• No results found

Van zoenen tot zaadjes en praatjes : een vergelijking tussen leerkrachten, vaders en moeders in seksuele ontwikkeling van kinderen, seksuele opvoeding en behoefte aan opvoedingsondersteuning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van zoenen tot zaadjes en praatjes : een vergelijking tussen leerkrachten, vaders en moeders in seksuele ontwikkeling van kinderen, seksuele opvoeding en behoefte aan opvoedingsondersteuning"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Running head: SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN

OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Van Zoenen tot Zaadjes en Praatjes

Een Vergelijking tussen Leerkrachten, Vaders en Moeders in Seksuele Ontwikkeling van Kinderen, Seksuele Opvoeding en Behoefte aan Opvoedingsondersteuning

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Naam : Fieke Opstal Studentnummer : 10743790

Begeleider : dr. C. S. (Channah) Zwiep Tweede beoordelaar : dr. F. B. (Floor) van Rooij Amsterdam, juli 2015

(2)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 2

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van mijn master Opvoedingsondersteuning aan de Universiteit van Amsterdam. Hiermee sluit ik voor mijn gevoel ook officieel een geweldige studententijd af. Grotendeels heeft deze mooie periode zich afgespeeld in Leiden, waar ik mijn bachelor Orthopedagogiek heb behaald en ontzettend heb genoten van al het leuks dat het studentenleven nog meer biedt. De overstap naar de Universiteit van Amsterdam voor mijn master heeft mij verreikt met nieuwe en leerzame ervaringen. Ik heb de afgelopen jaren hard gewerkt om mijn studie met succes en plezier te volgen en hierbij af te ronden. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken.

Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleider, Channah Zwiep, bedanken voor haar kennis, deskundigheid en kritische blik bij de opzet- en uitvoering van dit afstudeeronderzoek. Haar vertrouwen, enthousiasme en openheid in onze samenwerking heeft mij goed gedaan en zorgde voor een goede sfeer waarin ik mijn kennis en vaardigheden verder heb kunnen ontwikkelen. Ook heeft zij mij de mooie mogelijkheid gegeven om een kijkje te nemen in de praktijk bij een ouderavond over seksuele opvoeding.

De totstandkoming van dit onderzoek was daarnaast niet mogelijk geweest zonder de data van vele vaders, moeders en leerkrachten in het basisonderwijs. Ik wil hen dan ook graag hartelijk bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek.

Tot slot wil ik iedereen bedanken die tijdens mijn studie en het afstuderen voor me klaar heeft gestaan. In het bijzonder mijn ouders voor hun eindeloze vertrouwen, lieve opkikkertjes, betrokkenheid en interesse tijdens al deze jaren. Mijn lieve vriendinnen voor de fijne

gesprekken met liters thee en heerlijke avonden met soms wat sterkers. En lieve Chris niet te vergeten voor alle liefde, vertrouwen en gekkigheid.

(3)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 3

Abstract

Parents want to cooperate with teachers regarding sex education, provided that there is a

consensus between them about this sex education. Little research has been done on this subject. This is important however in order to be able to offer appropriate support in sex education to both parents and teachers. This exploratory research compares teachers, fathers and mothers on the sexually explicit behavior they observe in children aged between four and thirteen, their sex education and their specific needs of support. A total of 52 primary school teachers, 200 fathers and 21 mothers filled in an online questionnaire. The results show that teachers and parents observe behavior that is specific to the environment and the age of the children. Their educational goals mainly target the vulnerability of children. Communication regarding sexuality is minimal and most often is of a reactive nature, while an open and positive attitude towards sexuality is regarded as important. There is little need for support. Some teachers, however, want support in aligning their sex education with that of parents. These results need to be interpreted with slight caution, since a relatively homogeneous and therefore non-representative parent-group was used in this study.

(4)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR

LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 4

Inhoudsopgave VOORWOORD………..2 ABSTRACT………3 INLEIDING………5 • Probleemstelling………..………10 METHODE….………...….………..……..………12 • Participanten………..………..12 • Meetinstrument………..……….……….14 • Procedure………..………..….16 • Analyse………..………..17 RESULTATEN….………...….………..……..………..18

• Seksueel Getint Gedrag…………...………..………..18

• Opvoedingsdoelen………..……….23

• Communicatie over Seksualiteit………..………...……….24

• Reacties op Seksueel Getint Gedrag………..………..26

• Behoefte aan Opvoedingsondersteuning…..………...27

DISCUSSIE……….………..….30

• Seksuele Ontwikkeling………..………..30

• Seksuele Opvoeding……….…….………..32

• Behoefte aan Opvoedingsondersteuning….….………...36

• Beperkingen………..………...38

• Aanbevelingen………..………...39

REFERENTIES………..…...40

(5)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 5

Inleiding

“Ouders over seksuele opvoeding; Waarom je veel eerder over seks moet praten!”, een

themanummer over seksuele opvoeding van het populaire opvoedtijdschrift J/M (J/M, september 2013). Deze „oneliner‟ uit Nederlandse media toont aan dat jonge kinderen zich seksueel ontwikkelen en dat het van belang is dat zij hierin worden begeleid. Binnen de ontwikkeling van kinderen is de seksuele ontwikkeling namelijk een belangrijk onderdeel (Bancroft, 2009, Lightfoot, Cole, & Cole, 2009; Van der Doef, 2010). Deze ontwikkeling is al vanaf de geboorte zichtbaar doordat kinderen seksueel getint gedrag laten zien, zoals het aanraken van intieme lichaamsdelen en vragen stellen over seksualiteit (De Graaf, 2013; Van der Doef, 2010; Zwiep, 2008). Kinderen kunnen verschillend gedrag vertonen dat hoort bij de seksuele ontwikkeling. Er kan op grond van onderzoek echter worden gesproken van een gemiddelde lijn in die ontwikkeling die bij alle kinderen tussen 4 en 13 jaar plaatsvindt (Delfos, 2009; Roos, 2013; WHO, 2010; Zwiep, 2010). Het is belangrijk om deze gedragingen in kaart te brengen om te weten welk seksueel getint gedrag opvoeders bemerken in verschillende contexten. Zie Bijlage 2 voor een volledig overzicht van de seksuele ontwikkeling.

Onderzoek naar het seksuele ontwikkelingsproces toont aan dat kinderen verschillende aspecten van seksualiteit leren integreren in hun leven. Bancroft (2009) beschrijft deze aspecten als „lichamelijk bewustzijn en responsiviteit‟, „intimiteit en relatievorming‟ en „genderidentiteit‟. In Nederlands onderzoek worden deze aspecten omschreven als lichamelijkheid, intimiteit en geslachtelijkheid (Zwiep, 2010). Het ontdekken, leren omgaan met en respecteren van je eigen en andermans lichaam en bijbehorende beleving en gevoelens vallen onder het aspect lichamelijkheid. Intimiteit gaat over de relatie die iemand heeft met anderen en de wens en het vermogen om vriendschap en relaties aan te gaan, zowel fysiek als mentaal. Geslachtelijkheid omvat kennis over sekseverschillen en de daarbij horende sociale

(6)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 6 rollen, het gevoel bij één van de twee seksen te horen (genderidentiteit) en seksuele aantrekkingskracht binnen of tussen de seksen. Door het opdoen van kennis, ervaringen en vaardigheden integreren kinderen deze aspecten in hun leven en vormen zo uiteindelijk hun volwassen seksualiteit en autonomie (Bancroft, 2009; De Graaf & Rademakers, 2009; WHO, 2010; Zwiep, 2010). Een positieve en gezonde seksuele ontwikkeling is hierbij belangrijk omdat deze bijdraagt aan een positieve beeldvorming over seksualiteit, een positieve beleving van seksualiteit, het maken van bewuste keuzes en minder risicogedrag. Kortom: het draagt bij aan de seksuele gezondheid (De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman, & Meeus, 2009; WHO, 2007; Zwiep, 2012).

De kans op een positieve en gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen wordt vergroot wanneer opvoeders kinderen al vanaf jongs af aan begeleiden bij seksualiteit in een veilige en open omgeving (Milton, 2003; Leahy & McCuaig, 2013; Zwiep, 2015). In deze zogenoemde seksuele opvoeding wordt een kind door opvoeders ondersteund bij het opdoen van kennis, vaardigheden en waarden op seksueel gebied (De Graaf & Rademakers, 2003; Zwiep, 2010). Dit gebeurt door het geven van seksuele voorlichting (over zowel de technische- als emotionele aspecten van seksualiteit), reacties op seksueel getint gedrag en het overdragen van normen en waarden (De Graaf, 2007; Lefkowitz & Stoppa, 2006; WHO, 2010; Zwiep, 2012). Seksuele opvoeding omvat dus meer dan het geven van informatie en gebeurt in feite gedurende de hele dag door verschillende partijen.

