• No results found

De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdperceptie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdperceptie"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De Invloed van

Perceptual Fluency

en Affect op Subjectieve Tijdperceptie

Product: Bachelorthese Sociale Psychologie Naam: Tirza Lammers

Studentnr.: 10535969

Universiteit: Universiteit van Amsterdam Begeleider: Dr. Mark Rotteveel

Datum: 27 mei 2017 Aantal woorden: 5110 Abstract: 150

(2)

2 Inhoudsopgave 1 Abstract 3 2 Inleiding 4 3 Methode 10 3.1 Deelnemers 10 3.2 Design 11 3.3 Materialen en apparatuur 11 3.4 Procedure 13 4 Resultaten 14 5 Discussie 23 6 Literatuurlijst 28 7. Appendices Appendix A: Woordenlijsten 32 Appendix B: Informatiebrochure 34 Appendix C: Exitinterview 37

(3)

3 Abstract

In het huidige onderzoek werd gekeken naar de invloed van fluency en affect op tijdperceptie, waarbij het interessant is om de combinatie van deze twee factoren te onderzoeken. Aan de hand van de misattributiehypothese (Witherspoon & Allan, 1985) en correspondentietheorie (Phaf & Rotteveel, 2005) werd verwacht dat fluency in combinatie met positief affect tot een relatieve overschatting van tijd zou leiden, en disfluency in combinatie met negatief affect tot een relatieve onderschatting van tijd zou leiden. De manipulatie van fluency en disfluency is geoperationaliseerd door makkelijk en moeilijk leesbare woorden te gebruiken als stimuli. Affect is geoperationaliseerd door deze woorden verschillende emotionele ladingen te geven (positief, negatief of neutraal) en deze werden in 5

verschillende tijdaanbiedingen getoond. Uit de resultaten is gebleken dat fluency met positief affect de langste tijdperceptie hadden en disfluency met negatief affect de relatief kortste tijdperceptie. Daardoor kunnen zowel de

(4)

4

De Invloed van Perceptual Fluency en Affect op Subjectieve Tijdperceptie Tijd is een abstract concept. Sinds de uitvinding van de pendule klok in 1657 wordt in de Westerse samenleving de tijd aangegeven in kwantificeerbare eenheden (Walker, 2009). Ondanks de kwantificeerbare eenheden zoals

“kwartier” of bijvoorbeeld “uur”, is de subjectieve waarneming van deze tijdseenheden een moeilijk vast te stellen concept. Soms duurt een uur op gevoelsbasis maar een half uur, en soms duurt een kwartier bijna een uur. Het onderzoek van Conti (2001) toonde aan dat wanneer mensen bezig zijn met activiteiten waarin ze intrinsiek zijn gemotiveerd, de tijd gevoelsmatig sneller gaat dan wanneer ze bezig zijn met activiteiten waar ze eigenlijk geen zin in hebben. Zoals Albert Einstein heeft gezegd “Time is an illusion” (Einstein, 1936).

Een mogelijke factor die van invloed kan zijn op tijdperceptie, is perceptual fluency. Fluency is het makkelijk of moeilijk subjectief waarnemen en verwerken van (visuele) informatie (Oppenheimer, 2008). Of iets makkelijk of moeilijk te verwerken is, zegt iets over de fluency, in het Nederlands “de vloeiendheid” van informatie verwerken. Het lezen van bijvoorbeeld een zeer complex woord verloopt minder vloeiend dan het lezen van een eenvoudig en al vaak gelezen woord (Witherspoon & Allan, 1985). Ook het herhaaldelijk zien van een zelfde stimulus heeft als gevolg een grotere fluency door het makkelijker kunnen verwerken van deze stimulus (Oppenheimer, 2008).

Echter zijn er zeer uiteenlopende resultaten gevonden of fluency leidt tot een overschatting of een onderschatting van tijd. Twee toonaangevende

(5)

5

Witherspoon en Allan ( 1985). In het onderzoek van Matthews wordt echter niet expliciet gesproken over fluency, maar over herhaling. Een aanname die gedaan wordt in het huidige onderzoek, is dat fluency en herhaling vergelijkbare

processen zijn met eenzelfde effect. Zowel fluency als herhaling zorgen namelijk voor een makkelijkere, vloeiendere verwerking (Oppenheimer, 2008). Daarom zal de herhaling in het onderzoek van Matthews geïnterpreteerd worden als fluency.

Matthews stelt dat herhaling tot een onderschatting van tijd leidt, en dit verklaart hij door middel van de neural coding efficiency hypothese (2011). De hypothese stelt dat alle informatie die door de hersenen verwerkt moet worden, gecodeerd wordt. Door het vaker verwerken van dezelfde informatie, oftewel het herhalen van stimuli, wordt het coderen van deze informatie steeds

gemakkelijker. Het steeds makkelijker coderen van de informatie heeft als gevolg dat er minder hersenactiviteit voor nodig is. Het gebruiken van minder

hersenactiviteit kan geïnterpreteerd worden als een subjectief kortere tijdsduur (Eagleman & Pariyadath, 2009). Matthews stelt namelijk dat wanneer er

herhaling plaatsvindt, waardoor er wellicht een meer vloeiende verwerking van de stimulus ontstaat, de tijdwaarneming korter wordt. In zijn onderzoek heeft hij aangetoond dat bij het herhalen van dezelfde afbeeldingen, de participanten een kortere subjectieve tijdwaarneming aangaven dan bij afbeeldingen die zij nog niet eerder hadden gezien. Bij blootstelling aan herhaalde stimuli is de

verwerking van deze stimuli makkelijker dan bij nieuwe stimuli, waardoor er minder neurale activiteit nodig is bij het verwerken van deze herhaalde stimuli met blijkbaar als gevolg een kortere tijdwaarneming. De subjectieve duur die aan een stimulus wordt toegekend, is gelijk aan of wordt beïnvloed door de

(6)

6

hoeveelheid hersenactiviteit die nodig is om die stimulus te verwerken, oftewel hoe minder activiteit hoe korter de subjectieve tijdperceptie (Matthews, 2011; Eagleman & Pariyadath, 2009). Dit is de neural coding efficiency hypothese.

