• No results found

Denk, goed bedacht? : waarom tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers zich door deze partij politiek vertegenwoordigd voelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Denk, goed bedacht? : waarom tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers zich door deze partij politiek vertegenwoordigd voelen"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

Denk, goed bedacht?

Waarom tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers zich door deze partij politiek vertegenwoordigd voelen

Naam: Khadija Elberdai Studentnummer: 10747370 Datum: 13 -07- 2017

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Studie: BA Sociologie

Aantal woorden: 16.600

Begeleiders: Dr. Marcel van den Haak & Drs. Carolien Bouw E-maildres: Kberdai@hotmail.com

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt mijn bachelorscriptie, welke het resultaat is van de afronding van de bachelor Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek richt zich op de motieven van tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders om op Denk te stemmen.

Het schrijven van de scriptie heb ik als een uitdaging ervaren, maar zeer zeker ook als leerzaam. Graag wil ik in dit voorwoord een aantal mensen bedanken die mij de afgelopen maanden hebben geholpen bij deze scriptie.

In de eerste plaats wil ik al mijn respondenten bedanken die bereid waren om mij te helpen voor mijn onderzoek. Zonder jullie had ik dit onderzoek nooit kunnen schrijven. Ik was voor iedereen onbekend, en toch stonden de respondenten open voor een lang interview. Enkele respondenten zijn zelfs van buiten Amsterdam gekomen voor dit interview, dit maakt mij nog dankbaarder. Vervolgens gaat mijn dank uit naar Martijn de Koning, dankzij zijn hulp heb ik toegang gekregen tot een deel van de respondenten voor mijn interviews.

Ook zou ik mijn begeleider Marcel van den Haak willen bedanken voor zijn feedback tijdens het schrijven van de scriptie. Dankzij zijn feedback heb ik meer structuur aan kunnen brengen in mijn scriptie. Onze gesprekken heb ik altijd als prettig en leerzaam ervaren. Daarnaast wil ik de tweede lezer, Carolien Bouw, bedanken voor haar feedback.

Mijn dank gaat in het bijzonder uit naar Michiel, Adele en Rafa. Zonder jullie steun, gastvrijheid en stimulerende woorden was dit niet gelukt. Tevens wil ik Judith, Manar en mijn lieve zus Bassima, tante Naima en oom Hassan bedanken voor hun steun en motiverende woorden. En als laatste, maar zeker niet de minste, wil ik mijn lieve vriendin Mila bedanken voor het meelezen en voor haar adviezen. Ik zal de lange dagen die wij hebben gespendeerd in de universiteitsbibliotheek niet vergeten. Je positieve instelling en aanmoedigingen waren een enorme steun en je moedigde me steeds aan om door te gaan, daarvoor bedankt.

Ik wens u veel leesplezier.

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord 2 Introductie 4 Hoofdstuk 1 7 Theoretisch kader 7 Hoofdstuk 2 16 Methodologie 16 2.1 Onderzoeksdesign 16 2.2 Onderzoekspopulatie en sampling 17 2.3 Operationalisering vragenlijst 18 2.4 Dataverwerking en -analyse 19

2.5 Mijn rol als onderzoeker 19

Hoofdstuk 3 20

Resultaten 20

3.1 Identiteitsbeleving van de tweede generatie 20

3.2 Stemgedrag vóór Denk 22

3.3 Teloorgang van de Partij van de Arbeid 25

3.4 De verrechtsing van het politieke klimaat in Nederland 30

3.5 Denk, het gedroomde huwelijk van descriptieve en substantiële vertegenwoordiging 33

3.6 Denk: het zwarte schaapje in de politiek 38

3.7 Successen van Denk & Weinig kritieken op Denk 41

Hoofdstuk 4 44

Conclusie & Discussie 44

Literatuurlijst 47

Bijlagen 65

Bijlage A. Lijst respondenten 65

Bijlage B. Interviewvragen 66

(4)

4

Introductie

‘‘De boze bruine man’ stapt over van PvdA naar Denk”, zo kopte het NRC Handelsblad in februari 2017 naar aanleiding van de publicatie van een electoraal onderzoek onder kiezers met een niet-Westerse migranten achtergrond (Niemantsverdriet, 2017). Cijfers bevestigen het beeld van de ontevreden kiezer met een niet-Westerse migranten achtergrond; uit een recent onderzoek van het onderzoeksbureau Ipsos blijkt dat slechts zestien procent van de Turkse Nederlanders vertrouwen heeft in de Nederlandse politiek. Onder Marokkaanse Nederlanders is dat veertig procent (Ipsos, 2017, p.3). Even weinig Turkse als Marokkaanse Nederlanders voelen zich vertegenwoordigd door partijen in de politiek, namelijk circa twee op de tien. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat als gevraagd wordt naar zorgwekkende ontwikkelingen in de wereld, Turkse en Marokkaanse Nederlanders vooral de opkomst van het islamitische populisme noemen (Ipsos, 2017, p.3).

De politicoloog Floris Vermeulen zocht een antwoord op de vraag waarom veel Turkse en Marokkaanse kiezers zich van de gevestigde politieke orde af bewegen. Hij stelt dat door segregatie en polarisatie veel Turks- en Marokkaans-Nederlandse jongeren zich afwenden van de politiek. Ze voelen zich niet vertegenwoordigd in de politiek en niet verbonden met de Nederlandse samenleving (Trouw, 2017, Van der Valk, 2017, p. 7). De segregatie heeft twee componenten, een sociaal-economische en een politiek-culturele. Turkse en Marokkaanse kiezers hebben relatief vaak een lage sociaal-economische status en ervaren segregatie langs die lijnen (Jaarrapport Integratie, 2016, pp. 11-12). Daar bovenop hebben de meeste Turkse en Marokkaanse kiezers een islamitische achtergrond en ervaren ze dat in het huidige Islamkritische klimaat als een bron van segregatie. Deze vorm van segregatie loopt langs politiek-culturele lijnen (Van der Valk, 2017, pp. 39, 45). Deze vormen van segregatie zijn niet volkomen nieuw. De verkiezingen van maart 2017 stonden, zoals Floris Vermeulen aangeeft, in het teken van segregatie en polarisatie.

De factor polarisatie zoals Turkse en Marokkaanse stemmers die ervaren, kan niet los worden gezien van de opkomst van populistisch rechts en met name van de PVV, die volgens Van der Valk de partij is die de grootste criticaster is van moslims, Islam en Marokkanen (Van der Valk, 2017, p. 39). In het huidige politieke landschap zien sommige kiezers met een Turkse, Marokkaanse of islamitische achtergrond geen tegenpool van hetzelfde kaliber. Partijen die zich wèl tegen de toon van Wilders keren worden onvoldoende als consequente belangenbehartigers gezien van Marokkanen en Turken in Den Haag. GroenLinks, blijkt uit

(5)

onderzoek van Labyrinth onder moslim-kiezers, was bij de vorige verkiezingen niet erg populair onder deze doelgroep. Het standpunt van GroenLinks ten aanzien van ritueel slachten zou daarbij een rol kunnen hebben gespeeld (Labyrinth, 2012). Hetzelfde afwijzende standpunt wordt door D66 gehuldigd. Dit dreigende verbod zit veel moslims hoog, PvdA- statenleden dreigden uit onvrede met het PvdA-standpunt zelfs op een andere partij te stemmen bij de Eerste Kamer verkiezing als de PvdA z’n standpunt niet zou wijzigen (“Ritueel slachten verdeelt PvdA”, 2011, p. 8).

De PvdA, de partij die electoraal traditioneel het meest profiteerde van de migrantenstem (Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2014, p. 52), lijkt door de stellingname van enkele partijkopstukken in rechtser vaarwater te zijn beland. Zo vond partijvoorzitter Hans Spekman dat Marokkanen die niet willen deugen vernederd moeten worden voor de ogen van hun eigen mensen. Fractieleider Diederik Samsom zei dat Marokkaanse jongens een etnisch monopolie op overlast hebben (Algemeen Dagblad, 2016). Het kan gesteld worden dat er onder Turkse en Marokkaanse kiezers een tegengeluid gemist wordt op electoraal vlak.

Het gevoel in de steek gelaten te worden wordt verder uitvergroot door sociaal- economische segregatie. De PvdA heeft te maken met een algehele crisis van representatie als het gaat om het vertolken van de stem van de sociaal-economisch zwakkere in de samenleving. Ook hierin voelen Turkse en Marokkaanse stemmers die relatief een sociaal- economisch zwakkere positie innemen zich in de steek gelaten (EtnoBarometer, 2017, p.21)

Denk is de partij die het meest heeft geprofiteerd van de etnische kiezer die zich heeft afgekeerd van de PvdA bij de afgelopen verkiezingen. Deze partij werd in 2015 opgericht door Tunahan Kuzu en Selçük Öztürk, het tweetal dat eind 2014 de Partij van de Arbeid (PvdA) had verlaten (Trouw, 2017). Deze nieuwe partij heeft afgelopen verkiezingen veel stemmen gehaald in buurten als Amsterdam Nieuw-West en Rotterdam-Zuid (Remie & Geurts, 2017). Etnische minderheden stemmen vaak links en met name PvdA. De PvdA is onder etnische minderheden echter sterk in populariteit afgenomen (Van der Zwan & Lubbers, 2016, p. 10, EtnoBarometer, 2017, p. 3).

De vraag is hoe het kan dat een dergelijke nieuwe partij zoveel stemmen heeft gekregen en waarom Turkse en Marokkaanse Nederlanders zich wel door deze partij vertegenwoordigd voelen. Daarom stel ik de onderzoeksvraag:

In hoeverre en waarom zeggen tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers zich meer politiek vertegenwoordigd te voelen door partij Denk dan door andere partijen?

