• No results found

De effectiviteit van Naming and Shaming als straf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van Naming and Shaming als straf"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Effectiviteit van Naming and Shaming als Straf

Maaike de Weijer

Universiteit van Amsterdam Studentnummer: 10191690 Begeleid door Michael L.W. Vliek Bachelor These Sociale Psychologie

(2)

Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Straf 5 Schaamte 10 Naming 16

Conclusie en Discussie Naming and Shaming als Straf 21

Onderzoeksvoorstel 24

(3)

Abstract

De effectiviteit van Naming and Shaming als straf word beoordeeld. Een straf is effectief wanneer het een gedragsverandering teweeg brengt bij een overtreder en preventieve werking heeft op het gedrag van niet-overtreders. Straf blijkt onder bepaalde voorwaarden in staat gedragverandering teweeg te brengen bij overtreders, en niet-overtreders te weerhouden van een overtredingen. Schaamte kan, mits er de mogelijkheid bestaat de oorzaak weg te nemen, voor gedragsverandering zorgen en werkt ook preventief door de hoge motivatie van mensen om schaamte te vermijden. Naming blijkt een minder geschikte methode om

schaamte als straf in te zetten omdat het de schaamte moeilijk te reduceren maakt en daarmee de effectiviteit van schaamte tegengaat. Schaamte als straf zonder de publiekelijkheid door naming lijkt een uikomst.

(4)

Inleiding

In 2006 ontstond er commotie rond het voorstel van VVD-gedeputeerde Mat Vestjens om de persoonlijke gegevens van betrapte wiettelers online te publiceren. Het voorstel werd afgewezen omdat het in strijd is met de privacywet (Volkskrant, 2006). Door de Nederlandse overheid wordt er nog niet veel gebruik gemaakt van het moderne “aan de schandpaal

nagelen” door middel van Naming and Shaming. Een mooie omschrijving van Naming and Shaming (N&S) komt van DeMerrit (2012); “N&S is een beleid van straf door middel van publiekelijkheid om reputatieschade aan te richten op morele grond”. Het gevoel van

schaamte is hierbij de straf die door publiekelijkheid, naming, wordt toegebracht. N&S wordt al geregeld toegepast door overheden en bedrijven. Dit varieert van sites waar restaurants op worden geplaatst wanneer de hygiëne niet voldoet aan de standaard of sites waar opgezocht kan worden waar mensen wonen die veroordeeld zijn voor pedofiele handelingen (Van der Pligt, & Vliek, 2014) tot acties van de media, non-gouvernementele organisaties en de VN om het schenden van mensenrechten door overheden terug te dringen (DeMerrit, 2012). De evidentie van de effectiviteit van N&S is gemengd. Zo bleek uit onderzoek van Franklin (2008) dat misbruik van fysieke integriteit werd teruggedrongen terwijl andere studies lieten zien dat er geen effect was van N&S op misbruik of dat het zelfs misbruik verhoogde (Bob 2005; Hafner-Burton 2008; Kuperman 2001).

In veel gevallen van N&S, zoals bijvoorbeeld de onhygiënische restaurants maar ook de mensenrechten schendende overheden, zijn economische of politieke motieven mogelijk van invloed op de effectiviteit van N&S. Zo zal een restaurant ervoor zorgen dat snel aan de hygiëne standaard wordt voldaan om te voorkomen dat klanten wegblijven. Hierbij is niet noodzakelijk sprake van schaamte gevoelens. Deze invloeden zullen hier niet besproken worden. Hier wordt de effectiviteit van N&S als straf beoordeeld ondersteund door

(5)

ieder besproken worden. Ten eerste wordt besproken wat straf is, wat het doel van straffen is en wanneer welke vormen effectief zijn. Ten tweede wordt gekeken wat schaamte is, hoe mensen deze emotie ervaren en of het inzetbaar is als straf. Tot slot wordt gekeken of naming een geschikte manier is om schaamte te induceren in het bijzonder wanneer de schaamte een straffende functie heeft.

Straf

N&S is een vorm van straf, daarom wordt eerst de effectiviteit van straf besproken. Straf kent verschillende sterktes en vormen; ‘geen toetje’, nablijven, taakstraf, een boete, gevangenisstraf of zelfs de doodstraf. Deze straffen volgen op ongewenst gedrag en

doorgaans volgt er een sterkere straf op gedrag dat sterker wordt afgekeurd. In de van Dale wordt straf gedefinieerd als: “maatregel of bejegening ter vergelding van een ongeoorloofde daad of van een verzuim, gewoonlijk met de bedoeling de bedrijver van herhaling of anderen van soortgelijke daden of nalatigheden af te schrikken” Dit wordt beaamd door Murphy en Harris (2007) die stellen dat reglementaire handhaving bedoeld is om overtreders ertoe te zetten in de toekomst de wet na te leven. Maar ook voor mensen die nog geen overtreding hebben begaan moet straf een afschrikwekkende functie hebben overtredingen te voorkomen (van der Pligt, Koomen & van Harreveld, 2007). Het is dus een negatieve maatregel om gedragsverandering te bewerkstelligen maar ook met afschrikwekkende werking om overtredingen te voorkomen.

Veel evidentie voor de werking van straf als gedragsverandering strategie komt uit literatuur over conditionering. Zo liet Skinner (1953) zien dat dieren gedrag konden afleren of juist aanleren door gebruik te maken van straf en beloning. Maar ook mensen vertonen

gedragsverandering als gevolg van beloning en straf. Het blijkt dat straf, zeker voor specifieke gedragsverandering op korte termijn, beter werkt dan belonen (Baumeister, Bratslavsky,

(6)

Finkenauer &Vohs, 2001).Dit lijkt vooral te wijten aan de negativiteitsbias die mensen hebben; negatieve gedachten, gebeurtenissen, emoties en sociale interacties hebben een grotere impact dan neutrale of positieve op de psychologische staat en processen van individuen (Baumeister et al., 2001). Mensen zijn dan ook sterker gemotiveerd negatieve zaken te voorkomen dan positieve zaken te behalen. Op basis hiervan is te verwachten dat straffen effectiever is dan belonen omdat straf een negatieve uitkomst biedt. Een stuitend voorbeeld hiervan is onderzoek van Costatini en Hoving (1973) waarbij de uitkomst van een taak exact hetzelfde is maar kinderen toch beter presteren wanneer slechte prestatie wordt bestraft dan wanneer goede prestatie wordt beloond.

Straffen kent verschillende sterktes, dit kan zijn omdat zwaardere misdrijven

zwaardere vergelding vereisen. Echter, het kan zijn dat voor zwaardere misdrijven zwaardere straffen worden ingezet om zo voor een sterkere motivatie te zorgen. Kubanek, Snyder en Abrams (2015) onderzochten bij volwassenen of straffen effectiever is dan belonen. Ook werd gekeken naar de invloed van de grootte van de straf en beloning. Er werd gekeken of een grotere straf of beloning een groter effect heeft dan een kleinere straf of beloning. De 88 deelnemers voerden een visuele of gehoortaak van 600 trials uit op een computer. Bij de gehoortaak kregen de deelnemers stimuli aangeboden met een koptelefoon in de vorm van klikjes bij het linker en rechter oor, bij de visuele taak waren dit flikkerende blauwe afbeeldingen op de rechter en linker kant van het beeldscherm. Op willekeurige volgorde werd aan de rechter of linker kant meer stimuli aangeboden en soms was het aantal stimuli aan beide kanten gelijk. De deelnemers moesten aangeven aan welke kant meer stimuli aan waren geboden. Hierop volgde gelijk feedback; bij een goed antwoord was dit monetaire winst, bij een fout antwoord monetair verlies. De hoogte van de winst en verlies werd willekeurig gevarieerd van 5, 10, 15, 20 tot 25 cent. Bij de trials waarbij geen verschil in klikjes was, moest toch een respons gegeven worden. Vervolgens werd gekeken of winst na

(7)

een respons zorgde voor herhaling van dezelfde respons in de volgende trial en of verlies zorgde voor vermijding van dezelfde respons in de volgende trial. Winst bleek inderdaad vaker tot herhaling van de voorgaande respons te leiden en verlies tot minder herhaling van de voorgaande respons. Dit effect was groter bij verlies dan bij winst. Verder werd gekeken of de grootte van de winst of het verlies uitmaakte voor de herhaling van de voorgaande respons. Hieruit bleek dat er een positief lineair verband was tussen de hoogte van de winst en de frequentie waarmee de voorgaande respons werd herhaald; wanneer een respons hoge winst opleverde werd deze vaker herhaald op de eerstvolgende trial dan bij een lage winst. Er bleek echter geen lineair verband tussen de grootte van het verlies en de frequentie van herhaling van voorgaande respons; de hoogte van het verlies maakte niet uit voor de frequentie waarmee de voorgaande respons herhaald werd.