Verschillende opvoeders hebben invloed op de seksuele ontwikkeling van jonge kinderen. De interactie tussen kinderen en opvoeders kan worden bekeken vanuit verschillende ontwikkelingsmodellen en theorieën. Hierbij speelt de omgeving een belangrijke rol in de seksuele ontwikkeling die kinderen van nature van „binnenuit‟ doormaken. Allereerst leren

kinderen namelijk gedrag aan door het observeren en het imiteren van andermans gedrag, ook wel modelling genoemd (Bandura, 1971). Door de gevolgen te observeren die hun rolmodel

(7)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 7 ondervindt, krijgen kinderen inzicht in de gevolgen van hun gedrag. Via deze constante interactie met de omgeving wordt de ontwikkeling en opvoeding van een individu gestuurd. Het sociaal ecologische model van Bronfenbrenner (1979) geeft deze interactie helder weer (zie Bijlage 1). Opvoeders en kinderen reageren voortdurend op elkaar en beïnvloeden elkaar wederzijds in het zogenoemde micro- en mesosysteem (Bronfenbrenner, 1979). Het microsysteem omvat de opvoeders van het kind en het mesosysteem betreft de onderlinge interactie tussen hen. Kind-, opvoeder- en omgevingsfactoren kunnen elkaar daarbij zowel positief (in de vorm van protectieve factoren) als negatief (in de vorm van risicofactoren) beïnvloeden (Burggraaff-Huiskes, 2008). Een voorbeeld van een protectieve factor is een open communicatie over seksualiteit tussen ouder en kind, die positief bijdraagt aan de seksuele ontwikkeling van een kind. Een voorbeeld van een risicofactor bij een kind is kennisgebrek over seksualiteit. Dit kan op een negatieve manier bijdragen aan zijn/haar seksuele ontwikkeling. De protectieve- en risicofactoren bepalen de balans tussen de draaglast (de taken die moeten worden vervuld) en draagkracht (de competenties waarmee iemand de draaglast aankan) van opvoeders (Burggraaff-Huiskes, 2008). Een positieve balans –waarin de draagkracht groter is dan de draaglast- heeft een positieve invloed op de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en vice versa.

In dit onderzoek ligt de focus op leerkrachten en ouders als opvoeders. Leerkrachten hebben namelijk te maken met seksueel getint gedrag en/of vragen van kinderen op school, aangezien kinderen in groepen vaker gevarieerd seksueel getint spel vertonen doordat zij elkaar hierbij betrekken (Zwiep, 2012). Sinds december 2012 zijn scholen daarnaast door de overheid verplicht gesteld om seksuele en relationele vorming (SRV) in het curriculum op te nemen. Het doel hiervan is de seksuele gezondheid en weerbaarheid van kinderen bevorderen (Rutgers WPF, 2012; Zwiep, 2012). SRV is vooral „didactisch‟, wat inhoudt dat het minder ingaat op de dagelijkse begeleiding van seksueel getint gedrag van kinderen, maar seksualiteit meer belicht

(8)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 8 in de onderwijssetting door middel van vakken, projecten en/of voorlichtingsactiviteiten (Zwiep, 2015). Op deze manier leren kinderen op school over seksualiteit, relaties en diversiteit. Ook zien vaders en moeders steeds vaker het belang in van seksuele opvoeding en de daarin voor hen weggelegde rol. Ze zien hierin ook een taak voor professionele opvoeders, zoals leerkrachten in het basisonderwijs, weggelegd (Blaisse, 2011; Roos & De Graaf, 2014; Zwiep, 2008). Vaders en moeders vinden het hierbij wel belangrijk dat hun visie, normen en waarden, opvoedingsdoelen op het gebied van seksualiteit en reacties op seksuele gedragingen van hun kind(eren) overeenkomen met die van leerkrachten. Leerkrachten en ouders zijn dus essentieel voor een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen. Om aan deze ontwikkeling positief bij te kunnen dragen, moeten leerkrachten en ouders als rolmodellen kennis, vaardigheden en waarden beheersen en over kunnen brengen. Via hen verkrijgen kinderen namelijk bijvoorbeeld kennis over seksualiteit en leren zij via modelling op seksueel gebied communiceren en regels, normen en waarden. Het is dus van belang dat leerkrachten en ouders kennis hebben over de seksuele ontwikkeling en objectief en gemakkelijk kunnen praten over seksualiteit (Zwiep, 2010; 2015).

Wat betreft kennis over seksualiteit zeggen leerkrachten zowel technische en biologische als emotionele en relationele informatie over seksualiteit aan kinderen te geven (Schilperoord, 2010). Ook proberen zij duidelijke regels te gebruiken om grenzen aan seksueel gedrag te stellen. Leerkrachten ervaren echter een kennisgebrek en hebben vragen en onzekerheden omtrent seksuele ontwikkeling en –opvoeding (Leahy & McCuaig, 2013). Ze geven aan vaardigheden te missen die belangrijk zijn om de seksuele ontwikkeling van kinderen te begeleiden (Zuiderveld, 2011). Ouders doen over het algemeen nauwelijks of te laat aan seksuele opvoeding (De Graaf, 2013; Zwiep, 2008). Indien er wel aandacht voor is, zijn het voornamelijk moeders die de gevaren en technische en biologische aspecten van seksualiteit bespreken (De Graaf, 2013; Klai, 2004; Zwiep, 2010). De emotionele en relationele

(9)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 9 aspecten, zoals de positieve en fijne gevoelens van seksualiteit, blijven vaak onbesproken (Klai, 2004). Moeders zijn afwachtend en wachten op vragen vanuit hun kind. Zij geven op dit gebied aan wel behoefte te hebben aan inbreng van de vader (Zwiep, 2008).

Naast kennis, vaardigheden en waarden van leerkrachten en ouders, sturen ook hun opvoedingsdoelen en opvoedingsgedrag de seksuele ontwikkeling van kinderen (Nijsten & Pels, 2004). Opvoedingsdoelen vallen onder het zogenoemde bewuste of intentionele opvoedgedrag (Blokland, 2010; Kok, 1997; Zwiep, 2008). Hierbij anticipeert de opvoeder op de behoeften van het kind en denkt na over hoe zijn/haar ontwikkeling het beste kan worden gestimuleerd. Het hebben van respect voor jezelf en anderen is voor zowel leerkrachten als vaders en moeders een belangrijk opvoedingsdoel (Schilperoord, 2010; Zwiep, 2008). Leerkrachten hechten ook veel waarde aan het stimuleren van lichamelijke integriteit, weerbaarheid, zelfvertrouwen en een kritische houding op seksueel gebied (Schilperoord, 2010). Ouders willen hun kinderen voornamelijk meegeven dat seks gekoppeld is aan liefde en vinden het ontwikkelen van weerbaarheid en goede communicatievaardigheden belangrijk. Dat hun kind seksualiteit positief beleeft en voldoende informatie krijgt over zowel technische als emotionele aspecten van seksualiteit zijn voor hen belangrijke opvoedingsdoelen (Vermeire, 2005; Zwiep, 2008). Seksuele opvoedingsdoelen zijn in dit onderzoek ingedeeld op basis van competenties die kinderen moeten ontwikkelen op seksueel gebied voor een positieve seksuele ontwikkeling (WHO, 2010). Ze zijn ingedeeld in kennis, vaardigheden en waarden (Vermeire, 2005).

Uit onderzoek naar de beleving van de seksuele opvoeding blijkt dat opvoeders seksualiteit een lastig onderwerp vinden als gevolg van het taboe dat erop heerst, het gebrek aan kennis en moeilijkheden in de communicatie (De Graaf, 2013; Vermeire, 2005). Leerkrachten maken zich zorgen over wat ouders denken van het bespreken van seksualiteit op school. Zij wensen hierbij ondersteuning, aangezien er momenteel in deze samenwerking nog

(10)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 10 geen gelijkwaardig partnerschap is (Dieltjens & Meurs, 2015; Schilperoord, 2010). Daarnaast geven leerkrachten aan vragen te hebben over de (verschillen tussen de) seksuele ontwikkeling van kinderen en missen zij kennis en vaardigheden om seksueel getint gedrag te begeleiden (Milton, 2003; Zwiep, 2015). Ook internationaal zorgt dit gebrek aan kennis en ervoor dat leerkrachten weinig vertrouwen hebben en zich onvoorbereid voelen wanneer zij lesgeven over seksualiteit (Duffy, Fotinatos, Smith, & Burke, 2012; Leahy & McCuaig, 2013; Walker & Milton, 2006).

Niet alleen leerkrachten voelen zich onzeker en onvoorbereid in de seksuele opvoeding. Ook zijn sommige moeders onzeker in de seksuele opvoeding doordat ze kennis en vaardigheden missen om bijvoorbeeld een open en positieve communicatie over seksualiteit tot stand te brengen (Martin & Torres, 2014; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008). Ze hebben behoefte aan meer informatie over de seksuele ontwikkeling en de begeleiding daarvan (Zwiep, 2008). Vaders daarentegen, ervaren de seksuele opvoeding als gemakkelijk en vinden dit vooral een taak van de moeder. Ze geven aan nauwelijks vragen of zorgen te hebben en meer dan de helft zegt geen behoefte aan opvoedingsondersteuning te hebben (Nijssen, 2014; Van Heesch, 2014). Er is bij vaders wel behoefte aan laagdrempelige informatieve ondersteuning over de seksuele ontwikkeling en de concrete invulling van hun rol als opvoeder (Bucx & de Roos, 2011; Hermanns, 2008; Zwiep, 2008). Een deel van de ouders zegt daarnaast opgelucht te zijn dat leerkrachten de seksuele opvoeding gedeeltelijk op zich nemen (Berne et al., 2000; Dieltjens & Meurs, 2015).

Probleemstelling.

