• No results found

Enkele fysiologische aspecten in verband met de groei van de plant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Enkele fysiologische aspecten in verband met de groei van de plant"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

- kiMQiCjic nncc

0 E C Ï Ï L T U U E T E C Ï Ï N I E K m WATERHUISHOUDING

, NN31545.0065

ota no# 65 ddt l 6 maart 1 9 6 l

Enkele fysiologische aspecten in verband met de groei van de plant

BIBLIOTHEEK DE HAÂFF

Droevendaalsesteeg 3a dr. J.F. Bierhuizen Postbus 241

6700 A E Wageningen

Het is bekend, dat vele milieufaktoren de groei beïnvloeden. Onder-groei kan men verstaan, celdeling, celstrekking, droge stof toename, vers gewicht toename etc. De invloed van een bepaalde milieufaktor kan voor het ene groeiproces groter zijn dan voor het andere. Zo beinvloedt de temperatuur de celdeling en- -strekking in hoge mate doch niet de droge stof produktie. De laatste kan echter indirect via een vergroting van het bladoppervlak beïnvloed worden.

Achtereenvolgens zal de invloed van milieufaktoren op de fotosynthese snelheid bij eencellige algen en bij hogere planten en op de groei bespro-ken worden.

De fotosynthese bij eencellige algen

Er is veel onderzoek uitgevoerd met eencellige algen, doordat het proefmateriaal snel is op te kweken (2 à 3 dagen) en een grote mate van reproduceerbaarheid vertoont.

De fotosynthese wordt dikwijls vereenvoudigd als volgt weergegeven: i C02 + H20 £=V CH20 + 02 Î - 112 k cal.

De reactie is omkeerbaar en wordt dan ademhaling genoemd. Primair bij de fotosynthese is van belang a licht, b substraat C0? en (H_0) en c

tem-peratuur.

a. Het proces is sterk endogeen en de benodigde energie hiervoor wordt verkregen, doordat het chlorofyll licht absorbeert en deze energie kan overdragen waardoor C02 wordt gereduceerd. In figuur 1 is het

absorptie spectrum van het chlorofyll voor verschillende bladdikten weergegeven. De absorptie is in het blauw en het rood het grootst. Bij dikke bladeren en ook bij verschillende bladeren onder elkaar zal echter ook het groen volledig geabsorbeerd worden. Het is duidelijk, dat van het zonnespectrum (fig.2) slechts 40$ werkzaam is voor de fotosynthese. Het infrarood (60fo) wordt voor een groot deel door cel-wanden en protoplasma on vooral door het water geabsorbeerd. Deze

; LANDBOUWCATALOGUS

65/0361/30 N ( f

/ C

- 7 ( 9

^PWTBAL F I A N D B O U W C A T A L O G U S ' /

(2)

2

-energie wordt in warmte of verdamping omgezet. Een belangrijk praktische consequentie zou kunnen zijn, dat men door blauw glas

of blauw gekleurde vloeistoffen op kassen (fig.3) het infrarood en daardoor de verdamping sterk zou kunnen verminderen doch niet de zichtbare voor de fotosynthese actieve lichtenergie.

Het spectrum van een uitstralend lichaam wordt in belangrijke mate bepaald door de oppervlakte temperatuur. Volgens de wet van Wien

Y = 'm 5^ (absolute temperatuur) verschuift het maximum naar

kleinere golflengten bij een hogere oppervlakte temperatuur(fig.4) Terwijl de totaal uitgestraalde energie sterk toeneemt namelijk volgens de v/et van Stefan-Boltzmann met E = cxT . Verder is de

lichtintensiteit evenredig met de sterkte van de lichtbron en omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot de licht-bron.

Hieronder volgen enkele gegevens over veel gebruikte eenheden: 1 lumen is de lichtstroom, die per seconde wordt uitgezonden door

1 kaars in oen eenheidskegel met een straal van 1 m.

2 1 lux is de verlichtingssterkte op een oppervlak, waarop per m

een lichtstroom van 1 lumen valt.Dus:

1 lux = 1 lumen m" 1 foot candle ( fc) = 1 0 , 8 lux 1 Watt = 650 lumen 1 joule = 0,24 cal.

biJÀ555 »/* 1 W = 1 joule sec

7 - 1 7

1 W = 10 erg sec 1 joule = 10 erg —1 —2

1 lux = 4>0 erg sec" cm" (zonlicht)

= 4>2 idem (gloeilampen) = 3 , 5 idem (kwiklamp)

= 2-14 idem (TL-buizen)

zie Gaastra p.24

Uit de hoeveelheid geabsorbeerd licht en de snelheid van de foto-synthese kan het rendement van de energie omzetting berekend wor-den.