Om deze hoofdvraag te beantwoorden is het noodzakelijk om de vraag te beantwoorden welke motieven Denk-stemmers hadden om op deze partij te stemmen en in

(6)

6 hoeverre dit verschilde van de motieven die zij hadden om eerst op andere partijen te

stemmen. Deze twee vragen staan centraal in het hoofdstuk ‘Resultaten’.

In het hoofdstuk ‘Theoretisch kader’ ga ik in op de theorie van Hanna Pitkin, die drie dimensies van vertegenwoordiging onderscheidt. Eén van deze dimensies gaat over identiteit. Identiteit en identificatie speelt volgens Pitkin een grote rol bij de keuze voor een specifieke vertegenwoordiger. Om die reden ga ik in het hoofdstuk ‘Perspectieven op identiteit’ in op de vraag welke identiteit Denk probeert te construeren. In het hoofdstuk ‘Resultaten’ wordt de feedback van de respondenten op deze identiteit aan de orde gesteld.

Dit onderzoek is wetenschappelijk gezien relevant, omdat het kan bijdragen aan meer kennis over het stemgedrag en kennis over het gevoel van vertegenwoordigd zijn in de politiek van Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Hier is niet veel over bekend, wel onderzoek naar stemgedrag op gemeentelijk niveau (Berger, Fennema, Van Heelsum, Tillie & Wolff, 2001, FORUM, 2010, Kranendonk, Michon, Schwartz & Vermeulen, 2014). Een kwalitatief onderzoek waarin de ervaringen, meningen en ideeën van deze groepen centraal staan zijn echter niet onderzocht. Dit onderzoek kan bovendien bijdragen aan de kennis over de ervaringen en ideeën van tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders in het Nederlandse politieke klimaat. Daarnaast kan het bijdragen aan kennis over wat de relatief nieuwe partij Denk betekent voor haar stemmers.

Het onderzoek is maatschappelijk gezien relevant, omdat politieke vertegenwoordiging van verschillende groepen in de maatschappij belangrijk is. Als bepaalde bevolkingsgroepen zich niet vertegenwoordigd voelen in het politieke bestel, heeft dat gevolgen voor de legitimiteit van beslissingen. Als Nederlandse burgers van Turkse en Marokkaanse komaf zich niet vertegenwoordigd voelen door de Nederlandse politiek, kan dit leiden tot een crisis van legitimiteit, maar ook dat burgers het vertrouwen in de politiek verliezen waardoor ze minder zullen participeren.

(7)

Hoofdstuk 1

Theoretisch kader

Culturalisering van het burgerschap en het effect op stemgedrag van

Turkse en Marokkaanse Nederlanders

Uit recent verkiezingsonderzoek van Ipos blijkt dat de verdeeldheid in Nederland en de anti-Islamhouding een punt van grote zorg is voor Turkse en Marokkaanse kiezers (Ipsos, 2017, pp. 3,8, 10). In dit hoofdstuk zal vanuit de ontwikkeling van de culturalisering van het burgerschap een verklaring gegeven worden voor de verandering in stemgedrag bij een belangrijk deel van het Turkse en Marokkaanse electoraat. Dit is relevant voor dit onderzoek omdat hierin mogelijk een verklaring kan worden gevonden voor de opkomst van partij Denk. Door een blik op deze geschiedenis te werpen kunnen we ook wellicht een antwoord vinden op de vraag wat partij Denk voor de Turks- en Marokkaans-Nederlandse stemmers betekent of kan betekenen.

Uit eerder onderzoek blijkt dat Nederland het tot 2012 goed deed in vergelijking met andere landen als het gaat om de vertegenwoordiging van Nederlanders met een migratieachtergrond in de politiek (Mügge & Van der Pas, 2017). De PvdA was niet alleen de partij die de meeste Kamerleden had met een etnische achtergrond, maar ook van oudsher de politieke partij waar de meeste Turkse en Marokkaanse Nederlanders op stemden. Hier is echter verandering in gekomen. De afname in het aantal kiezers met een migrantenachtergrond deed zich al voor tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 (Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2015, pp. 52-53). De afname van het aantal migranten- stemmen op de PvdA nam nog veel grotere vormen aan bij de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen maart, waar de PvdA een verlies leed van 20 zetels (NRC, 2017).

Hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak van de Universiteit van Amsterdam stelt dat uitspraken van politici en de hardere toon over moslims en migranten (zoals dat mensen kunnen ‘oppleuren’ als het hen hier niet bevalt), het gevoel versterkt dat zij hier niet thuishoren, niet in Nederland, en kennelijk ook niet in de politiek. De opkomst van een politieke partij als Denk beschrijft Duyvendak als ‘emancipatie in de context van toenemende polarisatie’ (Van Houten, 2017). Deze polarisatie uit zich in een toenemende publieke en politieke discussie over de multiculturele samenleving en de problematisering van de Islam in Nederland.

(8)

Duyvendak, Menno Hurenkamp en Evelien Tonkens contextualiseren de onvrede onder het Turkse en Marokkaanse electoraat in hun analyse van ‘culturalisering van burgerschap’. Hiermee wordt bedoeld dat de nadruk bij het denken over burgerschap niet meer alleen ligt op de sociaal-economische integratie en particpatie van burgers, maar steeds meer is gaan liggen op het tonen van betrokkenheid en het voldaan aan de elementen van de Nederlandse cultuur, zoals ‘Nederlandse’ normen en waarden (Duyvendak, Hurenkamp & Tonkens, 2010, p.3).

Zij stellen dat er steeds meer de nadruk is komen te liggen op de noodzaak voor emotionele binding en loyaliteit met de Nederlandse cultuur, ze noemen dit ‘emotive culturalization’. Dit houdt in dat minderheden hun loyaliteit moeten tonen aan Nederland. De allochtone burger dient de ‘Nederlandse burger’ en de Nederlandse cultuur met haar ‘Nederlandse normen en waarden’ te volgen. De Nederlandse cultuur wordt gepresenteerd als een afgebakende vaststaande cultuur. Om deze cultuur te beschermen tegen externe invloeden, moet deze beschermd worden, en moeten migranten dus blijk van loyaliteit tonen (Duyvendak, Hurenkamp & Tonkens, 2010, p. 4).

Dit onderzoek wordt gestaafd door bevindingen zoals die van sociologe Fleur Sleegers. Vóór het jaar 2000 werd het dominante publieke en politieke discours over de multiculturele samenleving gekarakteriseerd door een tolerantie ten opzichte van etnische minderheden. Deze tolerantie werd hierna steeds minder (Sleegers, 2007, p.17). In het dominante discours vanaf 2000 is de toon negatiever en ongenuanceerder (Sleegers, 2007, p.68). Problemen zoals werkloosheid onder migranten en criminaliteit worden eenzijdig toegeschreven aan culturele en religieuze factoren. Om deze problemen op te lossen wordt assimilatie verwacht van etnische minderheden. De nadruk in het debat is komen te liggen op het benoemen van Nederlandse kernwaarden. De islamitische identiteit wordt steeds vaker als bedreiging voor deze kernwaarden gezien (Sleegers, 2007, p. 30). Er wordt gesproken in termen van ‘wij’ als tolerant en ‘zij’ die een cultuur of religie aanhangen die het obstakel is voor het slagen van de integratie (Sleegers, 2007, pp. 62-63). Telkens wordt er benadrukt dat de waarden die moslims aanhangen onverenigbaar zijn met de Nederlandse democratie en spanningen in de samenleving veroorzaken (Sleegers, 2007, 57- 58).

Door het belichten van deze context met de analyse van Duyvendak et al. en Sleegers is het mogelijk de huidige onvrede van het Turkse en Marokkaanse electoraat te duiden.

Als er gekeken wordt naar de vertegenwoordiging van etnische minderheden in de Tweede Kamer, dan blijkt dat de PvdA gemiddeld genomen de meeste vertegenwoordigers met een migrantenachtergrond had (Mügge & Damstra, 2013, p. 344). Dit zou te maken hebben met hun linkse en sociaal-democratische ideologie (Ibid.). De PvdA was vrijwel de

(9)

enige politieke partij die interne vertegenwoordiging toestond voor minderheidsgroepen als vrouwen en allochtonen. Dit houdt in dat deze groepen in de partij zelf apart georganiseerd waren op basis van hun identiteit. Zo was Hedy d’Ancona, een prominent PvdA-lid, de leidster van de Rode Vrouwen. Het stemgedrag van etnische minderheden zoals Marokkaanse en Turkse Nederlanders kenmerkte zich lange tijd door op linkse partijen te stemmen, met een voorkeur voor de PvdA (FORUM, 2010, pp. 1,5, Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2014, p. 52).

Tussen 1986 en 2012 waren er in totaal 54 kandidaat-Kamerleden met een Turkse achtergrond en 44 kandidaten met een Marokkaanse achtergrond (Mügge, 2015, p. 8). Bij de verkiezingen van afgelopen maart waren er in totaal tien kandidaat-Kamerleden met een Marokkaanse achtergrond en zes met een Turkse achtergrond die op een verkiesbare plek stonden van de politieke partijen die deelnamen aan de verkiezingen (Mügge & Van der Pas, 2017).

