• No results found

De invloed van vooroordelen op raciale bias bij het identificeren van wapens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van vooroordelen op raciale bias bij het identificeren van wapens"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Vooroordelen op Raciale Bias bij het Identificeren van Wapens.

Daniel Zeinstra Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10024700 aantal woorden: 5036

Abstract

In dit onderzoek werd er onderzocht of het hebben van meer vooroordelen een mogelijke raciale bias bij het identificeren van wapens kan versterken. Deelnemers moesten wapens of gereedschap identificeren na geprimed te zijn met zwarte, Marokkaanse of witte gezichten. De implicit association test (IAT) werd afgenomen om vooroordelen te meten. Deelnemers reageerden langzamer op gereedschap na priming met zwarte of Marokkaanse gezichten in vergelijking met witte gezichten. Hiermee is nog niet direct een raciale bias gevonden op het identificeren van wapens. De scores van de IAT bleken geen effect meer te hebben op de reactiesnelheid van de deelnemers na de verwijdering niet-Nederlanderse deelnemers. Hiermee wordt de basis gelegd voor verder onderzoek naar de invloed van ras bij wapenherkenning.

Inleiding

Wat is het gevaar van het hebben van vooroordelen? In Amerika zijn er veel gevallen van politiegeweld bekend waarbij agenten onbewapende zwarte burgers hebben gedood (Mcfadden & Roane, 1999; Fyfe, 1982). In veel van deze gevallen beweerden de agenten dat ze op dat moment oprecht geloofden dat ze in gevaar verkeerden en dat hun acties hierdoor gerechtvaardigd waren (Fritsch, 2000). De uitleg in deze gevallen was vaak dat in de stressvolle situatie een ander object,

(2)

bijvoorbeeld een portemonnee, voor een wapen werd aangezien en dat de agenten hierdoor het vuur openden. Ook in Nederland worden minderheden vaak negatief behandeld door de politie. Zo is er sprake van etnisch profileren. Dit houdt in dat minderheden gemiddeld vaker worden aangehouden dan Nederlanders, ook als er nog geen sprake is van een misdrijf (Van der Leun & van der Woude, 2011). En hoewel extreme gevallen van politiegeweld in Nederland minder vaak voorkomen dan in Amerika zijn er wel voorbeelden van. Zo werd de ongewapende Rishi Chandrikasing

doodgeschoten op station Den Haag Hollands Spoor. Ook hier was de verklaring van de agent dat hij dacht dat de verdachte een vuurwapen op zak had en gaf hij aan te handelen uit gevaar voor zijn eigen veiligheid (Klompenhouwer, 2013). Deze verklaringen van agenten verklaren echter niet waarom politiegeweld vaker voorkomt bij etnische minderheden. Zo is uit Amerikaans onderzoek gebleken dat etnische minderheden vaker het slachtoffer waren van heviger en soms dodelijk politiegeweld dan de blanke bevolking (Geller. 1982; Smith, 2004). Tevens komt er uit data van het Department of Justice in Amerika naar voren dat de kans dat een zwarte verdachte gedood wordt door de politie vijf keer zo groot is als bij een blanke verdachte (brown & Langan, 2001).

Om dit verschijnsel te onderzoeken werd er in een Amerikaans onderzoek gekeken wat de invloed van raciale eigenschappen zijn op het identificeren van wapens (Payne, 2001). In dit onderzoek moesten de deelnemers een computertaak uitvoeren. Ze werden geprimed met zwarte of blanke gezichten, hierna kregen ze heel kort een plaatje van een vuurwapen of een stuk gereedschap te zien. Met behulp van het toetsenbord moesten ze vervolgens zo snel mogelijk aangeven wat ze hadden gezien. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de deelnemers sneller reageerden op een vuurwapen na het zien van een zwart gezicht dan na het zien een blank gezicht. De deelnemers reageerden juist langzamer op gereedschap na het zien van een blank gezicht dan na een zwart gezicht. Ook identificeerde de deelnemers gereedschap vaker als een vuurwapen na het zien van een zwart gezicht dan een blank gezicht. Het zien van een zwart gezicht lijkt er dus voor te zorgen dat men sneller een vuurwapen kan herkennen. Deze snellere registratie van een vuurwapen zou ervoor kunnen zorgen dat er sneller op zwarte gewapende verdachten wordt geschoten door de

(3)

politie dan op blanke gewapende verdachten. Het zien van een zwart gezicht lijkt er ook voor te zorgen dat een normaal voorwerp, zoals een stuk gereedschap, vaker wordt gezien als een vuurwapen. Ook lijkt het langer te duren om een normaal voorwerp te herkennen na het zien van een zwart gezicht Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn waarom de eerder genoemde gevallen van politiegeweld met onbewapende verdachten vaker lijken voor te komen bij etnische minderheden zoals de zwarte Amerikaanse bevolking. Omdat er ook in Nederland gevallen bekend zijn van politiegeweld bij minderheden is het interessant om te kijken of deze effecten ook te vinden is in de Nederlandse populatie. In dit onderzoek zullen we dus het experiment van Payne herhalen in een Nederlandse sample

In het onderzoek van Payne werden de resultaten deels verklaard door stereotiepe

eigenschappen. Stereotiepe eigenschappen zijn eigenschappen die worden gezien als voorspellers voor groep identiteit, ongeacht of deze eigenschappen ook daadwerkelijk veel voorkomen in de populatie (Le Pelley, Reimers, Calvini, Spears, & Beesley, 2010). Payne et al. (2001) stelden dat raciale kenmerken ervoor zorgen dat men fouten maakt die overeenkomen met het bijbehorende stereotype. Zo haalden ze onderzoeken aan waarin men na het zien van bepaalde primes moesten kiezen uit een aantal target woorden. Hieruit bleek dat primes die gerelateerd zijn aan aan

gestereotypeerde groepsleden zorgen voor negatieve en aan stereotype gerelateerde target woorden als respons (Banaji & Hardin, 1996; Fazio, Jackson, Dunton, & Williams, 1995; Wittenbrink, Judd, & Park, 1997). Blanke deelnemers reageerden bijvoorbeeld sneller op positieve woorden na het zien van blanke primes en sneller op negatieve woorden na het zien van zwarte primes.

