• No results found

Participatie tijdens de aanleg van green urban infrastructures

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Participatie tijdens de aanleg van green urban infrastructures"

Copied!
106
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Foto: De aanleg van de waterberging in de Rooseveltlaan. (Bron: Amsterdam: Rainproof, 2019)

PARTICIPATIE TIJDENS DE

AANLEG VAN GREEN URBAN

INFRASTRUCTURES

Een kwalitatieve studie naar hoe betrokken actoren

participatie hebben ervaren tijdens de casus van de

implementatie van een waterberging onder de

trambaan op de Rooseveltlaan in Amsterdam

Daniëlle Akkermans

10508317

Thesisproject

Sociale Geografie &

Future Planet Studies

11-01-2021

Docent: Jaap Rothuizen

Universiteit van Amsterdam

(2)

1

Inhoudsopgaven

1. Inleiding ... 3

2. Theoretisch kader ... 6

2.1. Green Urban Infrastructures ... 7

2.1.1. Relevantie van onderzoek op lokale schaal... 8

2.1.2. GUI en participatie... 9

2.2. GUI als onderdeel van een integraal klimaatadaptief beleid ... 10

2.2.2. Integraal klimaatadaptief beleid in Amsterdam ... 10

2.2.3. Partnerships en gedeelde verantwoordelijkheid ... 12

2.3 Buurtparticipatie ... 12

2.3.1. The Wheel of Participation ... 13

3. Methodologie ... 15

3.1. Kwalitatieve casestudy ... 15

3.1.1. Onderzoeksopbouw ... 15

3.1.2. Casestudy waterberging onder de trambaan op de Rooseveltlaan ... 16

3.2. Conceptuele link ... 16 3.3. Onderzoeksvragen ... 17 3.4. Operationalisering ... 17 3.4.1. Operationalisering deelvraag 1 ... 18 3.4.2. Operationalisering deelvraag 2 ... 19 3.4.3. Operationalisering deelvraag 3 ... 20 3.5. Onderzoekseenheid... 20 3.6. Dataverzameling ... 21 3.6.1. Respondenten ... 21 3.6.2. Sampling ... 23

3.6.3. Vorm van het interview... 24

3.7. Analysemethoden ... 24

3.8. Ethische verantwoording ... 25

3.8.1. Covid-19 ... 25

4. Resultaten... 26

4.1. Analyse deelvraag 1 ... 26

4.1.1. Verdeling van verantwoordelijkheid binnen het project ... 26

4.1.2. Verantwoordelijke actoren voor participatiemogelijkheden ... 28

(3)

2

4.1.4. Verantwoordelijken voor participatieprocessen volgens bewoners ... 30

4.1.5. Conclusie deelvraag 1 ... 32

4.2. Analyse deelvraag 2 ... 33

4.2.1. Aangeboden participatiemogelijkheden volgens de beleidsmakers ... 33

4.2.2. Aangeboden informerende voorzieningen volgens de buurtbewoners ... 35

4.2.3. Aangeboden consulterende voorzieningen volgens de buurtbewoners ... 37

4.2.4. Aangeboden participerende voorzieningen volgens de buurtbewoners ... 38

4.2.5. Conclusie deelvraag 2 ... 38

4.3. Analyse deelvraag 3 ... 40

4.3.1. Ervaringen participatiemogelijkheden beleidsmakers en uitvoerende actoren... 40

4.3.2. Ervaringen van buurtbewoners participatiemogelijkheden ... 42

4.3.5. Conclusie deelvraag 3 ... 45

5. Conclusie ... 47

6. Bibliografie... 51

7. Appendix ... 54

7.1. Itemlijsten semigestructureerde interviews ... 54

7.2. Interviewtranscripten ... 56

7.2.1. Buurtbewoners ... 56

7.2.2. Beleidsmakers en overige betrokken actoren ... 91

7.3. Coderingsschema ... 105

ABSTRACT

In dit onderzoek is onderzocht op wat voor een manier participatie een rol heeft gespeeld tijdens de implementatie van een green urban infrastructure. Dit is gedaan aan de hand van een kwalitatief onderzoek naar de casus van de waterberging op de Rooseveltlaan in Amsterdam. De resultaten van dit onderzoek hebben een beeld gegeven van de factoren die samenwerkingen binnen partnerships als onderdeel van een integraal klimaatadaptief beleid bemoeilijken. Enerzijds zijn in dit onderzoek de verantwoordelijkheden binnen de casus blootgelegd. Anderzijds is er gekeken naar de verantwoordelijkheden voor het faciliteren van, en deelnemen aan participatiemogelijkheden. Dit is onderzocht aan de hand van interviews met zowel de beleidsmakers en uitvoerende actoren, zoals Waternet, AquaBASE en Ingenieursbureau van gemeente Amsterdam, als de bewoners van de Rooseveltlaan. Op basis van de data van de interviews zijn de participatiemogelijkheden geanalyseerd aan de hand van het Wheel of Participation. Uit de data is gebleken dat er door betrokken actoren bij het implementeren van technische aanpassingen minder participatie wordt verwacht en aangeboden dan bij esthetische aanpassingen van de openbare ruimte. Daarnaast is aangetoond dat buurtbewoners een vorm van informerende participatie wensen, ongeacht de aard van de maatregelen. Ten slotte is ook gebleken dat door de vele betrokken actoren binnen de partnerships de communicatie tussen de beleidsmakers, de uitvoerende partijen en de buurtbewoners moeizaam zijn verlopen, voornamelijk met betrekking tot de verantwoordelijkheden voor het aanbieden van, en deelnemen aan participatiemogelijkheden.

(4)

3

1. Inleiding

Klimaatverandering zorgt al langere tijd voor een druk op de infrastructuur en de leefbaarheid van de stad. Door frequentere periodes van extreme regenval en langere periodes van droogte hebben stedelijke planners moeite met het organiseren van een klimaatbestendige stedelijke bebouwing (Hoekstra et al., 2018; Voskamp & Van de Ven, 2015; Willems & Busscher, 2019; Willems et al., 2020a). Deze risico’s van klimaatverandering hebben tot gevolg dat steden zich dienen aan te passen aan seizoensgebonden wateroverlast om de leefbaarheid te waarborgen. Onderdeel van stedelijk waterbeleid zijn multifunctionele green urban infrastructures (GUI). Deze infrastructuren hebben als doel om diverse belangen en diensten te combineren en de functies te integreren in stedelijk klimaatadaptief beleid (Demuzere et al, 2014).

Dit onderzoek richt zich met de casus van de waterberging onder de trambaan op een voorbeeld van een GUI in Amsterdam. Amsterdam valt volgens Hoekstra et al. (2008) wat

waterbeleid betreft binnen de categorie ‘hoge water veiligheid, maar uitdagend’. Dit komt omdat deze stad door de lage ligging ten opzichte van het zeeniveau een grote kans heeft op

overstromingen wanneer regenval toeneemt. Echter heeft de stad door haar welvarendheid en beschikbare kennis veel kunnen investeren in nieuwe technologieën die het mogelijk maken om de stad te beschermen en haar kwetsbaarheid voor deze risico’s te verkleinen (Hoekstra et al., 2018). Aangezien Amsterdam wereldwijd voorop loopt op het gebied van watermanagement is het leerzaam om nieuwe technologieën en beleid in deze stad te onderzoeken (Bos & Brown, 2012; Willems & Busscher, 2019). De resultaten van die onderzoeken zijn relevant om te bepalen welk beleid geschikt is om ook in andere steden te implementeren. Hierdoor draagt dit onderzoek bij aan de ontwikkeling van klimaatbestendige stedelijke bebouwing met behulp van GUI. Gezien wereldwijd de urbanisatie toe zal nemen de komende jaren en de risico’s van klimaatverandering vergroten is het noodzakelijk om deze stedelijke omgevingen leefbaar in te richten met behoud van kwaliteit van leven voor haar inwoners (Voskamp & Van de Ven, 2015).

(5)

4

Om de transitie naar een klimaatadaptieve stedelijke bebouwing goed te laten verlopen, is een integraal beleid nodig. Hierin worden niet alleen beleidsmakers zoals Gemeente Amsterdam en waterbeheerders zoals Waternet meegenomen, maar worden ook de bewoners van stedelijke buurten in staat gesteld te participeren in het beleid op lokaal niveau (Bos & Brown, 2012; Uittenbroek et al., 2013; Willems & Busscher, 2019; Willems et al., 2020a). Aangezien de

implementatie van GUI vaak samen gaan met herinrichtingen van de straat en het straatbeeld, zal dit onderzoek zich ook richten op hoe dit gehele proces is ervaren (Montalto et al., 2013). Dit is

belangrijk aangezien het vormgeven van transitiebeleid een complex proces is, waar de integratie van diverse actoren met verschillende mate van kennis en verantwoordelijkheid van belang is (Kuller et al., 2018). Wanneer het proces van de implementatie van de waterberging op de Rooseveltlaan wordt bekeken, is het noodzakelijk dat ook de daaropvolgende esthetische aanpassingen worden onderzocht (Montalto et al., 2013). Op die manier kan er onderscheid gemaakt worden op wat voor een manier participatie van belang is geweest tijdens het gehele proces en gedurende diverse onderdelen van de beleidsvoering en implementatie.

