• No results found

H.C. de Wolf, De kerk en het Maagdenhuis. Vier episoden uit de geschiedenis van katholiek Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "H.C. de Wolf, De kerk en het Maagdenhuis. Vier episoden uit de geschiedenis van katholiek Amsterdam"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

R E C E N S I E S

van de negentiende eeuw. Het is verrassend te zien, hoe schr. door zijn behoefte aan het opsporen van kardinale kerkhistorische problematieken als kerk en maatschappelijke ontwikkeling, kerk en opstand (zestiende eeuw), kerk en vaderland, kerk en revolutio-naire verhoudingen (rond 1795) zijn lokaal beperkte thema op hoog niveau heeft be-handeld. Tot een geschiedenis van vier eeuwen Maagdenhuis, het bijna een eeuw oude werk van T. C. M. H. van Rijckevorsel 'in moderner geest herschreven' (p. 8), heeft De Wolf zich kennelijk niet geroepen gevoeld; alleen het laatste (en kortste!) opstel is eraan gewijd. De auteur heeft de opdracht gevende regenten niet naar de ogen gekeken: een 'paar duizend weesmeisjes zijn... in het totaal der mensheidsgeschiedenis niet belangrijk genoeg om langer dan een enkel ogenblik de aandacht op te eisen'. (p. 263) De drie eerste hoofdstukken, grof gezegd de geschiedenis van katholiek Amsterdam respectievelijk rond 1600, rond 1700 en rond 1800, zijn door de aard van het telkens gekozen kernthema, nogal verschillend van interne compositie. Het eerste gaat over de neergang van de katholieke kerk, waarin binnenkerkelijke misstanden en het protestan-tiseringsproces centraal staan. Het tweede heeft het ontstaan van de Oud-Bisschoppelijke Cleresie, de 'burgerlijkste aller kerkscheuringen' tot onderwerp. In het derde hoofdstuk worden, door middel van een knappe biografische schets van aartspriester J. J. Cramer, de problemen van een kerk tussen oud en nieuw staatkundig bestel behandeld. Variërend met de omvang van door schr. zelf in archieven verricht vooronderzoek zijn sommige onderdelen aanmerkelijk gedetailleerder opgezet dan andere, waar het synthetisch karakter overheerst. Doordat per hoofdstuk geen verdere geleding van de stof voor de lezer zicht-baar is gemaakt, is het register aan het eind bijzonder op zijn plaats. Vier bibliografieën geven aan, uit welke bronnen en literatuur is geput. Juist daar waar zij overvloedig worden, mist men wat artikelen die met zeker zo veel recht vermeld en benut hadden kunnen worden. De verwijzing naar de voetnoten is nogal grillig van aard: er zijn heel wat passages waarvan men graag zou willen weten, hoe schr. aan zijn gegevens of oordeel is gekomen. Juist omdat het geheel op ongedwongen en bevattelijke wijze kernproblemen van de geschiedenis der Hollandse Zending behandelt, betreur ik het dat schr. theologische en kerkhistorische begrippen wat te gemakkelijk als bekend veronderstelt. Niettemin hoop ik dat zijn werk een veel voorkomend nummer op literatuurlijsten van studenten zal worden.

Dit door zijn ongewoonheid belangwekkende gedenkboek is opgedragen aan De Wolf's leermeester Rogier, zonder wiens bekende probleemstellingen en visies het nooit zo historisch-relativerend en tegelijk toch geëngageerd zou zijn uitgevallen. Relativerings-vermogen blijkt uit het besef van geborneerdheid der regionale tegenstellingen, uit de nadruk op de econpmisch-sociale gebondenheid van kerkelijke verhoudingen, uit de milde ontmaskering van religieuze verabsoluteringsdrang en uit het impliciete pleidooi voor grotere pluriformiteit (p. 1 0 1 : . . . 'roomse hang naar uniformiteit, die de katholieken van Nederland verbood zichzelf te zijn'). Daarmee is meteen schr.'s engagement gegeven. Het heeft dit grote voordeel met zich meegebracht, dat het een boeiend boek is geworden; en vooral: dat de maatschappelijke en religieuze relevantie van de (kerk)historische wetenschap met een stuk praktische geschiedbeoefening is aangetoond.