Gewelddadige eigenschapen zoals agressie, vijandigheid en criminaliteit komen voor in het stereotiepe beeld dat de gemiddelde Amerikaan heeft van zwarte Amerikanen (Devine & Elliot, 1995). Aangezien wapens qua betekenis gerelateerd zijn aan concepten als agressie en geweld is het een mogelijkheid dat het negatieve stereotiepe beeld van zwarte Amerikanen zorgt voor een sterker respons bij items die aan wapens gerelateerd zijn. Om het onderzoek van Payne aan te passen voor een Nederlandse sample ligt het voor de hand om gezichten toe te voegen van een bevolkingsgroep

(4)

die net als zwarte Amerikanen in Amerika een negatief stereotiepe beeld hebben onder de Nederlandse bevolking. Nederlanders hebben gemiddeld genomen een negatiever beeld van Marokkanen dan van andere etnische groepen (Coenders, Lubbers, Scheepers & Verkuyten, 2008; Verkuyten & Zaremba, 2005). Net als bij zwarte Amerikanen is criminaliteit een eigenschap die valt onder het stereotype beeld van Marokkanen (Gordijn, Koomen & Stapel, 2001; Blair, Judd & Chapleau, 2004). Door deze overeenkomsten verwachten we dat Marokkaanse prime gezichten ook zorgen voor de activatie van negatieve stereotype eigenschappen. In het huidige onderzoek zullen we naast blanke en zwarte gezichten dus ook Marokkaanse gezichten als primes gebruiken.

De stereotiepe eigenschap van een prime gezicht kan dus invloed hebben op de respons op het target. Er is hier echter een verschil in automatische en gecontroleerde processen (Posner & Snyder, 1975; Shiffrin & Schneider, 1977). Automatische processen werken onbewust en worden niet actief door iemand zelf in gang gezet. Als ze eenmaal in gang zijn gezet kunnen ze niet meer worden onderbroken. Gecontroleerde processen zijn juist wel bewust en kunnen dus ook

gecontroleerd en aangepast worden. Stereotiepe eigenschappen worden onmiddellijk geactiveerd na het zien van een een stereotiepe groepslid (Devine, 1989), in het onderzoek van Payne een plaatje van een zwart gezicht. Om ervoor te zorgen deze stereotiepe eigenschappen invloed hebben op de respons op het target moet er gebruik worden gemaakt van een automatisch proces. Via een gecontroleerd proces zou de deelnemer namelijk strategieën kunnen toepassen om de stereotiepe eigenschappen te onderdrukken bij het geven van een respons. Dit werd bij het onderzoek van Payne gedaan door het nemen van een korte Stimulus onset Asynchrony (SOA). De SOA is de tijd tussen het tonen van de prime en het tonen de target. Bij een SOA van 500ms of lager is het niet meer mogelijk om een bewuste strategie te kiezen en wordt het dus een automatisch of onbewust proces (Neely, 1977). Bij het onderzoek van Payne hadden negatieve stereotiepe eigenschappen dus onbewust invloed op de respons op een target.

Er werd bij het onderzoek van Payne niet ingegaan op de vraag of deze negatieve stereotypes bij iedereen even sterk waren geactiveerd of dat dit varieerde per persoon. Zo is het

(5)

goed mogelijk dat sommige mensen negatieve stereotiepe eigenschappen zoals criminaliteit sterker associeerde met zwarte gezichten dan anderen. Dit zou vervolgens invloed kunnen hebben op de respons op het target. Zo vonden Dotsch et al. (2008) dat mensen die meer vooroordelen hebben over Marokkanen, Marokkaanse gezichten als meer crimineel beoordeelden dan mensen die minder vooroordelen hebben. Bij het woord vooroordelen wordt al snel gedacht aan bewuste gedachten die iemand heeft over anderen. Echter kan je ook onbewuste vooroordelen hebben. Dit heet ook wel Impliciete associaties. In het onderzoek van Dotsch werden deze gemeten met behulp van de

implicit association test (IAT, zie Greenwald & Schwartz, 1998). De IAT is een bekend hulpmiddel bij het meten van vooroordelen (Rudman, Greenwald, Mellott & Schwartz, 1999) Bij de IAT moeten deelnemers op een computer met behulp van twee toetsen woorden indelen in vier

categorieën. Eerst moeten de deelnemers alleen woorden indelen die te maken hebben met ofwel de target concepts, ofwel de attribute dimensions. Bij de target concepts houdt dit bijvoorbeeld in dat woorden die te maken hebben met ofwel zwarten ofwel blanken moeten worden ingedeeld in de categorieën “zwart” of “blank”. Bij de attribute dimensions moeten woorden die te maken hebben met de concepten “goed” of “slecht” worden ingedeeld in de categorieën “goed” of “slecht”. Daarna komen alle woorden langs en kan er steeds met één toets gekozen worden voor de combinatie “zwart of goed” en met één toets voor de combinatie “blank of slecht”. Deze combinaties worden hierna nog gewisseld zodat ook de combinaties “zwart of slecht” en “blank of goed” aan bod