Eerder onderzoek benadrukt de noodzaak van participatie om draagvlak te creëren voor transitiebeleid op lokale schaal (Rall et al., 2019). Om GUI vorm te geven is het relevant om te weten hoe buurtbewoners stedelijk waterbeheer ervaren op plekken waar deze transitie op dit moment geïmplementeerd wordt (Uittenbroek et al., 2013; Willems et al., 2018; Willems et al., 2020b). Dit onderzoek richt zich daarom op het fenomeen van participatie bij de aanleg van de waterberging onder de trambaan. Deze waterberging onder de trambaan is aangelegd op de Rooseveltlaan in Amsterdam (Figuur 1). Er wordt water geborgen in tijden van overvloed en beschikbaar gesteld wanneer er een tekort is, dit is een voorbeeld van een GUI (Wada & Bierkens, 2014). Deze

waterberging is in de zomer van 2019 aangelegd en zal de bewoners niet zijn ontgaan. Bewoners en beleidsmakers zullen daarom nog een beeld hebben over hoe dit proces is verlopen.

Figuur 1: locatie van de water-berging op de Rooseveltlaan (Bron: BAM, 2019)

(6)

5

De onderzoeksvraag die dit onderzoek zal beantwoorden luidt: “Welke rol heeft participatie gespeeld op het integrale beleid van de waterberging onder de trambaan op de Rooseveltlaan?”. Om deze vraag te beantwoorden zullen er verschillende aspecten behandeld worden. Allereerst is het van belang om de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren beter te begrijpen. Door de integraliteit van het project van de waterberging op de Rooseveltlaan is het noodzakelijk de kaders waarin de actoren opereren vast te stellen. Om dit inzichtelijk te krijgen, zijn er interviews

afgenomen met zowel buurtbewoners als beleidsmakers en de uitvoerende partijen zoals Waternet, AquaBASE en het ingenieursbureau van Amsterdam. Daarnaast is het van belang om de ervaringen van buurtbewoners met betrekking tot participatie te onderzoeken en op wat voor een manier dit geambieerd is vorm te geven door de beleidsmakers. Participatie vervult een sleutelrol in de laatste fase van een integraal beleid op lokale schaal. Hierdoor ligt participatie ten grondslag aan voldoende draagvlak om transitiebeleid duurzaam te kunnen implementeren (Bos & Brown, 2012; Uittenbroek et al., 2013; Rall et al., 2019; Willems & Busscher, 2019; Willems et al., 2020a). Echter heeft de literatuur weinig geschreven over de implementatie van technisch transitiebeleid door middel van GUI op de lokale schaal. Dit onderzoek draagt met deze casus daarom bij aan de beschikbare literatuur over hoe participatie bij kan dragen aan de implementatie van GUI op lokale schaal.

Dit onderzoek is opgebouwd uit een Theoretisch kader (hoofdstuk 2). Hierin zullen de concepten GUI, GUI als integraal transitiebeleid en participatie verder worden toegelicht. Vervolgens zal in hoofdstuk 3. Methodologie de manier waarop dit onderzoek uitgevoerd wordt, toegelicht worden. Hier wordt dieper ingegaan op de casus, de hoofd- en deelvragen, de wijze van dataverzameling en de analyse. In sectie 4. Resultaten worden de deelvragen beantwoord aan de hand van de

geanalyseerde resultaten. In hoofdstuk 5. Conclusie zullen de belangrijkste bevindingen samengevat worden om de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden. Vervolgens wordt dit onderzoek afgesloten met de Bibliografie (Hoofdstuk 6) en de Appendix (Hoofdstuk 7). Deze laatste sectie bevat de itemlijsten voor de semigestructureerde interviews, de transcripten van de interviews en het coderingsschema dat gebruikt is voor de analyse.

(7)

6

2. Theoretisch kader

Dit onderzoek komt voort uit de noodzaak om steden klimaatadaptief in te richten. Steden spelen volgens Carter et al. (2015) een sleutelrol in klimaatbestendige leefomgevingen om de volgende drie redenen. Allereerst zal de wereldbevolking de komende jaren vooral toenemen in stedelijke

gebieden. Daarnaast zijn steden unieke micro-klimatologische gebieden. Door veel bebouwing is de infiltratie van regenwater slechter dan in landelijke gebieden en houdt een stad wind en

temperaturen op een andere manier vast. Bovendien zijn steden vaak gelegen in gebieden met een hoger risico op de gevolgen van klimaatverandering zoals aan de kust. Als laatste, zorgen ook de verouderde politieke en infrastructurele netwerken vaak voor een inadequaat beleid als het gaat om het opvangen van de risico’s van klimaatverandering. Die politieke en infrastructurele netwerken zijn een belangrijk aspect voor stedelijke planners om klimaatadaptief beleid te kunnen implementeren. Door middel van kennis en samenwerkingen door meerdere sectoren op verschillende schalen worden toekomstige problemen geprobeerd aan te pakken. Hierin kan het zijn dat het beleid van de stad of de economie van de gemeenschap enorm moet wijzigen (Lennon & Scott, 2014; Montalto et al., 2013; Russel et al., 2018).

Een belangrijke aspect van klimaatadaptieve steden is het waterbeleid. Hierin wordt tegenwoordig vaak gebruik gemaakt van GUI (Demuzere et al., 2014; Montalto et al., 2013). Dit concept van GUI zal verder worden toegelicht in sectie 2.1. Omdat er verschillende actoren betrokken zijn bij het vormgeven en implementeren van GUI, maakt het deel uit van een integraal transitiebeleid (Montalto et al., 2013) (sectie 2.2). Naast GUI richt dit onderzoek zich ook op het fenomeen participatie (sectie 2.3). Participatie is essentieel om voldoende draagvlak te creëren om transitiebeleid duurzaam te implementeren op lokale schaal (Bos & Brown, 2012; Uittenbroek et al., 2013; Willems & Busscher, 2019; Willems et al., 2020a). Dit concept zal aan de hand van the Wheel of Participation (WoP) worden toegelicht (Davidson, 1989).

(8)

7

2.1. Green Urban Infrastructures

Stedelijk waterbeleid bestaat volgens Montalto et al. (2013) uit twee onderdelen. Allereerst zou waterbeleid duurzaam moeten zijn, daarnaast omvat het een integraal beleid. Om te begrijpen binnen welke beleidsstructuren GUI gevormd worden, zullen eerst deze twee aspecten van stedelijk waterbeleid uitgelegd worden.

Allereerst wordt het duurzame stedelijk waterbeleid toegelicht. In de literatuur heeft een verschuiving plaatsgevonden van de focus op kostbare, gecentraliseerde maatregelen om de watercyclus in steden te beheren naar gedecentraliseerde maatregelen (Brown et al., 2009; Van der Brugge & De Graaf, 2012; Marlow et al., 2013). Deze decentralisatie is een belangrijk aspect van duurzaam waterbeleid. Dit concept richt zich naast het decentraliseren van waterbeleid ook op het zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de diverse waterstromen binnen een stad. Veel aspecten van duurzaam stedelijk waterbeleid zijn volgens Hellström et al. (2000) kwantitatief te meten. Om

verschillende onderzoeken naar GUI met elkaar te kunnen vergelijken, stelt Hellström et al. (2000) dat het noodzakelijk is te duiden welke aspecten van duurzaam waterbeleid onderzocht worden.

Een ander aspect binnen het stedelijk waterbeleid is een integraal stedelijk waterbeleid, dit houdt in dat de volledige watercyclus van een stad wordt beheerd. Hier wordt met het beleid niet gefocust op één aspect van de cyclus, zoals schoon drinkwater, maar integreert het beleid

bijvoorbeeld schoon drinkwater met regenwater en grondwater (Van der Brugge & De Graaf, 2012).

Onderdeel van stedelijk waterbeleid zijn multifunctionele GUI. Deze infrastructuren hebben als doel om diverse belangen en diensten te combineren en de verschillende functies te integreren in stedelijk klimaatadaptief beleid (Demuzere et al., 2014). Dit vertaalt zich volgens Ellis (2012) in verschillende schalen, namelijk de stad, de buurt en specifieke plekken (Figuur 2). Op deze schalen worden stedelijke klimaatgerelateerde risico’s door middel van GUI geprobeerd te beheersen en controleren. Voorbeelden van deze infrastructuren zijn regenwater opvanginstallaties,

waterdoorlaatbare betegeling, regenparken en groene parkeerplaatsen of straten (Montalto et al., 2013).

(9)

8

2.1.1.

Relevantie van onderzoek op lokale schaal

Multifunctionele GUI stadsplanning is een effectieve methode om op lokale schaal water gerelateerde problematiek op te lossen (Ellis, 2012; Montalto et al., 2013). Dit is vooral van toepassing op gezondheidsvoordelen, overstromingen en de waterkwaliteit, zoals in figuur 2 weergegeven is. Dit onderzoek richt zich met de casus op een specifieke plek. Deze casus heeft betrekking op het risico van overstromingen bij extreme regenval en opslag om bij een lange periode van droogte de grondwaterstand te herstellen. Volgens Ellis (2012) past deze casus daarmee binnen de categorie: ‘relevant, gebaseerd op empirische data’, zoals te zien is aan de zwarte blokjes in de figuur hieronder.

Figuur 2. Relevantie van GUI op de schalen van stad, buurt en specifieke plek (Bron: Ellis 2012).

Deze experimenten op de lokale schaal zijn essentieel om succesvol waterbeleid op te schalen naar een hogere schaal (Figuur 3). Dit onderzoek draagt daarom bij aan de kennis van GUI op dit lokale niveau, waarna de uitkomsten van dit onderzoek en die van soortgelijke casussen kan leiden tot een algemener beeld van effectief en duurzaam waterbeleid (Burn et al., 2012; Ellis, 2012; Farrely & Brown, 2012; Geels & Raven, 2006).

Figuur 3. Weergave van de cumulatieve bijdrage van lokale experimenten op mondiaal waterbeleid (bron: Geels & Raven, 2006).

