• No results found

Ouderschap met liefde en grenzen : een onderzoek naar de doeltreffendheid van OLG bij externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen en recidiverisico

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ouderschap met liefde en grenzen : een onderzoek naar de doeltreffendheid van OLG bij externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen en recidiverisico"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ouderschap met Liefde en Grenzen

Een onderzoek naar de doeltreffendheid van OLG bij

externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen en

recidiverisico

T. E. Scholten 10673873

Begeleiding: drs. E. Kornelis & dr. J. Van Horn Tweede beoordelaar: prof. dr. G. J. J. M. Stams Amsterdam, juli 2015

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek, Graduate School of Child Development and Education,

(2)

Abstract

Parenting with Love and Limits (PLL) is a short-term family-based intervention for families with children between the age of twelve and eighteen, focusing on the decrease of externalizing problem behavior. The aim of the present study was to investigate whether PLL leads to a reduction of externalizing problem behavior, school problems and recidivism risk. Moreover, it was investigated whether a correlation existed between these constructs. The YSR, CBCL and the RAF GGZ Jeugd were used to determine change between the start and the end of the treatment. The study included fourteen families. The data were analyzed using non-parametric tests. Results showed a significant decrease in all three constructs. There was no correlation between changes in recidivism risk and externalizing problem behavior. A correlation was found between changes in school problems and externalizing problem behavior. Limitations and recommendations are discussed.

Keywords: PLL, family-based intervention, externalizing problem behavior, recidivism

risk, school problems.

Samenvatting

Ouderschap met Liefde en Grenzen (OLG) is een kortdurende gezinsinterventie voor

adolescenten tussen de 12 en 18 jaar oud, die zich richt op het terugdringen van externaliserend gedrag. Deze studie heeft onderzocht of het volgen van een OLG-behandeling leidt tot een afname in recidiverisico, schoolproblemen en externaliserend probleemgedrag. Tevens is er gekeken of deze constructen met elkaar samenhangen. Om veranderingen vast te stellen is gebruik gemaakt van de YSR, de CBCL en de RAF GGZ Jeugd, waarvan de scores bij aanvang zijn vergeleken met de scores die zijn gemeten aan het eind van de behandeling. De steekproef bestond uit 14 gezinnen. Resultaten uit non-parametrische tests laten een significante afname zien op alle constructen. Er is geen samenhang gevonden tussen veranderingen in recidiverisico en externaliserend probleemgedrag. Veranderingen in schoolproblemen en externaliserend probleemgedrag hingen wel samen. Beperkingen en aanbevelingen worden besproken.

Keywords: OLG, gezinsbehandeling, externaliserend probleemgedrag, recidiverisico,

(3)

Inleiding

Hoewel de jeugdcriminaliteit sinds 2007 een dalende trend laat zien, worden jaarlijks nog steeds 75.000 adolescenten aangehouden voor een misdrijf (CBS, 2014; Van der Laan, Goudriaan, & Weijters, 2014). Externaliserend probleemgedrag hangt vaak samen met delinquentie (Verhulst, Verheij, & Ferdinand, 2007). Het is van belang om externaliserend probleemgedrag vroegtijdig te onderkennen en behandelen om escalatie naar delinquentie te voorkomen of terugval in het plegen van delicten (recidive) te verminderen dan wel te stoppen.

Voor een effectieve behandeling van delinquentie bij adolescenten blijkt een

gezinsgerichte aanpak het meest effectief (Hoogsteder, 2012a; Verhulst et al., 2007), omdat het gedrag van ouders ofwel een beschermende ofwel een risicofactor kan zijn (White & Renk, 2012). Uit onderzoek blijkt dat externaliserend probleemgedrag kan worden verminderd door de opvoedingscompetenties van ouders te verbeteren (Dekovic, Asscher, Manders, Prins, & Van der Laan, 2012). Een gezinsgerichte aanpak werkt het best bij adolescenten tussen de 13 en 16 jaar (Hendriks, Van der Schee, Blanken, 2012). Ouderschap met Liefde en Grenzen (OLG) is een gezinsinterventie die zich richt op een snelle aanpak van gedragsproblemen van adolescenten. In het huidige onderzoek wordt onderzocht of OLG doeltreffend is in het verminderen van externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen en het algemene recidiverisico. Daarnaast wordt onderzocht of er een samenhang is tussen veranderingen in externaliserend probleemgedrag en veranderingen in het recidiverisico.

Binnen OLG wordt externaliserend probleemgedrag gedefinieerd als opstandig gedrag, conflicten, niet luisteren, nachten wegblijven, spijbelen, vernieling, openlijke geweldpleging (al dan niet in huiselijke kring), diefstal en lichte vormen van brandstichting (Hoogsteder, 2012a). Het ontstaan en in stand houden van externaliserend probleemgedrag wordt vanuit OLG verklaard vanuit het sociaal-ecologisch ontwikkelingsmodel (Van der Ploeg & Scholte, 1990) en verschillende benaderingen uit de systeemtheorie (Haley, 1976; Minuchin, 1974; Selvini Palazzoli, Selvini, & Pomerans, 1988). In het sociaal-ecologisch ontwikkelingsmodel wordt de ontwikkeling van een kind gezien als een dynamisch proces waar de kindfactoren, de ouder- en gezinsfactoren en de omgevingsfactoren in wisselwerking met elkaar invloed uitoefenen op de ontwikkeling van het kind (Bakker, Bakker, Van Dijke, & Terpstra, 2000). De structurele benadering in de systeemtheorie is gericht op de gezinsstructuur. Ouders dienen hierin een goed afgegrensd subsysteem te vormen, dat op een flexibele wijze leiding geeft aan het gezin

(Lange, 2006; Vandereycken & Van Deth, 2009). Wanneer zij hier niet in slagen kunnen gezinsstructuren ervoor zorgen dat er gedragsproblemen ontstaan. Omdat in deze gezinnen

(4)

de adolescent bepaalt wat er thuis gebeurt (Hoogsteder, 2012a). Uit onderzoek blijkt dat, wanneer adolescenten externaliserend probleemgedrag laten zien, ouders meer autonomie aan hun kind geven (Reitz, Dekovic, & Meijer, 2006). Wanneer adolescenten meer autonomie krijgen kan dit verdere escalatie in de hand werken. Uit het onderzoek van Lamborn,

Dornbusch en Steinberg (1996) blijkt dat wanneer adolescenten eenzijdig beslissingen nemen, dit leidt tot meer externaliserend probleemgedrag en slechte schoolprestaties. Wanneer ouders worden betrokken en zij samen een beslissing nemen leidt dit juist tot minder probleemgedrag. In de strategische stroming ligt het accent vooral op de wijze waarop de gezinsleden met elkaar communiceren (Lange, 2006; Vandereycken & Van Deth, 2009). De interactie tussen ouder en adolescent kan de externaliserende problemen in stand houden of doen verergeren (Reitz et al., 2006). Daarnaast blijkt uit onderzoek dat warmte in de ouder-kind relatie en emotionele

beschikbaarheid en ondersteuning samenhangen met minder externaliserend probleemgedrag (Farrington, 2003; Stormshak, Bierman, McMahon, & Lengua, 2000; White & Renk, 2012). De cybernetische systeemtheorie verklaart gedragsproblemen en delictgedrag vooral door de aanhoudend negatieve interacties die vervolgens meer negatieve interacties uitlokken (Hoogsteder, 2012a; Lange, 2006; Vandereycken & Van Deth, 2009). Dit worden coërcieve interacties genoemd (Snyder & Patterson, 1986; Verschueren & Koomen, 2013). Uit onderzoek blijkt dat coërcieve interacties leiden tot meer externaliserend probleemgedrag (Snyder et al., 2008).