komen. Als de targets zich ten opzichte van elkaar anders verhouden tot de attribute dimension, dan gaat de ene gecombineerde taak makkelijker dan de anderen. Het verschil in deze moeilijkheid is het verschil in impliciete attitude tussen de targets. Als woorden bijvoorbeeld sneller worden ingedeeld bij de combinaties “zwart of slecht” en “blank of goed” dan bij de tegengestelde combinaties is er sprake van een negatieve impliciete attitude tegenover zwarten. In het huidige onderzoek werd de IAT toegevoegd om te kijken of mensen met meer onbewuste vooroordelen tegenover zwarten of Marokkanen ook een snellere respons op wapens hebben en vaker een stuk gereedschap als een wapen identificeren na het zien van zwarte of Marokkaanse prime gezichten. In

(6)

het kort of het hebben van meer vooroordelen zorgt voor een sterkere negatieve bias voor zwarte en Marokkaanse gezichten bij wapenherkenning. Het is hier van belang dat het specifiek gaat over onbewuste vooroordelen omdat in het onderzoek van Payne ook werd uitgegaan van onbewuste processen.

In dit onderzoek werden er dus twee dingen onderzocht. Er werd gekeken of de negatieve bias bij wapenherkenning, die in het onderzoek van Payne is gevonden bij priming met zwarte gezichten in Amerika, ook gevonden kan worden bij priming met zwarte en Marokkaanse gezichten in Nederland. Daarnaast werd er gekeken of het hebben van meer vooroordelen deze bias versterkt. Aan de hand van het onderzoek van Payne en de gevonden gelijkenissen tussen de Marokkaanse populatie in Nederland en de zwarte populatie in Amerika hebben we de hypothese opgesteld dat er een negatieve bias bestaat voor zwarte en Marokkaanse gezichten in Nederland bij het identificeren van Wapens. Vanwege de gevonden verbanden tussen het hebben van vooroordelen en het

versterken van negatieve stereotypes hebben we daarnaast de hypothese opgesteld dat de bias voor zwarte en Marokkaanse gezichten versterkt wordt door het hebben van meer vooroordelen.

Zoals aangegeven is dit onderzoek een replicatie van het onderzoek van Payne (2001). Om te testen of Marokkaanse gezichten hetzelfde effect voor Nederlanders als zwarte gezichten voor Amerikanen hebben zijn er ook Marokkaanse gezichten aan het onderzoek toegevoegd. De deelnemers kregen op een computer steeds een zwart, blank of een Marokkaans gezicht te zien, direct daarna kregen ze een plaatje van een stuk gereedschap of een vuurwapen te zien. Vervolgens moesten ze antwoorden of de afbeelding op het plaatje een stuk gereedschap of een vuurwapen voorstelde. Verwacht werd dat deelnemers sneller een plaatje van een wapen correct identificeren als ze net geprimed zijn met een zwart of een Marokkaans gezicht dan wanneer ze geprimed zijn met een blank gezicht. Er werd ook verwacht dat deelnemers minder snel een plaatje van een stuk gereedschap correct identificeren als ze geprimed zijn met zwart of een Marokkaans gezicht dan wanneer ze geprimed zijn met een zwart gezicht. Verder werd er verwacht dat de deelnemers vaker een stuk gereedschap fout identificeren als een wapen nadat ze geprimed zijn met een Marokkaans

(7)

of een zwart gezicht dan wanneer ze geprimed zijn met een blank gezicht. Tenslotte maakten de deelnemers twee versies van de implicit association test (IAT). Waarvan één de voordelen bepaalde ten opzichte van Marokkanen in vergelijking met Nederlanders. De ander bepaalde de voordelen ten opzichte van zwarten in vergelijking met Nederlanders. De verwachting was hierbij dat de

deelnemers die hoger scoren op de IAT voor Marokkanen of zwarten, en dus meer vooroordelen hebben, een snellere reactietijd hebben op een afbeelding van een wapen dan van een stuk gereedschap nadat ze geprimed zijn met zwarte of Marokkaanse gezichten.

Methode Deelnemers

45 studenten van de Universiteit van Amsterdam deden mee aan dit onderzoek. De deelnemers werden geworven door het onderzoek op proepersonen.net te plaatsen. Zij ontvingen hier één proefpersoon punt of 10 euro voor. Door middel van een vragenlijst over individuele verschillen werd er bepaald of de deelnemers in Nederland geboren waren. De rest van de vragen werden gebruikt in aan apart onderzoek naar individuele verschillen De deelnemers die niet in Nederland geboren waren werden niet meegenomen in de analyse. Om ruis in de data te voorkomen waren er voor beide computer taken (prime & IAT) twee versies. Deelnemers ingedeeld bij één versie moesten van beide taken dezelfde versie maken. Ook was per proefpersoon de volgorde waarin de twee IAT taken moesten worden voltooid anders. Hierdoor konden de deelnemers in vier verschillende categorieën worden ingedeeld

Materiaal

Foto's van zestien zwarte, zestien blanke en zestien Marokkaanse gezichten werden gebruikt als primes. De blanke en Marokkaanse gezichten zijn verkregen via de Radboud Faces Database (Langner et al, 2010). De zwarte gezichten zijn verkregen via de Chicago Face Database (Ma, Corell, & Wittenbrink, 2014). Het formaat van de foto's was in alle gevallen 5.3 cm x 4 cm.

(8)

Voor de target stimuli is gebruik gemaakt van de foto's uit het onderzoek van Payne (2001). Deze bestonden uit zes foto's van vuurwapens en zes foto's van handgereedschap.