Uit het onderzoek kan ten eerste geconcludeerd worden dat zowel straf als beloning gedrag beïnvloedt. Echter blijkt dat straf een grotere invloed heeft op gedragverandering. Verder blijkt de grootte van een beloning een positief effect te hebben op de mate van gedragsverandering. De grootte van de straf blijkt geen invloed te hebben op de mate van gedragsverandering, een kleine straf zorgt voor evenveel gedragsverandering als een grote straf. De verschillen in sterkte van straf bij het onderzoek van Kubanek et al. (2015) zijn relatief klein in vergelijking met het verschil tussen een boete van €150 of 20 jaar celstraf. Deze bevinding kan dan ook niet gebruikt worden om alle bestaande straffen te reduceren tot een milde straf, maar het geeft wel aan dat bijvoorbeeld het verhogen van accijnzen op sigaretten de werking van het accijns niet per se effectiever maakt.

Uit de besproken literatuur blijkt dat straffen een effectieve gedragsverandering strategie is; wanneer iemand gestraft wordt voor ongewenst gedrag zal deze persoon in de toekomst minder geneigd zijn dit gedrag te herhalen. Echter is voor het afschrikkende effect van straf gemengde evidentie gevonden (van der Pligt et al., 2007). Het belangrijkste aspect

(8)

dat het afschrikwekkende effect van straf bepaald is de pakkans (van der Pligt et al., 2007). Varma en Doob (1998) stelde vast bij onderzoek naar belastingontduiking, dat de pakkans van grotere invloed was dan de hoogte van een boete. Moerland (1991) constateerde dat de

grootste motivatie om geen winkeldiefstal te plegen vooral bestaat uit de angst om betrapt te worden en de afkeuring uit de sociale omgeving.

Slemrod, Blumenthal en Christian (2001) keken naar de invloed van verhoogde pakkans op het naleven van de belastingwetgeving. In de ‘nauwkeurig onderzoekconditie’ ontvingen 1714 belastingbetalers een brief waarin stond dat zij willekeurig waren

geselecteerd voor nauwkeurig onderzoek van de belastingaangifte. In de brief stond dat bij aangifte onregelmatigheden, contact met hen zal worden opgenomen en ook voorgaande jaren beoordeeld zullen worden. De controlegroep van 23,185 belastingbetalers ontving deze brief niet. Verder werd een onderscheid gemaakt tussen belastingbetalers met een laag, middel en hoog inkomen. Binnen deze inkomensgroepen werd onderscheid gemaakt tussen mensen met veel gelegenheid tot belastingontduiking en mensen met weinig gelegenheid. De naleving van belastingwetgeving werd gemeten door het verschil in opgegeven belastingsschuld tussen het voorgaande jaar en de aangifte na het ontvangen van de brief. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat een hogere opgegeven belastingsschuld een hogere mate van naleving van

belastingwetgeving weergeeft. Ook tussen de verschillende condities werd de opgegeven belastingschuld van beide jaren vergeleken. Uit het onderzoek bleek dat bij lage en midden inkomens, in het bijzonder wanneer er veel gelegenheid tot belastingontduiking was, de dreiging met nauwkeurige controle voor een hogere belastingsschuld zorgde. Dit effect werd niet gevonden bij de belastingbetalers met hoge inkomens, dit was waarschijnlijk omdat de belastingbetalers uit de lage en midden inkomens professionele hulp hebben ingezet na het ontvangen van de brief terwijl zij dit het jaar ervoor niet hadden gedaan. Belastingbetalers met hoge inkomens maakten al gebruik van professionele hulp voordat zij de brief kregen.

(9)

Verder is in dit onderzoek niet na te gaan of alle belastingbetalers bij het lezen van de brief ook echt geloofden dat hun aangifte nauwkeurig onderzocht zou worden. Het effect van de verhoogde pakkans op het naleven van de belastingwetgeving zou dus nog sterker kunnen zijn dan hier gevonden is.

Dit onderzoek biedt een voorzichtige bevestiging dat de pakkans van invloed is op de effectiviteit van straf. Kazdin (2011) stelt dat ook de variatie van het type straf de effectiviteit beïnvloedt; zo zou een milde straf al werken als het type straf (bijvoorbeeld een boete en een taakstraf) wordt afgewisseld. Charlop, Burgio, Iwata en Ivancic (1988) toonden aan dat het variëren van straf beter werkte dan het gebruiken van een enkele straf bij drie kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Echter, Toole en collega’s (2004) vonden in een vergelijkbaar onderzoek met twee kinderen met een ontwikkelingsachterstand slechts een kleine verbetering van variatie van straf ten opzichte van een enkele straf bij één van de kinderen. Door gebrek aan onderzoek met een grotere steekproef van mensen met een normale ontwikkeling, is het nog onduidelijk of de variatie van straf inderdaad de effectiviteit verhoogd. Mocht uit

vervolg onderzoek blijken dat variatie inderdaad effectiever is bij straf, dan is dit een pre voor N&S aangezien dit een extra variatie mogelijkheid biedt.

Dit geeft nog geen inzicht in de werking van N&S als straf op zichzelf. Mogelijk heeft N&S ook een effect op de ervaren pakkans; mensen schatten de kans op een gebeurtenis groter in wanneer deze gebeurtenis makkelijk in iemand op komt (Tversky & Kahneman, 1973). Doordat overtreders bekend worden gemaakt zien mensen vaker dat een overtreder is gepakt en bestraft. Hierdoor zal deze gebeurtenis sneller bij iemand opkomen en zo wellicht de verwachte pakkans verhogen, onderzoek hiernaar ontbreekt echter. Ook de bevinding van Moerland (1991) geeft aanleiding om N&S als effectieve straf te zien. Mensen zijn

gemotiveerd geen overtreding te begaan uit angst voor de veroordeling van hun sociale omgeving, mensen zouden zich dus schamen als de omgeving er achterkomt dat zij een

(10)

misstap hebben begaan. Verder kwam naar voren dat een hogere straf niet tot een sterkere gedragsverandering leidt. Dit pleit er ook voor de werking van een nieuwe straf als N&S op meer dan alleen de zwaarte te beoordelen. De werking van N&S zit wellicht niet alleen in hoe zwaar de straf ervaren wordt maar wellicht ook in de manier waarop het verwachtingen over de straf het gedrag beïnvloedt.

Straf blijkt een geschikte gedragsverandering strategie en afschrikkende strategie door de grote motivatie van mensen om negatieve dingen te vermijden. Bij het bespreken van straf kwam naar voren dat schaamte geschikt zou kunnen zijn als straf. Wat schaamte precies is en of het als straf gebruikt kan worden, wordt nu verder besproken.

Schaamte

Om te kunnen beoordelen of schaamte als straf kan functioneren zal nu eerst gekeken worden wat schaamte is, of het ook tot gedragsverandering kan leiden en of het een

afschrikkende werking heeft op het begaan van overtredingen. Door de van Dale wordt schaamte gedefinieerd als: “het gevoel van onbehagen dat iem. vervult bij het gezien, bekend of openbaar worden van dingen aan hem, handelingen van hem of toestanden om hem die met eerbaarheid, het fatsoen of de zedelijkheid in strijd zijn, of die hem verachtelijk doen schijnen bij anderen.” Schaamte is een negatieve zelfevaluerende emotie waarbij falen wordt

toegeschreven aan interne oncontroleerbare en stabiele oorzaken (Tracy & Robins, 2006). Verder is er bij schaamte vaker sprake van externalisering (Tracy & Robins), dit is het maken van externe attributies voor negatieve gebeurtenissen.

