASSIA;

4. HvA Bibliotheek.

Er is voor deze databanken gekozen vanwege een groot scala aan recente artikelen en naslagwerken voor de gezondheidszorg. Deze databanken bevatten de meeste informatie gericht op de gebieden die onderzocht zijn.

(34)

Artikelen selecteren

Na het invoeren van de zoektermen in de gekozen databanken, kwamen veel artikelen naar boven die niet niet geschikt waren voor gebruik voor het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de artikelen geselecteerd zijn.

De artikelen die gebruikt zijn voor het literatuuronderzoek zijn vooral geselecteerd op de titel, abstract, in- en exclusiecriteria, maar er is ook gekeken naar de auteur en de uitgever. Auteurs als Winnie Dunn, Catana Brown en Jean Ayres hadden bijvoorbeeld onze voorkeur bij het zoeken naar sensorische informatieverwerking binnen de ergotherapie. Deze auteurs zijn hierin gespecialiseerd. Daarnaast zijn er veel artikelen geselecteerd die uitgegeven zijn in het American Journal of

Occupational Therapy. In Tabel X – Geselecteerde artikelen, vindt u de artikelen die geselecteerd zijn voor het literatuuronderzoek.

Auteurs Jaartal Titel

C. E. Brown, W. Dunn 2002 Adolescent/Adult Sensory Profile: User’s Manual

C. E. Brown, V. Stoffel, J. P. Muñoz 2019 Occupational Therapy in Mental Health: a Vision for Participation Y. L. Chen, A.W. Pan, P. C. Hsiung, L.

Chung, J.S. Lai

2015 Life Adaptation Skills Training (LAST) for persons with depression: A randomized controlled study M. L. D’Amico, L. E. Jaffe, J. A.

Gardner

2018 Evidence for Interventions to Improve and Maintain Occupational Performance and Participation for People With Serious Mental Illness: A Systematic Review

Ergotherapie Gouda 2020 Sensorische Integratie bij volwassenen (ASITT)

K. Forsyth 1998 The Assessment of Communication and

Interaction Skills (ACIS) L. Haverman, H. A. van Oers, P. F.

Limperg, B. A. Houtzager, J. Huisman, A. S. Darlington, H. Maurice-Stam, M. A. Grootenhuis

2013 The importance of an Occupational-based Family Therapy in mental health: a survey study of occupational therapists’ perspectives

D. Hirschmann, S. V. Shushan, O. Bareket-srulevitch

2014 The importance of

an Occupational-based Family Therapy in mental health: a survey study of occupational therapists’ perspectives

M. J.Jungen, E. Engelen, M.L. Bronkhorst

2019 Lastmeter/ Distress Thermometer en Probleemlijst/ Problem List

Kwaliteitsregister Paramedici 2020 ASITT (Adult Sensory Integration Timmerman Treatment) Sensorische Integratie bij

volwassenen (ID-nummer: 404925) M. Makuch, J. Milanowska, M.

Michener, M. Makuch, M.

Samardakiewicz, J. Milanowski, M. Michnar, M. Samardakiewicz

2019 The relationship between COPD Assessment Test (CAT) scores and Distress Thermometer (DT) results in COPD patients

U. Mergenthaler, J. Heymanss, H. Koöppler, J. Thomalla, C. van Roye, J. Schenk, R. Weide

2011 Evaluation of psychosocial distress in patients treated in a community-based oncology group practice in Germany

K. Nakagome, A. Kanie, A. Kikuchi, D. Haga, Y. Tanaka, A. Ishida, Y.

Yorozuya,

2019 The feasibility and efficacy of social cognition and interaction training for outpatients with schizophrenia in Japan: A multicenter

(35)

Y. Matsuda, T. Morimoto, T. Fukuoka, S. Takazawa, K. Hagiya, S. Ozawa, K.Iwata, E. Ikebuchi, T. Nemoto, D. Roberts

V. O. Obiajulu, T. Abiola, C. O. Izehinosen, R. O. Obiako, I.A. Aveka, B.Y. Adam, T.S. Lateef

1970 Psychometric validity of the distress thermometer and problem checklist in ART-naïve HIV infected patients in Northern Nigeria

K. Ownby 2019 Use of the Distress Thermometer

in Clinical Practice

D. L. Roberts, D. L. Penn, D. R. Combs 2015 Social Cognition and Interaction Training (Scit): Group Psychotherapy for Schizophrenia and Other Psychotic Disorders, Clinician Guide C. D. Simmons, L. A. Griswold, B. Berg 2010 Evaluation of Social Interaction During

Occupational Engagement. D. Hirschmann, S. Vovolic Shushan, O.

Baraket-Srulevitch

2014 Regaining Family Function Through Occupation-Based Family Therapy

J. Witteveen, B. Swart 2018 De Evaluation of Social Interaction (ESI) H. Yamashita, T. Terao, Y. Mizokami 2011 The Effects of Single and Repeated Psychiatric

Occupational Therapy on Psychiatric Symptoms: Assessment Using a Visual Analogue Scale TabeI X – Geselecteerde artikelen

Artikelen beoordelen

De meest relevante artikelen zijn uiteindelijk beoordeeld op relevantie en validiteit met behulp van elementen van de McMaster lijst (Law et al., 1998). Er is hiervoor gekozen omdat deze geschikt is voor kwalitatief onderzoek en het geeft handvatten voor een kritische blik op de artikelen. Vastleggen van resultaten

Voor het vastleggen van de resultaten is van ieder artikel een korte samenvatting gemaakt.