Na elke trial werd een mask getoond om de volgende trial niet te beïnvloeden. De mask bestond uit een vierkant van 5.3 cm x 4 cm, gevuld met zwart en witte puntjes.

Procedure Prime taak

De deelnemers werd verteld dat ze deelnamen aan een onderzoek over de reactie tijd bij het labelen van ambigue stimuli als wapen of als gereedschap. Nadat ze een informed consent hadden ondertekend konden ze aan het onderzoek beginnen.

Er werd uitgelegd dat ze eerst kort een plaatje van een gezicht te zien kregen waarop ze niet moesten reageren. Vervolgens kregen ze een plaatje te zien die ze met behulp van één van de twee toetsen, I & E, moesten indelen als vuurwapen of gereedschap. Deelnemers in versie 1 moesten de E toets indrukken voor vuurwapen en I toets voor gereedschap. Bij versie 2 was de E toets voor gereedschap en de I toets voor vuurwapen. Ze werden verzocht zo snel en zo accuraat mogelijk te reageren. Elke trial zag er als volgt uit: eerst verscheen er een prime voor 500 ms, vervolgens een target voor 200 ms en tenslotte een mask. De mask bleef in het beeld totdat de deelnemer de target had ingedeeld in de vuurwapen of gereedschap categorie met één van de twee toegewezen toetsen. Als de deelnemer een keuze had gemaakt werd onmiddellijk de volgende trial aangeboden. De deelnemers voltooiden steeds 32 trials per blok, na elk blok kregen ze de keuze om één minuut pauze te nemen of door te gaan door op een willekeurige toets de drukken. De

deelnemers voltooiden in totaal 16 blokken.

IAT taken

Na het voltooien van de prime taak kwam de proefleider de kamer binnen en startte het programma voor de IAT taken. Er werden in dit onderzoek twee verschillende versies van de IAT

(9)

gebruikt. Één om vooroordelen ten opzichte van Marokkanen te meten (IAT-M) en één om vooroordelen ten opzichte van zwarten te meten (IAT-Z). Beide versies werden op een computer afgenomen.De volgorde waarin beide taken werden afgenomen was afhankelijk van de categorie waarin de proefpersoon was ingedeeld. De IAT’s bestaan uit vijf blokken, waarvan blok 1, 2 en 4 oefenblokken zijn. Afhankelijk van de versie (1 of 2) waarin de proefpersoon was ingedeeld werd het derde en het vijfde blok verwisseld. In het eerste blok moesten de deelnemers woorden of gezichten die op het scherm verschenen indelen in één van twee categorieën die rechts en links boven in het scherm stonden. Dit konden ze doen met behulp van de E en I toetsen. Bij de IAT-M waren de categorieën: Allochtoon (E) en Autochtoon (I). Bij Allochtoon hoorden de volgende woorden: Marokkaan, Allah, Buitenlander, Islam, Marokko, Couscous, Moskee, Hoofddoek. Bij Autochtoon waren het de woorden: Christendom, Nederlander, Nederland, Molen, Katholiek, Kerk, Hollander, Protestant. In het tweede blok maakten de deelnemers dezelfde taak maar waren de categorieën: Goed (E) en Slecht (I). Bij de categorie Goed hoorden de volgende woorden: Plezierig, Stabiel, Gezellig, Betrouwbaar, Mooi, Prettig, Fantastisch, Leuk. Bij de categorie Slecht waren dit de woorden: Naar, Gemeen, Onprettig, Agressief, Vreselijk, Pijnlijk, Verschrikkelijk, Vies. Blokken 1 en 2 bestonden beide uit 20 trials. In het derde blok werden de taken uit blok 1 en 2 gecombineerd. Hier moesten de deelnemers alle hiervoor genoemde woorden indelen in de bijbehorende categorieën. Echter was één toets (E) de correcte respons voor twee categorieën Allochtoon & Goed en de andere toets (I) de correcte respons voor de andere twee categorieën Autochtoon & Slecht. Dit blok bestond uit 60 trials In het vierde blok moesten de deelnemers oefenen met het veranderen van de locatie van de categorieën. Hier werden alleen de categorieën allochtoon – autochtoon gebruikt maar dit keer werden toetsen verwijzing omgedraaid. Dit blok bestond uit 20 trials Het vijfde blok was bijna identiek aan blok 3 maar nu hoorden de toetsen bij een andere combinatie van categorieën. De E toets hoorde nu bij Autochtoon en Goed en de I toets bij Allochtoon en Slecht. Dit blok bestond uit 60 trials. De IAT-Z werd op exact dezelfde manier afgenomen met als verschil dat de categorieën Allochtoon & Autochtoon waren vervangen door

(10)

Zwart & Blank. Ook hoorden bij deze categorieën geen woorden maar foto's van blanke of zwarte mensen.

Na afloop van de IAT taak kon de proefleider weer worden binnen geroepen. Vervolgens werd er schriftelijk nog een vragenlijst over individuele verschillen afgenomen. Tenslotte werden de deelnemers door middel van een debriefing op de hoogte gesteld van het werkelijke doel van het onderzoek en werd de proefpersoon punt of 10 euro uitgekeerd.

Resultaten

Van de 45 deelnemers waren er 5 niet in Nederland geboren. Dit waren buitenlandse studenten die slechts voor een paar jaar in Nederland waren om te studeren. De gegevens van deze deelnemers werden niet meegenomen in de analyseverwerking. Verder kon één deelnemer het experiment niet voltooien vanwege problemen met de computer. Ook de gegevens van deze deelnemer werden niet meegenomen in de analyseverwerking.