De PvdA is op standpunten over immigratie en integratie echter mee gaan doen in de culturalisering van het burgerschap. Om die reden hebben partijkopstukken steeds vaker een harde toon aangeslagen jegens ‘allochtonen’ (Vermeulen, Kranendonk & Esajas, 2014, p. 53). Deze wijziging in standpunten is begonnen rond 2000. Een recent politicologisch onderzoek stelt zelfs dat de PvdA bewust koos voor een restrictiever immigratiebeleid en afstand nam van multiculturalisme, om de witte arbeider aan zich te blijven binden (Bale, Green-Pedersen, Krouwel, Luther & Sitter, 2010, pp. 410, 416). Door deze veranderende retoriek en koerswijziging kan het zijn dat kiezers met een migratieachtergrond zich minder vertegenwoordigd voelen door de PvdA.

Er is nog geen goed onderbouwde analyse van de recente verkiezingsnederlaag van de PvdA verschenen. Socioloog, PvdA-lid en voormalig directeur van de Wiardi Beckman Stichting, Paul Kalma, deed echter wel al een poging. In zijn analyse moet het de PvdA verweten worden dat ze te weinig in de bres zijn gesprongen voor de multiculturele samenleving en op sociaal-economische thema's te weinig heeft gedaan aan "de afbrokkeling van de sociale markteconomie, ten gunste van een agressief financieel kapitalisme" (Kalma, 2017, pp. 6, 10). De rechtsere koers op het gebied van sociaal-economische vraagstukken kan ook een reden zijn dat echte sociaal-democraten en mensen in een zwakkere sociaal- economische positie, waaronder migranten, de partij de PvdA de rug toe hebben gekeerd.

De ontwikkeling van de culturalisering van het burgerschap heeft geleid tot een culturele polarisatie in de samenleving. De PvdA is in sommige aspecten meegegaan in deze ontwikkeling wat geleid heeft tot een verwijdering tussen de partij en haar traditionele Turkse en Marokkaanse electoraat (Ipsos, 2017, p. 3). In 2017 was er een electoraal alternatief voor

(10)

deze kiezers in de vorm van partij Denk. Zij vormen met name een alternatief voor de kiezer wiens acceptatiegrens van de cultuurkritiek bereikt is.

Vormen van politieke vertegenwoordiging

In de introductie en in het voorgaande hoofdstuk is een beeld geschetst van een kloof in politiek denken tussen de Turkse en Marokkaanse kiezer en de partijen op wie zij mogelijkerwijs kunnen stemmen. Daarbij is het verlies van het vertrouwen in de PvdA met name genoemd. Dit

onderzoek gaat daarmee in essentie over de rol van identiteit en identificatie in het vraagstuk van representativiteit en politieke vertegenwoordiging. De kern van het proces van politieke vertegenwoordiging is dat er in een samenleving diverse belangen en noden bestaan die tegen elkaar afgewogen worden en waar, door politieke vertegenwoordigers van burgers, keuzes in worden gemaakt (Celis, Meier & Wauters, 2010, p. 3). Hoewel de betekenis van politieke partijen afneemt, dit is bijvoorbeeld te zien aan het dalende ledenaantal van politieke partijen (Van Biezen, 2014, p. 36), wordt het strijdveld van belangen en noden in Nederland sinds het begin van de 20ste eeuw gedomineerd door groepen georganiseerd in politieke partijen. Verschillende politieke partijen vertolken verschillende visies op de samenleving en burgers stemmen op de partij die volgens hen de beste visie op de samenleving vertolkt (Ibid, p.3).

In dit onderzoek wordt de betekenis van de begrippen identificatie en identiteit ontleend aan een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid. In het WRR rapport Identificatie met Nederland worden drie dimensies van identificatie gebruikt die ontleend zijn aan analyses van Anthony Giddens, Erving Goffman en Jean-Claude Ruano-Borbalan (WRR, 2007, p. 58). Er wordt gesproken van functionele identificatie, normatieve identificatie en emotionele identificatie.

Functionele identificatie is de vorm van identificatie die zorg draagt voor maatschappelijke binding. Deze vorm van identificatie hangt samen met het begrip

interdependentie. Het is een vorm van identificatie waarin mensen verbonden zijn door hun rol, oftewel functie in de samenleving (WRR, 2007, p. 59). Mensen identificeren met elkaar omdat ze afhankelijk zijn van de functies die medemensen voor elkaar vervullen. Deze vorm van identificatie wordt dus niet bepaald door etnische achtergrond, maar door bijvoorbeeld de activiteiten die mensen in hun buurt ondernemen, of doordat ze met mensen omgaan op werk of op school (Ibid., p.107). Gezien de context van dit onderzoek is functionele identificatie van minder groot belang. Door Duyvendak et al. (2010) is aangegeven dat het probleem van representatie vooral valt binnen het domein van normatieve en emotionele identificatie.

Normatieve identificatie geeft de mogelijkheid aan individuen om zich te identificeren met elkaar of een land op basis van daarbinnen geldende gedragsregels (WRR, 2007, pp. 139).

(11)

Normatieve identificatie kan een bron van conflict worden als groepen in de samenleving onderling conflicterende normen en waarden hebben. Deze conflicten kunnen verschillende onderwerpen hebben die vaak een sociale, morele of juridische component bezitten (Ibid.). Juist de morele en sociale componenten leiden tot conflicten. In de Nederlandse samenleving stelt het WRR rapport, lijkt het meer te gaan over aanpassing aan de norm dan van de norm (Ibid., p. 138, 146, 148). De bevindingen van Duyvendak et al. (2010) zijn een verder uitwerking van deze constatering.

Emotionele identificatie gaat over gevoelens van verbondenheid met anderen en in meer abstracte zin met Nederland (WRR, 2007, pp. 59-60). Volgens het WRR rapport kunnen burgers in een veranderende samenleving zoals de Nederlandse, meerdere loyaliteiten hebben zonder dat dit een probleem hoeft te zijn voor hun verbondenheid met Nederland. Van belang is dat deze hybride identificaties worden erkend en gewaardeerd en niet onmiddellijk ter discussie worden gesteld (Ibid., p. 17, 33-34). Omdat dit binnen het kader van culturalisering van het burgerschap juist wèl gebeurt en er meer of minder expliciet een keuze geëist wordt kan emotionele identificatie ook leiden tot culturele polarisatie.

Het probleem van normatieve en emotionele identificatie heeft effect op het vraagstuk van politieke vertegenwoordiging. Om dit verband te verduidelijken richt ik mij op de theorie van Hanna Pitkin zoals uiteengezet in The Concept of Representation (1967). Pitkin analyseert de verschillende wijzen waarop vertegenwoordiging plaats kan vinden. In haar boek, The Concept of Representation, wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van (politieke) vertegenwoordiging, namelijk formele vertegenwoordiging, descriptieve of symbolische vertegenwoordiging en substantiële vertegenwoordiging. Hieronder wordt elk van deze vormen toegelicht.

Formele vertegenwoordiging

Bij formele vertegenwoordiging gaat het om de ‘formele dimensie’ van vertegenwoordiging. Wat deze vorm van vertegenwoordiging formeel maakt, is dat er een overeenkomst of transactie wordt afgesloten tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde (Pitkin, 1967, p. 39). Hiermee geeft de vertegenwoordigde de toestemming aan de vertegenwoordiger (‘agent’) om namens hem of haar te spreken (Pitkin, 1967, pp. 52-54). Onderdeel van deze overeenkomst is dat degene die vertegenwoordigd wordt, zijn of haar onvrede kan uiten en hiervoor de vertegenwoordiger ter verantwoording kan roepen (Ibid., p.56). Als de onvrede blijft, kan de vertegenwoordigde een einde maken aan de overeenkomst en dus de vertegenwoordiger straffen voor het niet handelen in overeenstemming met zijn of haar wensen (‘output’). In de politieke context zal dat betekenen dat een burger niet meer op een

(12)

bepaalde partij of bepaalde kandidaat stemt. Bij formele vertegenwoordiging gaat het om de formele relatie tussen de vertegenwoordiger en elke kiezer. Deze relatie is voor dit onderzoek niet het meest relevant omdat dit geen licht werpt op de specifieke relatie tussen identiteit en vertegenwoordiging.

Descriptieve vertegenwoordiging

Naast de formele dimensie van vertegenwoordiging, beschrijft Pitkin ook de descriptieve of symbolische vertegenwoordiging. Pitkin noemt deze descriptieve vertegenwoordiging ook wel ‘standing for’ (Pitkin, 1967, p.60). Uiteraard draait het hier ook om de relatie tussen agent en principal, maar in plaats van de formele relatie rondom het mandaat van de kiezer wordt hier de focus gelegd op de vertegenwoordigers. Hierbij worden de vragen gesteld wie de vertegenwoordigers zijn, wat hun kenmerken zijn en waar zij voor staan. Er wordt daarbij gelet op kenmerken zoals etnische afkomst, gender en seksuele oriëntatie. Wat een vertegenwoordiger een vertegenwoordiger maakt, is, volgens Pitkin, wie ze zijn en hoe ze eruit zien (Pitkin, 1967, p. 61).

Bij deze vorm van vertegenwoordiging gaat het erom dat de vertegenwoordiger degene weerspiegelt die hij vertegenwoordigt. Dat betekent dat de besluiten die de vertegenwoordiger neemt zo moeten zijn dat degenen die vertegenwoordigd worden zich daar grotendeels of geheel in herkennen, ofwel dat besluit zelf ook zouden hebben genomen (Pitkin, 1967, p. 62).