Dit is vastgelegd middels een tabel samen met de bibliografische details en beknopt de bevindingen die relevant zijn voor de onderzoeksvraag. De resultaten van deze tabel staan beschreven in

hoofdstuk 3: resultaten literatuurstudie. De volledige tabel is te vinden in bijlage I - Tabel voor het vastleggen van resultaten.

6.5 Fase III: Praktijkonderzoek

De uitkomsten van het literatuuronderzoek vormen het uitgangspunt voor het praktijkonderzoek. Zo zijn er verschillende diagnostiek en behandelinterventies geselecteerd vanuit het

literatuuronderzoek die onderzocht worden op toepasbaarheid bij andere ergotherapeuten in de GGZ. Om meer te weten te komen over de kennis en ervaringen omtrent deze drie gebieden, diagnostiek en behandelinterventies, is er gekozen voor het afnemen van semigestructureerde interviews.

Praktijkonderzoek

De inclusiecriteria voor de ergotherapeuten die wij benaderd hebben voor de acht

semigestructureerde interviews zijn dat ze allen werkzaam zijn in de GGZ en/of bekend zijn met één van onze gekozen vormen van diagnostiek of behandelinterventies. Voor een breder perspectief is er ook gekozen om ergotherapeuten uit het buitenland te benaderen, wat aangemoedigd werd door de opdrachtgevers. De interviews met ergotherapeuten uit het buitenland zouden tot nieuwe inzichten kunnen leiden. Deze contacten hebben wij verkregen door de resultaten vanuit ons

(36)

In bijlage II - Mail/ brief praktijkonderzoek vindt u de mail die is verstuurd voor het benaderen van deze ergotherapeuten. De verschillende visies en werkwijzen van al deze ergotherapeuten kunnen bijdragen aan de onderbouwing voor de diagnostiek en behandelinterventies. De vooraf opgestelde interviewvragen zijn te vinden in bijlage IV - Interviewvragen.

Onderzoeksmethode

Er is gekozen om een semigestructureerd interview (Dingemanse, 2020) af te nemen omdat er gewerkt wordt met een vooropgesteld interviewschema waarvan afgeweken mag worden. Van de interviews zijn verschillende vormen opgezet die zijn aangepast naar de setting van de betreffende ergotherapeuten. Daarnaast is er een Nederlandse en een Engelse versie. Wanneer de respondent belangrijke informatie geeft over een bepaald gebied, kan hier verder op doorgevraagd worden. Hierdoor wordt er zoveel mogelijk bruikbare informatie verkregen.

6.6 Fase IV: Advies schrijven

De onderbouwing van het advies wordt vormgegeven middels aanbevelingen in het adviesrapport. Gezamenlijk met de opdrachtgever is besloten dat de aanbevelingen aan een aantal punten moeten voldoen. Deze punten geven direct inhoudelijk inzicht in de diagnostiek of behandelinterventie. Er is gekozen voor deze vormgeving vanwege de overzichtelijkheid en omdat er per vorm van

diagnostiek of interventie snel duidelijk is wat het doel en de werkwijze is. Er is voor een alfabetische nummering in het format gekozen om de informatie overzichtelijk te maken. Een voorbeeld van dit format is te vinden in Tabel XI – Format aanbevelingen.

Naam diagnostiek/behandelinterventie A. Doel

B. Doelgroep C. Exclusiecriteria

D. Interventiebeschrijving

E. Wijze waarop het resultaat wordt getoetst F. Uitvoerenden

G. Duur per sessie, aantal sessies en scholing en verkrijgbaarheid H. Literatuur/ referenties

Tabel XI – Format aanbevelingen 6.7 Fase V: afronding

In de fase van afronding wordt het adviesrapport overgedragen aan de opdrachtgevers. Ook wordt het onderzoek en het adviesrapport toegelicht middels een presentatie. Hierbij zullen ook de inhoudelijk betrokkenen en relevante personen, waaronder de casemanagers, ervaringsdeskundige en collega-ergotherapeut aanwezig zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat ontwikkelingslanden vaak niet de kennis hebben om deze transfer pricing concepten zelf in te voeren is er zeker een rol weggelegd voor internationale organisaties. Belangrijk

Door aan een bepaald signaal een bepaalde betekenis te geven wordt deze denkinhoud door middel van het signaal overgedragen, mits uiteraard zender zowel als ontvanger

Hulp op maat voor Rotterdammers met een beperking Vanaf 1 januari 2015 kunnen mensen die het thuis niet alleen redden terecht bij de gemeente voor advies, hulp en ondersteuning

De Triadekaart geeft zowel aangrijpingspunten voor de rol die familieleden of andere naastbetrokkenen van mensen met schizofrenie (kunnen) spelen in de zorgtriade (cliënt,

De afgelopen maanden is in opdracht van het MT-DLZ een groot aantal gesprekken gevoerd en zijn analyses gedaan, om meer zicht te krijgen op oplossingsrichtingen voor cliënten met

- je betaalt als particulier en je krijgt geen (gedeeltelijke) vergoeding in welke vorm dan ook en je kunt het ook niet aftrekken van je belastbaar inkomen.. - je bent

- je betaalt als particulier en je krijgt geen (gedeeltelijke) vergoeding in welke vorm dan ook en je kunt het ook niet aftrekken van je belastbaar inkomen.. - je bent

Bij dezen verklaar ik dat ik de kosten van de training wel / niet mag aftrekken van mijn belastbaar inkomen, als scholingskosten of als onkosten voor mijn eigen bedrijf.