In totaal werden de gegevens van 39 deelnemers gebruikt in de analyses. Om te kijken of de primegezichten invloed hebben op de snelheid waarmee er op de targets werd gereageerd werd er gekeken naar de reactietijd (RT) waarmee de plaatjes van wapens en gereedschap werden

geïdentificeerd voor elke priming conditie, zie Tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde Reactietijd en Standaarddeviaties (in Milliseconden) bij het Identificeren van Wapens en Gereedschap

Prime

Marokkaans Zwart Wit

Target M SD M SD M SD

wapen 431 64 432 67 435 60

Gereedschap 453 90 467 83 432 77

Een repeated measures analysis of variance (ANOVA) werd uitgevoerd met twee factoren. In de eerste factor waren de variabelen de prime gezichten en in de tweede factor waren de

(11)

variabelen de targets. Er werd een main effect gevonden van primes, F(2,38) = 8.77, p < 0.001. Dit wil zeggen dat de gemiddelde RT verschilde per prime. In Figuur 1 valt te zien dat de RT na het zien van zwarte en Marokaanse primes gemiddeld een stuk langer was dan de RT na het zien de witte primes. Tevens werd een main effect gevonden van targets. De deelnemers reageerden sneller op wapens dan op gereedschap, zie Figuur 1. Deze effecten kregen verdere betekenis in een

interactie-effect van primes en targets, F(2,38) = 13.21, p < 0.001. Een paired sample t-test liet zien dat deelnemers langzamer op gereedschap reageerden na geprimed te zijn met een Marokkaans gezicht dan na priming met een wit gezicht, t(38) = 3.29, p = 0.002. Ook na priming met een zwart gezicht reageerden ze langzamer op gereedschap dan na priming met een wit gezicht, t(38) = 4.69, p < 0.001. Er werd ook een paired sample t-test uitgevoerd om de RT op wapens te vergelijken. Hieruit bleek dat deelnemers niet sneller reageerden op wapens na geprimed te zijn met een zwart gezicht dan na een wit gezicht, t(38) = -0.88, p = 0.387. Ook na priming met een Marokkaans gezicht reageerden ze niet niet sneller dan na priming met een wit gezicht, t(38) = -1.81, p = 0.79. Zwarte en Marokkaanse gezichten zorgen dus voor een langzamere identificatie van gereedschap ten opzichte van witte gezichten. Dit is duidelijk te zien in figuur 1.

Figuur1

Verschil in Reactietijd bij het Identificeren van Wapens en Gereedschap Primes R ea cti e ti jd (R T )

(12)

Vervolgens werd er gekeken of de prime gezichten invloed hadden op het correct identificeren van de targets. Hiervoor werd het percentage berekend van het aantal correct geïdentificeerde targets (in het vervolg “accuratesse”) na het zien van de primes, zie tabel 2.

Tabel 2

Percentage Correct Geïdentificeerde Targets (Accuratesse) Prime

Marokkaans Zwart Wit

Target M SD M SD M SD

wapen 0.93 0.06 0.93 0.06 0.91 0.05

Gereedschap 0.91 0.15 0.88 0.16 0.91 0.18

Een repeated measures ANOVA werd uitgevoerd om te kijken of er een interactie effect optrad tussen de primes en targets. Er werden geen main effecten voor primes of target gevonden. Echter werd er wel een interactie effect gevonden, F(2, 38) = 3.275, p = 0.043.

Een paired sample t-test liet zien dat er geen verlaging was in accuratesse op gereedschap na priming met een Marokkaans gezicht ten opzichte van priming een wit gezicht, t(38) = -0.07, p = 0.942. Ook na priming met een zwart gezicht was er geen verlaging van accuratesse op gereedschap ten opzichte van priming met een wit gezicht, t(38) = -1.70, p = 0.098. De primes leken dus geen invloed te hebben op het aantal fouten dat er op de gereedschap werd gemaakt. Het gevonden interactie effect werd waarschijnlijk veroorzaakt door het uiteen lopen van de accuratesse binnen de primes zelf, zoals in Figuur 2 goed te zien is.

(13)

Figuur 2.

Verschil in Accuratesse bij het Identificeren van Targets

Voor de tweede hypothese werd er gekeken of het hebben van meer vooroordelen over zwarten of Marokkanen zorgde voor het sneller identificeren van wapens na het zien van zwarte of Marokkaanse gezichten. Dit werd bepaald door te kijken of hogere IAT scores zorgden voor een lagere RT bij het identificeren van wapens. Een repeated measures ANOVA werd uitgevoerd om te bepalen of er een interactie effect bestond tussen de primes, targets en de IAT_Z. Omdat de IAT_Z kijkt naar het verschil tussen zwart en wit werden als primes alleen zwarte en witte

gezichten meegenomen. De IAT_Z (M = 0.47, SD = 0.41) werd hier als covariaat meegenomen. Er werd geen interactie effect gevonden, F(1,37) = 2.702, p = 0.109. Dezelfde methode werd gebruikt om te bepalen of er een interactie effect bestond tussen de primes, targets en de IAT_M. Hier werden als primes alleen Marokkaanse en witte gezichten meegenomen. De IAT_M (M = 0.61, SD = 0.34) werd als covariaat toegevoegd. Ook hier werd er geen interactie effect gevonden, F(1,37) = 0.694, p = 0.410 Bij wijze van volledigheid werd er een analyse uitgevoerd waarin ook de data van de deelnemers die niet aan exclusie criteria voldeden werd meegenomen. Een repeated measures ANOVA werd uitgevoerd om te bepalen of er een interactie effect bestond tussen de primes, targets

A ccu ra tes se ( % ) Primes

(14)

en de IAT_Z (M = 0.48, SD = 0.41) . Hier werd er wel een interactie effect gevonden van primes, targets en de IAT_Z, F(1,42) = 6.137, p = 0.017. Het interactie effect van de primes, targets en IAT_M (M = 0.60, SD, 0.36) werd niet significant maar de p waarde was wel een flink stuk gedaald F(1,42) = 2.750, p = 0.105. Verder werd er een correlatie gevonden tussen de IAT_Z en het verschil in RT tussen wapen en gereedschap na het zien van een zwarte prime, p = 0.038. Hiermee hingen hogere IAT scores samen met een snellere identificatie van wapens na het zien van een zwarte prime.