Naast dat externaliserend probleemgedrag van adolescenten het gezinsfunctioneren negatief beïnvloedt, kan dergelijk gedrag ook leiden tot problemen op andere levensgebieden zoals school. Uit onderzoek van Timmermans, Van Lier en Koot (2009) blijkt dat er een samenhang is tussen externaliserend probleemgedrag en slechte schoolprestaties. Ook is er een verband tussen externaliserend gedrag en vroegtijdig schoolverlaten (French & Conrad, 2001). Verder blijkt uit onderzoek dat spijbelen leidt tot slechte schoolprestaties (Gottfried, 2009; Vaillancourt, Brittain, McDougall, & Duke, 2013). Daarbij blijkt uit onderzoek dat vroegtijdig schoolverlaten kan leiden tot een toename in delinquent gedrag (Moore & McArthur, 2014; Traag & Marie, 2011). Aan de andere kant blijkt dat delinquente adolescenten die vaker naar school gaan minder recidiveren (Blomberg et al., 2011). Met OLG wordt onder andere getracht het externaliserend probleemgedrag van adolescenten te verminderen. De vraag is of het volgen van OLG tevens leidt tot verbeterd functioneren op school.

Het is niet uitzonderlijk dat adolescenten een zekere mate van gedragsproblemen vertonen tijdens de adolescentie. De adolescentie is een periode waarin sprake is van individuele en sociale veranderingen, waarin adolescenten zich zowel fysiek als emotioneel

(5)

ontwikkelen (Williford, Brisson, Bender, Jenson, & Forrest-Bank, 2010). De periode tussen de 12 en 18 jaar wordt gekenmerkt door het verkennen en verleggen van grenzen. Dit kan leiden tot risicovol gedrag zoals drugsgebruik, spijbelgedrag, agressie of delinquentie (Van

Amerongen, 2008). Wanneer een adolescent zich herhaaldelijk, gedurende langere tijd, delinquent gedraagt en het functioneren van die adolescent eronder lijdt kan dit leiden tot de ontwikkeling van een gedragsstoornis (Duits & Bartels, 2011), een psychiatrische stoornis (Verhulst et al., 2007) of andere problemen zoals schooluitval (Timmermans et al., 2009), tienermoederschap en verslaving. Daarnaast resulteert delictgedrag in materiële en immateriële schade voor slachtoffers (Lodewijks & Van Domburgh, 2012). Voor beleidsmakers en

hulpverleners is het van belang om te weten welke risico’s adolescenten lopen en welke factoren bijdragen aan het recidiverisico en welke factoren dit doen afnemen, zodat zij

effectieve maatregelen kunnen nemen om het recidiverisico te verminderen (Lodewijks & Van Domburgh, 2012). Effectieve interventies zouden hier een bijdrage aan kunnen leveren. De vraag is of OLG een dergelijke interventie is.

Ouderschap met Liefde en Grenzen

Het bovenstaande pleit ervoor dat externaliserende problemen systemisch worden aangepakt. De systeemtheorie stelt dat iemands individuele functioneren niet op zichzelf staat, maar kenmerken zijn van het systeem waar het individu op dat moment deel van uitmaakt (Vandereycken & Van Deth, 2009). Een programma dat door middel van een systemische interventie probleemgedrag probeert te verminderen is Ouderschap met Liefde en Grenzen (OLG). OLG is een kortdurende en intensieve gezinsinterventie die zich richt op adolescenten tussen de 12 en 18 jaar die delictgedrag vertonen of dit dreigen te doen en matig tot ernstige gedragsproblemen hebben (Hoogsteder, 2012a). Het primaire doel van OLG is het voorkomen of terugdringen van recidive van delictgedrag. OLG tracht dit te doen door oppositionele en antisociale gedragsproblemen te verminderen, door de verstoorde relaties in het gezin te herstellen en door de opvoedingscompetenties van ouders te verbeteren. De gezinsleden ontwikkelen cognitieve en sociale vaardigheden, er wordt gewerkt aan een consistente

gezinsstructuur en de affectie en genegenheid in de onderlinge relaties wordt hersteld. Dit alles moet leiden tot een nieuw evenwicht in het gezin (Hoogsteder, 2012a). Tijdens de behandeling wordt er aangesloten bij dynamische criminogene factoren. Dit zijn veranderbare risicofactoren die direct samenhangen met het delictgedrag. Door een interventie op deze risicofactoren te richten, neemt het recidiverisico af. OLG is geïndiceerd bij een matig tot matig-hoog

(6)

Het OLG programma bestaat uit zes groepsbijeenkomsten waarin de algemene inhoud van het programma wordt gepresenteerd en hiermee wordt geoefend in rollenspellen. Parallel aan de groepsbijeenkomsten vinden er coachingsgesprekken plaats met alleen het gezin. In de coachingsgesprekken wordt de inhoud van de groepsbijeenkomsten aangepast aan de specifieke kenmerken van het gezin. De coachingsgesprekken doorlopen vier fasen: 1) realiseren

voorwaarde voor behandeling, 2) feedbackloops en het opstellen van het eerste

gedragscontract, 3) problemen oplossen en generale repetities en 4) vooruitgang evalueren, terugvalpreventie en actie volgende stappen. Het doorlopen van deze fasen wordt de eerste coachingscyclus genoemd en duurt maximaal 24 maanden (Hoogsteder, 2012b).

Het Nederlandse OLG is een vertaling van het Amerikaanse programma Parenting with

Love and Limits (PLL) dat is ontwikkeld door systeemtherapeut Scott Sells en het Savannah Family Institute. De Waag is de enige Nederlandse instelling die een licentie heeft voor het

geven van OLG (Hoogsteder, 2012a). OLG is volledig erkend door de Erkenningscommissie

Gedragsinterventie Justitie (De Waag Nederland, 2012), maar volgens de

Erkenningscommissie Jeugdinterventies moet de effectiviteit in de praktijk nog worden

aangetoond (Nederlands Jeugdinstituut, 2012).

Eerder onderzoek

Eerder Amerikaans onderzoek naar OLG heeft hoopgevende resultaten opgeleverd over de doeltreffendheid met betrekking tot middelenmisbruik (Smith, Sells, Rodman, & Reynolds, 2006), gedragsproblemen en recidive (Kiaer, 2013; Sells, Winokur-Early, & Smith, 2011). Verder zijn er verbeteringen gevonden in de communicatie tussen ouders en adolescenten (Sells, 1998) en bleek OLG effectief te zijn als nazorgprogramma na jeugddetentie (Winokur-Early, Chapman, & Hand, 2013). Al deze onderzoeken zijn echter uitgevoerd door het

Savannah Family Institute. Dit betekent dat de studies niet door onafhankelijke onderzoekers

zijn uitgevoerd. Verder is er in de meeste gevallen geen controlegroep en wordt er gebruik-gemaakt van een relatief kleine steekproef. Toekomstig onderzoek, zonder deze

methodologische tekortkomingen, zal meer duidelijkheid moeten scheppen omtrent de effectiviteit van OLG.

In Nederland is het aantal onderzoeken naar OLG beperkt. Waarschijnlijk komt dit doordat de Waag als enige instelling in Nederland een licentie heeft om OLG te geven. De Nederlandse studies laten wisselende resultaten zien. In een single case study van Hesselmans en Hoogendoorn (2012) zijn geen significante resultaten gevonden met betrekking tot

(7)

study werden wel verbeteringen gevonden in communicatievaardigheden, copingsstrategiën en denkfouten. Het externaliserende probleemgedrag bleek echter onverminderd (Van Rosevelt & Schoenmaker, 2013). Verder zijn er aanwijzingen dat verandering in opvoedvaardigheden als resultaat van OLG, invloed heeft op agressief gedrag (Hogendoorn, 2013). In het onderzoek van Postma (2014) zijn er aanwijzingen gevonden dat, na het volgen van OLG, externaliserend probleemgedrag vermindert en dat er kleine verbeteringen zijn in oplossingsvaardigheden van adolescenten. Er waren echter ook bevindingen die dit zouden kunnen tegenspreken. Tot slot werden er met betrekking tot programma integriteit hoopgevende resultaten gevonden (Kuipers, 2013).

Huidige studie

Naast dat er geen Nederlands onderzoek is gedaan naar het effect van OLG op het recidiverisico, is tevens niet onderzocht of OLG van invloed is op het verminderen van schoolproblemen. In deze studie wordt de doeltreffendheid van OLG onderzocht ten aanzien van het verminderen van externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen (spijbelgedrag en slechte schoolprestaties) en het recidiverisico. Daarnaast wordt onderzocht of er een samenhang bestaat tussen een verandering in externaliserend probleemgedrag en veranderingen in

recidiverisico. Daarbij wordt onderzocht of er een samenhang bestaat tussen verandering in externaliserend probleemgedrag en verandering in schoolproblemen. De onderzoeksvraag is daarom als volgt: is er een verandering voor en na OLG in 1) externaliserend probleemgedrag, 2) schoolproblemen en 3) recidiverisico? En hangt een verandering in externaliserend

probleemgedrag samen met een verandering in het recidiverisico dan wel met een verandering in schoolproblemen?