(10)

9

2.1.2. GUI en participatie

Een belangrijke factor om te bepalen of dit beleid op lokale schaal slaagt, is het participatieproces tijdens de implementatie (Rall et al., 2019; Van de Ven et al., 2016). Deze participatie houdt in dat zowel buurtbewoners als beleidsmakers en uitvoerende actoren binnen de partnerships (Sectie 2.2.3) betrokken worden bij de besluitvorming en uitvoering van transitiebeleid. Door participatie wordt het besluitvormingsproces verbeterd, is het potentieel van acceptatie door buurtbewoners hoger en is de mate van houdbaarheid van de GUI langer. Op lokaal niveau zal een participerend

implementatieproces bijdragen aan de identificatie en bescherming van lokale prioriteiten en waardevolle aspecten van de plek. Hierdoor zijn beleidsmakers beter geïnformeerd en wordt er met het beleid beter gericht op het behoud van kwaliteit van leven voor de omwonenden (Montalto et al., 2013). De gemeente Amsterdam werkt binnen verschillende stadsdelen met het programma Amsterdam: Rainproof samen met zowel de infrastructurele dienst, de GVB, als met het

waternetwerk van de stad, Waternet. Deze GUI bestaan uit de integratie van die verschillende sectoren bij de ontwikkelingen van duurzaam stedelijk waterbeleid, en vormen zo het integrale stedelijk waterbeleid. Om de mondiale behoefte naar klimaatadaptieve steden mogelijk te maken door middel van GUI is onderzoek op de lokale schaal van belang. Beleid wordt namelijk op lokale schaal geïmplementeerd en uitgevoerd (Bos & Brown, 2012; Ellis, 2012; Uittenbroek et al., 2013; Willems & Busscher, 2019; Willems et al., 2020a).

(11)

10

2.2. GUI als onderdeel van een integraal klimaatadaptief beleid

GUI wordt zelden op zichzelf als enkel een technische maatregel geïmplementeerd. Deze

implementatie gaat vaak gepaard met stedelijke aanpassingen om de openbare ruimte anders in te richten (Montalto et al., 2013; Van de Ven et al., 2016). Hierdoor is het noodzakelijk dat verschillende bestuursorganen met elkaar samenwerken. Om deze integratie te bewerkstelligen is het van belang dat specialistische kaders worden afgebakend en het duidelijk is op welke manier

verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Het vormgeven en implementeren van dit integrale klimaatadaptieve beleid is een complex proces. Binnen dit proces moeten zowel de verticale (de verschillende niveaus van besluitvorming, zoals het stadsdeel, Waternet en de buurtbewoners) als de verticale (in dit geval de verschillende stadsdelen in Amsterdam) geïntegreerd worden (Kuller et al., 2013). Daarnaast moeten zowel de interne factoren als de externe factoren verenigd worden. Dit houdt in dat niet alleen binnen organisaties besluit vorm gegeven moet worden, maar ook tussen organisaties (Morison & Brown, 2011). Vaak leiden deze complexe processen er toe dat beloftes en verwachtingen niet worden waargemaakt tijdens de implementatie (Morison & Brown, 2011; Van de Ven et al., 2016). Dit kan veroorzaakt worden door de verschillende agenda’s, belangen en de mate van verantwoordelijkheidsgevoel voor het project (Van de Ven et al., 2016).

2.2.2. Integraal klimaatadaptief beleid in Amsterdam

In dit onderzoek zal de Amsterdamse casus van een waterberging onder de trambaan worden onderzocht. Aangezien waterfiltratie en waterafvoer belangrijke factoren zijn om te bepalen in welke mate een stad bestand is tegen extreme regenbuien, is het nodig dat steden hun beleid blijven ontwikkelen. Voor Amsterdam speelt het waterbeleid een cruciale rol in de regenbestendigheid van de stad (Dai et al., 2018). Hieronder in Figuur 4 heeft Dai et al. (2018) het beleid van drie

Nederlandse steden naast elkaar gezet. Hierin vallen voor Amsterdam de volgende dingen op; Allereerst stelt Amsterdam in 2020 regenbuien van 60mm/uur te kunnen resisteren. In 2050 streeft de stad ernaar volledig regenbestendig te zijn. Dit doet de stad aan de hand van haar

beleidsprogramma Amsterdam: Rainproof, waar ook Waternet bij betrokken is. Bovendien betreft een belangrijk aspect van dit beleid de focus op de inzet van de gemeentelijke instanties en de betrokkenheid van de belanghebbenden en omwonenden. Hiermee zet Amsterdam in op een integraal stedelijk waterbeleid, beheerd op een gedecentraliseerde lokale schaal. Niet alleen de literatuur geeft aan dat een integraal stedelijk waterbeleid wenselijk is voor een succesvolle

implementatie van GUI. Ook zetten de beleidsmakers in Amsterdam hier op in met het beleid om de stad regenbestendiger te maken (Dai et al., 2018).

(12)

11

(13)

12 Volgens Dai et al. (2018) geeft Amsterdam aan een duurzaam en integraal stedelijk

waterbeleid opgesteld te hebben. Dit onderzoek focust er echter niet op of hier daadwerkelijk sprake van is. Omdat in dit onderzoek niet kwantitatief getoetst zal worden of het beleid duurzaam of integraal is, zoals Hellström et al. (2000) stelde, wordt het bredere begrip van stedelijk waterbeleid gehanteerd. Op deze manier is het mogelijk om te toetsen hoe het sociale fenomeen van participatie binnen het beleid rondom de casus van Amsterdam ervaren is en welke aspecten van een integraal beleid naar voren komen bij de aanleg van deze GUI.

2.2.3. Partnerships en gedeelde verantwoordelijkheid

Volgens Van de Ven et al. (2016) is het moeilijk een integraal klimaatadaptief beleid te implementeren op lokale schaal. Dit wordt volgens hen veroorzaakt doordat diverse actoren, bestaande uit stedelijke planners, ingenieurs, experts, lokale belanghebbende en politieke

bestuurders, samen moeten werken in dit proces. Deze verschillende actoren gaan in dit proces een samenwerking (‘partnership’) aan, zoals Montalto et al., (2013) dit noemen. Echter leiden deze samenwerkingen ook tot conflicten. Zo stellen zij dat de grootste problemen tijdens implementatie ontstaan doordat lokale bevolking vaak sceptisch is tegenover de plannen die top-down worden opgelegd door de gemeentelijke instanties. Daarnaast kan transitiebeleid leiden tot weerstand in de buurt, omdat buurtbewoners hun buurt vaak willen behouden zoals deze is. Om dit te voorkomen is het van belang dat verantwoordelijkheden worden afgebakend en buurtbewoners worden betrokken bij de partnership (Brand & Gaffikin 2007; Montalto et al., 2013).

2.3 Buurtparticipatie

Dit onderzoek richt zich binnen een gedecentraliseerde GUI op het sociale criterium participatie. Dit criterium is namelijk nodig voor buurtbewoners om een gevoel van betrokkenheid te ervaren bij de implementatie van de GUI (Marlow et al., 2013). Het is noodzakelijk het concept participatie te definiëren en te operationaliseren. Dit wordt gedaan aan de hand van het concept van het WoP (Davidson, 1989). Onderstaande zal ook terugkeren in het operationaliseringsschema (Tabel 1, p18).

(14)

13

2.3.1. The Wheel of Participation

Zoals toegelicht in sectie 2.1.1 Relevantie van onderzoek op lokale schaal is het van belang dat waterbeleid op lokale schaal getoetst wordt met als doel om effectieve methoden ook op grotere schaal te implementeren. Om deze beleidsmethoden succesvol op deze lokale schaal te kunnen implementeren is het van belang dat de lokale stakeholders worden meegenomen in het

beleidsproces (Cowie & Borrett, 2015; Rall et al., 2019). Dit is noodzakelijk om voldoende steun te vergaren om op een duurzame manier de huidige situatie te veranderen. Hierbij is het volgens Cowie en Borett (2015) van belang dat de vragen met betrekking tot wie er participeert, in welk proces, wanneer en met welk doel, te beantwoorden om het participatieproces te begrijpen.

Om de houding van de buurtbewoners en beleidsmakers met betrekking tot de participatie in het waterbeleid aan de Rooseveltlaan te onderzoeken, worden er twee onderdelen getoetst.

Allereerst wordt er gekeken naar de verdeling van verantwoordelijkheden binnen het integraal stedelijk waterbeleid door beleidsmakers en uitvoerende sleutelfiguren. Dit is noodzakelijk omdat het van belang is te illustreren wie de participatiemogelijkheden dient te faciliteren en wie hier verantwoording voor draagt. Vervolgens wordt er gekeken naar de uitwerking van en ervaringen met ditzelfde fenomeen van participatie door de beleidsmakers, uitvoerende actoren en de

buurtbewoners. Dit gebeurt aan de hand van Figuur 5, the Wheel of Participation (Davidson, 1989). Hierin worden diverse gradaties van het participatieproces beschreven. Met als meest participerende vorm het Empower-kwart. In dit kwart participeren stakeholders niet alleen in het vormgeven van het beleid, maar hier worden zij ook in staat gesteld het beleid (gedeeltelijk) te controleren. Het participate-kwart van het figuur laat zien hoe het proces gedefinieerd wordt wanneer er sprake is van participatie in het beleidsproces. Bij het consultatieproces is weergegeven dat stakeholders worden betrokken door middel van consultatie, maar er geen sprake is van advies inwinnende processen. Bij het minst geëngageerde kwart van participatie binnen dit figuur worden stakeholders enkel geïnformeerd over het beleid. Volgens Davidson (1989) is het wenselijk om belanghebbenden te betrekken bij het beleid binnen het empower kader. Op die manier wordt de grootste

(15)

14

Figuur 5. Wheel of participation (bron: Davidson, 1989)

(16)

15

3. Methodologie

In dit hoofdstuk worden de methodologische keuzes besproken en onderbouwd. Dit hoofdstuk biedt een raamwerk voor de haalbaarheid en repliceerbaarheid van dit onderzoek.