Leerkrachten en ouders delen sinds 2013 formeel de verantwoordelijkheid voor de seksuele opvoeding. Ouders (in dit onderzoek zowel vaders als moeders) delen die seksuele opvoeding graag, maar wensen hierbij, zoals eerder genoemd, dat hun visie, normen en waarden,

(11)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 11 opvoedingsdoelen op het gebied van seksualiteit en reacties op seksueel getint gedrag van hun kinderen overeenkomen met die van leerkrachten (Zwiep, 2008). Inzicht hierin is belangrijk om in de toekomst waar nodig passende ondersteuning te kunnen bieden aan beide groepen opvoeders in het begeleiden van de seksuele ontwikkeling van kinderen. Er is naar de eventuele overeenkomsten in seksuele opvoeding en naar de beleving van de seksuele opvoeding echter nog weinig onderzoek gedaan (Walker & Milton, 2006; Zuiderveld, 2011). Om die reden wordt de seksuele opvoeding en de behoefte aan opvoedingsondersteuning van leerkrachten, vaders en moeders in kaart gebracht. Ook wordt de door leerkrachten en ouders waargenomen seksuele ontwikkeling van kinderen onderzocht, om erachter te komen welk seksueel getint gedrag zij bemerken in de klas en thuis.

Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van de volgende hoofd- en deelvragen: In hoeverre verschillen leerkrachten in het basisonderwijs, vaders en moeders in seksueel

getint gedrag dat ze opmerken bij kinderen, de seksuele opvoeding en de behoefte aan

opvoedingsondersteuning?

Seksuele Ontwikkeling

1. Welke seksueel getinte gedragingen van kinderen zien leerkrachten en ouders?

Seksuele Opvoeding

2. Welke opvoedingsdoelen hebben leerkrachten en ouders in de seksuele opvoeding? 3. In welke mate communiceren leerkrachten en ouders over seksualiteit met kinderen?

4. Hoe reageren leerkrachten en ouders op seksueel getint gedrag van kinderen?

(12)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 12 5. Welke ondersteuningsbehoeften ervaren leerkrachten en ouders in de seksuele opvoeding?

Methode

Participanten

Leerkrachten.

In totaal hebben 52 basisschoolleerkrachten in en rondom de Randstad de online vragenlijst (zie Bijlage 3) volledig ingevuld. Opvallend was dat ruim 70 leerkrachten voor de helft van de vragenlijst zijn gestopt met het beantwoorden van de vragen. Deze leerkrachten zijn buiten beschouwing gelaten. Er wordt verwacht dat dit te maken heeft gehad met de lengte van de vragenlijst. De steekproef bestaat uit 43 vrouwen en negen mannen tussen de 21 en 60 jaar oud. Hiervan is het grootste deel van de leerkrachten jonger dan 40 jaar (63.5%) en op één respondent na hebben alle leerkrachten een Nederlandse achtergrond. Het merendeel (63.5%) beoefent niet actief een geloofsovertuiging en een aantal is Protestants-christelijk (21.2%) of Rooms-katholiek (13.5%). Het merendeel geeft les in een stad (n = 34) in plaats van in een dorp (n = 18). De meeste leerkrachten zijn werkzaam op een reguliere school (n = 38), de rest op een natuurlijk leren school (n = 4), Vrije school (n = 3), Daltonschool, (n = 3) of anders (n

= 3). Naast 22 leerkrachten die werkzaam zijn op een openbare school, werken er ook

leerkrachten op Rooms-katholieke scholen (n = 19) en Protestantse scholen (n = 11). Het grootste deel van de leerkrachten geeft les aan leerlingen met Nederlands als moedertaal (69.2%), de rest aan leerlingen met Nederlands als tweede taal (11.5%) of aan een gemengde groep (19.2%). Van de totale steekproef hebben 24 leerkrachten (46.2%) meer dan tien jaar ervaring en kunnen vijf leerkrachten (9.6%) gezien worden als startende leerkrachten met minder dan twee jaar werkervaring. Het merendeel van de leerkrachten (80.8%) heeft HBO afgerond en tien leerkrachten zijn Universitair geschoold. Er wordt meer dan 25 uur per week

(13)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 13 gewerkt door 63.5 procent van de leerkrachten (n = 33). De leerkrachten geven les in de onderbouw (n = 29), bovenbouw (n = 21) of aan alle groepen (n = 2).

De man/vrouw verhouding en het opleidingsniveau van de groep leerkrachten is representatief voor leerkrachten in het basisonderwijs in en rondom de Randstad (Dienst Uitvoering Onderwijs, 2013). De gemiddelde leeftijd van de leerkrachten in de steekproef ligt echter een aantal jaren lager dan het populatiegemiddelde van leerkrachten van 45 jaar.

Ouders.

In totaal hebben 221 ouders met een kind tussen de 4 en 13 jaar in en rondom de Randstad de online vragenlijst (zie Bijlage 4) volledig ingevuld. De ouders bestaan uit moeders (n = 21) en vaders (n = 200) uit verschillende gezinnen. Doordat op een later tijdstip is besloten om ook moeders bij het onderzoek te betrekken, is dit aantal beduidend lager dan het aantal vaders en leerkrachten. De leeftijd en het geslacht van de kinderen heeft een goede spreiding: in elke leeftijdscategorie bevinden zich gemiddeld evenveel kinderen in de steekproef en ouders met een dochter hebben de vragenlijst even vaak ingevuld als ouders met een zoon. De kinderen groeien voornamelijk op in een traditioneel gezin (86%). De leeftijd van de ouders varieert van tussen jonger dan 25 jaar en ouder dan 60 jaar. Het grootste deel van de ouders is jonger dan 45 jaar (76.5%), heeft een Nederlandse achtergrond (94.1%) en is niet belijdend (73.8%). Een aantal is Rooms-katholiek (14%), Protestants-christelijk (5.4%) of anders (6.8%). Het merendeel woont in een stad (n = 150) in plaats van in een dorp (n = 71) en werkt meer dan 25 uur per week (n = 198). De ouders zijn over het algemeen hoog opgeleid en hebben een HBO opleiding (n = 90) of Universitaire opleiding afgerond (n = 81). Een aantal heeft een MBO opleiding (n = 32), de middelbare school (n = 17) of alleen de basisschool afgerond (n = 1). De man/vrouw verhouding, het opleidingsniveau en de achtergrond van de ouders in de steekproef is niet representatief voor ouders in en rondom de Randstad (Centraal Bureau voor

(14)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 14 de Statistiek, 2011). De steekproef bevat meer vaders dan moeders en meer hoogopgeleide Nederlandse ouders dan de populatie. De gemiddelde leeftijd van de ouders in de steekproef is wel representatief voor de populatie.

Met het programma G*Power is voorafgaand aan het onderzoek berekend dat de optimale steekproefgrootte voor de uitgevoerde toetsen voor alle drie de groepen 88 respondenten bedraagt voor een power van .80, een effectgrootte van .30 en een betrouwbaarheidsinterval van .05. Omdat het aantal respondenten kleiner is gebleken, zijn er achteraf power analyses uitgevoerd. Voor de verschillende uitgevoerde toetsen ligt de power tussen de 0.36 en 0.60. Dit betekent dat er tussen de 36 en 60 procent kans is dat de in dit onderzoek gevonden effecten ook in de populatie worden gevonden.

Meetinstrument

De vragenlijsten „Leerkrachten en Seksuele opvoeding‟ en „Moeders en Seksuele opvoeding‟

zijn in het kader van dit onderzoek ontwikkeld en zijn ook gebruikt voor ander onderzoek in dezelfde periode (Van der Kolk, 2015). De vragenlijsten zijn samengesteld op basis van de eerder opgestelde vragenlijst „Vaders en Seksuele opvoeding‟ (Nijssen, 2014; Van Heesch, 2014) en andere bestaande vragenlijsten (De Graaf 2013; Friedrich, Grambsch, Broughton, Kuiper, & Beilke, 1991; Rutgers WPF, 2013; Zwiep, 2008). De vragen voor leerkrachten zijn aangepast aan de situatie in de klas, waardoor een vergelijking tussen leerkrachten en ouders mogelijk wordt. Daarnaast zijn er voor leerkrachten specifieke vragen toegevoegd omtrent algemene gegevens en de afstemming van de seksuele opvoeding tussen leerkrachten en ouders. Er zijn voornamelijk gesloten vragen gesteld, met enkele open vragen ter aanvulling. De open vragen zijn gecodeerd om de vragen en/of zorgen van leerkrachten en ouders in kaart te brengen. Voorafgaand aan de vragenlijsten worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd om te zorgen voor een eenduidige interpretatie. De vragenlijsten zijn ingedeeld in de thema‟s:

(15)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 15 algemene gegevens, waargenomen seksuele ontwikkeling van kinderen, seksuele opvoeding, afstemming van seksuele opvoeding met ouders en/of collega‟s (voor leerkrachten) en beleving en eventuele behoefte aan ondersteuning bij seksuele ontwikkeling en opvoeding. Een beknopte beschrijving van de vragenlijst „Leerkrachten en Seksuele opvoeding‟ wordt gegeven. Deze vragenlijst is vergelijkbaar met die voor vaders en moeders. Zie Bijlage 3 en 4 voor de complete vragenlijsten.

De vragen over de seksuele ontwikkeling van kinderen gaan over welk seksueel getint gedrag leerkrachten in het afgelopen half jaar hebben waargenomen in de klas (bv. doktertje spelen, masturberen, met de hand in hun broek zitten en het lichaam van anderen willen bekijken) en over welke onderwerpen ze vragen hebben gehad (bv. geslachtsgemeenschap en lichamelijke ontwikkeling). Een voorbeeldgedraging is: „Een kind is geïnteresseerd in

leeftijdsgenootjes van het andere geslacht‟. Ze konden op een 5-puntsschaal aangeven in welke

mate ze dit hebben opgemerkt (1 = nooit tot 5 = dagelijks). De vragen over de waargenomen seksuele ontwikkeling (seksueel getint gedrag en vragen stellen) hebben een hoge interne betrouwbaarheid (Cronbach‟s alpha = .85 en .94).