Interessant is om in het verlengde van deze hypothese te kijken naar het effect van affect op subjectieve tijdperceptie. Aangetoond is namelijk dat er bij negatief affect aanzienlijk meer hersenactiviteit gemeten wordt dan bij positief affect (Carretié, Mercado, Tapia & Hinojosa, 2001; Huang & Luo, 2006). Dit wordt de negativity bias genoemd, dit is de natuurlijke tendens van mensen om meer aandacht te geven aan negativiteit, dit beter te onthouden en er

neurologisch sterker op te reageren (Rozin & Royzman, 2001). Met betrekking op de neural coding efficiency hypothese en de negativity bias, volgt hieruit dat negatief affect een langere subjectieve tijdperceptie zal hebben, aangezien negatief effect meer hersenactiviteit laat zien.

Dit hangt samen met de correspondentietheorie van Phaf en Rotteveel (2005). Zij onderzochten ook de effecten affect op tijdperceptie, maar koppelden hier ook fluency aan. De correspondentietheorie impliceert dat affect gekoppeld kan worden aan fluency en de daaruit volgende tijdperceptie. Negatief affect hangt volgens deze theorie samen met disfluency, en positief affect met fluency. In lijn met de neural coding efficiency hypothese kan er geconcludeerd worden dat negatief affect met disfluency een langere subjectieve tijdwaarneming zal hebben dan positief affect met fluency. Dit werd onderbouwd met de gevonden resultaten van Lui, Penney en Schirmer (2011). Volgens hun resultaten werd bij positieve stimuli een onderschatting van tijd gevonden en bij negatieve stimuli een overschatting van tijd. Oftewel, negatief affect werd als langer waargenomen.

(7)

7

Deze resultaten staan in lijn met de correspondentietheorie (Phaf en Rotteveel, 2005) en de neural coding efficiency hypothese (Matthews, 2011).

Echter is er door Witherspoon en Allan (1985) precies het tegenovergesteld effect gevonden. Zij vonden een langere subjectieve tijdwaarneming bij vloeiende verwerkingsprocessen. Zij verklaarden het gevonden effect aan de hand van de misattributiehypothese. De misattributiehypothese houdt in dat door herhaalde blootstelling aan een stimulus de verwerking van deze stimulus makkelijker gaat en hierdoor de tijdperceptie langer wordt (Jacoby, Kelly & Dywan, 1989). De participanten in het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985) lieten zien dat na het herhalen van de stimulus de tijdperceptie langer werd. De participanten in hun onderzoek kregen voordat de test begon 80 woorden te zien. Tijdens de test werden woorden uit die lijst aangeboden, maar ook nieuwe woorden die niet tussen de 80 al eerder aangeboden woorden zaten. De woorden die de

participanten al eerder hadden gezien, werden makkelijker verwerkt en

beoordeelden zij met een langere tijdsduur dan de woorden die nog niet eerder getoond waren.

Deze tegenstrijdige bevindingen van Matthews (2011) en Witherspoon en Allan (1985) zijn mogelijk te verklaren aan de hand van een aantal

noemenswaardige verschillen in operationalisatie. Ten eerste is door

Witherspoon en Allan gebruik gemaakt van een bisection taak. Deze houdt in dat participanten moeten aangeven of een stimulus langer of korter is aangeboden dan bijvoorbeeld twee seconden. Doordat de participanten 80 woorden moesten lezen voor het onderzoek begon, en pas later hiermee getest werden, bestaat de mogelijkheid dat geheugen of aandacht meespelende factoren zijn in het

(8)

8

gevonden resultaat. Sommige participanten hebben de woorden wellicht beter onthouden en er meer aandacht aan besteed dan andere participanten. In het onderzoek van Matthews werd er daarentegen direct na het aanbieden van de standaard stimulus een target stimulus aangeboden. Dit heet de standaard-target taak. Het verschil tussen de bisection taak en de standaard-standaard-target taak kan mogelijk hebben geleidt tot de verschillen in resultaten. Ten tweede is er een groot verschil in aanbiedingstijd van de stimulus. Matthews bood zijn target stimuli vrij lang aan, gedurende 306 tot 706 milliseconden. Witherspoon en Allan boden de target stimuli daarentegen relatief kort aan, namelijk 30 tot 50

milliseconden. Dit zou eveneens tot een verschil in resultaten kunnen leiden. Een overeenkomst van beide onderzoeken is daarentegen dat er gebruik is gemaakt van herhaling als manipulatie. In het onderzoek van Matthews (2011) wordt deze herhaling niet expliciet fluency genoemd, maar in het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985) wel. Phaf en Rotteveel (2005) gebruikten ook herhaling als manipulatie van fluency.

Fluency kan ook op een andere manier worden gemanipuleerd, in het onderzoek van Carr, Rotteveel en Winkielman (2016) is bijvoorbeeld de

complexiteit van de aangeboden stimuli gemanipuleerd. De operationalisatie van fluency en disfluency is in het huidige onderzoek op bijna dezelfde manier gedaan als door Carr, Rotteveel en Winkielman (2016). Zij gebruikten pseudowoorden van 5 tot 7 letters, die gezamenlijk op woorden leken, maar geen betekenis

hadden. Zij maakten die makkelijk leesbaar, namelijk in zwarte kleur, lettertype Arial (

voorbeeld

) en dikgedrukt, of moeilijk leesbaar, namelijk in licht

(9)

9

maken van de aangeboden woorden resulteert in een directe manipulatie van fluency. Makkelijk te lezen woorden hebben een relatief grote fluency, moeilijk te lezen woorden hebben een relatief grote disfluency. Gekeken wordt of er met deze operationalisatie eenzelfde resultaat gevonden zal worden als door Witherspoon en Allan (1985) hoewel zij herhaling als manipulatie gebruikten.

Aanvullend zal er ook gefocust worden op de invloed van affect op tijdperceptie, vanwege de correspondentietheorie en de gevonden verschillen tussen positief en negatief affect. Dit is geconceptualiseerd door het gebruik van emotioneel geladen woorden als stimuli, en de vraag of de participanten na het aangeboden woord moesten aangeven hoe emotioneel geladen zij het aangeboden woord vonden (door middel van een schaal van 1 tot 7). Dit werd gedaan ten behoeve van het bewust verwerken van de emotionaliteit van de woorden.