De descriptieve dimensie is met name aan de orde bij analyses van vraagstukken over vertegenwoordiging van bepaalde maatschappelijke minderheidsgroepen in de politiek. In politieke instituties zoals het parlement kan descriptieve vertegenwoordiging bewerkstelligd worden als de gekozen vertegenwoordigers een afspiegeling zijn van de Nederlandse samenleving (Pitkin, 1967, p. 62). Wanneer dit niet het geval is, kan dit het wantrouwen in de instituties bij bepaalde maatschappelijke groepen in de samenleving vergroten en dat kan leiden tot de vermindering van de legitimiteit van politieke instituties. Het is dit aspect van deze descriptieve dimensie, die in combinatie met een verminderd vertrouwen in de formele vertegenwoordiging een verklaring kan geven waarom juist nu Denk een kans maakte om zetels binnen te slepen. Het feit dat traditionele partijen als de PvdA die besluiten nemen waarin de Turkse en Marokkaanse kiezer zich niet herkennen, wordt gekoppeld aan het gebrek aan herkenning van de vertegenwoordigers, de agents, van deze traditionele partijen als authentieke vertegenwoordigers van de gemeenschap. De kloof tussen agent en principal voelt daardoor nog groter aan, een feit dat aansluit bij gegevens uit opiniepeilingen waarin Marokkaanse en Turkse kiezers aangeven zich niet alleen politiek, maar ook

(13)

maatschappelijk buitengesloten te voelen. Dat laatste, blijkt uit een onderzoek vlak voor de verkiezingen, zou een rol hebben gespeeld bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders om op Denk te stemmen (Ipsos, 2017, pp. 5-6).

Substantiële vertegenwoordiging

Bij zowel de formele als de descriptieve dimensie van vertegenwoordiging ging het niet over wat vertegenwoordiging inhoudelijk betekent. Dit wordt duidelijker bij de substantiële vertegenwoordiging. Pitkin noemt dit ook wel ‘substantive acting for others’ (Pitkin, 1967, p. 115). Substantiële vertegenwoordiging staat los van descriptieve vertegenwoordiging, omdat de vertegenwoordigde bij substantiële vertegenwoordiging niet per se dezelfde identiteit of kenmerken hoeft te hebben als de vertegenwoordiger. Ook staat substantiële vertegenwoordiging los van formele vertegenwoordiging, omdat een vertegenwoordigde zich ook vertegenwoordigd kan voelen door iemand waar hij niet voor heeft gekozen (Pitkin, 1967, p.118). Dit betekent dat iemand zich vertegenwoordigd kan voelen door iemand met een andere etnische achtergrond.

Representativiteit wordt dan gezien als een indicatie van de mate waarin de vertegenwoordiger (dit kan een persoon, groep, organisatie of instelling zijn) erin slaagt om, wensen en noden die leven onder een bepaalde groep in de samenleving aan de kaak te stellen (Pitkin, 1967, p.116). Dit zou dus betekenen dat het handelen van de vertegenwoordiger binnen de voorkeuren en wensen van de vertegenwoordigde burger moet liggen.

Vertegenwoordigers zijn echter lang niet altijd in staat om de wensen en belangen van de vertegenwoordigden te realiseren. Pitkin schrijft dat deze substantiële vertegenwoordiging de meest ingewikkelde vorm van representatie is. Het is namelijk van belang hoe de vertegenwoordiger de wensen en belangen van een vertegenwoordigde vertegenwoordigt: Welke wensen en belangen komen eerst aan bod en wie bepaalt de keuzes, de vertegenwoordiger of de vertegenwoordigde? Vervolgens is het de vraag of het algemeen belang of de specifieke belangen van de vertegenwoordigden wordt vertegenwoordigd (Pitkin, 1967, pp.118- 119). Binnen de context van de culturalisering van het burgerschap, kan er een spanning ontstaan als er politieke keuzes gemaakt moeten worden die samenhangen met het conflict tussen bepaalde minderheidsgroepen en de dominante cultuur, zoals bijvoorbeeld in het vraagstuk van ritueel slachten. Het vraagstuk van substantiële vertegenwoordiging hangt daarom samen met het vraagstuk van descriptieve vertegenwoordiging.

In kiezersonderzoeken van Ipsos blijkt duidelijk dat bij de Turkse en Marokkaanse kiezers sprake is van een spanning op het gebied van het ‘substantive acting for others’. De

(14)

inhoudelijke keuzes van de gekozen vertegenwoordigers worden onvoldoende herkend (Ipsos, 2017, pp. 1-2).

In het theoretisch kader dat wordt toegepast in dit onderzoek, stelt Hanna Pitkin dat er drie vormen van electorale representatie zijn. Het raakvlak tussen identiteit en representatie legt zij vooral bij de dimensie van descriptieve vertegenwoordiging. Als Turkse en Marokkaanse kiezers van de tweede generatie zich onvoldoende kunnen of willen identificeren met de Nederlandse identiteit dan zal dat uitgaande van de descriptieve dimensie een reden kunnen zijn om op een partij te stemmen waarvan de identiteit past bij de groep waarmee zij zich wel kunnen identificeren.

Kritische reflectie en discussie

Ondanks het feit dat Pitkin's boek een klassiek werk is in het veld van politieke vertegenwoordiging, is er door de jaren heen door diverse wetenschappelijke auteurs kritiek geleverd op hoe Pitkin de realisatie van deze vormen van vertegenwoordiging beschrijft. In de eerste plaats wordt bij formele vertegenwoordiging de (mogelijke) relatie tussen kiezer en vertegenwoordiger alleen in het kader van een verkiezingsproces gezien. Dit betekent dat vertegenwoordiging alleen door verkiezingen tot stand komt en dus alleen de gekozenen ‘geldige’ vertegenwoordigers zijn (Heysse, 2010, p.5). Dit is een specifieke, afgebakende definitie. Iemand kan zich echter ook vertegenwoordigd voelen door iemand op wie hij niet heeft gestemd. Daarnaast beperkt ‘vertegenwoordigd voelen’ zich niet alleen tot statelijke instituties of structuren. Dit heeft volgens Castiglione en Warren te maken met de’ deterritorialization of political issues’ (Castiglione & Warren, 2006, pp. 16-17).

Een tweede kritiek is dat Pitkin stelt dat er een vertegenwoordiger is en een vertegenwoordigde met zekere belangen. Zij legt echter niet uit dat mensen naast een verzameling van belangen, identiteiten en waarden, ook ‘agency’ hebben (Heysse, 2010, p.10). Dat betekent dat zij actief deelnemen aan het proces van machtigen en goedkeuren van hetgeen namens hen wordt vertegenwoordigd, door bijvoorbeeld te stemmen en te demonstreren (Castiglione & Warren, 2006, p. 16). Pitkin, zeggen deze critici, heeft dus de neiging de kloof tussen agent en principal groter te maken dan die heden ten dage is.

Deze twee kritieken doen echter weinig af aan het nut van Pitkin als theoretisch kader voor mijn onderzoek. In de eerste plaats gaat het hier om een electoraal onderzoek dat niet direct raakvlakken heeft met buiten-parlementaire vertegenwoordiging of participatie. Daarnaast geldt dat er met name op het politieke vlak een leemte is ontstaan. Door de culturalisering van het burgerschap kunnen burgers met een specifieke culturele achtergrond zich buitengesloten voelen, dit onderzoek gaat over de effecten daarvan op electoraal vlak.

(15)

Die effecten kunnen verduidelijkt worden doordat met name de descriptieve vertegenwoordiging zoals Pitkin die schetst in gebreke blijft.

(16)

Hoofdstuk 2

Methodologie

2.1 Onderzoeksdesign

Dit onderzoek is erop gericht om meer inzicht te krijgen in de ervaringen, meningen, ideeën en motieven van Turkse en Marokkaanse Nederlanders die zich gerepresenteerd voelen door Denk, en om deze vertegenwoordiging te kunnen duiden in het huidige politieke klimaat. Voor het analyseren en verzamelen van gegevens is er in dit onderzoek gebruikt gemaakt van een cross-sectioneel onderzoeksdesign. Dit betekent dat er in dezelfde periode meerdere tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlandse Denk-stemmers geïnterviewd zijn (Bryman, 2012, p. 59). Hierdoor kon er gelet worden op de overeenkomsten en verschillen tussen respondenten, en kon er onderzocht worden of er mogelijke patronen te vinden waren in de achterliggende motivaties, percepties, ervaringen en ideeën om op Denk te stemmen en zich vertegenwoordigd te voelen, maar ook worden zo de verschillende perspectieven van respondenten belicht, waardoor de ervaringen beter begrepen kunnen worden. Een nadeel van dit design is dat het door de kleine steekproef niet generaliseerbaar is. Dit onderzoek is echter niet gericht op generaliseren, maar op het uiteenzetten van de ervaringen van politieke vertegenwoordiging van Turkse en Marokkaanse Nederlanders.

Onderzoeksmethode

Om achter de ervaringen, motivaties en percepties van Marokkaanse en Turkse Nederlanders te komen die Denk stemmen en zich door de partij vertegenwoordigd voelen, wordt er gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Er is voor deze methode gekozen, omdat bepaalde onderwerpen aan de orde moeten komen voor het kunnen beantwoorden van de hoofdvraag (Bryman, 2012, p. 471). Er is hierbij gewerkt met een semigestructureerde vragenlijst. Dit heeft als voordeel dat de vragen van de interviewer aan de orde kunnen komen, maar ook dat de respondenten de mogelijkheid hebben om hun eigen ervaringen te delen en zo dus ook inbreng hebben tijdens het interview(Bryman, 2012, p. 471).