De ervaring van schaamte gaat vaak gepaard met gevoelens van schuld. In veel onderzoek naar schaamte worden deze emoties met elkaar vergeleken om tot een

gedetailleerder beeld te komen van wat schaamte precies is. Het is goed mogelijk dat bij N&S ook schuld wordt ervaren over de overtreding die is begaan. Aangezien schuld en schaamte

(11)

vaak gepaard gaan zal ook naar schuld verwezen worden bij het bespreken van schaamte. Beide emoties zijn negatieve zelfevaluerende emoties die op twee belangrijke dimensies van elkaar verschillen. Wolf en collega’s (2010) bespreken de publiek-privé dimensie voorgesteld door Benedict (1946) en de zelf-gedrag dimensie voorgesteld door Lewis (1971). Er wordt verwacht dat schaamte over de gehele zelf gaat en vooral in publieke situaties voorkomt terwijl schuldgevoelens over gedrag gaan en ook meer in privé situaties kunnen voorkomen. Verder wordt falen bij gevoelens van schuld toegeschreven aan interne controleerbare en instabiele oorzaken (Tracy & Robins, 2006). Dit sluit aan bij het zelf-gedrag onderscheid; gedrag is makkelijker te veranderen en beter controleerbaar dan de gehele zelf. Wanneer iemand te laat komt en zich schuldig voelt dit toeschrijven aan het gedrag ‘te laat komen’, dit is een instabiele oorzaak die makkelijk opgelost is door de volgende keer op tijd te komen. Wanneer iemand zich hiervoor schaamt zal diegene dat bijvoorbeeld toeschrijven aan het idee dat hij/zij een onbetrouwbaar en onverantwoordelijk persoon is, deze stabiele oorzaak is moeilijker op te lossen.

Het onderscheid tussen schaamte en schuld als toeschrijving aan de zelf of gedrag werd onder andere ondersteund door onderzoek van Niedenthal, Tangney en Gavanski (1994) waarbij deelnemers schaamte- en schuldopwekkende situaties moesten beschrijven of zich moesten in beelden in dergelijke situaties te zitten. Wanneer de deelnemers alternatieve uitkomsten mochten verzinnen gaven de deelnemers bij de schaamte opwekkende situaties meer alternatieven waarbij aspecten van de zelf werden aangepast. Bijvoorbeeld: ”Was ik maar een betrouwbare vriend geweest”. Bij schuld opwekkende situaties kozen deelnemers vaker voor alternatieven waarbij acties werden aangepast. Bijvoorbeeld: ”Had ik maar niet met de date van mijn vriend geflirt”. Andersom bleek ook dat de deelnemers door het

aanpassen van gedrag, of door aanpassen van de zelf, respectievelijk meer schuld en schaamte ervoeren. Hieruit blijkt, in overeenstemming met Lewis’ zelf-gedrag dimensie (1971), dat

(12)

schuld vooral een negatieve beoordeling van specifiek gedrag is terwijl bij schaamte de beoordeling meer over de gehele persoon gaat. Dit onderscheid geeft aanleiding om schaamte als een nog negatievere emotie te zien dan schuld, aangezien schuld slechts over een

gedraging gaat maar bij schaamte de gehele zelf negatief wordt beoordeeld. Gilbert (1997) noemt schaamte zelfs: ‘‘one of the most powerful, painful, and potentially destructive experiences known to humans’’ (113). Het is dan ook niet verbazend dat er een correlatie is gevonden tussen schaamte en depressie (Tangney & Dearing, 2003).

Zowel de beoordeling van gedrag bij schuld als de beoordeling van de zelf bij schaamte zijn negatief en kunnen als negatieve maatregel ervaren worden. Hierbij is de ervaring van schaamte waarschijnlijk negatiever. Het is nu nog de vraag of deze emoties ook de gewenste gedragsverandering teweeg brengen.

De klassieke actietendens (de aandrang of bereidheid om een bepaalde actie uit te voeren) die aan schaamte wordt toegerekend is een defensieve actietendens van vermijden, verstoppen, ontsnappen en sociaal terugtrekken (Randles & Tracey, 2013; Tangney, Stuewig & Martinez, 2014; Weiner, 2014). Dit is een minder constructief dan de reparatieve en toe naderende actietendens van schuld (Bruun & Teroni, 2011; Tangney, Stuewig & Martinez; Tracey & Robins, 2006). Op basis van deze actietendensen is te verwachten dat schaamte niet voor gedragsverandering zorgt maar schuld wel.

Tracey en Robins (2006) onderzochten of schaamte inderdaad voor minder

gedragsverandering zorgt dan schuld. Er werd gekeken of mensen met een alcoholprobleem vaker een terugval hadden wanneer zij zich schaamde voor hun drinkgedrag dan wanneer zij zich hier schuldig over voelde. Aan het onderzoek namen 46 mensen die zich als recent sober identificeerde deel. Het onderzoek had twee meetmomenten. Eerst werden de deelnemers gevraagd om de laatste keer dat zij gedronken hadden en zich daar slecht over voelden te beschrijven. Vijf onafhankelijk codeurs beoordeelde de mate van schaamte en schuld aan de

(13)

hand van non-verbale uitingen gedurende de eerste tien seconden van het antwoord. Ook werd er de Alcohol Dependency Scale (ADS) afgenomen om de alcohol afhankelijkheid van de deelnemers vast te stellen zodat het effect van schaamte en schuld onafhankelijk hiervan kon worden beoordeeld. Het tweede meetmoment vond vier maanden later plaats, de deelnemers werd gevraagd hoeveel alcoholische drankjes zij hadden gebruikt sinds het eerste

meetmoment. Er werd gekeken of de non-verbale tekenen van schaamte en schuld goede voorspellers waren voor terugval in alcoholverbruik. Alleen de non-verbale tekenen van schaamte bleken een goede voorspeller voor terugval. Deze voorspelden zelfs de hoeveelheid geconsumeerde alcohol waarbij meer schaamte overeen kwam met meer alcohol consumpties.

Uit het onderzoek bleek dat schaamte een goede voorspeller was van terugval bij recent sobere mensen en het zelfs de hoeveelheid alcohol die bij terugval werd geconsumeerd kon voorspellen. Tracey en Robins opperen zelfs dat de schaamte de oorzaak van terugval zou kunnen zijn aangezien er voor alcoholafhankelijkheid was gecontroleerd. Doordat er geen gebruik is gemaakt van een schaamtemanipulatie is een dergelijk causaal verband echter niet te trekken. Zo zou het kunnen dat de schaamte blijk geeft van een factor die niet in de ADS naar voren is gekomen; het zou kunnen dat mensen die hun alcoholprobleem als

onveranderlijk onderdeel van zichzelf ervaren tot meer schaamte leidt. De toeschrijving van falen aan interne oncontroleerbare stabiele eigenschappen van de zelf kan dan ook een weergave van de ervaring zijn; het alcohol probleem wordt meer als een onveranderlijk onderdeel van de zelf ervaren wat voor schaamte zorgt. Mensen die meer schuld vertonen, ervaren hun alcoholprobleem wellicht minder als oncontroleerbaar en stabiel. Wanneer het alcoholprobleem als oncontroleerbaar onderdeel van de zelf wordt gezien is het waarschijnlijk moeilijker het probleem aan te pakken aangezien dit niet slechts als een gedragsverandering voelt. De voorspellende waarde die schaamte heeft voor terugval is misschien niet zozeer

(14)

bewijs dat schaamte de oorzaak van terugval is. Schaamte wijst wellicht op een problematische ervaring van het alcoholprobleem die zorgt voor terugval.