De tegenstrijdigheid van de twee theorieën, de neural coding efficiency hypothese waarbij een onderschatting van tijd is vastgesteld, en de

misattributiehypothese waarbij een overschatting van tijd is vastgesteld, is reden tot het huidige onderzoek. Onderzocht wordt welke theorie ondersteund kan worden en of perceptual fluency zal leiden tot een overschatting of een

onderschatting van tijdperceptie met daarbij de mogelijke invloed van affect. Verwacht wordt dat er een onderschatting van tijd gemeten zal worden bij de participanten, en de resultaten van Witherspoon en Allan (1985) ondersteund zullen worden. De onderzoeksvraag is daarom of disfluency en negatief affect samen tot een relatieve onderschatting van tijd zullen leiden.

In lijn met het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985) zijn een aantal verwachtingen opgesteld. Ten eerste wordt verwacht dat aangeboden stimuli die

(10)

10

in de fluency met positief categorie vallen, het meest worden overschat in

subjectieve tijdperceptie. Ten tweede wordt verwacht van stimuli met disfluency en negatief affect dat deze relatief de meeste onderschatting van tijd zullen bewerkstelligen bij de participanten. Ten slotte wordt bij zowel positief met disfluency, als negatief met fluency verwacht dat door de tegenstrijdige

processen, het effect zal worden opgeheven, waardoor er weinig zal veranderen aan de tijdwaarneming. Bij emotioneel neutrale woorden zal bij zowel disfluency als bij fluency een gematigd effect verwacht worden, een kleine onderschatting bij neutraal met disfluency, en een kleine overschatting bij neutraal met fluency. Ter verduidelijking is Figuur 1 toegevoegd.

Figuur 1. Een Overzicht van de Verwachtingen van Tijdwaarneming

Methode Deelnemers

Aan dit onderzoek hebben 56 participanten deelgenomen. Daarvan waren 35 vrouwen en 21 mannen. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 20,3 met een standaarddeviatie 3,01. Alle deelnemers waren studenten aan de UvA,

(11)

11

grotendeels psychologie studenten. Voor deelname kregen de participanten één participatiepunt. Een voorwaarde om te participeren was kunnen lezen en het begrijpen van de Nederlandse taal.

Design

Er is gekozen voor een 2 (fluency of disfluency) x 3 (negatief, positief of neutraal) x 5 (400.1 ms, 466.7 ms, 516.7 ms, 566.7 ms, of 633.4 ms)

within-subjects repeated-measures design, wegens de drie onafhankelijke variabelen. De afhankelijke variabele was de subjectieve tijdwaarneming van de participanten die gelijk aan, of langer of korter dan de standaard aangeboden stimulus (XXXX) was, die dichotoom is gemeten (0 is langer, 1 is korter).

Materialen en apparatuur

Voor het onderzoek is een woordenlijst gebruikt, die oorspronkelijk uit 288 woorden bestond. Echter is door het inkorten van de oefentrials van 18 trials naar 15 trials, omdat dit deelbaar is door de 5 aanbiedingstijden, ervoor gekozen om drie woorden te schrappen uit de lijst. Gekozen is voor het negatief geladen woord “beroerd”, het neutrale woord “fragment” en het positief geladen woord “schat”. Deze woorden hadden de laagste rating, oftewel sloten het minst aan . De overgebleven woorden vormen 270 trials met daarbij 15 oefentrials, en worden random aangeboden aan de participanten. Zie Bijlage 1 voor de gehele lijst van gebruikte woorden.

De 285 woorden zijn door middel van lettertype en kleur gemanipuleerd met fluency en disfluency. De fluency woorden zijn goed leesbaar door het

(12)

12

door lettertype, lettergrootte en kleur minder goed leesbaar (

voorbeeld

). Daarnaast zijn de woorden ook gemanipuleerd betreft valentie en in drie

categorieën te verdelen: negatief (voorbeelden zijn “bedrog”, “hopeloos”, “zinloos”), positief (voorbeelden zijn “charmant”, “glorie” en “lief”) en neutraal (voorbeelden zijn “fragment”, “marine” en “zuurstof”). Om de participanten de emotionele lading bewust te laten verwerken, werd in het onderzoek een differentiaalschaal aangeboden na een emotioneel woord, met waarden 1 tot 7. Hiermee konden de participanten aangeven hoe emotioneel zij het woord hadden ervaren.

Het onderzoek is door middel van een computertaak uitgevoerd, op een computerscherm met een refresh rate van 60Hz. Begonnen werd met een wit scherm, dat 1000.7 ms werd aangeboden. Daarna werd de standaard aangeboden stimulus (XXXX) aangeboden, voor gedurende 508.4 ms. Gevolgd door een wit scherm voor 316.9 ms. Vervolgens kwamen de makkelijk of moeilijk te lezen woorden in beeld, met aanbiedingstijden van 400.1 ms, 466.7 ms, 516.7 ms, 566.7 ms, of 633.4 ms. Na de woorden was er wederom een wit scherm te zien,

gedurende 500.3 ms. Daarna moesten de participanten aangeven met behulp van de letters S of K op het toetsenbord of het aangeboden woord langer of korter werd aangeboden dan de standaard stimulus XXXX. Zie Figuur 2 ter

verduidelijking. Na trial 90 en trial 180 hebben de participanten pauzes gekregen, gezien de intensiteit van de taak.

(13)

13

Figuur 2. Overzicht van de taak met de aanbiedingstijden van de verschillende schermen. Scherm 4 werd ook random voor gedurende 466.7 ms, 516.7 ms, 566.7 ms of 633.4 ms aangeboden.

Procedure

Participanten konden zich inschrijven voor het onderzoek via de lab.uva.nl site. Daarnaast was vrije inloop ook een mogelijkheid. Het onderzoek werd

uitgevoerd in gebouw L van het Roeterseiland complex van de Universiteit van Amsterdam. Voorafgaand aan het onderzoek moest elke participant een

informatiebrochure en een informed consent lezen en ondertekenen, zie Bijlage 2. De participanten namen plaats in de cubicles die ter beschikking waren gesteld door de UvA, deze cubicles waren onderdeel van lokaal L2.22. In elk van deze cubicles stond een computer, waaraan de participanten de taak uitvoerden. Er werd expliciet aan de participanten gevraagd gedurende het onderzoek gefocust te blijven en hun telefoon weg te doen. Op de computer werd eerst een instructie

(14)

14

aangeboden (zie Bijlage 3) en vervolgens begon de taak. De taak duurde

maximaal 45 minuten. De participanten moesten na afloop nog een exitinterview met de proefleider uitvoeren, zie Bijlage 4. Hierin werden vragen gesteld zoals “Heb je opgemerkt dat de aanbiedingstijd van de woorden verschillend was?”. Tot slot werden de participanten bedankt voor hun deelname en werd een

participatiepunt toegekend.