Het gebruiken van een semi-gestructureerde interviews draagt daarnaast ook bij aan de standaardisatie omdat elke respondent in dit onderzoek dezelfde vragen voorgelegd krijgt. Echter, is het ook zo dat de interviews bij elke respondent anders verlopen doordat de respondenten verschillende onderwerpen kunnen aankaarten en waarop de interviewer ingaat en mogelijk doorvraagt. Dit betekent dus dat de interviews niet op exact dezelfde wijze herhaalbaar zijn, wat ten koste kan gaan van de repliceerbaarheid van het onderzoek.

(17)

2.2 Onderzoekspopulatie en sampling

Dit onderzoek heeft specifiek als onderzoekspopulatie tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders die afgelopen 15 maart op Denk hebben gestemd. Hiervoor is gekozen, omdat de oprichters tweede generatie Turkse Nederlanders zijn en de nummer twee op de lijst, Farid Azarkan, een tweede generatie Marokkaanse Nederlander is (Kiesraad, 2017, p. 20). Maar ook omdat ik vooral geïnteresseerd ben in hoe de tweede generatie, die in Nederland geboren is en hier is opgegroeid, het ervaart om zich niet vertegenwoordigd te voelen door de traditionele partijen en zich nu wel door Denk gehoord en gerepresenteerd voelt. Daarnaast wordt er naar gestreefd om mensen van verschillende opleidingsniveaus te ondervragen en van verschillende leeftijden. Deze variatie maakt het mogelijk om een zo compleet en divers mogelijk beeld te schetsen.

De respondenten zijn via een non-probability sample verzameld, specifiek de purposive sampling method, wat inhoudt dat de respondenten aan bepaalde criteria moeten voldoen, waardoor zij relevant zijn voor de onderzoeksvraag (Bryman, 2012, pp. 418 - 419). In dit geval zijn de criteria dat de respondenten tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders zijn die op Denk hebben gestemd.

De onderzoeksgroep is deels benaderd op een partijbijeenkomst van Denk, 3 maart jongstleden, bij Stichting Argan. Hier heb ik mogelijke respondenten benaderd en gevraagd of zij van plan waren om op de partij Denk te stemmen en of ik ze mocht interviewen na de verkiezingen. Het vinden van respondenten hierna was heel moeilijk, mede omdat ik in mijn eigen netwerk weinig mensen ken die op Denk hebben gestemd. Ik heb uiteindelijk Martijn de Koning, antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam, benaderd met de vraag of hij tweede generatie Marokkaanse en Turkse Nederlanders kende die op Denk hebben gestemd en open staan voor een interview. Hij heeft voor mij op zijn Facebookpagina een oproepbericht geplaatst met de vraag of Denk-stemmers met een Turkse of een Marokkaanse achtergrond in zijn lijst open stonden voor een interview. Door het bericht op zijn Facebookpagina ben ik aan de benodigde respondenten gekomen, daarnaast heb ik via enkele van mijn respondenten anderen gevonden die voldeden aan de eisen. Hier is dus gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. Het nadeel hiervan is dat respondenten niet compleet random zijn geselecteerd, waardoor mogelijk een selection bias is opgetreden. Een andere nadeel van deze sampling-methode is de beperkte generaliseerbaarheid (Bryman, 2012, p. 424). Bij een kwalitatief onderzoek is dit echter geen probleem, omdat het hoofddoel niet generaliseren is. In mijn sample heb ik een variëteit aan respondenten kunnen bereiken die bijvoorbeeld al vaker gestemd hebben, maar ook respondenten die nooit hebben gestemd of

(18)

pas enkele keren hebben gestemd. Verder is er ook een variatie in de leeftijd van respondenten te vinden waarbij de jongste 20 jaar is en de oudste 48 jaar. Door deze variatie aan leeftijd en stemgedrag onder de respondenten is de kans vergroot om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van vormen van politieke vertegenwoordiging van tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders.

In totaal zijn er 11 respondenten geïnterviewd. Voorafgaand aan de interviews heb ik gebeld met de respondenten en heb ik mij voorgesteld en uitgelegd wat het doel van het onderzoek is. Ik heb tevens gevraagd of de interviews mochten worden opgenomen, geen enkele respondent had hier bezwaar tegen, wel heb ik met enkele respondenten afgesproken om hun een transcript van het interview op te sturen zodat zij die kunnen lezen. Daarnaast is met enkele respondenten afgesproken om een fictieve naam te gebruiken, omdat men bang was om herkend te worden.

2.3 Operationalisering vragenlijst

Om achter de ervaringen, motivaties en percepties van Marokkaanse en Turkse Nederlanders te komen die op Denk hebben gestemd, heb ik een vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is tevens als bijlage in deze scriptie toegevoegd. Deze vragenlijst is tot stand gekomen doordat er een bepaalde volgorde is gehanteerd. Ik heb ervoor gekozen om eerst in te gaan op het stemgedrag van de respondenten vóór de partij Denk. Zo kwam ik meer te weten over hun politieke participatie voor dat de partij Denk op kwam en ook door welke partijen zij zich eerst vertegenwoordigd voelden, en aan welke kant van het politieke spectrum dit was. Daarna volgden er vragen over waarom ze besloten dit keer op de partij Denk te stemmen, dit zou mij meer inzichten verschaffen in wat zij misten bij de andere politieke partijen die meededen aan de afgelopen verkiezingen, en ook waarom zij niet meer stemmen op de partij waar zij eerst op stemden. Om te weten te komen wat de respondenten belangrijk vonden in hun afweging om op Denk te stemmen heb ik enkele stellingen toegevoegd die inhoudelijk ingaan op het partijprogramma van Denk (Beweging Denk, 2016). Daarnaast is er ook voor stellingen gekozen die ingaan op wat er in de media over partij Denk wordt gezegd. Er is hiervoor gekozen omdat de partij Denk regelmatig in de media werd aangehaald. Deze vragen die gesteld zijn aan de respondenten gingen specifiek over politieke vertegenwoordiging, maar omdat dit onderzoek specifiek als onderzoekspopulatie tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders heeft, zijn er ook vragen toegevoegd die gaan over identiteit.

(19)

2.4 Dataverwerking en -analyse

Na de verzameling van de data via de interviews zijn deze getranscribeerd. Vervolgens heb ik voor het analyseren van de data ervoor gekozen om de data te analyseren in Word. Alle elf transcripten heb ik twee keer aandachtig gelezen en ‘codes’ geschreven die ik relevant achtte voor de analyse van de data. Deze codes zijn als bijlage toegevoegd in deze scriptie. Uit deze ‘codes’ heb ik daarna thema’s kunnen onderscheiden waaronder ik de ‘codes’ heb geplaatst die relevant waren voor mijn analyse. Deze thema’s heb ik als richtlijn genomen om mijn resultaten te schrijven en onder te verdelen in deze thema’s.

2.5 Mijn rol als onderzoeker

Er is in dit onderzoek getracht allerlei methodologische overwegingen in acht te nemen. Daarnaast is het ook noodzakelijk om in mijn rol als onderzoeker te reflecteren. Ten eerste moet vermeld worden dat ik niet los sta van de discussie over Denk. Voordat ik besloot dat ik onderzoek wilde doen naar motieven om op de partij Denk te stemmen heb ik regelmatig in mijn omgeving gediscussieerd over de opkomst en betekenis van Denk en hoe Denk zich verhoudt tot andere politieke partijen. Ik deel dezelfde culturele en religieuze achtergrond als mijn respondenten, maar schaar mij niet onder de Denkstemmers en kijk kritisch naar Denk. Omdat ik mij bewust ben van die achtergrond, de discussies in mijn omgeving en mijn kritiek op Denk, denk ik dat dit geen belemmering is geweest voor het uitvoeren van het onderzoek en het analyseren van de data. Het onderzoek gaat over het registeren van motieven en het duiden daarvan. In zo’n onderzoek is het niet moeilijk om een mening of eigen achtergrond buiten beschouwing te laten. Het moment waarop ik mijn mening had kunnen door laten sijpelen in het onderzoek was in de vraagstelling. Om die reden heb ik mij in mijn

vraagstelling laten leiden door discussies in het maatschappelijk debat en niet persoonlijke interesses van mijzelf of uit mijn omgeving. De aanscherpingen van mijn begeleider op het gebied van de vraagstelling heb ik daarom ter harte genomen omdat de vraagstelling de kwaliteit van het onderzoek mede zou bepalen. Steeds als mijn respondenten vroegen wat mijn eigen stellingname was heb ik bewust geantwoord dat ik dit aan het eind van het interview zou vertellen. De respondenten gaven aan tevreden te zijn dat ze zoveel ruimte kregen om in te gaan op hun motivatie om op Denk te stemmen.

(20)

Hoofdstuk 3

Resultaten

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de data en zullen de resultaten gepresenteerd worden. De resultaten zijn gebaseerd op een analyse van 11 interviews, met 4 vrouwelijke respondenten en 7 mannelijke respondenten, in de leeftijdscategorie tussen de 20 jaar en 49 jaar. Er is in overeenstemming met de respondenten bepaald om wel of niet de echte namen te gebruiken in dit onderzoek. In de bijlagen is een overzicht toegevoegd met achtergrondinformatie van de respondenten.

Omdat dit onderzoek in essentie gaat over de rol van identiteit en identificatie in het vraagstuk van representativiteit en politieke vertegenwoordiging, zal ik beginnen met het uiteenzetten van de identiteitsbeleving van de respondenten omdat dit het meest onderscheidende onderdeel van mijn scriptie is.