Wanneer ik in verband met dit laatste nog een enkel - m.i. minder gelukkig - citaat geef, dan is dat niet zozeer om schr. een verwijt te maken, alswel om te wijzen op de keerzijde van deze vandaag zo zwaar opgepoetste actualiteits-kant van de historische medaille. Wat is schr.'s (historische) maatstaf, wanneer hij de Amsterdamse kerk van de zestiende eeuw verwijt, dat zij weinig lijkt te zijn 'de uiterlijke vormgeving van de religieuze werke-lijkheid van de kerk van Christus' (p. 22)? Is het niet wat vanuit een theoretische

(2)

vreemdheid geredeneerd, wanneer wordt opgemerkt: 'Bezonnenheid en klaarheid van religieuze visie zullen niet zo talrijk geweest zijn onder de handwerkers, gildeknechten en havenarbeiders van Amsterdam' (p. 28)? Kan men van het Nederlandse katholicisme in de zeventiende en achttiende eeuw wel zeggen, dat er 'gebrek aan stoere rechtgelovig-heid' (p. 91) heerste? Ik ben bang dat op deze wijze vanuit een beperkt hedendaags wishful thinking te weinig recht gedaan wordt aan wat mensen in een historische situatie bewoog en aan wat zij er in concrete omstandigheden van maakten. Het lijkt me voor een historicus gevaarlijk, wanneer hij concludeert dat een bepaald godsdienstig en cul-tureel leven 'de diepgang en klasse' misten, 'die ze voor ons nog werkelijk aantrekkelijk zouden kunnen maken' (p. 94). Aan een soortgelijk ultramontaans uitgangspunt hebben wij het te wijten, dat heel het verschijnsel van een 'katholieke verlichting' verwaarloosd of zelfs zwart gemaakt is. Wanneer tenslotte schr. van een aantal vastenbrieven consta-teert, dat zij 'in voor ons nauwelijks nog verteerbaar proza' (p. 255) zijn geschreven, dan vraag ik me toch wel af, of hier niet de op zich onvermijdelijke en zinvolle actuele betrokkenheid in laakbare subjectiviteit verkeert.

Maar misschien til ik te zwaar aan een spanning, die iedere historicus kent voor wie geschiedbeoefening meer wil zijn dan een vrijblijvend zoeken naar 'wie es eigentlich gewesen'. Vandaar dat ik ter afsluiting van deze recensie nog eens wil vaststellen: De Wolf schreef een aantal goede opstellen, die hij naar best vermogen in continuïteit met elkaar heeft gebracht en waarmee hij wetenschap en onderwijs een goede dienst heeft bewezen.

J. A. BORNEWASSER

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na het herstel van de staat Israël zijn velen opnieuw over de positie van Israël gaan nadenken en wordt door sommigen een opvatting voorgestaan die in feite het omgekeerde van de

En zo zij iets willen leren, laat ze thuis hun eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de gemeente spreken?. Is het Woord Gods van

’Mary vervolgt dan: ‘Ik wil de kerk van Rome verdedigen, want dat is voor mij de ware kerk.’ John Knox antwoordt: ‘Uw wil speelt geen rol mevrouw, zomin als

daarvoor was ze te arm van geest en te eenvoudig van hart, maar omdat ze God grote dingen heeft laten doen in haar leven.. Als Maria moeder is van

Als we echter enkel gelovig zijn op dagen dat alles naar wens loopt, wat is ons geloof dan waard. Het worstelen met lijden is van

Niet-gelovigen vinden niet dat gelovigen dat alles zonder meer moeten nemen, maar hebben wei- nig begrip voor al te uitgesproken reacties.. Net als de antigelovigen menen

„Soms lachen mensen dat het toch niet meer veel werk kan zijn, de kerkfabriek van Doel voorzit- ten”, zegt Georges Van De Vyver. „Misschien is onze inzet een vorm van

Ik geloof in de Heilige Geest Die Heer is en het leven geeft Die voortkomt uit de Vader en de Zoon; Die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt;