• No results found

De relatie tussen slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en mate van psychisch welbevinden bij mensen met een onregelmatige werktijden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en mate van psychisch welbevinden bij mensen met een onregelmatige werktijden"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Relatie tussen Slaapkwaliteit, Kwaliteit van Sociale Relaties en Mate van Psychisch

Welbevinden bij Mensen met een Onregelmatige Werktijden

Sefanja Talisa Slot

Studentnummer: 10379614 Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Mw dr. G.M. de Boo Aantal woorden abstract 119

(2)

Abstract

In deze studie werd gekeken naar de relatie tussen slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en psychisch welbevinden. Mensen met regelmatige werktijden (n=43) en onregelmatige werktijden (n=31) werden vergeleken op de Ryff’s Scales of Psychological Well-being en de Pittsburgh Sleep Quality Index. Uit de resultaten bleek dat mensen met onregelmatige werktijden gemiddeld lagere slaapkwaliteit en lager psychisch welbevinden ervaren dan mensen met regelmatige werktijden. Er was geen verschil in de kwaliteit van sociale relaties tussen de condities. Er is geen samenhang gevonden tussen slaapkwaliteit en kwaliteit van sociale relaties, noch tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden. Geconcludeerd werd dat meer onderzoek nodig is naar de relatie tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden en de relatie tussen slaapkwaliteit en kwaliteit van sociale relaties.

(3)

De relatie tussen slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en mate van psychisch

welbevinden bij mensen met een onregelmatige werktijden

Adequate slaap is essentieel voor algemeen gezond functioneren (Banks & Dinges, 2007). Zo zorgt slaapdeprivatie voor verminderd algemeen dagelijks functioneren (Fietze, Penzel, Alonderis, Barbe, Bonsignore, Calverly, et al., 2010). Verminderde slaap kan onder andere bijdragen aan vermoeidheid, concentratieproblemen (Ohayon, 2002), grotere kans op werk- en

verkeersongelukken en een lager niveau van psychisch welbevinden (Daley, Morin LeBlanc, Grégoire, Savard, 2009). Met psychisch welbevinden wordt gerefereerd naar een gezonde mentale toestand waarbij er geen sprake is van mentale stoornissen (Daley et al., 2009). Slaapproblemen komen bij ongeveer 33% van de volwassen populatie in Nederland voor (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2011), en daarmee vormt dit een veelvoorkomend probleem. Met slaapproblemen wordt gedoeld op moeilijkheden met inslapen, doorslapen of verminderde kwaliteit van slaap (Ohayon, 2002). Ondanks deze hoge prevalentie is er nog veel onduidelijkheid over de in stand houdende en samenhangende factoren van slaapproblemen (Ohayon, 2002). Daarom is het van belang om hier meer onderzoek naar te doen opdat de behandeling zo effectief mogelijk is.

Wat adequate slaap precies is verschilt per persoon. Bij mensen wordt er van binnenuit een endogeen circadiaan ritme gegeneerd welke 1 dag duurt (Kalat, 2013). Dit is een natuurlijk dag en nacht systeem wat ervoor zorgt dat mensen slaperig en alert worden gebaseerd op licht en donker en het 24 uur schema (Czeisler, Johnson, Duffy, Brown, Ronda & Kronauer, 1990). Behoefte om te slapen is dus afhankelijk van de tijd van de dag. Een zeitgeber is een stimulus die het circadiaan ritme beïnvloedt en bij mensen is licht de dominante zeitgeber (Kalat, 2013). Bewijs dat mensen een interne biologische klok hebben is af te leiden uit het gegeven dat mensen met een afwijkend licht – donker schema vergeleken met het 24 uur schema dit afwijkende schema niet vol kunnen houden. Een andere illustratie hiervan is dat mensen in het oosten van Duitsland een slaapmiddelpunt hebben dat 30 minuten vroeger is vergeleken met mensen in het westen, wat correspondeert met het gegeven dat de zon eerder opkomt in het oosten. Dit toont aan dat de zon mede het slaap –

(4)

waak schema beïnvloedt, zelfs wanneer dezelfde tijden aangehouden worden (Kalat, 2013). Het endogeen circadiaan ritme staat ook in relatie tot het humeur; aan het einde van de middag of begin van de avond is er een positieve stemming en in de vroege ochtend is het humeur op z’n slechtst (Murray, Nicholas, Kleiman, Dwyer, Carrington, Allen, et al., 2009). Dit geeft al aan dat slaap en psychisch welbevinden met elkaar verbonden zijn.