3.1 Identiteitsbeleving van de tweede generatie

Negen van de elf respondenten geven aan dat zij zich zowel Turks/ Marokkaans voelen (naar gelang hun eigen achtergrond) en Nederlands. Respondenten vertellen dat zij beide identiteiten kunnen hebben. Ze nemen zowel de goede als de slechte eigenschappen van beide identiteiten mee. Zo vertelt Nadia, die moeder van twee kinderen is, dat zij haar kinderen op een Nederlandse manier opvoedt. Als ik vraag naar voorbeelden zegt zij:

“Heel veel ruimte geven aan mijn kinderen om dingen uit te leggen en te verwoorden ik vind hun emoties ook heel belangrijk. Mijn kinderen slapen ook gewoon om 19.00 en ik lees altijd voor ... ik geef mijn kinderen ook zeg maar taken thuis als ze thuiskomen, dat vind ik in mijn ogen echt Nederlands.”

Rachid legt uit:

“Ik denk allebei een beetje maar ik denk dat nadruk ligt op Marokkaans ... want ik heb denk ik ook soms Nederlandse trekjes ... ik weet niet hoe ik het precies moet zeggen maar als ik in Marokko ben zien ze me als een Nederlander en als ik in Nederland ben zien ze me als een Marokkaan.”

Wat Rachid moeilijk te verwoorden vindt wordt door meerdere respondenten vertolkt. Mustafa legt uit dat: “Dat is een goeie vraag ... dat vraag ik me elke dag nog af.” Hij blijft

(21)

even stil en legt dan uit dat hij blij is dat hij in Nederland woont, maar dat het moeilijk is om als moslim je thuis te voelen in Nederland, omdat er volgens hem telkens een onderscheid wordt gemaakt tussen moslim en niet-moslim:

“Je kan je misschien Nederlander voelen, maar die ene opmerking van je collega op je werk geeft toch een beetje aan van dat je met ogen wordt gezien van ... je bent toch allochtoon … anders. Of dan vragen ze naar je naam … ja ik heet (zegt zijn echte naam), oh dat is zeker Frans, nee dat is Turks ... o daar is toch niks mis mee. Dan denk ik heb toch niet gezegd dat daar iets mis mee is?!”

Voor Yalnizkurt is het onduidelijk of hij zich Turks, Nederlands of beiden voelt:

“Wij dachten dat wij de Nederlandse identiteit hadden Khadija, maar ze hebben zo bam (doet het voor) in onze gezicht gedaan ... van hoe dan ook je blijft een buitenlander. Die tolerantie van vroeger is er niet meer … dus die hele politiek draait om moslims, Erdogan en minder Marokkanen.”

Toch blijkt hun verwantschap met de Nederlandse cultuur sterker te zijn in de praktijk dan ze vermoeden. Dit wordt onder woorden gebracht door een anekdote van Yalnizkurt die na een jaar in Turkije te hebben gewoond stelde: “Toen dacht ik van hé … ik mis dat ... alles is hier beter geregeld … want wij vinden het leuk in onze landen dat chaotische, maar na een tijdje ga je het toch missen.” Dezelfde waardering voor Nederland en de Nederlandse cultuur vind je terug bij tien van de elf respondenten.

Alle respondenten geven verder in het gesprek aan dat zij meer neigen naar de Turkse of Marokkaanse cultuur/achtergrond. Zij geven als argument dat dit te maken heeft met de verharding in de samenleving, zij noemen dan de PVV die een grote partij is met 20 zetels, maar ook de toename van Islamofobie en van discriminatie.

Vier van de elf respondenten leggen uit dat deze verharding mede komt door I.S., zo zegt Busra: “Wat er nu allemaal met I.S. gebeurt en dan overwaait naar Nederland en dat je angst bij mensen ziet in hun ogen … angst voor moslims.” En Mohamed zegt: “(..) over Islam of iets … gaan ze heel snel in relatie brengen met IS, terwijl wij er niks mee te maken hebben.”

Allen noemen de recente spanningen tussen Turkije en Nederland. Ze vertellen dat deze diplomatieke spanningen ervoor hebben gezorgd dat zij hier persoonlijk ook last aan ondervinden en over worden aangesproken. Yalnizkurt geeft als voorbeeld dat zijn buurman hem niet meer groet en Enes zegt: “Iedereen is vergeten wat Asscher allemaal heeft gedaan ...

(22)

iedereen is vergeten wat PVV heeft gedaan … er is nu alleen maar een focus op Turkije en dat Turken en Marokkanen niet goed geïntegreerd zijn.”

Ze vinden dat in Nederland identiteit steeds meer gereduceerd wordt tot een eenduidig concept, waarin assimileren als enige optie wordt gegeven. Chaimae verwoordt dit als volgt: “Tegenwoordig is integreren niet meer naar school gaan, baan hebben en vrijwilligerswerk doen ... want als dat het allemaal is voldoe ik er allemaal aan. En alsnog zal het zijn, maar ja je draagt een hoofddoek dus hoe geïntegreerd ben je dan … het is liever assimileren a.u.b.”

Wat de respondenten hierboven vertellen komt duidelijk overeen met de culturalisering van burgerschap, dat geintroduceerd is in het theoretisch kader. Net zoals Chaimae ervaren de andere respondenten dat studeren of een baan hebben, het tonen van functionele identificatie, niet volstaat in het tonen van burgerschap en betrokkenheid in de samenleving. Zij ervaren dat het eigenlijk nooit genoeg is. Hoe hard je je best ook doet, je zal toch als anders worden gezien en nooit als Nederlander. Deze culturalisering van burgerschap houdt in dat minderheden hun loyaliteit moeten tonen aan Nederland. Willen de respondenten als ‘Nederlander’ worden gezien, dan moeten zij ook Nederlandse cultuur met haar ‘Nederlandse normen en waarden’ volgen.

Zij vinden dat dit veranderd moet worden. Allen ergeren zich aan de term allochtoon/autochtoon en de negatieve lading die met deze termen komen. Ze pleiten voor het afschaffen van deze termen. De Nederlandse identiteit is breder dan alleen het frame Joods-Christelijk. Voor Nadia is dit specifiek “christelijk, moslims en Joden”.

De Nederlandse identiteit moet veranderen en diverse worden. Zo zegt Enes “Nederlandse identiteit is denk ik dat je origineel genoeg moet zijn. Nederlandse identiteit bestaat ook niet … we hebben een multiculturele identiteit.”

Chaimae schrijft dat de Nederlandse identiteit: “Heel pluriform … zoals Maxima ooit zei wat is de Nederlandse identiteit ... dan denk ik ja Nederlandse identiteit is dat je kan zijn wat je wil ... dus voor mij is dat Islamitische Marokkaanse Nederlander.”

3.2 Stemgedrag vóór Denk

In deze paragraaf zal ik ingaan op het stemgedrag van de respondenten voor Denk. Dit is nodig om inzicht te krijgen op welke partijen en welke personen de respondenten stemden, maar ook om erachter te komen welke politieke achtergronden zij hebben en welke standpunten zij belangrijk vinden. Hierdoor kan er beter begrepen worden waarom zij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen voor partij Denk kozen.

(23)

Partij van de Arbeid. Zij leggen uit dat het een ‘natuurlijke stap’ voor hen was om op de PvdA te stemmen. Stemmen op andere progressieve partijen dan de PvdA deden de respondenten niet vaak. Dat de respondenten op de PvdA stemden heeft te maken met haar progressieve signatuur.

Het meest duidelijk is dat terug te zien in de overtuiging dat de PvdA de partij was die minderheden tegemoet kwam. Een typerende respons is die van de 36-jarige Turkse Nederlander Mustafa uit Haarlem die manager is bij een groot concern die dit motief verwoordde als: “zij waren meer van multiculturele samenleving en ja dat was de reden,” Yalnizkurt, een 49-jarige Turkse ondernemer uit Arnhem geeft aan dat die wortels sterk waren en grijpt terug op de periode van de bekende PvdA-leider Joop den Uyl: “Hij heeft heel veel gedaan voor de buitenlanders”. Niet alleen het ‘multiculturele’ standpunt was een aantrekkingspool van de PvdA voor Turkse en Marokkaanse migranten, ook haar sociaal- economische politiek en standpunten spraken tot de verbeelding, ‘kinderbijslag en dit dat’ zoals Yalnizkurt het verwoordt. Daarnaast was de stem voor de PvdA voor veel tweede generatie Turken en Marokkanen ook traditie, een gewoonte. Zo zegt Chaimae, een 24-jarige Marokkaanse werkzaam in maatschappelijk werk: “omdat mijn vader altijd op PvdA stemde is mij dat altijd bijgebleven als ik ging stemmen.” Uit traditie op de PvdA stemmen komt bij veel respondenten terug.

Slechts twee respondenten weken af van het patroon. Nadia, een Marokkaanse docente Frans van 34 stemde wisselend. Zo begon ze bij het CDA met een religieus motief: “ik wilde op een partij stemmen die op mij leek qua identiteit.” De religieuze focus van de partij was volgens haar te weinig universeel: “Ik ben op zoek naar overeenkomsten en zij leggen juist nadruk op die verschillen.” Die gedeelde identiteit vond ze uiteindelijk niet bij het CDA, omdat “Nederland nog steeds in hun ogen joods-christelijk is en in mijn ogen is dat nu joods- christelijk-moslim.” Bij de laatste verkiezingen stemde ze SP. De andere respondent die afweek van de PvdA-norm is Tarik, een 43-jarige Marokkaan die werkzaam is in de ICT- sector, hij stemde voorheen merendeel D66 en een keer GroenLinks.