Verwacht wordt dat adolescenten na het volgen van een OLG-behandeling significant minder externaliserend probleemgedrag laten zien dan daarvoor. Verder wordt verwacht dat schoolproblemen en het recidiverisico zullen verminderen na het volgen van OLG. Ook wordt verwacht dat veranderingen in externaliserend probleemgedrag samenhangen met een

verandering in het recidiverisico, omdat delictgedrag en externaliserend probleemgedrag met elkaar samenhangen. Ook wordt er een samenhang verwacht tussen verandering in

(8)

Methode Onderzoeksdesign

Het ging in deze studie om een veranderonderzoek, waarbij een voormeting (T0) werd vergeleken met een nameting (T1). Er is daarom gekozen voor een one-group pretest-posttest onderzoeksdesign (Hoyle, Harris, & Judd, 2002).

Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep bestond uit 14 adolescenten, waarvan 11 jongens (78.6%) en 3 meisjes (21.4%). De adolescenten waren tussen de 13 en 17 jaar oud (M = 14.93; SD = 1.27). De duur van de OLG-behandeling van deze onderzoeksgroep varieerde van 3 maanden tot 14 maanden (M = 7.64; SD = 2.93). De deelnemers aan het onderzoek kwamen van meerdere vestigingen van de Waag waar OLG wordt gegeven. De deelnemende gezinnen kwamen uit Amsterdam (n = 12; 86%) en Den Haag (n = 2; 14%). De gezinnen hadden verschillende culturele achtergronden. De gezinnen zijn op verschillende momenten gestart met OLG. De eerste OLG-groep is in maart 2013 gestart en de meest recente groep is in september 2014 gestart. De achtergrondvariabelen staan vermeld in tabel 1.

Inclusie- en exclusiecriteria OLG

Om deel te kunnen nemen aan OLG moet het gezinssysteem aan een aantal criteria voldoen. Adolescenten dienen tussen de 12 en 18 jaar te zijn en een geschatte IQ-score te hebben van 85 of hoger. Daarbij dienen de gezinsleden de Nederlandse taal voldoende machtig te zijn en moeten zij in staat zijn om gegeven instructies en aanwijzingen te begrijpen. Verder heeft de adolescent de afgelopen 6 maanden twee of meer van de volgende gedragingen

vertoond: ernstig en volhardend liegen, verbale agressie (dreigen met fysieke agressie, vooral in huiselijke kring), fysieke agressie (tegen personen en/of materialen, vooral in huiselijke kring), herhaaldelijk weglopen of gedragsproblemen op school (agressie of spijbelen). Tevens dient er sprake te zijn van (ernstige of complexe) gezinsproblemen en/of relatieproblemen in

combinatie met problemen op andere leefgebieden. Er dient verder sprake te zijn van een matig tot matig-hoog recidiverisico.

Exclusiecriteria zijn middelenafhankelijkheid, acute psychose bij één van de

gezinsleden, onvoldoende motivatie bij opvoeders en/of adolescent en de situatie waarin de adolescent nu of op korte termijn geen deel uitmaakt van het gezin. De inclusie- en

(9)

Ambulante Forensische GGZ Jeugd (RAF GGZ Jeugd; voorheen Waagschaal Jeugd), het

risicotaxatie-instrument van de Waag (Hoogsteder, 2012a).

Tabel 1:

Achtergrondvariabelen

Cliënt Vestiging* Sekse Leeftijd Duur OLG (mnd)

Index-delict Exclusie-criteria

1 1 Meisje 13 5 Geweld Geen

2 1 Jongen 15 7 Huiselijk geweld Geen

3 1 Jongen 15 11 Geweld Geen

4 1 Jongen 14 7 Geweld Geen

5 1 Jongen 15 11 Huiselijk geweld Geen

6 1 Jongen 13 3 Geweld Geen

7 1 Jongen 16 6 Vermogen Geen

8 1 Jongen 13 6 Geweld Geen

9 2 Meisje 15 10 Huiselijk geweld Geen

10 2 Jongen 16 14 Huiselijk geweld Geen

11 1 Jongen 15 7 Huiselijk geweld Geen

12 1 Jongen 16 8 Zeden Geen

13 1 Meisje 16 5 Huiselijk geweld Geen

14 1 Jongen 17 7 Geweld Geen

*1=Amsterdam; 2=Den Haag

Procedure

Alle deelnemers aan het huidige onderzoek hadden een OLG-behandeling gevolgd bij de Waag. Wanneer cliënten worden aangemeld bij de Waag vullen zij een inschrijfformulier in en tekenen zij of ze deel willen nemen aan onderzoek van de Waag. Er wordt niet bijgehouden hoe vaak of waarom mensen weigeren deel te namen aan onderzoek.

Na de intake werd de risicotaxatie gedaan om het recidiverisico vast te stellen. Hiervoor werd de RAF GGZ Jeugd gebruikt. Met betrekking tot de schoolproblemen werd gekeken naar de meest recente risicotaxatie op het domein School/(Bij)baan. Nadat de behandeling is

afgerond werd nogmaals de RAG GGZ Jeugd afgenomen. De begin- en eindmeting van de RAF GGZ Jeugd zijn met elkaar vergeleken.

(10)

Na het eerste intakegesprek en voordat OLG van start ging, hebben de adolescent en diens ouders vragenlijsten ingevuld over het functioneren van de adolescent (Youth Self Report, YSR; Child Behaviour Checklist, CBCL), het gezin (Gezinsvragenlijst, GVL; Opvoedingsbelasting Vragenlijst, OBVL), over henzelf (Utrechtse Copings Lijst, UCL; Lijst Irrationele Gedachten, LIG) en over de behandelmotivatie (Bereidwilligheidsschaal, BWS). Deze vragenlijsten hebben zij thuis ingevuld of zo nodig, met hulp van een stagiair, op de Waag. Dit is de voormeting (T0). Na het voltooien van de eerste coachingscyclus en wanneer de gezinsleden voor 80 procent tevreden zijn over de behaalde resultaten tijdens OLG, werd dezelfde set vragenlijsten nogmaals afgenomen. Dit is de nameting (T1). In dit onderzoek zijn de gegevens van de CBCL en waar mogelijk de gegevens van de YSR meegenomen.

Instrumenten

Recidiverisico. Voor het inschatten van het recidiverisico door behandelaren is

gebruik-gemaakt van het Risicotaxatie-instrument voor de Ambulante Forensische GGZ Jeugd (RAF GGZ Jeugd; voorheen Waagschaal Jeugd). Risicotaxatie is het inschatten van de kans dat delinquenten opnieuw een delict plegen (Van Horn, Wilpert, Eisenberg, & Mulder, 2012). Het instrument bestaat uit 95 items verdeeld over 12 domeinen: 1) eerdere en huidige delicten (8 items), 2) School/(bij)baan (9 items), 3) Financiën (3 items), 4) Woonomgeving (3 items), 5) Gezin (12 items), 6) Sociaal netwerk (5 items), 7) Vrije tijd (3 items), 8) Middelen (8 items), 9) Emotioneel/persoonlijk (15 items), 10) Houding (4 items), 11) Behandeling (9 items) en 12) Seksuele problematiek (16 items). De items worden dichotoom (ja/nee) of op een

3-puntsschaal (0=niet aanwezig; 1=enige mate aanwezig; 2=duidelijk aanwezig) gescoord. Een voorbeeld van een vraag is: “Conflicten tussen ouders: 0=De relatie tussen ouders is relatief conflictvrij; 1=De relatie tussen ouders wordt gekenmerkt door enige terugkerende/langer durende conflicten; 2=De relatie tussen ouders is (ernstig) conflictueus”. Het algemene

gestructureerde klinische oordeel wordt gescoord op een 6-puntsschaal (score 0 tot 5). Hiermee wordt het algemene functioneren van de adolescent op het hele domein gescoord. Tot slot wordt het algemeen recidiverisico gescoord op een 5-puntsschaal (score 1=laag; 2=laag-matig; 3=matig; 4=matig-hoog; 5=hoog). Hier wordt het recidiverisico ingeschat ten aanzien van het delictgedrag van de cliënt. De informatie uit de verschillende domeinen wordt meegenomen in deze weging (Van Horn et al., 2012). Uit onderzoek blijkt dat de RAF GGZ Jeugd op een betrouwbare en valide manier recidive voorspelt twaalf maanden na ambulante behandeling (Van Horn, Wilpert, Bos, Eisenberg, & Mulder, 2009). De weging van het algemene

(11)

recidiverisico in de RAF GGZ Jeugd is in dit onderzoek gebruikt voor het inschatten van het recidiverisico bij de OLG-adolescenten.