Bij het deel over seksuele opvoeding worden stellingen gegeven over opvoedingsdoelen, zoals: „Ik wil de kinderen leren open een eerlijk te praten over seksualiteit‟. Leerkrachten geven aan de hand van een 4-puntsschaal (1 = helemaal van toepassing tot 4 =

helemaal niet van toepassing) aan in welke mate ze het hiermee eens zijn, maken vervolgens

een top drie van de meest belangrijk gevonden stellingen en geven de minst belangrijke aan. Vervolgens wordt, om reacties op seksueel getint gedrag te meten, op een 4-puntsschaal (1 =

zelden of nooit tot 4 = altijd) antwoord gegeven op bijvoorbeeld de stelling: „Ik accepteer dat de kinderen nieuwsgierig zijn naar seksualiteit‟. Ook wordt leerkrachten gevraagd naar de

frequentie van het bespreken van seksualiteit, de onderwerpen, de redenen om bepaalde onderwerpen wel of niet te bespreken en wie hierbij het initiatief neemt.

(16)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 16 Items over de afstemming van seksuele opvoeding tussen leerkrachten en ouders en/of collega‟s worden in ander parallel lopend onderzoek geanalyseerd (Van der Kolk, 2015). Tot slot wordt de beleving van de seksuele opvoeding en de behoefte aan opvoedingsondersteuning in kaart gebracht. Er wordt op een 4-puntsschaal aangegeven hoe de seksuele opvoeding wordt ervaren (1 = zeer moeilijk tot 4 = zeer makkelijk). Er wordt gevraagd in welke mate leerkrachten zelf vinden over kennis en vaardigheden te beschikken, vragen of zorgen hebben en behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning.

Procedure

In dit verkennende onderzoek naar seksuele ontwikkeling en –opvoeding door leerkrachten en ouders is gebruik gemaakt van online vragenlijsten. Het betreft een kwantitatief, cross-sectioneel onderzoek met één meetmoment, waardoor er in een korte periode veel respondenten worden bereikt (Bryman, 2012). De data van vaders is verkregen uit eerder onderzoek, waardoor de vaders en moeders geen koppels vormden (Nijssen, 2014; Van Heesch, 2014). Leerkrachten en moeders hebben van 20 februari tot en met 20 april online, via het programma Qualtrics, een vragenlijst ingevuld die ongeveer 25 minuten duurde.

Respondenten zijn geworven in de Randstad, zodat de steekproeven zo goed mogelijk vergelijkbaar zijn met de 200 voornamelijk blanke, hoger opgeleide vaders uit de Randstad uit het onderzoek naar vaders van Nijssen (2014) en Van Heesch (2014). Naar alle scholen in de grotere steden en dorpen is een bericht voor in de nieuwsbrief opgestuurd met daarin informatie over het onderzoek en de link naar de online vragenlijst. Daarnaast is er via het eigen sociale netwerk, sociale media (Facebook, LinkedIn) en de sneeuwbalmethode gestreefd naar zoveel mogelijk leerkrachten en moeders. Ook is er op een enkele opvoedingsgerelateerde website zoals oudersonline.nl een link naar de vragenlijsten geplaatst. Doordat op een later

(17)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 17 tijdstip is besloten om ook moeders bij het onderzoek te betrekken, is dit aantal beduidend lager dan die van de andere groepen.

Deelname aan het onderzoek was geheel vrijwillig en respondenten konden zich op ieder gewenst moment terugtrekken van deelname. De gegevens zijn vertrouwelijk en anoniem verwerkt. Voorafgaand aan de vragenlijst is er aan de respondenten informatie over het onderzoek, vertrouwelijkheid, anonimiteit en vrijwilligheid van het onderzoek verstrekt. Vervolgens werd toestemming (informed consent) gevraagd en door hiermee akkoord te gaan werd toestemming verleend voor deelname aan het onderzoek.

Analyse

De statistische analyses zijn uitgevoerd met het Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) versie 21. De drie subgroepen: leerkrachten, vaders en moeders zijn de onafhankelijke variabelen in dit onderzoek. Wanneer er geen significante verschillen zijn gevonden tussen vaders en moeders, zijn zij samengevoegd tot één groep: ouders. De afhankelijke variabelen zijn de scores op de verschillende variabelen omtrent seksuele ontwikkeling en opvoeding. Enkele missende waarden in de datasets zijn vervangen door het gemiddelde van de andere variabelen. Kolmogorov-Smirnov en Shapiro-Wilk toetsen tonen aan dat het merendeel van de variabelen in dit onderzoek niet normaal verdeeld is. Er wordt om deze reden getoetst met non-parametrische toetsen.

Om de deelvragen in algemene zin te kunnen beantwoorden zijn allereerst descriptieve analyses uitgevoerd. Vervolgens is er met Kruskal-Wallis toetsen en Mann-Whitney U toetsen met Bonferroni correctie gekeken of en waar leerkrachten, vaders en moeders verschillen bij een significantieniveau van p < .05 of p < .017. Bij een vergelijking tussen twee groepen is het significantieniveau van p < .05 aangehouden en bij een vergelijking tussen drie groepen is het significantieniveau van p < .017 aangehouden. Bijbehorende effectgroottes zijn ook berekend.

(18)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 18 Tot slot is er bij sommige deelvragen gekeken naar de invloed van de leeftijd van kinderen op de seksuele opvoeding door leerkrachten en ouders. Dit is gedaan omdat uit ander onderzoek blijkt dat kinderen in verschillende leeftijdscategorieën verschillend seksueel gedrag vertonen en daarmee verschillende reacties uitlokken van opvoeders.

Resultaten

Seksueel Getint Gedrag

Om in kaart te brengen welke seksueel getinte gedragingen leerkrachten en ouders zien bij kinderen, konden zij in een lijst met gedragingen aangeven of en hoe vaak ze dit gedrag opmerkten. Alle seksueel getinte gedragingen uit de vragenlijst komen leerkrachten, vaders en moeders bekend voor. De mate waarin ze worden opgemerkt loopt uiteen van minder dan één keer per maand tot dagelijks (zie Tabel 2). Leerkrachten en ouders zien het merendeel van de gedragingen uit de vragenlijst nooit of minder dan één keer per maand bij kinderen. Een groot deel van de leerkrachten ziet minstens één keer per maand of vaker dat kinderen privacy willen (82.7%), verliefd zijn of verkering hebben (75.1%), met sekse-stereotiep speelgoed spelen (53.9%) en geïnteresseerd zijn in leeftijdsgenoten van de andere sekse (61.5%). Een groot deel van de ouders ziet minstens één keer per maand of vaker dat hun kind het fijn vindt om bloot te zijn (65.1%), zijn/haar eigen lichaam en geslachtsdeel onderzoekt (71.5%), zich uitkleedt in het bijzijn van anderen (52.5%) en geïnteresseerd is in leeftijdsgenoten van de andere sekse (48.8%). In tegenstelling tot leerkrachten ziet slechts een klein deel van de ouders minstens één keer per maand of vaker dat hun kind privacy wil (14.9%) of verliefd is of verkering heeft (25.3%).

Leerkrachten, vaders en moeders en bemerken in verschillende mate seksueel getinte gedragingen, zoals bijvoorbeeld dat kinderen hun eigen lichaam en geslachtsdeel onderzoeken,

(19)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 19

H(2) = 48.07, p = 0.000 (zie Tabel 2). Moeders bemerken significant vaker (gemiddeld

minstens één keer per maand) dan vaders (gemiddeld minder dan één keer per maand) vragen van hun kind over seksualiteit, dat hun kind seksuele onderwerpen benoemt en naar porno zoekt op het internet (resp. U = 1428.50, p = .012, r = -.17; U = 1424.00, p = .012, r = -.17; U

= 1800.50, p = .008, r = -.18). De meeste gedragingen worden door vaders en moeders even

vaak waargenomen en daarom worden zij als één groep vergeleken met leerkrachten. Leerkrachten merken gemiddeld vaker (minstens één keer per maand tot dagelijks) op dan ouders (nooit of minder dan één keer per maand) dat kinderen privacy willen en verliefd zijn of verkering hebben (resp. U = 1286.50, p = .000, r = -.61; U = 2441.50, p = .000, r = -.41). Ouders bemerken daarentegen vaker (minstens één keer per maand) dan leerkrachten (nooit) dat hun kind het fijn vindt om bloot te zijn, zijn/haar eigen lichaam en geslachtsdeel onderzoekt, nieuwsgierig is naar lichamen van volwassenen en zich uitkleedt in het bijzijn van anderen (resp. U = 1669.50, p = .000, r = -.49; U = 2281.50, p = .000, r = -.42; U = 2880.00,

p = .000, r = -.35; U = 4360.50, p = .005, r = -.17).

Omdat het seksueel getinte gedrag van kinderen kan verschillen per leeftijd zijn de gedragingen bekeken in de leeftijdscategorieën „vier tot acht jaar‟ (onderbouw) en „acht tot dertien jaar‟ (bovenbouw). Tussen leerkrachten en ouders in de onderbouw (resp. n = 29 en n

= 123) blijven de hierboven besproken verschillen zichtbaar. Alleen het verschil in de mate

waarin ze opmerken dat kinderen zich uitkleden in het bijzijn van anderen verdwijnt. Tussen leerkrachten en ouders in de bovenbouw (resp. n = 21 en n = 98) blijven bovengenoemde verschillen ook bestaan. Daarbij bemerken leerkrachten in de bovenbouw significant vaker (minstens één keer per maand) dan ouders (minder dan één keer per maand) dat kinderen nooit doktertje spelen met kleren aan, geïnteresseerd zijn in leeftijdsgenoten van de andere sekse en schaamtegevoelens hebben (resp. U = 673.00, p = .024, r = .21; U = 697.50, p = .016, r = -.22).