Discussie

In dit onderzoek werd er onderzocht of de negatieve bias voor zwarte gezichten bij

wapenherkenning die is gevonden bij het onderzoek van Payne (2001) ook gevonden kon worden voor zwarte en Marokkaanse gezichten in een Nederlandse populatie. Tevens werd er gekeken of het hebben van vooroordelen deze bias versterkt. Uit de resultaten bleek een langzamere

identificatie van gereedschap na priming met zwarte of Marokkaanse gezichten dan na witte

gezichten. Er was geen verschil gevonden in de snelheid van de identificatie van wapens na priming met zwarte, Marokkaanse of witte gezichten. Ook werd er geen verschil gevonden in accuratesse op gereedschap.. De verhoging van de IAT scores leek niet samen te hangen met verlaging in

reactietijd op wapens na priming met zwarte of Marokkaanse gezichten. Bij het meenemen van de deelnemers die niet aan exclusie criteria voldeden. Werd er echter wel een samenhang gevonden met een verhoging van scores op de IAT_Z en de verlaging van RT op wapens na priming met zwarte gezichten. Hiermee lijkt het hebben van meer vooroordelen over zwarten te zorgen voor een snellere identificatie van wapens na het zien van zwarte gezichten. De hypothese dat vooroordelen de bias voor zwarte en Marokkaanse gezichten versterkt is met dit onderzoek dus slechts deels ondersteund. In het vervolg van de discussie zullen we echter beargumenteren dat er met de gevonden resultaten voldoende aanleiding is om het effect van vooroordelen bij wapenherkenning verder te onderzoeken.

(15)

In overeenstemming met het onderzoek van Payne is er een vertraagde herkenning van gereedschap gevonden na priming van zwarte en Marokkaanse gezichten dan met witte gezichten. Het is goed mogelijk dat dit resultaat het gevolg is van het toepassen van een gecontroleerde strategie om zo het negatieve stereotiepe beeld van zwarten en Marokkanen te onderdrukken. Zoals eerder genoemd zijn gecontroleerde processen pas mogelijk na een SOA van 500 ms (Neely, 1977). Er is bij dit onderzoek gebruik gemaakt van een SOA van 500 ms. Dit ligt dus precies op het

grensgebied vanaf wanneer gecontroleerde processen mogelijk zijn. Het zou hierdoor kunnen zijn dat deelnemers bij het reageren op een plaatje van een gereedschap via een gecontroleerd proces konden voorkomen dat ze foutief voor een wapen kozen. De tijd die het kost om dit mentaal te verwerken zou dan terug te vinden zijn in de vertraagde respons op gereedschap. Dit zou dus ook een verklaring zijn voor het ontbreken van een effect van zwarte en Marokkaanse primes op accuratesse bij gereedschap. Om dit in vervolg onderzoek tegen te gaan zou er gebruik gemaakt kunnen worden van een SOA van 200ms

De replicatie van het onderzoek van Payne kwam ook naar voren in het feit dat de gevonden effecten sterker lijken te zijn voor de zwarte primes dan voor de Marokkaanse primes (zie figuren en tabellen). Dit strijkt in tegen de verwachtingen omdat Marokkanen gemiddeld als meer negatief werden beoordeeld dan andere etnische groepen (Coenders et al., 2008; Verkuyten & Zaremba, 2005). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de Marokkaanse en witte gezichten qua huidskleur relatief veel op elkaar lijken in vergelijking met de zwarte prime gezichten. Dit zou kunnen worden opgelost door zwarte primes met een lichtere huidskleur en Marokkaanse primes met een donkere huidskleur toe te voegen naast de bestaande primes. Hiermee zou ook de ecologische validiteit verhoogd kunnen worden omdat niet alle zwarte en Marokkaanse mensen allemaal een even lichte of donkere huidskleur hebben. Verder zijn de Marokkaanse en witte primes uit dezelfde database gehaald. Voor de zwarte primes is een andere database gebruikt omdat er geen database bestond met zowel Marokkaanse als zwarte en witte gezichten. Hierdoor lijken de foto’s van de

(16)

te onderscheiden van de witte gezichten. Een uitgebreide database waaraan ook zwarte gezichten zijn toegevoegd zou dus een meerwaarde zijn voor mogelijk vervolgonderzoek.