De respondenten komen uit migrantengezinnen waar vanwege de sociaal-economische en sociaal-culturele achterstandpositie traditioneel PvdA werd gestemd (Huijnk & Andriessen, 2016, pp. 98-100). De respondenten stemden namelijk naast progressief ook merendeels etnisch. Door op Marokkaans en Turks-Nederlandse kandidaten te stemmen hoopten zij dat deze politici met dezelfde culturele achtergrond voor hen zouden opkomen, door hun belangen te vertegenwoordigen en iets voor hen te betekenen.

“Ik stem altijd etnisch natuurlijk. Wie het allemaal precies waren weet ik niet,” zegt Ahmet, een Turkse kiezer van 38 die werkzaam is als journalist en 15 jaar lang actief lid was van de

(24)

PvdA. Ook Yalnizkurt heeft op diverse kandidaten met een Turkse achtergrond gestemd. Dat deze Kamerleden op de lijst stonden van partijen die ideologisch ver verwijderd waren van de PvdA maakte niet uit. Deze opmerking is overigens niet kloppend met zijn bewering dat hij altijd PvdA stemde.

Van de respondenten die al eerder gestemd hadden, gaven ze allen aan op de hoogste Turk of Marokkaan op de kieslijst te hebben gestemd. De enige die op dit punt afweek was Tarik wiens stem altijd naar de hoogste vrouw op de lijst ging, wel bij voorkeur iemand met een migrantenachtergrond. Ook bij zijn stem op Denk wijkt hij af, hij stemde op de eerste vrouw op de lijst, Gladys Albitrouw, een kandidaat van Surinaamse komaf. De andere respondenten kozen voor een Marokkaan of Turk (al naar gelang hun eigen achtergrond).

Het motief om ‘etnisch’ te stemmen was de hoop dat een kandidaat zoals zij, tweede generatie migrant en moslim hun, positie beter zou representeren Yalnizkurt, vertelt: “Je hoopte altijd dat er iemand zou zijn die je stem naar voren zou brengen. [A]ls tweede generatie hadden wij het moeilijk (…) ik moest drie keer mijn best doen om dezelfde prestaties te halen vergeleken met mijn collega’s.”

Dat de respondenten vaak op Kamerleden stemden met dezelfde etnische achtergrond zou verklaard kunnen worden vanuit de theorie van Hanna Pitkin, en dan met name met het belang van descriptieve en substantiële vertegenwoordiging. Zoals eerder uitgelegd gaat het er bij deze vorm van vertegenwoordiging om dat de vertegenwoordiger degene weerspiegelt die hij vertegenwoordigt. Deze weerspiegeling neemt zijn vorm in de etnische fysieke verschijning van de Turkse en Marokkaanse vertegenwoordigers, zij zouden politieke besluiten moeten nemen waarin de kiezers zich kunnen herkennen (Pitkin, 1967, p. 62).

Dat respondenten dit verwachten van hun vertegenwoordigers heeft te maken met de gedeelde etnische en sociaal-economische achtergrond van de Turks en Marokkaans Nederlandse kiezers en de Turkse en Marokkaanse Kamerleden. Zij zouden redenerend vanuit Pitkin’s theorie meer en beter verstand hebben van de zwakke sociaal-economische en sociaal-culturele achtergrond van deze kiezers en zo dus ook beleid voorstaan die de positie van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders in de samenleving zou verstevigen. Toch voelen de respondenten zich niet (meer) vertegenwoordigd door de politici van de PvdA met een Turkse en Marokkaanse achtergrond, en zij ook niet meer vertegenwoordigd door de partij PvdA als geheel. In de volgende paragraaf zal hierop worden ingegaan.

(25)

3.3 Teloorgang van de Partij van de Arbeid

Deze paragraaf heeft als titel de ‘teloorgang van PvdA’, omdat uit de gesprekken veel teleurstelling, negatieve emotie en ervaring over en met de PvdA naar voren komt. Respondenten voelen zich niet meer vertegenwoordigd door deze sociaal-democratische partij. Deze teloorgang van illusies en vertrouwen in de PvdA neemt diverse vormen aan.

De allereerste frustratie die de respondenten in dit onderzoek uiten gaan niet over de PvdA als geheel, of haar beleid, maar vooral over haar Turkse en Marokkaanse vertegenwoordigers in politieke organen zoals burgemeester Ahmed Aboutaleb en kamerlid Ahmed Marcouch. Veel respondenten raken zichtbaar geïrriteerd als ze hierover spreken. Ahmet is het meest uitgesproken in zijn kritiek: “Marcouch was natuurlijk een lok-allochtoon en (…) nou ja iemand van het establishment weet je (…) gewoon lokaas en ja Aboutaleb had zijn ziel al verkocht aan Nederland”. Op de vraag wat hij daarmee bedoelt, vervolgt hij:

“[T]oen hij staatssecretaris zou worden onder Wouter Bos … heeft ie een stuk geschreven en gezegd dat hij in Nederland begraven wil worden. Als ik naar Aboutaleb kijk die zegt ‘ik wil hier begraven worden weet je’ … dus als Aboutaleb de mogelijkheid zou hebben om zijn paspoort af te geven dan zou hij het uit zichzelf doen weet je … dat is het verschil, daarom is Nebahat in mijn ogen niet iemand die haar ziel had verkocht voor een topbaantje, maar Aboutaleb wel.”

Tarik voelt dezelfde woede als hij over de Marokkaanse politieke vertegenwoordigers spreekt:

“[J]e volgt je meesters in dit geval, je witte meesters, of je gaat eruit. Er zit namelijk spanning tussen die twee posities. Je kunt niet en je achterban die steeds actiever wordt, zelfbewuster wordt, je kunt niet en je achterban kiezen, en je witte meesters die je een zetel gunnen.”

Busra, een Turkse studente verpleegkunde van 20, is vooral teleurgesteld in Ahmed Marcouch:

“Vooral Ahmed Marcouch zijn uitspraken, zeg maar je komt zelf uit een Marokkaans gezin. Je bent een allochtoon, jij moet ze juist begrijpen en ja ik denk dat hij heel veel kon betekenen voor ons wat ie niet heeft gedaan. Ik denk dat ie een meeloper is”

(26)

De uitspraken over de ‘eigen’ vertegenwoordigers in de PvdA van de andere respondenten zijn een echo van deze gedachten. De specifieke kritiek op etnische politici wordt niet alleen gedeeld door de respondenten die op de PvdA hebben gestemd, maar ook door respondenten die nooit op de PvdA hebben gestemd. Zo zegt voormalig D66 stemmer Tarik:

“Bijvoorbeeld een Aboutaleb die zie je als iemand met een Turkse of Marokkaanse achtergrond dat die over de schreef gaat. Dan staat hij echt vooraan om mensen zoals jij en ik ervan langs te geven. Ik stel me dan altijd voor als die dan ’s avonds naar zijn witte meester gaat – sorry dat ik het zo breng – en dan over zijn bol aaien van goed zo Aboutaleb, en Marcouch. Dat is niet mijn vertegenwoordiging. Dan ben jij een soort van lokeend, terwijl mensen zoals hij – hem hebben verkozen met voorkeurstemmen vaak, omdat ze dachten dat is één van ons.”

De kritiekpunten zijn aan de ene kant dat zij niet de positie van hun etnische achterban vertolken maar, en dat is het andere kritiekpunt, alleen denken aan hun eigen positie. Chaimae somt het op door middel van deze anekdote:

“Marcouch wilde een Suikerfeest voor de gays en toen dacht ik alle problemen die jouw achterban heeft ... er waren ook rellen weet je. Ik denk auto’s worden in de fik gestoken voor het politiebureau op Allebéplein. Jij noemt ze ‘Marokkaans tuig’ en volgende week kom je met ‘laten we Suikerfeest vieren voor de gays’. Wil je punten scoren bij white people? Jouw agenda is dit al die tijd geweest, daarmee heb je die stemmen gescoord, hou je met mijn agenda bezig. Zeg maar a, b, c en d e gaan verkeerd en jij springt naar m. Begin bij het begin van het alfabet!”

De boosheid en verbazing van Chaimae om de beslissingen van Ahmed Marcouch is ook terug te zien in het kiezersonderzoek van Ipsos, waaruit bleek dat Turkse en Marokkaanse kiezers zich onvoldoende herkenden in de inhoudelijke keuzes die hun vertegenwoordigers maakten. Voor Chaimae en de andere respondenten leidde de descriptieve vertegenwoordiging niet meer tot substantiële vertegenwoordiging.

Uiteraard is er meer kritiek op de PvdA, namelijk dat de PvdA niet langer links is en niet voldoende opkomt voor de zwakkeren in de samenleving. De PvdA is volgens hen rechtser geworden in haar beslissingen, maar voornamelijk benadrukken de respondenten de ‘vijandige’ houding van de PvdA naar minderheden zoals zij. Dit vinden zij moeilijk te begrijpen omdat de PvdA volgens hen een grote etnische achterban heeft. Deze vijandige

(27)

houding zien zij bijvoorbeeld in het verbod op onverdoofd halal-slachten dat de PvdA steunde. Yalnizkurt is echt boos op de wijze waarop de PvdA zijn linkse idealen heeft verkwanseld: “Ze beloven alles, maar aan de onderhandelingstafel vergeten ze de achterban. [De] PvdA is niet meer wat het is geweest, ze staan niet achter de arbeiders, ze zijn niet meer rood.” Yalnizkurt vindt zichzelf niet irreëel of naïef. Dat er compromissen gesloten moeten worden is logisch, “maar je kan niet helemaal van de ene hoek helemaal naar de andere hoek gaan vliegen als je eenmaal een aantal zetels gehaald hebt”.