(20)

Tabel 2

Waargenomen Seksueel Getinte Gedragingen door Leerkrachten (n = 52) en Ouders (n = 221)

Het kind…

Nooit (%) Minder dan 1 keer per maand (%)

Minstens 1 keer per maand (%)

Minstens 1 keer per week (%)

Dagelijks (%) H p r

Leerkrachten Ouders Leerkrachten Ouders Leerkrachten Ouders Leerkrachten Ouders Leerkrachten Ouders

Wil privacy ª 7.7 76.5 9.6 8.6 7.7 3.6 15.4 4.1 59.6 7.2 102.74 .000 -.61* Gaat met andere kinderen in bad - 25.8 - 19.9 - 17.2 - 26.2 - 10.9

Speelt doktertje met kleren aan 67.3 58.4 17.3 23.5 9.6 14.0 3.9 3.2 1.9 0.9 2.41 .300 -.06 Speelt doktertje zonder kleren aan 98.1 87.8 1.9 6.3 - 3.2 - 1.4 - 1.4 4.99 .082 -.13 Vindt het fijn om bloot te zijn ᵇ 78.8 19.9 15.4 14.9 5.8 15.8 - 25.8 - 23.5 68.60 .000 -.49* Roept „vieze‟ woorden door de klas 17.3 - 30.8 - 21.2 - 30.8 - - -

Onderzoekt lichaam en geslachtsdeel ᵇ 51.9 10.0 17.3 18.6 25.0 23.1 5.8 33.0 - 15.4 48.07 .000 -.42* Is verliefd of heeft „verkering‟ ª 3.8 42.5 21.2 32.1 38.5 13.1 23.1 7.7 13.5 4.5 46.99 .000 -.41* Stelt vragen over seksualiteit 26.9 - 42.3 - 25.0 - 5.8 - - - 6.702 .035 -.01 Benoemt seksuele onderwerpen 42.3 - 26.9 - 19.2 - 11.5 - - - 11.56 .003 -.14

Masturbeert 65.4 59.3 13.5 13.6 9.6 10.9 7.7 12.2 3.8 4.1 1.02 .601 -.05

Is nieuwsgierig naar lichamen van volwassenen ᵇ 65.4 19.5 19.2 28.5 5.8 29.9 7.7 18.6 1.9 3.6 33.81 .000 -.35* Raakt intieme lichaamsdelen van volwassenen aan 78.8 - 15.4 - 3.8 - 1.9 - - -

Is geïnteresseerd in leeftijdsgenootjes van andere geslacht 13.5 27.1 23.1 24.0 28.8 24.4 17.3 15.4 15.4 9.0 4.89 .087 -.13 Laat geslachtsdeel aan leeftijdsgenootjes zien 65.4 - 25.0 - 7.7 - 1.9 - - -

Laat geslachtsdeel uit zichzelf aan volwassenen zien 100.0 - - - -

Geeft andere kinderen kusjes 40.4 - 25.0 - 15.4 - 19.2 - - -

Raakt geslachtsdelen van andere kinderen aan 78.8 - 17.3 - 1.9 - 1.9 - - -

Loopt rond in (verkleed)kleren van andere sekse 67.3 77.4 11.5 15.8 9.6 4.1 5.8 2.3 5.8 0.5 3.99 .136 -.12 Zegt van andere sekse te willen zijn 82.7 - 11.5 - 1.9 - 1.9 - 1.9 -

Speelt met sekse-stereotiep speelgoed 36.5 - 9.6 - 5.8 - 26.9 - 21.2 -

Speelt seksueel getint fantasiespel met poppen/knuffels 94.2 90.0 3.8 5.4 1.9 2.7 - 1.4 - 0.5 1.62 .443 -.06 Kleedt zich uit in bijzijn van anderen ᵇ 55.8 32.1 9.6 15.4 7.7 17.2 23.1 20.4 3.8 14.9 9.63 .008 -17 Zit regelmatig met hand in de broek 42.3 46.6 23.1 18.1 17.3 13.1 9.6 13.1 7.7 9.0 0.82 .662 -.01

Tekent of kleit geslachtsdelen 50.0 - 36.5 - 9.6 3.8 - - -

Wil lichaam van anderen bekijken 69.2 57.5 21.2 19.9 5.8 15.4 3.8 6.3 - 0.9 3.47 .176 -.11

Probeert anderen uit te kleden 98.1 - 1.9 - - - -

Maakt seksuele geluiden 71.2 - 21.2 - 5.8 - 1.9 - - -

Daagt uit met „verleidelijk‟ gedrag 69.2 61.5 26.9 17.2 1.9 8.6 - 10.4 1.9 2.3 3.13 .209 -.10 Heeft schaamtegevoelens 32.7 38.0 34.6 27.1 13.5 18.6 13.5 14.5 5.8 1.8 1.06 .589 -.03 Zoekt informatie over seksualiteit - 73.3 - 16.7 - 5.0 - 4.1 - 0.9

Gebruikt internet voor seksueel getinte doeleinden ª 65.4 - 25.0 - 5.8 - 3.8 - - - 35.89 .000 -.34*

ª Significant hoger voor leerkrachten met α = .017; ᵇ Significant hoger voor ouders met α = .017; p < .05 * Gemiddelde tot grote effectgrootte

(21)

SEKSUELE OPVOEDING DOOR LEERKRACHTEN EN OUDERS 48

Leerkrachten, vaders en moeders geven aan dat ze over alle onderwerpen uit de vragenlijst in het afgelopen half jaar „minder dan één keer per maand‟ tot „dagelijks‟ vragen van kinderen hebben gekregen (zie Tabel 3).

Leerkrachten krijgen de meeste vragen over verliefdheid (90.4%), zwangerschap en geboorte (82.7%) en lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen (76.9%). Ongeveer 20 procent van de vragen gaan over SOA‟s, masturbatie en orgasme en grensoverschrijdend seksueel gedrag van volwassenen. Ouders rapporteren dat meer dan 60 procent van de vragen gaan over zwangerschap en geboorte, lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen en verliefdheid. Minder dan 20 procent van de vragen gaan volgens hen over SOA‟s, masturbatie en orgasme en grensoverschrijdend seksueel gedrag van volwassenen. Moeders krijgen significant vaker vragen van hun kind (minder dan tot minstens één keer per maand) dan vaders (nooit of minder dan één keer per maand) over zoenen, vrijen en knuffelen, geslachtsgemeenschap, homoseksualiteit en menstruatie (resp. U = 1297.50, p = .002, r = -.20; U = 1529.50, p = .006, r = -.18; U = 1340.50, p = .001, r = -.22; U = 1288.00, p = .001,

r = -.23). Moeders krijgen ook in vergelijking met leerkrachten (minder dan één keer per

maand) significant vaker (minstens één keer per maand) vragen over zoenen, vrijen en Tabel 3

Onderwerpen van Seksueel Getinte Vragen die Ouders en Leerkrachten krijgen

Vragen over… Leerkrachten (n = 52) (%) Vaders (n = 200) (%) Moeders (n = 21) (%) H p Verliefdheid 90.4 ª 61.5 90.5 22.59 .000 Zwangerschap en geboorte 82.7 86.0 85.8 1.46 .483 Lichamelijke verschillen mannen/vrouwen 76.9 82.0 ᵇ 71.4 7.17 .028 Homoseksualiteit 71.2 ª 32.5 71.4 ª 29.96 .000 Woordgebruik rondom seksualiteit 69.2 60.5 81.0 4.32 .115 Relaties en intimiteit 67.3 59.5 71.4 5.15 .076 Zoenen, vrijen, knuffelen 65.4 59.5 90.5 ª ᵇ 9.71 .008 Seksuele normen en waarden 61.5 ª 42.5 57.1 6.79 .033 Lichamelijke ontwikkeling kind 59.6 54.0 61.9 1.94 .380 Seksuele rolpatronen mannen/vrouwen 38.5 25.0 28.6 3.83 .147

Menstruatie 38.5 32.0 71.4 ª 11.93 .003

Geslachtsgemeenschap 34.6 22.0 47.6 ª 8.54 .014 Seksueel misbruik 34.6 ª 18.5 33.3 6.92 .031 Seksueel getint gedrag en behoeftes 32.7 19.5 33.3 4.80 .091 Voorbehoedsmiddelen 25.0 ª 11.0 28.6 8.66 .013

SOA‟s 21.2 ª 6.0 14.3 10.96 .004

Masturbatie en orgasme 19.2 9.5 19.0 4.32 .115 Grensoverschrijdend seksueel gedrag volwassenen 19.2 14.5 19.0 0.91 .633

(22)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 22 knuffelen (U = 323.00, p = .004, r = -.34). Vaders krijgen significant vaker (minstens één keer per maand tot minder dan één keer per maand) dan leerkrachten (minder dan één keer per maand) vragen van hun kind over lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen (U = 4037.00, p = .008, r = -.17). Leerkrachten rapporteren daarentegen significant vaker (tot minstens één keer per maand) dan vaders vragen (tot minder dan één keer per maand) over verliefdheid, seksueel misbruik, SOA‟s, voorbehoedsmiddelen, seksuele normen en waarden en homoseksualiteit (resp. U = 3133.50, p = .000, r = -.29; U =4390.50, p = .016, r = -.15; U

= 4434.00, p = .001, r = -.21; U = 4521.00, p = .016, r = -.15; U =4215.00, p = .020, r = -.15;

U = 3176.00, p = .000, r = -.31).