In de afgelopen jaren zijn er meer onderzoeken geweest die de negatievere

actietendens van schaamte in vergelijking met die van schuld in twijfel hebben getrokken. Zo lieten Tangney, Stuewig en Martinez (2014) zien dat wanneer externalisering als latente variabele meegenomen wordt, het negatieve effect van schaamte op recidivering van

gedetineerden veel sterker werd. Tagney et al. stellen voor dat doordat bij schaamte het falen aan de zelf en aan stabiele oncontroleerbare interne oorzaken wordt toe geschreven, het moeilijk is om de oorzaak van schaamte aan te passen. Er moet een lange termijn strategie of gedragsverandering worden ingezet maar als dit niet lukt help externalisering bij het

onderdrukken van de vervelende ervaring van schaamte. Dit betekent dat wanneer het lukt om de lange termijn strategie in te zetten, en zo aan de schaamte ontkomen wordt, er een

structurele en dus kwalitatief grotere verandering plaats vind dan wanneer slechts een enkele gedraging wordt aangepast zoals bij schuldgevoelens het geval is.

Onderzoek van Hooge, Zeelenburg en Breugelmans (2010) liet zien dat er wel voor toenaderend, herstellend gedrag wordt gekozen na schaamte wanneer dit niet te riskant of moeilijk is. Dit bevestigd het idee dat schaamte vaak niet tot positieve gedragsverandering leidt omdat het moeilijk is dit te bewerkstelligen. Het zou interessant zijn te kijken of

externalisering inderdaad een alternatieve strategie is wanneer het aanpassen van de zelf niet lukt. Bijvoorbeeld door te onderzoeken of externalisering toeneemt wanneer blijkt dat herstellend gedrag te riskant of moeilijk blijkt.

Uit de besproken literatuur blijkt dat schaamte toch kan leiden tot herstellend gedrag ondanks dat het vaak gerelateerd wordt aan een vermijdende, ontkennende en daarmee niet positieve gedragsverandering. Het is wel belangrijk dat de mogelijkheid om de schade van schaamte te herstellen als niet te moeilijk of riskant ervaren wordt. Hier zou rekening mee

(15)

gehouden kunnen worden bij het gebruik van N&S door haalbare gedragveranderingen voor te stellen.

De preventieve werking van schaamte volgt net als de preventieve werking van straf uit het gegeven dat men gemotiveerd is negatieve dingen te vermijden. McGlothlin en Killen (2010) onderzochten het motiverende effect van anticiperende en geanticipeerde emoties. Anticiperende emoties zijn emoties die momenteel worden ervaren door het vooruitzicht van een toekomstige gebeurtenis zoals hoop of angst. Geanticipeerde emoties zijn de emoties die een toekomstige gebeurtenis teweeg zal brengen en die door inbeelding al ervaren kunnen worden zoals schaamte of blijdschap. Gevonden werd dat zowel anticiperende als

geanticipeerde emoties tot gedragsintenties leiden en dat dit effect sterker is bij geanticipeerde emoties. Ook bleek dat de waarschijnlijkheid van de toekomstige gebeurtenis de invloed van anticiperende emoties verhoogd, dit verklaard wellicht waarom de pakkans zo een grote invloed heeft op de werking van straf. Zo zal bijvoorbeeld een hogere pakkans tot meer anticiperende schaamte leiden waardoor de gedragsintentie om geen overtreding te begaan groter wordt. Verder bleek dat negatieve emoties een sterker effect hadden dan positieve emoties. Dit draagt bij aan het idee dat geanticipeerde schaamte een preventieve werking heeft door tot gedragsintentie te leiden.

Aangezien schaamte als sterk negatief wordt ervaren voldoet schaamte ook aan de vergeldende functie van straf. Ondanks dat de evidentie voor gedragsverandering niet geheel eenduidig is, lijkt schaamte toch tot gedragsverandering te leiden op een vergelijkbare manier als straf. Ook de preventieve werking die straf op overtredingen heeft lijkt met schaamte te realiseren. Deze bevindingen bij elkaar genomen lijkt de emotie schaamte goed inzetbaar als straf. Bij N&S wordt schaamte door middel van publiekelijke bekendmaking geïnduceerd. Om de werking van N&S als straf te beoordelen moet nog het effect van naming bekeken worden.

(16)

Naming

De inzetbaarheid van schaamte als straf is reeds aangetoond, om N&S als straf te beoordelen moet nog worden vastgesteld of naming een goede manier is om schaamte als straf in te zetten. In het hoofdstuk over schaamte kwam het publiek-privé onderscheid tussen schuld en schaamte ter sprake, dit kan inzicht verschaffen in de mogelijkheid om met naming schaamte op te wekken. Volgens het publiek-privé onderscheid wordt schaamte vooral ervaren in situaties waarbij anderen aanwezig zijn terwijl schuld ook ervaren wordt wanneer niemand getuige is.

Onderzoek van Tangney, Miller, Flicker en Barlow (1996) waarbij de publiekelijkheid van schaamte en schuld werden vergeleken, lijkt dit echter tegen te spreken. In het onderzoek werd deelnemers gevraagd gedetailleerde beschrijvingen te geven van zowel situaties waarbij schaamte als situaties waarbij schuld werd ervaren. Vervolgens telden de onderzoekers hoeveel mensen er aanwezig waren volgens de beschrijvingen. Hieruit bleek dat er geen verschil was in het aantal mensen dat aanwezig was bij situaties die tot schaamte leiden en bij situaties die tot schuld gevoelens leidden. Verder bleek dat beide emoties meestal in situaties werden ervaren waarbij anderen aanwezig waren maar dat er ook enkele beschrijvingen waren waarbij niemand aanwezig was en toch schuld en schaamte werd ervaren. Er lijkt geen

verschil te zijn in de publiekelijkheid van schaamte en schuld.

Smith, Webster, Parrott en Eyre (2002) droegen echter aan dat het grotere aantal gerapporteerde publiekelijke overtredingen bij het onderzoek van Tangney en collega’s (1996) van zowel schaamte als schuld veroorzaakt kan zijn door het gebruik van rapportage van herinneringen. Mogelijk hebben publieke momenten van schaamte en schuld een grote impact waardoor deze makkelijker herinnerd worden. Het zou ook kunnen dat mensen de overtredingen die privé zijn gebleven liever privé houden en deze dan ook niet onthullen

(17)

tijdens onderzoek. Smith et al. keken daarom nogmaals naar de relatie tussen publiekelijkheid en schaamte en schuld waarbij geen gebruik werd gemaakt van herinneringen waardoor een bias in rapportage werd voorkomen.

Aan 168 deelnemers werd gevraagd scenario’s te lezen waarbij de protagonist een slechte daad verricht die ongezien blijft (privé conditie), door iemand werd waargenomen (publieke conditie) of waarbij de protagonist aan iemand dacht of iemand tegen kwam die de slechte daad zou afkeuren (impliciete conditie). De deelnemers gaven aan in hoeverre de protagonist schuld of schaamte zal ervaren. De deelnemers rapporteerden meer verwachtte schaamte in de publieke conditie dan in de impliciet publieke conditie en nog minder in de privé conditie. Het was echter niet zo dat in de privé conditie helemaal geen schaamte werd verwacht, publiekelijkheid is dus niet een vereiste voor gevoelens van schaamte maar verhoogd wel de verwachte schaamte.

Het onderzoek van Smith et al. (2002) laat zien dat er wel degelijk een connectie is tussen schaamte en publiekelijkheid. Sterker nog, doordat een overtreding publiekelijk wordt of zelfs door de gedachte hieraan neemt de verwachte schaamte toe. Uiteraard moet nog gekeken worden of de schaamte ook toe neemt in een echte situatie, maar dit onderzoek ondersteunt de waarschijnlijkheid dat N&S door het (dreigen met) publiekelijk maken van overtreders, de anticipatie en ervaring van schaamte verhoogd. Doordat naming een overtreder zichtbaar maakt voor iedereen verhoogd dit de geanticipeerde schaamte en anticiperende angst om genamed and shamed te worden bij mensen die (nog) geen overtreding hebben begaan.