3.1. Kwalitatieve casestudy

Voor dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een embedded single casestudy. Het betreft namelijk een complex proces, om dat te begrijpen is er grondig onderzoek nodig met diepgang. Dit is mogelijk met een casestudy. Gezien de processen van deze casus op verschillende niveaus

plaatsvinden en er meerdere actoren bij betrokken zijn, is er sprake van een embedded single casestudy. Het sociale fenomeen van participatie binnen de verantwoordelijkheden van actoren betrokken bij een integraal beleid in deze casestudy, bestaat uit diverse verticale niveaus (Bryman, 2016, p.390). Die verticale niveaus bestaan uit de verschillende betrokken bestuurlijke lagen die invloed hebben op het proces van participatie en de verantwoordelijkheden vormgeven. Deze bestaan uit de beleidsmakers, de uitvoerende actoren en de buurtbewoners. Daarom is het van belang dat deze niveaus van verschillende onderzoekseenheden onderzocht worden. De relatie tussen participatie en implementatie van beleid op lokale schaal is bekend. Echter is de relatie tussen participatie binnen een raamwerk van een integraal GUI beleid bestaande uit diverse actoren met diverse mate van verantwoordelijkheid nog niet bekend.

3.1.1. Onderzoeksopbouw

Allereerst zal het onderzoek opgebouwd worden uit de bestaande theorieën en concepten GUI en het WoP. Vanuit de literatuur worden deze concepten gededuceerd in een

operationaliseringsschema, weergegeven in Tabel 1 (p.18). Dit schema biedt de structuur voor de semigestructureerde interviews binnen dit onderzoek. De aanvullingen vanuit de analyse van de onderzoeksresultaten verbreden deze theoretische context. Hierdoor is het mogelijk dat er met de resultaten voortgebouwd wordt op bestaande literatuur en kennis. Deze aanvulling vormt het inductieve gedeelte van dit onderzoek.

(17)

16

3.1.2. Casestudy waterberging onder de trambaan op de Rooseveltlaan

De casus van de waterberging onder de trambaan op de Rooseveltlaan is in Amsterdam

geïmplementeerd. Amsterdam is een relevante stad om een representatieve casus van een GUI te bieden op het gebied van het fenomeen participatie binnen waterbeleid. Dit komt omdat Amsterdam een hoog risico heeft op schade door klimaatverandering gerelateerde incidenten (Hoekstra et al., 2018). Bovendien heeft Amsterdam de financiële middelen en de kennis om een vooruitstrevend beleid te kunnen toetsen en implementeren. Een goed werkend waterbeleid in deze stad zou daarom als voorbeeld kunnen dienen voor andere steden waar de grondwaterstand ook onder druk staat door klimaatverandering (Uittenbroek et al., 2013; Willems et al., 2018; Willems et al., 2020b).

Er wordt onderzocht hoe participatie in deze casus is ervaren door beleidsmakers, uitvoerende actoren en bewoners en wie hier verantwoordelijk voor is geweest tijdens de implementatie van dit proces. Aangezien de waterberging een vorm van GUI is, is het volledige implementatie proces relevant. Dit komt omdat GUI vrijwel nooit op zichzelf staande maatregelen zijn, maar altijd gepaard gaan met andere esthetische of stedelijke herinrichting van de openbare ruimte.

3.2. Conceptuele link

In onderstaand figuur 6 wordt het conceptuele model weergegeven. Hierin wordt weergegeven dat het integraal klimaatadaptief waterbeleid aan de hand van het implementeren van GUI gerealiseerd wordt. In dit figuur wordt duidelijk dat de verantwoordelijkheden tussen de verschillende actoren binnen de partnerships en de mate van participatie aan de hand van de positionering binnen het WoP een inzicht geven in het fenomeen participatie.

Figuur 6. Concep-tueel model

Participatie

Partnerships

Integraal

klimaatadaptief

waterbeleid

Implmentatie GUI Beleidsmakers WoP Uitvoerende actoren Buurt-bewoners Verantwoor-delijkheden

(18)

17

3.3. Onderzoeksvragen

In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende hoofdvraag:

“Welke rol heeft participatie gespeeld op het integrale beleid van de GUI van de waterberging onder de trambaan op de Rooseveltlaan?”

Deelvragen waaruit dit onderzoek wordt opgebouwd luiden:

Deelvraag 1

“Op welke manier zijn de verantwoordelijkheden met betrekking tot de participatiemogelijkheden tussen de actoren verdeeld binnen het project?”

Deelvraag 2

“Op welke manier hebben de verschillende betrokken actoren participatiemogelijkheden aangeboden?”

Deelvraag 3

“Op welke manier hebben de betrokken actoren de participatiemogelijkheden ervaren?”

3.4. Operationalisering

In onderstaande tabel 1 is het operationaliseringsschema weergegeven. Deze tabel is opgebouwd uit de twee concepten die in dit onderzoek geanalyseerd worden. Als eerste zal het concept van de GUI worden toegelicht. Daarnaast wordt participatie, als laatste fase van een integraal beleid, in dit geval tijdens de implementatie van de aanleg van de waterberging, onderzocht. Deze concepten worden onderverdeeld in dimensies. Bij GUI wordt er gefocust op de verantwoordelijkheid van actoren met betrekking tot het faciliteren van participatiemogelijkheden of het daadwerkelijk participeren. Deze mogelijkheden worden vervolgens herleid tot de indicatoren volgens Cowie en Borett (2015). Deze indicatoren bestaan uit wie er verantwoordelijk is voor de participatiemogelijkheden, in welke processen deze participatiemogelijkheden (zouden moeten) worden aangeboden, wanneer en met welk doel. Het concept participatie wordt onderverdeeld in welke participatiemogelijkheden er zijn geweest en hoe deze zijn ervaren door zowel beleidsmakers, uitvoerende actoren als

buurtbewoners. De diverse dimensies leiden tot de verschillende deelvragen besproken in sectie 3.3. De operationalisering hiervan wordt in de volgende secties toegelicht (sectie 3.4.1. tot en met 3.4.3).

(19)

18

Concept Dimensie

Indicator

GUI

(Cowie & Borett, 2015)

Verantwoordelijkheid - Wie is er verantwoordelijk voor participatiemogelijkheden bij de implementatie van GUI? - In welk proces van de implementatie van GUI participeren zij/faciliteren zij participatie? - Wanneer tijdens het proces van implementatie van GUI wordt er geparticipeerd? - Met welk doel wordt er geparticipeerd bij de implementatie van GUI?

Participatie

(Davidson, 1989) Welke participatie- mogelijkheden zijn gerealiseerd WoP realisatie:

- Informerend: informatieverstrekking buurtbewoners - Consulterend: mate van raadplegen van buurtbewoners

- Participatie: mate van mogelijkheid tot participatie van buurtbewoners - Empowerment: mate van controle door de buurtbewoners

Ervaring van participatie-mogelijkheden

WoP ervaring:

- Informerend: informatieverstrekking buurtbewoners - Consulterend: mate van raadplegen van buurtbewoners

- Participatie: mate van mogelijkheid tot participatie van buurtbewoners - Empowerment: mate van controle door de buurtbewoners

Tabel 1: Operationaliseringsschema

3.4.1. Operationalisering deelvraag 1

De eerste deelvraag luidt: “Op welke manier zijn de verantwoordelijkheden met betrekking tot de participatiemogelijkheden tussen de actoren verdeeld binnen het project?”. Het doel van deze deelvraag is om te achterhalen welke actoren verantwoordelijk zijn geweest binnen het project en voor welk onderdeel. Dit wordt gedaan door eerst de verschillende actoren, betrokken bij het project, bloot te leggen om vervolgens hun verantwoordelijkheden binnen dit project te

onderzoeken. Vervolgens wordt deze deelvraag verder toegelicht door een analyse uit te voeren aan de hand van alle vragen die Cowie en Borrett (2015) als relevant beschouwen om het concept participatie te kunnen onderzoeken. Dit wil zeggen dat naast het illustreren wie de verschillende actoren zijn, er ook antwoord gegeven moet worden op wie er verantwoordelijk is voor welke participatiemogelijkheden binnen het project, en wie voor het participeren. Daarnaast gaat deze deelvraag ook in op tijdens welke processen dit was, wanneer en met welk doel.

(20)

19

De verschillende actoren die geïnterviewd worden, zijn de organisaties Waternet, AquaBASE, Ingenieursbureau van Amsterdam, Gebiedsmakelaar Rivierenbuurt, boekhandelaar Jimmink en de buurtbewoners. Tijdens deze semigestructureerde interviews wordt ingegaan op wie van welke actor verantwoordelijkheid verwacht en wie volgens hen daadwerkelijk verantwoordelijkheid heeft

genomen tijdens de implementatie van de aanleg van de waterberging. Het project omvat naast GUI, bestaande uit voornamelijk technische maatregelen, ook een herinrichting van de Rooseveltlaan. Het is van belang duidelijk te hebben welke organisatie op welke manier betrokken is geweest. Het zou kunnen dat bepaalde actoren enkel verantwoordelijk zijn voor het technische onderdeel, terwijl anderen zich hier volledig afzijdig van hebben gehouden en focussen op het uiteindelijke straatbeeld.

