• No results found

Het verband tussen de (de)motiverende stijl van het bestuur en de coaches en emotionele uitputting van de atleten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen de (de)motiverende stijl van het bestuur en de coaches en emotionele uitputting van de atleten"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verband tussen de (de)motiverende stijl van het

bestuur en de coaches en emotionele uitputting van de

atleten

Aantal woorden: 8.182

Ayman Abou El Einein

Stamnummer: 01410507

Promotor: Prof. dr. Leen Haerens

Copromotor: Prof. dr. Tom De Clerck

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de Master in de Gezondheidsbevordering

Academiejaar: 2019-2020

(2)
(3)

Het verband tussen de (de)motiverende stijl van het

bestuur en de coaches en emotionele uitputting van de

atleten.

Aantal woorden: 8.182

Ayman Abou El Einein

Stamnummer: 01410507

Promotor: Prof. dr. Leen Haerens

Copromotor: Prof. dr. Tom De Clerck

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de Master in de Gezondheidsbevordering

Academiejaar: 2019-2020

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 6 Abstract (Nederlands) ... 7 Abstract (English) ... 8 Literatuurstudie ... 9 Burn-out ... 9 Zelfdeterminatietheorie: ‘Waarom’ ... 10 Coaching ... 12 Bestuur... 14 Onderzoeksvragen ... 15 Onderzoeksmethode ... 16 Analyse ... 20 Resultaten ... 21 Discussie ... 28 Conclusie ... 33 Referentielijst... 34 Bijlagen ... 38

(5)

Woord vooraf

Met deze masterproef komt mijn opleiding Master of Science in de

Gezondheidsbevordering bijna op zijn einde. In mijn voorwoord zou ik graag enkele

mensen bedanken die zowel rechtstreeks als onrechtstreeks een bijdrage hebben

geleverd tijdens het realiseren van deze masterproef.

Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. Dr. Leen Haerens en mijn co-promotor Tom De

Clerck bedanken. Dankzij hun begeleiding en constante feedback heb ik enorm veel

bijgeleerd tijdens het uitwerken van deze masterproef. Ik ben hen ook zeer dankbaar dat

ik dit onderzoek gelinkt aan het Clubgrade project met eigen insteek uit mijn opleiding

kon uitvoeren.

Als tweede wil ik mijn ouders en gezin bedanken die mij de kans hebben gegeven deze

studies te volgen en te steunen tijdens deze verder studies.

Als derde wil ik ook mijn mede-studenten en bij uitbreiding de volledige opleiding

Gezondheidsbevordering bedanken. Zelfs tijdens deze onzeker COVID-19 periode is

iedereen er altijd voor elkaar en heeft iedereen er het beste van proberen te maken.

(6)

Inleiding

“Hij had het meeste talent van iedereen wat dom van hem om te stoppen.” Een quote die iedereen wel eens gehoord heeft tijdens zijn periode in een sportclub.

Iedereen kende hem wel de jongen of dat meisje met de grote toekomst in zijn of haar sport. De persoon waar iedereen naar op keek door zijn ongelofelijk talent. Een droom om hem in je team te hebben, een nachtmerrie om er tegen te spelen. Ik persoonlijk had ook zo iemand in mijn basketteam. Omwille van duidelijke ethische redenen zullen we hem hier Bart

noemen. Bart was de basketter die elke match topscoorder werd. De sterkste verdediger van de ploeg. De man waarvan je wist dat hij het tot in eerste klasse ging kunnen schoppen als hij zo verder deed. Elke coach zag het grote talent in hem en wilde hem telkens pushen tot het einde, het meeste van zijn talenten benutten en hem zo goed mogelijk ontwikkelen. Daar kwamen constant extra trainingssessies bij te kijken, elke training moest hij op en top zijn. Daarnaast zat hij dan ook nog eens in de topsportschool waar hij elke dag een training had. Tot het seizoen dat hij 18 jaar werd. Na een leven vol basketbal besliste hij van de ene dag op de andere om ermee op te houden. Al dat extra werk voor niks dacht ik dan. Bart had mij hier en daar wel eens licht gehint dat hij geen zin meer had, dat ze teveel van hem

verwachtten, hij gewoon plezier wou maken. Maar volgens mij heeft iedere sporter dit gevoel wel eens op een bepaald moment tijdens zijn sportcarrière. Dus ik besteedde zelf niet veel aandacht aan deze opmerkingen. Na het vernemen dat hij ging stoppen stuurde ik hem meteen een berichtje om te vragen wat zorgde voor deze beslissing. Hij had last van de druk, wilde ook tijd voor andere dingen, voelde zich opgebruikt. Tijdens mijn studies

gezondheidsbevordering kregen we enkele lessen over burn-out. Ook al was dit voornamelijk gericht op burn-out in de werksfeer, deed mij dit meteen terug denken aan de situatie van Bart.

(7)

Abstract (Nederlands)

Probleemstelling

Alsmaar meer komen psychosociale problemen zoals burn-out door emotionele uitputting naar voor. Hierrond rust echter nog een groot taboe en in het dagelijks leven wordt maar weinig rekening gehouden met deze problematiek. De sportwereld is hierop geen uitzondering, psychosociale problemen bij sporters blijven nagenoeg onbesproken. Deze studie werd uitgevoerd om een inzicht te krijgen op de impact die een motiverende of demotiverende bestuursstijl op de emotionele uitputting van de atleet heeft. Tevens wordt nagegaan of deze impact gemedieerd wordt door het hanteren van een motiverende of demotiverende coachingsstijl.

Methode

Na overeenkomst met verschillende clubs werd een vragenlijst ingevuld door 44

participanten. Hierin kreeg de participant verschillende situaties voorgeschoteld die hij aan de

hand van een 7-punts likert schaal kon beantwoorden. Er werden situaties besproken die

zowel de soort bestuursstijl, soort coachingsstijl en emotionele uitputting van de atleet

bevragen.

Resultaten

Het hanteren van een motiverende bestuurstijl vertoont een direct negatief verband met

emotionele uitputting bij de atleet. Er werd geen direct effect van demotiverende bestuursstijl

gevonden, daarnaast werd ook geen mediërend effect gevonden.

Conclusie

Het hanteren van een motiverende bestuursstijl heeft een positieve impact op het

verminderen van emotionele uitputting bij de atleten. Dit ontkracht hedendaagse ideeën

waarbij gesteld wordt dat de coach de grootste impact op zijn sporters heeft.

(8)

Abstract (English)

Background

Everyday more and more psychosocial problems (i.e. burn-out due to emotional exhaustion) come forward. Subjects like these are surrounded by a degree of taboo. The taboo surrounding these psychosocial problems causes a lack of attention directed to them. The sports world does not offer an exception, psychosocial problems that some athletes may endure are barely talked about. This research was conducted to get insights on the effects that a motivating or demotivating style of management and the coach have on the emotional exhaustion of the athlete.

Methods

After agreement 44 subjects located in different sporting clubs completed a survey. This survey gave examples of different types of situations that may occur. According to the level of agreement they had to select a number on the 7-point lickert scale. The situations included were used to determine the management style, coaching style and level of emotional exhaustion the athlete perceived.

Results

The use of a motivating management style showed a negative connection with the level of emotional exhaustion the athlete perceived. The demotivating style of the management had no significant connection with emotional exhaustion, the relationship between de motivating style of the management and emotional exhaustion was not mediated by adding the different coaching styles.

Conclusion

The use of a motivating management style has a positive impact on the reduction of emotional exhaustion some athletes may experience. This conclusion disproves the modern day idea where it is assumed that the coach has the biggest impact on the wellbeing of the athlete. say

(9)

Literatuurstudie

Burn-out

Bij ons hier in België is er door de media de laatste jaren steeds meer en meer aandacht voor burn-out, ook in de sportsector (Hansez, Mariaux en Firket, 2010). Burn-out definiëren we als een chronisch stresssyndroom dat zich gradueel ontwikkelt als gevolg van een uitgestrekte stresssituatie (Kirsi et al., 2005). Het kan ook omschreven worden als een vorm van constante stress.

Burn-out bestaat uit 3 dimensies/concepten – cynisme, inefficiëntie en emotionele uitputting (Maslach 1992 en Maslach, 1998). Het concept cynisme komt meestal als reactie op de uitputting, deze twee hebben dan ook in heel wat onderzoeken een sterke positieve

correlatie (Maslach et al., 2001). Bij cynisme ligt er vooral nadruk op een afwijzende houding van de persoon die cynisch doet. In geval van burn-out doet men dit vaak uit teleurstelling. Inefficiëntie of ook wel verminderde prestatie kenmerken we door personen die zichzelf negatief evalueren, ze zien zichzelf vaak als minder competent (Maslach & Jackson, 1981). Het concept emotionele uitputting vormt de kern van burn-out is. Dit concept slaat vooral op het stress component. Er wordt over uitputting gesproken wanneer een persoon zijn energie op het werk sterk afgenomen is en wanneer de emotionele en fysieke middelen van deze persoon uitgeput zijn. Daarnaast kan dit samengaan met een frustrerend gevoel en het gevoel de job niet verder te kunnen uitvoeren (Cordes & Dougherty, 1993).