Mensen met onregelmatige werktijden zoals bijvoorbeeld piloten, artsen,

vrachtwagenchauffeurs en beveiligers, ervaren dat hun slaapduur afhangt van het tijdstip waarop zij naar bed gaan. Wanneer zij overdag gaan slapen hebben zij een korte nachtrust, ook wanneer zij daarvoor een lange slaaploze periode hebben gehad (Freske & Harwich, 1984; Winfree, 1983). Met regelmatige tijden wordt gedoeld op een baan waarbij men werkt van maandag tot vrijdag van 09:00 tot 17:00. Aangezien mensen met onregelmatige werktijden ook ‘s nachts werken wordt het

endogeen circadiaan ritme automatisch verstoord (Bovin, Duffy, Kronauer, & Czeisler, 1996, aangehaald in Kalat, 2013). Dit ritme wijkt dus af bij mensen die ’s nachts werken in verhouding tot de 24uurs omgeving. Mensen met onregelmatige werktijden ervaren dan ook meer slaapproblemen (Drake, Roehrs, Richardson, Walsh & Roth, 2004) dan mensen die op regelmatige tijden werken.

Naast de maatschappelijke gevolgen zoals hogere kosten door verkeersongevallen en verminderde effectiviteit op de werkvloer, zijn er ook individuele negatieve gevolgen van

slaapproblemen. Familie- en sociale moeilijkheden, verlaagd psychisch welbevinden en verminderde kwaliteit van leven zijn gerapporteerde consequenties (Angerer & Petru, 2010). Psychisch

welbevinden van burgers is van groot belang voor de maatschappij, aangezien de psychische stoornissen als onderdeel van de algehele gezondheidszorg het meeste kosten opleveren (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2011).

Zoals al uit verschillende studies naar voren komt bestaat er een positieve relatie tussen psychisch welbevinden en goede slaap (Steptoe, O’Donnell, Marmot & Wardle, 2007). Verder zijn er bevindingen die erop duiden dat slaapproblemen een risico vormen en een oorzakelijke rol spelen in de ontwikkeling van psychische stoornissen (Steptoe et al., 2007). Een aantal psychosociale factoren

(5)

waarvan uit studies is gebleken dat deze in verband staan met verstoorde slaap en verminderd psychisch welbevinden zijn depressie, angst en algemene psychologische stress (Strine & Chapman, 2005).

Verschillende demografische factoren kunnen een rol spelen bij de relatie tussen

slaapkwaliteit en verminderd psychisch welbevinden. Van sociaal economische status is al meerdere keren aangetoond dat dit hierbij een rol speelt (Moore, Adler, Williams & Jackson, 2002), waarbij deze factor wordt gedefinieerd door inkomen, opleiding en werkstatus (Gellis, Lichstein, Scarinci, Durrence, Taylor, Bush et al., 2005). Verder zijn er aanwijzingen dat werkstress kan leiden tot verstoorde slaap (Roberts, Schema, Kaplan & Strawbridge, 2000).

Een andere psychosociale factor die een rol kan spelen bij de relatie tussen slaapkwaliteit en verminderd psychisch welbevinden is de kwaliteit van sociale relaties. Met kwaliteit van sociale relaties wordt gedoeld op goeie banden met familie, vrienden en collega’s waarbij er sprake is van sociale steun en sociale waardering (Angerer & Petru, 2010). Voor mensen met onregelmatige werktijden in het bijzonder kunnen er moeilijkheden optreden op sociaal vlak. Ten gevolge van het afwijkende leefritme kan er vervreemding ontstaan van de sociale omgeving door sociale

desynchronisatie (Angerer & Petru, 2010). De sociale desynchronisatie theorie houdt in dat leefstijl en tijdelijke gewoonten van mensen met onregelmatige werktijden wordt losgekoppeld van de van de rest van de sociale omgeving. Een gevolg hiervan is dat het voor deze groep mensen moeilijker is om deel te nemen aan sociale activiteiten die meestal tijden aanhouden van het ritme van de algemene populatie. Verder treden er vaker moeilijkheden op voor mensen met onregelmatige werktijden op gebied van familiaire relaties (Walker, 1985, aangehaald in Vogel, Braungardt, Meyer & Schneider, 2012). Vergeleken met mensen met regelmatige werktijden spenderen mensen met onregelmatige werktijden minder tijd met hun familie met als gevolg dat de cohesie binnen de familie minder hecht is (Vogel et al., 2012). Het is dus aannemelijk dat mensen met onregelmatige werktijden lagere kwaliteit van sociale relaties ervaren dan mensen met regelmatige werktijden. Het is echter nog niet bekend of dit in relatie staat tot slaapproblemen. Met oog op de behandeling van

(6)

slaapproblemen is het van belang om te onderzoeken wat de rol is van de kwaliteit van sociale relaties bij slaapproblemen bij mensen met onregelmatige werktijden. Dan moet er wellicht niet louter naar het slaappatroon, maar ook naar de kwaliteit van sociale relaties gekeken worden bij deze kwetsbare groep.

Vrouwen van middelbare leeftijd die sociaal geïsoleerd leven of onbevredigende relaties hebben, ervaren lagere slaapkwaliteit en verminderd psychisch welbevinden (Friedman, Hayney, Love, Urry, Rosenkranz, Davidson, et al., 2005). Ook blijkt dat mensen met een hoge werklast die weinig sociale verbondenheid kennen een lage slaapkwaliteit en verminderd psychisch welbevinden ervaren (Steptoe & Marmot, 2003). Tevens is er een directe relatie gevonden tussen lage kwaliteit van sociale relaties en verminderd psychisch welbevinden (Steptoe, O’Donnell, Marmot & Wardle, 2007).

Er zijn bevindingen dat mensen met een onregelmatig dag – nacht ritme voornamelijk mindere kwaliteit van leven op sociaal vlak ervaren (Vallières, Azaiez, Moreau, LeBlanc & Morin, 2014). Echter is het niet duidelijk of lage kwaliteit van sociale relaties op zichzelf ook tot lagere slaapkwaliteit en verminderd psychisch welbevinden kan leiden.

De hypothesen in deze studie zijn: 1) Het hebben van onregelmatige werktijden hangt samen met lagere slaapkwaliteit, 2) Het hebben van onregelmatige werktijden hangt samen met lagere kwaliteit van sociale relaties, 3) Het hebben van onregelmatige werktijden hangt samen met een lager niveau van psychisch welbevinden en 4) Slaapkwaliteit hangt samen met psychisch

welbevinden. Exploratief zal er gekeken worden naar de samenhang tussen slaapkwaliteit en kwaliteit van sociale relaties.

Het onderzoek bestaat uit twee condities: de onregelmatige werktijden en de regelmatige werktijdenconditie. Slaapkwaliteit werd gemeten met de Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI; Backhaus, Junghanns, Broocks, Riemann & Hohagen, 2002) en psychisch welbevinden en kwaliteit van sociale relaties met de Ryff’s Scales of Psychological Well – being (RSPW; Beernink 2013).

(7)

lagere slaapkwaliteit, lagere kwaliteit van sociale relaties en lager niveau van psychisch welbevinden zou hebben. Ook werd er een samenhang tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden en tussen slaapkwaliteit en kwaliteit van sociale relaties verwacht.

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek namen 78 volwassenen van tussen de 25 en 55 jaar deel. In de onregelmatige werktijdenconditie zaten 33 deelnemers en in de regelmatige werktijdenconditie zaten 45 deelnemers. Op basis van een poweranalyse is gevonden dat voor een alfa van .05, een gemiddelde effect size van .05 en een power van .8, er per conditie minstens 64 deelnemers nodig waren. Als inclusie criterium werd een werkweek van minstens 25 uur in de week gesteld, omdat verwacht werd dat er minstens 25 uur in de week gewerkt moest worden om effect te ondervinden van de onregelmatige werktijden. Aan de deelnemers uit de controle conditie werd ook een

werkweek van minstens 25 uur gesteld maar dan met regelmatige werktijden, gedefinieerd met dagen van 09:00 tot 17:00. Verder werd gebruik van slaapmedicatie, drugs of alcohol en

aanwezigheid van een psychische stoornis in kaart gebracht om te kijken of de condities niet verschillen op deze variabelen aangezien deze van invloed kunnen zijn op slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en psychisch welbevinden. De deelnemers met onregelmatige werktijden werden uit allerlei werkvlakken gerekruteerd; zorgverleners, beveiligers, piloten, stewards/stewardessen, vrachtwagenchauffeurs, politieagenten etc. Net als de deelnemers uit de controle conditie; administratiemedewerkers, kappers, leraren, horecamedewerkers, etc. De deelnemers werden voornamelijk gerekruteerd via internet. Zo werd het onderzoek online gezet op forums van de KLM, Trigion Beveiliging en op sociale media zoals Facebook. Verder werden deelnemers gerekruteerd via de sociale omgeving van de onderzoekers. De deelnemers konden op twee manieren deelnemen aan het onderzoek; ofwel de vragenlijsten digitaal ofwel op papier invullen. Deze konden de deelnemers thuis, op hun werk, onderweg of elders naar gelieve invullen. Er was geen beloning voor deelname

(8)

aan het onderzoek. De deelnemers werden geacht de informed consent in te vullen alvorens te beginnen aan het onderzoek. Hier stond o.a. in dat er op ieder moment in het onderzoek zonder negatieve gevolgen gestopt kon worden met de deelname. Tot slot heeft dit onderzoek toestemming verkregen van de Commissie Ethiek van de Universiteit van Amsterdam.

Materialen

In dit onderzoek werden 2 vragenlijsten afgenomen.

Met de Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) werd slaapkwaliteit gemeten, die een goede betrouwbaarheid en validiteit heeft (Backhaus, Junghanns, Broocks, Riemann & Hohagen, 2002). De PSQI bestaat uit 10 items waarvan de eerste vier interviewvragen zijn. Met de interviewvragen werd getracht een algemeen beeld te schetsen van de slaapduur. Een voorbeelditem is: ‘Gedurende de afgelopen maand, hoe lang duurde het gemiddeld (minuten) om in slaap te vallen?’. Bij de andere zes items konden de antwoorden gescoord worden op een schaal met vier opties (niet gedurende deze maand, minder dan 1 keer per week, 1 tot 2 keer per week, 3 of meer keren per week). Een

voorbeelditem is: ‘Hoe vaak heeft u problemen om wakker te blijven tijdens autorijden, eten of sociale bezigheden?’. De stelling die het gevoel van de deelnemers van de laatste tijd het meest beschrijft moest door diegene gekozen worden. Een hoge score op de PSQI staat voor lagere slaapkwaliteit.

Met de Ryff’s Scales of Psychological Well – being (RSPW) werd psychisch welbevinden en kwaliteit van sociale relaties gemeten, die een gemiddelde validiteit en betrouwbaarheid heeft (Beernink, 2013). Om specifiek te kijken naar kwaliteit van sociale relaties werd de subschaal

positieve relaties gebruikt. Deze vragenlijst had in totaal 84 items waarbij er gescoord kon worden op een 6 puntsschaal van nadrukkelijk mee oneens tot nadrukkelijk mee eens. Een voorbeelditem is: ‘Het handhaven van intieme relaties is moeilijk en frustrerend voor me’. Een lage score op de RSPW en het component positieve relaties staat voor een lager niveau van psychisch welbevinden en lagere kwaliteit van sociale relaties.

(9)

Procedure

Aan de hand van het kopje Algemene Informatie aan het begin van de vragenlijst werd bepaald of de deelnemers aan de inclusie criteria voldeden en in welke conditie zij geplaatst werden. Zo werd er gekeken of er geen overmatig gebruik van alcohol, drugs of slaapmedicatie is. Verder werd er gekeken naar de aanwezigheid van psychische stoornissen. De deelnemers kregen de instructies om de vragenlijsten op een rustige plek te maken, met het idee afleidingsfactoren te minimaliseren. Voor beiden vragenlijsten gold dat antwoorden omcirkeld moesten worden wanneer het onderzoek op papier werd afgenomen, of aangevinkt wanneer het onderzoek op de computer werd afgenomen. Er mocht niet meer dan één antwoord per item gekozen worden. De vragenlijsten werden zowel digitaal als op papier aangeboden. Wanneer er geen verbale instructie werd gegeven, werd de instructie op het scherm getoond voor aanvang van het onderzoek. De onderzoekers waren niet blind voor de conditie waar de deelnemer in zat. Eerst werd de PSQI afgenomen en daarna de RSPW. Het onderzoek duurt ongeveer 20 tot 30 minuten per persoon. Er waren geen verschillen in behandeling tussen de condities. Na afloop vond er een debriefing plaats tussen de onderzoekers en de deelnemers waarbij eventuele vragen van de deelnemers beantwoord werden en het doel van het onderzoek werd uitgelegd. Deze debriefing kon zowel face to face als online verlopen.

(10)

Data analyse plan

De onafhankelijke variabele is het onregelmatige slaap – waakritme verkregen door onregelmatige werktijden en de afhankelijke variabelen zijn slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en psychisch welbevinden.

Voordat de analyses uitgevoerd zullen worden is het belangrijk om te kijken of er geen verschil is in de groepen wat betreft bijvoorbeeld sekse. Dit zal met behulp van een Chi – kwadraat toets bekeken worden. Hierbij zal een betrouwbaarheidsinterval van 95% aangehouden worden. Verder zal met een Chi – kwadraat toets gekeken worden of er een verschil is in alcoholgebruik, drugsgebruik of het gebruik van slaapmedicatie tussen de condities. Met de Mann Whitney toets zal worden onderzocht of er een verschil is in leeftijd tussen de condities.

Aangezien er sprake is van twee onafhankelijke condities zal een Independent Samples t-test worden uitgevoerd om de condities te vergelijken op de continue afhankelijke variabelen. Deze analyse zal drie keer worden uitgevoerd om voor zowel slaapkwaliteit, kwaliteit van sociale relaties en psychisch welbevinden te kijken of er een verschil is tussen de condities.

Vervolgens zal een correlatieanalyse uitgevoerd worden om te onderzoeken of er een samenhang is tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden, dan wel tussen slaapkwaliteit en kwaliteit van sociale relaties. Bij een normaal verdeling van de scores zal een Pearson correlatie test uitgevoerd worden. Is dit niet het geval dan wordt de non parametrische Spearman correlatie test toegepast.

Samenvattend wordt als onafhankelijke variabele conditie genomen en als afhankelijke variabelen RSPW Total, Component 1 Positieve Relaties en PSQI Total.