3.4.2. Operationalisering deelvraag 2

Het doel van de tweede deelvraag; “Op welke manier hebben de verschillende betrokken actoren participatiemogelijkheden aangeboden?” is dat er onderzocht wordt welke

participatiemogelijkheden er gefaciliteerd zijn door de verschillende actoren. Om deze vraag te beantwoorden wordt er niet alleen aan de beleidsmakers gevraagd in welke mate zij deze mogelijkheden hebben aangeboden, maar ook aan de buurtbewoners of deze bij hen terecht zijn gekomen. Deze vraag moet inzicht geven in welke actoren een belangrijke rol hebben gespeeld in het faciliteren van de participatiemogelijkheden en in welke fase van het project dit is gebeurd. Deze vraag wordt beantwoord door bij zowel de beleidsmakers en uitvoerende actoren, als bij de buurtbewoners in te gaan op de daadwerkelijke plaatsgevonden vormen van participatie aan de hand van het WoP van Davidson (1989). Hierin is het belangrijk onderscheid te maken tussen welke fase van het project waar op het WoP wordt geplaatst.

(21)

20

3.4.3. Operationalisering deelvraag 3

De laatste deelvraag; “Op welke manier hebben de betrokken actoren de participatiemogelijkheden ervaren?” gaat verder in op de ervaringen omtrent het participatieproces. Binnen deze vraag is er ruimte voor individuele ervaringen. Echter wordt er voornamelijk gekeken naar terugkerende thema’s onder buurtbewoners en beleidsmakers. Deze thema’s vertellen namelijk op welke manier participatie rondom de implementatie wordt ervaren. Deze ervaringen geven een beeld weer van op welke manier buurtbewoners en beleidsmakers participatie beschouwen, welke aspecten zij

belangrijk vinden en in welke mate participatie als wenselijk wordt ervaren. Om te voorkomen dat deze vraag focust op evaluatiepunten van het project, is het extra belangrijk door te vragen. Op die manier wordt het mogelijk tijdens de semigestructureerde interviews te achterhalen wat

buurtbewoners drijft om wel of niet te participeren. Bovendien wordt dan ook duidelijk wat zij verwachten en wat zij nodig hebben om draagvlak te creëren voor een buurtrenovatie zoals op de Rooseveltlaan het geval is. Ook deze vraag wordt beantwoord aan de hand van Davidson’s WoP (1989). Het is belangrijk om tijdens het analyseren onderscheid te maken of ervaringen met betrekking tot participatie aan de hand van het WoP gelden voor alle beleidsimplementaties op lokale schaal, of dat deze ervaringen enkel gelden in dit specifieke geval. Daarom is het van belang te realiseren over welke fase van het project er gesproken wordt wanneer er ervaringen worden gedeeld tijdens de interviews. Dit onderscheid is belangrijk om te voorkomen dat ervaringen te snel worden gegeneraliseerd in de conclusie.

3.5. Onderzoekseenheid

In dit onderzoek wordt het fenomeen participatie geanalyseerd tijdens de implementatie van een casus van GUI. Voor dit onderzoek geldt de casus van de waterberging onder de trambaan waarbinnen het proces van participatie tussen de buurtbewoners, beleidsmakers en uitvoerende actoren heeft plaatsgevonden als onderzoekseenheid. Die buurtbewoners en andere betrokken stakeholders zoals Waternet, AquaBASE en Stadsdeel Zuid geven dit proces vorm en zijn aspecten van hoe het proces van betrokkenheid tot stand is gekomen.

(22)

21

3.6. Dataverzameling

In deze sectie zal de wijze van dataverzameling besproken worden. Voor de repliceerbaarheid van dit onderzoek is het noodzakelijk uitleg te geven over wie de respondenten zijn (3.6.1. Respondenten), hoe zij worden geworven (3.6.2. Sampling) en hoe het interview vormgegeven is (3.6.3. Vorm van het interview). Deze punten zullen op bovenstaande volgorde aan bod komen.

3.6.1. Respondenten

Er zijn enerzijds buurtbewoners geïnterviewd. Zij hebben er last van gehad dat de bestaande

infrastructurele systemen overhoop zijn gehaald om deze waterberging te implementeren. Dit is een ingrijpend proces geweest voor de leefbaarheid en het buurtgevoel. Het is daarom van belang om te weten in welke mate zij betrokken zijn geweest en wat hun houding is ten opzichte van het

participatieproces tijdens het implementeren van dit waterbeleid. Voor deze interviews wordt er langsgegaan bij de buurtbewoners. Deze manier van werven levert 9 respondenten op waarmee een telefonisch interview wordt afgenomen. Bovendien komt in deze interviews naar voren dat de lokale boekhandelaar Jimmink een belangrijk aanspreekpunt is geweest voor buurtbewoners. Ook heeft de boekhandelaar veel kritiek geuit op de manier waarop het proces is verlopen. Er is zodoende ook een interview met hem afgenomen. Er wordt gekozen om dit interview enkel te gebruiken voor de beeldvorming van de mate van dit protest en niet mee te nemen in de resultaten. Dit komt omdat dit interview wordt geworven door middel van snowball sampling (sectie 3.6.2.), dit leidt in dit geval tot een oververtegenwoordiging van een negatieve blik op het implementatieproces van deze GUI, terwijl andere ondernemers niet worden geïnterviewd en niet gerepresenteerd worden in dit onderzoek. Voor vervolgonderzoek kan het relevant zijn om ook de ondernemers in de buurt van deze implementatieprocessen mee te nemen in het onderzoek. Op die manier is het mogelijk een volledig beeld te verkrijgen van de visie van de ondernemers.

(23)

22

Naast de interviews met de buurtbewoners bieden de interviews met de beleidsmakers en uitvoerende actoren een relevant perspectief op het proces voor dit onderzoek. Deze interviews zijn minder gericht op de persoonlijke ervaringen, maar meer op de intenties en het proces van de uiteindelijke uitvoering. Hierdoor kan een relevante analyse worden uitgevoerd over of de houding van de beleidsmakers in lijn is met hoe de buurtbewoners de participatieprocessen hebben ervaren. Om een volledig beeld te krijgen van het beleidsproces worden alle betrokken instanties benaderd, dit zijn GVB, Amsterdam: Rainproof, Stadsdeel Zuid, AquaBASE en Waternet. Vanuit AquaBASE is een interview afgenomen met de projectleider en kernteamlid. Vanuit Waternet is een interview

afgenomen met de programmamanager van leidingwerken in de Rivierenbuurt. Deze interviews zijn afgenomen via Google Teams. Vanuit stadsdeel Zuid is er in eerste instantie een interview

afgenomen met de gebiedsmakelaar in de Rivierenbuurt voor stadsdeel Zuid. Deze respondent is zelf echter niet bij het project betrokken, dus dit interview heeft zich vooral gericht op de algemene visie van het stadsdeel. Via deze respondent is het wel gelukt om in contact te komen met de juiste persoon van het Ingenieursbureau van Amsterdam, namelijk met de projectleider. Met deze laatste twee respondenten zijn telefonische interviews afgenomen, gezien dit hun voorkeur had. Na correspondentie met Amsterdam: Rainproof is besloten dat een interview met hen minder relevant is, gezien zij zelf niet direct betrokken zijn geweest bij dit project. Van het gemeentelijke bestuur Amsterdam en de GVB is er na meerdere mails naar diverse e-mailadressen geen reactie ontvangen. Gezien de gelimiteerde tijd en de relevante contactpersonen van de andere betrokken organisaties, heeft dit waarschijnlijk minimale invloed op het beantwoorden van de onderzoeksvraag voor dit onderzoek.

De semigestructureerde interviews zijn afgenomen aan de hand van een itemlijst op basis van het operationaliseringsschema, de itemlijst is toegevoegd in sectie 7 (Appendix, p.54). Daarnaast is er ook de ruimte geweest om door te vragen op verschillende items. Bovendien zijn er nog enkele algemene vragen gesteld over de houding en mening van buurtbewoners en beleidsmakers omtrent de waterberging onder de trambaan als GUI in Amsterdam en de mate van participatie tijdens de implementatie van dit project. Als laatste is er, aangezien er doorgevraagd is, ook ruimte geweest om dieper in te gaan op aspecten die niet voorkomen in de itemlijst, maar wel belangrijk blijken te zijn voor de respondenten.

(24)

23

3.6.2. Sampling

Er is door het aanbellen bij bewoners van de Rooseveltlaan gebruik gemaakt van een convenience sample (Bryman, 2016, p.201). Dit houdt in dat er op voorhand geen selectie is gemaakt op bijvoorbeeld leeftijd of geslacht. Dit kan tot gevolg hebben dat de respondenten allemaal dezelfde leeftijd of hetzelfde geslacht hebben. Om dit te voorkomen is er op verschillende dagen en

tijdstippen aangebeld. Op deze manier is het waarschijnlijker dat er meer diversiteit binnen de respondentengroep is bewerkt. Dit komt omdat ouderen of studenten waarschijnlijk vaker overdag thuis zullen zijn dan werkenden. Het is wel relevant rekening te houden met de diversiteit van de uiteindelijke respondentengroep. Wanneer deze groep erg homogeen is, is het mogelijk lastiger om de resultaten van dit onderzoek te generaliseren (Bryman, 2016, p.203). Het is belangrijk dat hier in de conclusie kritisch op gereflecteerd wordt.

Het interview met de boekhandelaar is georganiseerd aan de hand van snowball sampling (Bryman, 2016, p.418). Dit contact is ontstaan nadat meerdere respondenten hem hebben

aangedragen als een relevante actor met veel kennis van de stand van zaken over wat er speelt in de buurt. Omdat dit voor enkel één respondent geldt, heeft dit wel tot gevolg dat de resultaten van dit interview waarschijnlijk niet willekeurig zijn. Het is belangrijk kritisch te blijven op deze manier van werving omdat deze respondent waarschijnlijk neigt naar een uitgesproken mening. Om deze reden is dit interview enkel gebruikt voor de beeldvorming van het protest naar aanleiding van de

implementatie van de GUI en niet meegenomen in de analyse.