In de literatuur wordt veel met lichtquanten (ong.40 kcal) gewerkt. Er zijn hypothesen, dat 4 lichtquanten voldoende zijn voor

reduc-112 tie van 1 mol CO2, dus met een rendement van TTZ X 100 = 70$, met

112 lou .._ 6 lichtquanten ^ T Q X 100 = 47$ en. met 8 lichtquanten -Tp-pr x 100 =

= 35$ onder optimale omstandigheden. Een rendement van 20 - 35$ wordt door de meeste onderzoekers waargenomen, zodat een hypothese met 8 lichtquanten het meest waarschijnlijk is.

(3)

-3-b. Ui"t de fotosynthese formule blijkt dat C Ö? en HpO als substraat nodig

zijn. In sommige gevallen bij Crassulacaea v/orden organische zuren inplaats van COp gereduceerd. Het mechanisme is in werkelijkheid veel complexer dan hier wordt weergegeven. Doordat de proeven met algen altijd in oplossingen zijn uitgevoerd is het effect van water niet rechtstreeks bestudeerd. Uit proeven met zwaar water en met osmotische oplossingen is wel gebleken dat water over het algemeen geen limite-rende faktor bij de fotosynthese is. Hot koolzuur daarentegen is van veel groter belangj voor 1 mol COp = 22,4 l"tr, bij een C0„ gehalte

van 0,03$ in lucht wordt 75 m lucht volledig gebruikt, terwijl

hier-voor 1 mol HpO = l6 cc water hier-voor nodig is.

Indien het gereduceerde produkt niet snel genoeg afgevoerd kan worden, kan hierdoor ook de fotosynthese verminderen. Gebroks verschijnselen van stikstof, kalium, water etc. vertonen dikwijls een hoog zetmeel— gehalte (blauwkleuring met jood-jood kalium). In sommige gevallen is de afvoer van suikers gestagneerd.

c. Chemische processen v/elke met behulp van enzijmen verlopen zijn sterk afhankelijk van de temperatuur. Volgens de wet van Van 't Hoff ver-loopt zo'n proces bij een verhoging van 10 C ongeveer 2 à 3 maal zo

snel. De diffusie is daarentegen veel minder temperatuur afhankelijk / T? \ 2

en verandert volgens k? = k {irr-) » T absolute temperatuur en k

dif-fusie coëfficiënt, zodat bij een verhoging van 10 C zulk een proces ongeveer 1,10 maal zo snel verloopt.

Uit hot voorgaande blijkt dat primair licht, temperatuur en koolzuur bij de fotosynthese van belang zijn. Door Blackman en later door vele an-dere onderzoekers is de theorie van de limiterende faktoren bij de foto-synthese getest. Indien een bepaalde faktor in het minimum is, zal alleen een verhoging van die faktor een grotere fotosynthese snolheid voroorzaken tot een maximum waarbij een andere faktor in het minimum is gekomen. De

overgang van minimum naar verzadiging is bij algen veel scherper te onder-scheiden dan bij hogere planten. In figjrur 5 en 6 is de invloed van COp,

licht en temperatuur op do fotosynthese in verband met de "limiting factors" weergegeven.

Indien de temperatuur do fotosynthese limiteert wordt een Qi n

(tempe-ratuursverhoging van 10 C) van 2 à 3 waargenomen (fig.5).

Onderzoek met intermitterend licht heeft het inzicht over de aard van

(4)

-4-het chemische, ook v/el donkerproces genoemd, vergroot* Ook met remstoffen welke specifiek het chemische proces (HCN) of ook de overdracht van

licht-energie(urothaan)beïnvloeden is veel onderzoek verricht (fig.7).

In het kort zullen nog enkele fysische en chemische meettechnieken toegelicht worden.

De COp opname en 0„ afgifte kan manometrisch zogenaamde "Warburg me-thode" gemeten worden. Door algen in een carbonaat-bicarbonaat buffer te suspenderen hetgeen een constante CCU spanning veroorzaakt, is de CU af-gifte te meten. Andere mogelijkheden zijn hierbij KDH in een zijvaattfe

(bij ademhalingsmetingen), gebruik van verschil in oplosbaarheid COp en Op etc. Deze techniek is bijzonder nauwkeurig, terwijl in twaalf-voud gewerkt kan worden. Zij is niet voor hogere planten bruikbaar (fig.9).

Het warmtegeleidings-vermogen van gassen is verschillend. Bij een diaferometer is een platina draad in glas ingesmolten. Deze draad wordt door een stroom verhit. Bij gassen met een hoog warmtegpleidings-vermogen zal de draad meer warmte afstaan, dit gaat gepaard met een weerstands of spanningsverandering en wordt meestal via een wheatstone brug gemeten, de concentratie is hieraan evenredig (fig. 10).

Doorleiden van COp in loog geeft verandering van het geleidingsvermo-gen. Deze meting kan momenteel ook voor continu gebruik en registratie gebruikt worden, door regelmatige verversing van loog. De meting is alleen mogelijk bij lage COp concentraties, beneden 0,1$ COp.

Met behulp van isotopen en de toepassing van papierchromatografie zijn enorme successen bereikt wat betreft de synthese van suikers, eiwit-ten etc.

Koolzuur en ook andere gassen absorberen specifieke golflengten in het infrarood. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een differentie methode, waardoor de gevoeligheid zeer groot is en op elk traject gemeten kan wor-den (fig.10a).

Bij de zuurstofmeting kan men gebruik maken van de eigenschap dat dit gas paramagnetisch is. Het paramagnetisme daalt bij èea stijgende temperatuur (fig.11).

De fotosyntehese snelheid en de transpiratie bij hogere planten

Uit proeven met algen is gebleken, dat licht, koolzuur en temperatuur primair de fotosynthese snelheid bepalen. In de praktijk is het COp gehalte

(5)

5

-0,03$ en wisselen straling en temperatuur gedurende de dag en over het

ge-hele jaar. Uit proeven van Böhning en Burnside en die van Gaastra blijkt

dat licht de limiterende faktor is en bij lichtverzadiging het C0

2

de

li-miterende faktor wordt (fig.12 en 13). De diffusie van koolzuur is

hier-bij van groot belang terwijl ook de huidmondjes door openen on sluiten de

diffusieweerstand sterk kunnen variëren. In analogie reageert hierop ook

de transpiratie. Door Bange, Penman en Schofield, Milthorpe en Gaastra

zijn over deze diffusie-weerstanden berekeningen uitgevoerd»

Voor de diffusie geldt de wet van Fick T- = k *• ~ 1 ' welke analoog

is aan de stromingswot van Darcy en van Ohm. In navolging van de laatste

wordt

rr

door een totale diffusie weerstand B vervangen. Deze B kan men nu

splitsen in E , E en B. :

a s ï

evaporatie . transpiratie assimilatie .

C

(H

2

0)

C

(H20) _

c

(C0

o

)

J

-B

a

>

°i;

C

l

' • C

"• c

*

c

*•• c

B

/t = k g a (i)

; m

/t = kg-jl' (II) m/t = k

"

+ B

*

R

(III)

a a s a s i

Hierin is.

m/t de snelheid van watordampafgifte (i en II) of C0

2

opname (ill)

c in I en II de maximum dampspanning bij de temperatuur van het verdampend

oppervlak

c. in I en II de dampspanning van de omringende lucht

c-c. het dampspanningsdeficit

c in III wordt meestal op 0,03$ g0„ gebaseerd

o in III " " "

Qffo

C 0

2

"

E , E en E. z i j n diffusieweerstanden

a

7

s ï ° • g

k d i f f u s i e c o ë f f i c i ë n t welke voor waterdamp op 0,24 en voor CO. op 0,14 eni /

/ s e c i s g e s t e l d .

(6)

-6-De evaporatie van een nat oppervlak bij een constante (c-c ) hangt alleen af van E ; de transpiratie van E en B , waarvan de laatste

afhan-a a s

keiijk.is van de.grootte van de opening van de stomata; de assimilatie van E , E en E..

a ' s ï

E hangt van de windsnelheid af en kan bij alleenstaande planten reeds a

bij een geringe windsnelheid zeer snel dalen. Bij een gesloten vegetatie zal deze daling minder snel zijn.

E wordt door 2 faktoren beïnvloed; bij een toename van de straling gaan de huidmondjes open tot een maximale opening wordt bereikt bij circa 0,1

—2 —1

â 0,2 cal cm~ min ~ (literatuur en eigen onderzoek). Onafhankelijk hier-van beïnvloedt het vochtgehalte hier-van de plant de huidmondjesopening; zeer hoog vochtgehalte - huidmondjes dicht;.iets lager - maximale opening! ver-dere verlaging - geleidelijke sluiting.