Naast de verhoging van verwachte en ervaren schaamte zorgt de publiekelijkheid van naming ervoor dat de omgeving feedback kan geven op het gedrag. Om negatieve feedback te voorkomen kunnen mensen meer normatief gedrag vertonen. Ellingsen en Johannesson (2008) onderzochten of geanticipeerde feedback voor meer altruïstisch gedrag zorgt. Aan het

(18)

onderzoek namen 276 mensen deel. De deelnemers werden in koppels aan elkaar toegewezen waarbij er een verdeler en een ontvanger benoemd werd. De verdeler en ontvanger bleven anoniem voor elkaar. De verdeler mocht beslissen hoe een bepaald bedrag verdeeld werd tussen de verdeler zelf en de ontvanger. De koppels werden willekeurig verdeeld over twee condities; de feedback en controle conditie. In de feedbackconditie kon de ontvanger nadat het bedrag verdeeld was een bericht naar de verdeler sturen, in de controle conditie kon de ontvanger niet communiceren met de verdeler. Het altruïsme van de verdeler werd bepaald door naar het bedrag te kijken dat de ontvangers kregen. Verwacht werd dat de verdelers in de feedbackconditie een hoger bedrag aan de ontvanger gaven dan in de controle conditie. Dit werd bevestigd; gemiddeld doneerde de verdelers uit de controleconditie minder aan de ontvangers dan die uit de feedbackconditie, het aantal verdelers dat helemaal niets gaf was kleiner in de feedbackconditie dan in de controleconditie en het aantal verdelers dat het bedrag gelijk verdeelde was groter bij de feedbackconditie dan bij de controleconditie. Geconcludeerd werd dat geanticipeerde feedback altruïsme verhoogd. Naming kan door publiekelijke bekendmaking de verwachting voor feedback te creëren voor meer altruïstisch of normatief gedrag zorgen.

Uit de besproken onderzoeken kwam naar voren dat schaamte voor een positieve reparerende gedragsverandering kan zorgen wanneer deze gedragsverandering mogelijk en niet riskant is. Het is dus van belang dat er een haalbare mogelijkheid is om van de schaamte af te komen. Het is de vraag of dit in het geval van N&S mogelijk is; zelfs als de

bekendmaking wordt terug gedraaid zullen de mensen die door N&S op de hoogte zijn van iemands misdrijf dit niet vergeten. Ook zijn de gevolgen die de bekendmaking heeft moeilijk terug te draaien. Vooral bij stigmatiserende overtredingen zoals drugs of seks gerelateerde misdrijven, is het effect dat bekendmaking teweeg brengt niet makkelijk recht te zetten. Zo kan openbaar dronkenschap of drugsgebruik voor bijvoorbeeld een basisschool docent

(19)

serieuze gevolgen hebben voor diens carrière. Roncken en Lincoln (2001) wijzen op de waarschijnlijkheid dat een zedendelinquent door bekendmaking het risico loopt op intimidatie en uitsluiting. Uitsluiting wordt als bijzonder pijnlijk ervaren, tijdens uitsluiting is er

activering van hetzelfde gebied dat verantwoordelijk is voor pijn moderatie (Eisenberger, Lieberman & Williams, 2003). Uitsluiting verlaagd prosociaal gedrag wat geen positief effect op de gedragsverandering heeft (Tice, Twenge & Schmeichel, 2002) en leidt tot antisociaal gedrag naar mensen die al dan niet de bron van uitsluiting waren (Gaertner & Iuzzini, 2005; Twenge, Baumeister, Tice & Stucke, 2001). Niet bij iedere vorm of elk geval zal N&S tot uitsluiting leiden, maar het risico op uitsluiting dat N&S met zich mee brengt en moeilijkheid waarmee de schaamte door naming te herstellen is. Hierdoor is N&S wellicht toch niet een geschikte manier van straffen.

Aangezien naming maakt dat N&S niet geschikt is als straf, is het interessant om te kijken of zonder naming schaamte kan ontstaan. Een belangrijk onderdeel van schaamte is de beoordeling van de zelf door anderen. Maar zoals in het onderzoek van Smith en collega’s (2002) naar voren kwam had zelfs het idee dat iemand het gedrag had kunnen zien invloed op de verwachte schaamte. Wellicht is daadwerkelijke publiekelijkheid niet nodig wanneer het idee bekeken te worden wordt gecreëerd.

Bateson, Nettle en Roberts (2006) keken naar het effect van signalen van 'bekeken worden' op samenwerking. Het onderzoek keek naar het effect van een afbeelding van ogen op de bijdragen in een eerlijkheidsbox. Er werd hierbij gebruik gemaakt van een reeds bestaand betalingssysteem met een eerlijkheidsbox in de universiteitskantine. Hier kan men koffie en thee voor zichzelf maken en betalen door een bedrag in de eerlijkheidsbox te plaatsen. Bij de eerlijkheidsbox hangt altijd een instructie waarop de bedragen staan die voor de drankjes worden verwacht. Tijdens het onderzoek werd er bij deze instructie een

(20)

afbeelding van bloemen was. Verwacht werd dat men bij de afbeelding van ogen meer geld in de eerlijkheidsbox doet dan bij de afbeelding van bloemen omdat de ogen het gevoel creëren bekeken te worden waardoor mensen meer samenwerkingsgedrag vertonen. Mensen

betaalden bijna drie keer meer wanneer de afbeelding van ogen bij de instructie zat. Hierbij ontbreekt echter nog een element van straf. Het volgende onderzoek bekijkt het effect van publiekelijkheid in combinatie met een straf terwijl de anonimiteit van de bestrafte gewaarborgd blijft, er is hier dus geen sprake van naming.

In het onderzoek van Xiao en Houser (2011) werd gekeken of straf beter werkt dan geen straf, en of publiekelijk straffen, waarbij de gestrafte anoniem blijft, beter werkt dan privé straffen. Aan het onderzoek namen 72 mensen deel. De deelnemers speelde een

publieke goederen spel; de deelnemers kregen per ronde $10 en mochten bepalen hoeveel zij hiervan zelf hielden of in de groep investeerde. Wat in de groep was geïnvesteerd werd verdubbeld en aan iedere deelnemer werd een gelijk deel hiervan uitgekeerd ongeacht hun inzet. Wat de deelnemers hielden werd niet verdubbeld. Dit levert het meest op als iedereen alles inzet maar betekent ook dat als iemand niets inzet, deze persoon toch ook een deel van de investering ontvangt. In vaste groepen van 4 werden 30 rondes gespeeld. Er waren drie condities; een controle conditie waarbij geen sprake van straf was, een privé straf conditie en een publieke straf conditie. Bij beide straf condities werd verteld dat er per ronde 50% kans was op controle waarbij de deelnemer met de laagste inleg een kleine sanctie opgelegd kreeg. Bij de publieke conditie kregen alle deelnemers te horen wanneer een ronde gecontroleerd was en hoe hoog de straf was. In de privé conditie wist alleen de gestrafte dit. Verwacht werd dat in de publieke straf conditie meer coöperatief gedrag wordt vertoond omdat er meer nadruk ligt op samenwerken en doordat iedereen ziet dat niet samenwerken gestraft wordt. De auteurs gingen er vanuit dat schaamte hier geen rol speelde aangezien de gestrafte deelnemers anoniem bleven.

(21)

Uit het onderzoek bleek dat de samenwerking in de controle en privé straf conditie gelijk was maar dat er meer samenwerking was in de publieke straf conditie. Er is echter niet gemeten of, in overeenkomst met de aanname van Xiao en Houser, geen schaamte wordt ervaren. De publieke vorm van straffen zou ook als shaming zonder naming gezien kunnen worden. Voor de persoon die gestraft wordt kan het idee dat iedereen weet dat er iemand te weinig heeft bijgedragen ook gevoelens van schaamte oproepen. De gestrafte deelnemer wordt zich wellicht door de publiekelijkheid bewust van de negatieve evaluatie van de medespelers, ondanks de anonimiteit zou dit voor schaamte kunnen zorgen. Zoals uit

onderzoek bleek kan de focus op anderen en de beoordeling van anderen voor meer prosociaal gedrag zorgen, wellicht wordt men hierbij gedreven door de motivatie schaamte te

voorkomen.