Busra en Ahmet voegen daaraan toe dat de PvdA niet alleen haar linkse maar ook haar multiculturele idealen kwijt is geraakt en daarmee haar achterban: “Terwijl de PvdA vroeger echt de partij voor de allochtonen was. Dat zijn ze niet meer, vindt Busra, want “ze hebben het echt verpest. Ik denk dat als ze zoals vroeger waren dat ze dan echt veel stemmen zouden halen. Vroeger waren ze echt links”. Ahmet gooit ook een duit in het zakje:

“Het is natuurlijk geen linkse partij meer, nu is het meer een centrumrechtse partij geworden en dat heb ik liever niet (…) beetje eigenlijk opgeschoven naar Wilders. Iedereen is eigenlijk een beetje naar Wilders opgeschoven in het hele integratiedebat, wat er over moslims in de media staat dagelijks … iedereen is een beetje anti-moslim geworden en dat zie je ook in de PvdA terug”.

Tot slot is er een opvallend terugkerende frustratie die zich richt tegen één specifieke PvdA’er, namelijk lijsttrekker en demissionair vice-premier Lodewijk Asscher. Het gaat daarbij om Asscher’s reactie op een Motivaction onderzoek en Asscher’s handelen in een uitkeringskwestie die speelt in Marokko en Israël.

In het bewuste Motivaction onderzoek dat zich richtte op de opvattingen van Nederlandse moslimjongeren over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten werd geconcludeerd dat 90% van de Turkse jongeren in Nederlander sympathie had voor IS. Na de publicatie van het rapport ontstond er maatschappelijke en politieke ophef over de resultaten (Van den Dool, 2015). Minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid, Lodewijk Asscher, noemde de resultaten in een interview met NU.nl verontrustend (Benschop, 2014). Hij vertelde verder in het interview: “het is nieuw dat er zo veel steun is onder Turkse jongeren voor het geweld en de opkomst van IS” en “Ik had al eerder zorgen over wat er zich afspeelde in de Turkse gemeenschap” (Benschop, 2014).

Het onderzoek en deze uitspraken van de minister veroorzaakten boosheid en teleurstelling bij Turkse Nederlanders en organisaties die Turkse Nederlanders

(28)

vertegenwoordigden, omdat zij zichzelf en jongeren van Turkse herkomst uit hun achterban niet herkenden in de resultaten (Sterckx, Berends & Rozema, 2015, p.9). Daarnaast vonden zij dat het zorgde voor een negatieve beeldvorming over Turks-Nederlandse jongeren. Uit een vervolgonderzoek door onderzoeksbureau Labyrinth kwam later naar voren dat het onderzoek grote methodologische fouten bevatte. Zo bleek de betrouwbaarheid en de validiteit van de meting onvoldoende te zijn en dus waren de resultaten van het onderzoek niet betrouwbaar en niet generaliseerbaar (Sterckx, Berends & Rozema, 2015, p.6).

De conclusie die verschillende onderzoekers trokken in het programma Argos van HUMAN/VPRO was dat de PvdA dit onderzoek strategisch wilde inzetten. De Turks- Nederlandse historicus Zihni Özdil en hoogleraar bestuurskunde Wim Derksen aan de EUR beweren dat de PvdA een andere koers wilden voeren waarbij ze de afweging maakte hoeveel Turkse kiezers het daarbij zou verliezen en hoeveel witte kiezers het zou trekken met dit onderzoek. Dit rapport was volgens hen een stokpaardje om Asscher naar voren te schuiven als het harde gezicht (tegen minderheden) van de PvdA. Het frame dat in het onderzoek werd gebruikt is dat er veel aan de hand is en een groot probleem onder Turkse Nederlanders (Argos Medialogica, 2015).

De opstelling van Asscher in deze zaak wordt hem en de PvdA ernstig kwalijk genomen, blijkt uit de reacties van de respondenten. Hoewel op geen enkele wijze naar dit voorval is gevraagd in de interviews verwoorden negen van de elf respondenten hun frustraties over dit voorval. Ahmet noemt het voorval zelfs ‘Asschergate’:

“Asscher heeft de Turkse Nederlanders door het slijk gehaald door ons te associëren met IS-barbaren door dat flutonderzoek door Motivaction, maar er zijn relatief weinig Turkse Syriëgangers dus dat klopte sowieso niet. En ik zag het ook niet in mijn omgeving (…) de onderzoekers die hebben tegen Asscher gezegd het is nog niet klaar om te publiceren. Maar ja wat doet Asscher? Hij haalt de media erbij en zegt: ‘Het onderzoek wijst voorlopig op de richting van Turken die geradicaliseerd zijn”

Enes, een 28 jarige Turkse student religiewetenschappen aan de VU wijdt hier ook over uit:

“In 2015 heeft Asscher de Turkse bevolking keihard genaaid. Daar mogen we heel eerlijk in zijn. 86 % van de Turkse Nederlanders zou IS-sympathisant zijn, dat is onacceptabel en daarmee heeft hij toch een statement gevormd dat de Turken niet goed geïntegreerd zijn, IS-sympathisant zijn en dat we daar iets aan moeten doen, dat we ze moeten monitoren.”

(29)

Niet alleen Turkse respondenten maken zich hier druk om. Rachid, een Marokkaanse student van 23 die gezondheidswetenschappen studeert viel ook over het optreden van Asscher:

“Ik heb ook niks met Asscher want hij had ook een foutief onderzoek opgesteld dat 90% van de mensen met Turkse moslimachtergrond voor IS zijn. Terwijl ik ben moslim en ik heb helemaal niks met IS. Waarom zou ik mensen moeten vermoorden? Waarom zou ik op iemand stemmen die dat soort onderzoeken gebruikt en stimuleert?”

Het tweede kritiekpunt op Asscher gaat over Asscher’s stellingname ten aanzien van het korten op uitkeringen van Marokkaanse Nederlanders terwijl dat niet gebeurt in Israël. Deze zaak kwam aan het licht door onderzoek van het NRC Handelsblad naar de zaak.

In Marokko zouden gerepatrieerde Marokkanen met recht op een uitkering een halvering van hun uitkering moeten krijgen op grond van het lagere prijspeil in Marokko. Dit is een regeling die niet alleen voor Marokko geldt. De indexering en korting van deze uitkeringen vond niet plaats in de door Israël bezette gebieden waar ook Nederlanders wonen die uitkeringsgerechtigd zijn, evenmin gold deze regeling voor de door Marokko bezette Westelijke Sahara. Uiteindelijk werd de bezuinigingsmaatregel wèl ingevoerd voor de Marokkaanse Westelijke Sahara maar bleven de uitkeringsgerechtigden in de bezette gebieden van Israël buiten schot omdat Lodewijk Asscher volgens het NRC zijn ambtenaren bewust aanstuurde om de wet te overtreden. Asscher hield er volgens het NRC een dubbele moraal op na, de wet die gold voor Marokkanen gold niet voor Israël (Stokmans & Van Nierop, 2016). Asscher verweerde zich door te impliceren dat het verkeerd zou zijn om Holocaust overlevenden te korten op een uitkering: “Oorlogsgetroffenen zouden niet op die manier met een korting geconfronteerd moeten worden. Dat was mijn belangrijkste richtsnoer toen ik dit dossier op mijn bureau kreeg en dat is het nog.” (Van Nierop & Stokmans, 2016). Dit punt kwam bij zes van de elf respondenten naar boven zonder dat er naar werd gevraagd. Chaimae maakt in deze zaak vooral PvdA kamerlid Marcouch verwijten:

“Marcouch was er altijd heel snel om Marokkaanse jongeren die dan iets verkeerds deden tuig te noemen. En dan denk ik ja heb je ook andere woorden weet je wel… maar bijvoorbeeld met die uitkeringen naar Marokko, dat je er dan achter komt dat … Asscher het geld wel doorsluist naar Israël, naar de Joodse mensen daar. Dan denk ik ja hoe kom je erbij? [D]an zit je met Asscher in één partij, maar waarom kan je dàn niet zeggen dat je het verkeerd vindt wat hij doet? ”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De resultaten zijn echter wel theoretisch generaliseerbaar daar de resultaten van deze studie aansluiten bij de literatuurstudie: in beide studies werd gevonden dat

òçïÉä= îêçìïÉå= ~äë= ã~ååÉå= î~å= qìêâëÉ= Éå= j~êçââ~~åëÉ= ÜÉêâçãëí= ÇáÉ= ìáí= ÇÉ= ÉÅÜí==. ÖÉëÅÜÉáÇÉå= òáàå= çÑ= ~~å= ÜÉí= ëÅÜÉáÇÉå= òáàåK=

De onderzoekers stellen daarbij dat deze cijfers vertekend zijn aan- gezien “het voor vrouwen nog vaak ongehoord is om zelf initiatieven te nemen in de keuze en selectie van

Het percentage stemmers dat op DENK heeft gestemd bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 in Rotterdamse buurten en het percentage bewoners met een Turkse afkomst in die

Op basis van SONAR-data analyseerden we hoeveel de socio-economische status van het beroep (SES) verandert tijdens de eerste jaren op de arbeidsmarkt bij jongvolwassenen van

Oordeel nooit een flacon of doos naar zijn uiter- lijke verschijning - drink de pesticide, onkruidverdelger of het ratten- vergif in het vaste geloof dat het goed is voor uw

Laat mij Jezus, nooit vergeten zijn.. Laat mij Jezus, nooit

Terwijl ik voorstelde in eerste instantie vooral onderzoek te doen naar de uitvoerbaarheid van OPSTAP bij allochtone groeperingen in Nederland, wenste het Ministerie van WVC dat