Resultaten

Alle 56 particanten zijn meegenomen in het onderzoek, geen enkele participant is uitgesloten. Ondanks dat er twee participanten aangaven

Nederlands niet als moedertaal te hebben, kwam uit de resultaten naar voren dat zij vergelijkbare resultaten lieten zien als de participanten die Nederlands wel als moedertaal hadden en daardoor is er voor gekozen deze participanten niet te excluderen van het onderzoek.

In het onderzoek is er gebruik gemaakt van een exit-interview, dit is gedaan om te controleren of de gecreëerde manipulaties daadwerkelijk door de participanten zijn waargenomen. Uit dit interview kwam naar voren dat de manipulatie van emotie door 51 van de 56 participanten is waargenomen, dit is 91.1%. Dat de aangeboden woorden in verschillende lettertypen werd

aangeboden, is door 80.4% van de participanten waargenomen, dat de woorden verschillende kleuren hadden door 73.2%. Ook is het 92.9% van de participanten niet ontgaan dat de woorden in verschillende aanbiedingstijden werden

(15)

15

De verschillende ratings voor affect geven aan dat de condities significant van elkaar verschilden en de manipulatie is gelukt. Gevraagd werd aan de participanten om de aangeboden woorden een cijfer van 1 tot 7 te geven, waarbij 1 het negatiefst en 7 het positiefst. De ratings voor negatief (M = 2.44 , SD = .08) waren het laagst, neutraal (M = 4.28, SD = .04 ) zat er tussen in en ten slotte was positief (M = 5.55, SD = .07) het hoogst.

De afhankelijke variabele, de tijdwaarneming van de participanten, is binair vertaald in het onderzoek. De waarde 1 staat voor het langer waarnemen van de stimulus dan de XXXXX, waarbij de waarde 0 staat voor het korter waarnemen van de stimulus dan de XXXXX.

Er is een repeated-measures ANOVA uitgevoerd, met drie

binnen-deelnemers variabelen, namelijk fluency (fluency en disfluency), aanbiedingstijd (400.1 ms, 466.7 ms, 516.7 ms, 566.7 ms, en 633.4 ms.) en affect (positief, negatief en neutraal). Voor fluency is aan de assumptie van sfericiteit voldaan.

Uit deze analyse is een significant hoofdeffect gevonden voor fluency, F(1, 55) = 10.513, p <.001, ηp2 = .160. Fluency (M=.474, SD=.016) heeft voor een langere subjectieve tijdwaarneming gezorgd bij de participanten dan bij disfluency (M=.414, SD=.017 ). Volgens de verwachting zou er voor makkelijk leesbare woorden, die fluency representeerden, een overschatting van tijd gevonden worden en voor moeilijk leesbare woorden, die disfluency

representeerden, een onderschatting van tijd. Te zien in Tabel 1, is aan deze verwachting voldaan, er is een relatieve onderschatting van tijd gevonden voor fluency en een relatieve overschatting van tijd voor disfluency.

(16)

16

Tabel 1. Gemiddelden met Standaarddeviaties van Tijdwaarneming Responsen bij Fluency en Disfluency.

Fluency Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Fluency .47 .02

Disfluency .41 .02

Voor affect is Mauchly’s W significant (Mauchly’s W (2) = .534, p < .005), en daardoor is de assumptie van sfericiteit geschonden. Zodoende is er gebruik

gemaakt van de Greenhouse-Geisser correctie, waaruit een significant hoofdeffect van affect naar voren kwam, F(1.365, 75.055) = 7.141, p <.001, ηp2 = .115. In Tabel 2 is af te lezen, net zoals de verwachting, dat negatieve woorden het kortst werden waargenomen, positieve woorden het langst en neutrale woorden daar tussen in. Volgens de verwachtingen zou er bij negatieve woorden een

onderschatting van tijd plaatsvinden, en bij positieve woorden een overschatting. Oftewel, dit is precies in lijn met de gevonden resultaten. De post-hoc test kwam naar voren dat positieve woorden (M = .48, SE = .27) significant verschilden van de negatieve woorden (M =.41, SE = .20), en dat positieve woorden een relatief langere tijdperceptie hadden en negatieve woorden een relatief kortere

tijdperceptie. Daarentegen is er geen significant verschil gevonden tussen positieve woorden en neutrale woorden (M = .44, SE = .02) en tussen negatieve woorden en neutrale woorden.

(17)

17

Tabel 2. Tijdwaarneming responsen en Standaarddeviaties van Affect.

Affect Gemiddelde (M) Standaarddeviaties (SD)

Negatief .42 .02

Neutraal .44 .02

Positief .48 .02

Voor de aanbiedingstijd is eveneens de assumptie van sfericiteit

geschonden, (Mauchly’s W (9) = .079, p <.005) en is daardoor gebruik gemaakt van de Greenhouse-Geisser correctie. Uit de analyse bleek dat er voor

aanbiedingstijd een hoofdeffect is gevonden, F(1.621, 89.162) = 148.105, p <.005, ηp2 = .729. “Aanbiedingstijd 1” werd als kortst waargenomen (M =.168, SD =.019) en “aanbiedingstijd 5” werd als langst waargenomen (M =.7, SD = .026), zoals ook terug te vinden is in Tabel 3, en ook aansluit bij de daadwerkelijke aanbiedingstijd waarbij 1 het kortst was en 5 het langst. Uit de post-hoc testen kwam ook naar voren dat alle niveaus van elkaar verschilden.

(18)

18

Tabel 3. Tijdwaarnemingen Gemiddelden en Standaarddeviaties bij de Verschillende Tijdaanbiedingen.

Tijd Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Tijd 1 (400.1 ms) .17 .02

Tijd 2 (466.7 ms) .31 .02

Tijd 3 (516.7 ms) .45 .02

Tijd 4 (566.7 ms) .59 .02

Tijd 5 (633.4 ms) .70 .03

Voor fluency en affect is er een interactie-effect gevonden, F(2, 110) = 3.111, p = .05, ηp2 = .054. In Tabel 4 is een overzicht van de gemiddelden en

standaarddeviaties van fluency en affect te lezen. Aanvullend is ook Tabel 5 toegevoegd, voor de gemiddelden en standaarddeviaties plus de verschillende aanbiedingstijden.

(19)

19

Tabel 4. Tijdwaarneming Scores Gemiddelden en Standaarddeviaties van Fluency en Affect.

Affect Fluency Gemiddelde (M) Standaarddeviatie

Negatief Disfluency .38 .02 Fluency .45 .02 Neutraal Disfluency .41 .02 Fluency .48 .02 Positief Disfluency .46 .02 Fluency .49 .02

Volgens de verwachtingen zou fluency in combinatie met een positief woord voor de grootste overschatting van tijd zorgen, en disfluency met een negatief woord voor grootste onderschatting van tijd. Deze verwachting kan ondersteund worden door de gevonden resultaten, fluency met positief affect werd door de

participanten als langst waargenomen (M =.492, SD =.021) en disfluency met negatief effect het kortst (M =.375, SD =.021). Dit werd tevens ondersteund door een uitgevoerde post-hoc test. Aanvullend werd er verwacht dat bij disfluency met neutraal affect een kleine onderschatting van tijd zou plaatsvinden, en bij fluency met neutraal affect een kleine overschatting. Bij zowel de combinatie van positief affect met disfluency, als bij negatief affect met fluency werd er weinig verandering van tijdwaarneming verwacht door de opheffing van de

(20)

20

combinaties met elkaar te vergelijken, deze zijn allemaal post hoc getest, door middel van een Bonferroni correctie. Uit de t-testen blijkt dat positief met

disfluency niet verschilde van negatief met fluency ( t(55) = .122, p = .903 ), zoals verwacht werd. Positief met disfluency verschilde significant van neutraal met disfluency (t(55) = 3.318, p =.002), zoals werd verwacht. Neutraal met disfluency verschilde significant van negatief met disfluency (t(55) = 2.705, p =.009), zoals verwacht werd. Negatief met fluency verschilde daarentegen niet significant van neutraal met fluency (t(55) = -1.235, p =.222), hoewel dit wel werd verwacht. Ten slotte is positief met fluency ook niet significant verschillend van neutraal met fluency (t(55) = -.927, p = .358), dit komt eveneens niet overeen met de

verwachtingen. Voor verduidelijking kan gekeken worden naar Figuur 1 uit de inleiding.

Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat in grote lijnen de verwachtingen ondersteund kunnen worden. Opmerkelijk is echter dat er geen significant verschil is gevonden tussen neutraal met fluency en positief met fluency. Volgens de verwachtingen zou hier een verschil tussen moeten zijn. Echter wordt de verwachting dat fluency een overschatting van tijdwaarneming en disfluency een onderschatting veroorzaken wel bevestigd.

Ook is het opmerkelijk dat, te zien in Tabel 4, het verschil tussen fluency en disfluency bij positief geladen woorden veel kleiner is dan het verschil tussen fluency en disfluency bij neutraal en negatief geladen woorden. Het verschil tussen fluency en disfluency is bij negatieve woorden 0.079, bij neutrale woorden 0.066 en bij positieve woorden maar 0.034. Het verschil tussen negatief en

(21)

21

blijkt bij negatief wel een significant verschil gevonden te zijn tussen fluency en disfluency, p =.001, evenals bij neutraal, p =.004. Echter is er voor positief

geladen woorden geen significant verschil gevonden tussen fluency en disfluency, p =.101.

(22)

22

Tabel 5. Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Proportie Langresponsen van Fluency, Affect en Aanbiedingstijd.

Fluency Affect Aanbiedingstijd * Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD) Fluency Positief 1 0.18 0.21 2 0.36 0.24 3 0.50 0.21 4 0.66 0.23 5 0.76 0.21 Neutraal 1 0.21 0.20 2 0.36 0.22 3 0.47 0.19 4 0.63 0.20 5 0.71 0.23 Negatief 1 0.16 0.20 2 0.32 0.25 3 0.46 0.21 4 0.60 0.25 5 0.74 0.22 Disfluency Positief 1 0.20 0.20 2 0.33 0.19 3 0.48 0.20 4 0.60 0.23 5 0.69 0.26 Neutraal 1 0.14 0.17 2 0.24 0.17 3 0.44 0.22 4 0.55 0.23 5 0.67 0.26 Negatief 1 0.12 0.16 2 0.27 0.21 3 0.36 0.23 4 0.49 0.25 5 0.63 0.28

(23)

23

* Aanbiedingstijd 1 = 400.1 ms, aanbiedingstijd 2 = 466.7 ms, aanbiedingstijd 3 = 516.7 ms, aanbiedingstijd 4 = 566.7 ms en aanbiedingstijd 5 = 633.4 ms.

Discussie

In dit onderzoek werd de invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdperceptie onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat perceptual fluency leidt tot een langere subjectieve tijdperceptie dan perceptual disfluency. Daarnaast is er ook een effect gevonden voor affect, de aanbiedingstijd van

negatief geladen stimuli werd onderschat, oftewel hadden een kortere subjectieve tijdperceptie. Positief geladen woorden hadden een overschatting in tijd, oftewel hadden een langere subjectieve tijdperceptie. Door middel van deze resultaten worden zowel de misattributiehypothese van Witherspoon en Allan (1985) ondersteund, als de correspondentie theorie (Phaf & Rotteveel, 2005). De misattributiehypothese stelde dat fluency voor een langere subjectieve tijdperceptie zou zorgen, zoals de resultaten bevestigen. De

correspondentietheorie voorspelt een zelfde effect van effect als fluency, waarbij positief affect een vergelijkbaar effect laat zien als fluency en negatief affect als disfluency. Dit blijkt ook uit de gevonden resultaten van het huidige onderzoek.

De gevonden resultaten spreken de neural coding efficiency hypothese van Matthews (2011) tegen, indien er wordt aangenomen dat Matthews

daadwerkelijk fluency onderzocht. De neural coding efficiency hypothese stelde namelijk dat de subjectieve tijdperceptie juist korter werd bij herhaalde stimuli. Echter is door Matthews een andere manipulatie van fluency gebruikt, in plaats van de door het huidige onderzoek gebruikte moeilijk of makkelijk te lezen

(24)

24

Mogelijke verklaringen voor de verschillen in resultaten zouden kunnen zijn dat Matthews nooit expliciet over fluency spreekt, waardoor er mogelijk een heel ander construct gemeten wordt dan fluency. In het huidige onderzoek is er sprake van een zeer directe manipulatie, waarbij de participanten tijdens de aangeboden stimuli een mate van fluency of disfluency ervaren, waar

daarentegen bij Matthews (2005), Witherspoon en Allan (1985) en Phaf en

Rotteveel (2005) door herhaling sprake is van een manipulatie. Het grote verschil tussen de twee operationaliseringen van fluency, namelijk een makkelijk of

moeilijk leesbare stimulus of een herhaling van een visuele stimulus heeft dus mogelijk een ander effect op subjectieve tijdperceptie.

Daarnaast heeft Matthews (2011) afbeeldingen gebruikt in plaats van woorden. Het visueel waarnemen van afbeeldingen en het lezen van woorden zorgen voor een ander effect (Ellis & Tucker, 2000). De uitspraak “een foto zegt meer dan duizend woorden” wordt ondersteund in het gelijknamige artikel van Adamo en Ferber (2009), waarin het verschil werd aangetoond tussen het

aanbieden van woorden van gereedschap, en het aanbieden van afbeeldingen van gereedschap. Zij ondervonden dat het zien van gereedschap, en het lezen van gereedschaps-woorden, een significant verschil in hersenactiviteit teweeg brachten. Bij afbeeldingen van gereedschap werd er meer hersenactiviteit gemeten. Hierdoor kan de vraag gesteld worden of Matthews (2011) wel

daadwerkelijk met zijn onderzoek een manipulatie van fluency uitvoert. Door de gebruikte afbeeldingen zijn er misschien andere visuele factoren die invloed hebben gehad op de hersenactiviteit en zodoende op de vertekende tijdperceptie, en kan er terecht alleen gesproken worden over herhaling, en niet over fluency.

(25)

25

Het huidige onderzoek heeft het makkelijk of moeilijk leesbaar maken van woorden als manipulatie gehanteerd, en durft met zekerheid vast te stellen dat er een manipulatie van fluency is gebruikt, net zoals in het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985). Zij maken echter niet duidelijk welk mechanisme verantwoordelijk is voor het gevonden effect van de overschatting van tijd. Een mogelijke verklaring is de aandachthypothese (Lui, Penney & Schirmer, 2011; Zakay, 1992). In het onderzoek van Zakay werd aan kinderen gevraagd om hun aandacht te richten op de tijdsduur, met als gevolg dat zij een langere subjectieve tijdperceptie ervaarden. Wanneer er door de kinderen de aandacht ergens anders op gericht werd, bleek de tijdperceptie van kortere duur te zijn. Geconcludeerd kan hieruit worden dat wanneer de aandacht gericht wordt op het verlopen van de tijd, de tijd langzamer gaat. Door het makkelijk en snel kunnen verwerken van de aangeboden stimuli in de fluency categorie, blijft er tijd over waarin er aandacht besteed kan worden aan de duur van de tijd. Doordat er gefocust wordt op de tijdsduur, ontstaat er een langere subjectieve tijdperceptie, onderbouwd door de aandachthypothese (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004). Dit ontbreekt in de misattributie theorie van Witherspoon en Allan (1985), met toevoeging van aandacht zou de theorie een verklarende theorie kunnen zijn voor het gevonden effect.

Voor de correspondentie theorie (Phaf & Rotteveel, 2005) is ook

ondersteuning gevonden in het huidige onderzoek. Gevonden is dat positief affect een overschatting heeft van tijd en negatief affect een onderschatting, waarbij deze gekoppeld kunnen worden aan fluency en disfluency (Phaf & Rotteveel, 2005). Uit de resultaten blijkt dat negatief met disfluency de langste

(26)

26

tijdperceptie bewerkstelligde en positief met fluency de kortste (zie Figuur 1). Een onverwacht resultaat was daarentegen dat het verschil tussen fluency en disfluency binnen positief affect zeer klein was (zie Tabel 4). De verschillen tussen fluency en disfluency waren bij negatief affect het grootst, en bij neutraal affect was er ook een significant verschil tussen beiden. Dat er zo een klein, niet significant verschil tussen fluency en disfluency bij positief affect is, is

opmerkelijk en onverwacht. Dat het verschil bij negatief affect het grootst was, zou mogelijk aan de hand van de negativity bias (Rozin & Royzman, 2001) verklaard kunnen worden. De negatieve conditie vroeg meer aandacht dan de neutrale en positieve condities, waardoor de manipulatie van fluency en disfluency ook beter werd waargenomen, ofwel mogelijk bewust als mogelijk onbewust, en een groter effect ten gevolge had.

Ook is er geen significant verschil gevonden tussen neutraal affect met fluency en positief affect met fluency. Dit werd wel verwacht. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de fluency conditie misschien niet fluent genoeg gemaakt is, waardoor er een te zwakke manipulatie heeft plaats gevonden. Als gevolg zou er gesteld kunnen worden dat de fluency conditie als het ware meer lijkt op een niet-manipulatie, waardoor er eigenlijk alleen gefocust kan worden op de resultaten uit de disfluency conditie, omdat het verschil tussen neutraal en positief met fluency te klein was. Naast dat de fluency eventueel niet sterk genoeg is gemanipuleerd, zijn ook positief en neutraal affect niet sterk genoeg gemanipuleerd. Het verschil tussen neutraal en positief affect is terug te vinden in de ratings. Aan de ratings te zien, was het gemiddelde dat de participanten gaven aan positieve stimuli een 5.5, op een schaal van 1 tot 7, ten opzichte van

(27)

27

een 4.28 voor neutrale stimuli en een 2.44 voor negatieve stimuli. Een mogelijke oplossing voor vervolgonderzoek is de woorden van de fluency conditie nog meer fluent maken door deze woorden misschien korter te maken. Zo heeft het woord “bad” waarschijnlijk een sneller en vloeiender verwerkingsproces dan het woord “bekwaam”, een woord uit het huidige onderzoek.

De resultaten van het huidige onderzoek hebben laten zien dat het gevonden effect bijna in zijn geheel overeen komt met de vooropgestelde verwachtingen. Daarnaast hebben de gevonden resultaten bijgedragen in het onderbouwen van bestaande theorieën over tijdperceptie en de invloed die fluency en affect hierop kunnen hebben. Dit onderzoek sluit namelijk aan bij eerder gevonden resultaten van de misattributiehypothese (Witherspoon & Allan, 1985) en voegt hierbij toe dat deze mogelijk verklaard wordt door de

aandachthypothese (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004). Op basis van de resultaten kan gesteld worden dat disfluency met een negatief affect voor een relatief langere subjectieve tijdwaarneming zorgt dan fluency met positief affect. Dit ontkracht, voor zover mogelijk, de hypothese van Matthews (2011), echter zal er in toekomstig onderzoek gefocust moeten worden op de vraag of Matthews daadwerkelijk fluency in zijn onderzoek manipuleerde. Ook is er nog toekomstig onderzoek nodig om een grotere consensus te bereiken over de invloed van

fluency op een langere of kortere tijdperceptie, gezien de tegenstrijdige resultaten van Matthews (2011) en Witherspoon en Allan (1985).