Omdat de seksuele ontwikkeling van kinderen en de vragen die deze oproept bij hen kan verschillen per leeftijd zijn de onderwerpen waarover door leerkrachten en ouders vragen zijn ontvangen bekeken in de leeftijdscategorieën „vier tot acht jaar‟ (onderbouw) en „acht tot dertien jaar‟ (bovenbouw). In de onderbouw ontvangen leerkrachten (n = 29) significant vaker dan ouders (n = 123) vragen over lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen, verliefdheid en homoseksualiteit (resp. U = 1135.00, p = .001, r = -.26; U = 894.50, p = .000,

r = -.36; U = 1035.00, p = .000, r = -.35). Zij krijgen die vragen minder dan of minstens één

keer per maand en ouders nooit of minder dan één keer per maand. In de bovenbouw krijgen leerkrachten (n = 21) significant vaker dan ouders (n = 98) vragen over seksueel misbruik, SOA‟s, seksuele rolpatronen tussen mannen en vrouwen, masturbatie en orgasme, voorbehoedsmiddelen en homoseksualiteit (resp. U = 787.50, p = .042, r = -.19; U = 648.50,

p = .000, r = -.38; U = 664.00, p = .002, r = -.28; U = 789.00, p = .012, r = -.23; U = 730.00,

p = .006, r = -.25; U = 682.50, p = .008, r = -.24). Ouders krijgen nooit vragen over deze

onderwerpen (alleen over homoseksualiteit minder dan één keer per maand) en leerkrachten minder dan één keer per maand (en over SOA‟s en masturbatie nooit).

(23)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 23

Opvoedingsdoelen

In deze paragraaf worden de opvoedingsdoelen die leerkrachten en ouders hebben in de seksuele opvoeding van kinderen besproken. De meeste leerkrachten en ouders geven bij de in de enquête genoemde opvoedingsdoelen op het gebied van kennis, vaardigheden en waarden aan dat die „helemaal‟ of „meer‟ van toepassing zijn. Daarbij vinden ouders negen van de twaalf opvoedingsdoelen in hogere mate van toepassing dan leerkrachten (zie Tabel 4).

Tabel 4

Verschillen Tussen Leerkrachten (n = 52) en Ouders (n = 221) in Seksuele Opvoedingsdoelen

Ik wil kinderen… Leerkrachten Mdn (µ; ơ)

Ouders Mdn (µ; ơ)

U p r

Kennis

leren hoe hun lichaam voelt en werkt 2 (1.98; 0.463) 1 (1.20; 0.463) 2709.50 .000 -.46* meegeven dat niet iedereen goede bedoelingen heeft rondom

seksualiteit

2 (1.67; 0.785) 1 (1.41; 0.616) 4677.00 .015 -.15

Vaardigheden

leren open en eerlijk te praten over seksualiteit 2 (1.75; 0.622) 1 (1.34;0.572) 3695.50 .000 -.29 stimuleren seksuele gevoelens te ontdekken 2 (2.52;0.804) 2 (1.65; 0.709) 2549.50 .000 -.41* leren opkomen voor eigen gevoelens en behoeftes 1 (1.50;0.642) 1 (1.17; 0.398) 4177.00 .000 -.26 Waarden

stimuleren zichzelf en anderen te respecteren 1 (1.38; 0.565) 1 (1.04; 0.220) 3966.00 .000 -.42* meegeven dat seks verbonden is met liefde 2 (1.90; 0.913) 1 (1.60; 0.729) 4718.50 .027 -.14 meegeven dat seksualiteit iets is om van te genieten 2 (2.35; 0.883) 1 (1.36;0.606) 2169.00 .000 -.48* meegeven dat zijn/haar mening ertoe doet 2 (1.71; 0.776) 1 (1.10; 0.315) 3127.50 .000 -.46*

Opmerking. Weergegeven zijn de seksuele opvoedingsdoelen die significant verschillen tussen leerkrachten en ouders bij p < .05 * Gemiddelde tot grote effectgrootte

1 = helemaal van toepassing; 2 = meer van toepassing; 3 = minder van toepassing; 4 = helemaal niet van toepassing

Veel leerkrachten en ouders vinden het belangrijk om kinderen te stimuleren om zichzelf en anderen te respecteren (resp. 48.1% en 32.1%) en „nee‟ te leren zeggen als hij/zij iets niet wil (resp. 21.2% en 20.8%). Zie Tabel 5 voor een compleet overzicht. Dat kinderen de baas leren zijn over hun eigen lichaam wordt ook belangrijk gevonden in de seksuele opvoeding. Ouders (10.9%) geven daarnaast aan dat ze het belangrijk vinden om kinderen de vaardigheid te leren om op te komen voor hun eigen gevoelens en behoeften.

(24)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 24

Leerkrachten vinden het minder belangrijk om kinderen te stimuleren om hun gevoelens op seksueel gebied te ontdekken (57.7%), de waarde mee te geven dat seksualiteit iets is om van te genieten (9.6%) en kennis mee te geven over hoe het lichaam van de kinderen voelt en werkt (zie Tabel 6). Ouders vinden het minder belangrijk om kinderen op het gebied van kennis zelf te informeren over seksualiteit (33.5%). Kinderen stimuleren om hun gevoelens op seksueel gebied te ontdekken en mee te geven dat seks verbonden is met liefde worden door zowel leerkrachten als ouders genoemd als minst belangrijke opvoedingsdoelen.

Tabel 6

Minst Belangrijke Doelen in de Seksuele Opvoeding ² Ik wil kinderen… Leerkrachten (n = 52) % Ik wil kinderen… Ouders (n = 221) %

Stimuleren seksuele gevoelens te ontdekken 57.7 Zelf informeren over seksualiteit 33.5 Meegeven dat seksualiteit iets is om van te genieten 9.6 Stimuleren seksuele gevoelens te ontdekken 17.6 Leren hoe hun lichaam voelt en werkt 9.6 Meegeven dat seks verbonden is met liefde 13.6 Meegeven dat seks verbonden is met liefde 7.7 Leren hoe hun lichaam voelt en werkt 12.2 Meegeven dat hun mening er toe doet 5.8 Meegeven dat niet iedereen goede

bedoelingen heeft rondom seksualiteit

6.3

² Seksuele opvoedingsdoelen die als minst belangrijk worden gekozen door > 5% van de leerkrachten en ouders

Communicatie over Seksualiteit

De resultaten over de communicatie over seksualiteit van leerkrachten en ouders met kinderen worden hier besproken. Leerkrachten, vaders en moeders praten in verschillende mate met kinderen over seksualiteit (H = 12.72, p = .002). Moeders praten significant vaker (minstens één keer per maand) met hun kind over seksualiteit dan vaders en leerkrachten (minder dan één keer per maand), resp. U = 1238.00, p = .001, r = -.22; U = 245.50, p = .000, r = -.45. Zowel leerkrachten als ouders geven daarnaast aan seksueel getint gedrag „regelmatig‟ met

Tabel 5

Belangrijkste Doelen in de Seksuele Opvoeding ¹

Ik wil kinderen… Leerkrachten (n = 52)

%

Ik wil kinderen… (n = 221) Ouders

%

Stimuleren om zichzelf en anderen te respecteren 48.1 Stimuleren om zichzelf en anderen te respecteren 32.1 'Nee' leren zeggen als zij iets niet willen 21.2 'Nee' leren zeggen als zij iets niet willen 20.8 Leren de baas te zijn over hun eigen lichaam 11.5 Leren opkomen voor hun eigen gevoelens en behoeften 10.9 Leren open en eerlijk te praten over seksualiteit 5.8 Leren de baas te zijn over hun eigen lichaam 10.4 Zelf informeren over seksualiteit 5.8 Leren open en eerlijk te praten over seksualiteit 5.4

(25)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 25 kinderen te bespreken en leerkrachten doen dit soms klassikaal. Het initiatief om over seksualiteit te praten wordt volgens hen meestal door de kinderen genomen. Er zijn geen verschillen gevonden tussen kinderen in de onderbouw of bovenbouw.

Leerkrachten en ouders hebben (in de onderbouw en bovenbouw) dezelfde redenen om met kinderen over seksualiteit te praten. Ze hechten omtrent dit thema veel waarde aan het creëren van een open sfeer (resp. 69.2% en 64.7%), het recht van kinderen op informatie (resp. 48.1% en 40.7%), het ontwikkelen van een positief beeld bij kinderen (resp. 44.2% en 52.2%) en hun taak als opvoeder om hierover met de kinderen te praten (resp. 34.6% en 51.1%).

Leerkrachten en ouders in de onderbouw geven als reden om niet met kinderen over seksualiteit te praten dat ze kinderen hiervoor nog te jong te vinden (resp. 44.8% en 43.9%). In de bovenbouw daalt dit percentage naar ongeveer 20 procent. Leerkrachten in zowel de onderbouw als bovenbouw (ongeveer 40%) geven vaker dan ouders (ongeveer 10%) aan sommige onderwerpen over seksualiteit privé te vinden. Ruim 10 procent van de leerkrachten en ouders vinden het in zowel de onderbouw als bovenbouw ongemakkelijk om met kinderen over seksualiteit te praten. Bijna 15 procent van de ouders vindt het lastig om een geschikt moment te vinden om met hun kind uit de bovenbouw over seksualiteit te praten.