We zien dat drie concepten die hierboven eerder toegelicht werden bijna altijd gerelateerd zijn met elkaar (zie figuur 1). In figuur 1 wordt ook afgebeeld hoe stress voor emotionele uitputting zorgt. Deze emotionele uitputting zorgt op zijn beurt terug voor meer stress. Daarnaast zien we dat depersonalisatie zorgt voor een vermindering van stress, maar het willen behalen van persoonlijke doelen zorgt ervoor dat deze stress opnieuw stijgt. Toegelicht in een voorbeeld ziet dit er als volgend uit: een persoon heeft stresserend werk waardoor hij zich ’s avonds uitgeput voelt (emotionele uitputting), om deze uitputting te vermijden gaan ze zich mentaal distantiëren van het werk (cyinische houding), het gevolg hiervan is zijn de verminderde prestaties, wat uiteindelijk zorgt voor een incompetent gevoel

(

Bakker, Schaufeli, Sixma, Bosveld, & van Dierendonck, 2000).

(10)

Figuur 1: Schematische voorstelling stress en emotionele uitputting (Chris McManus, 2019).

In veel studies zie je dat burn-out ook bij sporters voorkomt. Als grootste oorzakelijke factor voor burn-out zien we dat, in lijn met figuur 1, stress voor emotionele uitputting zorgt, wat op zijn beurt voor nog meer stress zorgt (Smith, 1986; Cosh & Tully, 2015). Ook Cresswell (2009) heeft op verschillende momenten onderzoek gedaan naar burn-out bij atleten. Uit zijn resultaten kwam steeds naar voor dat emotionele uitputting de sterkste link met burn-out heeft uit alle componenten die hij onderzocht.

Omwille van de centrale rol van emotionele uitputting, focust deze masterproef zich op emotionele uitputting bij atleten. In deze masterproef onderzoeken we de antecedenten van emotionele uitputting in de sportclub. Concreet onderzoeken we de relatie tussen de

motiverende stijl van twee belangrijke actoren in de sportclub, namelijk het bestuur en de coaches, en emotionele uitputting van atleten. Hiervoor baseren we ons op de

Zelfdeterminatietheorie.

Zelfdeterminatietheorie: ‘Waarom’

De Zelfdeterminatietheorie (ZDT) is een theorie binnen de motivatiepsychologie waarbij men stelt dat mensen proactief hun omgeving creëren (Deci & Vansteenkiste, 2004). Dit proactief creëren van de omgeving heeft als doel persoonlijke groei en integratie. De ZDT richt zich onder meer op de intrinsieke motivatie bij de mens (Deci & Ryan, 2000). Deze theorie zoekt naar redenen waarom mensen bepaalde keuzes maken uit zichzelf, zonder externe factoren. Centraal in ZDT staan de drie psychologische basisbehoeften van de mens (autonomie, competentie & verbondenheid).

(11)

Figuur 2: schematische voorstelling zelfdeterminatietheorie

Autonomie refereert naar het ervaren van psychologische vrijheid en vrije keuzes tijdens het uitvoeren van activiteiten (Deci & Ryan, 2002). Competentie refereert naar het gevoel dat men de activiteit succesvol kan uitvoeren. Verbondenheid refereert naar het ervaren van een hechte warme band met anderen. De bevrediging van deze behoeften zorgt ervoor dat de sporters zich psychologisch algemeen beter voelen (Reinboth, Duda & Ntoumanis, 2004). Zich beter voelen is dan ook rechtstreeks gelinkt met het beter presteren in hun sporttak (Wright & Cropanzano, 2000). Al deze positieve gevolgen van voldoening aan de

behoeftebevrediging zorgen voor minder kans op emotionele uitputting (Bartholomew et al., 2011).

Aan de andere kant brengt behoeftefrustratie heel wat negatieve gevolgen met zich mee. Behoeftefrustratie ervaart men wanneer de psychologische basisbehoeftes niet bereikt kunnen worden binnen de sociale norm (Vansteenkiste & Ryan, 2013). De

zelfdeterminatietheorie stelt dat het minder goed functioneren van mensen te wijten is aan het niet voldoen van de drie basisbehoeften. Ten eerste kan de behoeftefrustratie van

autonomie veroorzaakt worden door verschillende ervaringen van druk en het gevoel hebben niet intrinsiek gemotiveerd te zijn (Ryan & Deci, 2017). Daarnaast kan dit minder goed

functioneren ook veroorzaakt worden door een gevoel van minderwaardigheid of falen, dit slaat op de behoeftefrustratie van competentie. Tenslotte zorgen ook eenzaamheid en vervreemding, oftewel de behoeftefrustratie van verwantschap, voor negatieve effecten op ons functioneren.

(12)

grote impact heeft op emotionele uitputting dan een tekort aan behoeftebevrediging (Bartholomew et al., 2011).

Coaching

Gegeven het belang van behoeftebevrediging en -frustratie voor de emotionele uitputting van atleten hebben verschillende ZDT- studies onderzocht hoe coaches in sportclubs de

behoeften van atleten kunnen ondersteunen dan wel ondermijnen (Deci & Ryan, 2012). In deze studie richten we op vier verschillende coachingsstijlen die in de ZDT-literatuur worden onderscheiden (Delrue et al. 2019). Tijdens deze studie gaan we spreken over de

motiverende en demotiverende coachingsstijlen. De motiverende stijlen (bestaande uit een autonomie-ondersteunende en structurerende coachingsstijl) zijn stijlen die in het algemeen de behoeftebevredigend op de atleet in werken. Daar recht tegenover hebben we de

demotiverende coachingsstijlen (bestaande uit een controlerende en chaotische coachingsstijl) die de behoeftefrustratie van de atleet kunnen verhogen.

1) Autonomie-ondersteunend

Een autonomie-ondersteunende coach probeert de wil en verlangens van de atleet zoveel mogelijk te begrijpen (Aelterman, Vansteenkiste, Haerens, Soenens et Fontaine, 2018). De coach probeert zo veel mogelijk rekening te houden met de interesses, voorkeuren en gevoelens van atleten. Het doel van deze aanpak is dat atleten zich vrijwillig zullen engageren om het beste uit zichzelf te halen.

Autonomie-ondersteuning bestaat onder andere uit het voeren van dialoog met die atleten, het ondersteunen en respecteren van het ontwikkelingsniveau van de sporter en het

aanpassen van de oefening naar feedback die de sporters geven (Aelterman et al., 2018).

2) Structuur

Hierbij wil de coach de nadruk leggen op het gevoel van richting geven en structuur bieden (Niemec et Ryan, 2009). De coach gaat steeds uit van de mogelijkheden van de sporters (Delrue et al., 2019). Hierop gebaseerd geeft de coach oefeningen die de sporters volledig in hun flow laten. Hij helpt ze ook met behulp van verschillende strategieën om ze zo het gevoel te geven dat ze competent zijn om uitdagingen aan te kunnen. Structurerende strategieën zijn het opdelen van de oefeningen en samen met de sporters na te gaan waar het fout loopt, duidelijk maken wat er op het (trainings)schema staat en wat je van je sporters verwacht (Taylor, Ntoumanis et Standage, 2008).

(13)

3) Controlerend

De coach legt hier het accent op druk (Delrue et al., 2019). Hierbij zet de coach druk op zijn atleten om een goeie prestatie neer te zetten (Mageau & Vallerand, 2003). De coach staat er op dat de sporters denken, voelen en doen wat de coach wil (Delrue et al., 2019). De coach legt hier ook zijn eigen idee op, onafhankelijk van wat de sporters denken. Een controlerende coach vraagt discipline van de sporters door het gebruik van bevelend taalgebruik, en zorgt voor het onderdrukken van de sporter door het gebruik van schuldvoering en schaamte (Delrue et al., 2019).

4) Chaos

Een chaotische coachingsstijl legt de nadruk op laissez-faire (Aelterman et al., 2018). De coach heeft de sporters vrijheid om te doen wat ze willen. Dit maakt het voor de sporters verwarrend om uit te zoeken wat ze moeten doen. Deze stijl kan ook gehanteerd worden door bijvoorbeeld inhoudsloze feedback te geven en de sporter niet verder te helpen (Bartholomew et al., 2011).

ZDT-onderzoek heeft uitgewezen dat hoe meer een coach autonomie-ondersteunende elementen hanteert, hoe meer de atleet behoeftebevrediging zal ervaren (Aelterman, De Muynck, Haerens, Vande Broek & Vansteenkiste, 2017). Verder blijkt uit onderzoek dat autonomie-ondersteuning ook een impact op de prestatie en het welzijn van de atleet, inclusief de emotionele uitputting (Seongkwan, Hunhyuk et Youngsook, 2019 ). In studie van Conroy en Coatsworth (2017) zien we tevens dat een autonomie-ondersteunende

coachingsstijl gelinkt is aan een verhoging in zowel de inspanning die de atleet levert en hoe lang hij deze inspanning volhoudt. De soort coachingsstijlen werden onderzocht bij atleten uit verschillende sporten (Blanchard et al., 2009, Spray et al., 2006, Gagné et al., 2003). In het algemeen kan dus gesteld worden dat de coach het fysiek en psychisch welzijn van de atleet kan bevorderen (Adie, Duda, & Ntoumanis, 2012).

Onderzoek rond het verband tussen een structurerende coach en het psychisch welzijn van de atleet is echter schaars.