(28)

28

Literatuurlijst

Adamo, M., & Ferber, S. (2009). A picture says more than a thousand words: Behavioural and ERP evidence for attentional enhancements due to action affordances. Neuropsychologia, 47(6), 1600-1608.

Billman, G. E. (1990). Mechanisms responsible for the cardiotoxic effects of cocaine. The FASEB Journal, 4(8), 2469-2475.

Carr, E. W., Rotteveel, M., & Winkielman, P. (2016). Easy moves: Perceptual fluency facilitates approach-related action. Emotion, 16(4), 540.

Carretié, L., Mercado, F., Tapia, M., & Hinojosa, J. A. (2001). Emotion, attention, and the ‘negativity bias’, studied through event-related

potentials. International journal of psychophysiology, 41(1), 75-85. Conti, R. (2001). Time flies: Investigating the connection between intrinsic

motivation and the experience of time. Journal of personality, 69(1), 1-26. Droit-Volet, S., Brunot, S., & Niedenthal, P. (2004). BRIEF REPORT Perceptio

n of the duration of emotional events. Cognition and Emotion, 18(6), 849-858.

Droit-Volet, S., & Gil, S. (2009). The time–emotion paradox. Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 364(1525), 1943-1953.

Droit-Volet, S., & Meck, W. H. (2007). How emotions colour our perception of time. Trends in cognitive sciences, 11(12), 504-513.

(29)

29

Einstein, A. (1936). Physics and reality. Journal of the Franklin Institute, 221(3), 349-382.

Ellis, R., & Tucker, M. (2000). Micro‐affordance: The potentiation of components of action by seen objects. British journal of psychology, 91(4), 451-471. Gil, S., Niedenthal, P. M., & Droit-Volet, S. (2007). Anger and time perception in

children. Emotion, 7(1), 219.

Huang, Y. X., & Luo, Y. J. (2006). Temporal course of emotional negativity bias: an ERP study. Neuroscience letters, 398(1), 91-96.

Lui, M. A., Penney, T. B., & Schirmer, A. (2011). Emotion effects on timing: attention versus pacemaker accounts. PloS one, 6(7), e21829.

Macar, F., Grondin, S., & Casini, L. (1994). Controlled attention sharing influences time estimation. Memory & cognition, 22(6), 673-686. Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: The

effects of prior exposure on temporal discrimination, judgment, and production. PLoS one, 6(5), e19815.

Meck, W.H. (1983) Selective adjustment of the speed of the clock and memory processes. J. Exp. Psychol. Anim. Behav. Process. 9, 171–201

Noguchi, Y., & Kakigi, R. (2006). Time representations can be made from nontemporal information in the brain: an MEG study. Cerebral Cortex, 16(12), 1797-1808.

(30)

30

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bias. Emotion, 5(3), 309.

Rozin, P., & Royzman, E. B. (2001). Negativity bias, negativity dominance, and contagion. Personality and social psychology review, 5(4), 296-320.

Smith, S. D., McIver, T. A., Di Nella, M. S., & Crease, M. L. (2011). The effects of valence and arousal on the emotional modulation of time perception: evidence for multiple stages of processing. Emotion, 11(6), 1305. Oppenheimer, D. M. (2008). The secret life of fluency. Trends in cognitive

sciences, 12(6), 237-241.

Walker, J. (2009). Time as the fourth dimension in the globalization of higher education. The Journal of Higher Education, 80(5), 483-509.

Wearden, J. H., & McShane, B. (1988). Interval production as an analogue of the peak procedure: Evidence for similarity of human and animal timing processes. The Quarterly Journal of Experimental Psychology, 40(4), 363-375.

Wiens, S., Mezzacappa, E. S., & Katkin, E. S. (2000). Heartbeat detection and the experience of emotions. Cognition & Emotion, 14(3), 417-427.

Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgments in a perceptual identification task. Memory & Cognition, 13(2), 101-111.

(31)

31

Zakay, D. (1992). The role of attention in children's time perception. Journal of experimental child psychology, 54(3), 355-371.

Zakay, D., & Block, R. A. (2004). Prospective and retrospective duration judgments: an executive-control perspective. Acta neurobiologiae experimentalis, 64(3), 319-328.

(32)

32

Appendices Appendix A

Woordenlijsten

Positief Negatief Neutraal

aaien afgang aanbod

aardig agressie aard

applaus akelig arbeid

baat bang aspect

begaafd bedrog beetje

bekwaam berucht bellen

beleefd bitter bizar

beloning blind blinken

beroemd bloed brij

best boos broek

bloei crisis buitenaf

braaf dief cabine

briljant dilemma casino

cadeau dode cent

charmant donderen cijfer

correct donker code

creatief doof comité

dapper drama conditie

deugd dreigend context

elegant driftig delven

engel duister dialoog

feest duivel drankje

fraai dwang drietal

fris falen dronk

gaaf fataal duizend

geliefd fout economie

geluk geslagen evolutie

gerust gevangen feit

geschenk giftig fles

geschikt grauw fractie

gewonnen haat fungeren

gezond herrie gamma

glorie hongerig gewicht

goed hopeloos gloeien

grappig idioot inwendig

gratie jammeren jeep

gratis janken jonker

guitig kaal kalk

gunnen kanker kauwen

handig kapot klappen

held klagen klok

hemels klap kudde

hoera koud lade

hoop kwaal laken

(33)