Tabel 2. Tabel met de respondenten

RESPONDENT GESLACHT LEEFTIJDS-

CATEGORIE

HUISHOUD- SAMENSTELLING

AANTAL JAREN WOONACHTIG

OP DE ROOSEVELTLAAN

1 Man 35-45 Alleen, co-ouderschap met kind 12 jaar

2 Man 25-35 Partner en kind 4 jaar

3 Man 65+ Partner 40 jaar

4 Vrouw 55-65 Partner 13 jaar

5 Vrouw 65+ Alleen 13 jaar

6 Man 35-45 Partner en 2 kinderen 12 jaar

7 Vrouw 65+ Partner 14 jaar

8 Man 25-35 Partner 2 jaar

(25)

24

3.6.3. Vorm van het interview

Het interview omvat een semigestructureerd interview. Dit houdt in dat het interview gestructureerd is aan de hand van diverse topics, zoals weergegeven in de Appendix (sectie 7.1, p. 54). Echter zijn dit enkel topics die aangeraakt dienen te worden. De diepgang van het interview wordt behaald door middel van door te vragen en in te gaan op de antwoorden van de respondenten. Onderstaande tabel geldt voor de buurtbewoners. Voor de beleidsmakers geldt een andere itemlijst, ook weergegeven in sectie 7.1.

3.7. Analysemethoden

Om antwoorden te kunnen geven op de hoofd-, en deelvragen wordt er gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Er worden bewoners van de Rooseveltlaan en de eigenaar van de lokale boekhandel geïnterviewd over het beleid van de waterberging onder de trambaan in hun straat. De verschillende buurtbewoners leveren een zo volledig mogelijk beeld van alle perspectieven en houdingen tegenover hetzelfde proces. Op die manier kan dit proces zo nauwkeurig en volledig mogelijk begrepen en geanalyseerd worden. Het interview met de lokale boekhandel draagt bij aan het beeld welk gevoel er heerst op straat door de mensen die hierover spreken met elkaar en de boekhandelaar, maar is uitgesloten van de analyse om te voorkomen dat het beeld te veel wordt verstoord. De verwijzingen van de buurtbewoners naar de boekhandelaar worden wel meegenomen in de analyse.

Naast de semigestructureerde interviews met omwonenden worden ook

semigestructureerde interviews afgenomen met verschillende beleidsmakers en uitvoerende actoren van Waternet, Ingenieursbureau van gemeente Amsterdam en AquaBASE. Deze interviews dragen bij aan het inzichtelijk maken van het proces vanuit het perspectief van deze stakeholders. Ze zijn getranscribeerd en bijgevoegd in de Appendix (sectie 7.2). Deze transcripten zijn vervolgens gecodeerd in het programma Atlas.ti. Op basis van de terugkerende thema’s binnen de interviews wordt een coderingsschema opgesteld (weergegeven in sectie 7.3). Als laatste wordt op basis van het gededuceerde literatuuronderzoek naar het WoP en GUI de analyse opgebouwd aan de hand van de deelvragen. Op deze manier worden de resultaten gestructureerd weergegeven.

(26)

25

3.8. Ethische verantwoording

Vanuit ethisch oogpunt is het belangrijk vertrouwelijk met de informatie om te gaan. De gegevens van de buurtbewoners worden daarom geanonimiseerd, er is toestemming gevraagd om de telefoongesprekken op te nemen en deze opnames zijn verwijderd na het transcriberen. Aan de andere respondenten is toestemming gevraagd hun functie te mogen gebruiken. Voor de gebruikte citaten is een additionele toestemming gevraagd aan deze respondenten. Tijdens het verzoek tot een interview is geprobeerd zoveel mogelijk informatie te geven over waar het onderzoek over gaat en wat belangrijke punten zullen zijn die besproken zullen gaan worden. Op die manier hebben mensen de tijd gehad hier over na te denken voorafgaand aan het telefonische interview om een

weloverwogen mening te kunnen geven. Dit is een vorm van informed consent (Bryman, 2016, p.138). Echter zijn de hoofd-, en deelvragen niet genoemd. Het doel is niet zo specifiek genoemd dat men kan spreken van volledige informed consent.

3.8.1. Covid-19

Aangezien dit onderzoek is uitgevoerd ten tijde van de pandemie Covid-19 heeft dit invloed gehad op de werving en interviewafname. De interviews, en de werving hiervan, zijn afgenomen binnen de richtlijnen van het RIVM en het kabinet. Het was tijdens dit onderzoek onvermijdelijk de interviews telefonisch of via Google teams af te nemen, hierdoor gaat een deel van de non-verbale

communicatie van de respondenten verloren. Het is belangrijk dat hier rekening mee gehouden wordt tijdens de analyse.

Bovendien is het belangrijk om in gedachten te houden dat op het moment van het onderzoek de norm, volgens de RIVM richtlijnen, was om thuis te werken. Mensen spendeerden meer tijd in huis door dan voor de pandemie. Dit zorgt ervoor dat mensen meer overlast ervaren van het project, gezien het nog steeds bezig is in zijstraten van de Rooseveltlaan. Hierdoor kan het zijn dat mensen in het interview negatiever zijn geweest dan wanneer zij minder thuis zouden zitten.

(27)

26

4. Resultaten

In deze sectie worden de resultaten systematisch weergegeven aan de hand de deelvragen. Elk van de deelvragen wordt vervolgens gestructureerd door de analyse onder te verdelen in de resultaten van de beleidsmakers en uitvoerende actoren en een analyse van de resultaten van de

buurtbewoners. Deze structuur biedt het raamwerk om de verschillende kanten van de deelvragen te beantwoorden. Aan het eind van de analyse van elke deelvraag zal deze concluderend worden beantwoord. De resultaten van de deelvragen beantwoorden in sectie 5 (Conclusie) de hoofdvraag.

4.1. Analyse deelvraag 1

“Op welke manier zijn de verantwoordelijkheden met betrekking tot de participatiemogelijkheden tussen de actoren verdeeld binnen het project?”

De eerste deelvraag heeft als doel de verantwoordelijkheden van verschillende actoren bloot te leggen. Allereerst wordt het project besproken aan de hand van de resultaten op basis van de interviews met de beleidsmakers en uitvoerende actoren (4.1.1. en 4.1.2.), vervolgens aan de hand van de resultaten van de interviews met de buurtbewoners (4.1.3). Deze vraag wordt geanalyseerd door antwoord te geven op de vragen van Cowie & Borett (2015); Wie participeert, in welk proces, wanneer en met welk doel.

4.1.1. Verdeling van verantwoordelijkheid binnen het project

Het project van de renovatie van de Rooseveltlaan beslaat verschillende onderdelen. In eerste instantie is dit project gestart uit de behoefte van Waternet om de rioleringen te vernieuwen en het gemaal te verplaatsen. Gezien Waternet de verantwoordelijkheid draagt binnen de gemeente voor het functioneren hiervan, is dit project vanuit deze actor ontstaan (Waternet, Persoonlijke

communicatie, 9 november 2020). Ondertussen zocht gemeente Amsterdam met hun project Amsterdam: Rainproof een geschikte locatie om een waterberging onder de trambaan aan te leggen en de functionaliteit van deze technische ontwikkeling te testen. De Rooseveltlaan is naar voren gekomen als een geschikte locatie voor het aanleggen van de waterberging onder de trambaan (AquaBASE, Persoonlijke communicatie, 6 november 2020). Deze technische berekeningen en mogelijkheden zijn gedaan door AquaBASE. Deze GUI is een voorbeeld van een maatregel die zij ontwikkeld hebben.

(28)

27

Gezien deze twee projecten samen een groot effect zouden hebben op de infrastructuren in de buurt is er door middel van samenwerkingen tussen Stadsdeel Zuid, GVB, Waternet en AquaBASE gekeken hoe deze zo efficiënt mogelijk uitgevoerd konden worden. Hierin is het belangrijk om te vermelden dat AquaBASE aan heeft gegeven niet verantwoordelijk te zijn voor het creëren van draagvlak in de buurt, zij leveren enkel de theoretische kennis en berekeningen met betrekking tot de haalbaarheid van het project. Het ingenieursbureau van Amsterdam stelt lange tijd in afwachting geweest te zijn of zij opdracht zouden krijgen vanuit de gemeente Amsterdam om het straatbeeld her in te richten (Ingenieursbureau van Amsterdam, Persoonlijke communicatie, 3 december 2020). Volgens de projectleider van het Ingenieursbureau was dit een financiële kwestie. Waternet is de trekker van het project geweest. De projectleider vanuit Waternet gaf in het interview aan dat hij de samenwerkingen met de GVB, de gemeente Amsterdam, AquaBASE en de aannemers heeft geleid (Waternet, Persoonlijke communicatie, 9 november 2020). Echter gaf hij aan dat op het moment dat de straat weer dicht is gemaakt, zijn project ophield en de gemeente de verantwoordelijkheid voor de verdere invulling van de straat overnam. De projectleider vanuit het ingenieursbureau bevestigde dat Stadsdeel Zuid verantwoordelijk is voor de inrichting van de openbare ruimte (Ingenieursbureau van Amsterdam, Persoonlijke communicatie, 3 december 2020). Het einde van het project was vooral gericht op de esthetische wijzigingen van de openbare ruimte en niet meer op de technologische aanpassingen onder de grond. De projectleider van het ingenieursbureau van Amsterdam omschreef de verdeling van verantwoordelijkheden als volgt:

“Ja, het was dus één project, in het project leggen we de straat open en we hebben één aannemer en die voert het helemaal uit. De inrichting daar ben ik verantwoordelijk voor en de uitvoering daar is Waternet verantwoordelijk voor en voor ondergronds zijn ze

verantwoordelijk, dus de riolering en dergelijke. En de BAM die voert het uit. Ik spreek regelmatig met Waternet, ik zit vaak ook in de keet, of vaak? Af en toe. En dan hebben we vergaderingen en daar stemmen we alles af.” (Respondent ingenieursbureau Amsterdam).