Daarnaast zien we dat ook bij atleten een controlerende stijl van de coach samenhangt met een grotere behoeftefrustratie (Bartholomew, Ntoumanis, Ryan, & Thøgersen-Ntoumani, 2011). De resultaten van het onderzoek van Seongkwan, Hunhyuk et Youngsook (2019) en

(14)

Bestuur

Verschillende studies suggereren (maar voorzien geen empirisch bewijs), dat ook de

motiverende stijl van het bestuur, naast de motiverende stijl van de coach van sportclub, een impact kunnen hebben op atleten (en dus ook op de emotionele uitputting) (Mageau & Vallerand, 2003). Indirect bewijs voor het direct effect van het bestuur op atleten vinden we in de studies van De Clerck et al. (2019) en Constandt & Willem (2018). De Clerck et al. (2019) vonden dat de (de)motiverende stijl van het bestuur gerelateerd is aan de motivatie van vrijwilligers, en suggereerde hierbij dat de rol van bestuursleden voor het gedrag en welzijn van andere stakeholders in de club zoals atleten evenzeer belangrijk is. Constandt & Willem (2018) vonden tevens een direct verband van het ethisch leiderschap op de perceptie van het ethisch klimaat bij de atleten.

Tevens zijn er studies die suggereren dat het bestuur ook indirect (via de coaches) een impact kan hebben op atleten. Ook hiervoor bestaan geen direct bewijs, maar verschillende ZDT-studies hebben wel reeds aangetoond dat de (de)motiverende bestuursstijl een impact heeft op (de)motiverende coachingsstijl (Rocchi & Pelletier, 2017; Lachini et al., 2013; Stebbings et al., 2012; Morbée et al., 2020).

De leden van het bestuur van een sportclub zijn immers verantwoordelijk voor het in goede banen leiden van de clubwerking. Elk bestuur wil natuurlijk dat zijn club het zo goed mogelijk doet en zoveel mogelijk wint. Hierdoor oefenen ze soms druk uit op de coaches om hen beter te laten presteren. Als ze dit constant monitoren en evalueren zitten we in een evaluerend klimaat (Stebbings et al., 2012). Dit evaluerend klimaat en de druk die op coaches wordt uitgeoefend beïnvloedt, volgens Stebbings et al. (2012), het (controlerend) gedrag van de coach. Tot een soortgelijke conclusie kwam ook Morbée et al. (2020). In die studie vonden ze dat indien de coach het gevoel had dat zijn werk meer geevalueerd werd, hij meer aan zichzelf ging gaan twijfelen. Deze uitkomst had als gevolg dat de coach meer gebruik ging maken van een controlerende coachingsstijl. Of dit gedrag dan uiteindelijk ook het gedrag van atleten beïnvloedt werd echter nog niet empirisch aangetoond.

(15)

Onderzoeksvragen

Deze studie vult de rol van het bestuur in relatie tot het welzijn van atleet in de sportclub verder aan door te onderzoeken hoe de (de)motiverende bestuursstijl gerelateerd is aan emotionele uitputting. Deze studies heeft twee onderzoeksvragen:

Onderzoeksvraag 1 (rechtstreeks verband)

- Heeft de motiverende bestuurstijl (= autonomie-ondersteuning en structuur) en de demotiverende bestuurstijl (=controle en chaos) een direct verband op emotionele uitputting bij atleten?

Hypothese 1: Op basis van de literatuur verwachten we dat de motiverende bestuurstijl een negatief direct verband heeft met emotionele uitputting, en de demotiverende bestuurstijl een positief verband heeft met emotionele uitputting (De Clerck et al., 2019).

Onderzoeksvraag 2 (onrechtstreeks verband)

- Heeft de motiverende en demotiverende bestuursstijl via de motiverende (=autonomie-ondersteuning en structuur) en demotiverende stijl (=controle en chaos) van de coach een indirect verband met emotionele uitputting bij atleten?

Hypothese 2: Op basis van de literatuur verwachten we dat de motiverende bestuursstijl via de (motiverende en demotiverende stijl van de) coach een negatief indirect verband zal hebben met emotionele uitputting van atleten, en de demotiverende bestuursstijl via de (motiverende en demotiverende stijl van de) coach een positief indirect verband zal hebben met emotionele uitputting van atleten (Stebbings et al., 2012; Morbée et al., 2020).

(16)

Onderzoeksmethode

Populatie

De steekproef in dit onderzoek bestaat uit leden die actief zijn in een Vlaamse sportclub. Er werd noch op één bepaalde sport noch op één bepaalde leeftijdscategorie gefocust. De respondenten hun leeftijden variëren tussen de 13 en 58 jaar. De gemiddelde leeftijd was 25,07 jaar. Voor de minderjarige participanten werd deze vragenlijst steeds met begeleiding van de ouders ingevuld. Zowel mannen als vrouwen werden in de populatie geïncludeerd. De groep participanten bestond uit 35 mannen (79,55%) en 9 vrouwen (20,45%). Deze groep kwam voort uit 14 verschillende ploegen die zich in 10 verschillende clubs bevinden. Deze personen beoefenen sport competitief op een niet professioneel niveau.

Geografisch gezien bevindt het overgrote deel van de participanten zich in West-Vlaanderen (97,3%) de overige bevinden zich in Oost-Vlaanderen (2,7%). Ook het type sporters die de vragenlijst ingevuld hebben waren vrij eenzijdig. Zo zijn 33 van de participanten lid van een basketbalclub (75%), zowel voor turnen als voor voetbal zijn er 3 participanten (elk 6,8% van de steekproef). Daarnaast zijn 2 van de participanten tennissers (4,5%) en 2 wielrenners (4,5%). Tenslotte was er ook nog één deelnemer die als sport volleybal uitoefent (2,3%).

Zoals eerder vermeld is er in deze studie vooral gefocust op de directe en indirecte impact van zowel het bestuur als de coach en op de emotionele uitputting van de sporter. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een vragenlijst die opgesteld werd door het samenvoegen van delen uit verschillende relevante stukken van alreeds bestaande vragenlijsten (zie bijlage 2). Om de directe en indirecte impact van zowel het bestuur als de coach te bevragen werd gebruik gemaakt van de clubgrade vragenlijst, om emotionele uitputting te bevragen hebben we gebruik gemaakt van de Emotional Exhaustion scale (Maslach & Jackson, 1981).

Datacollectie

Er werd één meting per participant uitgevoerd die plaatsvond tussen december 2019 en februari 2020. Aan de clubs werden vooraf door de onderzoeker gevraagd of ze al dan niet toestemming geven om de vragenlijst in hun club te verspreiden. Indien er goedkeuring van de club zelf was, ging de onderzoeker verder met het lanceren van de vragenlijst. Men kon kiezen om deze online of op papier in te vullen. Online werd de vragenlijst met goedkeuring van de participerende clubs verspreid via de sociale kanalen van de club. Hier konden actieve leden de vragenlijst thuis invullen indien ze over een toestel met een

internetverbinding beschikten. Indien de participant deze mogelijkheid niet had was de vragenlijst steeds op papier voorzien om mee te geven aan de participant. Bij één club

(17)

hebben we de goedkeuring gekregen om de vragenlijst op papier te gaan afnemen tussen teamgesprekken in. Dit gebeurde in een aparte kamer waar enkel de participant en de onderzoeker aanwezig waren. De onderzoeker bleef in de buurt tijdens het afnemen van de onderzoeken om waar nodig extra uitleg te geven. Indien de onderzoeker niets gevraagd werd, probeerde hij zich zo afzijdig mogelijk te houden en met andere dingen bezig te zijn (uit het zicht van de participant om deze niet af te leiden) om zo de researchers bias minimaal te houden.

Elke vragenlijst had dezelfde opstelling en volgorde van vragen waardoor deze geen invloed had op de antwoorden van de participanten. Het enige verschil was dat sommigen de vragenlijst invulden op papier en anderen online.

Meetinstrumenten

(De)motiverende bestuursstijl:

Om de motiverende en demotiverende stijl van bestuurders te onderzoeken werd gebruik gemaakt van een nieuw ontwikkeld vragenlijst. Deze vragenlijst bestond uit 8 situaties die vaak voorkwamen in het management van de sportclub. Voor elk van de verschillende situaties werden er vier reactiemogelijkheden weergegeven, namelijk een autonomie-ondersteunende, controlerende, structurerende en chaotische reactie. De atleten

beoordeelden de reacties van het bestuur met score van 1 (beschrijft het bestuur helemaal niet) tot 7 (beschrijft het bestuur zeer goed). Door over de situaties heen de gemiddelden te nemen van elk van de vier types reacties, werden de scores voor autonomie-ondersteuning (aantal items), structuur (aantal items), controle (aantal items) en chaos (aantal items) bepaald. Een voorbeeldsituatie uit deze vragenlijst is "De taken binnen de club moeten worden verdeeld. Ook atleten krijgen taken toebedeeld. Het bestuur ...". Mogelijke reacties waren: " … geeft jullie de kans om duidelijk te maken welke taken jullie voorkeur wegdragen (autonomie-ondersteuning), " … overloopt de verschillende taken en biedt hulp bij de

taakbepaling (structuur)"," … bedeelt jullie een taak en wijst er op dat het jullie

verantwoordelijkheid is om deze nauwgezet uit te voeren (controle)" en " … komt niet tussen bij het verdelen van de taken. Jullie moeten zelf maar zien hoe jullie er uit komen (chaos)." Betrouwbaarheidsanalyses wezen op een goede tot zeer goede interne betrouwbaarheid bij autonomie-ondersteuning ( α = 0,86), structuur (α = 0,77), controle (α = 0,73) en chaos (α = 0,72).

(18)

(De)motiverende coachingsstijl:

Om de motiverende en demotiverende stijl van coaches te onderzoeken werd gebruik gemaakt van de Situaties In Sport – vragenlijst (SIS; Delrue et al., 2017). Deze 15 situaties bevatten onderwerpen zoals angst, blessures, ruzie en moeite bij het aanleren van een techniek. Voor elk van de verschillende situaties werden er vier reactiemogelijkheden weergegeven, namelijk een autonomie-ondersteunende, controlerende, structurerende en chaotische reactie. De clubleden beoordeelden de reacties van de coaches met score van 1 (beschrijft de coach helemaal niet) tot 7 (beschrijft de coach zeer goed). Door over de situaties heen de gemiddeldes te nemen van elk van de vier types reacties, werden de scores voor autonomie-ondersteuning (15 items), structuur (15 items), controle (15 items), en chaos (15 items) bepaald. Een voorbeeldsituatie uit deze vragenlijst is het hebben van angst voor de wedstrijd. De autonomie-ondersteunende reactie bij deze situatie is: “Je vraagt of de tennisspeler gestresseerd is en nodigt hem/haar uit om erover te praten.” Een tweede manier van reageren peilt naar de mate waarin coaches structurerend te werk gaan binnen deze situatie. Een voorbeeldvraag van dit type is: “Ik overloop met hem/haar nog eens de stappen om de taak goed uit te voeren.” Controle binnen deze situatie is: “Je zegt: Waarom ben je nu zo gestresseerd? Dit heeft toch geen zin.” Tot slot is de chaotische reactie binnen deze voorbeeldsituatie: ”Je spreekt hem/haar er niet over aan.” Betrouwbaarheidsanalyses wezen op een goede tot zeer goede interne betrouwbaarheid bij autonomie-ondersteuning ( α = 0,84), structuur (α = 0,81), controle (α = 0,74) en chaos (α = 0,79).

Emotionele uitputting.

Om emotionele uitputting te meten werd een gevalideerde vragenlijst van Maslach & Jackson (1981) gebruikt. Deze vragen worden gebruikt om de emotionele uitputting van werknemers in een werksetting te bevragen. De vragen werden herwerkt zodat ze gebruikt kunnen worden om de emotionele uitputting van atleten in een sportsetting te bevragen. Een voorbeeld hierbij is: “Binnen mijn sportteam voel ik mij opgebrand na het einde van een training.” Atleten gaven een score van 1 (1 = beschrijft het sportteam helemaal niet) tot 7 (7 = beschrijft het sportteam zeer goed). De interne betrouwbaarheid van de schaal was voldoende zijnde ( α = 0,75).

Ethische overwegingen

Elke participant kreeg vooraf aan het invullen van de vragenlijst een tekst te zien waarin het informed consent werd opgenomen. Hierin werden de rechten inzake privacy en het stoppen van het onderzoek duidelijk gemaakt aan de participanten. Daarnaast stond de verwachte duur van het onderzoek aangegeven en werd men geïnformeerd over wie men kon contacteren bij verdere vragen omtrent het onderzoek. Deze voorwaarden konden ze

(19)

‘accepteren’ of ‘niet accepteren’, waarbij in het geval van ‘niet accepteren’ de vragenlijst meteen werd beëindigd. Bij de participanten die jonger dan 18 jaar waren op het moment van het invullen van de vragenlijst, werden de ouders gevraagd om de vragenlijst in hun eigen naam in te vullen.

(20)

Analyse

Het analyseren van de demografische gegevens werd aan de hand van Statiscal Package for the Social Science (SPSS Statistics), Version 26 uitgevoerd.

Tijdens de preliminaire analyse werden de gemiddelden (M) & standaarddeviaties (sd) van verschillende variabalen vergeleken. Correlaties werden berekend aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficient.

Om onderzoeksvraag 1 (= directe verband tussen (de)motiverende bestuursstijl en

emotionele uitputting) te beantwoorden werd tijdens de primaire analyses gebruik gemaakt van lineaire regressies met als predictoren de motiverende en demotiverende bestuursstijl en als afhankelijke variabele emotionele uitputting. Leeftijd en geslacht werden als

controlevariabelen toegevoegd.

Onderzoeksvraag 2 werd beantwoord aan de hand van de methode van Baron & Kenny (1986). In deze onderzoeksvraag werden mediatie van de (de)motiverende coachingsstijl onderzocht. Volgens de methode van Baron & Kenny moet aan vier voorwaarden worden voldaan om van een mediatie te kunnen spreken:

1. Ten eerste moet er een statistisch significiant verband gevonden worden tussen de onafhankelijke variabele ((de)motiverende bestuursstijl) en de afhankelijke variabele (emotionele uitputting).

2. Indien aan de eerste voorwaarde is voldaan, moet er daarnaast ook een statistisch significant verband gevonden worden tussen de onafhankelijke variabele ((de)motiverende bestuursstijl) en de mediator ((de)motiverende coachingsstijl).

3. Indien bij de twee eerste voorwaaden telkens een significant verband werd bewezen, moet er voor de derde voorwaarde ook een significant verband zijn tussen de mediator ((de)motiverende coachingsstijl) en de afhankelijke variabele (emotionele uitputting).

4. Tenslotte is het bovenop deze drie voorwaarden noodzakelijk dat het significant verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele toeneemt of afneemt na toevoeging van de mediator.

Als aan al deze stappen voldaan wordt kunnen we spreken van mediatie. Bij het volledig verdwijnen van het verband tussen de onafhankelijke ((de)motiverende bestuursstijl) en afhankelijke variabele (emotionele uitputting) wanneer er wordt gecontroleerd voor de mediator, kunnen we spreken over volledige mediatie. Indien dit verband slechts zwakker wordt (maar dus niet geheel verdwijnt) na controle voor de mediator kunnen we spreken van

(21)

een partiële mediatie. Ook in deze regressie-analyses werd gecontroleerd voor leeftijd en geslacht.

Resultaten

Preliminaire analyses

Om te beginnen werden de gemiddelde scores & standaarddeviaties van zowel de verschillende coachings- & bestuursstijlen alsook voor de emotionele uitputting schaal berekend. De uitkomsten hiervan staan samen met de correlaties schematisch weergegeven in bijlage 3.

Hieropvolgend werden de Pearson correlatiecoëffecienten van deze variabelen berekend. Hier houden we enkel rekening met de correlatie tussen emotionele uitputting en de

verschillende soorten coachings- en bestuursstijlen. Uit onze analyses kunnen we stellen dat emotionele uitputting een significant positieve correlatie heeft met een controlerende

bestuursstijl (r = 0,341 p = 0,023). Ook zien we dat emotionele uitputting een significant negatieve correlatie met een structurerende bestuursstijl heeft (r = - 0,474 p < 0,01). Bij de andere variabelen werd geen statistisch significante correlatie met emotionele uitputting gevonden; controlerende coachingsstijl (r = 0,25 p = 0,100), chaotische coachingsstijl (r = 0,091 p = 0,56), structurerende coachingsstijl (r = -0,27 p = 0,08),

autonomie-ondersteunende coachingsstijl (r = -0,160 p = 0,3), autonomie-ondersteunend bestuursstijl (r = -0,277 p = 0,068) en chaotisch bestuursstijl (r = 0,250 p = 0,1). Deze gegevens worden schematisch weergegeven in bijlage 3.

Verder is er sprake van een sterke correlatie (met gevaar van multicollineariteit) tussen de structurerende bestuursstijl en de autonomie-ondersteunende bestuursstijl (rs = 0.789, p < 0.01), tussen de controlerende bestuursstijl en de chaotische bestuursstijl (rs = 0.686, p < 0.01). Alsook tussen de autonomie-ondersteunde coachingsstijl en de structurerende coachingsstijl (rs = 0.713, p < 0.01). Deze variabelen worden voor de verdere analyses geclusterd. Ondanks de redelijke lage intercorrelatie tussen de controlerende coachingsstijl en de chaotische coachingsstijl werden ook deze schalen, omwille van spaarzaamheid en consistentie, geclusterd. De autonomie-ondersteunende en de structurerende stijlen worden samengenomen als ‘motiverende bestuurs/coachingsstijl’. De controlerende en de

chaotische stijlen worden samengenomen als ‘demotiverende bestuurs/coachingsstijl’. Cronbach's Alpha van deze variabelen waren voor motiverende bestuursstijl 0,872, voor

(22)

Primaire analyses

Onderzoeksvraag 1

Zoals hierboven vermeld werd tijdens het uitvoeren van de primaire analyses gebruik gemaakt van lineaire regressie analyse. Aan de hand van deze primaire analyse werd de eerste onderzoekvraag geanalyseerd: “Heeft de motiverende bestuurstijl (= autonomie-ondersteuning en structuur) en de demotiverende bestuurstijl (=controle en chaos) een direct verband op emotionele uitputting bij atleten?”. Onderstaande figuur 3 geeft de resultaten van lineaire regressie analyse weer tussen de onafhankelijke variabelen (motiverende

bestuursstijl en demotiverende bestuursstijl) en de afhankelijke variabele (emotionele uitputting). Hierbij werden leeftijd en geslacht als controle variabelen gebruikt.