Leerkrachten in de bovenbouw (n = 27) praten significant vaker dan leerkrachten in de onderbouw (n = 23) met de kinderen in de klas over vrijen en geslachtsgemeenschap, lichamelijke verschillen in de puberteit, menstruatie, zaadlozing/natte droom, homoseksualiteit, voorbehoedsmiddelen, veilig vrijen en de positieve kant van seksualiteit (zie Tabel 7). In de onderbouw wordt over deze onderwerpen gemiddeld zelden of nooit gesproken en in de bovenbouw minder dan één keer per maand of vaker.

(26)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 26

Tabel 7

Besproken Onderwerpen door Leerkrachten in de Onderbouw (n = 23) en Bovenbouw (n = 27) Onderwerp Zelden of nooit (%) Minder dan 1 keer per maand (%) Minstens 1 keer per maand of vaker (%) U p r OB BB OB BB OB BB Verliefdheid 8.7 - 21.7 51.9 60.8 48.1 266.50 .700 - Vriendschap en relaties 4.3 - 13.0 14.8 73.9 85.1 280.00 .938 - Respecteren van elkaars grenzen 4.3 - 17.4 11.1 69.5 88.8 237.00 .312 - Geslachtsdelen 52.2 37.0 39.1 63.0 - - 226.50 .170 - Vrijen en geslachtsgemeenschap 87.0 33.3 4.3 63.0 - 3.7 107.50 .000 -.61* Zwangerschap en geboorte 26.1 22.2 34.8 70.4 30.4 7.4 242.00 .336 - Lichamelijke verschillen j/m 8.7 11.1 47.8 51.9 34.8 37.0 278.00 .899 - Lichamelijke veranderingen in puberteit 82.6 18.5 8.7 40.7 - 40.7 68.50 .000 -.69* Menstruatie 91.3 33.3 - 40.7 - 25.9 94.50 .000 -.65* Zaadlozing/natte droom 91.3 40.7 - 59.3 - - 115.50 .000 -.60* Homoseksualiteit 43.5 18.5 47.8 59.3 - 22.2 168.00 .007 -.38* Voorbehoedsmiddelen 91.3 37.0 - 59.3 - 3.7 105.00 .000 -.63* Veilig vrijen 91.3 37.0 - 59.3 - 3.7 105.00 .000 -.63* Positieve kant van seksualiteit 82.6 37.0 4.3 55.6 4.3 7.4 138.50 .000 -.49*

p < .05

* Gemiddelde tot grote effectgrootte OB = onderbouw; BB = bovenbouw

Reacties op Seksueel Getint Gedrag

De resultaten van de vragen naar de reacties van leerkrachten en ouders op seksueel getint gedrag van kinderen worden hier besproken. Ruim 75 procent van de leerkrachten accepteert nieuwsgierigheid van kinderen naar seksualiteit altijd (zie Tabel 8). Ruim de helft geeft aan regelmatig of altijd duidelijke grenzen te stellen aan seksueel getint gedrag en de regels te bepalen omtrent seksualiteit. Seksueel getint gedrag wordt door meer dan de helft zelden, nooit of soms genegeerd of afgekeurd.

Tabel 8

Reacties van Leerkrachten (n = 52) en Ouders (n = 221) op Seksueel Getint Gedrag

Reacties op seksueel getint gedrag

Zelden of nooit (%)

Soms (%) Regelmatig (%) Altijd (%)

Leer-krachten Ouders Leer-krachten Ouders Leer- krachten Ouders Leer-krachten Ouders Ik negeer het 38.5 22.6 28.8 40.3 5.8 5.4 3.8 0.9 Ik geef duidelijke grenzen aan * 7.7 10.4 13.5 22.2 36.5 13.1 19.2 16.3 Ik reageer afkeurend 19.2 35.3 38.5 25.8 17.3 2.3 1.9 1.8 Ik accepteer nieuwsgierigheid naar

seksualiteit *

5.8 2.3 23.1 5.4 48.1 13.1 76.9 66.5 Ik bepaal regels * 3.8 9.5 13.5 24.4 30.8 21.3 26.9 12.2

Opmerking. Optie „niet van toepassing‟ voor ouders is niet weergegeven

(27)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 27 De meeste ouders (66.5%) accepteren net als leerkrachten de nieuwsgierigheid van hun kind naar seksualiteit altijd. Ze geven aan zelden, nooit of soms afkeurend te reageren en het gedrag te negeren. Bijna de helft bepaalt soms of regelmatig de regels en ongeveer 35 procent geeft soms of regelmatig duidelijke grenzen aan.

Ouders geven significant vaker dan leerkrachten grenzen aan (resp. „altijd‟ en „regelmatig‟) en accepteren vaker nieuwsgierigheid van kinderen naar seksualiteit (resp. „altijd‟ en „regelmatig‟). Leerkrachten bepalen significant vaker dan ouders regels omtrent seksualiteit (resp. „regelmatig‟ en „soms‟), resp. U = 3212.00, p = .005, r = -.17; U = 3398.50,

p = .006, r = -.17; U = 2053.00, p = .000, r = -.33.

Behoefte aan Opvoedingsondersteuning

In deze laatste paragraaf wordt ingegaan op de behoefte aan ondersteuning van leerkrachten en ouders in de seksuele opvoeding. Leerkrachten en ouders verschillen in hun beleving van de seksuele opvoeding (U = 2929.50, p = .000, r = -.38). Ruim een derde van de leerkrachten ervaart de seksuele opvoeding als eerder moeilijk en meer dan de helft van de leerkrachten als eerder makkelijk. Bijna 95 procent van de ouders ervaart de seksuele opvoeding als makkelijk of zeer makkelijk.

Ongeveer 65 procent van de leerkrachten heeft tijdens of na de opleiding tot leerkracht scholing gekregen in de seksuele ontwikkeling van kinderen en ruim een derde kreeg dit niet. De meerderheid (69.2%) zegt hierover veel of zeer veel kennis te hebben en ruim een kwart zegt hierover weinig kennis te hebben. Bijna 60 procent geeft daarnaast aan over veel of zeer veel vaardigheden beschikken om seksueel getint gedrag van kinderen te begeleiden en ruim 40 procent zegt weinig van deze vaardigheden te hebben. In de toelichtende open vragen geven zij aan kennis en vaardigheden te missen omtrent de normale en afwijkende seksuele ontwikkeling, het bespreekbaar maken van seksualiteit, gepaste reacties op

(28)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 28 (grensoverschrijdend) seksueel getint gedrag, het vormgeven van goede seksuele begeleiding en de afstemming hiervan met ouders.

Bijna 40 procent van de leerkrachten en meer dan de helft van de ouders geeft aan (tot nu toe) geen vragen te hebben in de seksuele opvoeding. Als er vragen zijn, zijn die er voornamelijk minder dan één keer per maand. De vragen gaan vooral over de normale en afwijkende seksuele ontwikkeling en reacties op seksueel getint gedrag (zie Tabel 9). Ouders vragen zich daarnaast af hoe kinderen begeleid kunnen worden bij internetgebruik.

Tabel 9

Vragen van Leerkrachten en Ouders over de Seksuele Opvoeding

Vragen Leerkrachten (%)

(n = 52)

Ouders (%)

(n = 221)

Ik heb (tot nu toe) geen vragen 38.5 53.8

Hoe ik op seksueel getint gedrag van kinderen kan reageren 34.6 13.6 Wanneer seksueel getint gedrag grensoverschrijdend is 30.8 14.0 Of seksueel getint gedrag van kinderen bij de ontwikkeling hoort 25.0 10.4 Hoe ik met kinderen over seksualiteit kan praten 19.2 11.3 Hoe ik grenzen aangeef omtrent seksueel getint gedrag van kinderen 15.4 10.9 Hoe ik de kinderen begeleid bij internetgebruik 11.5 25.8 Hoe ik op vragen van kinderen omtrent seksualiteit kan reageren 9.6 9.5

Seksuele ontwikkeling van kinderen 3.8 11.3

Het merendeel van de leerkrachten (75%) en ouders (46.2%) maakt zich nooit zorgen over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding van kinderen. Als er zorgen zijn, dan is dit minder dan één keer per maand. Leerkrachten hebben zorgen over begeleiding bij internetgebruik, normaal of grensoverschrijdend gedrag en het aangeven van grenzen. Ouders maken zich zorgen of hun kind op seksueel gebied weerbaar genoeg is, zich normaal ontwikkelt, genoeg sociale vaardigheden ontwikkelt en of ze seksualiteit genoeg bespreken en begeleiden.

Het merendeel van de leerkrachten (80.8%) heeft geen behoefte aan opvoedingsondersteuning. De overige groep heeft minder dan of minstens één keer per maand behoefte aan informatie of advies. Ook geven de meeste ouders aan nooit behoefte te hebben aan informatie (49.3%) of advies (60.2%) en de rest geeft aan dit minder dan één keer per maand te zoeken.

(29)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 29 Leerkrachten zonder scholing op seksueel gebied (n = 18) verschillen niet van geschoolde leerkrachten in hun ervaring van de seksuele opvoeding, de mate waarin ze aangeven over kennis en vaardigheden te beschikken, de frequentie waarin ze vragen of zorgen hebben over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding of de behoefte aan opvoedingsondersteuning. Echter ervaren leerkrachten die zeggen (zeer) veel kennis of vaardigheden te hebben omtrent seksualiteit de seksuele opvoeding gemakkelijker dan leerkrachten die weinig kennis of vaardigheden rapporteren (resp. U = 176.00, p = .014, r = -.34; U = 113.00, p = .036, r = -.38). Ze hebben echter niet minder vaak vragen of zorgen over de seksuele ontwikkeling en/of opvoeding dan leerkrachten met weinig kennis of vaardigheden. Wel hebben ze minder behoefte aan ondersteuning in de vorm van informatie of advies (U = 212.00, p =.027, r = -.31).