Als een afbeelding van ogen al kan zorgen voor meer normatief gedrag dan is de daadwerkelijke publiekelijkheid en dus naming wellicht niet nodig om gebruik te kunnen maken van schaamte als straf. Maar ook als er wel gebruik wordt gemaakt van

publiekelijkheid, kan hierbij de anonimiteit van de overtreder behouden worden. Dit biedt de mogelijkheid om schaamte in te zetten als straf waarbij de negatieve effecten van naming vermeden worden.

Conslusie en Discussie van Naming and Shaming als Straf

Uit de besproken literatuur komt naar voren dat N&S niet een bijzonder geschikte vorm van straffen is. Straf kan wel degelijk ingezet worden als gedragsveranderingstrategie omdat mensen sterk gemotiveerd zijn negatieve gebeurtenissen te vermijden. Hierbij is

waarschijnlijk de pakkans een factor voor de effectiviteit van straf; hoe groter men de kans inschat gepakt te kunnen worden, hoe beter de straf werkt. De hoogte van de straf heeft een

(22)

beperkte invloed op een straf, zo kan een milde straf al werken en zorgt een hogere straf niet voor meer effectiviteit.

N&S wordt gebruikt als straf waarbij door bekendmaking van de identiteit van een overtreder schaamte wordt opgeroepen. Het is echter niet uitgesloten dat hierbij zowel

schaamte als schuld ervaren worden. Zowel de ervaring van schaamte als schuld kan gebruikt worden als straf, omdat het als iets negatiefs wordt ervaren. Vooral de ervaring en anticipatie van schaamte wordt door publiekelijkheid verhoogt waardoor het waarschijnlijk is dat N&S in het bijzonder voor gevoelens van schaamte zorgt. Mensen zijn gemotiveerd gevoelens van schaamte te vermijden en wanneer het toch ervaren wordt kan het tot positieve

gedragverandering leiden. Waarbij het belangrijk is dat de persoon die schaamte ervaart, de schade die hierdoor is aangericht kan herstellen. Het bekend maken van de identiteit van een overtreder, Naming, maakt dit lastig. Verder brengt N&S het risico op uitsluiting met zich mee wat naast een onbedoelde en buitenproportionele straf ook een negatief effect heeft op gedrag. Interessant genoeg blijkt daadwerkelijke publiekelijkheid geen vereiste en kan ook op andere wijze de aandacht op de beoordeling van anderen worden gelegd waardoor de ervaren en geanticipeerde schaamte vergroot. Dit biedt de mogelijkheid tot Shaming without Naming (NwS). In het onderzoek van Xiao en Houser (2011) bleek dat een straf meer effect had wanneer deze publiekelijk werd ingezet waarbij de identiteit van de bestrafte anoniem bleef, dan wanneer deze straf privé werd ingezet. Het is mogelijk dat door de publiekelijkheid de zichtbaarheid van de straf vergroot is waardoor men zich meer bewust is van de straf. Maar ook gevoelens van schaamte zouden hier een rol bij kunnen spelen. Het zou interessant zijn te onderzoeken of een publieke straf beter werkt wanneer de identiteit van de bestrafte onbekend blijft, waardoor de schaamte makkelijker te herstellen is, dan een publieke straf waarbij de identiteit van de gestrafte wel bekend wordt. Hierbij zou het ook interessant zijn om te kijken

(23)

naar de verschillende mate waarin schaamte wordt ervaren bij een privé straf, bij N&S en bij NwS.

(24)

Onderzoeksvoorstel Inleiding

Uit de besproken literatuur blijkt dat een straf ingezet kan worden om mensen normatief gedrag te laten vertonen. Het kan mensen motiveren ongewenst gedrag niet te vertonen door de dreiging van een negatieve consequentie. Mensen die ongewenst gedrag vertoond hebben zullen na een straf sterker gemotiveerd zijn dit gedrag niet nogmaals te vertonen. Ook blijk dat schaamte gebruikt kan worden als straf, mits er de mogelijkheid is de schade die door schaamte is ontstaan te repareren. Dit geeft aanleiding om N&S als geschikte vorm van straf te zien.

Uit de literatuur zijn echter ook aspecten van N&S naar voren gekomen die het minder geschikt maken of waardoor de geschiktheid nog niet volledig beoordeeld kan worden. Ten eerste is er nog niet bekend of N&S daadwerkelijk voor gevoelens van schaamte zorgt bij de persoon in kwestie. Er is aanleiding om aan te nemen dat N&S door publiekelijkheid

gevoelens van schaamte oproept maar dit is nog niet direct onderzocht. Ten tweede is naar voren gekomen dat schaamte als een extreem negatieve emotie ervaren wordt en daarmee een te zware straf zou kunnen zijn. Verder zorgt de bekendmaking, naming, ervoor dat de hoogte van de straf uit handen wordt gegeven en op verschillende mensen verschillende invloed kan hebben. Hierbij kunnen de gevolgen voor sommigen buitenproportioneel groot worden door stigmatisering en zelfs uitsluiting, dit kan serieuze gevolgen hebben voor iemands leven door bijvoorbeeld een negatief effect op iemands carrière. Verder blijkt dat schaamte vooral tot positieve gedragsverandering leidt wanneer de schade die door de schaamte is aangericht te herstellen is. Ook hierbij brengt de bekendmaking problemen met zich mee aangezien sommige effecten hiervan niet terug te draaien zijn.

Hierbij wordt een voorstel gedaan voor onderzoek waarbij gekeken wordt of schaamte ook in te zetten is als straf zonder dat naming daarbij wordt gebruikt. De opzet van de studie

(25)

van Xiao en Houser (2011) is voor dit voorstel als inspiratie gebruikt. Er zal worden gekeken of NwS beter werkt dan N&S en of N&S beter werkt dan een gewone straf. Verder zal er in dit onderzoek gekeken worden of NwS voor meer schaamte zorgt dan enkel een straf en of N&S voor meer schaamte zorgt dan NwS. Zoals bleek uit onderzoek van Tangney en collega’s (2004) schrijven mensen de oorzaak van hun falen soms aan externe bronnen toe wanneer het niet lukt de schade te herstellen om toch de gevoelens van schaamte naar beneden te krijgen, dit is externalisering. Er wordt verwacht dat de ervaren schaamte bij N&S heel hoog is door de grotere mate van publiekelijkheid maar het zou ook kunnen dat de schaamte juist niet heel hoog is doordat de schade moeilijk ongedaan kan worden gemaakt en mensen gebruik maken van externalisering.

Hypothese

Verwacht wordt dat bij beide vormen van Shaming meer schaamte wordt ervaren dan wanneer er enkel een straf wordt toegepast. Verder wordt verwacht dat N&S beter werkt dan een privé straf en dat NwS effectiever is dan N&S. Aangezien er nog niet eerder de

geanticipeerde of ervaren schaamte is gemeten ten gevolge van N&S of NwS zal er ook exploratief naar een aantal zaken gekeken worden. Xiao en Houser (2011) gingen er in hun studie vanuit dat de publiekelijkheid tot hogere inzet leidde doordat mensen zich bewuster waren van de straf, dit is een alternatieve verklaring waarbij schaamte geen rol speelt, dit is echter niet getoetst. Het is nog niet geheel duidelijk wat ten grondslag ligt aan de werking van de publiekelijkheid

(26)

Design Overzicht

Aan het onderzoek nemen 72 mensen deel (*) die willekeurig over drie condities worden verdeeld. De privé conditie, de N&S conditie en de NwS conditie. De deelnemers spelen op een computer een publieke goederen spel van 30 rondes in een groep van vier, in iedere conditie zitten dus zes groepjes. De deelnemers krijgen per ronde $10 en mogen bepalen hoeveel zij hiervan zelf houden of in de groep investeren. Wat in de groep wordt geïnvesteerd wordt verdubbeld en aan iedere deelnemer wordt een gelijk deel hiervan uitgekeerd ongeacht hun inzet. Wat de deelnemers houden wordt niet verdubbeld. Dit levert het meest op als iedereen alles inzet maar betekent ook dat als iemand niets inzet, deze persoon toch ook een deel van de investering ontvangt. Bij het begin van het onderzoek krijgen de deelnemers te horen dat er bij iedere ronde 50% kans is op controle waarbij de deelnemer met de laagste inleg bestraft wordt. De straf bestaat uit percentuele aftrek op de $10 die de volgende ronde wordt toegekend. Dit percentage is gebaseerd op het verschil tussen de inleg van de bestrafte en de gemiddelde inleg tijdens de gecontroleerde ronde. Naast de vergoeding die de deelnemers ontvangen voor hun deelname, krijgt ieder deelnemer 5% van de $’s die zij tijdens het onderzoek hebben verdient.