Ook de resultaten over vooroordelen kwamen niet overeen met de verwachtingen. Er werd in het onderzoek namelijk geen significante samenhang gevonden tussen het hebben van meer vooroordelen en de snellere identificatie van wapens. Dit werd wel verwacht naar aanleiding van de gevonden samenhang tussen het hebben van meer vooroordelen en het crimineler beoordelen van Marokkaanse gezichten (Dotsch et al. 2008). Echter werd er bij het meenemen van de niet in Nederland geboren deelnemers in de analyse wel deels een samenhang gevonden. Een verklaring hiervoor is dat er met meer proefpersonen sprake is van een grotere steekproefgrote. Dit zorgt weer voor kleinere foutmarge. Hoe kleiner de foutmarge hoe groter de zekerheid dat gevonden resultaten niet op toeval berusten. Het toevoegen van de niet-Nederlandse proefpersonen kan de foutmarge dusdanig hebben verkleind dat er een significant effect gevonden werd. Om dit uit te sluiten zou er vervolgonderzoek gebruikt gemaakt moeten worden van een hoger aantal proefpersonen.

Tenslotte is zijn er in dit onderzoek bijna uitsluitend psychologie studenten getest. Hierdoor kan er nog geen aanname gedaan worden over de gehele Nederlandse populatie. Dit onderzoek kan echter wel als basis dienen voor vervolgonderzoek waarin een bredere sample van de Nederlandse populatie kan worden onderzocht.

Met dit onderzoek zijn de bevindingen van Payne (2001) deels gerepliceerd naar de

Nederlandse populatie. Ook zijn er aanleidingen gevonden dat het hebben van meer vooroordelen kan zorgen voor een snellere identificatie van wapens na het zien van zwarte of Marokkaanse gezichten. Hiermee hebben we de basis gelegd voor verder onderzoek naar raciale bias op

wapenherkenning In de Nederlandse populatie De resultaten uit dit onderzoek en de resultaten uit mogelijk vervolgonderzoek kunnen belangrijke implicaties hebben op het werk van politieagenten. Bij het aanhouden van zwarte en Marokkaanse verdachten kunnen normale voorwerpen minder snel herkend worden dan wapens en is het mogelijk dat er hierdoor sneller met geweld gereageerd wordt. Als uit vervolgonderzoek blijkt dat het hebben van meer vooroordelen van invloed is op het

(17)

verkeerd identificeren van een voorwerp als een wapen, dan is het mogelijk dat meer

bevooroordeelde agenten eerder ongewapende zwarte of Marokkaanse verdachten als een gevaar zullen beschouwen. De kans op politiegeweld op onschuldige mensen neemt hierdoor toe. Om dit te voorkomen zou de IAT, of een andere test die vooroordelen meet, kunnen worden afgenomen als screening instrument voor agenten.

Literatuurlijst

Banaji, M. R., & Hardin, C. D. (1996). Automatic stereotyping. Psychological Science, 7, 136-141. Blair, I. V., Judd, C. M., & Chapleau, K. M. (2004). The influence of afrocentric facial features in

criminal sentencing. Psychological Science, 15, 674 – 679.

Brown, J. M., & Langan, P. A. (2001). Policing and homicide, 1976-98: Justifiable homicide by police, police officers murdered by felons. US Department of Justice, Office of Justice Programs, Bureau of Justice Statistics.

Coenders, M., Lubbers, M., Scheepers, P., & Verkuyten, M. (2008). More than two decades of changing ethnic attitudes in the Netherlands. Journal of Social Issues 64, 269–285. Devine, P. G. (1989). Stereotypes and prejudice: their automatic and controlled

components.Journal of personality and social psychology,56, 5.

Devine, P. G., & Elliot, A. J. (1995). Are racial stereotypes really fading? The Princeton trilogy revisited.Personality and social psychology bulletin,21, 1139-1150.

Dotsch, R., Wigboldus, D. H. J., Langner, O., & van Knippenberg, A. (2008). Ethnic out-group faces are biased in the prejudiced mind. Psychological Science, 19, 978 –980.

Fazio, R. H., Jackson, J. R., Dunton, B. C., & Williams, C. J. (1995). Variability in automatic activation as an unobtrusive measure of racial attitudes: a bona fide pipeline?. Journal of personality and social psychology, 69, 1013.

Fritsch, J. (2000, February 26). The Diallo verdict: The overview; 4 officers in Diallo shooting are acquitted of all charges. The New York Times, p. Al.

Fyfe, J. J. (1982). Blind justice: Police shootings in Memphis. Journal of Criminal Law and Criminology, 73, 707–722.

(18)

Gordijn, E. H., Koomen, W., & Stapel, D. A. (2001). Level of prejudice in relation to knowledge of cultural stereotypes. Journal of Experimental Social Psychology, 37, 150–157.

Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: The implicit association test. Journal of Personality and Social

Psychology, 74, 1464–1480.

Klompenhouwer, L. (2013, 23 December). Agent die 17-jarige Rishi doodschoot krijgt geen straf. Geraadpleegd op 15 juni 2015 van

http://www.nrc.nl/nieuws/2013/12/23/agent-vrijgesproken-van-moord-op-rishi/

Langner, O., Dotsch, R., Bijlstra, G., Wigboldus, D. H. J., Hawk, S. T., & van Knippenberg, A. (2010). Presentation and validation of the Radboud Faces Database. Cognition and Emotion, 24, 1377–1388.

Le Pelley, M. E., Reimers, S. J., Calvini, G., Spears, R., & Beesley, T. (2010). Stereotype

formation: Biased by association. Journal of Experimental Psychology: General, 139, 138– 161.

Ma, Correll, & Wittenbrink (2014). The Chicago Face Database: A Free Stimulus Set of Faces and

Norming Data. Behavior Research Methods.

McFadden, R. D., & Roane, K. R. (1999, February 6). U.S. examining killing of man in police volley. The New York Times, p. Al.

Neely, J. H. (1977). Semantic priming and retrieval from lexical memory: Roles of inhibitionless spreading activation and limited capacity attention. Journal of Experimental Psychology: General, 106, 226—254.