Schoolproblemen. Voor het vaststellen van de mate van schoolproblemen is de weging

uit het domein School/(bij)baan van de RAF GGZ Jeugd gebruikt. De vragen met betrekking tot school op dit domein gaan over gedragsproblemen op school, schoolprestaties en interesse in school (Van Horn et al., 2012). Een voorbeeld van een vraag op dit domein is:

“Gedragsproblemen op school: 0=Geen aanwijzingen voor gedragsproblemen op school; 1=Enige gedragsproblemen. Een paar verschillende kennelijk los van elkaar staande

voorvallen; 2=Duidelijk bewijs van (ernstige) gedragsproblemen, die mogelijk hebben geleid tot schorsing of verwijdering van school”.

Externaliserend gedrag. De mate van externaliserend gedrag is vastgesteld aan de hand

van de ASEBA-vragenlijsten. Dit zijn de Youth Self Report (YSR), ingevuld door de adolescent over zichzelf en de Child Behaviour Checklist (CBCL), ingevuld door de ouder(s) over de adolescent (Verhulst & Van der Ende, 2013). De YSR en de CBCL meten dezelfde vaardigheden en constructen. Vragen worden beantwoord op een 3-puntsschaal (0=nooit; 1=soms; 2=vaak) (Egberink, Janssen, & Vermeulen, 1999). De schalen Normafwijkend gedrag en Agressief gedrag zijn meegenomen in dit onderzoek, omdat zij samen de brede band schaal Externaliseren vormen, welke is gebruikt om veranderingen in externaliserend probleemgedrag vast te stellen. Een voorbeeld van een vraag is: “Ik drink alcohol zonder dat mijn ouders dat goed vinden”. De Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) heeft de ASEBA vragenlijsten in 2013 opnieuw beoordeeld. De uitgangspunten bij de testconstructie, de

kwaliteit van het testmateriaal en de kwaliteit van de handleiding zijn als goed beoordeeld. De begripsvaliditeit en de criteriumvaliditeit zijn beoordeeld met een voldoende. De normen worden beoordeeld met een onvoldoende, omdat de representativiteit van de normen onvoldoende is aangetoond, de normgroepen ontoereikend worden beschreven en over de meetinvariantie over landen en culturen niets wordt vermeld. Ook de betrouwbaarheid krijgt een onvoldoende. Alhoewel de bevindingen over homogeniteit en de stabiliteit bevredigend zijn, zijn zij berekend op het Nederlandse aandeel in de internationale normgroep en niet op de normgroep zelf (Egberink, Janssen, & Vermeulen, 2013). De betrouwbaarheid van de schalen op de YSR en de CBCL is vastgesteld middels de Cronbach’s α. Uit de analyse bleek dat de schalen externaliserend probleemgedrag van de YSR op T0 (α = .65) en T1 (α = .88) voldoende betrouwbaar waren. Hoewel een alpha van .80 als goed wordt beschouwd, neemt men in de praktijk vaak genoegen met scores boven de .60 (Bijleveld, 2013). De schalen externaliserend

(12)

probleemgedrag van de CBCL bleken op T0 (α = .81) en T1 (α = .93) tevens voldoende betrouwbaar.

De scores van de respondenten op de verschillende meetinstrumenten staan vermeld in tabel 2. De gemiddelden en de standaardafwijking van deze scores staan vermeld in tabel 3.

Tabel 2:

Scores externaliserend gedrag, recidiverisico en schoolproblemen

T0 T1 Cliënt Extern. YSR Extern. CBCL Recidi-verisico School-problemen Extern. YSR Extern. CBCL Recidi-verisico School-problemen 1 19 25 4 4 17 21 2 3 2 20 28 3 5 10 9 3 3 3 17 27 4 4 11 27 3 2 4 25 20 4 5 23 28 4 5 5 14 17 4 3 32 26 1 1 6 8 18 4 4 1 11 2 2 7 14 16 4 2 6 8 1 0 8 10 20 4 4 5 1 2 2 9 - 32 4 4 - 12 4 3 10 - 40 3 4 - 32 1 1 11 22 27 4 4 15 13 1 1 12 - 20 3 1 - 23 2 2 13 5 22 3 3 7 27 3 3 14 23 43 4 2 15 43 1 3 Tabel 3: Gemiddelde en SD T0 T1 Extern. YSR Extern. CBCL Recidive -risico School-problemen Extern. YSR Extern. CBCL Recidiver-isico School-problemen Gemiddelde (M) 16.09 25.36 3.71 3.50 12.91 20.07 2.07 2.21 Standaardafwijking (SD) 6.49 8.28 0.47 1.16 8.89 11.44 1.00 2.25

(13)

Statistische analyse

De data zijn geanalyseerd met SPSS Statistics 22.0. Omdat er gebruik werd gemaakt van een kleine groep respondenten (N=14) en de variabelen op een ordinaal meetniveau zijn behandeld, is er non-parametrisch getoetst (Van Peet, Van den Wittenboer, & Hox, 2009). De onafhankelijke variabelen zijn de meetmomenten T0 en T1 van OLG. De afhankelijke

variabelen zijn externaliserend probleemgedrag, het recidiverisico en schoolproblemen. Alhoewel de scores op externaliserend probleemgedrag normaal zijn verdeeld en er wordt voldaan aan de voorwaarde van homogeniteit, is het aantal respondenten te laag voor het gebruik van een parametrische toets. Vraag 1, 2 en 3 zijn geanalyseerd met de Rangtekentoets

van Wilcoxon voor het mediane verschil via afhankelijke steekproeven. Omdat er wordt

gekeken of de scores afnemen op T1 ten opzichte van T0, is er eenzijdig getoetst. Om de samenhang tussen externaliserend probleemgedrag en het recidiverisico dan wel

schoolproblemen vast te stellen is de Spearman rangcorrelatie berekend (Van Peet, Van den Wittenboer, & Hox, 2004).

Voor onderzoeksvraag 1, 2 en 3 is de power berekend. Voor de verschillende onderzoeksvragen bleek dat, met een power van .80 en α = .05, er een uiteenlopend aantal respondenten nodig zou zijn voor het vinden van significante verschillen, variërend van minder dan 6 tot 38 respondenten. Voor het vinden van een groot effect, eenzijdig getoetst, is er een steekproef nodig van 21 respondenten, voor een middelgroot effect 64 respondenten en voor een klein effect 614 respondenten. Er konden daarom enkel grote effecten worden aangetoond.

Resultaten

In het huidige onderzoek is onderzocht of het volgen van OLG leidt tot een verandering in externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen en recidiverisico. Daarnaast is er gekeken of een verandering in externaliserend probleemgedrag samenhangt met een verandering in het recidiverisico dan wel met een verandering in schoolproblemen.

De Wilcoxon rangtekentoets laat zien dat er een significante afname is in het

recidiverisico voor en na OLG (Z = -2.97, p = .002). Er is een groot effect gevonden (r = .56). Ook voor schoolproblemen is er een significante afname waargenomen (Z = -2.72, p = .004), waarbij een groot effect is gevonden (r = .51). Ten aanzien van externaliserend probleemgedrag gerapporteerd door adolescenten is er een significant verschil gevonden (Z = -1.78, p = .038). Dit is een middelmatig effect (r = .38). Er is tevens een significante afname gevonden in

(14)

middelmatig effect (r = .31). De resultaten van de Wilcoxon rangtekentoets staan vermeld in tabel 4.