Figuur 3: Lineaire regressieanalyse tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele

uitputting. *p<.05; **p< .01; ***p< .001

De motiverende bestuursstijl kent een t-waarde van -2,19 met een bijhorende -waarde van -0,318. De p-waarde van de motiverende bestuursstijl is hier 0,04. Daar tegenover zien we dat de t-waarde bij de demotiverende bestuursstijl 0,079 bedraagt met een bijhorende -waarde van 0,013. De p-waarde bij de demotiverende bestuursstijl is 0,94.

Hieruit kunnen we concluderen dat de motiverende bestuursstijl wel een negatief significant verband vertoont met emotionele uitputting. Bij de demotiverende bestuursstijl werd geen verband gevonden in dit model. In Tabel 1 wordt de outcome van de lineaire

regressieanalyse voorgesteld.

Tabel 1:Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl, demotiverende bestuursstijl en emotionele uitputting (n=44).

Lineaire regressie t-waarde -waarde p-waarde

Motiverende bestuursstijl Demotiverende bestuursstijl -2,19 0,079 -0,318 0,013 0,04 0,94

Onafhankelijke variabele

• 1) Motiverende

bestuursstijl

• 2) Demotiverende

bestuursstijl

Afhankelijke variabele

• Emotionele uitputting

 1

: -0,318*

 2

: 0,013

(23)

Onderzoeksvraag 2

Om de tweede onderzoeksvraag “Heeft de motiverende en demotiverende bestuursstijl via de motiverende (=autonomie-ondersteuning en structuur) en demotiverende stijl (=controle en chaos) van coach een indirect verband met emotionele uitputting bij atleten?” te

beantwoorden gaan we verder met onze (significante) lineaire regressieanalyse. Aangezien de demotiverende bestuursstijl geen significant verband met emotionele uitputting had en dus niet aan de eerste voorwaarde van mediatieanalyse voldoet gaan we deze niet verder analyseren (Baron & Kenny, 1986). Het significante verband tussen emotionele uitputting en een motiverende bestuursstijl zorgt ervoor dat we hiermee wel verder kunnen analyseren of er een mediatie-effect aanwezig. Dit doen we door verder te gaan in de mediatieanalyse.

Aangezien we voorwaarde/stap 1 van de mediatie-analyse (zie Baron & Kenny, 1986) reeds uitgevoerd hebben (zie onderzoeksvraag 1), beginnen we bij voorwaarde/stap 2, waarbij we eerst onderzoeken of de motiverende coachingsstijl de relatie tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting medieert. Daarna onderzoeken we of de

demotiverende coachingsstijl de relatie tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting medieert. Ook in deze analyses werden leeftijd en geslacht als controlevariabelen toegevoegd.

Treedt de motiverende coachingsstijl als mediator op voor relatie tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting?

Stap 2: We onderzoeken het verband tussen de onafhankelijke variabele (motiverende bestuursstijl) en de mediator (motiverende coachingsstijl). Hieronder stellen we in figuur 4 de lineaire regressieanalyse voor tussen de onafhankelijke variabele (motiverende bestuursstijl) en de mediator (motiverende coachingsstijl).

(24)

Figuur 4: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende coachingsstijl. *p<.05; **p< .01; ***p< .001

In deze regressie-analyse vinden we een t-waarde van 4,44 met een bijhorende -waarde 0,56. De p-waarde van de motiverende bestuursstijl is hier p<0,001 (zie tabel 2). Hieruit kunnen we besluiten dat er een positief significant verband is tussen de motiverende bestuursstijl en de motiverende coachingsstijl.

Tabel 2: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende coachingsstijl (n=44)

Lineaire regressie t-waarde -waarde p-waarde

Motiverende bestuursstijl 4,44 0,56 0,000

Stap 3:

Na stap 2 onderzoeken we het verband tussen de mediator (motiverende coachingsstijl) en de afhankelijke variabele (emotionele uitputting). Deze lineaire regressieanalyse wordt in figuur 5 weergegeven.

Figuur 5: Lineaire regressieanalyse motiverende coachingsstijl en emotionele-uitputting. Onafhankelijke variabele •Motiverende bestuursstijl Mediator •Motiverende coachingsstijl Afhankelijke variabele •Emotionele uitputting Mediator •Motiverende coachingsstijl 

: 0,559***

: -0,23

(25)

Als uitkomst bij deze regressieanalyse zien we een t-waarde van -1,52 met een bijhorend -waarde van -0,23. De p--waarde van motiverende coachingsstijl bedraagt hier 0,14 (zie tabel 3). Dit toont aan dat er geen statistisch significant verband is tussen motiverende

coachingsstijl en emotionele uitputting.

Tabel 3: Lineaire regressieanalyse motiverende coachingsstijl en emotionele uitputting (n=44)

Lineaire regressie t-waarde -waarde p-waarde

Motiverende coachingsstijl -1,52 -0,23 0,137

Aangezien hier geen significant verband gevonden werd en bijgevolg de voorwaarden voor de mediatie-analyse niet voldaan zijn (en we dus stap 4 niet meer uitvoeren) kunnen we niet van een mediatie-effect spreken. Uit de lineaire regressieanalyses kunnen we dus besluiten dat er een direct verband is tussen de motiverende stijl van het bestuur en emotionele

uitputting bij de sporters, maar er geen indirect verband is via de motiverende coachingsstijl.

Treedt de demotiverende coachingsstijl als mediator op voor relatie tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting?

Stap 2: We starten opnieuw met het verband tussen de onafhankelijke variabele

(motiverende bestuursstijl) en de mediator (demotiverende coachingsstijl) te onderzoeken. Hieronder stellen we in figuur 6 de lineaire regressieanalyse voor tussen de onafhankelijke variabele (motiverende bestuursstijl) en de mediator (demotiverende coachingsstijl).

Figuur 6: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende

Onafhankelijke variabele

• Motiverende

bestuursstijl

Mediator • Motiverende

coachingsstijl

: -0,425**

(26)

Bij het uitvoeren van deze regressieanalyse vinden we een t-waarde van -3,04 met een bijhorende -waarde 0,425. De p-waarde van de motiverende bestuursstijl is hier 0,004 (zie tabel 4). Deze waarden geven aan dat er een negatief significant verband is tussen de motiverende bestuursstijl en de demotiverende coachingsstijl.

Tabel 4: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en demotiverende coachingsstijl (n=44)

Stap 3:

Aangezien stap 1 van de mediatie analyse opnieuw significant is onderzoeken we het verband tussen de mediator (demotiverende coachingsstijl) en de afhankelijke variabele (emotionele uitputting). Deze lineaire regressieanalyse wordt in figuur 7 weergegeven.

Figuur 7: Lineaire regressieanalyse demotiverende coachingsstijl en emotionele uitputting.

Bij de uitkomst van deze regressieanalyse zien we een t-waarde van 1,46 met een bijhorend -waarde van 0,22. De p-waarde van demotiverende coachingsstijl bedraagt hier 0,15 (zie tabel 5). Dit toont aan dat er geen statistisch significant verband is tussen de demotiverende coachingsstijl en emotionele uitputting.

Tabel 5: Lineaire regressieanalyse demotiverende coachingsstijl en emotionele uitputting (n=44)

Lineaire regressie t-waarde -waarde p-waarde

Demotiverende coachingsstijl 1,46 0,22 0,15 Afhankelijke variabele •Emotionele uitputting Mediator •Demotiverende coachingsstijl

Lineaire regressie t-waarde -waarde p-waarde

Motiverende bestuursstijl -3,04 -0,425 0,004

(27)

Aangezien ook hier geen significant verband gevonden werd en bijgevolg de voorwaarden voor de mediatie analyse niet voldaan zijn (en we dus ook hier stap 4 niet meer uitvoeren) kunnen we niet van een mediatie effect spreken. Uit deze mediatie analysen besluiten we dus dat in dit onderzoek noch de motiverende noch de demotiverende coachingsstijl een mediërend effect heeft tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting. Er is dus enkel een significant direct verband tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting.

(28)

Discussie

Het doel van deze studie was een aanzet geven tot de vulling van het hiaat dat zich momenteel bevindt tussen de invloed van het sportbestuur op de sporter. Tijdens deze studie werd op emotionele uitputting (dat met een score 1,87 op 7 bij niet-professionele atleten toch niet te onderschatten is) afhankelijk van het soort bestuursstijl en soort

coachingsstijl als mediator gefocust. Deze relaties werden geanalyseerd aan de hand van vragenlijsten. Hierin werden zowel de motiverende als demotiverende stijlen in relatie met emotionele uitputting onderzocht.