Manipulatie

In de privé conditie krijgt alleen de bestrafte deelnemer te horen dat er gecontroleerd is en hoe hoog de toegekende straf is. In de N&S conditie krijgen alle deelnemers te weten dat een ronde is gecontroleerd, welke speler bestraft is en hoe hoog deze straf was. In de NwS conditie krijgen alle deelnemers te horen dat er iemand bestraft was en hoe hoog de straf was, de identiteit van de bestrafte blijft echter onbekend.

Meting afhankelijke variabele inleg

(27)

Meting afhankelijke variabele schaamte

De ervaren schaamte wordt gemeten met een vragenlijst (zie bijlage 1). Hierin worden zeven vragen gesteld waarbij wordt gevraagd in hoeverre zij de volgende emoties ervaren; schaamte, schuld, zelfvertrouwen, blijdschap, verdriet, trots. Het voorbeeld in de bijlage vraagt naar de emotie schaamte, de andere zes emoties werden op eenzelfde manier

uitgevraagd. Verder wordt gevraagd hoe graag de deelnemers met hun groepsgenoten zouden willen samenwerken in de toekomst. Wanneer mensen zich schamen zullen zij waarschijnlijk minder graag met hun groepsgenoten willen samen werken. Verder wordt ook gevraagd hoe de deelnemers hun groepsgenoten beoordelen en hoe coöperatief en aardig zij hen vinden. Dezelfde vragen worden ook gesteld waarbij deelnemers moeten aangeven hoe zij denken dat hun groepsgenoten henzelf beoordelen. Wanneer schaamte wordt ervaren over de lage inzet zullen mensen waarschijnlijk verwachten dat hun groepsgenoten geen positieve beoordeling over hen zullen geven.

Bij de vragenlijst voor de eerste ronde is een aantal extra vragen toegevoegd waarmee ook de geanticipeerde schaamte werd gemeten (zie bijlage 2)

Procedure

Voor het onderzoek wordt de deelnemers verteld dat hun deelname geheel vrijwillig is en zij zich tot 7 dagen na het onderzoek nog kunnen terugtrekken. De deelnemers spelen het spel in ruimte waar alleen hun spelgenoten en de proefleider aanwezig zijn. Iedere deelnemer heeft een eigen computer waarop het spel wordt gespeeld en alle instructies worden

aangeboden. Voor de eerste ronde, na het eerste strafmoment van iedere speler en na de dertigste ronde, vullen de deelnemers de schaamtevragenlijst in. Voor de eerste ronde vullen zij ook de geanticipeerde schaamtevragenlijst in. Na de laatste ronden beantwoorden de deelnemers de exploratievragenlijst. Tot slot ontvangen de deelnemers een debriefing, worden

(28)

zij bedankt voor hun deelname aan het onderzoek en ontvangen zij het geld dat zij hebben verdient.

Verwachtingen

Verwacht wordt dat deelnemers de hoogste gemiddelde inleg hebben wanneer publiek gestraft wordt zonder dat de identiteit van de gestrafte bekend wordt (NwS conditie). De laagste inzet wordt verwacht waneer er privé wordt gestraft (privé conditie). Wanneer er publiek wordt gestraft waarbij de identiteit van de gestrafte wel bekend wordt (N&S conditie), wordt een inleg verwacht die hier tussen ligt. Voor zowel de NwS en N&S conditie wordt verwacht dat de ervaren schaamte toeneemt na een straf, bij de privé conditie wordt geen toename in ervaren schaamte verwacht. Verder wordt verwacht dat de ervaren schaamte gedurende het spel het hoogst is in de NwS conditie, wat lager in de N&S conditie, en het laagst in de privé conditie.

In het onderzoek van Xiao en Houser (2011) kwam naar voren dat het toevoegen van pubiekelijkheid een straf effectiever maakte. In dit onderzoek wordt er vanuit gegaan dat schaamte hierbij een rol speelt. Dit is echter de eerste keer dat hier naar gekeken wordt, het is dan ook mogelijk dat bijvoorbeeld de verwachtingen met betrekking tot de effectiviteit wel uitkomen maar dat de verwachte rol van schaamte niet wordt bevestigd. Om

vervolgonderzoek naar de werking van N&S en NwS op gang te helpen wordt aan het eind van het spel ook een aantal open vragen gesteld (bijlage 3).

Resultaten Analyses inleg

De effectiviteit van de strafmethodes wordt gemeten door per conditie te berekenen wat gemiddeld in een ronde door één persoon werd ingelegd. Deze gemiddelden worden per conditie met elkaar vergeleken met een multiple regressie.

(29)

Analyses ervaren schaamte

De antwoorden worden omgescoord zodat een hogere score overeenkomt met meer ervaren schaamte. Aangezien deze vragenlijst nooit eerder gebruikt is, is de betrouwbaarheid nog onbekend en zal deze eerst berekend moeten worden. Het is ook nog niet bekend wanneer en hoe lang de schaamte het sterkst is en dus het beste te meten. Het zou kunnen dat de

ervaren straf in alle condities het sterkst is bij het eerste strafmoment. Het zou ook kunnen dat de schaamte zich juist opbouwt en daarom later tijdens het spel beter te meten is. Daarom zal op twee manieren de mate van opgewekte schaamte gemeten worden. Allereerst zal per conditie met een dependent t-test worden gekeken of voormeting en eerste meting na straf van elkaar verschillen. Per conditie wordt de gemiddelde verschilscore berekend tussen de eerste meting en de meting na het eerste strafmoment van de deelnemer. Met een independent factorial ANOVA wordt gekeken of deze gemiddelden van elkaar verschillen. Daarnaast zal ook de verschilscore tussen de eerste meting en het gemiddelde van de overige vijf metingen per conditie berekend worden. Ook hier zal met een independent factorial ANOVA gekeken worden of deze verschilscores verschillen per conditie.

Analyse geanticipeerde schaamte

Per conditie wordt het gemiddelde van de vragenlijst berekend. Met een independent factorial ANOVA wordt gekeken of deze gemiddelden van elkaar verschillen.

Exploratief

De antwoorden op de open vragen worden gebruikt om meer inzicht te krijgen in de werking en ervaring van publiekelijkheid bij straf.

* Het minimale aantal deelnemers is geschat op basis van een power van 0.6 met een gemiddelde schaamtescore van 4 bij de eerste meting en 5 bij de laatste meting met een SD

(30)

van 1.5. Op basis hiervan zijn minimaal 22 deelnemers nodig per conditie, in de huidige opzet zijn dit er 24.

(31)

Bijlage 1

Dit is een overzicht van de vragen in de schaamte vragenlijst. De vragen werden op willekeurige volgorde aangeboden.

Alle vragen kunnen worden beantwoord door op een Likert schaal van 1 t/m 7 aan te geven wat het meest van toepassing is.

In hoeverre ervaar je op dit moment schaamte?

Helemaal geen extreem veel

1 2 3 4 5 6 7

Hoe graag zou je in de toekomst met je huidige spelgenoten samen willen werken?

Liever niet heel graag

1 2 3 4 5 6 7

Hoe denk je dat je groepsgenoten jou op dit moment beoordelen? Hoe beoordeel zou jij je groepsgenoten op dit moment beoordelen?

Negatief positief

1 2 3 4 5 6 7

Hoe coöperatief denk je dat je groepsgenoten jou vinden? Hoe coöperatief vind jij je groepsgenoten?

Hoe aardig vind jij je groepsgenoten?

Hoe aardig denk je dat je groepsgenoten jou vinden?