Tabel 4:

Wilcoxon rangtekentoets (eenzijdig getoetst)

Z-waarde Overschrijdingskans (p) Effectgrootte (r)

Extern. YSR -1.78 .038 .38

Extern. CBCL -1.65 .045 .31

Recidiverisico -2.97 .002 .56

Schoolproblemen -2.72 .004 .51

*α = .05

Om vast te stellen of er een samenhang is tussen de mate van verandering in externaliserend probleemgedrag en verandering in het recidiverisico is de Spearman rangcorrelatie berekend. De resultaten laten geen significante samenhang zien tussen deze variabelen. Er is wel een samenhang gevonden tussen veranderingen in externaliserend

probleemgedrag gerapporteerd door adolescenten en door ouders. Tevens is er een samenhang gevonden tussen veranderingen in externaliserend probleemgedrag gerapporteerd door ouders en schoolproblemen. De resultaten van de Spearman rangcorrelatie staan vermeld in tabel 5.

Tabel 5:

Spearman rangcorrelatie van veranderingsmaten

Extern. YSR Extern. CBCL Recidive-risico School-problemen

Extern. YSR Correlatie (r) 1 .669* .174 .238

Sig. 1-tailed (p) - .012 .304 .241 Extern. CBCL Correlatie (r) - 1 -.077 .470* Sig. 1-tailed (p) - - .396 .45 Recidiverisico Correlatie (r) - - 1 .361 Sig. 1-tailed (p) - - - .103 Schoolproblemen Correlatie (r) - - - 1 Sig. 1-tailed (p) - - - - * significant op α = .05

(15)

Discussie

In deze studie is onderzocht of het volgen van een OLG-behandeling doeltreffend is in het verminderen van externaliserend probleemgedrag, het recidiverisico en schoolproblemen. Verwacht werd dat er een significante verbetering waarneembaar zou zijn. Hoewel er een groter effect werd verwacht ten aanzien van externaliserend probleemgedrag, wordt deze hypothese door de onderzoeksresultaten ondersteund. De gevonden resultaten indiceren dat OLG een effectieve behandeling is ten aanzien van de onderzochte constructen. Tevens is er gekeken of er een samenhang is tussen veranderingen in externaliserend probleemgedrag en het recidiverisico. In deze studie zijn hier geen aanwijzingen voor gevonden. Wel is er een

samenhang gevonden tussen veranderingen in externaliserend probleemgedrag gerapporteerd door ouders en schoolproblemen.

In dit onderzoek is de verwachte samenhang tussen het recidiverisico en externaliserend probleemgedrag na het volgen van een OLG-behandeling niet gevonden. Een mogelijke

verklaring hiervoor is dat het vaststellen van externaliserend probleemgedrag is gebeurd aan de hand van schalen van de YSR en de CBCL. Bij het vaststellen van het recidiverisico is

daarentegen, middels de RAF GGZ Jeugd, een inschatting gemaakt ten aanzien van

verschillende domeinen (Van Horn et al., 2012). Wanneer er een verandering optreedt op één domein dan heeft dit mogelijk invloed op het recidiverisico. Een adolescent die in een slechte buurt woont heeft een verhoogd risico op het vertonen van externaliserend probleemgedrag (Wikström & Loeber, 2000), wat mogelijk een verhoging van het recidiverisico als gevolg heeft omdat ‘woonomgeving’ een domein is op de RAF GGZ Jeugd. In het geval dat deze adolescent verhuist naar een betere buurt zal dit het recidiverisico mogelijk verlagen, maar hoeft dit te betekenen dat het externaliserende probleemgedrag afneemt, omdat er nog andere risicofactoren zijn die dergelijk gedrag in stand kunnen houden, bijvoorbeeld het hebben van delinquente vrienden (Goldstein, Davis-Kean, & Eccles, 2005). Een soortgelijk fenomeen zou ook een rol gespeeld kunnen hebben bij het ontbreken van de samenhang tussen het

recidiverisico en schoolproblemen. Een verbetering in schoolprestaties en een verhoogde binding met school kan het recidiverisico op het domein ‘school/bijbaan’ doen verlagen, terwijl het externaliserende gedrag van de adolescent mogelijk onverminderd is. Daarbij kan het zijn dat het gedrag op school is verbeterd, maar het gedrag buiten school om onveranderd is.

Een andere verklaring voor de afwezigheid van de samenhang tussen het recidiverisico en externaliserend probleemgedrag zou kunnen zijn dat bij het invullen van de YSR er aan de respondent wordt gevraagd om een zelfgerapporteerd beeld te geven van probleemgedrag,

(16)

en beschermende factoren tegen elkaar zijn afgewogen. Daarbij blijkt dat adolescenten externaliserend probleemgedrag onderschatten (Breuk, Clauser, Stams, Slot, & Doreleijers, 2007; Klein, 1991) waardoor er mogelijk een discrepantie ontstaat tussen het oordeel van de adolescent en het klinische oordeel van de behandelaar.

Uit de literatuur blijkt dat externaliserend probleemgedrag en schoolproblemen met elkaar samenhangen (French & Conrad, 2001; Moore & McArthur, 2014; Timmermans et al., 2009; Traag & Marie, 2011). Dit is in lijn met de resultaten in deze studie. Het ligt voor de hand dat een vermindering in externaliserend probleemgedrag ervoor zorgt dat het gedrag van de adolescent als minder storend wordt ervaren en daardoor mogelijk minder de klas uit wordt gestuurd, geschorst of van school wordt gestuurd. Of de schoolprestaties ook verbeteren is niet duidelijk. Toekomstig onderzoek zal moeten bepalen op welk onderdeel de schoolgang wordt verbeterd. Het invullen van een volledige RAF GGZ Jeugd op T1 zou hiertoe een mogelijkheid zijn. Het gegeven dat er geen samenhang is gevonden tussen externaliserend probleemgedrag gerapporteerd door adolescenten en schoolproblemen, kan er mogelijk mee te maken hebben dat adolescenten de neiging hebben om (externaliserende) problemen te onderschatten (Breuk et al., 2007; Klein, 1991).

De OLG-behandeling wordt afgesloten na het doorlopen van de eerste coachingscyclus. Dit betekent dat ouders voor 80% tevreden zijn met de resultaten van het opgestelde contract. Er wordt in OLG bewust gekozen om het makkelijkst oplosbare probleem, bijvoorbeeld taken in huis, aan te pakken, met als doel dat de positieve verandering zich doorzet op andere levensgebieden en uiteindelijk het recidiverisico vermindert. Tevredenheid met het contract hoeft daarom niet te betekenen dat de gedragsproblemen zijn verminderd. De resultaten uit deze studie bevestigen dit, want hoewel er een significante afname is gevonden, er is in veel gevallen nog steeds sprake van externaliserend probleemgedrag.

Beperkingen van het onderzoek

Een beperking van dit onderzoek is het geringe aantal respondenten. Een kleine steekproef vormt een bedreiging voor de statistische validiteit. Zeker bij een heterogene populatie is de absolute omvang van de steekproef van belang (Bryman, 2008). Vanwege de kleine steekproef was de power voor de relatief kleine effecten onvoldoende. De gevonden resultaten dienen daarom met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Tevens is er geen gebruikgemaakt van een controlegroep. Er kan daarom niet met zekerheid worden gezegd dat de gevonden effecten zijn toe te schrijven aan het volgen van OLG (Stams, 2011).

(17)

Wanneer een respondent weet dat hij wordt onderzocht, is diegene meer geneigd om zich sociaal wenselijk te gedragen. Als er daarnaast sprake is van delinquent gedrag is het voor die persoon doorgaans van belang om dit gedrag zoveel mogelijk verborgen te houden

(Bijleveld, 2013). Beide fenomenen kunnen invloed hebben gehad op de uitkomstmaat van externaliserend gedrag. Daarnaast kan het zijn dat de behandelaar geen adequate inschatting kan maken van het recidiverisico, omdat delinquente gedragingen mogelijk verborgen blijven. De gevonden resultaten geven daarom mogelijk een vertekend beeld.

Het recidiverisico bij de RAF GGZ Jeugd wordt ingeschat aan de hand van een risicotaxatie op verschillende levensgebieden. Bij de T1 meting wordt echter een verkorte versie ingevuld en worden per domein niet de afzonderlijke vragen beantwoord, maar enkel een inschatting gemaakt van het recidiverisico per domein. Hierdoor gaat veel informatie verloren die iets kan zeggen over op welke domeinen er vooruitgang is geboekt.