Rechtsreekse verbanden tussen motiverend bestuur en demotiverende bestuurstijl in

relatie met emotionele uitputting bij de atleet:

In eerste instantie bespreken we de motiverende bestuursstijl, deze bestaat uit de

autonomie-ondersteunende en de structurerende bestuursstijl. Wat hierbij eerst en vooral opvalt is de sterke correlatie die zich voordoet tussen de structurerende bestuursstijl en emotionele uitputting. Hieruit kunnen we stellen dat de structurerende bestuursstijl een grotere impact op emotionele uitputting heeft dan de autonomie-ondersteunende

bestuursstijl. Als uitkomst van deze eerste analyse zien we dat er een direct uniek verband is tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting bij de atleet. We zien dus dat een autonomie-ondersteunende en structurerende bestuursstijl de emotionele uitputting en bijgevolg ook burn-out van de atleet rechtstreeks kan tegengaan. Deze uitkomst geeft dezelfde uitkomst als studies van De Clerck et al. (2019) en Constandt & Willem (2018) waarin werd bevonden dat de bestuursstijl het welzijn van bepaalde stakeholders, in dit geval de atleet, kan beïnvloeden. Deze uitkomst ligt in lijn met de eerste hypothese. Dit betekent dat het bieden van ondersteuning bij de ideeën van de atleten, luisteren naar de atleten, structuur bieden voor de atleten door hen te zeggen waarom een bepaalde taak moet uitgevoerd zijn allemaal voorbeelden van situaties zijn waar het bestuur op kan inspelen om het welzijn van de atleet te verbeteren.

In tweede instantie werd de relatie tussen de demotiverende bestuursstijl (die bestaat uit een chaotische en controlerende bestuursstijl) en de emotionele uitputting onderzocht. Wat hierbij opvalt is dat de controlerende bestuursstijl een significant verband heeft met emotionele uitputting van de atleet. Dit geeft weer dat de controlerende bestuursstijl een grotere impact op emotionele uitputting heeft dan de chaotische bestuursstijl. Bij het uitvoeren van de analyses werd geen uniek rechtstreeks verband gevonden tussen de demotiverende bestuursstijl en de emotionele uitputting van de atleet. Aangezien we kunnen

(29)

stellen dat een controlerende bestuursstijl wel een verband heeft met emotionele uitputting kunnen we zeggen dat onze bevindingen deels in lijn met de literatuur liggen. De studie van De Clerck et al. (2019) die zich focust op de demotiverende bestuursstijl concludeert dat het demotiverend bestuur een impact heeft op de stakeholders. Deze uitkomst, die zich op onderzoeksvraag 1 richt, ligt niet in lijn met hypothese 1.

Dit betekent concreet dat we een demotiverende bestuursstijl best kunnen vermijden. Dit kunnen we doen door chaotische planningen en opstellingen te vermijden voor de atleten. Daarnaast moet het bestuur best ook niet zonder goede reden controlerend te werk gaan. Een controlerende bestuursstijl kun je best vermijden door te luisteren naar waar de atleet zijn interesse en voorkeur ligt en hiermee rekening te houden bij het verdelen van bepaalde taken.

Algemeen kunnen we dus stellen dat een motiverende bestuursstijl een grotere impact op emotionele uitputting bij de atleet heeft dan een demotiverende bestuursstijl.

Verband tussen bestuursstijl en de coachingsstijl

Als we de verbanden tussen bestuursstijlen en coachingsstijlen gaan bekijken zien we dat elke soort bestuursstijl een significant verband heeft met meerdere coachingsstijlen. Hieruit kunnen we stellen dat de bestuursstijl wel degelijk een impact heeft op de soort

coachingsstijl die men hanteert. Dit ligt in lijn met studies van Stebbings et al. (2012) en De Clerck et al. (2019). Deze laatste stelt dat bij het hebben van een evaluerend bestuur de coach eerder een controlerende stijl gaat gaan toepassen.

Coachingsstijl en emotionele uitputting

Er werd tussen de verschillende coachingsstijlen en emotionele uitputting geen verband gevonden. Dit is een zeer opvallende bevinding die niet in lijn ligt met eerdere studies (Aelterman et al., 2017; Mageau & Vallerand, 2003; Niemec et Ryan, 2009; Taylor, Ntoumanis et Standage, 2008). Door de kleine sample uit de steekproef kan het zijn dat enkel de grootste significante verbanden gevonden zijn. Dit betekent dat de coach dus waarschijnlijk wel een significante impact heeft op emotionele uitputting maar het verband tussen het bestuur en emotionele uitputting sterker is.

We vragen ons af wat de reden hier achter zou kunnen zijn. Een eerste bedenking die we hierbij kunnen maken is dat het bestuur hoger staat dan de coach, ook hebben zij het laatste woord als het aankomt op de evaluatie van de spelers en coaches. Met andere woorden als

(30)

mogelijk te maken. Als de coach hiervoor een harde stijl gaat hanteren zou het kunnen dat de sporters er meestal van uit gaan dat dit zijn manier is om het team sterker te maken en aanvaarden ze de stijl van de coach.

Mediatie

Als we naar het indirect

effect van de motiverende bestuursstijl via de coachingsstijl als mediator gaan kijken, zien we in deze studie dat er geen significant indirect verband

gevonden is. Deze uitkomst, die zich op een deel van onderzoeksvraag 2 richt, ligt niet in lijn met wat hypothese 2 had voorspeld.

Aangezien er geen direct effect tussen de demotiverende bestuursstijl en emotionele uitputting werd geconstateerd, is in deze studie ook geen indirect effect gevonden. Ook hier heeft de coachingsstijl geen mediërend effect op het demotiverende bestuursstijl en het welzijn van de atleet. We kunnen concluderen dat deze uitkomsten voor onderzoeksvraag 2 niet in lijn liggen met hypothese 2.

In het algemeen kunnen we stellen dat de gevonden uitkomsten interessant zijn om mee te nemen naar de toekomst en ons vragen te stellen bij reeds eerder uitgevoerde onderzoeken.

Praktische implicaties

Aan de hand van de resultaten waarin het verband tussen de bestuursstijlen en de emotionele uitputting van de atleet aangetoond werd, kunnen we een aantal praktische implicaties formuleren voor de gezondheidsbevordering van de atleten bij sportclubs. Concreet werd in deze studie vastgesteld dat er een direct uniek negatief verband is tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting.

Bij het bestuderen van de bestaande literatuur blijkt nog maar eens hoe weinig rekening men in het dagelijks leven houdt met psychosociale problematieken. De sportwereld is hierop geen uitzondering, psychosociale problemen bij sporters blijven nagenoeg onbesproken. Uit deze studie komt het belang van het sportbestuur naar voren omtrent deze problematieken. Ze hebben een grote impact op het psychosociale welzijn van de atleet. Om deze reden moet worden ingezet op het creëren van een draagvlak voor en het bieden van steun aan atleten.

Dit kan, zoals uit deze studie gebleken, door als bestuur van een sportclub een motiverende bestuursstijl te hanteren. Om de emotionele uitputting van atleten tegen te gaan houdt dit concreet in dat het bestuur zowel structuur moet aanbieden voor hun sporters als autonomie-ondersteunend te werk moet gaan. Enkele voorbeelden van het hanteren van deze

(31)

bestuursstijlen zijn dat het bestuur de atleet zoveel mogelijk steunt bij voorstellen door tips te geven en aandacht te geven aan zijn mening, maar ook dat het bestuur uitlegt waarom ze bepaalde verwachtingen van een atleet hebben. Bij het opstellen van een vergadering of teamactiviteit dient men alles op voorhand te regelen zodat er een goede structuur in de activiteit of vergadering zit. Daarnaast is het van belang om de atleten hun mening te vragen bij het maken van beslissingen, als de beslissing eenmaal gemaakt is dient men deze mee te delen aan de atleten.

Sterkten, beperkingen en toekomstig onderzoek

Sterkten

Een eerste sterkte binnen deze studie is dat verschillende teams met verschillende coaches bevraagd werden. Het feit dat er verschillende coachingsstijlen werden onderzocht en coachingsstijl toch geen significante mediator blijkt te zijn in deze studie, geeft duidelijk weer dat het bestuur een grotere impact heeft dan de coach.

Een tweede sterkte in dit onderzoek is dat alle antwoorden reflecties zijn van de eigen perceptie van de sporters. Iedereen kan een bepaalde coach anders ervaren. Een coach die door één speler als structurerend wordt ervaren kan door iemand anders als chaotisch ervaren. Het feit dat het hier om eigen perceptie gaat zorgt dat er geen verkeerde conclusies getrokken worden omtrent de impact van een bepaalde coachingsstijl.

Als laatste sterkte van dit onderzoek kunnen we besluiten dat dit onderzoek een

vernieuwend karakter heeft, aangezien er nauwelijks onderzoek gebeurd is naar de impact van het bestuur op het mentale welzijn van zijn sporters. Bij de onderzoeken waarin dit wel onderzocht is, werd nooit de toevoeging van coachingsstijl als mediator gebruikt. Aangezien psychosociale problematiek steeds meer en meer onder de aandacht wordt gebracht en (h)erkent wordt, kunnen de sportclubs niet achterblijven bij het aanpakken van deze problemen.

Beperkingen

Aangezien deze studie gebruik maakte van een vrijwillig in te vullen vragenlijst die ongeveer 30 minuten duurt, kunnen we stellen dat enkel gemotiveerde participanten deelgenomen hebben aan de vragenlijst. Dit zorgt ervoor dat we de algemene generaliseerbaarheid van de

(32)

houden we best in het achterhoofd als we kijken naar de generaliseerbaarheid van deze studie.