(11)

Resultaten

Ten eerste moet worden vermeld dat er van de 78 deelnemers vier deelnemers (drie van de onregelmatige werktijdenconditie en één van de controle conditie) werden uitgesloten van het onderzoek. Deze zijn verwijderd door onvolledige antwoorden. In totaal werden er daarom 74 deelnemers opgenomen in dit onderzoek, zie Tabel 1.

Tabel 1

Demografische Gegevens van Deelnemers uit de Regelmatige Werktijden en de Onregelmatige Werktijdenconditie in Aantallen

Conditie Regelmatige werktijden

n = 43 Onregelmatige werktijden n = 31 Leeftijd (M,SD) Sekse* Man Vrouw

Glazen alcohol per week** Geen 1 – 10 > 10 Slaapmedicatie*** Geen Wel Psychische stoornis**** Niet Wel Drugs***** Geen Stimulantia Verdovende middelen 35, 8 11 32 12 25 6 38 5 39 4 38 3 2 37, 9 17 14 15 13 3 30 1 31 0 29 1 1

Note: n is het aantal deelnemers per conditie, M is het gemiddelde en SD is de standaardafwijking. * p = .01 ** p =.19, ***p =.19, ****p=.64, ***** p =.74

Daarna is er een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd over de items van de vragenlijsten. Uit de resultaten blijkt dat er een goede betrouwbaarheid is over de items van de PSQI, α =.71 en voor de items van de RSPW een goede betrouwbaarheid van α = .85.

Mannen en vrouwen waren niet gelijk verdeeld over de condities, zoals werd gevonden met een Chi – kwadraat toets, (X²(1) = 6.56, p = .01). Daarna werd met de Chi - kwadraat toets geen verschil gevonden voor alcoholgebruik tussen de condities (X² (2) = 3.26, p =.19), noch voor

(12)

drugsgebruik (X²(2) =.61, p =.74), en het gebruik van slaapmedicatie (X²(1) = 1.71, p = .19). Om te toetsen of leeftijd voldeed aan de aanname van normaliteit werd de Shapiro Wilk toets uitgevoerd waaruit bleek dat dit niet het geval was, (D(74)= .90, p < .001). Er was geen verschil in leeftijd tussen beide condities, zoals bleek uit de Mann Whitney toets, U = 546.5, z = -1.32, p = .19.

Vervolgens is er gekeken of de vragenlijsten normaal verdeeld zijn met de Shapiro Wilk toets. Dit bleek voor de RSPW het geval (D(74)=.99, p = .99 maar niet voor de PSQI (D(74) = .93, p < .001. Ook de antwoorden van de subschaal voor kwaliteit van sociale relaties van de RSPW vragenlijst waren normaal verdeeld (D(74) = .98, p = .29.

Met de Mann Whitney toets werd gekeken of er een verschil was voor de scores op de PSQI tussen de condities. Uit de resultaten bleek dat de deelnemers met onregelmatige werktijden een lagere slaapkwaliteit hebben (M = 6,54, SD = 3,15) dan de deelnemers met regelmatige werktijden (M = 5,0, SD = 3,07), U = 460, z = -2.28, p =.02. Dit was in lijn met de verwachting.

Vervolgens werd met een Independent Samples t –test gekeken of er een significant verschil was voor de scores op de RSPW tussen de condities. Uit de resultaten bleek dat gemiddeld genomen deelnemers met onregelmatige werktijden een lager niveau van psychisch welbevinden ervaren (M = 236.81, SD = 21.21) dan deelnemers met regelmatige werktijden (M = 250.93, SD = 31.12), en dit verschil was significant t(72) = 2.19, p = .03. Ook dit was in lijn met de verwachting.

Daarna werd een Independent Samples t –test uitgevoerd om te kijken of er een significant verschil was voor kwaliteit van sociale relaties tussen de condities. Hieruit bleek dat deelnemers met regelmatige werktijden hogere kwaliteit van sociale relaties ervaren (M = 44.37, SD = 6.29) dan deelnemers met onregelmatige werktijden (M = 42.07, SD = 5.09), echter was dit verschil niet significant, t(72) = 1,68, p = .09, zie Tabel 2. Dit was niet in lijn met de verwachting.

(13)

Tabel 2

Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Slaapkwaliteit, Psychisch Welbevinden en Kwaliteit van Sociale Relaties voor Regelmatige en Onregelmatige Werkers Conditie

PSQI*

Lage slaapkwaliteit RSPW **

Positief psychisch welbevinden Component 1 RSPW*** Goede kwaliteit sociale relaties

Regelmatige werktijden n = 43 5,0 (3,07) 250,93 (31,12) 44,37 (6,29) Onregelmatige werktijden n = 31 6,55(3,15) 236,81 (21,21) 42,07 (5,09) Note: * p =.02, ** p =.03, *** p =.09

Een Spearman rho correlatie toets werd uitgevoerd waarbij er geen samenhang gevonden werd tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden, r = -.22, p =.07.