Ouders die minder dan één keer per maand vragen hebben beleven de seksuele opvoeding gemiddeld makkelijker dan ouders die dit minstens één keer per maand of vaker hebben (U = 603.50, p = .003, r = -.20). Hetzelfde geldt voor ouders die aangeven nooit zorgen te hebben (U = 3268.00, p = .000, r = -.24). Ouders die minstens één keer per maand vragen of zorgen hebben, hebben meer behoefte (namelijk minder dan één keer per maand) aan opvoedingsondersteuning in de vorm van informatie of advies dan ouders met die minder dan één keer per maand vragen hebben en nooit behoefte hebben aan ondersteuning (resp. U = 418.50, p = .000, r = -.36; U = 325.00, p = .000, r = -.41). De vorm waarin leerkrachten ondersteuning willen ontvangen is buiten beschouwing gelaten als gevolg van het lage responspercentage. Ouders ontvangen informatie het liefst via internet (36.7%), folders (26.2%), tijdschriften/vakbladen (24.0%) of mondeling (23.1%). Advies ontvangen zij het liefst mondeling (28.1%), via een (externe) deskundige (22.2%), internet (13.1%) of familie en vrienden (12.7%).

(30)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 30

Discussie

Het huidige onderzoek geeft inzicht in de overeenkomsten en verschillen tussen leerkrachten, vaders en moeders in bemerkt seksueel getint gedrag, seksuele opvoedingsdoelen, communicatie over seksualiteit, reacties op seksueel getint gedrag en de behoefte aan opvoedingsondersteuning. Inzicht hierin is relevant ter optimalisatie van de ondersteuning aan hen in de seksuele opvoeding. Per thema wordt in de eerste alinea een conclusie gegeven aan de hand van de onderzoeksvragen en vervolgens worden deze conclusies onderbouwd op grond van literatuur. Afsluitend worden beperkingen en aanbevelingen besproken.

Seksuele Ontwikkeling

Leerkrachten en ouders bemerken meerdere seksueel getinte gedragingen bij kinderen en krijgen over verschillende onderwerpen vragen. Het merendeel van de gedragingen wordt echter nooit of minder dan één keer per maand waargenomen. Leerkrachten en ouders bemerken beiden verschillen in de gedragingen tussen jonge en oudere kinderen. De bemerkte gedragingen worden daarnaast beïnvloed door de thuis- en schoolomgeving.

Dat leerkrachten en ouders het merendeel van de seksueel getinte gedragingen nooit of minder dan één keer per maand bemerken, is enerzijds opvallend, omdat ander onderzoek aantoont dat seksueel getint gedrag al vanaf zeer jonge leeftijd kan worden waargenomen (De Graaf, 2013; Zwiep, 2008). Anderzijds gaat het hier om waargenomen gedrag van leerkrachten en ouders en zal er vermoedelijk meer gedrag plaatsvinden, dat niet zichtbaar is voor leerkrachten en ouders (Larsson & Svedin, 2002; Zwiep, 2008). Kindfactoren - zoals het ontstaan van schaamtegevoelens- en ouderfactoren -zoals het durven en kunnen inschatten van gedrag als seksueel- spelen hierbij mogelijk een rol. Daarnaast wordt seksueel getint gedrag mogelijk minder openlijk vertoond door kinderen en daardoor minder zichtbaar, door

(31)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 31 het heersende taboe op seksualiteit (Friedrich et al., 1991; Roos, 2013; Zwiep, 2010). Leerkrachten zien sommige gedragingen minder vaak en andere juist vaker dan ouders, wat valt te verklaren door de context (Bronfenbrenner, 1979). Thuis in de privésfeer wordt door kinderen ander gedrag vertoond dan in „het openbaar‟ in de klas. Verschillende contexten beïnvloeden dus het gedrag en de reacties van kinderen en opvoeders. Het is voor te stellen dat een kind bijvoorbeeld eerder thuis dan in de klas zijn/haar geslachtsdeel zal onderzoeken. In de klas zal een kind hiermee een reactie van andere kinderen of de leerkracht verwachten en thuis zal dit gedrag vanzelfsprekender voorkomen wanneer een kind bijvoorbeeld bloot is. Kinderen benoemen bij hun moeder vaker seksuele onderwerpen en stellen aan haar vaker vragen dan aan leerkrachten en hun vader. Vaders laten de seksuele opvoeding veelal aan moeders over, waardoor moeders vaker dan vaders met hun kind over seksualiteit praten. Dit blijkt ook uit ander onderzoek (Byers, Sears, & Weaver, 2008; De Graaf, 2013; Nijssen, 2014; Ravesloot, 1994). Leerkrachten krijgen daarnaast vaker dan vaders vragen over zowel de biologische-, technische als emotionele en relationele aspecten van seksualiteit. Dit sluit aan bij het onderzoek van Schilperoord (2010). Wellicht zijn deze thema‟s minder persoonlijk voor leerkrachten en komen ze vaker en gemakkelijker aan bod op school vanwege SRV. Kinderen tussen vier en acht jaar ontdekken seksualiteit in de brede zin van het woord (De Graaf, 2003; De Graaf & Rademakers, 2003, WHO, 2010; Roos, 2013). Het onderzoek bevestigt dit, doordat de kinderen vragen stellen die aansluiten bij de gemiddelde seksuele ontwikkeling van kinderen tussen vier en acht jaar (bijvoorbeeld vragen over lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen). Leerkrachten rapporteren vaker dan ouders dat kinderen van acht tot twaalf jaar geïnteresseerd raken in de „volwassen‟ kanten van seksualiteit en bijvoorbeeld vragen gaan stellen over SOA‟s en masturbatie en orgasme. Dit sluit aan bij wat bekend is over de seksuele ontwikkeling van kinderen vanaf acht jaar (WHO, 2010; De Graaf, 2003; Roos, 2013; Zwiep, 2010). Mogelijk bespreken leerkrachten deze kant

(32)

SEKSUELE ONTWIKKELING, OPVOEDING EN OPVOEDINGSONDERSTEUNINGSBEHOEFTE DOOR LEERKRACHTEN, VADERS EN MOEDERS 32 van seksualiteit daadwerkelijk meer in de klas vanwege SRV of doen dit in een meer open en vertrouwde sfeer. Ook kan het zo zijn dat zij meer kennis hebben dan ouders over de seksuele ontwikkeling en daardoor meer gedrag zullen opmerken (Zwiep, 2008).

Seksuele Opvoeding

Op het gebied van opvoedingsdoelen komen leerkrachten en ouders overeen en willen ze kinderen vooral weerbaar maken en respect voor zichzelf en anderen bijbrengen. Ouders hechten daarbij meer belang aan opvoedingsdoelen gerelateerd aan waarden rondom seksualiteit en leerkrachten meer aan het informeren van kinderen over seksualiteit. Moeders praten vaker met hun kind over seksualiteit dan vaders en leerkrachten. Allen nemen hierin een reactieve en afwachtende houding aan en wachten op het initiatief van kinderen om over seksualiteit te praten. Zowel leerkrachten als ouders geven aan kinderen hiervoor nog te jong te vinden of het onderwerp privé te vinden. Daarbij vinden ze het informeren van kinderen in een open sfeer en het stimuleren van een positief beeld van seksualiteit belangrijke redenen om wel met kinderen over seksualiteit in gesprek te gaan. De reacties van leerkrachten en ouders op seksueel getint gedrag zijn accepterend en nauwelijks afkeurend of negerend. Ze stellen regelmatig grenzen en regels, maar verschillen in de mate waarin ze dit doen. De nadruk van leerkrachten en ouders op het stimuleren van weerbaarheid en het bijbrengen van respect in de visie op seksuele opvoeding komt mogelijk voort uit angst voor seksueel misbruik van kinderen door de toegenomen aandacht in de media hiervoor (Bos & De Ruyter, 2009). De positieve kanten van seksualiteit worden hierdoor onderbelicht (Byers, Sears, & Weaver, 2008; De Graaf, 2013). Er is dan ook te zien dat opvoedingsdoelen gericht op het ontdekken van gevoelens en het eigen lichaam en de link tussen seks en liefde minder belangrijk worden gevonden. Eerdere onderzoeken ondersteunen deze bevindingen (Schilperoord, 2010; Vermeire, 2005; Zwiep, 2008). Wat betreft het stimuleren van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit onderzoek binnen de gezondheidszorg wordt er gekeken naar het boundary work tussen verschillende beroepsgroepen zoals de zorgmanagers, laboratoriummanagers

A delay of an input signal to the power amplifier 1 is adjusted on the basis of the calculated delay to match timing of the input signal to the power amplifier 1 with a feedback

We bring together insights from signaling theory and the employer image literature to argue that entrepreneurial job advertisements signal distinct, and often unobserved,

In the main part, the tutorial took a closer look at four different settings to discuss important aspects in the huge space of compositional verification: (1.) Maximal models for

We illustrate the Dynamic Adaptive Policy Pathways approach by producing an adaptive plan for long-term water management of the Rhine Delta in the Netherlands that takes into

The objective of this study is to determine whether performance can be improved when having a higher level of accountability and whether these factors significantly effects

More importantly Chapter 3 will also discuss new strategies of patent holders namely Non Practising Entities, patent thickets and misuse by originator companies in the

▪ De JGZ-professional informeert kinderen, jongeren en ouders over een gezonde seksuele ontwikkeling (denk aan: lichamelijke veranderingen, veelvoorkomend seksueel