De tweede beperking situeert zich ter hoogte van de duurtijd van de vragenlijst. Deze werd meermaals niet volledig ingevuld waardoor veel resultaten onbruikbaar waren. Dit zorgde er uiteindelijk voor dat de response rate vrij laag was (n = 44). De kleinschaligheid van het onderzoek zorgt ervoor dat eventuele significante verbanden niet gevonden werden. In de correlatietabel (bijlage 3) zien we dat de verbanden tussen de coachingsstijlen en emotionele uitputting wel vrij groot maar niet significant zijn. Deze zouden bij een grotere sample size waarschijnlijk wel als significant bevonden kunnen worden. De gevonden verbanden geven wel aansporing tot verder onderzoek.

Toekomstig onderzoek

Het vernieuwend karakter van deze studie geeft samen met de gevonden resultaten aanleiding tot vervolgonderzoek. Eerst en vooral wordt hier geen gebruik gemaakt van pre- en post-resultaten waardoor niet kan nagegaan worden of bestuursstijlen en coachingsstijlen effectief ook verandering kunnen veroorzaken in emotionele uitputting. Een causaal effect kan dus niet worden bevestigd op basis van de analyses uit dit onderzoek.

Indien men in de toekomst met een pre- en post-test zou werken, kan de coach geïncludeerd worden in de vragenlijst als participant. Zo kunnen we hun perceptie op eigen coachingsstijl en op de bestuursstijl te weten te komen. Met de resultaten van de coaches erbij kunnen ook extra analyses uitgevoerd worden om het effect van het bestuur op de coachingsstijl na verloop van tijd te evalueren, alsook hoe deze veranderingen zich verder vertalen naar de atleet toe.

Ten slotte kunnen we toekomstig onderzoek aanraden om dit soort onderzoek ook bij professionele atleten af te nemen. Door het feit dat de uitkomsten voor emotionele uitputting zo significant waren bij niet-professionele atleten lijkt het interessant om de beleving van professionele atleten omtrent dit onderwerp te analyseren.

(33)

Conclusie

Eerst en vooral werd vastgesteld dat de motiverende bestuursstijl een positieve impact heeft op het verminderen van emotionele uitputting bij de atleten. Dit ontkracht de hedendaagse ideeën waarbij gesteld wordt dat de coach de grootste impact op zijn sporters heeft. Er bleek vooral een verband te zijn tussen de structurerende stijl van het bestuur en het verminderen van de emotionele uitputting bij de atleten. Concluderend kunnen we zeggen dat bij de eerste onderzoeksvraag we een positieve uitkomst hebben omtrent de motiverende bestuursstijl en dat onze eerste hypothese hierbij ook bevestigd kan worden. Bij de

resultaten van de demotiverende bestuursstijl blijkt dat de controlerende bestuursstijl hier wel een impact heeft op de emotionele uitputting van de atleet maar dit niet meer significant is wanneer er wordt gecontroleerd voor een chaotische bestuursstijl.

Daarnaast bleek uit de resultaten dat er tussen de bestuursstijl en emotionele uitputting van de atleet geen mediërend effect door de coachingsstijl plaatsvindt. Dit was noch het geval voor een motiverende coachingsstijl noch voor een demotiverende coachingsstijl.

De gevonden resultaten in deze studie tonen aan dat het bestuur een grote impact heeft op de emotionele uitputting van de atleet. Hiermee dient het bestuur rekening te houden bij hoe ze zich profileren naar de sporters toe. Om emotionele uitputting en bijgevolg andere

psychosociale aandoening te minimaliseren bij sporters, raden we een zo motiverend mogelijke bestuursstijl aan.

(34)

Referentielijst

Adie, J. W., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2012). Perceived coach-autonomy support, basic need satisfaction and the well- and ill-being of elite youth soccer players: A longitudinal investigation. Psychology of Sport and Exercise, 13(1), 51–59.

https://doi.org/10.1016/j.psychsport.2011.07.008

Aelterman, N, De Muynck, G., Haerens, L., & Vande Broek, G. (2017). Motiverend coachen

in de sport. Leuven, België: Acco.

Aelterman, Nathalie, Vansteenkiste, M., Haerens, L., Soenens, B., Fontaine, J. R. J., & Reeve, J. (2019). Toward an integrative and fine-grained insight in motivating and

demotivating teaching styles: The merits of a circumplex approach. Journal of Educational

Psychology, 111(3), 497–521. https://doi.org/10.1037/edu0000293

Ahola, K., Honkonen, T., Isometsä, E., Kalimo, R., Nykyri, E., Aromaa, A., & Lönnqvist, J. (2005). The relationship between job-related burnout and depressive disorders—results from the Finnish Health 2000 Study. Journal of Affective Disorders, 88(1), 55–62.

https://doi.org/10.1016/j.jad.2005.06.004

Bakker, A., Schaufeli, W., Sixma, H., Bosveld, W., & Van Dierendonck, D. (2000). Patient demands, lack of reciprocity, and burnout: A five-year longitudinal study among general practitioners. Journal of Organizational Behavior, 21(4), 425–441.

Bartholomew, K. J., Ntoumanis, N., Ryan, R. M., & Thøgersen-Ntoumani, C. (2011). Psychological need thwarting in the sport context: Assessing the darker side of athletic experience. Journal of Sport and Exercise Psychology, 33(1), 75-102.

Blanchard, C. M., Amiot, C. E., Perreault, S. Vallerand, R. J., & Provencher, P. (2009). Cohesiveness, coach’s interpersonal style and psychological needs: Their effects on self- determination and athletes’ subjective well-being. Psychology of Sport & Exercise, 10, 545- 551.

Brustad, R. J. (1988). Affective Outcomes in Competitive Youth Sport: The Influence of Intrapersonal and Socialization Factors. Journal of Sport and Exercise Psychology, 10(3), 307–321. https://doi.org/10.1123/jsep.10.3.307

Cho, S., Choi, H., & Kim, Y. (2019). The Relationship between Perceived Coaching Behaviors, Competitive Trait Anxiety, and Athlete Burnout: A Cross-Sectional Study.

International Journal of Environmental Research and Public Health, 16(8), 1424.

https://doi.org/10.3390/ijerph16081424

Coatsworth, J. D., & Conroy, D. E. (2009). The effects of autonomy-supportive coaching, need satisfaction, and self-perceptions on initiative and identity in youth swimmers.

Developmental Psychology, 45(2), 320–328. https://doi.org/10.1037/a0014027

Constandt, B., De Waegeneer, E., & Willem, A. (2018). Coach Ethical Leadership in Soccer Clubs: An Analysis of Its Influence on Ethical Behavior. Journal of Sport Management, 32(3), 185–198. https://doi.org/10.1123/jsm.2017-0182

Cordes, C. L., & Dougherty, T. W. (1993). A Review and an Integration of Research on Job Burnout. The Academy of Management Review, 18(4), 621. https://doi.org/10.2307/258593

(35)

Cosh, S., & Tully, P. J. (2015). Stressors, Coping, and Support Mechanisms for Student Athletes Combining Elite Sport and Tertiary Education: Implications for Practice. The Sport

Psychologist, 29(2), 120–133. https://doi.org/10.1123/tsp.2014-0102

Cresswell, S.L. (2009). Possible early signs of athlete burnout: A prospective study. Journal

of Science and Medicine in Sport, 12(3), 393-398.

https://doi.org/10.1016/j.jsams.2008.01.009

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2002). Self-determination research: Reflections and future directions. In E. L. Deci & R. M. Ryan (Eds.), Handbook of self-determination research (pp. 431-441). Rochester, NY: University of Rochester Press.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2012). Motivation, personality, and development within embedded social contexts: An overview of self-determination theory. In R. M. Ryan (Ed.), Oxford

handbook of human motivation (pp. 85-107). Oxford, UK: Oxford University Press.

Deci, E.L. & Vansteenkiste, M. (2004). Self-determination theory and basic need satisfaction: Understanding human development in positive psychology. Richerche di Psicologia, 27, 23-40.

De Clerck, T., Willem, A., Aelterman, N., & Haerens, L. (2019). Volunteers Managing Volunteers: The Role of Volunteer Board Members’ Motivating and Demotivating Style in Relation to Volunteers’ Motives to Stay Volunteer. VOLUNTAS: International Journal of

Voluntary and Nonprofit Organizations, 1. https://doi.org/10.1007/s11266-019-00177-6

Gagné, M., Ryan, R. M., & Bargmann, K. (2003). Autonomy support and need satisfaction in the motivation and well-being of gymnasts. Journal of Applied Sport Psychology, 15, 372-390.

Hansez, Mariaux, Firket, & Braeckman. (2010 oktober). 2010 - Burn-out bij de Belgische

beroepsbevolking - Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Geraadpleegd van https://werk.belgie.be/nl/onderzoeksprojecten/2010-burn-out-bij-de-belgische-beroepsbevolking

Iachini, A. L. (2013). Development and Empirical Examination of a Model of Factors

Influencing Coaches Provision of Autonomy-Support. International Journal of Sports Science

& Coaching, 8(4), 661–675. https://doi.org/10.1260/1747-9541.8.4.661

Llewellyn, C. D., Ayers, S., McManus, C., Newman, S., Petrie, K. J., Revenson, T. A., & Weinman, J. (2019). Cambridge Handbook of Psychology, Health and Medicine (Cambridge

Handbooks in Psychology) (3de editie). London, UK: Cambridge University Press.