Helemaal niet zeer

(32)

Bijlage 2

de geanticipeerde schaamte wordt gemeten door dezelfde zeven vragen over uit de vragenlijst in bijlage 1 waarbij niet naar de huidige ervaring wordt gevraagd maar naar de verwachtte ervaring nadat de deelnemer bij een controle wordt gestraft. Hier volgt een voorbeeld waarbij naar schaamte wordt gevraagd:

In hoeverre verwacht je schaamte te ervaren wanneer je bij een controle de laagste inleg blijkt te hebben en dus gestraft wordt?

Helemaal geen extreem veel

(33)

Bijlage 3

Hoe voelde het om gestraft te worden? Wat dacht je toen je gestraft werd? Wat vond je vervelend aan de straf?

(34)

Referenties

Aksan, N., & Kochanska, G. (2005). Conscience in childhood: Old questions, new answers. Developmental Psychology, 41(3), 506.

Baumeister, R. F., Bratslavsky, E., Finkenauer, C., & Vohs, K. D. (2001). Bad is stronger than good. Review of General Psychology, 5(4), 323.

Bob, Clifford. (2005) The Marketing of Rebellion: Insurgents, Media, and International Activism. Cambridge: Cambridge University Press.

Teroni, F., & Bruun, O. (2011). Shame, Guilt and Morality. Journal of Moral Philosophy, 8(2), 223-245.

Charlop, M. H., Burgio, L. D., Iwata, B. A., & Ivancic, M. T. (1988). Stimulus variation as a means of enhancing punishment effects. Journal of Applied Behavior Analysis, 21(1), 89-95.

Costantini, A. F., & Hoving, K. L. (1973). The effectiveness of reward and punishment contingencies on response inhibition. Journal of Experimental Child

Psychology, 16(3), 484-494.

DeMeritt, J. H. (2012). International Organizations and Government Killing: Does Naming and Shaming Save Lives? International Interactions, 38(5), 597-621.

(35)

Eisenberger, N. I., Lieberman, M. D., & Williams, K. D. (2003). Does rejection hurt? An fMRI study of social exclusion. Science, 302(5643), 290-292.

Franklin, James C. (2008) Shame on You: The Impact of Human Rights Criticism on Political Repression in Latin America. International Studies Quarterly 52(1):187–211.

Gaertner, L., & Iuzzini, J. (2005). Rejection and entitativity: A synergistic model of mass violence. The social outcast: Ostracism, social exclusion, rejection, and bullying, 307-320.

Hafner-Burton, Emilie M. (2008) Sticks and Stones: Naming and Shaming the Human Rights Enforcement Problem. International Organization 62(4):689–716.

Kazdin, A. E. (2012). Behavior modification in applied settings. Long Grove: Waveland Press.

Kubanek, J., Snyder, L. H., & Abrams, R. A. (2015). Reward and punishment act as distinct factors in guiding behavior. Cognition, 139, 154-167.

Kuperman, Alan J. (2001) The Limits of Humanitarian Intervention: Genocide in Rwanda. Washington, DC: Brookings Institution Press.

Magoon, M. A., & Critchfield, T. S. (2008). Concurrent schedules of positive and negative reinforcement: Differential‐impact and differential‐outcomes hypotheses. Journal of the Experimental Analysis of Behavior, 90(1), 1-22.

(36)

Moerland, H. (1991). Winkeldiefstal, een te riskante zaak? Gouda: Quint.

Murphy, K., & Harris, N. (2007). Shaming, shame and recidivism a test of reintegrative shaming theory in the white-collar crime context. British Journal of

Criminology, 47(6), 900-917.

Niedenthal, P. M., Tangney, J. P., & Gavanski, I. (1994). If only I weren’t versus if only I hadn’t: Distinguishing shame and guilt in counterfactual thinking. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 585–595.

Randles, D., & Tracy, J. L. (2013). Nonverbal displays of shame predict relapse and declining health in recovering alcoholics. Clinical Psychological Science,1(2), 149-155.

Skinner, B. F. (1953). Science and human behavior. Simon and Schuster. New York: The free press.

Slemrod, J., Blumenthal, M., & Christian, C. (2001). Taxpayer response to an increased probability of audit: evidence from a controlled experiment in Minnesota. Journal of public economics, 79(3), 455-483.

Smith, R. H., Webster, J. M., Parrott, W. G., & Eyre, H. L. (2002). The role of public exposure in moral and nonmoral shame and guilt. Journal of Personality and Social Psychology, 83(1), 138.

(37)

Tangney, J. P. (1992). Situational determinants of shame and guilt in young adulthood. Personality and Social Psychology Bulletin, 18, 199-206.

Tangney, J. P., & Dearing, R. L. (2003). Shame and guilt. Guilford Press.

Tangney, J. P., Miller, R. S., Flicker, L., & Barlow, D. H. (1996). Are shame, guilt, and embarrassment distinct emotions? Journal of Personality and Social

Psychology, 70(6), 1256.

Tice, D. M., Twenge, J. M., & Schmeichel, B. J. (2002). Threatened selves: the effects of social exclusion on prosocial and antisocial behavior. The Social Self: Cognitive, Interpersonal, and Intergroup Perspectives, 175-87.

Toole, L. M., DeLeon, I. G., Kahng, S., Ruffin, G. E., Pletcher, C. A., & Bowman, L. G. (2004). Re-evaluation of constant versus varied punishers using empirically derived consequences. Research in developmental disabilities,25(6), 577-586.

Tversky, Amos, Kahneman, Daniel, 1973. Availability: a heuristic for judging frequency and probability. Cognitive Psychology 5, 207–232.

Twenge, J. M., Baumeister, R. F., Tice, D. M., & Stucke, T. S. (2001). If you can't join them, beat them: effects of social exclusion on aggressive behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 81(6), 1058.

(38)

Van der Pligt, J., Koomen, W., & van Harreveld, F. (2007). Bestraffen, belonen en beïnvloeden. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

Van der Pligt, J., & Vliek, M. (2014). Overreden en verleiden: de psychologie van beïnvloeding. Amsterdam: Pearson.

Van Lange, P. A., Rockenbach, B., & Yamagishi, T. (Eds.). (2014). Reward and Punishment in Social Dilemmas. Oxford University Press.

Varma, K. N., & Doob, A. N. (1998). Deterring economic crimes: The case of tax evasion. Canadian J. Criminology, 40, 165.

http://www.volkskrant.nl/binnenland/namen-limburgse-wiettelers-niet-op-internet~a817286/?akamaiType=FREE

Warburton, W. A., Williams, K. D., & Cairns, D. R. (2006). When ostracism leads to aggression: The moderating effects of control deprivation. Journal of Experimental Social Psychology, 42(2), 213-220.

Wolf, S. T., Cohen, T. R., Panter, A. T., & Insko, C. A. (2010). Shame proneness and guilt proneness: Toward the further understanding of reactions to public and private transgressions. Self and Identity, 9(4), 337-362.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zowel klanten als prospects beoordelen het gebruikersgemak van de producten van het merk Sikkens met een relatief lage score ten opzichte van het gemiddelde.. 69,7% van de

O Nee, ik had nog voldoende producten thuis staan O Nee, ik koop niet elke keer Kérastase producten O Nee, ik gebruik geen Kérastase producten meer.. O Ja, ik koop

Welke plekken van de buurt zijn het meest belangrijk voor u en waarom.. Waarin onderscheidt uw buurt zich van andere buurten

opoffering milieu dieren planten vrijheid vrijheid natuur regelgeving inkomen zelfstandig buitenlucht koeien mest vrijheid gezin ruim wonen gebondenheid vrijheid regelgeving

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim4. Downloaded

These key concepts line up straightforwardly with the definition given in chapter 1 of this book: a 4C legal entity performs supply chain management (SCM) activities and sup- ply

21 Con- sistent with this observation, in the phase I/II trial of brigatinib, the median PFS of patients with advanced ALK-positive NSCLC who previously received crizotinib (most

In this thesis, we have presented various approaches for texture analysis with the goal of classifying between normal controls and MCI/early-stage AD: 1) texture analysis at the