(29)

28

In onderstaand figuur 6 wordt concluderend weergegeven wat de geïnterviewde actoren zelf gezegd hebben over wat hun directe verantwoordelijkheden bedroegen tijdens het project.

Figuur 6. Weergave hoe actoren zelf hun verantwoordelijk-heden

beschouwden tijdens het project

4.1.2. Verantwoordelijke actoren voor participatiemogelijkheden

Uit sectie 4.1.1. blijkt dat Waternet het project heeft geleid. Hierin waren zij verantwoordelijk voor het vervangen van de riolering, verplaatsen van het gemaal, de waterstromen naar dit gemaal toe en de waterberging onder de trambaan. Bovendien was Waternet verantwoordelijk voor de

samenwerkingen binnen de partnerships van dit project. Voor de laatste fase van het project, wanneer de openbare ruimte heringericht werd, is Stadsdeel Zuid verantwoordelijk geweest. Staddeel Zuid was hier echter ingestapt op het moment dat het project al begonnen was onder leiding van Waternet. De projectleider van het Ingenieursbureau van Amsterdam zei hierover dat dit een negatieve invloed heeft gehad op de mogelijkheden die Stadsdeel Zuid had om buurtbewoners op voorhand te betrekken bij de invulling hiervan (Ingenieursbureau van Amsterdam, Persoonlijke communicatie, 3 december 2020). Volgens hem ambiëren zij normaal gesproken een beleid waarin meer ruimte zou zijn voor participatie, maar is dat nu niet gebeurd. AquaBASE daarentegen stelde geen enkele verantwoordelijkheid te nemen en te hebben voor de wijze van implementatie. Enkel voor de technologische kennis en de berekeningen tijdens de ontwerpfase (AquaBASE, Persoonlijke communicatie, 6 november 2020).

AquaBASE

• Technische achtergrond

• Verantwoordelijkheid voor de haalbaarheid

Waternet

• Verantwoordelijkheid ondergronds: functioneren rioleringen

en waterleidingen

• Verantwoordelijkheid samenwerkingen partnerships

Stadsdeel Zuid

• Verantwoordelijkheid bovengronds: inrichting publieke

ruimte

(30)

29

4.1.3. Hoe buurtbewoners de verantwoordelijkheid van beleidsmakers zien

De derde sectie van deze deelvraag onderzoekt hoe buurtbewoners de verdeling van

verantwoordelijkheden zien binnen de partnerships van dit project. Uit de interviews komt naar voren dat veel buurtbewoners de Gemeente als eindverantwoordelijke zien. Velen hiervan

beschouwen het project als ingekochte kennis door Stadsdeel Zuid, waarin het Stadsdeel dus de rol zou moeten vervullen van projectleider. Opvallend is dat de buurtbewoners de gemeente aanwijzen als de verantwoordelijke voor het functioneren van het project tijdens alles fases. Onderstaande quote beschrijft de beschouwing waarin de gemeente verantwoordelijkheid zou moeten dragen voor het project:

“De gemeente is ten alle tijden accountable. Punt. Alles wat er binnen de grenzen van de Amsterdamse stad gebeurt, daar is de gemeente eindverantwoordelijk voor. En op het moment dat ze delegeren aan een Liander of een Waternet of een BAM of wie dan ook, zij is eindverantwoordelijk.” (Respondent 9).

Veel respondenten maken daarnaast wel onderscheid tussen publieke ruimte en particulier bezit. De volgende buurtbewoner illustreerde die verdeling in verantwoordelijkheid op de volgende manier:

“Nouja, de gemeente is. Als de straat blank staat is dat wel de verantwoordelijkheid van de gemeente lijkt mij. Kijk als mijn tuin blank staat omdat die helemaal geasfalteerd is, ja dan heb ik dat zelf gedaan.” (Respondent 1).

Als laatste wordt door bewoners aangekaart dat het moeilijk was verantwoordelijkheden te duiden tijdens het proces. Omdat er sprake is van partnerships waarin respondenten soms niet meer wisten bij wie ze moesten of konden zijn met vragen en problemen. Dit punt is in lijn met wat er in de literatuur geschreven wordt met betrekking tot de moeilijkheid van de verdelingen van

verantwoordelijkheden binnen partnerships (Morison & Brown, 2011; Van de Ven et al., 2016). Een respondent omschreef het als volgt:

“En dat [de elektriciteitskabel geraakt was] geeft niet, als het maar opgelost wordt, maar ze wijzen naar elkaar. En ze laten het probleem bij de buurtbewoner. Ze gaan niet zeggen “oh we gaan wel even voor u kijken wat er gebeurd kan zijn.” Nee het is een ander project, daar doen we niets mee, dus eeh zoek het maar uit.” (Respondent 2).

(31)

30

4.1.4. Verantwoordelijken voor participatieprocessen volgens bewoners

Wat betreft het aanbieden van participatiemogelijkheden stellen sommigen buurtbewoners dat stadsdeel Zuid hier eindverantwoordelijkheid voor zou moeten nemen. Dit kan veroorzaakt worden doordat de respondenten stadsdeel Zuid ook als verantwoordelijke zien voor het gehele project. Het is opvallend dat vrijwel alle respondenten het verschil tussen technische en esthetische aanpassingen benoemen. Dit verschil blijkt ook invloed te hebben op welke vorm van participatie er plaats zou moeten vinden. De wenselijke vorm van participatie wordt gezien als afhankelijk van wat voor een maatregel er geïmplementeerd wordt. Een respondent beschreef dit verschil op de volgende manier:

“Nou de dingen die er dan ook daadwerkelijk voor hun gaan veranderen. Kijk uhm de zaken als er gaat onder de grond iets gebeuren, waar men op de toekomst eigenlijk alleen maar profijt van heeft. Ten behoeve van onderhoud en dat soort dingen, daar hoef ik niet over mee te oordelen. Maar op het moment dat ik betaal voor een parkeervergunning en er vervallen hier uiteindelijk 10 parkeerplaatsen omdat ze iets groens ervoor terug gaan plaatsen. Dat is wel gevolg van dat [transitiebeleid] en daar heb ik geen invloed in, maar dat beïnvloedt wel mijn leven. Hee, het fietsenverhaal. Hoe ze de fietsen hier en dergelijke hebben opgelost, dus het straatbeeld van de fiets is in een keer voor de deur veel moeilijker geworden dan het daarvoor was. En daar zou ik wel een inspraak in willen hebben.” (respondent 2)

Voor de technische maatregelen wordt door meerdere buurtbewoners aangehaald dat zij

vertrouwen op de kennis van de experts en beleidsmakers. Dit vertrouwen heeft invloed op de mate waarin zij participatieprojecten verwachten van deze actoren. De volgende buurtbewoners

reageerden als volgt op de vraag of buurtbewoners inspraak zouden moeten kunnen hebben in technische maatregelen.

“Nee, ja ik denk het niet. Omdat je ook gewoon de overheid moet geloven dat zij dat snappen of dat zij dat beter weten, dus daar moet je ook op kunnen vertrouwen.” (Respondent 6)

“Oei. Ja, nou dat weet ik niet zo. Ik vind eigenlijk dat daar, ik heb daar geen verstand van, en ik denk de meeste mensen niet. Dus ik vind eigenlijk dat de gemeente dat moet doen.”

(32)

31

Echter betekent dat niet dat bij technische aanpassingen buurtbewoners geen enkele vorm van participatie binnen Davidson’s WoP (1989) wensen. Onderstaande buurtbewoner illustreerde het belang van informeren over het project:

“Ja het gaat over verwachtingen managen. En op het moment dat je zegt jongens het is onvermijdelijk, het duurt x aantal jaren, dit is de stip op de horizon en zo zien de stappen eruit, dan hoef je echt niet in detail te treden. Dan weten mensen al waar ze aan toe zijn. En dat scheelt een slok op een borrel. Als je namelijk niet weet, dan ga je het halen, dan is het een kastje muur verhaal. En ik heb uiteindelijk mijn informatie gehaald omdat ik wist waar ik moest zijn.” (Respondent 9)

Naast de verantwoordelijkheid van beleidsmakers om participatiemogelijkheden aan te bieden, zijn er ook buurtbewoners die de verantwoordelijkheid bij de buurt zelf leggen. Onderstaande

buurtbewoner illustreerde de problematiek omtrent de opkomst en het goed terecht komen van ideeën uit de buurt.

“Nou ik zou niet weten waarom [er participatiemogelijkheden moeten worden aangeboden], nee. Nou ik weet, ze hebben ook dat pompstation wat in het beatrixpark stond, dat zou

verplaatst worden hier naar de Rooseveltlaan en dat is op de Kennedylaan terecht gekomen. Er er is wel uhh 4, 5, ik weet niet eens meer, in ieder geval een aantal jaar geleden. Was er een voorlichtingsavond in het stadsdeel over het veranderen van die plannen en ook om dat huisje ergens anders neer te zetten. En uhhh, nou er stond ik denk het hele stadsdeel, mensen die daar werkten waren er. En ik geloof dat er uit de buurt misschien vier mensen kwamen kijken wat nou die plannen waren.” (Respondent 7)

(33)

32

4.1.5. Conclusie deelvraag 1

“Op welke manier zijn de verantwoordelijkheden met betrekking tot de participatiemogelijkheden tussen de actoren verdeeld binnen het project?”