Mageau, G. A., & Vallerand, R. J. (2003). The coach-athlete relationship: a motivational model. Journal of Sports Sciences, 21, 883-904.

Maslach, C. (1982). Burnout: The Cost of Caring. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.

Maslach, C. (1998). A multidimensional theory of burnout. In Theories of organizational stress, ed. CL Cooper p. 68-85. Oxford, UK: Oxford University Press

(36)

Maslach, C., Schaufeli, W. B., & Leiter, M. P. (2001). Job Burnout. Annual Review of

Psychology, 52(1), 397–422. https://doi.org/10.1146/annurev.psych.52.1.397

Meeusen R, Nederhof E, Buyse L, Roelands R, de Schutter G, Piacentini MF (2010). Diagnosing overtraining in athletes using the two-bout exercise protocol. Br. J. Sports Med. 44: 642-648.

Meeusen R, Watson P, Hasegawa H, Roelands B, Piacentini MF (2007). Brain

neurotransmitters in fatigue and overtraining. Appl. Physiol. Nutr. Metab. 32: 857-864.

Morbée, S., Vansteenkiste, M., Aelterman, N., Haerens, L. (2020). Why do sport coaches adopt a controlling coaching style? The role of an Evaluative Context and Psychological Need Frustration. The Sport Psychologist

Nederhof E, Lemmink APM, Visscher C, Meeusen R, Mulder T (2006): Psychomotor speed, possibly a new marker for overtraining syndrome. Sports Med. 36: 817-828.

Niemiec, C. P., & Ryan, R. M. (2009). Autonomy, competence, and relatedness in the classroom. Theory and Research in Education, 7(2), 133–144.

https://doi.org/10.1177/1477878509104318

Reinboth, M., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2004). Dimensions of coaching behavior, need satisfaction, and the psychological and physical welfare of young athletes. Motivation and Emotion, 28, 297-313.

Reynders, B., Vansteenkiste, M., Van Puyenbroeck, S., Aelterman, N., De Backer, M., Delrue, J., … Broek, G. V. (2019). Coaching the coach: Intervention effects on

need-supportive coaching behavior and athlete motivation and engagement. Psychology of Sport

and Exercise, 43, 288–300. https://doi.org/10.1016/j.psychsport.2019.04.002

Rocchi, M., & Pelletier, L. G. (2017). The Antecedents of Coaches’ Interpersonal Behaviors: The Role of the Coaching Context, Coaches’ Psychological Needs, and Coaches’ Motivation.

Journal of Sport and Exercise Psychology, 39(5), 366–378.

https://doi.org/10.1123/jsep.2016-0267

Ryan, R. M. (1982). Control and information in the intrapersonal sphere: an extension of cognitive evaluation theory. Journal of Personality and Social Psychology, 43, 450-461

Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2017). Self-determination theory. Basic Psychological needs in motivation, development and wellness. New York, NY: Guilford Press. Revue québécoise de psychologie, 38(3), 231. https://doi.org/10.7202/1041847ar

Smith, R. E. (1986). Toward a cognitive-affective model of athletic burnout. Journal of Sport

Psychology, 8(1), 36–50.

Smith, R. E., Smoll, F. L., & Barnett, N. P. (1995). Reduction of children’s sport performance anxiety through social support and stress-reduction training for coaches. Journal of Applied

(37)

Spray, C. M., Wang, C. K. J., Biddle, S. J., & Chatzisarantis, N. L. D. (2006). Understanding motivation in sport: An experimental test of achievement goal and self-determination

theories. European Journal of Sport Sciences, 6, 43–51.

Stebbings, J., Taylor, I. M., Spray, C. M., & Ntoumanis, N. (2012). Antecedents of Perceived Coach Interpersonal Behaviors: The Coaching Environment and Coach Psychological Well- and Ill-Being. Journal of Sport and Exercise Psychology, 34(4), 481–502.

https://doi.org/10.1123/jsep.34.4.481

Taylor, I. M., Ntoumanis, N., & Standage, M. (2008). A Self-Determination Theory Approach to Understanding the Antecedents of Teachers’ Motivational Strategies in Physical

Education. Journal of Sport and Exercise Psychology, 30(1), 75–94. https://doi.org/10.1123/jsep.30.1.75

Vansteenkiste, M., & Soenens, B. (2013). Vitamines van groei. Amsterdam, Nederland: Amsterdam University Press.

Wright, T. A., & Cropanzano, R. (2000). Psychological well-being and job satisfaction as predictors of job performance. Journal of Occupational Health Psychology, 5(1), 84–94.

(38)

Bijlagen

Lijst van tabellen

• Tabel 1:Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl, demotiverende bestuursstijl en emotionele uitputting

• Tabel 2: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende coachingsstijl

Tabel 3: Lineaire regressieanalyse motiverende coachingsstijl en emotionele uitputting

• Tabel 4: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en demotiverende coachingsstijl

Tabel 5: Lineaire regressieanalyse demotiverende coachingsstijl en emotionele uitputting

Lijst van Figuren

• Figuur 1: Schematische voorstelling stress en emotionele uitputting • Figuur 2: Schematische voorstelling zelfdeterminatietheorie

• Figuur 3: Lineaire regressieanalyse tussen de motiverende bestuursstijl en emotionele uitputting

• Figuur 4: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende coachingsstijl.

• Figuur 5: Lineaire regressieanalyse motiverende coachingsstijl en emotionele-uitputting.

• Figuur 6: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende coachingsstijl. .

• Figuur 7: Lineaire regressieanalyse demotiverende coachingsstijl en emotionele uitputting.

(39)

Bijlage 1: Informed Consent

Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 25 minuten. Eventueel kan de lijst op verschillende tijdstippen (verder) worden ingevuld. Opmerkingen omtrent de vragenlijst kunnen op de laatste pagina worden vermeld.

Alvast bedankt voor je deelname. Heb je vragen en/of opmerkingen, aarzel dan niet om ons te contacteren (e-mail: Ayman.AbouElEinein@UGent.be; GSM: 0477 507 497).

Ayman Abou El Einein

Voorwaarden voor deelname aan het onderzoek:

Je deelname is volledig vrijwillig en je kan deze op ieder moment om eender welke reden stopzetten.

De antwoorden zullen vertrouwelijk behandeld worden. Dit betekent dat enkel de onderzoekers hier toegang toe krijgen en dat deze individuele antwoorden niet aan andere leden van je organisatie, noch aan derden zullen worden doorgegeven. Je zal geen nadelen ondervinden als gevolg van het al dan niet deelnemem of het vroegtijdig stoppen ermee Een totaalscore van alle leden van je club zal worden opgenomen in een samenvattend rapport dat aan de bestuurders van jouw club zal bezorgd worden. De verwerking van de gegeven is anoniem. De bedoeling is dat jouw clubbestuur op basis van de informatie die ze verkrijgen kan bepalen waar de club reeds sterk in is, en waar er mogelijkheden zijn om te groeien.

“In overeenstemming met de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 die vanaf 25 mei 2018 in werking treedt betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd.”

“De Data Protection Officer kan u desgewenst meer informatie verschaffen over de bescherming van uw persoonsgegevens. Contactgegevens: privacy@ugent.be”

“U heeft het recht om een klacht in te dienen over hoe uw informatie wordt behandeld, bij de Belgische toezichthoudende instantie die verantwoordelijk is voor het handhaven van de wetgeving inzake gegevensbescherming: Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) Drukpersstraat 35,1000 Brussel Tel. +32 2 274 48 00 e-mail: contact(at)apd-gba.be Website: www.gegevensbeschermingsautoriteit.be”

Afbeelding

Figuur 1: Schematische voorstelling stress en emotionele uitputting (Chris McManus, 2019)
Figuur 2: schematische voorstelling  zelfdeterminatietheorie
Figuur  3:  Lineaire  regressieanalyse  tussen  de  motiverende  bestuursstijl  en  emotionele  uitputting
Figuur 4: Lineaire regressieanalyse motiverende bestuursstijl en motiverende coachingsstijl
+3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bootstrap hypothesis testing for some common statistical problems: A critical evaluation of size and power properties, Computational Statistics and Data Analysis 51: 6321-6342.

Concluding from the aforementioned research state, there is a clear need for an extended research on a comprehensive description of a production model that merges the elements of

De habitattoets uit de Natuurbe- schermingswet kon het probleem kennelijk niet oplossen: de boomkorvisserij had vrijwel zeker significante effecten op de beschermde

De intensievere con- trole in samenhang met het eerder ingrijpen in het geboorteproces, en het tot stand komen van een betere moeder/lam-binding door een aantal ooien met lammeren op

Accordingly, this thesis applies critical security studies, (neo-)orientalism and feminist theory to the media portrayal of European female foreign fighters in French and

Table 2: Contextual equity factors at the international, national and sub-national level, that may determine access or capacity to participate in the design of REDD+ and at the

First, we assessed dynamic postural control at baseline and every other week during the intervention using a probabilistic model (GLM) that predicts how likely the body movements

In order to evaluate the turbulence level in the flow, we showed that with both local quantities at hand (dissipation rate and turbulent fluctuations), the bulk Taylor-Reynolds