Tot slot werd er met de Spearman rho correlatie test geen verband gevonden tussen kwaliteit van sociale relaties en slaapkwaliteit, r = -.13, p = .26.

(14)

Discussie

Uit dit onderzoek blijkt dat mensen met onregelmatige werktijden lagere slaapkwaliteit en een lager niveau van psychisch welbevinden hebben vergeleken met mensen met regelmatige werktijden. Er is binnen dit onderzoek geen samenhang gevonden tussen slaapkwaliteit en sociale relaties, noch tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden

Dit in tegenstelling tot wat Steptoe, O’Donnell, Marmot en Wardle (2007) hebben gevonden. De zogenoemde sterke relatie tussen slaapkwaliteit en psychisch welbevinden lijkt dus minder solide dan gedacht. Dit verband wordt niet altijd gevonden en daarom is het belangrijk om de consensus over deze samenhang kritisch te benaderen.

Ook hadden mensen met onregelmatige werktijden geen lagere kwaliteit van sociale relaties zoals bij het onderzoek van Vallières, Azaiez, Moreau, LeBlanc en Morin (2014). Er is binnen dit onderzoek dus geen steun gevonden voor de sociale desynchronisatie theorie ten gevolge van onregelmatige werktijden van Angerer en Petru (2010). Op basis van deze theorie zouden mensen met onregelmatige werktijden een lagere kwaliteit van sociale relaties ondervinden dan mensen met regelmatige werktijden. De manier waarop kwaliteit van sociale relaties is gemeten is echter niet helemaal solide. Zo is er een subschaal van de RSPW vragenlijst genomen als maatstaaf voor deze variabele. Deze subschaal bestaat slechts uit 7 items dus is het discutabel in hoeverre dit werkelijk kwaliteit van sociale relaties meet. Bepaalde aspecten van dit construct zijn niet uitgevraagd, zoals relaties met buren en/of collega’s. Maar ook deze factoren spelen mee in de kwaliteit van sociale relaties. In vervolgonderzoek zou het daarom aan te raden zijn een aparte vragenlijst voor kwaliteit van sociale relaties te hanteren zodat alle aspecten van dit construct worden behelst.

Bovendien is het plausibel dat mensen met onregelmatige werktijden juist veel steun halen uit hun relatie met collega’s. Aangezien de leefstijl van mensen met onregelmatige werktijden niet synchroon loopt met de rest van hun sociale omgeving is het denkbaar dat zij een sterkere band opbouwen met collega’s dan mensen met regelmatige werktijden. Dit kan een factor zijn die meespeelt bij de kwaliteit van sociale relaties en daarom is het voor vervolgonderzoek aan te raden

(15)

om deze mee te nemen in de studie.

Aangezien de deelnemers geen beloning hebben ontvangen voor hun participatie aan de studie valt hun motivatie in twijfel te trekken. Nu waren er meerdere deelnemers met incomplete antwoorden. Het is goed mogelijk dat er een hogere motivatie is om de tijd te nemen voor het onderzoek en de antwoorden volledig in te vullen wanneer er een beloning in het vooruitzicht ligt. Daarom is het voor vervolgonderzoek aan te raden om wel een beloning uit te reiken.

De omgeving waarin de deelnemers het onderzoek hebben afgenomen is een grote bron voor confounds. Omdat er hierin veel vrijheid was, is het onduidelijk op welke manier de data zijn verkregen. In de instructies stond aanbevolen om het onderzoek op een rustige plek en individueel te maken. Maar in hoeverre dit ook werkelijk is gebeurd valt niet te traceren. Het is goed mogelijk dat er sprake was van afleiding en vluchtige concentratie. Wanneer er telefonisch of vanaf een laptop wordt deelgenomen aan het onderzoek is het heel gemakkelijk om tussendoor een e-mail te beantwoorden of muziek op te zetten. Dit zijn verscheidene redenen die de deelnemer uit zijn of haar concentratie kan halen en wat zodoende een negatieve invloed kan hebben op het onderzoek. Voor vervolgonderzoek is het daarom aan te raden de vragenlijsten in het laboratorium te laten afnemen in een geluidsdichte ruimte met zo min mogelijk afleidende stimuli. Hierdoor zal de ruis verminderen.

Verder is er in deze studie geen verschil gevonden in kwaliteit van sociale relaties tussen mensen met regelmatige werktijden en mensen met onregelmatige werktijden. Dit is mogelijk verklaarbaar door een te kleine statistische power. Er waren in beide condities te weinig deelnemers voor een gemiddelde effectsize en power van .8 zoals berekend met een poweranalyse. Daarom valt het voor vervolgonderzoek aan te raden om per conditie meer deelnemers te werven.