Daarnaast bestaat de vraag of er gebruik is gemaakt van een representatieve steekproef. Een aanzienlijk aantal adolescenten dat heeft deelgenomen aan OLG, heeft geen vragenlijsten ingevuld. De gevonden resultaten zouden daarom deels verklaard kunnen worden door de selectiemechanismen (Bijleveld, 2013). Wat de karakteristieken zijn van deze mensen en waarom zij de vragenlijsten niet hebben ingevuld is vooralsnog onduidelijk. Een mogelijke oorzaak zijn verschillen in motivatie tussen cliënten onderling. Motivatie en bereidheid om tot verandering te komen speelt een belangrijke rol in het al dan niet slagen van behandeling (Miller & Rollnick, 2013). Hoewel er door de behandelaren van OLG wordt aangesloten bij de motivatie van de cliënt (Hoogsteder, 2012a) is niet duidelijk welke invloed behandelmotivatie heeft op de doeltreffendheid van OLG. Ook heeft OLG ‘drop-outs’. Omdat deze groep geen vragenlijsten invult voor de eindmeting kunnen zij niet worden meegenomen in

veranderingsonderzoek, terwijl deze groep wel interessant is ten aanzien van de effectiviteit van OLG. Dit kan een bedreiging vormen voor de interne validiteit.

Uit onderzoek blijkt dat het gebruik van zelfrapportage vragenlijsten mogelijk geen accurate voorspeller is van psychopathologie in klinische populaties. Enerzijds onderschatten delinquente adolescenten psychopathologie en ouder-kind relatieproblemen, anderzijds lijken ouders deze problematiek juist te overschatten (Breuk et al., 2007). De rapportages van ouders en kinderen komen zelden overeen, waarbij kinderen minder externaliserende problemen rapporteren dan ouders (Klein, 1991). Hoewel ouders de problemen gemiddeld genomen overschatten, komen hun scores dichter in de buurt van het werkelijke gedrag (Breuk et al., 2007). Alhoewel er significante resultaten zijn gevonden en er een samenhang is gevonden

(18)

tussen de zelfrapportages en de ouderrapportages, heeft dit fenomeen, vanwege de kleine steekproef, de resultaten mogelijk beïnvloed.

Aanbevelingen

De belangrijkste vraag is of de resultaten die in deze studie gevonden zijn beklijven. Wanneer er geen hulpverlener is die het gezin feedback kan geven en kan bijsturen als

problemen zich voordoen, vallen gezinnen mogelijk terug op oude patronen en disfunctioneel gedrag. Om dit te voorkomen besteedt het OLG-programma aandacht aan nazorg en wordt er een terugvalpreventieplan opgesteld. Ook kunnen gezinnen contact opnemen met de

behandelaar om de behandeling weer op te pakken (Hoogsteder, 2012a). Of het nazorgprogramma afdoende is en de gevonden resultaten consistent zijn over de tijd is vooralsnog niet onderzocht. Toekomstig onderzoek zal de gezinnen die hebben deelgenomen aan OLG afzienbare tijd na de T1 meting, nogmaals moeten onderzoeken (T2) om vast te stellen of de veranderingen duurzaam zijn. Er wordt tevens aanbevolen om ten tijde van de T1 het volledige risicotaxatie-instrument af te nemen. Op deze manier worden de resultaten van OLG mogelijk inzichtelijker en gaat er geen informatie verloren.

De resultaten bevestigen dat, voor de aanpak van externaliserend probleemgedrag bij adolescenten, een gezinsinterventie een effectief middel kan zijn (Hoogsteder, 2012a; Verhulst et al., 2007) en dat het verbeteren van opvoedingscompetenties kan leiden tot minder

externaliserend probleemgedrag (Dekovic et al., 2012). Tijdens OLG wordt getracht om de gezinshiërarchie te herstellen en ouders competenter te maken, door onder andere het opstellen van duidelijke regels die consequent moeten worden nageleefd en tevens warm en responsief te zijn (Hoogsteder, 2012a). Uit onderzoek blijkt dat wanneer ouders de regie hebben (Lamborn et al., 1996) en deze op een warme en responsieve manier naleven, dit leidt tot een vermindering in gedragsproblemen (Farrington, 2003; Stormshak et al., 2000; White & Renk, 2012). Tevens blijkt uit onderzoek dat kinderen van straffende ouders meer gedragsproblemen laten zien (Stormshak et al., 2000) en dat kinderen van permissieve ouders meer problemen hebben in de impulscontrole en met het nemen van verantwoordelijkheid voor hun handelen (Lightfoot, Cole, & Cole, 2013). De onderzoeksresultaten zouden erop kunnen wijzen dat het hanteren van een autoritatieve opvoedingsstijl een gunstig effect heeft op het doen afnemen van

externaliserend probleemgedrag, het recidiverisico en schoolproblemen. Dit komt overeen met eerder onderzoek waarin werd aangetoond dat autoritatief ouderschap een beschermende factor is ten aanzien van externaliserend probleemgedrag (Piko & Balázs, 2012) en delinquentie (Hoeve, Dubas, Gerris, Van der Laan, & Smeenk, 2011). Toekomstig onderzoek dient zich te

(19)

richten op de veronderstelde relatie tussen externaliserend probleemgedrag, recidiverisico en schoolproblemen enerzijds en opvoederscompetenties en opvoedingsstijl anderzijds, om te onderzoeken of een autoritatieve opvoedingsstijl een beschermende factor is ten aanzien van de bovenstaande constructen.

Verder dient toekomstig onderzoek zich te richten op de relatie tussen leeftijd en recidive, omdat het effect van gezinsgerichte interventies mogelijk afneemt, naarmate de adolescent ouder wordt (Van der Put, Dekovic, Stams, Hoeve, & Van der Laan, 2012; Van der Put et al., 2012; Van der Put et al., 2011) en het verband tussen ouderschap en delinquentie het sterkst is in de vroege adolescentie (Hoeve et al., 2009). Dit zou erop kunnen wijzen dat het volgen van OLG voor 16- en 17-jarigen mogelijk niet of zelfs contraproductief werkt. Nader onderzoek is noodzakelijk.

Tevens dient er onderzoek gedaan te worden naar het effect van OLG in relatie tot verschillende culturele achtergronden. Uit onderzoek blijkt dat interventies bij adolescenten die behoren tot een etnische minderheid, minder effect hebben ten aanzien van het verminderen van recidive (Van der Put, Stams, Dekovic, Hoeve, & Van der Laan, 2013). Onderzoek moet uitwijzen of dit tevens geldt voor OLG en welke mogelijke aanbevelingen er gelden voor gezinnen van verschillende culturele achtergronden. Dit is van belang omdat de populatie van gezinnen die deelnemen aan OLG zeer divers is.

Tot slot is het in het belang van OLG dat wordt onderzocht wat de karakteristieken zijn van de adolescenten en ouders die geen vragenlijsten invullen, waarom zij die niet invullen en wat de resultaten zijn van hun behandeling. Het meenemen van deze groep in toekomstig onderzoek biedt mogelijk een nauwkeuriger beeld ten aanzien van de doeltreffendheid van OLG. Ook de groep ‘drop-outs’ van OLG dient te worden onderzocht. Het onderzoeken van deze groep kan belangrijke aanknopingspunten bieden voor het verbeteren van de

behandeleffectiviteit.

Al met al kan gesteld worden dat, ondanks de beperkingen van dit onderzoek, er

hoopgevende resultaten zijn gevonden die laten zien dat het volgen van OLG mogelijk leidt tot een vermindering van externaliserend probleemgedrag, schoolproblemen en het recidiverisico. Alhoewel de resultaten met enige voorzichtigheid dienen te worden geïnterpreteerd, kan deze studie handvatten bieden voor toekomstig onderzoek.

(20)

Referenties

Andrews, D. A., & Bonta, J. (2010). Rehabilitating criminal justice policy and practice.