Door Bange werd uit proeven een berekening gemaakt over de verhouding van E en E bij verschillende opening van de huidmondjes (fig*14).

Onder-G s

staande tabel geeft hiervan een overzicht.

huidmondjesopening

0

0,5 1,0 5,0 maximale opening a s 1 : 1 Î 1. : 1 s 1 ! E s «o 10 2,5 .1 0,4 Door Penman werd een berekening over E. uitgevoerd. Hij kwam bij maximale opening tot een verhouding E : E : E. van 1 t 0,25 s 10 à 25«

a s x

Men kan hieruit concluderen, dat een verandering van E door de straling S

en/of vochtgehalte van do plant van groter invloed kan zijn op de trans-piratie dan op de assimilatie daar bij de laatste, E. relatief groot is ten opzichte van E en E .

r a s

Voor de energiebalans kan ook een vergelijking opgesteld v/orden E s

a inc^ = T + 2 e (tb - t2) (IV)

Hierin is E sino^ de geabsorbeerde straling; E de absorptiocoe'ffi-a

cib'nt welke voor planten 70 a 80$ kan bedragens sin£\ = de•invalshoek

_2 van de straling«. Op 21 juni 12 uur, is do straling ongeveer 1 cal cm

-1 -2 -1 min . De geabsorbeerde hoeveelheid is dan ongeveer 0,8 cal cm min .

(7)

-7-T do transpiratie, deze is afhankelijk van E , E en (c-c.) en kan 1 tot

<-\ *

a s x

-2

—2 —

1

3 gr dm" uur" (in extreme gevallen soms tot 7

S

r

)

bedragen.

Omgerekend betekent dit een warmtehoeveelheid van 0,1 à 0,3 cal cm

. -1

m m

-2 -1

P de assimilatie, welke ondor optimale omstandigheden 75 mg C0_dm min

kan bedragen. Omgerekend, met behulp van de verbrandingswarmte van

-2 -1

suiker, is dit een warmtehoeveelheid van 0,03 cal cm min .

A de ademhaling, deze kan l/lO tot 1/4 van P bedragen: 0,003 - 0,008 cal

-2 , -1

cm m m

Hieruit blijkt dat P en A voor de energiebalans praktisch te

verwaar-lozen zijn. Indien E sih niet gelijk is aan T, zal de bladtemperatuur

t, van de temperatuur van de omringende lucht t.. afwijken.

De grootte van dozo af v/ijking wordt bepaald door de v/aarde van e

(ther-mal emissivity, Austauschkoeffizient). Deze is empirisch bepaald en

be--2 -1

draagt in een windstille omgeving ong. 0,03 cal cm min en kan met

enige wind tot het 100 â 1000-voudige bedrag.toenemen. De relatief hoge

waarde van e bij aanwezigheid van enige wind, zal dus over het algemeen

geen grote afwijkingen tussen t, en t, veroorzaken, wat in de praktijk ook

is waargenomen. In extreme gevallen zal men echter in vergelijking II voor

c de bladtemperatuur moeten nemen inplaats van de luchttemperatuur (fig.15)«

Figuur 16 geeft hot verband tussen de temperatuur en c, waaruit te zien

is dat bij 20 en hoger, de maximum dampspanning zeer snel stijgt. Uit

de-ze figuur is duidelijk te zien, dat bij eende-zelfde relatieve

luchtvochtig-heid, bijvoorbeeld 50$, bij hogere temperaturen toch een hogere

verdam-ping op zal treden aangezien c-c. toeneemt.

Vergelijking van II, III en IV biedt de mogelijkheid om verschillen

in waterbehoefte van een gewas te kunnen verklaren. Indien de

bladtempe-ratuur (t, ) niet sterk van de luchttempebladtempe-ratuur (t,) afwijkt, afhankelijk

van IV, kan uit onderstaand schema een prognose gemaakt worden van de

wa-terbehoefte onder verschillende klimatologische omstandigheden.

(8)

8

-Verhoging van relatieve lucht-vochtigheid temperatuur windsnelheid

pF

straling van 0-0,2 cal cm-"-1 hoven -2 -'• 0,2 cal cm -E a -< "™ E s -> < c-Cl voor H20 < > -' > indien

\

hoge

lan t,

i

Transpi-ratie T m/t = a s i < > > « > > !