Wat dit onderzoek toevoegt aan eerdere bevindingen is een extra bevestiging dat mensen met onregelmatige werktijden een verhoogde kans hebben op lagere slaapkwaliteit en verminderd psychisch welbevinden dan mensen met regelmatige werktijden. Dit zou meer bekend moeten raken onder werknemers alvorens zij kiezen voor een baan met onregelmatige werktijden. Zo kunnen zij

(16)

een weloverwogen beslissing maken. Hieruit volgt dat er in het algemeen meer voorlichting moet zijn over de gevolgen van een onregelmatig slaap – waakritme ten gevolge van onregelmatige

werktijden.

Deze nieuwe bevindingen kunnen ervoor zorgen dat de consensus over de samenhang tussen psychisch welbevinden en slaapkwaliteit kritischer wordt bekeken en er meer onderzoek gedaan zal worden naar de kwaliteit van sociale relaties bij mensen met onregelmatige werktijden en hoe deze in relatie staat met slaapkwaliteit.

(17)

Referenties

Angerer, P., & Petru, R. (2010). Shift work in the modern industrial society and consequences on health. Somnologie, 14, 88 – 97.

Backhaus, J., Junghanns, K., Broocks, A., Riemann, D., & Hohagen, F. (2002). Test–retest reliability and validity of the Pittsburgh Sleep Quality Index in primary insomnia. Journal of psychosomatic research, 53, 737-740.

Banks, S. & Dinges, D.F. (2007). Behavioral and physiological consequences of sleep restriction. Journal of clinical sleep medicine: JCSM: official publication of the American Academy of Sleep Medicine, 3, 529.

Beernink, W. (2013). Een exploratieve studie naar de multidimensionaliteit van de Nederlandse vertaling van Ryffs schalen van psychologisch welbevinden - Een psychometrisch proces.

Boivin, D.B., Duffy, J.F., Kronauer, R.E., & Czeisler, C.A. (1996). Dose-response relationships for resetting of human circadian clock by light. Nature, 379, 540-542.

Czeisler, C.A., Johnson, M.P., Duffy, J.F., Brown, E.N., Ronda, J.M., & Kronauer, R.E. (1990). Exposure to bright light and darkness to treat physiologic maladaptation to night work. New England Journal of Medicine, 322, 1253-1259.

Daley, M., Morin, C.M., LeBlanc, M., Grégoire, J., & Savard, J. (2009). The economic burden of insomnia: direct and indirect costs for individuals with insomnia syndrome, insomnia symptoms, and good sleepers. Sleep, 32, 55 – 64.

Drake, C.L., Roehrs, T., Richardson, G., Walsh, J., & Roth, T. (2004). Shift work sleep disorder: prevalence and consequences beyond that of symptomatic day workers. Sleep, 27, 1453 – 62.

Fietze, I., Penzel, T., Alonderis, A., Barbe, F., Bonsignore, M.R., & Calverly, P. (2010). Management of obstructive sleep apnea in Europe. Sleep Medicine, 12, 190 – 197.

Frese, M., & Harwich, C. (1984). Shiftwork and the length and quality of sleep. Journal of Occupational Medicine, 26, 561-566.

Friedman, E., Hayney, M., Love, G., Urry, H., Rosenkranz, M., Davidson, et al. (2005). Social

relationships, sleep quality, and interleukin-6 in aging women. Proc Natl Acad Sci U S A, 102, 18757 – 18762. Gellis, L., Lichstein, K., Scarinci, I., Durrence, H., Taylor, D., Bush, A., & Riedel, B. (2005). Socioeconomic status and insomnia. J Abnormal Psychology, 114, 111 – 118.

(18)

Kalat, J.W. (2013). Biological Psychology. Wadsworth: Cengage Learning.

Moore, P., Adler, N., Williams, D.,& Jackson, J. (2002). Socioeconomic status and health: the role of sleep. Psychosom Med, 64, 337 – 344.

Murray, G., Nicholas, C.L., Kleiman, J., Dwyer, R., Carrington, M.J., Allen, N.B., et al. (2009). Nature’s clocks and human mood: The circadian system modulates reward motivation. Emotion, 9, 705-716.

Ohayon, M. (2002). Epidemiology of insomnia: what we know and what we still need to learn. Sleep Medicine, 6, 97 – 111.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid & Milieu, 2011.

Roberts, R., Schema, S., Kaplan, G., & Strawbridge, W. (2000). Sleep complaints and depression in an aging cohort: a prospective perspective. Am J Psychiatry, 157, 81 – 88.

Steptoe, A., & Marmot, M. (2003). Burden of psychosocial adversity and vulnerability in middle age: associations with biobehavioral risk factors and quality of life. Psychosom Med, 65, 1029 – 1037.

Steptoe, A., O’Donnell, K., Marmot, M., & Wardle, J. (2007). Positive affect, psychological well-being, and good sleep. Department of Epidemiology and Public Health, University College London, 98, 91 - 104 .