Psychology, Public Policy and Law, 16, 39-55. doi: 10.1037/a0018362

Bakker, I, Bakker, K., Van Dijke, A., & Terpstra, L. (2000). 0 + 0 = 02: Naar een Samenhangend Beleid en Aanbod van Opvoedingsondersteuning en

Ontwikkelingsstimulering voor Kinderen en Ouders in Risicosituaties. Utrecht: NIZW

Uitgeverij.

Bijleveld, C. C. J. H. (2013). Methoden en Technieken van Onderzoek in de Criminologie. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Blomberg, T. G., Bales, W. D., Mann, K., Piquero, A. R., & Berk, R. A. (2011). Incarceration, education and transition from delinquency. Journal of Criminal Justice, 39, 355-365. doi: 10.1016/j.jcrimjus.2011.04.003

Breuk, R. E., Clauser, C. A. C., Stams, G. J. J. M., Slot, N. W., & Doreleijers, T. A. H. (2007). The validity of questionnaire self-report of psychopathology and parent-child relationship quality in juvenile delinquents with psychiatric disorders. Journal of Adolescence, 30, 761-771. doi: 10.1016/j.adolescence.2006.10.003

Bryman, A. (2008). Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press.

CBS (2014). De Landelijke Jeugdmonitor: Jaarrapport 2014. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Dekovic, M., Asscher, J. J., Manders, W. A., Prins, P. J. M., & Van der Laan, P. (2012). Within-intervention change: Mediators of intervention effects during multisystemic therapy. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 80, 574-587. doi:

10.1037/a0028482

De Waag Nederland (2012). Volledige Erkenning ‘Ouderschap met Liefde en Grenzen’ van de

Waag. Verkregen op 22 april 2015 van: www.dewaagnederland.nl

Duits, N., & Bartels, J. A. C. (2011). Jeugdpsychiatrie en Recht: Wetgeving, Zorgveld en

Praktijk. Assen: Van Gorcum.

Egberink, I. J. L., Janssen, N. A. M., & Vermeulen, C. S. M. (2013). ASEBA Vragenlijsten,

CBCL/6-18, YSR & TRF. Amsterdam: Boom Test Uitgevers.

Egberink, I. J. L., Janssen, N. A. M., & Vermeulen, C. S. M. (1999). Youth Self Report, YSR. Amsterdam: Boom Test Uitgevers.

Farrington, D. P. (2003). Advancing knowledge about the early prevention of adult antisocial behaviour. In D. P. Farrington, & J. W. Coid, Early prevention of antisocial behaviour. Cambridge: Cambridge University Press.

(21)

French, D. C., & Conrad, J. (2001). School dropout as predicted by peer rejection and antisocial behaviour. Journal of Research on Adolescence, 11, 225-244. doi:

10.1111/1532-7795.00011

Goldstein, S. E., Davis-Kean, P. E., & Eccles, J. S. (2005). Parents, peers, and problem behaviour: A longitudinal investigation of the impact of relationship perceptions and characteristics on the development of adolescent problem behaviour. Developmental

Psychology, 41, 401-413. doi: 10.1037/0012-1649.41.2.401

Gottfried, M. A. (2009). Excused versus unexcused: How student abscences in elementary school affect academic achievement. Educational Evaluation and Policy Analysis, 31, 392-415. doi: 10.3102/0162373709342467

Grove, W. M., Zald, D. H., Lebow, B. S., Snitz, B. E., & Nelson, C. (2000). Clinical versus mechanical prediction: A meta-analysis. Psychological Assassment, 12, 19-30. doi: 10.1037//1040-3590.12.1.19

Haley, J. (1976). Problem-Solving Therapy. San-Fransisco: Jassey-Bass.

Hendriks, V., Van der Schee, E. & Blanken, P. (2012). Matching adolescents with a cannabis use disorder to multidimensional family therapy or cognitive behavioral therapy: Treatment effect moderators in a randomized controlled trial. Drug and Alcohol

Dependence, 125, 119-126. doi: 10.1016/j.drugalcdep.2012.03.023

Hesselman, L., & Hoogendoorn, T. (2012). ‘Ouderschap met Liefde en Grenzen’: Een Single

Case Study naar een Gezinsinterventie voor Jongeren met Externaliserend Probleemgedrag. Masterthesis. Universiteit van Amsterdam.

Hoeve, M., Dubas, J. S., Eichelsheim, V. I., Van der Laan, P. H., Smeenk, W., & Gerris, J. R. M. (2009). The relationship between parenting and delinquency: A meta-analysis.

Journal of Abnormal Child Psychology, 37, 749-775. doi: 10.1007/s10802-009-9310-8

Hoeve, M., Dubas, J. S., Gerris, J. R. M., Van der Laan, P. H., & Smeenk, W. (2011). Maternal and paternal parenting styles: Unique and combined links to adolescent and early adult delinquency. Journal of Adolescence, 34, 813-827. doi:

10.1016/j.adolescense.2011.02.004

Hogendoorn, M. L. (2013). Ouderschap met Liefde en Grenzen: Doeltreffendheid van de

Behandeling op de Opvoedingscompetenties van Ouder(s). Masterthesis. Universiteit van

Amsterdam.

Hoogsteder, L. (2012a). Theoretische Handleiding: Ouderschap met Liefde en Grenzen. Utrecht: De Waag.

(22)

Hoogsteder, L. (2012b). Algemene Programmahandleiding: Ouderschap met Liefde en

Grenzen. Utrecht: De Waag.

Hoyle, R. H., Harris, M. J., & Judd, C. M. (2002). Research Methods in Social Relations. Wadsworth: Cengage Learning.

Kiaer, L. (2013). Champaign County Final Report. Portland, ME: Hornby Zeller Associates. Klein, R. G. (1991). Parent-child agreement in clinical assessment of anxiety and other

psychopathology: A review. Journal of Anxiety Disorders, 5, 187-198. doi: 10.1016/0887-6185(91)90028-r

Kuipers, N. (2013). Parenting with Love and Limits: Program Integrity. Masterthesis. Universiteit van Amsterdam.

Lamborn, S. D., Dornbusch, S. M., & Steinberg, L. (1996). Ethnicity and community context as moderators of the relations between family decision making and adolescent adjustement.

Child Development, 67, 283-301. doi: 10.1111/j.1467-8624.1996.tb01734.x

Lange, A. (2006). Gedragsverandering in Gezinnen: Cognitieve Gedrags- en Systeemtherapie. Groningen: Wolters-Noordhof.

Lightfoot, C., Cole, M., & Cole, S. R. (2013). The Development of Children. New York: Worth Publishers.

Lodewijks, H. P. B., & Van Domburgh, L. (2012). Instrumenten voor Risicotaxatie: Kinderen

en Jeugdigen. Amsterdam: Pearson.

Miller, W. R., & Rollnick, S. (2013). Motiverende Gespreksvoering: Een Methode om Mensen

voor te Bereiden op Verandering. Gorichem: Ekklesia.

Minuchin, S. (1974). Families and Family Therapy. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press.

Moore, T., & McArthur, M. (2014). If only I, they, we had done things differently: Young people talk about school difficulties and crime. Children and Youth Services Review, 44, 249-255. doi: 10.1016/j.childyouth.2014.06.015

Nederlands Jeugdinstituut (2012). Justitie Erkend Ouderschap met Liefde en Grenzen. Verkregen of 13 februari 2015 van: www.nji.nl

Piko, B. F., & Balázs, M. A. (2012). Authoritative parenting style and adolescent smoking and drinking. Addictive Behaviours, 37, 353-356. doi: 10.1016/j.addbeh.2011.11.022

Postma, T. C. (2014). Ouderschap met Liefde en Grenzen: Doeltreffendheid van OLG in het

verminderen van Externaliserend Gedrag van Jongeren tussen de 12 en 18 Jaar.

(23)

Reitz, E., Dekovic, M., & Meijer, A. M. (2006). Relations between parenting and externalizing and internalizing problem behaviour in early adolescence: Child behaviour as moderator and predictor. Journal of Adolescence, 29, 419-436. doi:

10.1016/j.adolescence.2005.08.003

Sells, S. P. (1998). Treating the Tough Adolescent: A Family-Based Step-by-Step Guide. New York: The Guilford Press.

Sells, S. P., Winokur-Early, K., & Smith, T. E. (2011). Reducing adolescent oppositional and conduct disorders: An experimental design using parenting with love and limits.