Payne, B. K. (2001). Prejudice and perception: The role of automatic and controlled processes in misperceiving a weapon. Journal of Personality and Social Psychology, 81, 181–192. Posner, M. I., & Snyder, C. R. R. (1975). Attention and cognitive control. In" Information

Processing and Cognition: The Loyola Symposium, 55-85.

Rudman, L. A., Greenwald, A. G., Mellott, D. S., & Schwartz, J. L. K. (1999). Measuring the Automatic Components of Prejudice: Flexibility and Generality of the Implicit Association Test. Social Cognition, 17, 437-465.

Shiffrin, R. M., & Schneider, W. (1977). Controlled and automatic human information processing: II. Perceptual learning, automatic attending and a general theory. Psychological review, 84, 127.

(19)

International Journal of Police Strategies & Management, 27, 539-557.

Van der Leun, J., & Van der Woude, M. (2011). Ethnic profiling in the Netherlands? A reflection on expanding preventive powers, ethnic profiling and a changing social and political context, Policing and Society, 21, 444-455.

Verkuyten, M., & Zaremba, K. (2005). Interethnic relations in a changing political context. Social Psychology Quarterly, 68, 375-386.

Wittenbrink, B., Judd, C , & Park, B. (1997). Evidence for racial prejudice at the implicit level and its relationship with questionnaire measures. Journal of Personality and Social Psychology, 72, 262-274

Reflectieverslag

Ik heb voor het herschrijven van de definitieve versie van dit verslag redelijk veel moeten veranderen. Ik heb hierbij zo goed mogelijk de aantekeningen en opmerkingen van zowel mijn begeleider als de tweede lezer proberen te integreren in het verslag.

Bij de inleiding heb ik getracht het eerder onderzoek beter te beschrijven en hierdoor de theorie duidelijker naar voren te krijgen. Ook heb ik veel nieuwe onderzoeken toegevoegd als extra ondersteuning van mijn standpunten. Ik heb de hele alinea over de IAT aangepast zodat deze nu correct beschreven is. Ook heb ik een alinea toegevoegd waarin ik uitleg dat er bij het onderzoek van Payne gebruikt wordt gemaakt van onbewuste processen. Dit heb ik vervolgens gelinkt aan de alinea over de vooroordelen (impliciete associaties). Ik hoop dat hierdoor de inleiding meer samenhangend is en er sprake is van duidelijke theorie.

Bij de methode heb ik de beide computer taken bij elkaar geplaatst in plaats van onder verschillende kopjes. Ook heb ik in de uitleg van de IAT duidelijker onderscheid gemaakt tussen beide versies. Bij de resultaten heb ik een vrij ingrijpende verandering gemaakt. Aanvankelijk had ik vermeld dat er bij zwarte en Marokkaanse gezichten sneller op wapens dan op gereedschap werd gereageerd. Dit is wel correct maar het sluit niet aan op de eerder genoemde theorie. Wat je wilt onderzoeken is namelijk het verschil tussen zwarten en Marokkanen in vergelijking met witte mensen en niet de verschillen binnen deze groepen zelf. De reactiesnelheid op wapens is voor deze groepen allemaal gelijk. Wat wel verschilt is de reactie tijd op de gereedschap Dit was een moeilijke beslissing omdat ik hierdoor een significant resultaat minder had. Echter sloot het zo wel beter aan op de theorie en het onderzoek van Payne.

(20)

Bij de discussie ben ik begonnen door in de eerste alinea alle resultaten te beschrijven en het terug te koppelen naar de hypothese. Vervolgens heb ik per alinea beschreven aan welke verwachtingen waren voldaan en zo niet waaraan dit lag en hoe dit in vervolg onderzoek verbeterd kon worden. Ik heb hier zoveel mogelijk proberen terug te koppelen aan de theorie en het eerder onderzoek. Ik eindigde met een korte samenvatting en de terugkoppeling naar de maatschappelijke relevantie. Dit heb ik bewust op het einde geplaatst omdat ik eerst al het mogelijke vervolg onderzoek wilde bespreken zodat ik dit kon verwerken in de maatschappelijke relevantie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&#34;Bij Akhiat komt van alles samen&#34;, verklaart de schilder en cartoonist M'hammed Abttoy het succes van de acties: de onvrede over de rol van de media en de politiek, over

Licht en middelzwaar gepantserde eenheden van de landmacht zijn daardoor kwetsbaar voor het vuur van zelfs decennia oude tanks zoals de Russische T-55, Na aanvankelijke

In deze les leren jullie wat vooroordelen zijn en hoe je andere mensen bewust kunt maken van vooroordelen en de gevolgen daarvan..

Zoals reeds gezegd: Wanneer de erkenning van de liefde en genade van God ons niet helpt, dan blijft voor ons, die gelovig zijn, alleen oordeel over - nu al, in deze tijd: “Want

En ik werk geen 40 uur meer, maar 32.” Waarom hij niet lekker van zijn pensioen is gaan genieten.. “Ik wil bezig zijn, contact hebben

Soms zijn we ook wel als de eerste: we hebben eigenlijk niet veel zin, maar doen toch wat ons gevraagd werd.. Nog beter is natuurlijk: ‘ja’ zeggen en

Actie 15: Toolbox met best practices en informatiemateriaal landelijk en lokaal Het ministerie van JenV en CCV ontwikkelen en onderhouden in samenspraak met de bij dit

De Romeinen bouwden daarenboven hun geschiedenis totaal anders op, namelijk via Annalen (Jaarboeken) en niet via vreemde oorsprongsgeschiedenis- sen. Zij legden een