Strine, T., & Chapman, D. (2005). Associations of frequent sleep insufficiency with health – related quality of life and health behaviors. Sleep Medication, 6, 23-27.

Vallières, A., Azaiez, A., Moreau, V., LeBlanc, M., & Morin, C.M. (2013). Insomnia in shift work. Sleepmedicine, 15, 1440 – 1448.

Vogel, M., Braungardt, T., Meyer, W., & Schneider, W. (2012). The effects of shift work on physical and mental health. Journal of Neural Transmission, 119, 1121 – 1132.

Winfree, A.T., (1983). Impact of a circadian clock on the timing of human sleep. American Journal of Physiology, 245, 497-504.

(19)

Reflectieverslag

De feedback heb ik geprobeerd te verwerken door grote delen van mijn scriptie te herschrijven. Ik heb de structuur en opbouw van mijn inleiding aangepast, zodat deze wat soepeler loopt. Ook heb ik meer wetenschappelijke schrijfstijl toegepast. Zo heb ik spreektaal verwijderd en heb ik alle

onderdelen nagelopen op tegenwoordige dan wel verleden tijd. Verder heb ik de tabellen in mijn resultaten bijgesteld en wat aangevuld. Tot slot heb ik er twee dagen niet naar gekeken met de hoop om mijn stuk met een frisse blik te lezen en ‘de laatste puntjes op de i te zetten’.

Over het algemeen is het project goed verlopen. Zo was onze samenwerking naar mijn idee erg fijn. We hielpen elkaar daar waar het kon en hadden goed contact. Wat minder goed ging was dat we in de data set gelijk de berekende score van de componenten hebben ingevoerd en daardoor geen data set hebben met de ruwe scores. Wat stroef verliep was de communicatie met onze begeleidster. Zij was slecht bereikbaar en kon eigenlijk maar op anderhalve dag afspreken. Dit zorgde ervoor dat er soms veel tijd overheen ging voordat een vraag werd beantwoord, waardoor ik soms een beetje het gevoel had dat ik niet goed vooruit kon komen. Bovendien was het fijn geweest als we meer

deelnemers hadden kunnen werven.

Een zwak punt van het onderzoek is dan ook het aantal deelnemers. Met een poweranalyse is berekend dat er per conditie 64 deelnemers nodig waren en dit is lang niet gehaald. Wellicht was er wel een verschil gevonden tussen de condities op kwaliteit van sociale relaties wanneer er voldoende deelnemers waren.

Een sterk punt van het onderzoek is dat de deelnemers tussen de condities redelijk goed gematched waren. Alleen sekse verschilde significant tussen de condities, maar verder waren zij gelijk.

Wat ethische aspecten van het onderzoek betreft werd er bij de debriefing uitleg aangeboden over het doel van het onderzoek. Ook konden de deelnemers invullen of zij op de hoogte gehouden moesten worden over de resultaten van het onderzoek. Een sterk punt van mijn scriptie vind ik uiteindelijk wel mijn inleiding. Ik heb er veel aan moeten sleutelen maar vind nu dat de opbouw en theorie mooi zijn verwerkt en dat de hypothesen soepel volgen uit het voorgaande.

(20)

Al met al vond ik het Bachelorproject leuk om te doen. Ook de presentaties waren interessant, omdat het goed was om te zien hoe het anderen was vergaan. Wel vind ik dat de opbouw en structuur van het vak beter kunnen, want soms leek het alsof niemand precies wist wat er moest gebeuren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gezien de vele soorten psychotherapie is er gekozen voor behandelvormen waarin verbale communicatie, gestructureerde en doelgerichte therapie en de therapeutische relatie

Lessing en Dreyer (2007:122) wys daarop dat onderwysers ondersteuning nodig het in die gebruikmaking van alternatiewe interaksiemetodes met die oog op die

Doel: Doel van dit onderzoek was duidelijk te krijgen (1) in hoeverre de kwaliteit van leven verschilt tussen patienten met neuropathische en zonder neuropathische pijn en in

Om de eerste en tweede onderzoeksvraag te testen, werd onderzocht in hoeverre tijdgerelateerde veranderingen in de mate van sociale participatie veranderingen in de

Vergelijkt men de alfa waardes van de subschalen met de alfa waardes die de subschalen in de QUALIDEM naar voren brachten, dan word duidelijk dat de alfa

In Nederland leven circa twee miljoen mensen met een beperking, waarvan er ongeveer 130.000 dagelijks intensieve zorg en ondersteuning nodig hebben uit de Wet langdurige zorg

Bacterial natural products: Prediction, regulation and characterization of biosynthetic gene clusters in Actinobacteria.. University

Using content analysis, media cover- age messages (N = 128) and corporate communication messages (N = 24) were compared regarding an organization in crisis.. All messages were