Professional Issues in Criminal Justice, 6, 9-30.

Selvini Palazzoli, M., Selvini, M., & Pomerans, A. J. (1988). The Work of Mara Selvini

Palazzoli. Northvale NJ: Jason Aronson.

Smith, T. E., Sells, S. P., Rodman, J., & Reynolds, L. R. (2006). Reducing adolescence substance abuse and delinquency: Pilot research of a family-oriented psychoeducation curriculum. Journal of Child & Adolescence Substance Abuse, 15, 105-115. doi: 10.1300/J029v15n04_06

Snyder, J., Schrepferman, L., McEachern, A., Barner, S., Johnson, K., & Provines, J. (2008). Peer deviancy training and peer coercion: Dual processes associated with early-onset conduct problems. Child development, 79, 252-268. doi:

10.1111/j.1467-8624.2007.01124.x

Snyder, J., & Patterson, G. R. (1986). The effects of consequenses on patterns of social interaction: A quasi-experimental approach to reinforcement in natural interaction. Child

Development, 57, 1257-1268. doi: 10.2307/1130448

Stams, G. J. J. M. (2011). Het recht van de zwakste: De forensische jeugdzorg in

orthopedagogisch perspectief. Orthopedagogiek: Onderzoek en praktijk, 50, 243-258. Stormshak, E. A., Bierman, K. L., McMahon, R. J., & Lengua, L. J. (2000). Parenting practices

and child disruptive behaviour problems in early elementary school. Journal of Clinical

Child Psychology, 29, 17-29. doi: 10.1207/s15374424jccp2901_3

Timmermans, M., Van Lier, P. A. C., & Koot, H. M. (2009). Pathways of behaviour problems from childhood to late adolescence leading to delinquency and academic

underachievement. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 38, 630-638. doi: 10.1080/15374410903103502

Traag, T., & Marie, O. (2011). Voortijdig Schoolverlaten, Werkeloosheid en Delinquentie:

(24)

Van Amerongen, A. (2008). Ouderschap met Liefde en Grenzen biedt Perspectief:

Behandelprogramma voor Jongeren met Gedragsproblemen. Op 11 maart 2015

verkregen van: www.Balansdigitaal.nl

Vandereycken, W. & Van Deth, R. (2009). Psychotherapie: Van Theorie tot Praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Van der Laan, A. M., Goudriaan, H., & Weijters, G. (2014). Monitor Jeugdcriminaliteit. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum.

Van der Ploeg, J. D., & Scholte, E. M. (1990). Lastposten of Slachtoffers van de Samenleving. Rotterdam: Lemniscaat.

Van der Put, C. E., Dekovic, M., Stams, G. J. J. M., Hoeve, M., & Van der Laan, P. H. (2012). Het belang van vroegtijdig ingrijpen bij jeugdcriminaliteit: Onderzoek naar de

samenhang tussen risicofactoren en recidive op verschillende leeftijden. Kind &

Adolescent, 33, 2-20. doi: 10.1007/s12453-012-0001-9

Van der Put, C. E., Dekovic, M., Stams, G. J. J. M., Van der Laan, P. H., Hoeve, M., & Van Amelsfort, L. (2011). Changes in risk factors during adolescence. Criminal Justice and

Behaviour, 38, 248-262. doi: 10.1177/0093854810391757

Van der Put, C. E., Stams, G. J. J. M., Dekovic, M., Hoeve, M., & Van der Laan, P. H. (2013). Ethnic differences in offence paterns and the prevalence and impact of risk factors for recidivism. International Criminal Justice Review, 23, 113-132. doi:

10.1177/1057567713482940

Van der Put, C. E., Stams, G. J. J. M., Hoeve, M., Dekovic, M., Spanjaard, H. J. M., Van der Laan, P. H., & Barnoski, R. P. (2012). Changes in the relative importance of dynamic risk factors for recidivism during adolescence. International Journal of Offender Therapy and

Comparative Criminology, 56, 296-316. doi: 10.1177/0306624X11398462

Van Horn, J. E., Bos, M., & Wilpert, J. (2007). De Waagschaal: Onze Visie op Risicotaxatie. De Waag ‘Newsflash’, april 2007. Van der Hoevenstrichting: Utrecht.

Van Horn, J. E., Wilpert, J., Bos, M., Mulder, J. (2009). Waagschaal jeugd: De

psychometrische kwaliteit van een gestrcutureerd klinisch risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie. Panopticon. Tijdschrift voor Strafrecht,

Criminologie en Forensisch Welzijnwerk, 30, 23-34.

Van Horn, J. E., Wilpert, J. Eisenberg, M., & Mulder, J. (2012). Handleiding RAF GGZ Jeugd:

Risicotaxatie-instrument voor de Ambulante Forensische GGZ. Utrecht: de Waag.

Van Peet, A. A. J., Van den Wittenboer, G. L. H., & Hox, J. J. (2004) Toegepaste Statistiek:

(25)

Van Peet, A. A. J., Van den Wittenboer, G. L. H., & Hox, J. J. (2009). Toegepaste Statistiek:

Inductieve Technieken. Groningen: Wolters Noordhoff.

Van Rosevelt, E., & Schoenmaker, J. (2013). Een Single Case Study naar de Interventie

‘Ouderschap met Liefde en Grenzen’. Masterthesis. Universiteit van Amsterdam.

Vaillancourt, T., Brittain, H. L., McDougall, P., & Duku, E. (2013). Longitudinal links between childhood peer victimization, internalizing and externalizing problems, and academic functioning: Developmental cascades. Journal of Abnormal Child Psychology, 41, 1203-1215. doi: 10.1007/s10802-013-9781-5

Verhulst, F. C., & Van der Ende, J. (2013). Handleiding ASEBA-Vragenlijsten voor Leeftijden

6 t/m 18 Jaar: CBCL/6-18, YSR en TRF. Rotterdam: ASEBA Nederland.

Verhulst, F. C., Verheij, F., Ferdinand, R. F. (2007), Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Assen: Van Gorcum.

Verschueren, K. & Koomen, H. (2013). Diagnostiek in de Leerlingenbegeleiding. Antwerpen-Apeldoorn: Garant-uitgevers.

White, R., & Renk, K. (2012). Externalizing behaviour problems during adolescence: An ecological perspective. Journal of Child and Family Studies, 21, 158-171. doi: 10.1007/s10826-011-9459-y

Wikström, P. O. H., Loeber, R. (2000). Do disadvantaged neighboorhoods cause well-adjusted children to become adolescent delinquents? A study of male juvenile serious offending, individual risk and protective factors, and neighboorhood context. Criminology, 38, 1109-1142. doi: 10.1111/j.1745-9125.2000.tb01416.x

Williford, A. P., Brisson, D., Bender, K.A., Jenson, J. M., & Forrest-Bank, S. (2010). Patterns of agressive behaviour and peer victimization from childhood to early adolescence: A latent class analysis. Journal of Youth and Adolescence, 40, 644-655. doi:

10.1007/s10964-010-9583-9

Winokur-Early, K., Chapman, S., & Hand, G. (2013). Family-focussed juvenile reentry services: A quasi-experimental design evaluation of recidivism outcomes. Journal of

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit wordt bevestigd door het feit dat de GGD´en GGD A, GGD C, GGD F, GGD I, GGD K en GGD R nog niet alle barrières van het model overwonnen hebben en tevens nog geen

Among the Albanian public, national identity in terms of perception does not influence how Albanians feel about people who practice a ‘foreign’ religion or how tolerant they

The interviews concentrated on the experienced and expected changes in projects, the dealing mechanisms of DBFM con- tract to cope with the changes and the potential flexibility of

We overlaid a map of rainfed rice production areas with parasitic weed observation data retrieved from public herbaria to visualize the regional distribution in Africa of the

The involvement of the national level (the EA and DEFRA) in coastal and flood erosion management projects often depends on whether the project applies for national funding (Flood

They demonstrate the use of GIS as a versatile tool to integrate land use and transport system components in an accessibility metric, allowing the analysis of

This study aimed to investigate the feasibility of mapping both mineral composition and thermal anomalies associated with geo- thermal activity within the East Africa Rift using day

Thus, political exclusion is a key factor in political and civil conflict and will be measured by the inclusion of EAOs in government decision making processes and the ability