De uitkomst van de resultaten van de eerste deelvraag kan op de volgende manier worden geconcludeerd. Waternet is verantwoordelijk geweest voor het project en de partnerships hierbinnen. Onderdeel van die partnerships is de participatie. Waternet heeft dus de

verantwoordelijkheid gehad om participatiemogelijkheden aan te bieden. Volgens Cowie en Borrett (2015) betekent dit dat Waternet verantwoordelijk is geweest voor het hele project en daarmee ook tijdens het gehele project verantwoording heeft gedragen voor de participatiemogelijkheden voor de buurt. Het doel van Waternet was om de Rivierenbuurt regenbestendiger te maken. Participatie waar zij verantwoordelijkheid voor dragen zou volgens Cowie en Borrett (2015) gericht zijn op het doel om de partnerships te ondersteunen en het doel, om de Rivierenbuurt regenbestendiger te maken, nastreven. Naast de partnerships binnen het project is Waternet eindverantwoordelijk voor wat er onder de grond is gebeurd. De inrichting van de publieke ruimte is de verantwoordelijkheid van Stadsdeel Zuid. Hoewel zij niet verantwoordelijk zijn voor participatiemogelijkheden met

betrekking tot het project, zijn zij dat wel voor de uitkomst van de inrichting van de openbare ruimte in de buurt. Gezien de uitkomst op lokale schaal in de literatuur (sectie 2.3. Buurtparticipatie p.12) vaak afhangt van de mate waarin buurtbewoners konden participeren, is het dus in het directe belang van Stadsdeel Zuid om deze herinrichting in dialoog met de buurtbewoners vorm te geven. Dit is voor Stadsdeel Zuid het doel van participatie binnen het project. AquaBASE heeft geen verantwoordelijkheden gehad met betrekking tot participatiemogelijkheden. Zij zijn enkel verantwoordelijk geweest voor de technische haalbaarheid van het project op deze locatie.

Opvallend is dat geen van de buurtbewoners de verantwoordelijkheid voor

participatiemogelijkheden tijdens het gehele project bij Stadsdeel Zuid legt in plaats van bij Waternet, dat daadwerkelijk verantwoordelijk was. Veel buurtbewoners stellen dat de gemeente eindverantwoordelijk is voor de generieke en publieke voorzieningen. Waarschijnlijk om die reden beschouwen veel respondenten Stadsdeel Zuid verantwoordelijk om die publieke voorzieningen in te richten in dialoog met bewoners. Verschillende beleidsimplementaties vragen ook een andere vorm van participatie. Echter stellen vrijwel alle respondenten dat de gemeente verantwoordelijk is voor het duidelijk en correct informeren, bij welke implementatie dan ook. Deze onduidelijkheid met betrekking tot de verantwoordelijkheden binnen partnerships is in lijn met wat Van de Ven et al. (2016) aankaarten (Sectie 2.2.3. p.12).

(34)

33

4.2. Analyse deelvraag 2

“Op welke manier hebben de verschillende betrokken actoren participatiemogelijkheden aangeboden?”

De tweede deelvraag wordt beantwoord door te analyseren welke participatie mogelijkheden beleidsmakers en uitvoerende actoren (sectie 4.2.1.) hebben gezegd aangeboden te hebben en welke participatiemogelijkheden (sectie 4.2.2.) bij buurtbewoners voorbij zijn gekomen. Deze deelvraag dient niet als controle op welke participatiemogelijkheden er daadwerkelijk plaats hebben gevonden, enkel wat respondenten hebben verteld tijdens de interviews. Dit komt omdat dit

onderzoek zich richt op de ervaringen van beide kanten.

4.2.1. Aangeboden participatiemogelijkheden volgens de beleidsmakers

De participatiemogelijkheden die zijn aangeboden door de beleidsmakers en uitvoerende actoren zullen hieronder systematisch worden toegelicht. Allereerst zal besproken worden wat de

projectleider van Waternet heeft aangeboden, wanneer en met welk doel (Cowie & Borrett, 2015), vervolgens zal toegelicht worden wat Stadsdeel Zuid heeft gefaciliteerd. Omdat AquaBASE niet betrokken is geweest bij participatiemogelijkheden op lokale schaal, zullen zij in deze sectie buiten beschouwing worden gelaten.

Waternet stelt twee algemene inspraakavonden gehouden te hebben en drie voor de locatie van het gemaal. Van deze laatste drie betrof de eerste inspraakavond het gemaal op de

Rooseveltlaan, echter toen bleek dat dit gemaal verplaatst zou worden naar de President Kennedylaan vanwege het stedelijke bestemmingsplan van Berlage zijn de andere twee

inspraakavonden op de nieuwe locatie gevoerd (Waternet, Persoonlijke communicatie, 9 november 2020). Tijdens deze inspraakavonden was het belangrijkste doel informeren en het beantwoorden van vragen. Ook zijn buurtbewoners gevraagd of ze mee willen denken over de invulling van de publieke ruimte van diverse locaties in zijstraten van de Rooseveltlaan met als doel om de waterbergende capaciteit te vergroten. Voor de Rooseveltlaan zelf zijn deze verdere

verdiepingssessies niet georganiseerd omdat het bestemmingsplan voor deze straat, waaronder het beplantingsplan, door Berlage is ontworpen en hierdoor de ruimte om de openbare ruimte te veranderen beperkt is. In het interview met de projectleider van Waternet werd het volgende gezegd:

(35)

34

“... maar op zich als wij kleine dingen doen hé, van een bandje drukken, en dat soort, dat kunnen we eigenlijk zonder dat we de bewoners er direct bij betrekken. Dat is goed te doen. Maar waar wij ook echt wijzigingen in de openbare ruimte hebben aangebracht, daar moet je ook de bewoners bij betrokken hebben.” (Respondent Waternet).

Naast deze inspraakvonden gaf de projectleider vanuit Waternet aan wel nagedacht te hebben over andere mogelijkheden om buurtbewoners te laten participeren. Dit wordt het best geïllustreerd aan de hand van volgende reactie op de vraag waarom er geen klankbordgroepen zijn georganiseerd:

“…en hebben we alles met vrij korte tijd ertussen in het project zien te verwerken. En dus we hebben heel erg, we hebben er een beetje achter aan gelopen moet ik eerlijk bekennen. Je wordt ingehaald door de ontwikkelingen. En ja dan is er weinig tijd om dingen op te zetten als klankbordgroepen en dat soort. Ik denk dat dat naar de toekomst toe veel meer zou kunnen en moeten kunnen. Maar we hebben aan de hand van dit project instrumenten kunnen ontwikkelen waarin we ook veel meer op dat gebied kunnen doen. Want we kunnen mensen, als ze een plan of een idee hebben, dat we kunnen zeggen nou dat werkt wel en dat werkt niet. “ (Respondent Waternet).

Bovenstaande citaat geeft aan dat er vanuit Waternet wel actief over nagedacht is op welke manier zij participatie zouden moeten faciliteren. Dit valt in Davidson’s (1989) categorie van informeren en consulteren in het WoP. Bovendien is Waternet bezig met het ontwikkelen van mogelijkheden om gerichter naar plannen van buurtbewoners te kijken. Echter suggereert de respondent hier niet mee dat buurtbewoners ook de uiteindelijke beslissing zouden moeten nemen. Wel zetten zij in op dat zij ideeën van buurtbewoners beter mee kunnen nemen in de toekomst om effectiever de haalbaarheid wat regenbestendigheid betreft, te toetsen.

Ook de respondent van het ingenieursbureau van Amsterdam gaf aan dat mensen

meenemen binnen de categorie empower op het WoP van Davidson (1989) niet altijd het beste is voor de buurt. Hiervoor werd de volgende reden gegeven:

“Zeiden we [over of buurtbewoners zouden moeten stemmen op mogelijke buurtplannen] van nee dat moeten we niet doen, want dan heb je een hele grote groep die niet mag

stemmen, maar die wel gebruikers [van de openbare ruimte] zijn, kinderen bijvoorbeeld. Dus dat is eigenlijk de taak van de ontwerpers. Om ervoor te zorgen dat alle groepen, alle

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat sociale media het recht- streekse sociaal contact onder jongeren doen afnemen, blijkt overigens niet te kloppen.. „On- derzoek wijst erop dat online ge- sprekken

Terwijl je kijkt naar het beeld van Jezus in de kribbe, komt er beweging in zijn kleine lichaam.. Eerst bewegen zijn armpjes, dan zijn beentjes en dan

Je wordt dus niet zozeer gevormd door je eigen keuzen maar meer door de mogelijkheden van je omgeving.. Maar er is dus blijkbaar een overgangspunt tussen het dorp en de stad

Het is belangrijk dat elke leerling een eerlijke kans heeft om goed voorbereid de toets te kunnen maken, zodat de prestatie op een toets niet afhangt van andere aspecten dan

[r]

Daarover hoeft Jansen niet lang na te denken: “Heel belangrijk is hoe we nu daadwerkelijk met de middelen die we hebben – niet alleen bij SURF, maar ook bij de instellingen en

We hebben bewust gekozen voor een klein aantal lange interviews, waarin de problematiek kon worden uitgediept, er ruimte was voor nuance en de respondenten hun

De vader van de beide zonen heeft het goede met hen voor, maar: de jongste zoon gaat zijn eigen weg en zijn vader kan of wil hem niet daarvoor behoeden.. Hij laat