]

c-c1 voor

co

2 -"• Assimilatie ï m/t = c-c^ k E +E +E. a a i -C indien E ' s t.o.v.R. groot wordt lineair met de straling t Waterbehoefte j ! T/P < > > | > hoog daarna dalend >

65/036l/$Q,/8

(9)

TUIOK^J^ tckta&onU^ oA --~ " ~~"—• ""^N. *—-* N . \ '\ \ 's \ _ ' \ s "**

44^

f**»- « - « B a „ _ — U - v y' y t — _ y ^ ~ \ ~**^ -* \ •'' M •>•' \ 'l V .. i Veo SVo ^o e ?°°

'£**>(*),

7*Ca 1 7?44l9lni«4Lt « » « /H/awti. * ' i f % C/^ /

eVo ief,* nul/*.*!) '/Kcm.CB)J 2. 'A % hfr

"if/a*.// ,t c<* (C/

f - „

M

C uiß 'ty-crnùï t. n .

ISo

tj.soo iigc-m. ate"'

ùQo*V*-0**3L.

Auvfù. <*i*<&*J *'n <J W m « / * « * * *

-/.«?4.

« <^/,

•w— too lloe litö~ .

.«Atv. -J /<, W / & *"£*/ / S t p o c <-l* C"1*- Jt <-' ^ . ^ " ' t - ? v * ^ ,^_ i.-n.o-A'. Ji.

(10)

\lii

'flu-I tL-lftl^UcL'lJ^'i lo-W

Î

, G

AAA/W^ . *

%.M

1 I ]=••<- (Jpt**".Y~~ ,fc,~ <ut^o'Vi^ti. 'Ku.ffVn,

" t o . / o ''•n.fxti.'Ujoci a**4.!-/)fAl 'tfAt ^fifX^/l^^t

'W

^th^

->^n

2*

•%i

^tJf

L_ -<5#3—-@> f -

J

Z ^ ? /&.ƒ*.«..:

^ //K1, /»** ' -'l f-f /tJ*»<- w ^ d V» "^7!t i ^ " 4 q V» "&7?£ 0CttL *t ^~ *y 0%, o ^ « " t ' m ^ ' - l t Ä x - ^ . -*-"*t •/ ;' X -&/>«-''< *a /JB -- . . . * ' 't t I ' • <•" •"•'• ~

(11)

AK^ci<imiH*4 "*- p * /o * # / i / | / f"9oe i i i f - t o üoo / 5 ° ^^r" I Ö j » 'IK / 1jl-n«<»fli / i /

0

1 Ci

l

/" 'T W ^ / < ? ; _ . 1 A<5 Ç / «7 % / * « . / V«,

(12)

1

4,_

^ & VÎ ^ <J W * ^

s

*

* ? ^ : «o *

ii

* z

V V :*. 2* ' S ^* * A .V »à ^ « ;

- i *

*)

V

: * • £ ^

-4

>•-f

^ -.-.' s - ^ •s fc V*' . * > "<*v^ï* >"*' • 1 ( i I !

w

• \ w

VN,

* * -'^ - § - i *

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bishop Lavis Rehabilitation Centre Multi-disciplinary rehabilitation team (Provincial and US staff)  Description and analysis of the organisational capacity  Client

Daar word met die teoretiese toepassing van die burleske op Moedervlekken geredeneer dat die burleske styl ʼn lewenswysheid (met betrekking tot die hantering en

Het ligt voor de hand dat het op droge grond gemakkelijker gaat dan op natte; bovendien wordt de grond ernstig beschadigd, wanneer daarover onder te natte omstandigheden

Daarentegen blijkt dat, zeker na de ingebruikneming van de nieuwe TEF-waarden, de gehaltes in de mengmonsters van de kleinere aal in vrijwel alle gevallen

Natuurverkenning 2016 schetst breed pallet aan Europese natuurperspectieven De WOT Natuur en Milieu werkt samen met het Planbureau voor de Leefomgeving aan de Natuurverkenning

In de période 1967-1969 was hij verbunden aan het Centrum voor Landbouw- kundig Onderzoek in Suriname, waar hij op aanvraag van het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij

(per 10 pl.) knop. Uit deze cijfers blijkt dat de planten die alleen met suiker werden bespoten minder 'bladeren hadden en een geringere hoogte bereikten dan de niet bespoten plan

Het doel van de huidige studie is om de relatie tussen fysiologische arousal en sensorische gevoeligheid te onderzoeken, door middel van HRV en scores op vier kwadranten