33

ideaal kwellen lijn

ijverig kwetsen linnen

jolig lawaai lopend

jong lelijk marine

juweel leugen media

kameraad monster meeuw

kermis moord mens

keurig nijdig meten

klasse nood mythe

knap onrust natie

knus ontslaan ontlenen

lach pech oosters

leuk piekeren oppakken

lief pistool opzoeken

luxe plaag orkest

makker plagen persen

moedig puin piano

opgewekt raar pijl

oprecht ramp piloot

paradijs rotzooi premier

perfect ruzie prompt

plus saai reeks

populair schade rivier

pret schande ronde

prima schelden rugzak

royaal schim ruiken

schoon schoft schema

slim slaaf smaak

speels sleur smidse

strelen smerig sparen

succes star stijl

teder stikken stof

triomf stomp straks

troost stress sultan

trots tragisch tante

trouw triest tempo

verzorgd verdomme tent

verzot verraad thee

voldaan verrot tijdig

volmaakt vijandig tijdperk

vredig vuil toezien

vreugde wanhoop totaal

vriend weduwe verblijf

waardig woest vloeien

welkom wraak werkend

wijsheid zeuren wetboek

winst ziekte wetgever

zalig zielig zender

zoen zinloos zoek

(34)

34 Appendix B

Informatie brochure

Informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’

U gaat deelnemen aan het onderzoek ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door. Doel van het onderzoek

In dit experiment wordt onderzocht hoe goed u kunt discrimineren tussen verschillende tijdsaanbiedingen. Het gaat hierbij om de snelheid en juistheid waarmee dit wordt gedaan.

Instructie

Tijdens het experiment zit u voor een computerscherm waarop woorden zullen worden aangeboden. U heeft per trial twee taken. Allereerst gaat u de tijdsduur beoordelen. Dit doet u door aan te geven of het woord dat u leest langer (druk op L) of korter (druk op A) wordt aangeboden dan een standaard stimulus

(XXXXX) die kort daarvoor wordt aangeboden. Daarnaast vragen wij u om aan te geven hoe positief of negatief het woord voor u voelt. De woorden die zullen

worden aangeboden kunnen een emotionele betekenis hebben en zullen

daarnaast in verschillende verschijningsvormen worden aangeboden. U krijgt eerst een aantal oefentrials, om vertrouwd te raken met de experimentele

procedure en de verschillende woorden en verschillende verschijningsvormen van deze woorden.

(35)

35 Metingen

Tijdens het experiment zal uw beoordeling van aanbiedingstijd gemeten worden. Daarnaast meten we hoe de aangeboden woorden voelen.

Vrijwilligheid

Uw deelname is geheel vrijwillig, het zal op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben als u nu of tijdens het onderzoek afziet van deelname aan dit onderzoek. U kunt ook tot 24 uur na het onderzoek nog uw toestemming voor het gebruiken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken; U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. In dat geval zullen uw

gegevens uit onze bestanden worden verwijderd en vernietigd. Veiligheid en verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere

aansprakelijkheidsverzekering van de UvA. Page Break

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden

gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens en blijft de anonimiteit gewaarborgd. De gegevens kunnen eventueel ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers, maar dan wel in volstrekt anonieme vorm.

(36)

36 Vergoeding

De deelnemer krijgt een vergoeding van één proefpersoonpunt per uur voor deelname aan het onderzoek.

Nadere inlichtingen

Voor eventuele extra informatie over het onderzoek, kunt u zich wenden tot Debby den Houdijker (debbydenhoudijker@live.nl; 0629150553), voor eventuele klachten over dit onderzoek, kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

(37)

37 Appendix C

Exit interview bij:“ Tijdwaarneming is een kunst “Proefpersoonnummer:      Persoonlijke vragen:    1. Wat is je geslacht?  Man/Vrouw  2. Wat is je leeftijd?  --- 3. Wat is je woonplaats?  ---

4. Studeer je? Zo ja, wat studeer je?  Ja/Nee,  --- 5. Wat is je moedertaal? ---

6. Heb je alle woorden kunnen lezen?  a. Ja 

b. Nee, ik ben mijn bril of contactlenzen vergeten mee te nemen  c. Nee, ik heb een dyslexieverklaring  

d. Nee, ik heb niet alle woorden kunnen lezen vanwege andere redenen, namelijk:  

---

Exit-interview vragen:

(38)

38 (Omcirkel wat het meest van toepassing is)

Moeilijk Makkelijk 1 2 3 4 5 6 7 Vervelend Leuk 1 2 3 4 5 6 7 ZOZ Uitdagend Saai 1 2 3 4 5 6 7

Langdradig Snel gaan

1 2 3 4 5 6 7

8. Hoe lang denk je dat dit onderzoek heeft geduurd? --- Minuten  

9. Heb je tijdens het gehele onderzoek je aandacht bij de taak kunnen

houden? Zo niet, vanaf welk moment kon jij je aandacht niet meer bij de taak houden?  ---

10. Wat is je opgevallen aan de woorden die werden aangeboden?

---

11. Heb je woorden gezien die emotioneel geladen waren? Zo ja, welke woorden?  ---  

(39)

39

12. Heb je opgemerkt dat de woorden in verschillend lettertype werden aangeboden?  ---  

13. Heb je opgemerkt dat de woorden in verschillende kleuren werden aangeboden?  ---  

14. Heb je opgemerkt dat de aanbiedingstijd van de woorden verschillend was?  ---  

15. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de aanbiedingstijd van de woorden en het lettertype en kleur waarin het wordt aangeboden? Zo ja, leg uit welke.  ---  

16. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de aanbiedingstijd van de woorden en de emotionele lading van de woorden? Zo ja, leg uit welke. 

---

17. Denk je dat er een relatie bestaat tussen de emotionele lading van een woord en het lettertype en kleur waarin het wordt aangeboden? Zo ja, leg uit

(40)

40 welke.  ---

18. Heb je nog aanvullende vragen of opmerkingen die niet aan bod zijn gekomen?  ---  

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

VTCPUHGEVCPVU CPF VTCPUIGPGU TGURGEVKXGN[ +V JCU PQV DGGP GZENWFGF VJCV %& OKIJVCUUQEKCVGYKVJQVJGTRTQVGKPUKPCOCPPGTYJKEJUJKGNFUVJGRQUKVKXGEJCTIG UKOKNCT VQ VJCV FGUETKDGF HQT

[r]

[r]

[r]

RSTTUVWXVYZVX[W\W]^VT_XV`ZVaZ]VbWZ]V\ZY]Vc[VYW]VUTb]cc\dVeZbV`ZVbWZ]

Author: Runtuwene, Vincent Jimmy Title: Functional characterization of protein-tyrosine phosphatases in zebrafish development using image analysis Date: 2012-09-12...

van de Title: The role of quiescent and cycling stem cells in the development of skin cancer Issue

Therefore, galaxies with compact dust emission would be a key population for understanding the morphological and star formation evolution from star-forming disks to quiescent